Organisatie | Heerlen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene plaatselijke verordening Heerlen 2021 |
Citeertitel | Algemene plaatselijke verordening 2021 gemeente Heerlen |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | algemene plaatselijke verordening |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
07-02-2024 | Eerste wijziging | 31-01-2024 | 61668 | ||
07-10-2021 | 07-02-2024 | Nieuwe regeling, oude regeling apv vastgesteld op 3 juli 2012 vervalt | 29-09-2021 | OBM-21000142 |
De raad van de gemeente Heerlen;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerlen van 13 juli 2021;
gelet op de artikelen 149, 149a, 151a, 151b, 151c, 151d en 154 van de Gemeentewet, de artikelen 3 en 4 van de Wet openbare manifestaties, de artikelen 4 en 25a van de Alcoholwet, artikel 5.13 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de artikelen 2.21 en 3.148, tweede lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer en artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994;
gezien het advies van de commissie Leefomgeving;
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan dan wel mede verstaan onder:
Artikel 1:7 Vergunning of ontheffing voor onbepaalde tijd
Een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.
AFDELING 1 BESTRIJDING VAN ONGEREGELDHEDEN
Artikel 2:1 Verwijderingsbevelen, samenscholing en ongeregeldheden
In het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantasting van het woon- en leefklimaat, de veiligheid van personen en goederen, de verkeersvrijheid of veiligheid en de gezondheid of zedelijkheid kan het college een gebied aanwijzen waar door politieambtenaren of buitengewoon opsporingsambtenaren aan een persoon, die zich bevindt op de weg of plaats, die deel uitmaakt van dit gebied, gedurende de uren daarbij genoemd, het bevel kan worden gegeven zich onmiddellijk in een bepaalde richting te verwijderen.
Een ieder, die op de weg aanwezig is bij enig voorval, waardoor er wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis, waardoor er wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie of een buitengewoon opsporingsambtenaar zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen, samenkomsten en vergaderingen op openbare plaatsen
Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging, een samenkomst tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging of een vergadering te houden, moet daarvan voor de openbare aankondiging ervan en ten minste 2 werkdagen voordat deze gehouden zal worden, schriftelijk kennis geven aan de burgemeester, met inachtneming van hetgeen in artikel 2:5, eerste lid, hierover is bepaald.
Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats en op een vooraf bepaalbaar tijdstip een regelmatig terugkerende samenkomst tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging te houden moet daarvan, voor de openbare aankondiging en ten minste 2 werkdagen voordat deze voor de eerste keer gehouden zal worden na inwerkingtreding van dit artikel, eenmalig schriftelijk kennis geven aan de burgemeester, met inachtneming van hetgeen hierna daaromtrent is bepaald.
Onder openbare plaats wordt verstaan een plaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, juncto tweede lid, van de Wet openbare manifestaties, te weten een plaats die krachtens bestemming of vast gebruik open staat voor het publiek, met uitzondering van een gebouw of besloten plaats als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de Grondwet.
De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden de in artikel 2:3, eerste lid, genoemde termijn van twee werkdagen verkorten en een mondelinge kennisgeving in behandeling nemen.
AFDELING 3 VERSPREIDEN VAN GEDRUKTE STUKKEN
Hij, die op of aan de weg gedrukte of geschreven stukken aan publiek al dan niet tegen betaling aanbiedt, de kennisneming daarvan aanbeveelt of de inhoud ervan bekend maakt, is verplicht aan de vordering van een politie-ambtenaar, gedaan ter voorkoming of bestrijding van wanordelijkheden of verkeersbelemmeringen, terstond te voldoen.
Artikel 2:10 Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie van de weg
Artikel 2:11 Aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Het verbod is voorts niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, de Wegenwet, het Wetboek van Strafrecht of het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet.
AFDELING 4 VEILIGHEID OP DE WEG
De rechthebbende op een bedrijf die winkelwagentjes ter beschikking stelt, mede ten behoeve van het vervoer van winkelwaren over de weg, is verplicht deze te voorzien van de naam van het bedrijf of van een ander herkenningsteken en de in de omgeving van dat bedrijf door het publiek op of langs de weg achtergelaten winkelwagentjes terstond te verwijderen of te doen verwijderen.
