Organisatie | Midden-Delfland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Aansluitverordening riolering Midden-Delfland 2021 |
Citeertitel | Aansluitverordening riolering Midden-Delfland 2021 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | Standaard aanvraagformulier aansluitvergunning |
Deze regeling vervangt de Verordening afvalwaterverwerking 2005.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
22-10-2021 | nieuwe regeling | 28-09-2021 |
De raad van de gemeente Midden-Delfland.
Gelezen het voorstel van het college van 5 juli 2021, nr.2021-06259
Gelet op artikel 147 en 149 van de Gemeentewet.
Gelet op artikel 10.32a van de Wet milieubeheer.
Vast te stellen de Aansluitverordening riolering Midden-Delfland 2021.
In deze verordening wordt verstaan onder:
(perceel)aansluitleiding: buisleidingenstelsel onder druk of vrijverval, eventueel met pompen, buffers, appendages en andere bijzondere voorzieningen voor de afvoer van water, gelegen tussen de locatie waar afvalwater vrijkomt en het aansluitpunt. Bij gescheiden systemen bestaat de “(perceel)aansluitleiding” uit een buis voor vuilwater en een buis voor hemelwater.
aansluitpunt: locatie waarop de perceelaansluitleiding wordt aangesloten op het gemeentelijk riool. Dit punt geeft tevens het juridisch overdrachtpunt ter zake van het (aansprakelijkheids)risico en beheer aan. Bij gescheiden systemen bestaat het ‘aansluitpunt’ uit een aansluiting van de hemelwaterafvoer en een aansluiting van de vuilwater afvoer (gezamenlijk: ‘aansluitpunt’). Voor de gemeentelijke riolering geldt:
bij overige voorzieningen voor het doelmatig verzamelen en verwerken van afvalwater in eigendom van de gemeente, zoals systemen voor de individuele behandeling van afvalwater (IBA): het punt waar de perceelaansluitleiding wordt aangesloten op deze voorziening (zie voor grafische weergave bijlage 1c).
gemeentelijke riolering/gemeentelijk riool/gemeentelijk verzamelriool/gemeentelijk stelsel: een buizenstelsel, bij de gemeente in eigendom en beheer voor inzameling en transport van afvalwater, hemelwater, grondwater (waaronder drainagewater en bronneringswater), met inbegrip van de daartoe behorende rioolgemalen, IBA’s persleidingen en werken en installaties van overeenkomstige aard, met uitzondering van de perceelaansluitleidingen gelegen op particulier terrein.
openbaar zuiveringstechnisch werk: een werk voor het zuiveren van stedelijk afvalwater, in exploitatie bij een waterschap of gemeente, dan wel een rechtspersoon die door het bestuur van een waterschap met de zuivering van stedelijk afvalwater is belast, met inbegrip van het bij dat werk behorende werk voor het transport van stedelijk afvalwater.
Artikel 2. Classificatie van afvalwater
ander afvalwater dan bedoeld bij cluster 1, 2 en 3, mits degene die voornemens is te lozen, voordat met het lozen wordt aangevangen, ten genoegen van het Wm-bevoegd gezag aantoont dat het afvalwater geen restanten van gewasbeschermingsmiddelen of andere verontreinigende stoffen die nadelige gevolgen kunnen hebben voor de kwaliteit van een oppervlaktewaterlichaam en voor de doelmatige werking van de openbare zuiveringstechnische werken, bevat.
voor de afvoer van afvalwater vanuit glastuinbouwbedrijven, indien er is voorzien in een buffertank met een inhoud voldoende om het afvalwater van een etmaal te bergen en een systeem voor gestuurd lozen zoals voorgeschreven door de gemeente én indien voldaan wordt aan de specifieke voorwaarden per type afvalwater in Artikel 4 ‘lozingsvoorwaarden en technische eisen’.
Artikel 4. Lozingsvoorwaarden en technische eisen
Aansluiten van cluster 1 afvalwater dient via gescheiden buizen voor hemelwater en vuilwater aangeleverd te worden op 0,5 m binnen de erfgrens. De leiding wordt voorzien van een zogenaamd ontstoppingsstuk. Daarbij geldt voor de aansluitleidingen: dwa rond 125 mm in pvc kleur bruin en rwa rond 125 mm in pvc kleur grijs met buisopschrift respectievelijk ‘dwa’ of ‘vuilwater’ en ‘hemelwater’ of ‘regenwater’.
Lozingsvoorwaarden en technische eisen worden gesteld aan de aansluiting van afvalwater door middel van een IBA op het gemeentelijke stelsel:
Aansluiten van cluster 1 afvalwater dient plaats te vinden middels een IBA die voldoet aan de BRL K10004 (KIWA 2000).
Lozingsvoorwaarden en technische eisen worden gesteld aan de aansluiting van afvalwater door middel van een pompsysteem op het gemeentelijke stelsel:
Aansluiten van cluster 2 afvalwater (eventueel in combinatie met cluster 1 afvalwater) dient plaats te vinden conform lid 1a met toevoeging van een (rioolwater)buffer wanneer de hoeveelheid cluster 2 water op enig moment meer dan 0,50 m3/uur/ha bedraagt, waarbij de grootte in verhouding staat met het vrijkomend cluster 2 afvalwater ter beoordeling van gemeente. De (rioolwater)buffer dient een voorziening (telemetrie-unit met pomp) te hebben om geprioriteerd te kunnen lozen. Indien overschrijding van 0,50 m3/uur/ha op enig moment nooit aan de hand is, mag afvalwater uit cluster 2 direct op de pompput worden geloosd.
Aansluiten cluster 3 afvalwater (eventueel in combinatie met cluster 1 en/of 2 afvalwater) dient plaats te vinden conform lid 1a met toevoeging van een (rioolwater)buffer. Afvalwater uit Cluster 3 mag niet direct op een pompput worden geloosd en moet in een (rioolwater)buffer worden opgevangen van maximaal 50 m3/ha en een voorziening (telemetrie-unit met pomp) hebben om geprioriteerd te kunnen lozen. Slechts drainagewater dat door bedrijfsactiviteiten is verontreinigd mag op het riool worden aangesloten waarbij op grond van het Activiteitenbesluit wordt bepaald of hergebruik technisch haalbaar en doelmatig is.
De pompinstallatie of de klep in de (rioolwater)buffer moet worden aangesloten op het telemetriesysteem van de gemeente, waarbij de gemeente de lozingen vanuit een (rioolwater)buffer kan besturen. Wanneer een (rioolwater)buffersilo voorzien is van een door de gemeente bestuurd telemetriesysteem, mag de buffer voorzien zijn van een (calamiteiten)overstort naar het oppervlaktewater.
