Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Terneuzen

Beleidsregels jeugdhulpvervoer gemeente Terneuzen 2021

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieTerneuzen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels jeugdhulpvervoer gemeente Terneuzen 2021
Citeertitel
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Jeugdwet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-09-2021nieuwe regeling

31-08-2021

gmb-2021-357425

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels jeugdhulpvervoer gemeente Terneuzen 2021

Het college van burgemeester en wethouder(s) van Terneuzen

 

gelet op:

  • de Jeugdwet artikel 2.3, tweede lid: het college is verantwoordelijk voor alle vormen van jeugdhulp. Het vervoer naar en van een jeugdhulplocatie valt ook onder deze verantwoordelijkheid;

  • de Verordening bekostiging leerlingenvervoer gemeente Terneuzen 2022; en

  • de Beleidsregels bekostiging leerlingenvervoer gemeente Terneuzen.

 

overwegende dat:

  • het bezoeken van de jeugdhulplocatie primair de verantwoordelijkheid is van de ouder(s);

  • het college verantwoordelijk is om voor iedere jongere die in aanmerking komt voor jeugdhulpvervoer een vergoeding of passend vervoer aan te bieden;

  • zelfredzaamheid en eigen kracht belangrijke grondbeginselen zijn;

    • Wie zelfstandig kan reizen, reist zelfstandig of krijgt (tijdelijke) begeleiding of training

gericht op zelfstandig reizen (per openbaar vervoer of fiets).

  • Waar mogelijk stelt het college ouder(s) in staat het vervoer zelf te regelen (meer

faciliterend dan organiserend).

  • Aangepast vervoer blijft bestaan voor wie dat echt nodig heeft.

  • het wenselijk is regels te stellen over de voorwaarden waaronder we jeugdhulpvervoer toekennen;

  • de vorm van jeugdhulpvervoer zoveel mogelijk aansluit op:

    • de individuele mogelijkheden van de ouder(s) en de jongere, en

    • de beperking(en) van de jongere;

 

besluiten op 31 augustus 2021 de Beleidsregels jeugdhulpvervoer gemeente Terneuzen 2021 vast te stellen.

 

 

 

Artikel 1 Vervoer jeugdhulp

  • 1.

    Ouders zijn zelf verantwoordelijk voor (de kosten van) het vervoer van hun kind naar de locatie van de jeugdhulp.

  • 2.

    In bepaalde gevallen kan het college voor het bezoek aan een locatie voor jeugdhulp een vervoersvoorziening toekennen.

  •  

Artikel 2 Voorwaarden voor het toekennen van jeugdhulpvervoer

Jeugdhulpvervoer kent het college alleen toe onder de volgende voorwaarden:

  • 1.

    Het vervoer heeft te maken met een individuele voorziening voor jeugdhulp die het college heeft toegekend; en

    • a.

      het hulptraject duurt langer dan drie maanden, of

    • b.

      de jongere gaat twee of meer keer per week naar de locatie voor jeugdhulp;

  • 1.

    Er is sprake van een medische noodzaak.

    • a.

      Het college kan jongeren en ouders (aanvrager) om een medische verklaring vragen van een behandelend arts. Dit mag niet de eigen huisarts zijn. Deze verklaring moet een goede onderbouwing zijn van de medische noodzaak. De verklaring mag niet ouder zijn dan drie maanden.

    • b.

      Het college kan over de medische verklaring een onafhankelijke externe deskundige om advies vragen. Jongeren en ouders moeten hieraan meewerken.

  • 2.

    Er is sprake van beperkingen in de zelfredzaamheid. Hiermee bedoelen we dat:

    • a.

      de jongere jonger is dan 9 jaar; en/of

    • b.

      ouders aannemelijk hebben gemaakt dat de jongere niet zelfstandig met de fiets of met het openbaar vervoer kan reizen.

  • 3.

    Ouders hebben onvoldoende eigen (financiële) mogelijkheden en probleemoplossend vermogen om de jongere te vervoeren. Ook niet met hulp van het sociale netwerk.

  • 4.

    Er is geen andere regeling of voorliggende voorziening waarvan de jongere gebruik kan maken voor het vervoer naar de jeugdhulplocatie.

  • 5.

    De minimale afstand van de woning tot de jeugdhulplocatie is meer dan zes kilometer, en er is geen passende jeugdhulplocatie op kortere afstand van de woning beschikbaar.

 

Artikel 3 Aanvraag en beslistermijn

  • 1.

    Jongeren en ouders (aanvrager) kunnen een schriftelijke aanvraag indienen voor jeugdhulpvervoer of een vergoeding.

