Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nunspeet

Beleidsregels voor het stoken van vuur van de gemeente Nunspeet

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNunspeet
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels voor het stoken van vuur van de gemeente Nunspeet
CiteertitelBeleidsregels voor het stoken van vuur van de gemeente Nunspeet
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerpBeleidsregels voor stoken van vuur

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Vierde tranche Algemene wet bestuursrecht
  2. artikel 10.2 van de Wet milieubeheer
  3. artikel 10.63 van de Wet milieubeheer
  4. artikel 2.14a van het Activiteitenbesluit milieubeheer
  5. artikel 5.10 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
  6. artikel 5.12 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

06-10-2021Nieuwe regeling

28-09-2021

gmb-2021-345296

0302130362

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels voor het stoken van vuur van de gemeente Nunspeet

Burgemeester en wethouders van Nunspeet;

gelezen het voorstel van 15 september 2021 met kenmerk 0302130362;

overwegende dat,

het in beginsel verboden is om afvalstoffen te verbranden of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben. Burgemeester en wethouders kunnen wel ontheffing van dit verbod verlenen. Met name in het buitengebied is het verbranden van takken, snoeihout en afvalhout veelvoorkomend. Daarnaast is de jaarwisseling een feestelijk gebeuren en het is een traditie dat daar vreugdevuren bij horen. Binnen de bebouwde kom zijn vuurtonnen rond de jaarwisseling te zien en buiten de bebouwde kom worden grotere brandstapels aangelegd. In principe is dat stoken van vreugdevuren illegaal. Het stoken/verbranden van afval kan overlast veroorzaken voor de directe woon-/leefomgeving in de vorm van gevaar zettende situaties en kan ook (zeer) schadelijk zijn voor het milieu. Doch is er veel vraag naar mogelijkheden om wel legaal (een vreugdevuur) te kunnen stoken. Het geheel verbieden van deze (vreugde)vuren zou gezien de traditie onredelijk zijn. Het is daarbij van belang dat het voor de burgers van de gemeente duidelijk is welke regels er gelden voor het verbranden van onbehandeld hout. Deze beleidsregels richten zich enerzijds op het stoken van vuur gedurende het gehele jaar in het buitengebied en anderzijds op de eenmalige vreugdevuren tijdens de jaarwisseling. Wat betreft de vreugdevuren tijdens de jaarwisseling wordt een onderscheid gemaakt tussen aangewezen vreugdevuren en het stoken van een vreugdevuur met onbehandeld hout in vuurtonnen op percelen van particuliere burgers. Daarnaast richten deze beleidsregels zich op het ontsteken van kampvuren op vaste kampvuurplaatsen op recreatieterreinen en scoutingsterreinen.

Voor het stoken van (vreugde)vuur dient te allen tijde een ontheffing te worden aangevraagd, waarbij er dient te worden voldaan aan de hieronder omschreven voorschriften.

 

Gelet op het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht, de artikelen 1 jo 10.2 jo 10.63 van de Wet milieubeheer (Wm), artikel 2.14a van het Activiteitenbesluit en artikel 5:34 jo 6:2 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Nunspeet (APV), artikels 5.10 jo 5.12 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en artikel 5:1 e.v. van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) besluiten burgemeester en wethouders de volgende beleidsregel vast te stellen:

 

 

Beleidsregels voor het stoken van vuur van de gemeente Nunspeet.

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    Onbehandeld hout: schoon hout (categorie 1 hout), dat niet is behandeld met middelen ter bescherming, verduurzaming of verfraaiing en dat niet is verlijmd. Onder schoon hout vallen ook takken en snoeiafval, maar kerstbomen en coniferen zijn daarvan uitgezonderd;

  • 2.

    Vreugdevuur: stoken van onbehandeld hout rond de jaarwisseling;

  • 3.

    Kampvuur: het verbranden van onbehandeld hout, dat in het kader van een besloten groepsactiviteit voor de gezelligheid en/of de bereiding van eten wordt gestookt op een vaste kampvuurplaats.

  • 4.

    Illegaal vuur: het verbranden van (onbehandeld) hout of andere afvalstoffen zonder ontheffing;

  • 5.

    Vuurton: een hittebestendige bak of ton met een inhoud van maximaal 1 m3, met inbegrip van een oliedrum.

  • 6.

    Inrichting: een inrichting in de zin van de Wet Milieubeheer;

  • 7.

    Binnen bebouwde kom: het gebied binnen de grenzen die zijn vastgesteld op grond van artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994 en dat is met het RVV-bord model H1.