Artikel 5. De aanvraag van de vergunning
Bij de aanvraag zijnde een aanvraag voor de afvoer van bedrijfsafvalwater worden, naast de hierboven onder 2 gevraagde gegevens, ook de volgende gegevens door de rechthebbende vermeldde hoeveelheid van de af te voeren bedrijfsafvalwater in m3 per uur, waarbij dient te worden aangegeven of niet verontreinigd water, zoals regen of koelwater, en/of verontreinigd water, zoals huishoudelijk of industrieel afvalwater, zal worden afgevoerd.
Artikel 6. Het weigeren van de vergunning
De aansluitvergunning kan geweigerd worden indien, naar het oordeel van het college, de aansluiting of wijziging van een perceelaansluitleiding op het gemeentelijk riool vanwege juridische, hydraulische, milieutechnische of economische redenen bezwaarlijk is. Bij voornemen van het college tot weigeren treedt het college in overleg met de indiener. Hierbij geeft het college aan, aan welke voorwaarden en eisen moet worden voldaan om alsnog voor verlening van de vergunning in aanmerking te komen. Indien indiener niet binnen twee weken gebruik maakt van deze mogelijkheid, of – indien indiener hiervan wel gebruik maakt, maar de weigeringsgrond ook na aanpassing, naar het oordeel van het college niet is weggenomen – weigert het college de aanvraag. De legeskosten worden dan in rekening gebracht.
Als er geen mogelijkheid is om tot een oplossing te komen om te gaan voldoen aan de gestelde voorwaarden en eisen, kan de rechthebbende binnen de bedoelde twee weken, de vergunningaanvraag formeel met een brief aan het college, intrekken. In dat geval zullen geen legeskosten in rekening worden gebracht.
Artikel 7 Aanhouden aanvraag om een aansluitvergunning
Het college van burgemeester en wethouders houden een beslissing op een aanvraag om een aansluitvergunning aan, indien er geen reden is om de vergunning te weigeren, maar voor het aan te sluiten perceel nog een aanvraag om een omgevingsvergunning of een aanvraag op grond van de Wet milieubeheer moet worden ingediend, of, als die wel zijn ingediend, er nog niet op die aanvragen is beslist.
Artikel 8. Uitvoering aanleg of wijziging van een aansluiting
Behoudens bezwaren, zal het bevoegd gezag zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes weken na verlening van de vergunning, een termijn vaststellen voor uitvoering van de aansluiting. Bij vaststelling van het tijdstip van uitvoering/ realisatie wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met het door de rechthebbende gewenste tijdstip.
Artikel 9. Kosten van de aansluiting
Naast de in de legesverordening vastgelegde legeskosten voor het behandelen van de vergunningaanvraag, komen ook de volledige kosten voor de aanleg van de perceelaansluitleiding, de uitleggers, de eventuele pompput en schakelkast en de aansluiting van de blokriolering, alsmede graafwerken, verhardingswerken en coördinatie van de werkzaamheden, voor rekening van de aanvrager.
De kosten van aansluiting van per 1 januari 1985 bestaande opstallen zijn niet voor rekening van de aanvrager, als deze schriftelijke overeenstemming met de gemeente heeft bereikt over aanleg door de gemeente, in het kader van het “aansluitplan buitengebied Midden-Delfland”, welke op 1 december 2004 door de gemeenteraad is vastgesteld. In dat geval zijn alleen de kosten van de perceelaansluitleiding, voor rekening van de aanvrager (voor bedrijven: inclusief benodigde bergingsvoorziening). Ook zullen geen legeskosten in rekening worden gebracht.
Artikel 10. Wijziging van de perceelaansluitleiding
Wijziging van de perceelaansluitleiding, inclusief de eerste aansluiting van de perceelaansluitleiding op (de uitlegger van) het gemeentelijk riool, vindt niet plaats, anders dan onder toezicht van de gemeente. De werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd door een door de gemeente gemachtigde aannemer.
Indien bij of na het verrichten van de in lid 2 bedoelde werkzaamheden door de gemeente, blijkt dat de kosten van deze werkzaamheden op grond van artikel 11 voor rekening van de rechthebbende of de gebruiker behoren te blijven, worden de door de gemeente gemaakte kosten aan de rechthebbende alsnog in rekening gebracht.
Artikel 13. Beëindiging, verval, intrekken en rechtsopvolging
Indien de rechthebbende bij onderhouds- en sloopwerkzaamheden niet voldoet aan de in het derde lid omschreven zorgplicht, heeft de gemeente de bevoegdheid om de aansluiting op het gemeentelijk riool (tijdelijk of definitief) af te sluiten en de hieraan verbonden kosten en de kosten voor reiniging te verhalen op de rechthebbende. Daartoe behoren ook de kosten voor het weer in gebruik stellen.
Artikel 14. Verwijderen aansluiting
Indien het gebruik van een rioolaansluiting, definitief wordt beëindigd, dan wel, wanneer de vergunning is ingetrokken, kan deze door de gemeente en op kosten van de voormalig rechthebbende verwijderd worden binnen 60 dagen na het vervallen of intrekken van de vergunning als bedoeld in 13.2 of 13.5.
Op aansluitingen die op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening reeds tot stand zijn gebracht, zijn de bepalingen van afdelingen II en III van deze verordening slechts van toepassing op wijziging van de bestaande aansluiting. De overige afdelingen gelden op deze bestaande aansluitingen onverkort.
Bijlage 1 Grafische weergave begrenzingen
1a Aansluitpunt bij aansluiting op vrijverval riolering
1b Aansluitpunt bij aansluiting op drukriolering
Toelichting op de aansluitverordening riolering gemeente Midden-Delfland 2021
Inzameling en transport van afvalwater is een taak van de gemeente. Voor het uitvoeren van deze taak heeft de gemeente rioolstelsels aangelegd en zorgt de gemeente voor het onderhoud (het zogenaamde “beheer”) van deze stelsels. De aansluitverordening regelt de verhouding tussen particulieren en de gemeente betreffende de aansluiting op het gemeentelijk rioolstelsel. In een aansluitverordening worden voorwaarden gesteld aan de wijze waarop de aansluiting op het gemeentelijk riool wordt verkregen. Daarnaast wordt ook geregeld wie verantwoordelijk is voor het beheer van de perceelaansluitleiding. Dit strekt tot voordeel van alle betrokkenen, omdat er zo geen onduidelijkheid bestaat over de verwachtingen die de particulier en de gemeente van elkaar mogen hebben.
Het hoofddoel van deze aansluitverordening is het eenduidig vastleggen van de beheerverantwoordelijkheid van het gemeentelijk riool ten opzichte van de perceelaansluitleiding. Het gemeentelijk riool is in eigendom en beheer bij de gemeente. De perceelaansluitleiding is in eigendom en beheer van de particulier (de rechthebbende). Door het eenduidig vastleggen van het onderscheid van een particulier en een openbaar/gemeentelijk deel wordt de verdeling van de verantwoordelijkheid voor beheer en onderhoud duidelijk. Deze aansluitverordening brengt dus geen wijziging tot stand van het huidige beleid. De particulier blijft dus verantwoordelijk voor de perceelaansluitleiding en de gemeente blijft verantwoordelijk voor het gemeentelijk riool.