Het is verboden zich met een winkelwagentje op de weg te bevinden buiten de onmiddellijke omgeving van het bedrijf als bedoeld in het eerste lid of, indien het bedrijf is gelegen in een winkelcentrum, buiten de onmiddellijke omgeving van dat winkelcentrum. Als onmiddellijke omgeving van het bedrijf of winkelcentrum wordt aangemerkt de weg of het weggedeelte, grenzende aan dat bedrijf of dat winkelcomplex en tevens een aan die weg of dat weggedeelte aansluitende parkeerplaats.
Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of daaraan op andere wijze hinder of gevaar oplevert.
Artikel 2:16 Openen straatkolken e.d.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of enigerlei andere afsluiting, die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Artikel 2:20 Voorzieningen voor verkeer, verlichting en openbare dienst
De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk, vanwege en overeenkomstig de aanwijzingen van het college, voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het openbaar verkeer, de openbare verlichting of anderszins ten behoeve van de openbare dienst worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
Artikel 2:21 Verwijdering e.d. voorzieningen voor verkeer, verlichting, openbare dienst en nutsvoorzieningen
AFDELING 5 TOEZICHT OP EVENEMENTEN
er een organisator is, dan wel een natuurlijke persoon die middels schriftelijke machtiging is gemachtigd als vertegenwoordiger van de organisator, met volledige beslissingsbevoegdheid en deze machtiging schriftelijk heeft geaccepteerd, die gedurende de gehele duur van het evenement ter plaatse aanwezig en bereikbaar is en zich voorafgaand aan het evenement schriftelijk verantwoordelijk heeft gesteld voor het evenement en het naleven van de voorschriften; en
Het in het eerste lid gestelde verbod niet voor:
optochten en processies waaraan uitsluitend minderjarigen onder begeleiding deelnemen en die uitsluitend plaatsvinden op het trottoir, waarbij de rijbaan uitsluitend haaks wordt overgestoken, de verkeersveiligheid is gewaarborgd en waarbij geen gebruik wordt gemaakt van vervoermiddelen en tevens geen elektronisch of mechanisch versterkt geluid ten gehore wordt gebracht;
het verrichten van incidentele, niet-aanstootgevende voor publiek toegankelijke handelingen van vermaak op door de burgemeester daartoe aangewezen plaatsen die naar aard en omvang en uitstraling naar de omgeving zeer beperkt zijn, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van licht, versterkt geluid of elektrische apparaten, en die een oppervlakte van maximaal 9 vierkante meter in beslag nemen en waarvan de tijdsduur maximaal twee aaneengesloten uren bedraagt.
Artikel 2:25 Voetbalwedstrijden
1a. De organisator van een wedstrijd waarvan een of meer deelnemers behoren tot een betaald voetbalorganisatie is verplicht tenminste vier weken voor de vastgestelde speeldag daarvan schriftelijk kennisgeving te doen aan de burgemeester.
1.b Ingeval van onvoorzienbaarheid of om andere dringende redenen kan de burgemeester de termijn uit lid 1.a buiten toepassing laten.