 

Artikel 2 Ontheffingsmogelijkheden

Het college van burgemeester en wethouders kan ontheffing verlenen voor het stoken van een (vreugde)vuur buiten inrichtingen indien het belang van de bescherming van het milieu en de flora en fauna zich daartegen niet verzet. Het college heeft besloten om alleen ontheffing te verlenen voor de volgende situaties:

  • 1.

    Ontheffing voor het twee keer per jaar verbranden van onbehandeld hout buiten inrichtingen en buiten de bebouwde kom. Deze ontheffing is maximaal drie jaar geldig;

  • 2.

    Ontheffing voor een vreugdevuur in een vuurton op percelen van particuliere burgers buiten een inrichting één keer per jaar tijdens de jaarwisseling. Deze ontheffing is maximaal drie jaar geldig;

  • 3.

    Ontheffing voor aangewezen locaties voor het stoken van een vreugdevuur tijdens de jaarwisseling. Deze ontheffing is eenmalig geldig in de periode van 30 december tot en met 1 januari;

  • 4.

    Ontheffing voor het stoken van een kampvuur op een vaste kampvuurplaats op een recreatieterrein en op scoutingsterreinen. Deze ontheffing is maximaal drie jaar geldig. Van deze ontheffing op een vaste kampvuurplaats mag een ongelimiteerd aantal keer per jaar gebruik worden gemaakt.

 

Artikel 3 Proces ontheffingsaanvraag stoken van (vreugde)vuur of kampvuur

  • Aanvraag ontheffing

  • 1.

    Voor het verbranden van onbehandeld hout, zoals bepaald in artikel 2, is een ontheffing nodig. De ontheffing moet schriftelijk worden aangevraagd middels het aanvraagformulier en bevat de volgende gegevens:

    • a.

      naam en adres van de aanvrager;

    • b.

      de eigenschappen en samenstelling van het onbehandelde hout.

    • c.

      aanduiding van plaats op het perceel en grootte van de vuurton middels een situatietekening;

    • d.

      vermelding van eigenaar van het perceel. Indien de aanvrager een ander is dan de eigenaar van het perceel, dan dient een schriftelijke toestemmingsverklaring van de eigenaar te worden overgelegd;

    • e.

      de handtekening van de aanvrager.

 

  • De aanvraag dient te voldoen aan de voorschriften (zie artikels 4 en 4.1) en moet minstens 4 weken van te voren bij de gemeente worden gedaan middels een ingevuld aanvraagformulier, te vinden op de website van de gemeente Nunspeet, met daarin de bovenvermelde benodigde informatie.

 

  • Toetsing ontheffing

  • 2.

    De toetsing van de aanvraag wordt gedaan door de gemeente Nunspeet. Indien het nodig is om een externe partij (zoals de brandweer) te raadplegen bij de toetsing, dan kan dat onderdeel zijn van de toetsing. Verder geschiedt de toetsing aan de volgende voorschriften:

    • a.

      de aanvraag wordt getoetst aan de geldende wet-/regelgeving;

    • b.

      de aanvraag wordt getoetst aan de voor de situatie van toepassing zijnde voorschriften voor (vreugde- of kamp-)vuren (zie artikel 4 lid 1 en in specifieke situaties artikel 4.1 of artikel 4.2);

    • c.

      de situatietekening wordt getoetst aan de afstands- en inrichtingseisen (zie artikel 4 lid 2 of artikel 4.2 bij een kampvuur);

    • d.

      de aanvraag wordt getoetst aan bijzondere omstandigheden.

 

  • Binnen de wettelijke termijn zal een beslissing worden genomen over het wel of niet verlenen van de ontheffing. Wanneer een aanvraag niet voldoet aan de voorschriften dan wel er sprake is van bijzondere omstandigheden, wordt de ontheffing geweigerd. Indien noodzakelijk kan er naast de voorschriften in dit beleid ook bijzondere voorschriften bij de ontheffing worden gevoegd.

 

  • Evenementenvergunning

  • 3.

    Er dient tevens een evenementenvergunning te worden aangevraagd wanneer het een voor publiek openbaar toegankelijk vreugdevuur betreft. De aanvraag en toetsing zal dan plaatsvinden conform de regels voor evenementen binnen de gemeente Nunspeet met inachtneming van dit beleid.

 

  • Intrekken ontheffing

  • 4.

    Indien ontheffing is verleend voor het stoken van vuur, maar er na controle wordt geconstateerd dat er niet aan de wet-/regelgeving of aan de voorschriften in deze beleidsregel is of wordt voldaan, dan kan het college van burgemeester en wethouders besluiten de ontheffing in te trekken en (bestuursrechtelijke) handhaving aan te vangen.

 

  • Leges aanvraag

  • 5.

