Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Midden-Delfland

Aansluitverordening riolering Midden-Delfland 2021

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieMidden-Delfland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingAansluitverordening riolering Midden-Delfland 2021
CiteertitelAansluitverordening riolering Midden-Delfland 2021
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp
Externe bijlageStandaard aanvraagformulier aansluitvergunning

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening afvalwaterverwerking 2005.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 147 van de Gemeentewet
  2. artikel 149 van de Gemeentewet
  3. artikel 10.32a van de Wet milieubeheer
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

22-10-2021nieuwe regeling

28-09-2021

gmb-2021-370387

Tekst van de regeling

Intitulé

Aansluitverordening riolering Midden-Delfland 2021

De raad van de gemeente Midden-Delfland.

 

Gelezen het voorstel van het college van 5 juli 2021, nr.2021-06259

 

Gelet op artikel 147 en 149 van de Gemeentewet.

Gelet op artikel 10.32a van de Wet milieubeheer.

 

Overwegende dat,

  • De gemeentelijke riolering van groot belang is voor het functioneren van de gemeente en de volksgezondheid van haar inwoners.

  • Met de gemeentelijke riolering ook grote andere belangen zijn gemoeid, zoals milieu en openbare orde.

  • Daarom een specifiek op gemeentelijke riolering gerichte verordening noodzakelijk is om een blijvend goede werking van de gemeentelijke riolering te garanderen door het stellen van regels.

BESLUIT:

Vast te stellen de Aansluitverordening riolering Midden-Delfland 2021.

 

Tekst van de regeling

 

AFDELING I. BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

 

  • a.

    (perceel)aansluitleiding: buisleidingenstelsel onder druk of vrijverval, eventueel met pompen, buffers, appendages en andere bijzondere voorzieningen voor de afvoer van water, gelegen tussen de locatie waar afvalwater vrijkomt en het aansluitpunt. Bij gescheiden systemen bestaat de “(perceel)aansluitleiding” uit een buis voor vuilwater en een buis voor hemelwater.

  • b.

    aansluitpunt: locatie waarop de perceelaansluitleiding wordt aangesloten op het gemeentelijk riool. Dit punt geeft tevens het juridisch overdrachtpunt ter zake van het (aansprakelijkheids)risico en beheer aan. Bij gescheiden systemen bestaat het ‘aansluitpunt’ uit een aansluiting van de hemelwaterafvoer en een aansluiting van de vuilwater afvoer (gezamenlijk: ‘aansluitpunt’). Voor de gemeentelijke riolering geldt:

    • 1.

      bij gemengde en gescheiden rioolstelsels: het punt, gelegen op of binnen 0,5 meter afstand van de kadastrale eigendomsgrens van het aan te sluiten perceel, waar de perceelaansluitleiding op de uitlegger van gemeentelijke riolering wordt aangesloten (zie voor grafische weergave bijlage 1a).

    • 2.

      bij een drukriool: het punt waar de perceelaansluitleiding wordt aangesloten op de pompput (zie voor grafische weergave bijlage 1b).

    • 3.

      bij overige voorzieningen voor het doelmatig verzamelen en verwerken van afvalwater in eigendom van de gemeente, zoals systemen voor de individuele behandeling van afvalwater (IBA): het punt waar de perceelaansluitleiding wordt aangesloten op deze voorziening (zie voor grafische weergave bijlage 1c).

  • c.

    afvalwater: het water afkomstig van een perceel, uitgezonderd overtollig hemelwater en grondwater (waaronder drainagewater en bronneringswater).

  • d.

    bedrijfsafvalwater: afvalwater dat vrijkomt bij een bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid, waaronder glastuinbouwwater, dat geen huishoudelijk afvalwater, afvloeiend hemelwater of grondwater is.

  • e.

    brijnwater: water, afkomstig van bijvoorbeeld WKO installaties of het residu van omgekeerde osmose.

  • f.

    bronneringswater: water aan de grond onttrokken voor tijdelijke verlaging van de grondwaterstand.

  • g.

    drainagewater: grondwater, ingezameld door een ingegraven doorlatend buizenstelsel.

  • h.

    drukriool, druksysteem, pompsysteem: riolering bestaande uit persleidingen met een kleine diameter waardoor het afvalwater met pompen onder druk wordt afgevoerd.

  • i.

    gebruiker: degene die krachtens zakelijk of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel.

  • j.

    gemeentelijke riolering/gemeentelijk riool/gemeentelijk verzamelriool/gemeentelijk stelsel: een buizenstelsel, bij de gemeente in eigendom en beheer voor inzameling en transport van afvalwater, hemelwater, grondwater (waaronder drainagewater en bronneringswater), met inbegrip van de daartoe behorende rioolgemalen, IBA’s persleidingen en werken en installaties van overeenkomstige aard, met uitzondering van de perceelaansluitleidingen gelegen op particulier terrein.

  • k.

    gemengd stelsel: gemeentelijke riolering voor de gezamenlijke afvoer van afvalwater en hemelwater.

  • l.

    gescheiden stelsel: gemeentelijke riolering waarbij het hemelwater, al dan niet door het gemeentelijk riool, gescheiden van het buizenstelsel voor de afvoer van afvalwater wordt afgevoerd.

  • m.

    glastuinbouwwater: bedrijfsafvalafvalwater afkomstig van een inrichting die uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor het in een kas telen van gewassen.

  • n.

    hemelwater: van neerslag afkomstig water.

  • o.

    IBA: Individuele Zuiveringsinstallatie, installatie voor de kleinschalige zuivering van uitsluitend huishoudelijk afvalwater, in eigendom bij de gemeente, het zuiveringstechnische deel is in beheer bij het Hoogheemraadschap van Delfland en het bouwkundige deel is in beheer bij de gemeente.

  • p.

    onderbemalingsput: een voorziening in een drainagestelsel, welke is voorzien van een pomp met niveauschakeling, waarmee de grondwaterstand kan worden aangepast.

  • q.

    openbaar zuiveringstechnisch werk: een werk voor het zuiveren van stedelijk afvalwater, in exploitatie bij een waterschap of gemeente, dan wel een rechtspersoon die door het bestuur van een waterschap met de zuivering van stedelijk afvalwater is belast, met inbegrip van het bij dat werk behorende werk voor het transport van stedelijk afvalwater.

  • r.

    privaat zuiveringstechnisch werk: een bij een private partij in eigendom en beheer zijnde installatie voor zuivering van afvalwater.

  • s.

    rechthebbende: de eigenaar of zakelijk gerechtigde van een perceel, dan wel diens rechtverkrijgende onder algemene of bijzondere titel.

  • t.

    richtlijnen: de bij deze verordening behorende vastgestelde NEN en NPR-normen zoals omschreven in het bouwbesluit.

  • u.

    stapelbouw: een gebouw met meerdere separate woningen in meerderde woonlagen gestapeld.

  • v.

    telemetrie: systeem waarmee de besturing, signalering en registratie van rioolgemalen en pompinstallaties e.d. op afstand automatisch kan worden geregeld en beheerd.

  • w.

    uitlegger: aansluitleiding vanaf de openbare hoofdriolering tot aan het aansluitpunt.

  • x.

    vuilwater: sanitair afvalwater met daarbij eventueel verontreinigd bedrijfs-, hemel- en/of grondwater

  • y.

    WKO: warmte- en koudeopslag en andere bodemenergiesystemen.

Artikel 2. Classificatie van afvalwater

Cluster 1

  • huishoudelijk afvalwater.

Cluster 2

  • spoelwater van filters van een waterdoseringsinstallatie.

  • terugspoelwater van een ontijzeringsinstallatie.

  • spoelwater van ionenwisselaars.

  • afvalwater dat bloemvoorbehandelingsmiddelen uitsluitend op basis van actief chloor bevat.

  • uitlek- en percolatiewater van substraatafval.

Cluster 3

  • door bedrijfsactiviteiten verontreinigd drainagewater.

  • spuiwater.

  • drainwater.

  • ketelspuiwater.

  • afvalwater afkomstig van het spuiten of schrobben van vloeren, niet zijnde de vloeren van ruimten waar bestrijdingsmiddelen worden aangemaakt.

  • afvalwater afkomstig van het wassen van in de kas geteelde groenteprodukten.

  • reinigingswater van leidingen, druppelaars en slangen die onderdeel uitmaken van het systeem waarmee voedingswater aan het gewas wordt toegediend.

  • spoelwater van fusten.

  • condenswater van stoomleidingen en condenswater van verwarmingsketels.

  • afvalwater afkomstig van het reinigen van de buitenkant van de kas, mits uitsluitend schermmiddelen en reinigingsmiddelen zijn toegepast die niet schadelijk zijn voor de goede werking van de openbare zuiveringstechnische werken.

  • condenswater van warmtekrachtinstallaties.

  • afvalwater afkomstig van het bij opkweekbedrijven doorspoelen van substraatblokken die bestemd zijn voor de opkweek van uitgangsmateriaal.

Restcategorie

  • ander afvalwater dan bedoeld bij cluster 1, 2 en 3, mits degene die voornemens is te lozen, voordat met het lozen wordt aangevangen, ten genoegen van het Wm-bevoegd gezag aantoont dat het afvalwater geen restanten van gewasbeschermingsmiddelen of andere verontreinigende stoffen die nadelige gevolgen kunnen hebben voor de kwaliteit van een oppervlaktewaterlichaam en voor de doelmatige werking van de openbare zuiveringstechnische werken, bevat.

  • het effluent van private zuiveringstechnische werken.

 

AFDELING II. DE VERGUNNING

Artikel 3. Aansluitvergunning

  • 1.

    Het is verboden, zonder een daartoe verleende aansluitvergunning, een aansluiting van een perceelaansluitleiding op het gemeentelijk riool te hebben, tot stand te brengen of te wijzigen.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders verleent alleen vergunning voor:

  •  

    • a.

      de afvoer van afvalwater, naar het daarvoor bedoelde buizenstelsel, indien ter plaatse een gemengd of gescheiden (druk)stelsel aanwezig is.