Ook heeft deze aansluitverordening tot doel het reguleren van aansluitingen op het gemeentelijk riool en het voorkomen van verstoppingen en ander disfunctioneren. Het is belangrijk dat de gehele riolering goed blijft functioneren om het afvalwater af te kunnen voeren. Ook is het belangrijk dat de openbare zuivering goed blijft functioneren. Het gemeentelijk riool bestaat uit verschillende buizen voor de afvoer van gemengd afvalwater, vuilwater en hemelwater. Welke leidingen ter plaatse aanwezig zijn, verschilt van straat tot straat. Om te kunnen beoordelen of de juiste afvalwatersoort op de juiste leiding van het gemeentelijk riool wordt aangesloten, is het verplicht te beschikken over een schriftelijke goedkeuring van de gemeente. Overigens, in vrijwel alle legale bestaande gevallen was reeds sprake van een schriftelijke goedkeuring van de gemeente. Vaak was deze verkregen door de bouwer van uw woning of bedrijf. Dus ook in dit opzicht verandert de aansluitverordening niets aan de huidige situatie.
Uitgangspunt van deze verordening is dat voor een nieuwe aansluiting op het gemeentelijk riool of een wijziging van de bestaande aansluiting, een aansluitvergunning van de gemeente is vereist. De aansluitvergunning is een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht. De aanvraag wordt op technische, juridische, milieutechnische en economische aspecten beoordeeld. De aanvrager krijgt schriftelijk bericht over de beslissing op de aanvraag. Een weigering wordt met redenen omkleed, waarbij nadere eisen worden aangegeven waaraan moet worden voldaan om voor een aansluitvergunning in aanmerking te komen.
In artikel 1 worden de begripsbepalingen aangegeven. De begrippenlijst is uitgebreid om te voorkomen dat onnodige discussie kan ontstaan over de betekenis van bepaalde begrippen. Voor de uitleg van de bepalingen in de aansluitverordening gelden de begrippen van artikel 1. De begrippen zijn alfabetisch gerangschikt.
Deze leiding betreft de zogenaamde particuliere rioolperceelaansluitleiding. In het Bouwbesluit 2012 wordt onder andere bepaald dat zowel een te bouwen bouwwerk als een bestaand bouwwerk een zodanige voorziening voor de afvoer van afvalwater en fecaliën heeft dat een voor de gezondheid nadelige situatie wordt voorkomen. De perceelaansluitleiding is dus de leiding tussen een dergelijke voorziening en het aansluitpunt. Als in deze leiding speciale voorzieningen zijn aangebracht zoals bijvoorbeeld een toegang om de leiding te ontstoppen, afsluiters, tanks en andere voorzieningen, dan maken deze allemaal onderdeel uit de perceelaansluitleiding.
Meestal is er één perceelaansluitleiding per woning aanwezig. Vaak ligt een deel van de perceelaansluitleiding in openbaar gebied. Indien er sprake is van een blokaansluiting van meerdere woningen met één gezamenlijke perceelaansluitleiding op het gemeentelijk riool, dan wordt de gezamenlijke perceelaansluitleiding gelijkgesteld aan een perceelaansluitleiding en deze valt dan onder de beheerverantwoordelijkheid van de particulier(en).
Omdat het aansluitpunt de scheidingslijn vormt tussen de beheerverantwoordelijkheid van de gemeente en de beheerverantwoordelijkheid van de rechthebbende, is het belangrijk dat een duidelijke definitie wordt gegeven van het aansluitpunt die ook goed past bij de situatie in de gemeente. In de gemeente liggen verschillende typen rioolstelsels. In b. worden daarom meerdere varianten van een aansluitpunt aangeduid, namelijk één voor de aansluitingen op de gemeentelijke vrijverval stelsels, één voor de aansluitingen op de gemeentelijke drukriolering en één voor de aansluitingen op een IBA. Bij elke variant is een tekening in de bijlage opgenomen met een grafische weergave van het aansluitpunt.
De begripsomschrijving van c. d. en m. is afgeleid van de Wet milieubeheer.
Een openbaar zuiveringstechnisch werk wordt ook de rioolafvalwaterzuivering genoemd: rioolzuivering of AWZI. Deze zuivering is in beheer bij een overheid in de meeste gevallen het Waterschap. Midden-Delfland voert afvalwater af naar twee openbare zuiveringen te weten: de AWZI “De Groote Lucht in Vlaardingen” en de AWZI Harnaschpolder in Den Hoorn. In de toekomst komt hier mogelijk de AWZI “Nieuwe Waterweg” in Hoek van Holland bij voor de zuivering dan afvalwater uit de glastuinbouw.
Daarentegen is r. een private zuiveringstechnisch werk, ook wel private of coöperatieve zuivering genoemd, een zuivering voor afvalwater die in beheer is van een private rechtspersoon zoals een particulier, een bedrijf, een coöperatie, een vennootschap of een vereniging. In Midden-Delfland hebben deze private zuiveringen vaak ten doel om gewasbeschermingsmiddelen uit het afvalwater te zuiveren. Maar ze komen ook voor bij specifieke bedrijven en instellingen, zoals ziekenhuizen. Kenmerkend voor de private zuiveringstechnische werken is dat ze moeten voldoen aan het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Barim; ook wel “Activiteitenbesluit” genoemd). De private zuiveringen zijn geen onderdeel van de gemeentelijke riolering en vallen onder de beheerverantwoordelijkheid van de rechtspersoon in kwestie.
De rechthebbende is de (rechts)persoon die bevoegd is een (te wijzigen) aansluiting op het gemeentelijk riool aan te vragen. Als rechthebbende wordt niet alleen aangemerkt de gebouw- en grondeigenaar, maar ook bijvoorbeeld de zakelijke gerechtigde van een aan te sluiten perceel. Ook de rechtsopvolger van deze eigenaar of zakelijk gerechtigde wordt aangemerkt als rechthebbende.
Overige onderdelen: Geen toelichting.
Artikel 2. Classificatie van afvalwater
Een beschrijving van cluster 1, 2 en 3 afvalwater en een restcategorie is nodig omdat er voor iedere categorie andere aansluitvoorwaarden gelden. Deze aansluitvoorwaarden worden vervolgens in artikel 4 van de verordening omschreven.
Voor stoom- en condenswater geldt dat áls het opgevangen wordt, het afgevoerd wordt als cluster 3 water. Het is niet nodig om stoom- en condenswater dat op de vloer druppelt alsnog op te gaan vangen.
Spuiwater van een stoomketel dient altijd als cluster 3 water te worden afgevoerd.
