Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Achtkarspelen

Beleidsregels Jeugdhulp gemeente Achtkarspelen 2019

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAchtkarspelen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels Jeugdhulp gemeente Achtkarspelen 2019
CiteertitelBeleidsregels Jeugdhulp gemeente Achtkarspelen
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.

Deze regeling vervangt de Beleidsregels Jeugdhulp gemeente Achtkarspelen 2018.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Jeugdwet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Achtkarspelen houdende regels omtrent jeugdhulp Verordening Jeugdhulp gemeente Achtkarspelen 2019

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

20-10-2021nieuwe regeling

31-01-2019

gmb-2021-366955

Z2019-00300

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Jeugdhulp gemeente Achtkarspelen 2019

1. Algemeen

1.1. Definities en begrippen

Alle definities die in deze beleidsregels worden gebruikt, hebben dezelfde betekenis als in de wet en de verordening.

 

Het beleidsplan, de verordening en de beleidsregels dienen in onderlinge samenhang te worden beschouwd.

2. Vormen van jeugdhulp en toegang tot jeugdhulp

2.1 Overige en individuele jeugdhulpvoorzieningen

De delegatiebepaling van artikel 2.9, onder a van de wet, bepaalt dat de gemeente bij verordening regels stelt over de door het college te verlenen individuele jeugdhulpvoorzieningen en overige jeugdhulpvoorzieningen.

In onze verordening is onderscheid gemaakt tussen overige en individuele jeugdhulpvoorzieningen. Voor een deel van de hulpvragen kan worden volstaan met een overige jeugdhulpvoorziening. Hier kunnen de jeugdige en zijn ouders gebruik van maken zonder dat zij daarvoor een verwijzing of een toekenning van de gemeente nodig hebben. De jeugdige en zijn ouders kunnen zich voor deze jeugdhulp rechtstreeks tot de jeugdhulpaanbieder wenden. Voor een individuele jeugdhulpvoorziening is een verwijzing nodig van een daartoe bevoegde wettelijke verwijzer.

2.2 Over vormen van ondersteuning en ondersteuningsprofielen

De volgende vormen van ondersteuning zijn met verwijzing beschikbaar:

 

  • a.

    Dyslexiezorg:

    De ondersteuning voor jeugdigen met (een vermoeden van) ernstig enkelvoudige dyslexie (EED), in de vorm van dyslexieonderzoek en/of behandeling. Een jeugdige met dyslexie heeft ondanks een normale intelligentie ernstige problemen met lezen, schrijven en spellen. Dyslexiezorg wordt geboden aan jeugdigen in de leeftijd van 7 tot en met 12 jaar, dan wel aan jeugdigen waarvan de dyslexiezorg voor de 13e verjaardag van het kind is gestart. Enkelvoudig betekent dat de jeugdige naast de dyslexie geen GGZ-stoornis, beperking of andere taal- of leerstoornissen heeft, die belemmerend is voor het onderzoek en/of de behandeling.

     

  • b.

    Alternatieve zorg:

    Reguliere jeugdhulp die provinciaal is ingekocht zoals bijvoorbeeld een alternatieve vorm van begeleiding of bijvoorbeeld creatieve therapie of speltherapie.

     

  • c.

    Pleegzorg:

    Ondersteuning waarbij pleegouders de jeugdige verblijf, verzorging en opvoeding bieden in combinatie met professionele begeleiding van het pleegkind, de pleegouders en de biologische ouders door een (pleeg)zorgaanbieder. Pleegzorg kan zowel tijdelijk als langdurig en zowel 24/7 als in deeltijd of weekend opvang geboden worden. Een pleeggezin kan zowel een gezin uit het pleeggezinnenbestand van een voorziening voor pleegzorg als een gezin uit het eigen netwerk van familie of bekenden zijn.

     

  • d.

    Specialistische jeugdhulp:

    Alle ambulante jeugdhulp en jeugdhulp met verblijf, niet zijnde dyslexiezorg, pleegzorg of hoog specialistische jeugdhulp. Ambulante jeugdhulp betreft jeugdhulp die op vaste of onregelmatige tijden plaats vindt bij de jeugdige thuis, op locatie van de aanbieders of elders (school, kinderdagverblijf

     

  • e.
    • d.).

      Bij jeugdhulp met verblijf verblijft een jeugdige, op vrijwillige of gedwongen basis, in een (open) instelling. Specialistische jeugdhulp (zowel ambulante jeugdhulp als jeugdhulp met verblijf) wordt op basis van een ondersteuningsprofiel en in de vorm van een traject gericht op herstel of duurzaam geboden. Verblijf wordt altijd in combinatie met een ondersteuningsprofiel verstrekt en kan niet apart verstrekt worden. Binnen specialistische jeugdhulp zijn de volgende ondersteuningsprofielen vastgesteld:

      • 1.

        Behoefte aan het verbeteren van psychosociaal functioneren jeugdige en verbeteren gezinscommunicatie.

      • 2.

        Behoefte aan het vergroten van specifieke opvoedingsvaardigheden ouders plus hulp vanwege kind eigen problematiek.

      • 3.

        Behoefte aan het vergroten van specifieke opvoedingsvaardigheden van ouders met een beperking.

      • 4.

        Behoefte aan vergroten van specifieke opvoedingsvaardigheden voor ouders met eigen problematiek plus hulp voor de jeugdige bij zijn ontwikkeling.

      • 5.

        Behoefte aan het verminderen problematiek en verbeteren van het functioneren jeugdige door middel van zorg en behandeling.

      • 6.

        Behoefte aan het leren van vaardigheden en verbeteren van functioneren voor jeugdige, rekening houdend met verminderen van eigen problematiek ouders en waarborgen veiligheid jeugdige.

      • 7.

        Behoefte aan begeleiding en behandeling in samenhang met een verstandelijke beperking.

      • 8.

        Behoefte aan en behandeling in samenhang met een verstandelijke beperking en gedragsproblematiek.

      • 9.

        Behoefte aan begeleiding vanwege een lichamelijke beperking.