    • b.

      voor de afvoer van afvalwater vanuit stapelbouw, indien de vuilwateraansluiting wordt voorzien door de aanvrager van een huisaansluitput met een diameter van minimaal 300 mm, deze put komt in de plaats van een ontstoppingsstuk.

    • c.

      de afvoer van hemelwater indien ter plaatse een hemelwaterriolering aanwezig is of indien ter plaatse een gemengd stelsel aanwezig is en de lozer zich op geen enkele andere doelmatige wijze, van hemelwater kan ontdoen.

    • d.

      de afvoer van afvalwater zonder hemelwater, indien ter plaatse drukriolering of een IBA aanwezig is.

    • e.

      de afvoer van bedrijfsafvalwater afkomstig uit de glastuinbouw, indien ter plaatse gemeentelijke riolering of een druksysteem aanwezig is.

    • f.

      voor de afvoer van afvalwater vanuit glastuinbouwbedrijven, indien er is voorzien in een buffertank met een inhoud voldoende om het afvalwater van een etmaal te bergen en een systeem voor gestuurd lozen zoals voorgeschreven door de gemeente én indien voldaan wordt aan de specifieke voorwaarden per type afvalwater in Artikel 4 ‘lozingsvoorwaarden en technische eisen’.

    • g.

      de afvoer van water vallend onder de restcategorie, mits deze afvoer voldoet aan het Activiteitenbesluit Milieubeheer.

  • 3.

    Indien meer dan één aansluiting van een perceelaansluitleiding op het gemeentelijk riool tot stand dient te worden gebracht, alsmede wanneer meer dan één aansluiting dient te worden gewijzigd, is het eerste lid voor iedere aansluiting of wijziging afzonderlijk van toepassing.

  • 4.

    Het college van burgemeester en wethouders kan ter uitvoering van deze verordening aan de aansluitvergunning aanvullende voorwaarden verbinden ten behoeve van:

  •  

    • a.

      de doelmatige werking van het gemeentelijk riool inclusief de daar onderdeel van uitmakende mechanische en elektrotechnische apparatuur.

    • b.

      de doelmatige werking van een openbaar zuiveringtechnisch werk.

    • c.

      de bescherming van de kwaliteit van de bodem, het oppervlaktewater en het grondwater.

Artikel 4. Lozingsvoorwaarden en technische eisen

  • 1.

    Voor de aansluiting van afvalwater op het vrijvervalstelsel gelden de volgende lozingsvoorwaarden en technische eisen:

  •  

    • a.

      Alleen cluster 1 afvalwater en of daaraan gelijkgesteld water mag worden aangeboden rechtstreeks op de vrijverval riolering.

    • b.

      Aansluiten van cluster 1 afvalwater dient via gescheiden buizen voor hemelwater en vuilwater aangeleverd te worden op 0,5 m binnen de erfgrens. De leiding wordt voorzien van een zogenaamd ontstoppingsstuk. Daarbij geldt voor de aansluitleidingen: dwa rond 125 mm in pvc kleur bruin en rwa rond 125 mm in pvc kleur grijs met buisopschrift respectievelijk ‘dwa’ of ‘vuilwater’ en ‘hemelwater’ of ‘regenwater’.

    • c.

      Aansluiten van hemelwater is toegestaan:

      • indien het niet aansluiten kan leiden tot overlast op aanliggende percelen.

      • indien het niet aansluiten anderszins vanuit milieu hygiënisch of hydrologisch oogpunt ongewenst is.

      • indien de aanvrager aantoont dat het hemelwater op geen enkele andere doelmatige wijze vastgehouden, geborgen of (vertraagd) afgevoerd kan worden.

  • 2.

    Lozingsvoorwaarden en technische eisen worden gesteld aan de aansluiting van afvalwater door middel van een IBA op het gemeentelijke stelsel:

    • a.

      Aansluiten van cluster 1 afvalwater dient plaats te vinden middels een IBA die voldoet aan de BRL K10004 (KIWA 2000).

    • b.

      De richtlijnen voor het goed gebruik van de IBA dienen te worden nageleefd.

    • c.

      Aansluiten van hemelwater is niet toegestaan.

  • 3.

    Lozingsvoorwaarden en technische eisen worden gesteld aan de aansluiting van afvalwater door middel van een pompsysteem op het gemeentelijke stelsel:

    • a.

      Aansluiten van cluster 1 afvalwater dient plaats te vinden middels een voorziening bestaande uit een pompput met leidingwerk en een telemetrie-unit naar richtlijnen van de gemeente.

    • b.

      Aansluiten van hemelwater is niet toegestaan.

    • c.

      Aansluiten van cluster 2 afvalwater (eventueel in combinatie met cluster 1 afvalwater) dient plaats te vinden conform lid 1a met toevoeging van een (rioolwater)buffer wanneer de hoeveelheid cluster 2 water op enig moment meer dan 0,50 m3/uur/ha bedraagt, waarbij de grootte in verhouding staat met het vrijkomend cluster 2 afvalwater ter beoordeling van gemeente. De (rioolwater)buffer dient een voorziening (telemetrie-unit met pomp) te hebben om geprioriteerd te kunnen lozen. Indien overschrijding van 0,50 m3/uur/ha op enig moment nooit aan de hand is, mag afvalwater uit cluster 2 direct op de pompput worden geloosd.

    • d.

      Aansluiten cluster 3 afvalwater (eventueel in combinatie met cluster 1 en/of 2 afvalwater) dient plaats te vinden conform lid 1a met toevoeging van een (rioolwater)buffer. Afvalwater uit Cluster 3 mag niet direct op een pompput worden geloosd en moet in een (rioolwater)buffer worden opgevangen van maximaal 50 m3/ha en een voorziening (telemetrie-unit met pomp) hebben om geprioriteerd te kunnen lozen. Slechts drainagewater dat door bedrijfsactiviteiten is verontreinigd mag op het riool worden aangesloten waarbij op grond van het Activiteitenbesluit wordt bepaald of hergebruik technisch haalbaar en doelmatig is.

    • e.

      De pompinstallatie of de klep in de (rioolwater)buffer moet worden aangesloten op het telemetriesysteem van de gemeente, waarbij de gemeente de lozingen vanuit een (rioolwater)buffer kan besturen. Wanneer een (rioolwater)buffersilo voorzien is van een door de gemeente bestuurd telemetriesysteem, mag de buffer voorzien zijn van een (calamiteiten)overstort naar het oppervlaktewater.

    • f.

      De rechthebbende is verplicht om ervoor te zorgen dat de buffersturing werkt en indien nodig onderdelen direct vervangt of repareert.

    • g.

      Het cluster 2 en 3 afvalwater en afvalwater vallend in de restcategorie mag geen zwevende of vaste stoffen bevatten die de goede werking van het gemeentelijk rioolsysteem en/of openbaar zuiveringtechnisch werk, nadelig kunnen beïnvloeden.

    • h.

      Afvalwater uit de restcategorie kan alleen aangesloten worden na maatwerkoverleg met de gemeente.

  • 4.

    Lozingsvoorwaarden en technische eisen worden gesteld aan de aansluiting van glastuinbouwwater op het rioleringssysteem:

    • a.

      Cluster 1 water mag aangesloten worden. Het aansluiten van hemelwater dat vrijkomt van dakvlakken of ander verhard oppervlak is niet toegestaan.

    • b.

      Cluster 2 en 3 afvalwater wordt direct op de pompput of riool geloosd.

    • c.

      Bij uitzonderlijke situaties, waaronder in ieder geval grote kwantitatieve lozingen waardoor andere bestaande lozingen kunnen worden gehinderd of bij het gebruik van ontijzeringsinstallaties, treedt de aanvrager in overleg met de gemeente om te komen tot een maatwerkoplossing.

    • d.

      Het cluster 2 en 3 afvalwater en afvalwater vallend in de restcategorie mag geen zwevende of vaste stoffen bevatten die de goede werking van het rioolsysteem en/of openbare zuiveringstechnische werken, nadelig beïnvloeden.

Artikel 5. De aanvraag van de vergunning

  • 1.

    De vergunning als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt digitaal aangevraagd, door middel van het “Standaard aanvraagformulier aansluitvergunning” (zie bijlage 2), door of namens de rechthebbende.

  • 2.

    Bij alle aanvragen om een nieuwe aansluitvergunning voor het afvoeren van afvalwater, worden de volgende gegevens door de rechthebbende vermeld:

  •  

    • a.

      de naam en het adres van de rechthebbende.

    • b.

      de datum van de aanvraag.

    • c.

      de ligging van het aan te sluiten perceel, dan wel bouwwerk aan de hand van straat en huisnummer of, indien nog geen huisnummer is toegekend, aan de hand van het kadastraal nummer van het betreffende perceel en een situatieschets van 1:1000 of grotere schaal.

    • d.

      de aard van het af te voeren afvalwater.

    • e.

      of afvalwater volledig gescheiden van hemelwater en/of grondwater wordt aangeleverd.

    • f.

      de periode waarvoor de vergunning wordt aangevraagd indien de aansluiting is bedoeld voor de afvoer van (vervuild) bronneringswater of indien het een tijdelijke aansluiting betreft.

    • g.

      de exacte locatie van het aansluitpunt en het leidingverloop van het deel van het stelsel dat in de grond op particulier terrein gelegen is, met dimensionering en materiaalaanduiding en met coördinaten van ieder markant punt in het leidingwerk (x,y,z Rijksdriehoeksnet).

    • h.

      het verzoek tot aanleg van het aansluitpunt.

    • i.

      de door rechthebbende gewenste datum van uitvoering.

    • j.

      eventuele andere gegevens die de gemeente nodig acht voor de beoordeling van deze specifieke aanvraag voor een nieuwe aansluitvergunning of een wijziging van een bestaande aansluiting voor het afvoeren van afvalwater.

  • 3.

    Bij de aanvraag zijnde een aanvraag voor de afvoer van bedrijfsafvalwater worden, naast de hierboven onder 2 gevraagde gegevens, ook de volgende gegevens door de rechthebbende vermeldde hoeveelheid van de af te voeren bedrijfsafvalwater in m3 per uur, waarbij dient te worden aangegeven of niet verontreinigd water, zoals regen of koelwater, en/of verontreinigd water, zoals huishoudelijk of industrieel afvalwater, zal worden afgevoerd.