Water dat vrijkomt vanwege het vullen van de ionenwisselaar van nieuwe verwarmingssystemen wordt altijd afgevoerd als cluster 3 water.
In artikel 3 lid 1 wordt bepaald dat aansluiting van een perceelaansluitleiding op het gemeentelijk riool of wijziging van een dergelijke aansluiting, niet toegestaan is, zonder aansluitvergunning van de gemeente. In lid 2 wordt aangegeven in welke gevallen de gemeente goedkeuring kan geven. In lid 3 is aangegeven dat deze goedkeuring nodig is voor alle aansluitingen op de riolering, ook als er meerdere aansluitingen op één perceel gelegen zijn. Voor iedere aparte leiding geldt dan, onafhankelijk van elkaar, dezelfde procedure. Als de vergunning hiervoor tegelijk wordt aangevraagd met een formulier, geldt wel dat slechts eenmaal de legeskosten in rekening wordt gebracht voor het behandelen van de vergunningaanvraag. Voor iedere aansluiting afzonderlijk worden echter de werkelijke uitvoeringskosten in rekening gebracht voor het aansluiten, als bedoel in artikel 9, eerste lid, van deze verordening.
Op grond van lid 4 kan de gemeente nadere voorwaarden stellen aan de goedkeuring. De extra eisen moeten wel de doelen dienen die genoemd worden onder lid 4a tot en met 4c. Hierbij kan gedacht worden aan het verlenen van een tijdelijke aansluitvergunning voor het lozen van bronneringswater of drainagewater op het gemeentelijk riool als dat water echt niet anders afgevoerd kan worden. Ook kan geëist worden dat het af te voeren water bepaalde stoffen niet mag bevatten en/of een bemonsterings- en analyseplicht. Of kan geëist worden dat een vet- of olie afscheider wordt aangebracht bij bepaalde horeca- of garagebedrijven.
Artikel 4. Lozingsvoorwaarden en technische eisen
In Artikel 4.1 worden bepaald aan welke voorwaarden en technische eisen aan de aansluiting op de gemeentelijke vrijverval riolering moet voldoen. Daarbij dient een ontstoppingsstuk aangebracht te worden en wordt leidingwerk uitgevoerd in eenduidig voorgeschreven kleuren en opschriften. Dat dient ervoor om goed te kunnen onderscheiden wat het vuilwaterriool is en wat het regenwaterriool is. Daarmee worden foutieve aansluitingen op het riool voorkomen.
Voor hemelwater geldt in artikel 4.1.c dat dit zoveel mogelijk op het eigen erf wordt verwerkt, tenzij dit leidt tot problemen voor de bodem of de percelen van buren of het anderszins afvoeren of verwerken ondoelmatig is. De gemeente hanteert bij de beoordeling de trist: Vasthouden, bergen of (vertraagd) afvoeren. Waar mogelijk moet het hemelwater van daken en verharding van woningen worden afgevoerd naar het oppervlaktewater zonder van de gemeentelijke riolering gebruik te maken.
In principe dient iedere locatie waar vervuild water vrijkomt, aangesloten te worden op de riolering conform het bouwbesluit. Een uitzondering is mogelijk wanneer de aan te sluiten locatie dermate ver van de gemeentelijke riolering gelegen is dat voor het aansluiten zeer hoge kosten gemaakt moeten worden. Zodanig dat de kosten voor het aansluiten niet in verhouding staat tot de vuillast. In dat geval adviseren wij de aanvrager met het hoogheemraadschap in overleg te treden en de mogelijkheid te onderzoeken om een IBA (individuele afvalwaterbehandelingsinstallatie) te laten plaatsen op het perceel om het afvalwater te zuiveren. Voor de lozing vanuit een IBA op het oppervlaktewater is vergunning nodig van het Hoogheemraadschap en stelt het Hoogheemraadschap voorwaarden (vergunning aanvragen bij het hoogheemraadschap).
Omdat de gemeente de IBA’s in beheer heeft stelt de gemeente wel eisen aan deze IBA’s. Ten tijde van plaatsing van deze IBA’s zijn deze eisen afgestemd met het Hoogheemraadschap. Als de gemeentelijke voorwaarden echter na verloop van tijd tegenstrijdig worden aan de eisen van het Hoogheemraadschap dan gelden de eisen van het Hoogheemraadschap. In artikel 4.2 wordt bepaald aan welke voorwaarden aansluiten middels een IBA moet voldoen.
Vanwege het zuiveringsproces dat plaatsvindt in de IBA, is het belangrijk om de richtlijnen van de fabrikant voor het gebruik van de IBA na te leven. IBA-systemen hebben een hoge kwetsbaarheid en dat vraagt ook aanpassingen bij het dagelijks gebruik. Bacteriedodende middelen zoals onder andere chloorreinigingsproducten mag men bijvoorbeeld niet gebruiken. Bij schoonmaakwerkzaamheden moet men denken aan gebruik van producten als:
Zie verder de gebruiksaanwijzing van de IBA, vraag uw aannemer of leverancier hiernaar!
In artikel 4.3 wordt bepaald aan welke voorwaarden de afvalwaterlozing en aansluiting daarvan op de riolering moet voldoen als afgevoerd wordt met een pompsysteem. In lid 4.3a wordt bepaald dat een pompput met telemetrie noodzakelijk is. Daarmee kan de gemeente de afvoer prioriteren binnen een combinatie van meerdere pompen. Zo kan optimaal van het bestaande systeem gebruik worden gemaakt. Het pompsysteem moet voldoen aan de richtlijnen van de gemeente. Deze zijn vastgelegd in de NEN 1010 en in deze verordening. De rechthebbende moet ervoor zorgen dat het leidingwerk, de kabels, de sensor en dergelijke gelegd worden. Vervolgens zal de gemeente de kabels van de buffer aansluiten op het gemeentelijke systeem en de aansluiting in bedrijf stellen.
Omdat de afvoer van hemelwater (vanwege grote piekafvoeren) het pompsysteem kan ontregelen, is het beslist niet toegestaan om hemelwater aan te sluiten op een pompsysteem. Bovendien is hemelwater, zeker als dat afkomstig is van dakoppervlak, schoon en kan daarom beter hergebruikt worden als bijvoorbeeld gietwater of worden geloosd worden op het oppervlaktewater, dan worden afgevoerd worden naar de zuivering.
In lid 3c tot en met 3h zijn voorwaarden gesteld aan de afvoer van het afvalwater vallend onder de in artikel 2 genoemde clusters. Deze voorwaarden hebben het doel om het functioneren van het druksysteem te garanderen en te optimaliseren. Het aanbod van het afvalwater wordt door deze voorwaarden gelijkmatig gehouden en vuil water wordt niet vermengd met schoon water. Daardoor wordt de beschikbare capaciteit van het druksysteem optimaal benut, kan meer afvalwater naar de rioolwaterzuivering worden afgevoerd om gezuiverd te worden en zal minder vuil water via de calamiteiten overstorten ongezuiverd in het oppervlaktewater terecht komen.