  • 2.

    De aanvraag voor jeugdhulpvervoer of een vergoeding doet de aanvrager zo mogelijk samen met de aanvraag voor een individuele voorziening voor jeugdhulp.

  • Het vervoer naar en van de jeugdhulplocatie maakt onderdeel uit van het zogenaamde keukentafelgesprek. De uitkomsten van dit gesprek staan in het ondersteuningsplan. Ook de periode waarbinnen het jeugdhulpvervoer wordt geëvalueerd staat in het ondersteuningsplan.

  • 3.

    Het college besluit binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag voor jeugdhulpvervoer.

  • 4.

    Het college kan de beslistermijn opschorten als de aanvrager niet voldoende gegevens heeft verstrekt.

  • 5.

    Het college kan het besluit voor ten hoogste vier weken verdagen. Van de verdaging wordt voor afloop van de eerste termijn schriftelijk gemotiveerd mededeling gedaan aan de aanvrager.

  •  

Artikel 4. In redelijkheid te verwachten inzet van ouders

  • 1.

    De verantwoordelijkheid voor het vervoer (al dan niet onder begeleiding) naar en van de jeugdhulplocatie is primair de verantwoordelijkheid van de ouders.

  • 2.

    Zelfredzaamheid en eigen kracht zijn belangrijke grondbeginselen:

    • a.

      wie zelfstandig kan reizen, reist zelfstandig, met de fiets of openbaar vervoer;

    • b.

      eventueel met (tijdelijke) begeleiding of training.

  • 3.

    Voor het bieden van begeleiding zijn ouders in beginsel zelf verantwoordelijk. Ouders kunnen zelf kiezen wie ze inzetten om hun kind te begeleiden.

  • 4.

    Lid 3 geldt ook als beide ouders werken. Als de jongere in een instelling woont, blijven ouders/verzorger(s) of de instelling verantwoordelijk voor de zorg. En zij blijven dus ook verantwoordelijk voor de daarmee samenhangende begeleiding van de jongere naar en van de jeugdhulplocatie. Als zij er zelf niet in slagen de begeleiding te leveren, kunnen zij daarvoor bijvoorbeeld een oppas, buren, familie of vrijwilligers inschakelen.

  • 5.

    Bij de beoordeling van de mogelijkheden van de ouders om het vervoer zelf uit te (laten) voeren of de jongere te begeleiden in het openbaar vervoer hanteren we de volgende richtlijnen (de aanvrager voldoet óf aan a óf aan b óf aan c):

  • a.

    Er is sprake van een eenoudergezin, en

    • andere kinderen jonger dan negen jaar zijn thuis. Deze kinderen hebben aantoonbaar thuis begeleiding nodig. En dit is aantoonbaar niet verenigbaar met de begeleiding in het openbaar vervoer of bij het fietsen van de jongere die in aanmerking komt voor jeugdhulpvervoer; en/of

    • een ander kind door een medische aandoening extra zorg van de ouder nodig heeft. Het college kan aan de ouder vragen hiervoor een medische verklaring van de behandelend arts te leveren; en/of

    • de ouder heeft een aantoonbare structurele lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of psychische beperking , waardoor begeleiding tijdens het vervoersmoment onmogelijk is; en/of

    • de ouder kan aantoonbaar onmogelijk de begeleiding in het openbaar vervoer of bij het fietsen vormgeven gedurende het vervoersmoment vanwege een scholings- of arbeidsverplichting vanuit de Participatiewet; of

  • b.

    Er is sprake van een gezamenlijke huishouding en beide ouders kunnen aantoonbaar onmogelijk de begeleiding in het openbaar vervoer of bij het fietsen vormgeven gedurende het vervoersmoment, omdat bij hen beiden sprake is van:

    • een aantoonbare structurele lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of psychische beperking; en/of

    • een scholings- of arbeidsverplichting vanuit de Participatiewet; of

  • c.

    Ouders beschikken aantoonbaar niet over inzetbaar eigen vervoer én het reizen per openbaar vervoer kost de begeleider meer dan de acceptabel te achten begeleidingstijd van drie uur per dag.

 

Artikel 5. Stimuleren van zelfstandig reizen

  • 1.

    Zelfredzaamheid en eigen kracht zijn belangrijke grondbeginselen. Zelfstandigheid van de jongere en het streven naar de meest optimale vorm van zelfstandigheid zijn uitgangspunt. Eén van de uitgangspunten binnen het jeugdhulpvervoer is: “Wie zelfstandig kan reizen, reist zelfstandig.”