  •  

    • a.

      en, indien van toepassing, een afschrift van de melding in het kader van het Activiteitenbesluit of (van de aanvraag om) milieuvergunning.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders kunnen eventueel andere gegevens voor de beoordeling van de aanvraag voor een nieuwe aansluitvergunning voor het afvoeren van huishoudelijk- of bedrijfsafvalwater, grondwater of overtollig hemelwater, nodig achten. Deze dienen dan op aanvraag geleverd te worden.

Artikel 6. Het weigeren van de vergunning

De aansluitvergunning kan geweigerd worden indien, naar het oordeel van het college, de aansluiting of wijziging van een perceelaansluitleiding op het gemeentelijk riool vanwege juridische, hydraulische, milieutechnische of economische redenen bezwaarlijk is. Bij voornemen van het college tot weigeren treedt het college in overleg met de indiener. Hierbij geeft het college aan, aan welke voorwaarden en eisen moet worden voldaan om alsnog voor verlening van de vergunning in aanmerking te komen. Indien indiener niet binnen twee weken gebruik maakt van deze mogelijkheid, of – indien indiener hiervan wel gebruik maakt, maar de weigeringsgrond ook na aanpassing, naar het oordeel van het college niet is weggenomen – weigert het college de aanvraag. De legeskosten worden dan in rekening gebracht.

Als er geen mogelijkheid is om tot een oplossing te komen om te gaan voldoen aan de gestelde voorwaarden en eisen, kan de rechthebbende binnen de bedoelde twee weken, de vergunningaanvraag formeel met een brief aan het college, intrekken. In dat geval zullen geen legeskosten in rekening worden gebracht.

 

  • 1.

    Aansluiting van de perceelaansluitleiding op het gemeentelijk riool is in ieder geval bezwaarlijk en daarmee een weigeringsgrond, indien:

     

    • a.

      er strijd is met eisen en voorwaarden zoals gesteld in deze verordening.

    • b.

      de aansluiting, een lozing voor afvalwater en/of bronneringswater betreft, waarvoor krachtens de geldende omgevingswetgeving een vergunning benodigd is, maar waarvoor deze niet is verleend, of waarbij niet aan de geldende regels is voldaan.

    • c.

      de perceelaansluitleiding met de binnenonderkant buis ter plaatse van de aansluiting op het gemeentelijk riool niet hoog genoeg boven het gemeentelijk riool uitkomt (de plaats van de aansluiting op het gemeentelijk riool wordt door de gemeente bepaald).

    • d.

      de aanvraag betrekking heeft op niet verontreinigd drainagewater of niet verontreinigd hemelwater, dat zonder bezwaar rechtstreeks naar het oppervlaktewater of bodem kan worden afgevoerd. In ieder geval wordt hieronder verstaan:

      • hemelwater afstromend van kasoppervlak;

      • hemelwater afstromend van dakoppervlak van bedrijfsgebouwen, warenhuizen en (bedrijfs)woningen;

      • hemelwater afstromend van verhardingen niet op industrieterrein gelegen en niet rijks- of provinciale weg zijnde.

    • e.

      De aanvraag betrekking heeft op percolaatwater uit open perscontainers die in de open lucht staan, waarbij voldoende maatregelen ontbreken, om menging met hemelwater te voorkomen.

    • f.

      De aanvraag betrekking heeft op niet verontreinigd bronneringswater dat met een retourbemaling in de bodem of zonder bezwaar op het oppervlaktewater kan worden afgevoerd.

    • g.

      De aanvraag betrekking heeft op de afvoer van drainagewater, bronneringswater of hemelwater op een openbaar druksysteem.

    • h.

      De maximale hoeveelheid bedrijfsafvalwater die in het gemeentelijk riool gebracht mag worden, de hoeveelheid van 0,5 m3/uur/ha overschrijdt.

    • i.

      De aanvraag betrekking heeft op de afvoer van brijnwater of ander zout concentraat naar het gemeentelijk riool.

    • j.

      De aanvraag betrekking heeft op de afvoer van afvalwater met een hoog chloride- en of natriumgehalte bijvoorbeeld spoelwater van de aanleg, ontwikkeling en onderhoud van een WKO of soortgelijk systeem.

    • k.

      Een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen of een vergunning op grond van de Wet milieubeheer voor het aan te sluiten perceel is geweigerd.

Artikel 7 Aanhouden aanvraag om een aansluitvergunning

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders houden een beslissing op een aanvraag om een aansluitvergunning aan, indien er geen reden is om de vergunning te weigeren, maar voor het aan te sluiten perceel nog een aanvraag om een omgevingsvergunning of een aanvraag op grond van de Wet milieubeheer moet worden ingediend, of, als die wel zijn ingediend, er nog niet op die aanvragen is beslist.

  •  

AFDELING III REALISATIE VAN DE AANSLUITING

Artikel 8. Uitvoering aanleg of wijziging van een aansluiting

  • 1.

    De aanleg of wijziging van het aansluitpunt op het gemeentelijk riool vindt plaats door of namens de gemeente. De rechthebbende dient een daartoe strekkend schriftelijke aanvraag in te dienen bij het college middels het in artikel 5, lid 1 vermeld formulier.

  • 2.

    Behoudens bezwaren, zal het bevoegd gezag zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes weken na verlening van de vergunning, een termijn vaststellen voor uitvoering van de aansluiting. Bij vaststelling van het tijdstip van uitvoering/ realisatie wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met het door de rechthebbende gewenste tijdstip.

  • 3.

    De rechthebbende voert zelf de aansluiting uit van de perceelaansluitleiding op het aansluitpunt. De rechthebbende onttrekt het aansluitpunt na melding aan de gemeente, dat de aansluiting is uitgevoerd, gedurende drie werkdagen niet aan het zicht voor controle door de gemeente.

Artikel 9. Kosten van de aansluiting

  • 1.

    Naast de in de legesverordening vastgelegde legeskosten voor het behandelen van de vergunningaanvraag, komen ook de volledige kosten voor de aanleg van de perceelaansluitleiding, de uitleggers, de eventuele pompput en schakelkast en de aansluiting van de blokriolering, alsmede graafwerken, verhardingswerken en coördinatie van de werkzaamheden, voor rekening van de aanvrager.

  • De gemeente rekent een minimum bedrag van 3.500,-- (peildatum 1 januari 2021 met een jaarlijkse indexering met CBS-index GWW-sector).

  •  

  • De werkelijk gemaakte kosten worden vooraf door de afdeling openbare werken geraamd en betreffen:

  •  

    • a.

      Bij vrijverval riolering: aanleg van de aansluitleiding, alsmede graafwerken, verhardingswerken en coördinatie van de werkzaamheden.

    • b.

      Bij drukriolering: plaatsing van pompput inclusief pompen, besturing en stroomvoorziening, aanleg drukriool tot aan bestaande drukriolering en eventuele buffercapaciteit

    • c.

      Indien van toepassing: aangevuld met de kosten voor het vestigen van zakelijk recht.

  • 2.

    De legeskosten voor de behandeling van de vergunningaanvraag komen ook voor rekening van de aanvrager indien de aansluitvergunning wordt geweigerd.

  • 3.

    De kosten van aansluiting van per 1 januari 1985 bestaande opstallen zijn niet voor rekening van de aanvrager, als deze schriftelijke overeenstemming met de gemeente heeft bereikt over aanleg door de gemeente, in het kader van het “aansluitplan buitengebied Midden-Delfland”, welke op 1 december 2004 door de gemeenteraad is vastgesteld. In dat geval zijn alleen de kosten van de perceelaansluitleiding, voor rekening van de aanvrager (voor bedrijven: inclusief benodigde bergingsvoorziening). Ook zullen geen legeskosten in rekening worden gebracht.

  • 4.

    De gemeente zal niet starten met de feitelijke uitvoering van het aangevraagde voordat:

  •  

    • a.

      de, op grond van de legesverordening, verschuldigde leges volledig zijn voldaan.

    • b.

      de kosten voor het maken van de aansluiting/realisatie en de over die kosten verschuldigde omzetbelasting door (of namens) de rechthebbende aan de gemeente zijn voldaan.

    • c.

      de aansluitvergunning (dan wel de weigering hiervan) onherroepelijk is.

 

AFDELING IV INSTANDHOUDING EN ONDERHOUD

Artikel 10. Wijziging van de perceelaansluitleiding

Wijziging van de perceelaansluitleiding, inclusief de eerste aansluiting van de perceelaansluitleiding op (de uitlegger van) het gemeentelijk riool, vindt niet plaats, anders dan onder toezicht van de gemeente. De werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd door een door de gemeente gemachtigde aannemer.

Artikel 11. Onderhoud, renovatie en vervanging

  • 1.

    Reparatie, onderhoud en vervanging van de perceelaansluitleiding op het gemeentelijk riool en het aanpassen van de perceelaansluitleiding ten gevolge van een wijziging van het gemeentelijk riool, geschiedt voor rekening van de eigenaar van het aangesloten perceel.

  • 2.

    Lid 1 is niet van toepassing als evident is dat (de oorzaak van) de schade de gemeente is toe te rekenen. Om de schadeoorzaak vast te stellen zal de rechthebbende, aan de gemeente de gelegenheid geven daartoe een schouw te laten uitvoeren.

  • 3.

    Van bedoelde werkzaamheden wordt binnen een redelijke termijn maar minimaal 1 kalenderweek voordat de werkzaamheden plaats dienen te vinden, een melding gedaan bij de gemeente.

  • 4.

    Werkzaamheden aan de perceelaansluitleidingen, die in het openbaar gebied gelegen zijn, zijn uitsluitend toegestaan door of namens de gemeente en vinden niet anders dan, onder toezicht/auspiciën van de gemeente, plaats.

  • 5.

    Kosten, ontstaan door onjuist gebruik van de aansluiting en het riool zijn voor rekening van de gebruiker (bewoner en/of eigenaar/rechthebbende).

  • 6.

    Onder onjuist gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  •  

    • a.

      het lozen van stoffen die vanwege hun aard en samenstelling verstoppingen in de pompen, (perceel)aansluitleiding of het gemeentelijk riool kunnen veroorzaken.