    Er zijn geen kosten verbonden aan het in behandeling laten nemen van een aanvraag om een stookontheffing en/of voor het indienen van een melding.

 

Artikel 4 Voorschriften

Om de (vreugde- en kamp-)vuren op verantwoordelijke wijze te laten verlopen dienen voorschriften te worden opgevolgd. Afhankelijk van de situatie in artikel 2 kunnen naast de gebruiks- en veiligheidsvoorschriften en de afstands- en inrichtingseisen ook specifieke voorschriften gelden.

  • 1.

    De ontheffinghouder dient de volgende gebruiks- en veiligheidsvoorschriften ten allen tijde bij het stoken van een (vreugde)vuur in acht te nemen:

    • a.

      Slechts onbehandeld hout mag worden gestookt/verbrand. Het is verboden om andere afvalstoffen dan onbehandeld hout te verbranden.;

    • b.

      Het onbehandeld hout moet worden gestookt in een vuurton met een inhoud van maximaal 1 m3. Per perceel en per eigenaar mag er maximaal 1 vuurton gebruikt worden dan wel aanwezig zijn.

    • c.

      Bij het ontsteken van het vuur mag geen gebruik gemaakt wordt van aardolieproducten/brandbare vloeistoffen, zoals benzine, petroleum of oliën. Daarnaast mogen gemakkelijk opstijgende brandstoffen zoals bladeren, papier, houtwol en hooi niet worden gebruikt als brandstof.

    • d.

      Minimaal 1 werkdag vóór het stoken dient melding te worden gemaakt dat gebruik wordt gemaakt van de ontheffing bij de gemeente via het meldingsformulier op de website www.nunspeet.nl;

    • e.

      Wanneer vanuit de veiligheidsregio wordt aangegeven dat er sprake is van een fase 2 (weersomstandigheden), dan mag er geen (vreugde)vuur worden gestookt en dus geen gebruik worden gemaakt van de ontheffing. Zie www.natuurbrandrisico.nl Dit geldt ook bij windkracht 6 of meer. Zie www.knmi.nl

    • f.

      In de onmiddellijke nabijheid moeten voldoende preventieve brandblusmiddelen aanwezig zijn, zoals een poeder- of koolzuurblusser, water en/of zand.

    • g.

      Tijdens het stoken dient er een nuchter en meerderjarig persoon aanwezig te zijn die constant toezicht houdt op het vuur. Die persoon en/of de aanvrager dient te allen tijde te doen en na te laten hetgeen redelijkerwijs gevergd kan worden om gevaar, schade of overlast ten gevolge van het branden te voorkomen of te beperken.

    • h.

      Alle aanwijzingen en bevelen die door of namens de brandweer, opsporingsambtenaren van de politie of toezichthouders van de gemeente/ODNV worden gegeven, dienen steeds exact en onmiddellijk te worden opgevolgd.

    • i.

      De verbrandingsresten van het onbehandeld hout moeten uiterlijk 48 uur na het stoken geheel zijn verwijderd op verantwoorde wijze;

    • j.

      De verleende stookontheffing moet kunnen worden getoond tijdens het stoken van het vuur.

 

  • 2.

    De ontheffinghouder dient de volgende afstands- en inrichtingseisen ten allen tijde bij het stoken van een vuur in acht te nemen:

    • a.

      De vuurton moet zijn voorzien van onderliggende stelplaten en/of een berg zand van voldoende dikte en sterkte om de vuurbelasting te weerstaan.

    • b.

      De afstand van de rand van de vuurton tot de volgende objecten bedraagt tenminste:

      • 5 meter tot woningen of gebouwen en/of 10 meter in de windrichting van woningen en gebouwen;

      • 10 meter tot een oppervlaktewater of tot houtopstanden;

      • 15 meter tot rietgedekte daken

      • 30 meter in de windrichting tot een opstapeling van oogstproducten, een opslag van brandbare stoffen, een bos of heidegrond.

      • 1 meter tot gemeentegrond (perceel in eigendom van de gemeente)

    • c.

      De toegang voor hulpverleningsdiensten mag niet worden belemmerd.

 

Artikel 4.1 Specifieke regels voor aangewezen vreugdenvuurlocaties tijdens de jaarwisseling

Voor de aangewezen locaties voor het stoken van een vreugdevuur tijdens de jaarwisseling, zoals bepaald in artikel 2 lid 3 van deze beleidsregel, gelden specifieke regels naast de gebruiks- en veiligheidsvoorschriften als bepaald in artikel 4 lid 1 en de inrichtingseis in artikel 4 lid 2 onder a van deze Beleidsregel. Met het oog op een veilig en verantwoord verloop van de aangewezen vreugdevuren tijdens de jaarwisseling dienen de volgende voorschriften te worden opgevolgd/uitgevoerd:

  • a.