Artikel 2:27 Begripsomschrijvingen
1. In deze afdeling wordt verstaan onder:
de daarbij behorende terrassen en de daarmee gemeenschap hebbende vertrekken die niet uitsluitend als woning of winkel als bedoeld in de Winkeltijdenwet (met uitzondering van afhaalcentra) worden gebruikt, voor zover daar bij wijze van hoofdfunctie of overwegende nevenfunctie gelegenheid wordt gegeven om al dan niet tegen betaling enigerlei eetwaren voor directe consumptie en/of alcoholvrije dranken te verkrijgen en/of verbruiken;
Het is, in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, de houder van een inrichting als bedoeld in artikel 2:27, eerste lid onder a, sub 1, die gelegen is binnen het gebied in Heerlen-Centrum dat begrensd wordt door de Putgraaf, Dr. Poelsstraat, Raadhuisplein, Coriovallumstraat, Kruisstraat, Geerstraat, Stationsplein, Stationstraat, Willemstraat, Klompstraat, en Groene Boord tot en met de kruising met de Putgraaf, inclusief de aan de genoemde straten grenzende bebouwing, verboden deze voor bezoekers geopend te hebben en/of aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven:
Het is, in afwijking van het bepaalde in het eerste lid onder a, de houder van een inrichting als bedoeld in artikel 2:27, eerste lid onder a, sub 1, die gelegen is aan de Akerstraat (vanaf nummer 7 richting Pancratiusplein aan beide zijden), het Pancratiusplein, Geleenstraat 1, Bongerd 18 en de Pancratiusstraat toegestaan deze inrichting, met uitzondering van het terras, eveneens voor bezoekers geopend te hebben en / of aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven op zaterdag en zondag tussen 03.00 en 07.00 uur.
Het is, in afwijking van het bepaalde in het tweede lid, de houder van een inrichting als bedoeld in artikel 2:27, eerste lid onder a, sub 2 en 3, die gelegen is binnen het gebied in Heerlen-Centrum dat begrensd wordt door de Putgraaf, Dr. Poelsstraat, Raadhuisplein, Coriovallumstraat, Kruisstraat, Geerstraat, Stationsplein, Stationstraat, Willemstraat, Klompstraat, en Groene Boord tot en met de kruising met de Putgraaf, inclusief de aan de genoemde straten grenzende bebouwing, verboden deze voor bezoekers geopend te hebben en/of aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven:
Artikel 2:29 Toegang ambtenaren van politie
De houder van een inrichting is verplicht ervoor te zorgen dat ambtenaren van politie vanaf de weg onmiddellijk en onbelemmerd toegang hebben tot zijn inrichting:
Artikel 2:30 Afwijking sluitingsuur; tijdelijke sluiting
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid, of in geval van bijzondere omstandigheden, te zijner beoordeling, tijdelijk andere dan de krachtens artikel 2:28 geldende sluitingsuren vaststellen of tijdelijk sluiting van een of meer inrichtingen bevelen.
Artikel 2:31 Aanwezigheid in gesloten inrichting
Het is bezoekers van een inrichting verboden gedurende de tijd die deze inrichting krachtens artikel 2:28 of ingevolge een op grond van artikel 2:30 genomen besluit gesloten dient te zijn, zich daarin of aldaar te bevinden.
Het is de houder van een openbare inrichting, als bedoeld in artikel 2:27, eerste lid, verboden in die inrichting toe te laten of te laten verblijven niet tot zijn gezin behorende personen, die naar het oordeel van de burgemeester misbruik van alcoholhoudende drank plegen te maken of op andere wijze overlast veroorzaken en wier namen als zodanig schriftelijk door de burgemeester aan die houder zijn opgegeven.
Het is aan een persoon wiens naam ingevolge het bepaalde in het eerste lid door de burgemeester aan de houders van openbare inrichtingen, als bedoeld in artikel 2:27, eerste lid, is opgegeven, verboden zich in een dergelijke inrichting te bevinden nadat hij schriftelijk door de burgemeester van dit verbod in kennis is gesteld.
AFDELING 7 Bijzondere bepalingen over horecabedrijven als bedoeld in de Alcoholwet
In deze afdeling wordt verstaan onder:
Artikel 2:34b Regulering paracommerciële rechtspersonen
zaterdag vanaf 15.00 tot 22.00; voor zover wedstrijdactiviteiten plaatsvinden die eindigen tijdens het laatste uur vóór het verlopen of na afloop van deze schenktijden, is het deze paracommerciële rechtspersonen toegestaan zwakalcoholhoudende drank te verstrekken tot 2 uur na beëindiging van deze activiteiten. Deze activiteiten zijn opgenomen in het jaarplan van de rechtspersoon en de rechtspersoon doet uiterlijk 5 werkdagen voor betreffende activiteit melding hiervan aan de burgemeester.