    • b.

      het lozen van stoffen die door hun hoeveelheid, aard of concentratie de constructie van de (perceel)aansluitleiding of het gemeentelijk riool kunnen aantasten.

    • c.

      het lozen van stoffen die door hun hoeveelheid, aard of concentratie gevaar kunnen veroorzaken.

    • d.

      het lozen van stoffen die, door hun hoeveelheid, aard en concentratie de doelmatige werking van de riolering en openbare zuiveringstechnische werken negatief beïnvloeden.

Artikel 12. Calamiteiten

  • 1.

    Bij een verstopping of een andere storing in het gemeentelijk riool bij het aansluitpunt, meldt de rechthebbende de storing zo spoedig mogelijk bij de gemeente.

  • 2.

    Bij een verstopping of een andere storing in de aansluitleiding, graaft de rechthebbende, op aangeven van de gemeente, het ontstoppingsstuk op eigen terrein vrij, ten behoeve van onderzoek door of namens de gemeente.

  • 3.

    3. Als uit het in lid 2 bedoelde onderzoek blijkt dat er sprake is van een verstopping of storing in de perceelsaansluitleiding als gevolg van inspoeling vanuit het openbaar riool, verricht de gemeente de noodzakelijke werkzaamheden.

  • 4.

    Als uit het in lid 2 bedoelde onderzoek blijkt dat sprake is van een verstopping of storing in de particuliere afvoerleiding, dient de rechthebbende of gebruiker deze verstopping of storing zelf te (laten) verhelpen.

  • 5.

    Indien bij of na het verrichten van de in lid 2 bedoelde werkzaamheden door de gemeente, blijkt dat de kosten van deze werkzaamheden op grond van artikel 11 voor rekening van de rechthebbende of de gebruiker behoren te blijven, worden de door de gemeente gemaakte kosten aan de rechthebbende alsnog in rekening gebracht.

 

AFDELING V BEËINDIGING, INTREKKING EN RECHTSOPVOLGING VAN VERLEENDE AANSLUITVERGUNNING

Artikel 13. Beëindiging, verval, intrekken en rechtsopvolging

  • 1.

    Indien het gebruik van een perceelaansluitleiding definitief wordt beëindigd, is de rechthebbende verplicht de gemeente dit per brief of per email te melden.

  • 2.

    De aansluitvergunning vervalt van rechtswege na schriftelijke mededeling dat het gebruik van de aansluiting op het riool wordt beëindigd.

  • 3.

    Bij sloopwerkzaamheden of andere werkzaamheden aan een op het gemeentelijk riool aangesloten perceel, moeten door de rechthebbende zodanige voorzieningen aan de perceelaansluitleiding worden getroffen, dat verzanding van het openbare riool wordt voorkomen.

  • 4.

    Indien de rechthebbende bij onderhouds- en sloopwerkzaamheden niet voldoet aan de in het derde lid omschreven zorgplicht, heeft de gemeente de bevoegdheid om de aansluiting op het gemeentelijk riool (tijdelijk of definitief) af te sluiten en de hieraan verbonden kosten en de kosten voor reiniging te verhalen op de rechthebbende. Daartoe behoren ook de kosten voor het weer in gebruik stellen.

  • 5.

    De vergunning kan door de gemeente worden ingetrokken door middel van het nemen van een intrekkingsbesluit wanneer

    • a.

      gedurende twaalf maanden geen gebruik is gemaakt van de vergunning.

    • b.

      bij de aanvraag van de aansluitvergunning onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt.

    • c.

      er via de aansluiting, ontoelaatbare stoffen in het kader van het Activiteitenbesluit Milieubeheer worden geloosd.

    • d.

      de bepalingen van deze verordening of de aan deze aansluitvergunning verbonden voorschriften niet worden nagekomen.

Artikel 14. Verwijderen aansluiting

  • 1.

    Indien het gebruik van een rioolaansluiting, definitief wordt beëindigd, dan wel, wanneer de vergunning is ingetrokken, kan deze door de gemeente en op kosten van de voormalig rechthebbende verwijderd worden binnen 60 dagen na het vervallen of intrekken van de vergunning als bedoeld in 13.2 of 13.5.

  • 2.

    De gemeente meldt het verwijderen van een rioolaansluiting bij de voormalig rechthebbende uiterlijk 2 werkdagen voordat de werkzaamheden worden aangevangen.

  • 3.

    Lid 1 is alleen van toepassing op het gedeelte van de rioolaansluiting dat in openbaar gebied is gelegen.

 

AFDELING VI. TOEZICHT OP NALEVING

Artikel 15. Toezicht

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van deze verordening, alsmede met de opsporing van de in deze verordening strafbaar gestelde feiten zijn, behalve van de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde ambtenaren, ook belast:

     

    • a.

      de door of namens burgemeester en wethouders aan te wijzen ambtenaren.

    • b.

      de door of namens burgemeester en wethouders in overleg met de besturen van de andere desbetreffende openbare lichamen aangewezen ambtenaren als bedoeld in artikel 8.3 lid 1 van de Waterwet.

Artikel 16. Handhaving

  • 1.

    Ter naleving van deze verordening kan de burgemeester op basis van artikel 125 van de Gemeentewet een last onder bestuursdwang toepassen en daarom ook, gelet op de Algemene wet bestuursrecht, een last onder dwangsom opleggen.

 

AFDELING VII OVERGANG- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 17. Hardheidsclausule

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders kan van de bepalingen in deze verordening afwijken voor zover toepassing ervan zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. Hierbij wordt gelet op het belang dat deze regeling beoogt te beschermen.

  • 2.

    In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslist het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 18. Overgangsrecht

  • 1.

    Aanvragen tot aansluiting of wijziging van een aansluiting die nog niet zijn afgedaan bij het inwerking treden van deze verordening, worden behandeld overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 2.

    Op aansluitingen die op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening reeds tot stand zijn gebracht, zijn de bepalingen van afdelingen II en III van deze verordening slechts van toepassing op wijziging van de bestaande aansluiting. De overige afdelingen gelden op deze bestaande aansluitingen onverkort.

  • 3.

    Bij strijd tussen bepalingen in deze verordening en die in een overeenkomst tussen de gemeente en de rechthebbende, prevaleert het bepaalde in de overeenkomst.

Artikel 19. Intrekking

  • 1.

    “De Verordening afvalwaterverwerking 2005” wordt ingetrokken met ingang van de datum van inwerkingtreding van de “Aansluitverordening riolering Midden-Delfland 2021”.

Artikel 20. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de eerstvolgende dag na bekendmaking in het gemeenteblad.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Aansluitverordening riolering Midden-Delfland 2021.

Bijlage 1 Grafische weergave begrenzingen

 

1a Aansluitpunt bij aansluiting op vrijverval riolering

 

 

1b Aansluitpunt bij aansluiting op drukriolering

 

 

1c Aansluitpunt bij aansluiting op IBA

 

 

Bijlage 2 Standaard aanvraagformulier aansluitvergunning

 

 

Toelichting op de aansluitverordening riolering gemeente Midden-Delfland 2021

1 Algemene toelichting

 

Inzameling en transport van afvalwater is een taak van de gemeente. Voor het uitvoeren van deze taak heeft de gemeente rioolstelsels aangelegd en zorgt de gemeente voor het onderhoud (het zogenaamde “beheer”) van deze stelsels. De aansluitverordening regelt de verhouding tussen particulieren en de gemeente betreffende de aansluiting op het gemeentelijk rioolstelsel. In een aansluitverordening worden voorwaarden gesteld aan de wijze waarop de aansluiting op het gemeentelijk riool wordt verkregen. Daarnaast wordt ook geregeld wie verantwoordelijk is voor het beheer van de perceelaansluitleiding. Dit strekt tot voordeel van alle betrokkenen, omdat er zo geen onduidelijkheid bestaat over de verwachtingen die de particulier en de gemeente van elkaar mogen hebben.

 

2 Opzet van de verordening

 

Het hoofddoel van deze aansluitverordening is het eenduidig vastleggen van de beheerverantwoordelijkheid van het gemeentelijk riool ten opzichte van de perceelaansluitleiding. Het gemeentelijk riool is in eigendom en beheer bij de gemeente. De perceelaansluitleiding is in eigendom en beheer van de particulier (de rechthebbende). Door het eenduidig vastleggen van het onderscheid van een particulier en een openbaar/gemeentelijk deel wordt de verdeling van de verantwoordelijkheid voor beheer en onderhoud duidelijk. Deze aansluitverordening brengt dus geen wijziging tot stand van het huidige beleid. De particulier blijft dus verantwoordelijk voor de perceelaansluitleiding en de gemeente blijft verantwoordelijk voor het gemeentelijk riool.

 

Ook heeft deze aansluitverordening tot doel het reguleren van aansluitingen op het gemeentelijk riool en het voorkomen van verstoppingen en ander disfunctioneren. Het is belangrijk dat de gehele riolering goed blijft functioneren om het afvalwater af te kunnen voeren. Ook is het belangrijk dat de openbare zuivering goed blijft functioneren. Het gemeentelijk riool bestaat uit verschillende buizen voor de afvoer van gemengd afvalwater, vuilwater en hemelwater. Welke leidingen ter plaatse aanwezig zijn, verschilt van straat tot straat. Om te kunnen beoordelen of de juiste afvalwatersoort op de juiste leiding van het gemeentelijk riool wordt aangesloten, is het verplicht te beschikken over een schriftelijke goedkeuring van de gemeente. Overigens, in vrijwel alle legale bestaande gevallen was reeds sprake van een schriftelijke goedkeuring van de gemeente. Vaak was deze verkregen door de bouwer van uw woning of bedrijf. Dus ook in dit opzicht verandert de aansluitverordening niets aan de huidige situatie.

 

Uitgangspunt van deze verordening is dat voor een nieuwe aansluiting op het gemeentelijk riool of een wijziging van de bestaande aansluiting, een aansluitvergunning van de gemeente is vereist. De aansluitvergunning is een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht. De aanvraag wordt op technische, juridische, milieutechnische en economische aspecten beoordeeld. De aanvrager krijgt schriftelijk bericht over de beslissing op de aanvraag. Een weigering wordt met redenen omkleed, waarbij nadere eisen worden aangegeven waaraan moet worden voldaan om voor een aansluitvergunning in aanmerking te komen.