    Het vreugdevuur dient te worden gestookt in de container, die door de gemeente op stalen rijplaten en zand wordt neergezet op de aangewezen locaties op 30 december;

  • b.

    Het georganiseerde vreugdevuur in de container is in beginsel toegestaan op 31 december tussen 10.00 uur en 22.00 uur, tenzij anders wordt afgesproken met de organisator. Het vuur dient daarna te worden uitgemaakt met water en/of zand;

  • c.

    In afwijking van artikel 4 lid1 onder b van deze beleidsregel mogen op de aangewezen vreugdevuurlocaties maximaal 3 vuurtonnen met een diameter van maximaal 60 cm worden geplaatst waarin onbehandeld hout mag worden gestookt op 30 december tussen 10.00 en 22.00 uur, op 31 december vanaf 22.00 uur en op 1 januari tussen 00.00 uur en 04.00 uur. Het vuur dient daarna te worden uitgemaakt met water en/of zand;

  • d.

    De brandstof van het vreugdevuur in de container en/of de vuurtonnen wordt slechts geleverd door de organisatoren van het vreugdevuur en bevat alleen schoon en onbehandeld hout. Het inzamelen van onbehandeld hout van particulieren is niet toegestaan;

  • e.

    Afval dat niet verbrandt mag worden zal de gemeente verwijderen op kosten van de organisatie.

  • f.

    De organisator dient te allen tijde te doen en na te laten hetgeen redelijkerwijs gevergd kan worden om gevaar, schade of overlast ten gevolge van het branden te voorkomen of te beperken. Vanaf het ontsteken tot het doven van het vreugdevuur zijn te allen tijde de organisator aanwezig en draagt hij/zij zorg voor een veilig en verantwoord verloop van het vreugdevuur;

  • g.

    De gemeente draagt er zorg voor dat de vreugdevuurlocatie op 3 januari of op de eerstvolgende werkdag wordt opgeruimd en de geleverde rijplaten worden verwijderd;

 

Artikel 4.2 Specifieke regels voor vaste kampvuurplaatsen

Voor kampvuren op de vaste kampvuurplaatsen, zoals bepaald in artikel 2 lid 4, gelden specifieke regels naast de voorschriften in artikel 4 lid 1. Met het oog op een veilig en verantwoord verloop van de kampvuren dient te worden voldaan aan de volgende voorschriften:

  • a.

    Een kampvuur mag slechts worden aangelegd/gestookt op een door de brandweer goedgekeurde kampvuurplaats;

  • b.

    de afstand van de rand van de kampvuurplaats tot de volgende objecten bedraagt tenminste:

    • 5 meter tot woningen of gebouwen en/of 10 meter in de windrichting van woningen en gebouwen;

    • 15 meter tot rietgedekte daken;

    • 20 meter tot een opstapeling van oogstproducten, een opslag van brandbare stoffen, heidegrond, bomen of andere houtopstanden;

    • 1 meter tot gemeentegrond (perceel in eigendom van de gemeente);

  • c.

    De afstand tussen het vuur en het eventuele publiek is ca. 4 meter;

  • d.

    in afwijking van artikel 4 lid 1 onder b van deze beleidsregel mag een kampvuur op de kampvuurplaats worden ontstoken zonder gebruikmaking van een vuurton. Het kampvuur mag een maximale oppervlakte hebben van 1 m2 en een maximale hoogte van 0,75 meter;

  • e.

    De bodem van de vuurplaats moet bestaan uit een vloeistofkerende ondergrond (zoals steltonplaten of beton) van voldoende dikte en sterkte om de vuurbelasting te weerstaan;

  • f.

    Een kampvuur mag slechts worden gestookt tussen 17.00 en 24.00 uur;

  • g.

    Tijdens het ontsteken van een kampvuur dient te allen tijde te worden voldaan aan de gebruiks- en veiligheidsvoorschriften in artikel 4 lid 1 van deze beleidsregel;

 

Artikel 5 Toezicht en Handhaving

De politie en de gemeente werken samen om overtredingen aan te pakken. De politie treed op bij constatering van strafbare feiten. De gemeentelijke buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s) en toezichthouders en de boa’s van de ODNV treden strafrechtelijk en/of bestuursrechtelijk op.

Voor een efficiënte en eenduidige bestuursrechtelijke aanpak tegen illegale vuren rond de jaarwisseling is voor o.a. de boa’s en ambtenaren van de gemeente een stappenplan gemaakt, die is terug te vinden in bijlage 1. In dat stappenplan wordt aandacht besteed aan verschillende scenario’s met de daarbij passende bestuursrechtelijke aanpak.