      • 10.

        Behoefte aan leren van vaardigheden en verbeteren functioneren voor 0-6 jarige binnen het gezin. Rekening houdend met verminderen van eigen problematiek ouders en waarborgen veiligheid van het jonge kind.

  • Zie bijlage 1 voor uitwerking van de 10 ondersteuningsprofielen.

     

  • f.

    Hoog specialistische jeugdhulp:

    Zeer complexe, intensieve specialistische jeugdhulp, waarbij een klinische achtervang in een besloten of gesloten setting, een driemilieuvoorziening, noodzakelijk is. Er is bij hoog specialistische jeugdhulp tegelijkertijd sprake van meervoudige problematiek, waarbij hulp nodig is vanuit meerdere, verschillende jeugdhulpdisciplines. Bij voorkeur is dit zo dicht mogelijk bij de thuissituatie van de cliënt georganiseerd.

     

  • g.

    Jeugdbescherming:

    Ondersteuning in de vorm van jeugdbeschermingsmaatregelen. (Voorlopige) ondertoezichtstelling en voogdij zijn jeugdbeschermingsmaatregelen. Deze maatregelen zijn alleen mogelijk na een onderzoek van de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) en een beslissing van de kinderrechter. De rechter kan deze maatregelen opleggen als vrijwillige hulp niet toereikend is en de jeugdige ernstig bedreigd wordt in zijn ontwikkeling. Een gecertificeerde instelling (zoals Regiecentrum Bescherming en Veiligheid, William Schrikker Groep en Leger des Heils) voert de maatregel uit. Gezinsvoogden in dienst van een gecertificeerde instelling, begeleiden een gezin bij de opvoeding, tot de ouders dit weer zelfstandig kunnen.

     

  • h.

    Jeugdreclassering:

    Ondersteuning in de vorm van intensieve begeleiding en controle voor jongeren die veroordeeld zijn. Dit kan zowel op basis van een proces-verbaal van de politie als van de leerplichtambtenaar zijn. De jeugdreclassering wordt uitgevoerd door een gecertificeerde instelling of de volwassenreclassering.

     

  • i.

    Crisiszorg:

    Een hulpvraag om zorg of ondersteuning waarop binnen 24 tot 48 uur moet worden gehandeld.

2.3 Toegang tot individuele jeugdhulpvoorzieningen

De toeleiding naar de jeugdhulp vindt op verschillende manieren plaats.

 

Toegang via de huisarts, de jeugdarts en de medisch specialist

Na een verwijzing door een huisarts, jeugdarts of medisch specialist staat nog niet vast welke specifieke behandelvorm van jeugdhulp een jeugdige en/of zijn ouder precies nodig heeft. In de praktijk zal het de jeugdhulpaanbieder zelf zijn die op basis van zijn professionele autonomie beoordeelt welke voorziening precies nodig is, hoe vaak iemand moet komen en hoe lang. Bij deze beoordeling moet de jeugdhulpaanbieder zich houden aan de afspraken die hij daarover met de gemeente heeft gemaakt in het kader van de inkoopcontract- of subsidierelatie. Ook dient hij zich te houden aan de regels die de gemeente in de verordening heeft gesteld. Omdat de gemeente verder geen nadrukkelijke rol speelt bij de toegang via de huisarts, de jeugdarts en de medisch specialist, regelt de gemeente alleen de aspecten met betrekking tot administratie en financiering.

 

Toegang via de gecertificeerde instelling, de kinderrechter, het openbaar ministerie en de directeur of de selectiefunctionaris van de justitiële jeugdinrichting

De gecertificeerde instelling is in beginsel gebonden aan de jeugdhulp die de gemeente heeft ingekocht. De gecertificeerde instelling overlegt met het jeugdteam voordat zij een jeugdige naar een niet-gecontracteerde jeugdhulpaanbieder verwijst. Op de samenwerking tussen de gemeente en de gecertificeerde instellingen is het samenwerkingsprotocol Gemeenten in Friesland-Gecertificeerde instellingen van toepassing. Dit protocol maakt onderdeel uit van Samenwerkingsprotocol Gemeenten in Friesland – Raad voor de Kinderbescherming, regio Noord-Nederland. De protocollen zijn te vinden via http://www.sdfryslan.nl/dossiers/regionale-jeugdhulp.

 

Als de kinderrechter een ondertoezichtstelling of gezagsbeëindiging uitspreekt, wijst hij gelijktijdig in de beschikking de gecertificeerde instelling aan die de maatregel gaat uitvoeren. Dit kan de rechter doen omdat de raad voor de kinderbescherming in zijn verzoekschrift een concreet advies geeft over welke gecertificeerde instelling de maatregel zou moeten uitvoeren. De raad voor de kinderbescherming neemt een gecertificeerde instelling in zijn verzoekschrift op die na overleg met de gemeente en gezien de concrete omstandigheden van het geval hiervoor het meest geschikt lijkt. De raad voor de kinderbescherming is verplicht om hierover met het jeugdteam te overleggen.

 

Toegang jeugdhulp via het jeugdteam

Een hulpvraag van een jeugdige en/of zijn ouder kan ook rechtstreeks binnenkomen bij het jeugdteam. De gezinswerkers van het jeugdteam zijn gemachtigd om vervolgens onderzoek te verrichten. De beslissing welke zorg een jeugdige en/of zijn ouder precies nodig heeft, komt tot stand in overleg tussen de gezinswerker van het jeugdteam en de jeugdige en zijn ouders. De gezinswerker handelt daarbij op basis van zijn professionele autonomie en neemt beslissingen in het kader van de veiligheid samen met een gedragswetenschapper.

2.4 Keuze aanbieder

Om te bepalen welke aanbieder de noodzakelijke ondersteuning mag bieden, hanteert de verwijzer de volgende objectieve, transparante en non-discriminatoire criteria:

  • a.

    de wens van de jeugdige en/of ouder(s) (en zijn netwerk);

  • b.

    de specifieke zorgbehoefte van de jeugdige en/of ouder(s);

  • c.

    nabijheid van de zorgaanbieder (afstand van woonadres jeugdige en/of ouder(s);

  • d.

    wachttijden/beschikbaarheid bij de zorgaanbieder;

  • e.

    levensovertuiging van de jeugdige en/of ouder(s);

  • f.

    vanuit zorgperspectief vereiste zorgcontinuïteit.