 

3 Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

 

In artikel 1 worden de begripsbepalingen aangegeven. De begrippenlijst is uitgebreid om te voorkomen dat onnodige discussie kan ontstaan over de betekenis van bepaalde begrippen. Voor de uitleg van de bepalingen in de aansluitverordening gelden de begrippen van artikel 1. De begrippen zijn alfabetisch gerangschikt.

 

  • a.

    Deze leiding betreft de zogenaamde particuliere rioolperceelaansluitleiding. In het Bouwbesluit 2012 wordt onder andere bepaald dat zowel een te bouwen bouwwerk als een bestaand bouwwerk een zodanige voorziening voor de afvoer van afvalwater en fecaliën heeft dat een voor de gezondheid nadelige situatie wordt voorkomen. De perceelaansluitleiding is dus de leiding tussen een dergelijke voorziening en het aansluitpunt. Als in deze leiding speciale voorzieningen zijn aangebracht zoals bijvoorbeeld een toegang om de leiding te ontstoppen, afsluiters, tanks en andere voorzieningen, dan maken deze allemaal onderdeel uit de perceelaansluitleiding.

  •  

  • Meestal is er één perceelaansluitleiding per woning aanwezig. Vaak ligt een deel van de perceelaansluitleiding in openbaar gebied. Indien er sprake is van een blokaansluiting van meerdere woningen met één gezamenlijke perceelaansluitleiding op het gemeentelijk riool, dan wordt de gezamenlijke perceelaansluitleiding gelijkgesteld aan een perceelaansluitleiding en deze valt dan onder de beheerverantwoordelijkheid van de particulier(en).

  •  

  • b.

    Omdat het aansluitpunt de scheidingslijn vormt tussen de beheerverantwoordelijkheid van de gemeente en de beheerverantwoordelijkheid van de rechthebbende, is het belangrijk dat een duidelijke definitie wordt gegeven van het aansluitpunt die ook goed past bij de situatie in de gemeente. In de gemeente liggen verschillende typen rioolstelsels. In b. worden daarom meerdere varianten van een aansluitpunt aangeduid, namelijk één voor de aansluitingen op de gemeentelijke vrijverval stelsels, één voor de aansluitingen op de gemeentelijke drukriolering en één voor de aansluitingen op een IBA. Bij elke variant is een tekening in de bijlage opgenomen met een grafische weergave van het aansluitpunt.

De begripsomschrijving van c. d. en m. is afgeleid van de Wet milieubeheer.

 

  • e.

    Brijnwater is afkomstig van WKO-installaties of het residu van omgekeerde osmose voor de gietwaterproductie in de glastuinbouw of soortgelijke processen. Het kenmerkt zich over het algemeen door dat het water dermate zout is, dat de riolering op termijn aangetast kan worden.

  •  

  • q.

    Een openbaar zuiveringstechnisch werk wordt ook de rioolafvalwaterzuivering genoemd: rioolzuivering of AWZI. Deze zuivering is in beheer bij een overheid in de meeste gevallen het Waterschap. Midden-Delfland voert afvalwater af naar twee openbare zuiveringen te weten: de AWZI “De Groote Lucht in Vlaardingen” en de AWZI Harnaschpolder in Den Hoorn. In de toekomst komt hier mogelijk de AWZI “Nieuwe Waterweg” in Hoek van Holland bij voor de zuivering dan afvalwater uit de glastuinbouw.

  •  

  • Daarentegen is r. een private zuiveringstechnisch werk, ook wel private of coöperatieve zuivering genoemd, een zuivering voor afvalwater die in beheer is van een private rechtspersoon zoals een particulier, een bedrijf, een coöperatie, een vennootschap of een vereniging. In Midden-Delfland hebben deze private zuiveringen vaak ten doel om gewasbeschermingsmiddelen uit het afvalwater te zuiveren. Maar ze komen ook voor bij specifieke bedrijven en instellingen, zoals ziekenhuizen. Kenmerkend voor de private zuiveringstechnische werken is dat ze moeten voldoen aan het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Barim; ook wel “Activiteitenbesluit” genoemd). De private zuiveringen zijn geen onderdeel van de gemeentelijke riolering en vallen onder de beheerverantwoordelijkheid van de rechtspersoon in kwestie.

     

  • s.

    De rechthebbende is de (rechts)persoon die bevoegd is een (te wijzigen) aansluiting op het gemeentelijk riool aan te vragen. Als rechthebbende wordt niet alleen aangemerkt de gebouw- en grondeigenaar, maar ook bijvoorbeeld de zakelijke gerechtigde van een aan te sluiten perceel. Ook de rechtsopvolger van deze eigenaar of zakelijk gerechtigde wordt aangemerkt als rechthebbende.

Overige onderdelen: Geen toelichting.

 

Artikel 2. Classificatie van afvalwater

 

Een beschrijving van cluster 1, 2 en 3 afvalwater en een restcategorie is nodig omdat er voor iedere categorie andere aansluitvoorwaarden gelden. Deze aansluitvoorwaarden worden vervolgens in artikel 4 van de verordening omschreven.

Voor stoom- en condenswater geldt dat áls het opgevangen wordt, het afgevoerd wordt als cluster 3 water. Het is niet nodig om stoom- en condenswater dat op de vloer druppelt alsnog op te gaan vangen.

Spuiwater van een stoomketel dient altijd als cluster 3 water te worden afgevoerd.

Water dat vrijkomt vanwege het vullen van de ionenwisselaar van nieuwe verwarmingssystemen wordt altijd afgevoerd als cluster 3 water.

 

Artikel 3. Aansluitvergunning

 

In artikel 3 lid 1 wordt bepaald dat aansluiting van een perceelaansluitleiding op het gemeentelijk riool of wijziging van een dergelijke aansluiting, niet toegestaan is, zonder aansluitvergunning van de gemeente. In lid 2 wordt aangegeven in welke gevallen de gemeente goedkeuring kan geven. In lid 3 is aangegeven dat deze goedkeuring nodig is voor alle aansluitingen op de riolering, ook als er meerdere aansluitingen op één perceel gelegen zijn. Voor iedere aparte leiding geldt dan, onafhankelijk van elkaar, dezelfde procedure. Als de vergunning hiervoor tegelijk wordt aangevraagd met een formulier, geldt wel dat slechts eenmaal de legeskosten in rekening wordt gebracht voor het behandelen van de vergunningaanvraag. Voor iedere aansluiting afzonderlijk worden echter de werkelijke uitvoeringskosten in rekening gebracht voor het aansluiten, als bedoel in artikel 9, eerste lid, van deze verordening.

Op grond van lid 4 kan de gemeente nadere voorwaarden stellen aan de goedkeuring. De extra eisen moeten wel de doelen dienen die genoemd worden onder lid 4a tot en met 4c. Hierbij kan gedacht worden aan het verlenen van een tijdelijke aansluitvergunning voor het lozen van bronneringswater of drainagewater op het gemeentelijk riool als dat water echt niet anders afgevoerd kan worden. Ook kan geëist worden dat het af te voeren water bepaalde stoffen niet mag bevatten en/of een bemonsterings- en analyseplicht. Of kan geëist worden dat een vet- of olie afscheider wordt aangebracht bij bepaalde horeca- of garagebedrijven.

 

Artikel 4. Lozingsvoorwaarden en technische eisen

 

In Artikel 4.1 worden bepaald aan welke voorwaarden en technische eisen aan de aansluiting op de gemeentelijke vrijverval riolering moet voldoen. Daarbij dient een ontstoppingsstuk aangebracht te worden en wordt leidingwerk uitgevoerd in eenduidig voorgeschreven kleuren en opschriften. Dat dient ervoor om goed te kunnen onderscheiden wat het vuilwaterriool is en wat het regenwaterriool is. Daarmee worden foutieve aansluitingen op het riool voorkomen.

 

Voor hemelwater geldt in artikel 4.1.c dat dit zoveel mogelijk op het eigen erf wordt verwerkt, tenzij dit leidt tot problemen voor de bodem of de percelen van buren of het anderszins afvoeren of verwerken ondoelmatig is. De gemeente hanteert bij de beoordeling de trist: Vasthouden, bergen of (vertraagd) afvoeren. Waar mogelijk moet het hemelwater van daken en verharding van woningen worden afgevoerd naar het oppervlaktewater zonder van de gemeentelijke riolering gebruik te maken.

 

In principe dient iedere locatie waar vervuild water vrijkomt, aangesloten te worden op de riolering conform het bouwbesluit. Een uitzondering is mogelijk wanneer de aan te sluiten locatie dermate ver van de gemeentelijke riolering gelegen is dat voor het aansluiten zeer hoge kosten gemaakt moeten worden. Zodanig dat de kosten voor het aansluiten niet in verhouding staat tot de vuillast. In dat geval adviseren wij de aanvrager met het hoogheemraadschap in overleg te treden en de mogelijkheid te onderzoeken om een IBA (individuele afvalwaterbehandelingsinstallatie) te laten plaatsen op het perceel om het afvalwater te zuiveren. Voor de lozing vanuit een IBA op het oppervlaktewater is vergunning nodig van het Hoogheemraadschap en stelt het Hoogheemraadschap voorwaarden (vergunning aanvragen bij het hoogheemraadschap).

Omdat de gemeente de IBA’s in beheer heeft stelt de gemeente wel eisen aan deze IBA’s. Ten tijde van plaatsing van deze IBA’s zijn deze eisen afgestemd met het Hoogheemraadschap. Als de gemeentelijke voorwaarden echter na verloop van tijd tegenstrijdig worden aan de eisen van het Hoogheemraadschap dan gelden de eisen van het Hoogheemraadschap. In artikel 4.2 wordt bepaald aan welke voorwaarden aansluiten middels een IBA moet voldoen.