Een paracommerciële rechtspersoon dat zich voornamelijk richt op het organiseren van activiteiten waarbij het faciliteren van sociale interactie een voorname rol speelt (gemeenschapshuizen) kan onverminderd het bepaalde in artikel 2:28 zwak-alcoholhoudende drank uitsluitend verstrekken vanaf 1 uur voor de aanvang en tot uiterlijk 2 uur na afloop van een activiteit die past binnen de statutaire doelomschrijving van de desbetreffende paracommerciële rechtspersoon.
Overige paracommerciële rechtspersonen kunnen onverminderd het bepaalde in artikel 2:28 zwak-alcoholhoudende drank uitsluitend verstrekken vanaf 1 uur voor de aanvang en tot uiterlijk 2 uur na afloop van een activiteit die past binnen de statutaire doelomschrijving van de desbetreffende paracommerciële rechtspersoon.
Een paracommercieel rechtspersoon als bedoeld in het eerste lid of derde lid verstrekt geen alcoholhoudende drank tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard en bijeenkomsten die gericht zijn op personen welke niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn.
5.2. Een paracommercieel rechtspersoon als bedoeld in het eerste lid en zijnde een jeux de boules vereniging kan tijdens bijeenkomsten inherent aan de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon, in afwijking van het eerste lid, zwak-alcoholhoudende drank verstrekken met inachtneming van het volgende:
Een paracommercieel rechtspersoon als bedoeld in het tweede lid kan, onverminderd het bepaalde in artikel 2:28, tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard en bijeenkomsten die gericht zijn op personen welke niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn, in afwijking van het eerste en tweede lid, zwak-alcoholhoudende drank uitsluitend verstrekken met inachtneming van het volgende:
Artikel 2:34c Verbod happy hours
Het is verboden in een horecalokaliteit of op een terras bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank te verstrekken voor gebruik ter plaatse tegen een prijs die voor een periode van 24 uur of korter lager is dan 60% van de prijs die daar gewoonlijk wordt gevraagd.
Artikel 2:34d Beperking verkoop alcoholhoudende drank door inrichtingen artikel 18 lid 2 onder c Alcoholwet
Het is verboden om bedrijfsmatig of anders dan om niet zwak-alcoholhoudende drank te verstrekken vanuit locaties als bedoeld in artikel 18, tweede lid, onder c, van de Alcoholwet die gevestigd zijn in het gebied, in Heerlen-Centrum dat begrensd wordt door de Putgraaf, Dr. Poelsstraat, Raadhuisplein, Coriovallumstraat, Kruisstraat, Geerstraat, Stationsplein, Stationstraat, Willemstraat, Klompstraat, en Groene Boord tot en met de kruising met de Putgraaf, inclusief de aan de genoemde straten grenzende bebouwing:
tijdens door de burgemeester, vanwege het risico van verstoring van de openbare orde, aangewezen evenementen in het hiervoor bedoelde gebied, met dien verstande dat het verbod geldt van de begintijd tot de eindtijd van een aangewezen evenement, zoals die tijden zijn bepaald in de voor dat evenement verleende vergunning als bedoeld in artikel 2:24.
AFDELING 8 MAATREGELEN TEGEN OVERLAST EN BALDADIGHEID
Artikel 2:38 Bezit van inbrekerswerktuigen en vervoeren van geprepareerde voorwerpen
Het is verboden op de weg een werktuig, gereedschap of andere zaak te vervoeren of bij zich te hebben, dat ertoe kan dienen zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
Artikel 2:45 Afdwingen van steun, hulp of bijstand
Het is verboden op of aan de weg, aan de huizen en bij of in openbare gebouwen post te vatten, zich aldaar op te houden of aldaar kinderen neer te zetten of te leggen, een en ander met het kennelijk doel onderdak, steun, hulp of sociale bijstand af te dwingen.
Artikel 2:46 Hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen dan wel te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.
Artikel 2:48 Overlast van fiets of bromfiets op markt- en kermisterrein e.d.
Het is verboden op de door het college of de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.
Artikel 2:50 Loslopende honden
Artikel 2:52 Gevaarlijke honden
De rechthebbende op vee, dat zich bevindt in een aan een weg liggend weiland of terrein dat niet van die weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee of pluimvee die weg niet kan bereiken.