3. Procedure jeugdhulp via het jeugdteam

Artikel 3.1 Melding hulpvraag

  • 3.1.1

    Iedere jeugdige of ouder die zijn woonplaats heeft in de gemeente kan zich rechtstreeks met een jeugdhulpvraag richten tot het jeugdteam.

  • 3.1.2

    In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke maatregel, of vraagt een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet.

  • 3.1.3

    Jeugdigen en ouders kunnen zich rechtstreeks wenden tot een overige jeugdhulpvoorziening.

     

Toelichting op artikel 3.1

De jeugdige of zijn ouders die een beroep willen doen op een overige jeugdhulpvoorziening kunnen hier direct naartoe zonder dat zij eerst contact met het jeugdteam hoeven op te nemen.

Artikel 3.2 Werkwijze na melding

  • 3.2.1

    Na melding neemt een gezinswerker van het jeugdteam contact op met het gezin en, afhankelijk van de ingeschatte urgentie door de gezinswerker, wordt er meteen een afspraak gemaakt dan wel een afspraak op termijn gemaakt. Tevens informeert de gezinswerker de jeugdige en/of de ouders over de gang van zaken bij het gesprek.

     

Toelichting op artikel 3.2

Het gesprek moet zo spoedig mogelijk plaatsvinden. Het hangt af van de situatie hoe snel dat kan of moet plaatsvinden.

Artikel 3.3 Gesprek

  • 3.3.1

    Tijdens het gesprek verschaffen de jeugdige en/of zijn ouders aan het jeugdteam alle overige gegevens die naar het oordeel van het jeugdteam voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige en/of zijn ouders tonen in ieder geval een geldig identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

  • 3.3.2

    De gezinswerker wijst de jeugdige en zijn ouders op de beschikbaarheid van een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

  • 3.3.3

    In het gesprek over de jeugdhulpvraag tussen de jeugdige, de ouders en het jeugdteam en mogelijk andere betrokkenen, kan worden gesproken over:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de jeugdhulpvraag;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

    • c.

      het vermogen van de jeugdige en/of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving/ sociaal netwerk een oplossing voor de jeugdhulpvraag te vinden (zie bijlage 2);

    • d.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een voorziening op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen, die niet onder de Jeugdwet vallen;

    • e.

      de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige jeugdhulpvoorziening;

    • f.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een overige, vrij toegankelijke, voorziening;

    • g.

      de mogelijkheden om een individuele jeugdhulpvoorziening aan te vragen;

    • h.

      het ondersteuningsprofiel, de intensiteit en of het traject gericht is op herstel of duurzaam als er sprake is van specialistische jeugdhulp zoals genoemd in artikel 2.2. lid d;

    • i.

      de voorwaarden voor de verstrekking van een pgb, waarbij de jeugdige of zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 3.3.4

    Alleen indien het jeugdteam dit acceptabel vindt, kan in overleg met de jeugdige en/of zijn ouders worden afgezien van een gesprek als bedoeld in art. 3.3.1.

     

Toelichting op artikel 3.3

In het kader van de rechtmatigheid en de vaststelling van het woonplaatsbeginsel wordt tijdens het gesprek in ieder geval de identiteit van de jeugdige en/of de ouders vastgesteld aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

 

Voor een zorgvuldig onderzoek is het van belang dat alle feiten en omstandigheden van de specifieke hulpvraag worden onderzocht. Het onderzoek moet in samenspraak met de jeugdige en zijn ouders worden verricht. Veelal is persoonlijk contact nodig om een totaalbeeld van de jeugdige en zijn ouders te krijgen. Indien nodig voor het onderzoek, kan ook sprake zijn van meerdere (opeenvolgende) gesprekken.

 

De wetgever omkleedt de procedure om te komen tot een individuele jeugdhulpvoorziening met allerlei waarborgen rond een deskundige beoordeling. Het kan zelfs gaan om diagnostiek om voor een psychiatrische behandeling in aanmerking te komen of voor een verblijf in 24-uursopvang. Dat zijn zwaarwegende beslissingen waaraan professioneel onderzoek en afweging aan ten grondslag ligt.

 

In de onderdelen a tot en met i zijn de onderwerpen van het gesprek weergegeven. Het betreft uiteraard altijd maatwerk. Indien de jeugdige al bij het jeugdteam bekend is, kan het zijn dat een aantal gespreksonderwerpen niet meer uitgediept hoeft te worden en zal bijvoorbeeld alleen kunnen worden gevraagd of er nog nieuwe ontwikkelingen zijn.

In onderdeel c van artikel 3.3.3 wordt de eigen kracht van jeugdigen en ouders voorop gesteld overeenkomstig het uitgangspunt dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt. Een te verstrekken voorziening kan ook juist nodig zijn om de mate van probleemoplossend vermogen van de jeugdige en zijn ouders en die van de naaste omgeving te versterken.

Eén van de voorwaarden voor de verstrekking van een pgb, is dat er geen sprake mag zijn van problematische schulden. Hieronder wordt verstaan:

 

  • de aanvrager heeft een schuld waar hij/zij zelf zonder hulp niet meer uitkomt, of;

  • er zijn vorderingen in behandeling bij deurwaarders- en incassokantoren en de geëiste (door schuldeisers) maandelijkse lasten zijn hoger dan haalbaar, of;

  • er zijn achterstanden zijn in vaste lasten en de schuldeisers zijn niet bereid een betalingsregeling te treffen.

Artikel 3.4 Verslag

  • 3.4.1

    De gezinswerker maakt van het gesprek een verslag. Het verslag wordt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes weken, na het gesprek aan de jeugdige en/of de ouders gestuurd, overhandigd, tenzij zij hebben meegedeeld dit niet te wensen.