In lid 3f wordt bepaald dat de buffervoorziening en bijbehoren goed dient te werken. Als de telemetrie namelijk niet werkt, dan komt er te veel water op het gemeentelijke rioolsysteem waardoor het systeem overbelast kan raken, met overlast voor andere perceeleigenaren tot gevolg.
In lid 3g wordt bepaald dat afvalwater in de genoemde categorieën geen zwevende stoffen mag bevatten. Deze bepaling voorkomt dat het druksysteem verstopt raakt. Zwevende deeltjes kunnen na verloop van tijd gaan bezinken en zo verstoppingen veroorzaken in de persleidingen en/of pompputten. Dat gebeurt bijvoorbeeld wanneer er weinig afvoer is en het water lang stilstaat in het systeem.
Voor de restcategorie afvalwater geldt vanwege lid 3h dat er bij de vergunningaanvraag altijd contact opgenomen moet worden met de gemeente om af te stemmen en een nadere toelichting te geven.
In artikel 4.4 zijn de lozingsvoorwaarden en technische eisen opgenomen, als de afvoer glastuinbouwwater betreft. Als door middel van een pomp afgevoerd wordt, wat vaak het geval is, dan gelden uiteraard ook de voorwaarden onder artikel 4.3.
Artikel 5. De aanvraag van de vergunning
Lid 1 bepaalt dat de aansluitvergunning moet worden aangevraagd door of namens de rechthebbende. Het is dus ook mogelijk dat een gemachtigde van de rechthebbende de aanvraag namens de rechthebbende indient. De aanvraag kan in principe alleen digitaal worden gedaan. Daarbij moet het vastgestelde aanvraagformulier worden gebruikt voor de aanvraag en volledig worden ingevuld. Daarmee heeft de gemeente alle informatie overzichtelijk bij elkaar en kan de aanvraag snel worden behandeld. Als u digitaal minder onderlegd bent en u daarom problemen ondervindt bij een digitale aanvraag, neemt dan telefonisch contact op met de gemeente. De gemeente zal u dan bij de aanvraag ondersteunen.
In lid 2 wordt een overzicht gegeven van de informatie die aangeleverd dient te worden bij de vergunningaanvraag. Deze zaken zijn ook terug te vinden op het formulier dat gebruikt dient te worden voor de aanvraag.
De aanvraag wordt pas in behandeling genomen als deze volledig en correct is ingediend. Indien dit niet het geval is, wordt de aanvrager hierover geïnformeerd en in de gelegenheid gesteld om te herstellen en aan te vullen. Indien de aanvrager dit binnen de daarvoor gestelde termijn nalaat wordt de aanvraag buiten behandeling gelaten.
In lid 2c wordt gevraagd naar het adres van het perceel dat aangesloten moet worden. Dat kan een ander perceel zijn dan het adres van de aanvrager dat bij 2a wordt ingevuld. Als het een nieuwbouwperceel is en er nog geen adresgegevens beschikbaar zijn, zijn de kadastrale gegevens van het perceel te vinden in de koopacte van het perceel. Een tekening kan in die gevallen verduidelijking geven hoe de toekomstige bebouwing op het perceel wordt gesitueerd.
In de leden 2d tot en met 2g worden zaken gevraagd die de gemeente moet weten om de vergunningaanvraag te kunnen beoordelen op basis van de voorwaarden zoals deze zijn opgenomen in deze verordening.
In lid 2g wordt gevraagd naar het leidingverloop op het particuliere terrein. De gemeente heeft een wettelijke verplichting om dit voor nieuwe aansluiting vast te leggen vanwege de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken (WIBON).
In lid 2h en 2i dient de aanvrager tevens een verzoek te doen aan de gemeente om de aansluiting aan te leggen en aan te geven wanneer dat ongeveer zou moeten gebeuren. De aanvrager dient hierbij wel rekening te houden met de termijnen waarin de gemeente de aanvraag gaat behandelen. Tussen het moment van aanvraag en aanleg dient minimaal 3 maanden te zitten. Na het indienen van een volledige vergunningaanvraag krijgt de aanvrager binnen 8 weken bericht.
Daarna heeft de gemeente nog 4 weken nodig om de aanleg in te plannen. Deze laatste periode kan langer zijn tijdens de vakantie- en de kerstperiode. De vergunningaanvraag zal daarom tijdig gedaan moeten worden. De gemeente kan in dat geval zoveel mogelijk rekening houden met de gewenste datum van aansluiting.
Artikel 6. Het weigeren van de vergunning
In artikel 6 is vastgelegd op welke gronden de aansluitvergunning geweigerd kan worden. In lid 1 is aangegeven dat het moet gaan om technische, juridische, milieutechnische of economische gronden. In lid 2 zijn vervolgens voorbeelden van de belangrijkste weigeringsgronden genoemd.
Bij een voornemen tot weigering wordt, indien dat aan de orde is, aangegeven aan welke voorwaarden en eisen moet worden voldaan om alsnog voor goedkeuring in aanmerking te komen. Als de aanvrager niet binnen twee weken de gevraagde informatie aanlevert of wijzigingen doorvoert, of de geboden hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de vergunning door de gemeente formeel geweigerd worden. De legeskosten worden dan in rekening gebracht. Als er geen mogelijkheid is om tot een oplossing te komen om te gaan voldoen aan de eisen en voorwaarden, kan de aanvrager binnen twee weken de vergunningaanvraag formeel met een brief aan het college, intrekken. In dat geval zullen geen legeskosten in rekening worden gebracht. Na 2 weken zal dat wel het geval zijn en ontvangt de aanvrager een formeel besluit op zijn aanvraag.
Voordat de vergunning geweigerd wordt, zal dus samen met de aanvrager gekeken worden of op een andere wijze aangesloten kan worden. Bijvoorbeeld op een andere locatie of misschien zijn er maatregelen mogelijk om de hoeveelheid af te voeren afvalwater te verminderen, te verbeteren of andere bezwaren weg te nemen.
Als er geen mogelijkheden zijn om tot een oplossing te komen, zal de vergunning geweigerd worden. In dat geval moet de aanvrager wel maatregelen treffen om het afvalwater toch te kunnen zuiveren conform geldende wetgeving.