 

Vanwege het zuiveringsproces dat plaatsvindt in de IBA, is het belangrijk om de richtlijnen van de fabrikant voor het gebruik van de IBA na te leven. IBA-systemen hebben een hoge kwetsbaarheid en dat vraagt ook aanpassingen bij het dagelijks gebruik. Bacteriedodende middelen zoals onder andere chloorreinigingsproducten mag men bijvoorbeeld niet gebruiken. Bij schoonmaakwerkzaamheden moet men denken aan gebruik van producten als:

  • natuurlijke zeep (matig gebruikt);

  • azijnhoudend water;

  • soda;

  • waterstofperoxide.

Zie verder de gebruiksaanwijzing van de IBA, vraag uw aannemer of leverancier hiernaar!

 

In artikel 4.3 wordt bepaald aan welke voorwaarden de afvalwaterlozing en aansluiting daarvan op de riolering moet voldoen als afgevoerd wordt met een pompsysteem. In lid 4.3a wordt bepaald dat een pompput met telemetrie noodzakelijk is. Daarmee kan de gemeente de afvoer prioriteren binnen een combinatie van meerdere pompen. Zo kan optimaal van het bestaande systeem gebruik worden gemaakt. Het pompsysteem moet voldoen aan de richtlijnen van de gemeente. Deze zijn vastgelegd in de NEN 1010 en in deze verordening. De rechthebbende moet ervoor zorgen dat het leidingwerk, de kabels, de sensor en dergelijke gelegd worden. Vervolgens zal de gemeente de kabels van de buffer aansluiten op het gemeentelijke systeem en de aansluiting in bedrijf stellen.

 

  • b.

    Omdat de afvoer van hemelwater (vanwege grote piekafvoeren) het pompsysteem kan ontregelen, is het beslist niet toegestaan om hemelwater aan te sluiten op een pompsysteem. Bovendien is hemelwater, zeker als dat afkomstig is van dakoppervlak, schoon en kan daarom beter hergebruikt worden als bijvoorbeeld gietwater of worden geloosd worden op het oppervlaktewater, dan worden afgevoerd worden naar de zuivering.

In lid 3c tot en met 3h zijn voorwaarden gesteld aan de afvoer van het afvalwater vallend onder de in artikel 2 genoemde clusters. Deze voorwaarden hebben het doel om het functioneren van het druksysteem te garanderen en te optimaliseren. Het aanbod van het afvalwater wordt door deze voorwaarden gelijkmatig gehouden en vuil water wordt niet vermengd met schoon water. Daardoor wordt de beschikbare capaciteit van het druksysteem optimaal benut, kan meer afvalwater naar de rioolwaterzuivering worden afgevoerd om gezuiverd te worden en zal minder vuil water via de calamiteiten overstorten ongezuiverd in het oppervlaktewater terecht komen.

 

In lid 3f wordt bepaald dat de buffervoorziening en bijbehoren goed dient te werken. Als de telemetrie namelijk niet werkt, dan komt er te veel water op het gemeentelijke rioolsysteem waardoor het systeem overbelast kan raken, met overlast voor andere perceeleigenaren tot gevolg.

 

In lid 3g wordt bepaald dat afvalwater in de genoemde categorieën geen zwevende stoffen mag bevatten. Deze bepaling voorkomt dat het druksysteem verstopt raakt. Zwevende deeltjes kunnen na verloop van tijd gaan bezinken en zo verstoppingen veroorzaken in de persleidingen en/of pompputten. Dat gebeurt bijvoorbeeld wanneer er weinig afvoer is en het water lang stilstaat in het systeem.

 

Voor de restcategorie afvalwater geldt vanwege lid 3h dat er bij de vergunningaanvraag altijd contact opgenomen moet worden met de gemeente om af te stemmen en een nadere toelichting te geven.

 

In artikel 4.4 zijn de lozingsvoorwaarden en technische eisen opgenomen, als de afvoer glastuinbouwwater betreft. Als door middel van een pomp afgevoerd wordt, wat vaak het geval is, dan gelden uiteraard ook de voorwaarden onder artikel 4.3.

 

Artikel 5. De aanvraag van de vergunning

 

Lid 1 bepaalt dat de aansluitvergunning moet worden aangevraagd door of namens de rechthebbende. Het is dus ook mogelijk dat een gemachtigde van de rechthebbende de aanvraag namens de rechthebbende indient. De aanvraag kan in principe alleen digitaal worden gedaan. Daarbij moet het vastgestelde aanvraagformulier worden gebruikt voor de aanvraag en volledig worden ingevuld. Daarmee heeft de gemeente alle informatie overzichtelijk bij elkaar en kan de aanvraag snel worden behandeld. Als u digitaal minder onderlegd bent en u daarom problemen ondervindt bij een digitale aanvraag, neemt dan telefonisch contact op met de gemeente. De gemeente zal u dan bij de aanvraag ondersteunen.

 

In lid 2 wordt een overzicht gegeven van de informatie die aangeleverd dient te worden bij de vergunningaanvraag. Deze zaken zijn ook terug te vinden op het formulier dat gebruikt dient te worden voor de aanvraag.

De aanvraag wordt pas in behandeling genomen als deze volledig en correct is ingediend. Indien dit niet het geval is, wordt de aanvrager hierover geïnformeerd en in de gelegenheid gesteld om te herstellen en aan te vullen. Indien de aanvrager dit binnen de daarvoor gestelde termijn nalaat wordt de aanvraag buiten behandeling gelaten.

 

In lid 2c wordt gevraagd naar het adres van het perceel dat aangesloten moet worden. Dat kan een ander perceel zijn dan het adres van de aanvrager dat bij 2a wordt ingevuld. Als het een nieuwbouwperceel is en er nog geen adresgegevens beschikbaar zijn, zijn de kadastrale gegevens van het perceel te vinden in de koopacte van het perceel. Een tekening kan in die gevallen verduidelijking geven hoe de toekomstige bebouwing op het perceel wordt gesitueerd.

 

In de leden 2d tot en met 2g worden zaken gevraagd die de gemeente moet weten om de vergunningaanvraag te kunnen beoordelen op basis van de voorwaarden zoals deze zijn opgenomen in deze verordening.

 

In lid 2g wordt gevraagd naar het leidingverloop op het particuliere terrein. De gemeente heeft een wettelijke verplichting om dit voor nieuwe aansluiting vast te leggen vanwege de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken (WIBON).

 

In lid 2h en 2i dient de aanvrager tevens een verzoek te doen aan de gemeente om de aansluiting aan te leggen en aan te geven wanneer dat ongeveer zou moeten gebeuren. De aanvrager dient hierbij wel rekening te houden met de termijnen waarin de gemeente de aanvraag gaat behandelen. Tussen het moment van aanvraag en aanleg dient minimaal 3 maanden te zitten. Na het indienen van een volledige vergunningaanvraag krijgt de aanvrager binnen 8 weken bericht.

Daarna heeft de gemeente nog 4 weken nodig om de aanleg in te plannen. Deze laatste periode kan langer zijn tijdens de vakantie- en de kerstperiode. De vergunningaanvraag zal daarom tijdig gedaan moeten worden. De gemeente kan in dat geval zoveel mogelijk rekening houden met de gewenste datum van aansluiting.

 

  • 4.

    In bijzondere gevallen kan het nodig zijn om aanvullende gegevens beschikbaar te hebben om een goede beoordeling uit te kunnen voeren. Alleen als dat het geval is, zal de gemeente daarover contact met de aanvrager opnemen. Het is niet nodig om zelf al meer informatie op te sturen dan gevraagd.

Artikel 6. Het weigeren van de vergunning

 

In artikel 6 is vastgelegd op welke gronden de aansluitvergunning geweigerd kan worden. In lid 1 is aangegeven dat het moet gaan om technische, juridische, milieutechnische of economische gronden. In lid 2 zijn vervolgens voorbeelden van de belangrijkste weigeringsgronden genoemd.

Bij een voornemen tot weigering wordt, indien dat aan de orde is, aangegeven aan welke voorwaarden en eisen moet worden voldaan om alsnog voor goedkeuring in aanmerking te komen. Als de aanvrager niet binnen twee weken de gevraagde informatie aanlevert of wijzigingen doorvoert, of de geboden hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de vergunning door de gemeente formeel geweigerd worden. De legeskosten worden dan in rekening gebracht. Als er geen mogelijkheid is om tot een oplossing te komen om te gaan voldoen aan de eisen en voorwaarden, kan de aanvrager binnen twee weken de vergunningaanvraag formeel met een brief aan het college, intrekken. In dat geval zullen geen legeskosten in rekening worden gebracht. Na 2 weken zal dat wel het geval zijn en ontvangt de aanvrager een formeel besluit op zijn aanvraag.

Voordat de vergunning geweigerd wordt, zal dus samen met de aanvrager gekeken worden of op een andere wijze aangesloten kan worden. Bijvoorbeeld op een andere locatie of misschien zijn er maatregelen mogelijk om de hoeveelheid af te voeren afvalwater te verminderen, te verbeteren of andere bezwaren weg te nemen.

Als er geen mogelijkheden zijn om tot een oplossing te komen, zal de vergunning geweigerd worden. In dat geval moet de aanvrager wel maatregelen treffen om het afvalwater toch te kunnen zuiveren conform geldende wetgeving.

 

Technische weigeringsgronden zijn bijvoorbeeld, dat de aansluiting niet voldoet aan de eisen die in deze verordening gesteld zijn. Er is bijvoorbeeld geen buffertank aanwezig of een signaleringssysteem ontbreekt terwijl dat wel voorgeschreven is. Of de aansluiting voldoet niet aan de eisen van de gemeente omdat hij gemengd wordt aangeleverd. Maar ook als het vetten of oliën, zouten, zuren, anaeroob water of andere stoffen betreft, die het biologische proces van de openbare zuivering kunnen aantasten en/of de riolering kunnen verstoppen of aantasten. Ook als het gaat om bronneringswater bijvoorbeeld van bouwputbemaling dat zonder bezwaar op oppervlaktewater geloosd kan worden of met een retourbemaling in de bodem gebracht kan worden is de een technische weigeringsgrond.