  • 3.4.2

    Het gespreksverslag bevat afspraken over vervolgstappen in verband met de besproken jeugdhulpvraag, In deze vervolgstappen wordt aangegeven:

    • a.

      of een familiegroepsplan zal worden opgesteld en/of een ondersteuningsplan;

    • b.

      op welke wijze een mogelijk toe te kennen individuele jeugdhulpvoorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

    • c.

      hoe zo nodig rekening wordt gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders.

  • 3.4.3

    Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige en/of zijn ouders worden aan het verslag toegevoegd. Het toevoegen van opmerkingen of latere aanvullingen aan het verslag is vormvrij.

  • 3.4.4

    Het verslag kan worden aangemerkt als ondersteuningsplan, indien dit door de jeugdige en/of zijn ouders is ondertekend en dit expliciet is aangegeven.

Artikel 3.5 Opstellen van het ondersteuningsplan

  • 3.5.1

    De gezinswerker stelt samen met de jeugdige en/of de ouders een ondersteuningsplan op.

  • 3.5.2

    Het ondersteuningsplan wordt opgesteld vanuit het kader: één gezin, één plan.

  • 3.5.3

    Het ondersteuningsplan kan onderdeel uitmaken van het familiegroepsplan.

  • 3.5.4

    In het ondersteuningsplan wordt vermeld van welke vrij toegankelijke of vrij inzetbare jeugdhulpvoorzieningen de jeugdige en/of de ouders gebruik gaan maken en/of voor welke individuele jeugdhulpvoorzieningen de jeugdige en/of de ouders een toekenning willen van het college.

    De jeugdige en/of de ouders kunnen ook een aanvraag indienen wanneer zij hierover geen overeenstemming hebben bereikt met de gezinswerker. De gezinswerker zal dan gemotiveerd aan het college aangeven waarom de gevraagde voorziening niet zou moeten worden toegekend.

     

Toelichting op artikel 3.5

Het ondersteuningsplan wordt samen met de jeugdige en/of de ouders en mogelijk andere betrokkenen opgesteld. In de praktijk kan dit betekenen dat het gespreksverslag dat in artikel 8 wordt genoemd wordt omgebouwd tot een ondersteuningsplan.

Het ondersteuningsplan wordt opgesteld aan de hand van de werkwijze één huishouden, één plan. In het ondersteuningsplan staan in de eerste plaats de afspraken over wat de jeugdige en/ of zijn ouders zelf gaan oppakken. Daarnaast wordt beschreven welke overige jeugdhulpvoorzieningen en welke individuele jeugdhulpvoorzieningen nodig zijn. Het ondersteuningsplan vormt de verbinding met ondersteuning uit andere voorzieningen bijvoorbeeld onderwijs, participatie en volwassenenzorg.

Het ondersteuningsplan is geen statisch document. Er kunnen afspraken aan toegevoegd worden, wanneer dat naar inzicht van de jeugdige en/of de ouders of het college van belang is. Bovendien kan het zijn dat als er meerdere vragen/problemen in een gezin zijn, deze niet allemaal tegelijkertijd worden opgepakt.

Artikel 3.6 Aanvraag

  • 3.6.1

    Jeugdigen en/of de ouders kunnen een aanvraag om een individuele jeugdhulpvoorziening schriftelijk indienen bij het college.

  • 3.6.2

    Een ondertekend verslag van het gesprek en, in voorkomend geval het ondersteuningsplan, geldt als aanvraag als de jeugdige of zijn ouders dat op het verslag hebben aangegeven.

  • 3.6.3

    Uit de aanvraag blijkt welke individuele jeugdhulpvoorziening wordt aangevraagd door de jeugdige en/of zijn ouders en wat het resultaat van deze ondersteuning moet zijn.

     

Toelichting op artikel 3.6

Een aanvraag is nodig om een toekenning voor een individuele jeugdhulpvoorziening te verkrijgen.

 

Ter voorkoming van onnodige administratieve lasten is in het tweede lid de mogelijkheid opgenomen om een door de jeugdige of zijn ouders ondertekend verslag als aanvraag aan te merken.

Artikel 3.7 Criteria voor een individuele jeugdhulpvoorziening

  • 3.7.1

    Het jeugdteam neemt het verslag, en in voorkomende gevallen het ondersteuningsplan, als uitgangspunt voor de beoordeling of een individuele jeugdhulpvoorziening nodig is en welke.

  • 3.7.2

    Een jeugdige komt in aanmerking voor een individuele jeugdhulpvoorziening indien

    • a.

      de jeugdige op eigen kracht, of met zijn ouders of andere personen uit zijn naaste omgeving, geen oplossing voor zijn hulpvraag kan vinden, en

    • b.

      er geen oplossing gevonden kan worden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een overige jeugdhulpvoorziening of

    • c.

      geen oplossing gevonden kan worden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van andere voorzieningen.

  • 3.7.3

    Het college kent eveneens een individuele jeugdhulpvoorziening toe voor zover met betrekking tot de jeugdige een rechtstreekse verwijzing is afgegeven.

     

Toelichting op artikel 3.7

In dit artikel wordt duidelijk gemaakt hoe het jeugdteam beoordeelt of een individuele jeugdhulpvoorziening moet worden toegekend. Hierbij is het voor het college van belang om goed te beoordelen: de mate van ‘eigen kracht’ en het al of niet gedeeltelijk gebruik kunnen maken van overige of andere voorzieningen.

Artikel 3.8 Advisering

In complexe situaties kan door het jeugdteam extern advies worden gevraagd, voordat een individuele jeugdhulpvoorziening wordt toegekend.

 

Toelichting op artikel 3.8

Het jeugdteam kan extern advies inwinnen indien dat voor de beoordeling van een aanvraag of het opstellen van het ondersteuningsplan nodig is; als dat de enige mogelijkheid is om een zorgvuldig onderzoek naar de aanvraag te doen, is het zelfs in zekere zin verplicht. Het is bij de adviesvraag van belang dat hierbij een heldere vraag of afgebakende opdracht wordt versterkt, zodat duidelijk is voor de cliënt en de adviseur welk aanvullend onderzoek nog nodig is.