Technische weigeringsgronden zijn bijvoorbeeld, dat de aansluiting niet voldoet aan de eisen die in deze verordening gesteld zijn. Er is bijvoorbeeld geen buffertank aanwezig of een signaleringssysteem ontbreekt terwijl dat wel voorgeschreven is. Of de aansluiting voldoet niet aan de eisen van de gemeente omdat hij gemengd wordt aangeleverd. Maar ook als het vetten of oliën, zouten, zuren, anaeroob water of andere stoffen betreft, die het biologische proces van de openbare zuivering kunnen aantasten en/of de riolering kunnen verstoppen of aantasten. Ook als het gaat om bronneringswater bijvoorbeeld van bouwputbemaling dat zonder bezwaar op oppervlaktewater geloosd kan worden of met een retourbemaling in de bodem gebracht kan worden is de een technische weigeringsgrond.
Hydraulische weigeringsgronden zijn bijvoorbeeld wanneer er meer water wordt afgevoerd dan de limieten die zijn opgenomen in deze verordening. Ook als er schoon hemelwater wordt afgevoerd waarmee het rioolsysteem nodeloos belast wordt, of wanneer de aanvraag betrekking heeft op grote pieklozingen die het systeem niet aankan, is dat een hydraulische weigeringsgrond. Ook bij bouwputbemalingen met zeer grote debieten hebben kan er een hydraulische weigeringsgrond zijn.
Milieutechnische gronden zijn bijvoorbeeld als de aanvraag betrekking heeft op gevaarlijke of andere stoffen die volgens het Activiteitenbesluit Milieubeheer niet op de riolering geloosd mogen worden. Dit betekent bijvoorbeeld conform het Activiteitenbesluit, dat de pH-waarde van het geloosde water minimaal 6,0 en maximaal 9,5 moet bedragen. In het Activiteitenbesluit staan nog meer waarden waaraan voldaan moeten worden, bijvoorbeeld voor lozingen afkomstig van bodem- en/of grondwatersaneringen en specifieke bedrijfsprocessen.
Economische gronden zijn bijvoorbeeld als het ondoelmatig is om aan te sluiten. Dit is het geval als de gemeente of de aanvrager dermate hoge kosten moet maken dat dit niet in verhouding staat tot de vuillast. Bijvoorbeeld als de gemeente een omvangrijk deel van de het druksysteem moet gaan aanpassen om de aanvullende hoeveelheid afvalwater af te kunnen voeren van een enkele locatie. De gemeente zal in zo’n geval u op weg helpen met de verdere procedure voor aanvraag van een vergunning voor een individuele zuiveringsvoorziening (IBA) bij het Hoogheemraadschap.
Artikel 7. Aanhouding van de aansluitvergunning
Artikel 8. Uitvoering aanleg of wijziging van een aansluiting
In lid 1 is bepaald dat de aanleg of de wijziging van de aansluiting van een perceelaansluitleiding op de gemeentelijke riolering alleen door de gemeente of namens de gemeente uitgevoerd mag worden. Dat mag dus ook door een door de gemeente ingehuurde derde partij gebeuren. De gemeente zal de werkzaamheden uitvoeren als daarvoor een aanvraag is gedaan én de aanvraag voldoet aan alle bepalingen van deze verordening. De aanvraag tot uitvoering moet gedaan worden op uniforme wijze via het standaardformulier.
Zoals bij lid 2 bepaald is, zal de gemeente, nadat de aanvraag binnengekomen en getoetst is en de vergunning is verleend, de werkzaamheden gaan inplannen. Daarvoor hanteert de gemeente standaard termijnen. Waar mogelijk houdt de gemeente rekening met de wensen van de aanvrager. Als de aanvraag te laat wordt ingediend, neem dan contact op met de gemeente. Ook dan zal de gemeente kijken of er toch nog mogelijkheden zijn om aan de wensen van de aanvrager (zoveel mogelijk) tegemoet te kunnen komen.
Artikel 9. (Beheer)kosten van de aansluiting
Dit artikel bepaalt dat alle werkelijke kosten voor de aanleg of wijziging, voor rekening komt van de rechthebbende.
Namelijk voor eigenaren van woningen van voor 1985, als ze een schriftelijke overeenstemming hebben met de gemeente over aanleg door de gemeente in het kader van het “aansluitplan buitengebied Midden-Delfland”, dat op 1 december 2004 door de gemeenteraad is vastgesteld.
De aanlegkosten worden in dat geval gedragen door de gemeente. De kosten voor de leges worden ook niet in rekening gebracht. Dit geldt uitsluitend nog voor één cluster (De Rijksstraatweg) vanuit het aansluitplan. Hier komt mogelijk in de toekomst nog drukriolering. De rest van het aansluitplan is gerealiseerd. Daar geldt de uitzondering niet meer voor.
Voor degenen die niet onder deze uitzondering vallen, geldt dat er voor het realiseren van de aansluiting altijd een minimaal bedrag van € 3.500,-- betaald dient te worden als tegemoetkoming voor de aanlegkosten van de nieuwe rioolaansluiting en een (klein) deel van de aanlegkosten uit het verleden voor de riolering. Dit is een minimumbedrag. Als de kosten hoger zijn zullen de werkelijke kosten in rekening worden gebracht. Het bedrag van € 3.500,-- wordt ieder jaar geïndexeerd met het in dit artikel genoemde indexcijfer van het CBS.
De legesverordening van de gemeente bepaalt dat er leges verbonden zijn aan de vergunningaanvraag. Leges dekken de kosten voor het behandelen van de vergunningaanvraag. Deze leges moeten daarom ook voldaan worden als de vergunning geweigerd wordt. Ze worden in rekening gebracht bij de aanvrager zodra de aanvraag ingediend wordt.
Als er eigendommen van de gemeente (bijvoorbeeld een pompput met schakelkast) op het particulier terrein van de aanvrager geplaatst moeten worden, dan zal de gemeente zakelijk recht, bijvoorbeeld erfdienstbaarheid overeenkomen met de eigenaar. De kosten van de notaris om deze akte op te maken, worden dan doorberekend aan de aanvrager. De pompput wordt in dat geval niet eerder geplaats dan dat de akte gepasseerd is bij de notaris.
Pas nadat alle kosten betaald zijn en aan alle voorwaarden is voldaan, zal de gemeente starten met de aanleg van de aansluiting.
Artikel 10. Uitvoering aanleg of wijziging van de perceelaansluitleiding
In dit artikel wordt duidelijk gemaakt dat de gemeente aanwezig wil zijn als de aansluiting op het gemeentelijk riool of de gemeentelijke pompput wordt gemaakt. De gemeente kan dan zien of de aansluiting op de juiste wijze tot stand komt.