 

Hydraulische weigeringsgronden zijn bijvoorbeeld wanneer er meer water wordt afgevoerd dan de limieten die zijn opgenomen in deze verordening. Ook als er schoon hemelwater wordt afgevoerd waarmee het rioolsysteem nodeloos belast wordt, of wanneer de aanvraag betrekking heeft op grote pieklozingen die het systeem niet aankan, is dat een hydraulische weigeringsgrond. Ook bij bouwputbemalingen met zeer grote debieten hebben kan er een hydraulische weigeringsgrond zijn.

 

Milieutechnische gronden zijn bijvoorbeeld als de aanvraag betrekking heeft op gevaarlijke of andere stoffen die volgens het Activiteitenbesluit Milieubeheer niet op de riolering geloosd mogen worden. Dit betekent bijvoorbeeld conform het Activiteitenbesluit, dat de pH-waarde van het geloosde water minimaal 6,0 en maximaal 9,5 moet bedragen. In het Activiteitenbesluit staan nog meer waarden waaraan voldaan moeten worden, bijvoorbeeld voor lozingen afkomstig van bodem- en/of grondwatersaneringen en specifieke bedrijfsprocessen.

 

Economische gronden zijn bijvoorbeeld als het ondoelmatig is om aan te sluiten. Dit is het geval als de gemeente of de aanvrager dermate hoge kosten moet maken dat dit niet in verhouding staat tot de vuillast. Bijvoorbeeld als de gemeente een omvangrijk deel van de het druksysteem moet gaan aanpassen om de aanvullende hoeveelheid afvalwater af te kunnen voeren van een enkele locatie. De gemeente zal in zo’n geval u op weg helpen met de verdere procedure voor aanvraag van een vergunning voor een individuele zuiveringsvoorziening (IBA) bij het Hoogheemraadschap.

 

Artikel 7. Aanhouding van de aansluitvergunning

 

Artikel 8. Uitvoering aanleg of wijziging van een aansluiting

 

In lid 1 is bepaald dat de aanleg of de wijziging van de aansluiting van een perceelaansluitleiding op de gemeentelijke riolering alleen door de gemeente of namens de gemeente uitgevoerd mag worden. Dat mag dus ook door een door de gemeente ingehuurde derde partij gebeuren. De gemeente zal de werkzaamheden uitvoeren als daarvoor een aanvraag is gedaan én de aanvraag voldoet aan alle bepalingen van deze verordening. De aanvraag tot uitvoering moet gedaan worden op uniforme wijze via het standaardformulier.

 

Zoals bij lid 2 bepaald is, zal de gemeente, nadat de aanvraag binnengekomen en getoetst is en de vergunning is verleend, de werkzaamheden gaan inplannen. Daarvoor hanteert de gemeente standaard termijnen. Waar mogelijk houdt de gemeente rekening met de wensen van de aanvrager. Als de aanvraag te laat wordt ingediend, neem dan contact op met de gemeente. Ook dan zal de gemeente kijken of er toch nog mogelijkheden zijn om aan de wensen van de aanvrager (zoveel mogelijk) tegemoet te kunnen komen.

 

Artikel 9. (Beheer)kosten van de aansluiting

 

Dit artikel bepaalt dat alle werkelijke kosten voor de aanleg of wijziging, voor rekening komt van de rechthebbende.

Er is een uitzondering:

Namelijk voor eigenaren van woningen van voor 1985, als ze een schriftelijke overeenstemming hebben met de gemeente over aanleg door de gemeente in het kader van het “aansluitplan buitengebied Midden-Delfland”, dat op 1 december 2004 door de gemeenteraad is vastgesteld.

De aanlegkosten worden in dat geval gedragen door de gemeente. De kosten voor de leges worden ook niet in rekening gebracht. Dit geldt uitsluitend nog voor één cluster (De Rijksstraatweg) vanuit het aansluitplan. Hier komt mogelijk in de toekomst nog drukriolering. De rest van het aansluitplan is gerealiseerd. Daar geldt de uitzondering niet meer voor.

 

Voor degenen die niet onder deze uitzondering vallen, geldt dat er voor het realiseren van de aansluiting altijd een minimaal bedrag van € 3.500,-- betaald dient te worden als tegemoetkoming voor de aanlegkosten van de nieuwe rioolaansluiting en een (klein) deel van de aanlegkosten uit het verleden voor de riolering. Dit is een minimumbedrag. Als de kosten hoger zijn zullen de werkelijke kosten in rekening worden gebracht. Het bedrag van € 3.500,-- wordt ieder jaar geïndexeerd met het in dit artikel genoemde indexcijfer van het CBS.

 

De legesverordening van de gemeente bepaalt dat er leges verbonden zijn aan de vergunningaanvraag. Leges dekken de kosten voor het behandelen van de vergunningaanvraag. Deze leges moeten daarom ook voldaan worden als de vergunning geweigerd wordt. Ze worden in rekening gebracht bij de aanvrager zodra de aanvraag ingediend wordt.

 

Als er eigendommen van de gemeente (bijvoorbeeld een pompput met schakelkast) op het particulier terrein van de aanvrager geplaatst moeten worden, dan zal de gemeente zakelijk recht, bijvoorbeeld erfdienstbaarheid overeenkomen met de eigenaar. De kosten van de notaris om deze akte op te maken, worden dan doorberekend aan de aanvrager. De pompput wordt in dat geval niet eerder geplaats dan dat de akte gepasseerd is bij de notaris.

 

Pas nadat alle kosten betaald zijn en aan alle voorwaarden is voldaan, zal de gemeente starten met de aanleg van de aansluiting.

 

Artikel 10. Uitvoering aanleg of wijziging van de perceelaansluitleiding

In dit artikel wordt duidelijk gemaakt dat de gemeente aanwezig wil zijn als de aansluiting op het gemeentelijk riool of de gemeentelijke pompput wordt gemaakt. De gemeente kan dan zien of de aansluiting op de juiste wijze tot stand komt.

 

Artikel 11. Beheer, onderhoud, renovatie en vervanging

In lid 1 wordt bepaald dat het onderhoud van de perceelaansluitleiding en het eventueel aanpassen daarvan voor rekening is van de eigenaar van het aangesloten perceel. Dit geldt ook wanneer de gemeente in het gemeentelijk riool aanpassingen doet en het gevolg daarvan is dat ook de perceelaansluitleiding aangepast moet worden. Dat kan het geval zijn bij renovatiewerkzaamheden van wegen. Bijvoorbeeld wanneer de weg en riolering vanwege zettingen opgehoogd moet worden tot het oorspronkelijke niveau. Ook verstoppingen in de perceelaansluitleiding op particulier terrein moet de rechthebbende zelf oplossen en de kosten daarvoor zelf dragen. Verstoppingen kunnen leiden tot bijvoorbeeld overstroming van het toilet. De gevolgschade daarvan zoals schoonmaakkosten maar ook vervanging van vloerbedekking, laminaat, behang etc. zijn voor rekening van de rechthebbende. Het is dus belangrijk dat de riolering goed wordt gebruikt zodat verstoppingen worden voorkomen.

 

In lid 2 wordt bepaald dat bovenstaande niet geldt als onderhoud nodig is en/of schade ontstaat vanwege een verstoring in de gemeentelijke riolering. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn als er een verstopping is opgetreden in de hoofdriolering die de gemeente moet onderhouden, bijvoorbeeld door een verstopping in het gemeentelijk riool vanwege een verzakking van een in beheer bij de gemeente zijnde weg of wortelingroei van een in eigendom van de gemeente zijnde boom. In dat geval draagt de gemeente de kosten. Dat zijn kosten voor onderzoek en de opgetreden materiele schade (van bijvoorbeeld vloerbedekking en schoonmaakkosten). Dan moet wel onomstotelijk vaststaan, dat de kosten voor het onderhoud of herstel op grond van de aard van de schade voor rekening van de gemeente dienen te komen. De rechthebbende zal, om in aanmerking te komen voor een schadevergoeding, de gemeente, of een expert of een andere derde namens de gemeente (bijvoorbeeld ingeschakeld door of via de aansprakelijkheidsverzekering van de gemeente) de gelegenheid geven om een schouw uit te voeren. Daarvoor zal vaak het ontstoppingsstuk in de tuin door de rechthebbende vrijgegraven moeten worden om de gemeente toegang te geven tot de huisaansluitleiding om onderzoek te doen. De gemeente zal dit aangeven. Soms is dat onstoppingsstuk niet aanwezig in het private perceel maar in openbaar gebied. In dat geval zal de gemeente het ontstoppingsstuk vrijgraven.

 

 

De gemaakte materiële kosten kunnen, na overleg en akkoord bij de gemeente gedeclareerd worden, uitsluitend met overlegging van de originele facturen. Materiële kosten zijn kosten die direct in geld zijn uit te drukken. U kunt denken aan het onderzoek dat u heeft laten uitvoeren, het advies dat u heeft ingewonnen en schade aan uw huis, interieur, kleding of tuin. Immateriële schade is bijvoorbeeld het leed dat u heeft moeten doorstaan. Kosten voor bijvoorbeeld opgenomen vrije dagen of niet declarabele uren en immateriële kosten, zijn in beginsel niet te verhalen op de gemeente, doch dit zal per geval bekeken moeten worden. Hierbij geldt dat alleen schade die het directe gevolg is van de verstoring voor vergoeding in aanmerking komen. De benadeelde zal dus het causale verband tussen de schade en de verstopping moeten aantonen.

Vergoeding van kosten is niet mogelijk als de perceelaansluiting van inferieure kwaliteit was, of de technische levensduur daarvan reeds was overschreden (pompen, appendages en installaties 10 jaar, bouwkundige elementen, vrijverval riolering en persleidingen 40 jaar).

 

In lid 4 wordt bepaald dat alleen de gemeente mag werken aan de riolering die gelegen is in het openbare gebied. In alle gevallen is een melding nodig bij de gemeente. Deze melding dient tijdig plaats te vinden (lid 3). Hoe gecompliceerder de werkzaamheden, des te vroeger de gemeente in kennis gesteld moet worden.