4. Beschikking

Artikel 4.1 Inhoud beschikking

  • 4.1.1

    Bij het verstrekken van een voorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke de te verstrekken jeugdhulpvoorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

    • c.

      indien van toepassing, welke andere voorziening(en) relevant zijn of kunnen zijn.

  • 4.1.2

    Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      voor welk resultaat het pgb wordt aangewend;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de inzet van de jeugdhulp in de vorm van een pgb;

    • c.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

    • d.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en;

    • e.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb;

    • f.

      de wijze van evaluatie van de resultaten van de jeugdhulpvoorziening.

Toelichting op artikel 4.1

Indien de jeugdige of zijn ouders een formele aanvraag bij het college indienen, of indien de rechter of de gecertificeerde instelling een verwijzing verstrekt, wordt, in de gevallen genoemd onder artikel 4 lid 1 van de verordening, een beschikking opgesteld, waartegen bezwaar en beroep op grond van de Awb kan worden ingediend. Uitgangspunt van de wet is dat de jeugdige of zijn ouders een jeugdhulpvoorziening in ‘natura’ krijgen. Indien voldaan wordt aan de criteria in artikel 4.2, bestaat echter de mogelijkheid van het toekennen van een pgb.

Artikel 4.2 Vervoer

  • 4.2.1

    Wanneer vervoer naar jeugdhulp noodzakelijk is en de jeugdige en zijn ouders niet in staat zijn dit zelf, of met gebruikmaking van hun netwerk, te regelen, kent het college de jeugdige een vervoersvoorziening toe, als bedoeld in artikel 2.3 lid 2 van de wet.

  • 4.2.2

    Een vervoersvoorziening is een individuele jeugdhulpvoorziening. Deze voorziening kan op verschillende manieren worden vormgegeven, waaronder:

    • -

      de zorgaanbieder regelt en betaalt het vervoer;

    • -

      vervoer door iemand uit het sociale netwerk tegen een kilometervergoeding die gebaseerd is op de vergoeding in de Zorgverzekeringswet;

    • -

      vergoeding van de kosten openbaar vervoer voor de jeugdige en zo nodig (een van de) ouders;

  • 4.2.3

    Het college bepaalt bij de toekenning van de vervoersvoorziening de wijze en het tijdstip van de verstrekking dan wel de uitbetaling, alsmede de tijdsduur van de toegekende vervoersvoorziening.

5. Intrekking oude beleidsregels en besluit en overgangsrecht

Artikel 5 Intrekking oude beleidsregels en overgangsrecht

  • 5.1.1

    Deze beleidsregels Jeugdhulp gemeente Achtkarspelen 2019 treden in werking op 1 maart 2019 onder gelijktijdige intrekking van de beleidsregels Jeugdhulp gemeente Achtkarspelen 2018.

  • 5.1.2

    Een jeugdige of ouder houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de beleidsregels Jeugdhulp gemeente Achtkarspelen 2018, totdat het college anders heeft beslist.

Bijlage 1 Ondersteuningsprofielen

Ondersteuningsprofiel 1: Behoefte aan het verbeteren van psychosociaal functioneren jeugdige en verbeteren van gezinscommunicatie.

 

Toelichting: In dit profiel zijn er zowel problemen bij de invulling van het ouderschap als problemen bij de jeugdige, die met elkaar samenhangen en elkaar beïnvloeden. De ouders van deze jeugdige hebben problemen in de relatie met elkaar. Vaak zijn de ouders gescheiden. Over de opvoeding zijn ze het vaak niet eens en ze beschikken over ontoereikende opvoedvaardigheden. De jeugdige kampt met psychosociale problemen. Jeugdige vertoont vaak gedragsproblemen, maar heeft ook emotionele problemen, loyaliteitsproblemen en problemen op school.

 

Gewenst resultaat:

De ouders beschikken over toereikende opvoedvaardigheden, om op eigen kracht de ontwikkeling van hun kind(eren) positief aan te sturen en te stimuleren. De ouders zijn eensgezind over de aanpak en zijn instaat tot afstemming, onverlet hun eigen opvoedstijl en eventuele echtscheidingssituatie. De jeugdige functioneert leeftijdsadequaat thuis, op school en buitenshuis.

 

Ondersteuningsprofiel 2: Behoefte aan het vergroten van specifieke opvoedingsvaardigheden ouders plus hulp vanwege kind eigen problematiek.

 

Toelichting: In dit profiel is er sprake van een jeugdige met ontwikkelings- en gedragsproblemen, waarbij de ouders behoefte hebben aan/ onvoldoende beschikken over de opvoedvaardigheden die nodig zijn. Er is geen sprake van zware gezinsproblematiek of problemen in de relatie tussen de ouders. Er is vaak onenigheid tussen de ouders over de opvoedingsaanpak en de probleemaanpak van de jeugdige. De problemen van de jeugdige zijn goed beïnvloedbaar door het pedagogische handelen van de ouders, zodat het versterken van het opvoedkundig handelen van de ouders en hun ouderschap effectief kan zijn (versterken eigen kracht ouders).

 

Gewenst resultaat:

De ouders beschikken over toereikende opvoedvaardigheden, om op eigen kracht de ontwikkeling van hun kind(eren) positief aan te sturen en te stimuleren.

De ouders werken als ouders goed samen in de opvoeding van hun kinderen.

De ontwikkeling en het gedrag van de jeugdige laat positief herstel zien thuis, op school en buitenshuis.

 

Ondersteuningsprofiel 3: Behoefte aan vergroten van specifieke opvoedingsvaardigheden van ouders met een beperking.