Artikel 2:57 Gebiedsontzegging
In het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantasting van het woon- en leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de verkeersvrijheid of veiligheid en de gezondheid of zedelijkheid kan de burgemeester of een daartoe aangewezen politieambtenaar of buitengewoon opsporingsambtenaar aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht een bevel geven om zich gedurende een in het bevel bepaalde periode niet anders dan in een openbaar middel van vervoer in een of meer bepaalde, door het college aangewezen delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
AFDELING 9 BEPALINGEN TER BESTRIJDING VAN HELING VAN GOEDEREN
Artikel 2:60 Voorschriften als bedoeld in artikel 437 van het Wetboek van Strafrecht
De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
AFDELING 10 KERMISINRICHTINGEN
Onder kermisinrichtingen worden verstaan: draaimolens, schommels, kramen of andere dergelijke inrichtingen voor vermaak, terwijl daaronder mede zijn begrepen kisten, manden of kramen en dergelijke voor de verkoop van geringe hoeveelheden eetwaren, rookartikelen, speelgoed of feestartikelen.
Artikel 2:65 Verbod inname van niet aangewezen plaats
Het is verboden op terreinen, voor het houden van kermissen bestemd, met een kermisinrichting een plaats in te nemen, die niet door of vanwege het college is aangewezen, dan wel een plaats te blijven innemen, nadat de ontruiming daarvan door of vanwege het college is gelast.
De eigenaar of houder van een voor het publiek opengestelde kermisinrichting of zijn plaatsvervanger, is bij het ontstaan van ongeregeldheden of ter voorkoming van gevaar voor bezoekers in zijn inrichting, verplicht op bevel van de politie terstond te sluiten en gesloten te houden, zolang de burgemeester zulks nodig acht.
Iedere bezoeker van een voor het publiek opengestelde kermisinrichting is verplicht deze op bevel van de politie terstond te verlaten, indien de kermisinrichting zonder vergunning van de burgemeester is opengesteld of de vrije toegang tot de inrichting door de politie, de brandweer of de door het college aan te wijzen ambtenaren van bouw- en woningtoezicht of van het marktwezen is geweigerd, of door de politie het bevel tot sluiting als bedoeld in artikel 2:66 gegeven is.
Artikel 2:68 Veiligheidsrisicogebied
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Artikel 2:70 Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet
Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt of tegen betaling in gebruik geeft, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.
AFDELING 14 GEBRUIK VAN CONSUMENTENVUURWERK EN CARBIDSCHIETEN
Artikel 2:71c Vervoeren of bij zich hebben van carbid of soortgelijke stoffen
Het is verboden op een openbare plaats carbid of soortgelijke stoffen (of voorwerpen) als bedoeld in artikel 2:71 te vervoeren of bij zich te hebben, waarvan gelet op hun aard of de omstandigheden waaronder deze worden aangetroffen, redelijkerwijs kan worden aangenomen dat deze zullen worden gebruikt in strijd met het bepaalde in artikel 2:71b.
HOOFDSTUK 3 DRUGSHANDEL, OPENLIJK DRUGSGEBRUIK, HORECA-INRICHTINGEN, STRAATPROSTITUTIE, SEKSINRICHTINGEN, SEKSWINKELS, ESCORTBEDRIJVEN, TEGENGAAN ONVEILIG, NIET LEEFBAAR EN MALAFIFE ONDERNEMERSKLIMAAT
Artikel 3:1 Drugshandel op straat
Het is verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Artikel 3:1a Hinderlijk drugsgebruik
Het is verboden op of aan de weg, op een andere openbare plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw, voor zover die weg of plaats dan wel dat gebouw deel uitmaakt van een door de burgemeester aangewezen gebied, middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.
Het is verboden op of aan de weg, op een andere openbare plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben, als dit gepaard gaat met overlast of andere gedragingen die de openbare orde verstoren, het woon- en leefklimaat nadelig beïnvloeden of anderszins hinder veroorzaken.