Artikel 11. Beheer, onderhoud, renovatie en vervanging
In lid 1 wordt bepaald dat het onderhoud van de perceelaansluitleiding en het eventueel aanpassen daarvan voor rekening is van de eigenaar van het aangesloten perceel. Dit geldt ook wanneer de gemeente in het gemeentelijk riool aanpassingen doet en het gevolg daarvan is dat ook de perceelaansluitleiding aangepast moet worden. Dat kan het geval zijn bij renovatiewerkzaamheden van wegen. Bijvoorbeeld wanneer de weg en riolering vanwege zettingen opgehoogd moet worden tot het oorspronkelijke niveau. Ook verstoppingen in de perceelaansluitleiding op particulier terrein moet de rechthebbende zelf oplossen en de kosten daarvoor zelf dragen. Verstoppingen kunnen leiden tot bijvoorbeeld overstroming van het toilet. De gevolgschade daarvan zoals schoonmaakkosten maar ook vervanging van vloerbedekking, laminaat, behang etc. zijn voor rekening van de rechthebbende. Het is dus belangrijk dat de riolering goed wordt gebruikt zodat verstoppingen worden voorkomen.
In lid 2 wordt bepaald dat bovenstaande niet geldt als onderhoud nodig is en/of schade ontstaat vanwege een verstoring in de gemeentelijke riolering. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn als er een verstopping is opgetreden in de hoofdriolering die de gemeente moet onderhouden, bijvoorbeeld door een verstopping in het gemeentelijk riool vanwege een verzakking van een in beheer bij de gemeente zijnde weg of wortelingroei van een in eigendom van de gemeente zijnde boom. In dat geval draagt de gemeente de kosten. Dat zijn kosten voor onderzoek en de opgetreden materiele schade (van bijvoorbeeld vloerbedekking en schoonmaakkosten). Dan moet wel onomstotelijk vaststaan, dat de kosten voor het onderhoud of herstel op grond van de aard van de schade voor rekening van de gemeente dienen te komen. De rechthebbende zal, om in aanmerking te komen voor een schadevergoeding, de gemeente, of een expert of een andere derde namens de gemeente (bijvoorbeeld ingeschakeld door of via de aansprakelijkheidsverzekering van de gemeente) de gelegenheid geven om een schouw uit te voeren. Daarvoor zal vaak het ontstoppingsstuk in de tuin door de rechthebbende vrijgegraven moeten worden om de gemeente toegang te geven tot de huisaansluitleiding om onderzoek te doen. De gemeente zal dit aangeven. Soms is dat onstoppingsstuk niet aanwezig in het private perceel maar in openbaar gebied. In dat geval zal de gemeente het ontstoppingsstuk vrijgraven.
De gemaakte materiële kosten kunnen, na overleg en akkoord bij de gemeente gedeclareerd worden, uitsluitend met overlegging van de originele facturen. Materiële kosten zijn kosten die direct in geld zijn uit te drukken. U kunt denken aan het onderzoek dat u heeft laten uitvoeren, het advies dat u heeft ingewonnen en schade aan uw huis, interieur, kleding of tuin. Immateriële schade is bijvoorbeeld het leed dat u heeft moeten doorstaan. Kosten voor bijvoorbeeld opgenomen vrije dagen of niet declarabele uren en immateriële kosten, zijn in beginsel niet te verhalen op de gemeente, doch dit zal per geval bekeken moeten worden. Hierbij geldt dat alleen schade die het directe gevolg is van de verstoring voor vergoeding in aanmerking komen. De benadeelde zal dus het causale verband tussen de schade en de verstopping moeten aantonen.
Vergoeding van kosten is niet mogelijk als de perceelaansluiting van inferieure kwaliteit was, of de technische levensduur daarvan reeds was overschreden (pompen, appendages en installaties 10 jaar, bouwkundige elementen, vrijverval riolering en persleidingen 40 jaar).
In lid 4 wordt bepaald dat alleen de gemeente mag werken aan de riolering die gelegen is in het openbare gebied. In alle gevallen is een melding nodig bij de gemeente. Deze melding dient tijdig plaats te vinden (lid 3). Hoe gecompliceerder de werkzaamheden, des te vroeger de gemeente in kennis gesteld moet worden.
Waar lid 1 gaat over de perceelsaansluiting, gaat lid 5 over de gemeentelijke riolering. In dit lid wordt bepaald dat als er schade optreedt in de gemeentelijke riolering die het gevolg is van onjuist gebruik van de aansluiting, alle schade wordt verhaald op de gebruiker van het perceel. Dat kan zowel de eigenaar zijn als bijvoorbeeld de huurder van het pand. Het is dus belangrijk om de riolering op de juiste wijze te gebruiken.
Tot de gemeentelijke riolering behoren ook de pompputten en IBA’s. Als in de pompen of IBA’s schade optreedt door onjuist gebruik, worden de kosten verhaald op de gebruiker van het perceel. In lid 6 wordt vervolgens opgesomd wat in ieder geval onjuist gebruik is.
Stoffen die verstoppingen in de pompen, perceelaansluitleiding of het gemeentelijk riool kunnen veroorzaken zijn bijvoorbeeld luiers, verf, klei, gips, tuin- en potgrond en andere materialen die zich in aanraking met water binden of gaan zwellen en tot een verstopping kunnen leiden. Maar ook doekjes die in verpakkingen verkocht worden, als “vochtig wc-papier” of “vochtig toiletpapier” of iets van die strekking met als doel extra hygiëne na toiletgebruik, mogen niet door het toilet gespoeld worden, of anderszins in de riolering terecht komen. Ook niet als op de verpakking staat dat deze wel door het toilet gespoeld kunnen worden. Dat geldt ook voor (wegwerp) doekjes voor schoonmaken van sanitair en andere oppervlakken. Ook zaken die van textiel of plastic zijn zoals tampons en maandverband en verpakkingen mogen niet in de riolering terecht komen.
Ook frituurvet en andere vetten en oliën, zoals motorolie mogen niet geloosd worden op de riolering.
Stoffen die gevaar opleveren of het biologische proces op de openbare zuivering negatief kunnen verstoren zijn bijvoorbeeld anti-mierenpoeder en ratten- en muizengif. Maar ook oplosmiddelen zoals terpentine, medicijnen of resten daarvan, zijn gevaarlijk. Evenals vluchtige stoffen, verdovende middelen, drugsafval of halffabricaten van de productie van drugs.
Voor de in dit artikel genoemde meldingen is de gemeente 24/7 bereikbaar.
De meldingen als bedoeld in dit artikel kunnen via deze link gedaan worden. Daarnaast kan ook telefonisch contact opgenomen worden via het Klant Contact Centrum (KCC). Het KCC is van maandag tot en met vrijdag van 8.30 - 17.00 uur bereikbaar via telefoon (015) 380 41 11. Ook kan de gratis meldingsapp: “MijnGemeente APP” worden gedownload. Met de App kan de melding worden gedaan.
Buiten kantooruren is het telefoonnummer 06 - 55 85 78 02 beschikbaar voor meldingen.
Bij storing aan een IBA kunt u contact opnemen met het Hoogheemraadschap van Delfland telefoon (015) 260 81 08.