 

Toelichting:

In dit profiel is er sprake van een jeugdige, die één of twee ouders met een ziekte, lichamelijke of verstandelijke beperking hebben. Hierdoor hebben zij vaak problemen met het bieden van voldoende ondersteuning, bescherming en verzorging van hun kind(eren). Het gaat hier ook om psychiatrische problemen. Ook hebben de ouders vaak ontoereikende opvoedvaardigheden en vraag naar handvatten voor de opvoeding. De jeugdige kampt meestal met gedragsproblemen, doch kan er ook sprake zijn van ontwikkelingsproblemen en andere kind eigen factoren. Belangrijke aandachtspunten in de zorg die geboden wordt zijn netwerkversterking, veiligheid, stimuleren van de ontwikkeling en het welbevinden van de jeugdige.

 

Gewenst resultaat:

De ouder(s) doet wat in zijn vermogen ligt in de opvoeding van zijn kind(eren). Het netwerk om het gezin ondersteunt waar dit nodig is.

De jeugdige functioneert leeftijdsadequaat, thuis, op school en buitenshuis. Hij zit goed in zijn vel. Hij heeft steunfiguren om zich heen, waar hij terecht kan om zijn emoties over de gezinssituatie te delen.

 

Ondersteuningsprofiel 4: Behoefte aan het vergroten van specifieke opvoedingsvaardigheden voor ouders met eigen problematiek plus hulp voor de jeugdige bij zijn ontwikkeling.

 

Toelichting:

In dit profiel is er sprake van jeugdigen die één of twee ouders hebben met psychi(atri)sche problemen, waarbij er vaak sprake is van een problematische thuissituatie (zoals het niet kunnen ondersteunen, beschermen of verzorgen van de jeugdige, het gebruik van middelen of verslaving). Ook is er veelal sprake van een problematische relatie tussen de ouders. Belangrijke

aandachtspunten in de zorg die geboden wordt, zijn zowel het versterken van de eigen kracht van de ouders (onverlet de beperkingen), netwerkversterking, alsook de veiligheid, ontwikkeling en welbevinden van de jeugdige. Wat betreft de jeugdige is er sprake van ontwikkelings-, gedrags- en emotionele problemen, die zowel kind eigen alsook contextueel bepaald kunnen zijn. Deze behoeven ook zorg, zodat de jeugdige zich zo optimaal mogelijk kan ontwikkelen, onverlet mogelijke beperkingen.

 

Gewenst resultaat

De ouder(s) staat in zijn eigen kracht als opvoeder(s), onverlet de persoonlijke problemen en beperkingen. Om het gezin is een steunend netwerk aanwezig, dat bijspringt en aanvult waar en wanneer dit nodig is. Daar waar dit niet haalbaar is gebleken, is er voor de jeugdige een veilige en stimulerende opvoedsituatie gevonden.

De ontwikkelings-, gedrags- en emotionele problemen zijn grotendeels verdwenen en de jeugdige kan zich weer leeftijdsadequaat ontwikkelen binnen zijn mogelijkheden thuis, op school en buitenshuis. De jeugdige voelt zich weer beter in zijn vel.

 

Ondersteuningsprofiel 5: Behoefte aan het verminderen problematiek en verbeteren van het functioneren jeugdige door middel van zorg en behandeling.

 

Toelichting

Bij de jeugdige in dit profiel is er sprake van ontwikkelings- en gedragsproblemen door kind factoren: er is sprake van kind eigen problematiek (psychiatrische stoornis, verstandelijke beperking, somatische stoornis, ontwikkelingsstoornis, syndromale afwijkingen). Deze problematiek is van invloed op zijn ontwikkeling en kan gepaard gaan met disfunctioneren in meerdere levens- en ontwikkelingsgebieden. Deze jeugdige vraagt door zijn problematiek om specifieke opvoedvaardigheden van ouders en kunnen door de problematiek het ouderschap en de draaglast- draagkracht verhouding van hun ouders sterk beïnvloeden, evenals het gezinsfunctioneren. Belangrijke aandachtspunten in de zorg zijn het doorbreken van de ontwikkelingsstagnatie, het reduceren van klachten gerelateerd aan de kind eigen problematiek, het versterken van de opvoedvaardigheden en ouderschap van de ouders (eigen kracht), het verhogen van de kwaliteit van leven van de jeugdige onverlet de aanwezige beperkingen.

 

Gewenst resultaat

De kind factoren zijn dusdanig beïnvloed dat de jeugdige zich zo leeftijdsadequaat mogelijk ontwikkelt en functioneert, gebruik makend van zijn sterke kanten.

De lijdensdruk van de jeugdige is sterk verminderd, hij voelt zich prettig in zijn leefomgeving. Ouders en andere betrokkenen hebben inzicht in de kind eigen factoren van de jeugdige, weten zijn gedrag te hanteren en zijn ontwikkeling optimaal te stimuleren (versterking eigen kracht ouders).

 

Ondersteuningsprofiel 6: Behoefte aan het leren van vaardigheden en verbeteren van functioneren voor jeugdige, rekening houdend met verminderen van eigen problematiek ouders en waarborgen veiligheid jeugdige.

 

Toelichting

In dit profiel gaat het om een jeugdige die opgroeit in een multi problem gezin. Er is sprake van gezinnen waarbij één of beide ouder(s) eigen problematiek hebben, doch daarnaast is er ook sprake van ontoereikende opvoedvaardigheden, financiële problemen, huisvestingsproblemen, relationele problemen. De ouders zijn niet altijd in staat om hun kinderen voldoende zorg, bescherming en ondersteuning te bieden. Bij de jeugdige is er sprake van ontwikkelings- en gedragsproblemen. Er kan sprake zijn van angst- en stemmingsproblemen, hechtingsproblemen, traumatische ervaringen en cognitieve beperkingen. Bij deze gezinnen zijn vaak meerdere zorgverleners uit verschillende domeinen betrokken, waardoor zorgcoördinatie een belangrijke plaats in de geboden zorg inneemt.

 

Gewenst resultaat

De ouders hebben regie over de opvoeding van hun kinderen weer in handen genomen en weten waar ze terecht kunnen voor hulp en ondersteuning. Er is een steunend netwerk om het gezin heen aanwezig.

Er is een plan in uitvoering voor alle problemen die zich in de gezinssituatie voordoen. Alle betrokken zorgverleners voeren samen met de ouders dit plan in samenhang uit.