Paragraaf 1 Algemene bepalingen
Indien en voor zover de bepalingen van deze afdeling afwijken van de overige bepalingen van de Algemene Plaatselijke Verordening, blijven de overige bepalingen buiten toepassing.
Artikel 3:3 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
elke voor het publiek toegankelijke lokaliteit, open plaats, tuin of gedeelte daarvan, zomede de daarbij behorende terrassen en de daarmee gemeenschap hebbende vertrekken die niet uitsluitend als woning of winkel als bedoeld in de Winkeltijdenwet (met uitzondering van afhaalcentra) worden gebruikt, voor zover daar bij wijze van hoofdfunctie of overwegende nevenfunctie gelegenheid wordt gegeven om al dan niet tegen betaling enigerlei eetwaren voor directe consumptie en/of alcoholvrije dranken te verkrijgen en/of verbruiken;
De burgemeester weigert de vergunning indien:
Bij de toepassing van dit criterium wordt door de burgemeester rekening gehouden met het karakter van de straat en van de wijk waarin de horeca-inrichting is gelegen of zal komen te liggen, alsmede met de aard van de horeca-inrichting. Voorts betrekt de burgemeester in de beoordeling van de aanvraag de spanning waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds bloot staat of bloot zal komen te staan;
De burgemeester kan de vergunning weigeren indien:
Het is verboden een horecalokaliteit voor het publiek geopend te houden indien in de inrichting niet aanwezig is:
Artikel 3:12 Intrekkingsgronden
een vergunninghouder in een periode van twee jaar ten minste drie maal op grond van artikel 3:11A, om bijschrijving van een persoon op het aanhangsel bij de vergunning heeft verzocht en de burgemeester die wijziging van het aanhangsel tenminste driemaal heeft geweigerd op grond van artikel 3:11A lid 6.
De horeca-inrichting als bedoeld in artikel 3:3 aanhef, onder a, sub 2 voldoet aan de eisen gesteld bij of krachtens artikel 10 van de Alcoholwet indien deze meer dan 20 zitplaatsen heeft.
de exploitatie van een horeca-inrichting op een zodanige wijze plaatsvindt dat het woon- en leefklimaat in de naaste omgeving op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed dan wel de vrees bestaat voor een ernstige aantasting van het woon- en leefklimaat. Tot dit bevel wordt, behoudens spoedeisende gevallen, niet overgegaan alvorens de ondernemer(s) schriftelijk is/zijn gewaarschuwd en in de gelegenheid is/zijn gesteld te worden gehoord.
De sluiting kan op verzoek van belanghebbende(n) door het bevoegd orgaan worden opgeheven wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en naar zijn oordeel voldoende garanties aanwezig zijn dat geen herhaling van de feiten of gedragingen die tot sluiting hebben geleid zal plaatsvinden.
Paragraaf 1 Algemene bepalingen; nadere regels
Artikel 3:30 Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon en seksclub, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
Paragraaf 2 Vergunningplicht seksinrichtingen; sekswinkels; verbod raamprostitutie e.d.
Artikel 3:36 Afwijking sluitingsuur; sluiting
Met het oog op de in artikel 3:43, tweede lid, genoemde belangen of in geval van handelen of nalaten in strijd met de bepalingen in dit hoofdstuk, de aan de vergunning verbonden voorschriften, of de nadere regels als bedoeld in artikel 3:32, kan het bevoegd bestuursorgaan van een afzonderlijke seksinrichting al dan niet voor een bepaalde termijn de gedeeltelijke of algehele sluiting bevelen.
Artikel 3:37 Intrekking van de vergunning
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 kan het bevoegde bestuursorgaan de vergunning intrekken met het oog op de in artikel 1:8 of artikel 3:43, tweede lid, genoemde belangen of in geval van handelen of nalaten in strijd met de eisen als bedoeld in artikel 3:43, de bepalingen in dit hoofdstuk, de aan de vergunning verbonden voorschriften, of de nadere regels als bedoeld in artikel 3:32.