Als de gemeente dit aangeeft moet de melder, het ontstoppingsstuk in de tuin of bij de gevel zelf (laten) vrijgraven, zodat de gemeente onderzoek kan doen. Meestal zit dit net binnen de grens van de tuin of gevel met de weg/trottoir ongeveer in rechte lijn met de toiletruimte of voordeur.
Als aangesloten is op een pomp, dan kan de gemeente onderzoek doen in of vanuit de pompput en is niet altijd een ontstoppingsstuk net voor de pomp aanwezig. Hetzelfde geldt voor een IBA.
Als de verstopping in de aansluitleiding in de tuin zit, dan zal de gemeente dit niet verhelpen. Dat dient u dan zelf te (laten) doen door een loodgieter of speciaal rioolontstoppingsbedrijf. Als de verstopping zit in de aansluitleiding onder de openbare weg en de verstopping is niet door u ontstaan, dan zal de gemeente ervoor zorgen dat de verstopping wordt verholpen. In dat geval kunt u de gemaakte kosten en schade bij de gemeente verhalen. Bewaar dan wel alle rekeningen, want alleen dan kunnen de gemaakte kosten en schade verhaald worden op de gemeente! Zie daarvoor artikel 10.2. Overigens kunnen alleen materiële kosten en schade verhaald worden. Bij artikel 10 zijn daarvoor de voorwaarden omschreven.
Artikel 13. Beëindiging, verval, intrekken en rechtsopvolging
In lid 1 is bepaald dat het doorgeven van de melding per brief of per email nodig is wanneer gebruik van een perceelaansluitleiding definitief wordt beëindigd. Een ontvangstbevestiging wordt op verzoek verstrekt via hetzelfde medium als bij het indienen is gebruikt.
Lid 3 regelt dat bij sloopwerken de buiten gebruik geraakte aansluiting goed wordt afgesloten, zodat er geen zand in kan geraken. Zand kan verstoppingen veroorzaken in de gemeentelijke riolering. Ook bij andere werkzaamheden zoals bijvoorbeeld bestratingswerken op het perceel kan veel zand in de riolering komen, bijvoorbeeld via de straatkolken. Dat moet de eigenaar van het betreffende perceel voorkomen of zelf opruimen. De riolering dient niet alleen zand/gronddicht afgesloten te worden maar ook gasdicht zodat tijdens de bouwwerkzaamheden geen stank ontstaat.
Doet de eigenaar dat niet dan wordt in lid 4 aangegeven dat de gemeente dat mag doen (in openbaar gebied) en alle kosten, ook van het schoonmaken, mag verhalen. Voordat de gemeente de aansluiting afsluit, zal ze eerst contact opnemen (indien mogelijk) met de eigenaar van het betreffende perceel met als doel er minnelijk uit te komen.
In lid 5 worden de voorwaarden omschreven waaronder de gemeente een afgegeven vergunning kan intrekken. Dit wordt gedaan door middel van een intrekkingsbesluit. Dit besluit wordt openbaar gemaakt en hiertegen staat bezwaar en beroep open. Alvorens een intrekkingsbesluit te nemen zal de eigenaar van het perceel op de hoogte worden gesteld door middel van een brief dat de procedure voor het intrekken van de vergunning ingezet gaat worden.
Lid 5a. Een vergunning wordt niet meer gebruik als bijvoorbeeld de woning waarvoor de vergunning is afgegeven onbewoonbaar is verklaard of gesloopt is. Pas vanaf 12 maanden daarna kan het intrekkingsbesluit worden genomen.
Artikel 14. Verwijderen aansluiting
Lid 1 bepaalt dat de gemeente de aansluiting en perceelaansluitleiding gelegen in het openbaar gebied op kosten van de rechthebbende kan verwijderen nadat de vergunning is ingetrokken of een melding is gemaakt van definitieve beëindiging. De gemeente moet dat dan wel binnen 60 dagen doen, anders mag de gemeente de kosten niet meer te verhalen. In lid 2 wordt bepaald dat de gemeente dit wel moet melden bij de voormalig rechthebbende van de aansluiting.
In lid 3 wordt bepaald dat dit alleen geldt voor het openbaar gebied. De gemeente mag dus geen werkzaamheden verrichten op het privéterrein. Uitzondering hierop is als er een zakelijk recht, bijvoorbeeld erfdienstbaarheid ten behoeve van de gemeente is gevestigd of als de gemeente anderszins recht op toegang heeft van en naar haar eigendommen. Bijvoorbeeld als er geen andere mogelijkheid is om bij haar eigendom te komen en de eigenaar van het perceel op de hoogte is gebracht dat van het recht op toegang gebruik wordt gemaakt. De gemeente zal van dit recht gebruik maken als haar pompput met toebehoren nog op het erf staat van de perceelseigenaar. Het Hoogheemraadschap zal dit doen als haar IBA nog op het erf staat van de perceelseigenaar.
Om te voorkomen dat toepassing van de bepalingen van deze verordening in een concreet geval zou leiden tot een beslissing in strijd met de redelijkheid en billijkheid, is in artikel 15 een hardheidsclausule opgenomen. De hardheidsclausule wordt uitsluitend in zeer uitzonderlijke gevallen en met grote terughoudendheid toegepast.
Er kunnen in de praktijk situaties ontstaan waarin deze verordening niet voorziet. Deze uitzonderlijke gevallen hebben bijvoorbeeld te maken met onvoorziene nieuwe technisch innovaties. Daarover kan de gemeente beslissen. Daarbij houdt de gemeente rekening met de zaken die deze verordening beschermd zoals de volksgezondheid en het milieu. Ook zorgt de gemeente ervoor dat er geen willekeur ontstaat, door steeds op gelijke wijze over gelijke zaken te beslissen.
Met lid 1 wordt beoogd dat een aanvraag tot aansluiting of wijziging van een perceelaansluitleiding, die vóór de datum van inwerkingtreding is ingediend, maar nog niet is vergund, wordt behandeld als een aanvraag in de zin van deze verordening. Met lid 2 wordt beoogd dat een perceelaansluitleiding, die reeds was aangelegd vóór de datum van inwerkingtreding, onder de werking valt van deze verordening. Deze verordening heeft geen gevolgen voor de reeds aangelegde particuliere riolen, maar als er problemen ontstaan bij deze bestaande aansluitingen gelden wel de bepalingen uit de nieuwe verordening.
Omdat het denkbaar is dat voor het tot stand brengen van rioolaansluitingen in het verleden met perceeleigenaren overeenkomsten zijn gesloten waarin afspraken zijn gemaakt die strijd opleveren met de aansluitverordening, is in lid 3 vastgelegd dat in dergelijke situaties de bepalingen van de overeenkomst prevaleren. Het zou immers in strijd zijn met het rechtszekerheidsbeginsel als deze afspraken zomaar opzij worden gezet.
De huidige verordening wordt vervangen door deze nieuwe verordening. Daarom wordt de huidige verordening ingetrokken.