Door de gezamenlijke aanpak zijn de problemen van de jeugdige verminderd en functioneert hij beter thuis, op school en buitenshuis. Daarbij wordt gebruik gemaakt van zijn sterke kanten. De jeugdige maakt een gezonde positieve en veilige ontwikkeling door binnen zijn vermogen waarin acceptatie van blijvende kind problematiek een onderdeel kan zijn.

De ouders beschikken over toereikende en bij jeugdige passende opvoedvaardigheden, om op eigen kracht en eigen regie de ontwikkeling van hun kind(eren) positief aan te sturen en te stimuleren. De ouders werken als ouders goed samen in de opvoeding van hun kinderen. En maken gebruik van een goed steunnetwerk

 

Ondersteuningsprofiel 7: Behoefte aan begeleiding en behandeling in samenhang met een verstandelijke beperking.

 

Toelichting

In dit profiel heeft de jeugdige een beneden gemiddelde intelligentie. Het betreft een jeugdige met een licht verstandelijke beperking (LVB) of zwaardere verstandelijke beperking (VG). Dit vraagt om extra zorg, ondersteuning en bescherming. Het vraagt van ouders naast de basis opvoedvaardigheden ook specifieke opvoedvaardigheden in de dagelijkse opvoedingspraktijk. Extra aandachtspunt is ook de draagkracht-draaglastverhouding van de ouders en het gezin (invloed op de overige kinderen in het gezin). Ontlasting van de ouders/gezin kan aangewezen zijn, bijvoorbeeld middels respijtzorg.

 

Gewenst resultaat

De ouders hebben goed zicht op de sterke kanten en de beperkingen van hun kind en hoe dit van invloed is op zijn ontwikkeling. Zij weten hoe zij hun kind kunnen stimuleren in zijn ontwikkeling en welke opvoedkundige aanpak effectief is. Zij weten waar zij ondersteuning kunnen vinden om overbelasting te voorkomen.

De jeugdige weet indien mogelijk, waar zijn sterke kanten liggen en beseft dat hij beperkingen heeft. Hij functioneert overeenkomstig zijn mogelijkheden thuis, op school en buitenshuis. Hij voelt zicht goed in zijn vel en heeft een reëel toekomstbeeld voor ogen. Hij voelt zicht prettig in zijn leefomgeving.

 

Ondersteuningsprofiel 8: Behoefte aan begeleiding en behandeling in samenhang met een verstandelijke beperking en gedragsproblematiek.

 

Toelichting

In dit profiel hebben de jeugdigen een beneden gemiddelde intelligentie. Het betreft jeugdigen met een licht verstandelijke beperking (LVB) of zwaardere verstandelijke beperking (VG). Hierdoor vragen zij om extra zorg, ondersteuning en bescherming. Daarnaast is er sprake van ontwikkelings- en gedragsproblemen in brede zin. Er is sprake van problemen op meerdere ontwikkelingsgebieden en levensdomeinen. De verstandelijke beperking kan voorkomen in combinatie met psychische en psychiatrische problematiek/stoornissen, waarbij het één het ander kan beïnvloeden en versterken (over en weer). Dit vraagt om extra zorg, ondersteuning en specialistische behandeling en begeleiding.

 

Gewenst resultaat

De klachten die samenhangen met de beneden gemiddelde intelligentie in combinatie met de ontwikkelings- en gedragsproblemen, zijn verminderd.

Er is sprake van minder lijdensdruk en herstel van functioneren, thuis en buitenshuis.

De jeugdige weet, indien mogelijk, waar zijn sterke kanten liggen en maakt daar gebruik van. Hij voelt zich prettig in zijn leefomgeving.

De ouders beschikken over kennis en opvoedkundige vaardigheden die nodig zijn om de ontwikkeling positief te stimuleren. Zij weten waar zij ondersteuning kunnen vinden om overbelasting te voorkomen.

 

Ondersteuningsprofiel 9: Behoefte aan begeleiding vanwege een lichamelijke beperking.

 

Toelichting

In dit profiel is er bij de jeugdige sprake van een lichamelijke beperking of niet-aangeboren hersenletsel. Deze aandoeningen zijn van invloed op de ontwikkeling van de jeugdige in meer of mindere mate, op meerdere ontwikkelingsgebieden en leefdomeinen. Dit vraagt om extra ondersteuning, in de vorm van begeleiding en/of verpleging. Naast de basale opvoedvaardigheden, vraagt dit van de ouders ook specifieke opvoedvaardigheden in de dagelijkse opvoedingspraktijk. Dit kan hoge eisen stellen aan het ouderschap en de ouderrelatie. Extra aandachtspunt is ook de draagkracht-draaglastverhouding van de ouders en het gezin (invloed op overige kinderen in het gezin). Ontlasting van de ouder(s)/het gezin kan aangewezen zijn, bijvoorbeeld door middel van respijtzorg.

 

Gewenst resultaat

De jeugdige maakt zo goed mogelijk gebruik van zijn sterke kanten. Hij ontwikkelt zich positief thuis en buitenshuis, binnen zijn mogelijkheden. Hij ontwikkelt een positief zelfbeeld en voelt zich prettig in zijn leefomgeving.

De ouders bieden de zorg en ondersteuning die hun kind nodig heeft, zo nodig met behulp van anderen. Zij weten waar zij ondersteuning kunnen vinden om overbelasting te voorkomen.

Ondersteuningsprofiel 10: Behoefte aan leren van vaardigheden en verbeteren functioneren voor 0-6 jarige binnen het gezin. Rekening houdend met verminderen van eigen problematiek ouders en waarborgen veiligheid van het jonge kind.