Artikel 3:38 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten als genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie;
Artikel 3:39 Verbod raamprostitutie
Het is aan personen van wie redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zij zich op dat moment ter prostitutie aanbieden verboden zich binnenshuis bevindende, door handelingen, houding, woord, gebaar, kledij of op enige andere wijze de aandacht te trekken van iemand die zich op of aan de weg bevindt.
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin een sekswinkel te exploiteren in door het college in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving aangewezen gebieden of delen van de gemeente.
Artikel 3:41 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid van de Grondwet.
Paragraaf 3 Beslissingstermijnen en weigeringsgronden
Artikel 3:43 Weigeringsgronden
de exploitant of de beheerder binnen de laatste vijf jaar exploitant of beheerder is geweest van een inrichting die voor ten minste één maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning als bedoeld in artikel 3:33 is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem ter zake geen verwijt treft.
Paragraaf 4 Beëindiging exploitatie; wijziging beheer; vervallen vergunning
Artikel 3:44 Beëindiging exploitatie
Binnen een week na de feitelijke beëindiging van de exploitatie geeft de exploitant daarvan schriftelijk kennis aan het bevoegd bestuursorgaan.
Het beheer kan slechts worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:43, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 3:49 Weigeringsgronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8, wordt een vergunning als bedoeld in artikel 3:48 geweigerd indien:
de exploitant of een of meer beheerders van het bedrijf binnen drie jaar vóór het indienen van de vergunningaanvraag een bedrijf heeft geëxploiteerd of daar leiding aan heeft gegeven, dat wegens het aantasten van de openbare orde, de aantasting van het woon- en leefklimaat daaronder begrepen, gesloten is geweest dan wel waarvoor de vergunning om die reden is ingetrokken.
Artikel 3:51 Intrekking vergunning
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 kan een vergunning als bedoeld in artikel 3:48 worden ingetrokken indien:
Paragraaf 2 Sluiting van voor het publiek openstaande gebouwen
Artikel 3:53 Sluiting overlast gevende, voor het publiek openstaande gebouwen
De burgemeester kan, indien zulks naar zijn oordeel in het belang van de openbare orde of ter voorkoming of beperking van overlast of nadelige beïnvloeding van het woon- en leefklimaat is vereist, de gehele of gedeeltelijke sluiting bevelen van een voor het publiek openstaand gebouw – niet zijnde een inrichting als bedoeld in de artikelen 2:27, 2:66, 3:3 of 3:30 – of een bij dat gebouw behorend erf, een perceel of perceelsgedeelte of enige andere ruimte, niet zijnde een woning die als zodanig in gebruik is.
Artikel 3:54 Sluiting voor het publiek openstaande gebouwen in geval van misdrijf
De burgemeester kan, ter bescherming van de openbare orde, de gehele of gedeeltelijke sluiting bevelen van een voor het publiek openstaand gebouw of een bij dat gebouw behorend erf, een perceel of perceelsgedeelte of enige andere ruimte, niet zijnde een woning die als zodanig in gebruik is, indien daar door misdrijf verkregen zaken voorhanden, bewaard, of verborgen zijn dan wel zijn verworven of overgedragen.
HOOFDSTUK 4 BESCHERMING VAN HET MILIEU EN HET NATUURSCHOON EN ZORG VOOR HET UITERLIJK AANZIEN VAN DE GEMEENTE
AFDELING 1 GELUID- EN LICHTHINDER
Artikel 4:1 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
inrichting: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, met dien verstande dat de artikelen 4:2 tot en met 4:5 uitsluitend van toepassing zijn op inrichtingen type A of type B als bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer;
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
Het college kan voorschriften voorschrijven inzake het geluidniveau in het belang van:
De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 3.148, eerste lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer (Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer) gelden niet voor door het college aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17 en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste vijf werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 3.148, eerste lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste 5 werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Artikel 4:4 Verboden incidentele festiviteiten
Het is verboden een incidentele festiviteit te organiseren, toe te laten, feitelijk te leiden of daaraan deel te nemen, indien:
de burgemeester het organiseren van een incidentele festiviteit verboden heeft, hetzij op grond van het overschrijden van het maximum van twaalf incidentele festiviteiten, hetzij wanneer naar zijn oordeel de woon- en leefsituatie in de omgeving van de inrichting en/of de openbare orde op ontoelaatbare wijze worden beïnvloed.