  • 2.

    Het college wil zelfstandig(er) reizen stimuleren en faciliteren. Op ieder moment kunnen ouders en jongeren met het college in gesprek gaan over de mogelijkheden om (meer) zelfstandig te gaan (leren) reizen. Ook kan het college zelf contact zoeken met ouders en jongeren om hierover in gesprek te gaan.

  • 3.

    Bij een aanvraag voor een individuele voorziening voor jeugdhulp is vervoer één van de te bespreken onderwerpen. Als de jongere negen jaar of ouder is, voert het college een gesprek met de ouders over de mate waarin hun kind zelfstandig of onder begeleiding kan reizen. Maar ook over wat er nodig is om dit te bereiken. De afspraken worden opgenomen in het ondersteuningsplan.

  • 4.

    Bij een eventuele vervolgaanvraag of nieuwe aanvraag voor een individuele voorziening voor jeugdhulp evalueren we de vervoersafspraken.

  • 5.

    Voor het bepalen of de jongere zelfstandig of onder begeleiding kan reizen gebruiken we de volgende leidraad:

    • a.

      wij gaan ervan uit dat jongeren vanaf 11 jaar in principe zelfstandig gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer;

    • b.

      als de jongere de jeugdhulplocatie zonder overstap en binnen één uur kan bereiken, reist de jongere zelfstandig of met begeleiding met het openbaar vervoer. Tenzij een aantoonbare structurele lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of psychische beperking de jongere hierin beperkt;

  • 6.

    Als er twijfel bestaat over de mogelijkheden van de jongere om met het openbaar vervoer te reizen (zelfstandig of met begeleiding) vragen we een onafhankelijk extern advies over de beperkingen van de jongere met betrekking tot reizen met het openbaar vervoer. Tenzij overduidelijk is dat de lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of psychische beperking de jongere hierin beperkt.

  • 7.

    Het college kan het gebruik van het openbaar vervoer en het zelfstandig leren reizen faciliteren door het aanbieden van een leertraject in de vorm van een project.

  • 8.

    Het kan zijn dat de jongere al een persoonlijk begeleider heeft voor een leertraject in het kader van leerlingenvervoer. We bekijken dan of we deze begeleider ook kunnen inschakelen voor begeleiding in het kader van jeugdhulp(vervoer).

  • 9.

    Als de jongere op grond van het leerlingenvervoer een vergoeding krijgt voor zelfstandig reizen, krijgt hij of zij die ook op grond van het jeugdhulpvervoer.

 

Artikel 6 Toekenning van jeugdhulpvervoer

  • 1.

    Het college bepaalt bij de toekenning van jeugdhulpvervoer:

    • a.

      de wijze van vervoer;

    • b.

      het tijdstip van vervoer;

    • c.

      de duur van het jeugdhulpvervoer;

    • d.

      een eventuele vergoeding.

  • 2.

    Het college kan bij de afwegingen over de toekenning van een vervoersaanvraag de mogelijkheden betrekken die er voor een jongere zijn om zelfstandig te leren reizen.

 

Artikel 7 Passend vervoer en vergoedingen

  • 1.

    Als de aanvrager voldoet aan de voorwaarden van artikel 2 bepaalt het college in overleg met de ouders welke vervoersvoorziening het meest passend is. Dit kan ook een combinatie van vervoersvoorzieningen zijn.

  • 2.

    Het college onderscheidt de volgende vormen van vervoer op volgorde van afweging:

    • a.

      vergoeding voor de fiets, eventueel met begeleiding;

    • b.

      een vergoeding voor openbaar vervoer, als de jongere zelfstandig van openbaar vervoer gebruik kan maken;

    • c.

      een vergoeding voor openbaar vervoer met begeleiding als de jongere leert zelfstandig te reizen met openbaar vervoer;

    • d.

      een vergoeding voor openbaar vervoer met begeleiding. Ouders moeten aantonen dat de jongere niet in staat is om zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik te maken en dit ook niet kan leren;

    • e.

      kilometervergoeding als de ouders of iemand uit het sociale netwerk de jongere zelf vervoeren of laten vervoeren;

    • f.

      een andere regeling of voorliggende voorziening waarvan de jongere gebruik kan maken voor het vervoer (bijvoorbeeld vervoer dat de zorgaanbieder regelt, regiotaxi of leerlingenvervoer);

    • g.

      aangepast vervoer (taxivervoer) als voorgaande mogelijkheden niet tot de opties behoren. Collectief vervoer gaat hierbij voor individueel vervoer.