 

Waar lid 1 gaat over de perceelsaansluiting, gaat lid 5 over de gemeentelijke riolering. In dit lid wordt bepaald dat als er schade optreedt in de gemeentelijke riolering die het gevolg is van onjuist gebruik van de aansluiting, alle schade wordt verhaald op de gebruiker van het perceel. Dat kan zowel de eigenaar zijn als bijvoorbeeld de huurder van het pand. Het is dus belangrijk om de riolering op de juiste wijze te gebruiken.

Tot de gemeentelijke riolering behoren ook de pompputten en IBA’s. Als in de pompen of IBA’s schade optreedt door onjuist gebruik, worden de kosten verhaald op de gebruiker van het perceel. In lid 6 wordt vervolgens opgesomd wat in ieder geval onjuist gebruik is.

 

Stoffen die verstoppingen in de pompen, perceelaansluitleiding of het gemeentelijk riool kunnen veroorzaken zijn bijvoorbeeld luiers, verf, klei, gips, tuin- en potgrond en andere materialen die zich in aanraking met water binden of gaan zwellen en tot een verstopping kunnen leiden. Maar ook doekjes die in verpakkingen verkocht worden, als “vochtig wc-papier” of “vochtig toiletpapier” of iets van die strekking met als doel extra hygiëne na toiletgebruik, mogen niet door het toilet gespoeld worden, of anderszins in de riolering terecht komen. Ook niet als op de verpakking staat dat deze wel door het toilet gespoeld kunnen worden. Dat geldt ook voor (wegwerp) doekjes voor schoonmaken van sanitair en andere oppervlakken. Ook zaken die van textiel of plastic zijn zoals tampons en maandverband en verpakkingen mogen niet in de riolering terecht komen.

 

Ook frituurvet en andere vetten en oliën, zoals motorolie mogen niet geloosd worden op de riolering.

 

Stoffen die gevaar opleveren of het biologische proces op de openbare zuivering negatief kunnen verstoren zijn bijvoorbeeld anti-mierenpoeder en ratten- en muizengif. Maar ook oplosmiddelen zoals terpentine, medicijnen of resten daarvan, zijn gevaarlijk. Evenals vluchtige stoffen, verdovende middelen, drugsafval of halffabricaten van de productie van drugs.

 

Artikel 12. Calamiteiten

 

Voor de in dit artikel genoemde meldingen is de gemeente 24/7 bereikbaar.

De meldingen als bedoeld in dit artikel kunnen via deze link gedaan worden. Daarnaast kan ook telefonisch contact opgenomen worden via het Klant Contact Centrum (KCC). Het KCC is van maandag tot en met vrijdag van 8.30 - 17.00 uur bereikbaar via telefoon (015) 380 41 11. Ook kan de gratis meldingsapp: “MijnGemeente APP” worden gedownload. Met de App kan de melding worden gedaan.

Buiten kantooruren is het telefoonnummer 06 - 55 85 78 02 beschikbaar voor meldingen.

Bij storing aan een IBA kunt u contact opnemen met het Hoogheemraadschap van Delfland telefoon (015) 260 81 08.

 

Als de gemeente dit aangeeft moet de melder, het ontstoppingsstuk in de tuin of bij de gevel zelf (laten) vrijgraven, zodat de gemeente onderzoek kan doen. Meestal zit dit net binnen de grens van de tuin of gevel met de weg/trottoir ongeveer in rechte lijn met de toiletruimte of voordeur.

 

Als aangesloten is op een pomp, dan kan de gemeente onderzoek doen in of vanuit de pompput en is niet altijd een ontstoppingsstuk net voor de pomp aanwezig. Hetzelfde geldt voor een IBA.

 

Als de verstopping in de aansluitleiding in de tuin zit, dan zal de gemeente dit niet verhelpen. Dat dient u dan zelf te (laten) doen door een loodgieter of speciaal rioolontstoppingsbedrijf. Als de verstopping zit in de aansluitleiding onder de openbare weg en de verstopping is niet door u ontstaan, dan zal de gemeente ervoor zorgen dat de verstopping wordt verholpen. In dat geval kunt u de gemaakte kosten en schade bij de gemeente verhalen. Bewaar dan wel alle rekeningen, want alleen dan kunnen de gemaakte kosten en schade verhaald worden op de gemeente! Zie daarvoor artikel 10.2. Overigens kunnen alleen materiële kosten en schade verhaald worden. Bij artikel 10 zijn daarvoor de voorwaarden omschreven.

 

Artikel 13. Beëindiging, verval, intrekken en rechtsopvolging

 

In lid 1 is bepaald dat het doorgeven van de melding per brief of per email nodig is wanneer gebruik van een perceelaansluitleiding definitief wordt beëindigd. Een ontvangstbevestiging wordt op verzoek verstrekt via hetzelfde medium als bij het indienen is gebruikt.

 

Lid 3 regelt dat bij sloopwerken de buiten gebruik geraakte aansluiting goed wordt afgesloten, zodat er geen zand in kan geraken. Zand kan verstoppingen veroorzaken in de gemeentelijke riolering. Ook bij andere werkzaamheden zoals bijvoorbeeld bestratingswerken op het perceel kan veel zand in de riolering komen, bijvoorbeeld via de straatkolken. Dat moet de eigenaar van het betreffende perceel voorkomen of zelf opruimen. De riolering dient niet alleen zand/gronddicht afgesloten te worden maar ook gasdicht zodat tijdens de bouwwerkzaamheden geen stank ontstaat.

 

Doet de eigenaar dat niet dan wordt in lid 4 aangegeven dat de gemeente dat mag doen (in openbaar gebied) en alle kosten, ook van het schoonmaken, mag verhalen. Voordat de gemeente de aansluiting afsluit, zal ze eerst contact opnemen (indien mogelijk) met de eigenaar van het betreffende perceel met als doel er minnelijk uit te komen.

 

In lid 5 worden de voorwaarden omschreven waaronder de gemeente een afgegeven vergunning kan intrekken. Dit wordt gedaan door middel van een intrekkingsbesluit. Dit besluit wordt openbaar gemaakt en hiertegen staat bezwaar en beroep open. Alvorens een intrekkingsbesluit te nemen zal de eigenaar van het perceel op de hoogte worden gesteld door middel van een brief dat de procedure voor het intrekken van de vergunning ingezet gaat worden.

 

Lid 5a. Een vergunning wordt niet meer gebruik als bijvoorbeeld de woning waarvoor de vergunning is afgegeven onbewoonbaar is verklaard of gesloopt is. Pas vanaf 12 maanden daarna kan het intrekkingsbesluit worden genomen.

 

Artikel 14. Verwijderen aansluiting

 

Lid 1 bepaalt dat de gemeente de aansluiting en perceelaansluitleiding gelegen in het openbaar gebied op kosten van de rechthebbende kan verwijderen nadat de vergunning is ingetrokken of een melding is gemaakt van definitieve beëindiging. De gemeente moet dat dan wel binnen 60 dagen doen, anders mag de gemeente de kosten niet meer te verhalen. In lid 2 wordt bepaald dat de gemeente dit wel moet melden bij de voormalig rechthebbende van de aansluiting.

In lid 3 wordt bepaald dat dit alleen geldt voor het openbaar gebied. De gemeente mag dus geen werkzaamheden verrichten op het privéterrein. Uitzondering hierop is als er een zakelijk recht, bijvoorbeeld erfdienstbaarheid ten behoeve van de gemeente is gevestigd of als de gemeente anderszins recht op toegang heeft van en naar haar eigendommen. Bijvoorbeeld als er geen andere mogelijkheid is om bij haar eigendom te komen en de eigenaar van het perceel op de hoogte is gebracht dat van het recht op toegang gebruik wordt gemaakt. De gemeente zal van dit recht gebruik maken als haar pompput met toebehoren nog op het erf staat van de perceelseigenaar. Het Hoogheemraadschap zal dit doen als haar IBA nog op het erf staat van de perceelseigenaar.

 

Artikel 15. Toezicht

 

Geen toelichting

 

Artikel 16. Handhaving

 

Geen toelichting

 

Artikel 17. Hardheidsclausule

 

Om te voorkomen dat toepassing van de bepalingen van deze verordening in een concreet geval zou leiden tot een beslissing in strijd met de redelijkheid en billijkheid, is in artikel 15 een hardheidsclausule opgenomen. De hardheidsclausule wordt uitsluitend in zeer uitzonderlijke gevallen en met grote terughoudendheid toegepast.

 

Er kunnen in de praktijk situaties ontstaan waarin deze verordening niet voorziet. Deze uitzonderlijke gevallen hebben bijvoorbeeld te maken met onvoorziene nieuwe technisch innovaties. Daarover kan de gemeente beslissen. Daarbij houdt de gemeente rekening met de zaken die deze verordening beschermd zoals de volksgezondheid en het milieu. Ook zorgt de gemeente ervoor dat er geen willekeur ontstaat, door steeds op gelijke wijze over gelijke zaken te beslissen.

 

Artikel 18. Overgangsrecht

 

Met lid 1 wordt beoogd dat een aanvraag tot aansluiting of wijziging van een perceelaansluitleiding, die vóór de datum van inwerkingtreding is ingediend, maar nog niet is vergund, wordt behandeld als een aanvraag in de zin van deze verordening. Met lid 2 wordt beoogd dat een perceelaansluitleiding, die reeds was aangelegd vóór de datum van inwerkingtreding, onder de werking valt van deze verordening. Deze verordening heeft geen gevolgen voor de reeds aangelegde particuliere riolen, maar als er problemen ontstaan bij deze bestaande aansluitingen gelden wel de bepalingen uit de nieuwe verordening.

 

Omdat het denkbaar is dat voor het tot stand brengen van rioolaansluitingen in het verleden met perceeleigenaren overeenkomsten zijn gesloten waarin afspraken zijn gemaakt die strijd opleveren met de aansluitverordening, is in lid 3 vastgelegd dat in dergelijke situaties de bepalingen van de overeenkomst prevaleren. Het zou immers in strijd zijn met het rechtszekerheidsbeginsel als deze afspraken zomaar opzij worden gezet.

 

Artikel 19. Intrekking

 

De huidige verordening wordt vervangen door deze nieuwe verordening. Daarom wordt de huidige verordening ingetrokken.

 

Artikel 20. Inwerkingtreding en citeertitel

 

Geen toelichting