Artikel 4:6 (Geluid)hinder in de open lucht
Het college kan terreinen of wateren aanwijzen, waar het verbod, vervat in het eerste lid, niet van toepassing is op het in werking hebben van bepaalde bij dat besluit aangewezen categorieën van geluidsapparaten, (recreatie)toestellen of (bouw)machines, voor zover wordt voldaan aan de door het college vast te stellen voorschriften ter voorkoming of beperking van (geluid)hinder.
AFDELING 2 BODEM-, WEG- EN MILIEUVERONTREINIGING
Het is verboden op een door het college ten behoeve van de werkzaamheden van de gemeentelijke of een door de gemeente ingeschakelde reinigingsdienst aangewezen weggedeelte, een voertuig te parkeren of enig ander voorwerp te laten staan op een daarbij aangeduide tijdsperiode.
Artikel 4:10 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op of aan de weg zijn natuurlijke behoefte te doen buiten een daarvoor bestemde inrichting of plaats.
Artikel 4:11 Toestand van sloten en andere wateren en niet-openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet-openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
AFDELING 4 MAATREGELEN TEGEN ONTSIERING EN STANKOVERLAST
Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
Het is in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden om op door het college aangewezen plaatsen buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, in de openlucht, buiten de weg gelegen, een of meer van de volgende daarbij nader aangeduide, voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben, anders dan met inachtneming van de door hem gestelde regels:
Artikel 4:14 Stankoverlast door gebruik van dierlijke meststoffen
emissiearm aanwenden: gebruiken van dierlijke meststoffen op de wijze die is aangegeven in de bij het Besluit gebruik meststoffen behorende bijlage II, met dien verstande echter dat onder 3, punt a onder 2e gelezen moet worden: 'tijdens het uitrijden van de dierlijke mest deze gelijktijdig wordt ondergewerkt';
AFDELING 5 KAMPEREN BUITEN KAMPEERTERREIN
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan een niet-grondgebonden onderkomen of voertuig, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
HOOFDSTUK 5 ANDERE ONDERWERPEN BETREFFENDE DE HUISHOUDING DER GEMEENTE
Artikel 5:4 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmede als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 5:8A Uitzichtbelemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig en/of aanhangwagen met een lengte van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, met inbegrip van de lading, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hen anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
AFDELING 2 COLLECTEREN, VENTEN, STANDPLAATSEN EN SNUFFELMARKTEN
Artikel 5:12 Inzameling van geld of goed
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook geschreven of gedrukte stukken worden gerekend, dan wel bij het aanbieden van diensten, aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Artikel 5:18 Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.
Artikel 5:19 Afbakeningsbepalingen
Het verbod van artikel 5:17, eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Standplaatsenverordening en voor beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet of de provinciale omgevingsverordening.
Artikel 5:21 Snuffelmarkten e.d.
toe te laten, te bevorderen of er gelegenheid toe te geven, dat in of op een - al dan niet met enige beperking - voor publiek toegankelijk gebouw met een kraam, een tafel of enig ander dergelijk middel standplaats wordt of is ingenomen om goederen aan publiek aan te bieden, te verkopen of te verstrekken.
AFDELING 4 CROSSTERREINEN EN GEMOTORISEERD EN RUITERVERKEER IN NATUURGEBIEDEN
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een (brom)fiets te crossen buiten wedstrijdverband, een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een (brom)fiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
AFDELING 6 VERSTROOIING VAN AS
Artikel 5:26 Begripsomschrijving
In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de Lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
HOOFDSTUK 6 STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college of de burgemeester aangewezen personen.
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Besluiten, genomen krachtens de verordening bedoeld in artikel 6:4, eerste lid, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening, alsook besluiten die op grond van het overgangsrecht van de in artikel 6:4, eerste lid, bedoelde verordening hun gelding hebben behouden, en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.