 

Toelichting

In dit profiel is er sprake van complexe problemen die van invloed zijn op de kwaliteit van de ouder- kind relatie. Dit zijn complexe kind-, ouder- en omgevingsfactoren. Gezinnen met jonge kinderen, waarbij sprake is van instabiele opvoedingsomgeving en of onvoldoende pedagogische vaardigheden. Bijvoorbeeld ouders met psychische problematiek, onverwerkt trauma, LVB, verslaving, tienermoeders. Omgevingsfactoren als huiselijk geweld, sociaal isolement, financiële en/of huisvestingsproblemen, werkeloosheid, migratie etc. Kind factoren zoals een huil baby, ernstige voedings- of slaapproblemen, een ontwikkelingsachterstand, emotionele- en gedragsproblemen, traumatische medische complicaties, syndromale afwijkingen, meervoudige beperkingen. Deze jonge kinderen vragen van de ouders naast de basale opvoedvaardigheden ook specifieke opvoedvaardigheden in de dagelijkse opvoedingspraktijk. Dit kan hoge eisen stellen aan het ouderschap en de ouderrelatie. Extra aandachtspunt is ook de draagkracht-draaglastverhouding van de ouders en het gezin (invloed op overige kinderen in het gezin). Ontlasting van de ouder(s)/het gezin kan aangewezen zijn.

Vaak zijn bij complexe problematiek diverse hulpverleners betrokken en vraagt dit om juiste coördinatie en samenwerking. Al deze factoren beïnvloeden elkaar over en weer. Het zeer jonge kind is nog totaal afhankelijk van de ouder/verzorger, daardoor beïnvloeden deze factoren zowel de ontwikkeling van het brein en de kwaliteit van de ouder-kindrelatie -en daarmee de hechting- meer nog dan bij oudere kinderen.

 

Gewenst resultaat

Het jonge kind maakt een gezonde positieve en veilige ontwikkeling door binnen het vermogen van het kind, waarin acceptatie van blijvende kindproblematiek een onderdeel kan zijn. De ouders beschikken over toereikende en bij het kind passende opvoedvaardigheden, om op eigen kracht en eigen regie de ontwikkeling van hun kind(eren) positief aan te sturen en te stimuleren. De ouders werken als ouders

goed samen in de opvoeding van hun kinderen. En maken gebruik van een goed steunnetwerk. Zowel leerkrachten en groepsleidsters weten hoe zij optimaal het kind kunnen stimuleren in de ontwikkeling. De ontwikkeling en het gedrag van het jonge kind laat positief herstel zien thuis, op het kinderdagverblijf, de voorschool op school en buitenshuis.

Bijlage 2  

  • 1.

    Eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen

Op grond van artikel 2.3 Jeugdwet rust er nadrukkelijk een onderzoek plicht bij de gemeente om de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van jeugdigen en ouders in kaart te brengen.

 

In de Jeugdwet staan deze begrippen als volgt omschreven:

 

Artikel 2.1 lid d Jeugdwet

Het inschakelen, herstellen en versterken van de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de jeugdige, zijn ouders en de personen die tot hun sociale omgeving behoren, waarbij voor zover mogelijk wordt uitgegaan van hun eigen inbreng.

 

Gebruikelijke en boven gebruikelijke zorg

 

Richtlijnen ten aanzien van gebruikelijke zorg van ouders voor kinderen met een normaal ontwikkelingsprofiel in verschillende levensfasen van het kind in relatie tot zorg.

 

Kinderen van 0 tot 3 jaar

  • Hebben bij alle activiteiten verzorging van een ouder nodig;

  • Ouderlijk toezicht is zeer nabij nodig;

  • Zijn in toenemende mate zelfstandig in bewegen en verplaatsen;

  • Hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • Hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;

  • Hebben een beschermde woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 3 tot 5 jaar

  • Kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan binnenshuis korte tijd op gehoorafstand (bijv. ouder kan was ophangen in andere kamer);

  • Hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • Hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;

  • Kunnen zelf zitten, en op gelijkvloerse plaatsen zelf staan en lopen;

  • Hebben hulp, toezicht, stimulans, zindelijkheidstraining en controle nodig bij de toiletgang;

  • Hebben hulp, toezicht, stimulans en controle nodig bij aan- en uitkleden, eten en wassen, in- en uit bed komen, dag- en nachtritme en dagindeling bepalen;

  • Hebben begeleiding nodig bij hun spel en vrijetijdsbesteding;

  • Zijn niet in staat zich zonder begeleiding in het verkeer te begeven;

  • Hebben een beschermde woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden

Kinderen van 5 tot 12 jaar

  • Kinderen vanaf 5 jaar hebben een reguliere dagbesteding op school, oplopend van 22 tot 25 uur/week;

  • Kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan op enige afstand (bijv. kind kan buitenspelen in directe omgeving van de woning als ouders thuis is);

  • Hebben toezicht, stimulans en controle nodig en vanaf jaar tot 12 jaar geleidelijk aan steeds minder hulp nodig bij hun persoonlijke verzorging zoals het zich wassen en tandenpoetsen;

  • Hebben hulp nodig bij het gebruik van medicatie;

  • Zijn overdag zindelijk, en ’s nachts merendeels ook; ontvangen zo nodig zindelijkheidstraining van de ouders/verzorgers;

  • Hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • Hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;

  • Hebben begeleiding van een volwassene nodig in het verkeer wanneer zij van en naar school, activiteiten ter vervanging van school of vrijetijdsbesteding gaan;

  • Hebben een beschermde woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 12 tot 18 jaar

  • Hebben geen voortdurend toezicht nodig van volwassenen;

  • Kunnen vanaf 12 jaar enkele uren alleen gelaten worden;

  • Kunnen vanaf 16 jaar een dag en/of een nacht alleen gelaten worden;

  • Kunnen vanaf 18 jaar zelfstandig wonen;

  • Hebben bij hun persoonlijke verzorging geen hulp en maar weinig toezicht nodig;

  • Hebben bij gebruik van medicatie tot hun 18e jaar toezicht, stimulans en controle nodig;

  • Hebben tot 18 jaar een reguliere dagbesteding op school/opleiding;

  • Hebben begeleiding en stimulans nodig bij ontplooiing en ontwikkeling (bv. huiswerk of het zelfstandig gaan wonen);

  • Hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;

  • Hebben tot 17 jaar een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.