    • h.

      de jongere kan gebruik maken van (aangepast) leerlingenvervoer onder de volgende voorwaarden:

      • de jeugdhulp vindt plaats aansluitend aan de schooltijden; en

      • de jeugdhulp vindt plaats volgens een vast terugkerend schema; en

      • de jeugdhulplocatie past binnen de route van het leerlingenvervoer.

  • 3.

    Het college hanteert de volgende criteria voor vergoeding van het vervoer.

    • a.

      De vergoeding voor het gebruik van de fiets is € 0,14 per kilometer. Dit geldt ook voor een eventuele begeleider.

    • b.

      Een vergoeding voor alle vormen van openbaar vervoer is op basis van 2e klasse.

  • We maken gebruik van de informatie van de website 9292.nl bij het vaststellen of de jeugdhulplocatie goed bereikbaar is met het openbaar vervoer. De kosten voor openbaar vervoer keren we uit op basis van de gemaakte kosten, of in de vorm van een OV-abonnement. De aanvrager moet betaalbewijzen of een uitdraai van de OV-chipkaart kunnen overleggen.

    • c.

      Een kilometervergoeding voor gebruik van eigen vervoer is € 0,19 per kilometer bij een afstand van meer dan zes kilometer enkele reis.

      • Bij een afstand van zes kilometer of minder kent het college geen vergoeding toe.

      • Het college vergoedt in principe alleen de kilometers die de jongere in de auto zit. Dit noemen we de beladen kilometers.

      • Onder bepaalde voorwaarden kan het college de kilometers vergoeden die de jongere niet in de auto zit (onbeladen kilometers). Deze voorwaarden zijn:

        • de jongere woont in een instelling voor jeugdzorg en gaat in het weekend en/of vakantie naar huis;

        • de jongere verblijft minimaal twee uur op de jeugdhulplocatie, en het loont om binnen deze periode terug te rijden naar het woonadres.

      • Voor het bepalen van de afstand tussen het woonadres en het adres van de jeugdhulplocatie maken we gebruik van de routeplanner op www.routeplanner.nl ,met de optie ‘kortste route’. Het door deze routeplanner aantal uitgerekende kilometers is voor het college altijd uitgangspunt bij de beoordeling van de aanvraag en voor bekostiging van jeugdhulpvervoer.

    • d.

      Als aanspraak bestaat op jeugdhulpvervoer, kan het college na overleg met de ouders een vergoeding geven voor een andere passende voorziening, die goedkoper is dan of gelijk is aan de kosten van het openbaar vervoer.

    • e.

      Alleen de reiskosten naar de dichtstbijzijnde (passende) jeugdhulplocatie komen in aanmerking voor vergoeding. Als de aanvrager kiest voor een jeugdhulplocatie die verder weg ligt dan deze jeugdhulplocatie, dan

      • vervalt het recht op aangepast vervoer (lid 2 g van dit artikel),

      • zijn eventuele meerkosten voor andere vormen van vervoer voor rekening van de aanvrager (lid 2 a t/m f).

    • f.

      Het college kent geen vergoeding toe voor reiskosten die ouders maken voor het bezoeken van hun kind die in een instelling woont.

  •  

Artikel 8 Doorgeven van wijzigingen

  • 1.

    De aanvrager is verplicht wijzigingen direct schriftelijk mee te delen aan het college. Het gaat om wijzigingen die van invloed kunnen zijn op het toegekende jeugdhulpvervoer. De aanvrager moet ook de ingangsdatum van de wijziging doorgeven.

  • 2.

    Als de wijziging van invloed is op het toegekende jeugdhulpvervoer, vervalt de aanspraak daarop. Eventueel kent het college opnieuw jeugdhulpvervoer toe.

  • 3.

    De aanspraak op jeugdhulpvervoer vervalt direct als:

    • a.

      de aanvrager niet voldoet aan het eerste lid, en;

    • b.

      het college een wijziging vaststelt als bedoeld in het tweede lid waardoor blijkt dat ze ten onrechte jeugdhulpvervoer hebben verstrekt.

  • Eventueel kent het college opnieuw een vervoersvoorziening toe. Het college deelt zijn besluit schriftelijk mee aan de aanvrager(s).

  • 4.

    Het college kan onterechte betalingen van de aanvrager terugvorderen.

 

Artikel 9 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen gemotiveerd afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels.

 

Artikel 10 Inwerkingtreding

De Beleidsregels jeugdhulpvervoer gemeente Terneuzen 2021 treden met ingang van 1 september 2021 in werking.