 

Eventuele schade zal worden verhaald op de schadeveroorzaker of op de perceeleigenaar.

 

Artikel 6 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking nadat deze is bekend gemaakt.

 

Artikel 7 Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als ‘Beleidsregels voor het stoken van vuur van de gemeente Nunspeet’.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nunspeet van 28 september 2021

Burgemeester en wethouders van Nunspeet,

de secretaris, de burgemeester,

Toelichting

1 Algemeen

1.1 Inleiding

Conform de Wet Milieubeheer en de Algemene Plaatselijke verordening (hierna: APV) is het in beginsel verboden om afvalstoffen te stoken. Het aansteken van kaarsen, barbecues of sfeervuren, zoals terrashaarden, zijn hiervan uitgezonderd. Daarnaast is er een ontheffingsmogelijkheid welke in deze beleidsregel wordt geregeld.

Voornamelijk in het buitengebied is het verbranden van takken, snoeihout en afvalhout veelvoorkomend. Daarnaast is het in de gemeente gebruikelijk om rond de jaarwisseling hout te verbranden/stoken voor het oprichten van een vreugdevuur. In principe wordt afvalverbranding gezien als een inefficiënte manier van afvalverwerking en bestaan er alternatieven voor afvalverbranding, zoals het afval afleveren bij de milieustraat, hetgeen gepaard gaat met kosten. In de praktijk is het jarenlang een gewoonte dat in het buitengebied o.a. takken en snoeiafval wordt verbrand. Voorts bestaat er behoefte aan het stoken van kampvuren op scoutingterreinen, op campings of bij groepsaccomodaties. Daarnaast is het stoken rond de jaarwisseling al jaren een traditie, zodat het hanteren van het geheel stookverbod een onredelijke situatie is.

 

Daartegenover dient de gemeente de openbare orde en veiligheid te waarborgen en zich in te zetten voor de bescherming van het milieu en de flora- en fauna, zodat er in deze beleidsregel strikte voorwaarden aan het stoken worden verbonden .

Het doel van deze beleidsregel is om het voor de burgers van de gemeente duidelijk te maken welke regels zijn vastgelegd en onder welke voorwaarde onbehandeld hout mag worden gestookt.

1.2 Wettelijke bepalingen

In dit hoofdstuk worden de juridische kaders gegeven waarbinnen stoken van onbehandeld hout kan plaatsvinden.

De wet milieubeheer (Wm) stelt in artikel 10.2, eerste lid het volgende:

“Het is verboden zich van afvalstoffen te ontdoen door deze –al dan niet in verpakking- buiten een inrichting te storten, anderszins op of in de bodem te brengen of te verbranden.”

 

Artikel 10.63 lid 1 van de Wm bepaalt: “Burgemeester en wethouders kunnen, indien het belang van de bescherming van het milieu zich daartegen niet verzet, ontheffing verlenen van het in artikel 10.2, eerste lid, gestelde verbod om zich van afvalstoffen te ontdoen door deze buiten een inrichting te verbranden, voorzover het geen gevaarlijke afvalstoffen betreft. Op de ontheffing, bedoeld in de vorige volzin, is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.”

In beginsel is het verbranden van afvalstoffen in de Wm verboden. Volgens artikel 1 Wm zijn afvalstoffen alle stoffen, preparaten of voorwerpen, waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen. Hout kan dus ook een afvalstof zijn. De onderliggende beleidsregel richt zich echter op stookhandelingen van schoon, onbehandeld hout ter vermaak gedurende een korte periode van het jaar. Hierdoor wordt het onbehandeld hout, dat wordt gestookt ter vermaak, gezien als een brandstof voor vuur. Zodoende is er geen sprake van het zich ontdoen van het hout, maar wordt de waarde van het hout benut voor het oprichten van een (vreugde)vuur. Dit moet worden meegewogen in de afweging tussen de schadelijkheid voor het milieu enerzijds en het beperken van het handelen van burgers anderzijds. Daarnaast richt deze beleidsregel zich niet op het bedrijfsmatig en grootschalig verbranden van (schadelijke) afvalstoffen, zodat de schadelijkheid voor het milieu beperkt blijft. Door de aan de ontheffing te verbinden voorschriften in artikel 4 , kunnen schadelijke gevolgen voor het milieu grotendeels worden weggenomen. Zodoende wordt de grootst mogelijke bescherming geboden tegen de nadelige gevolgen voor het milieu, zoals is vereist gelet op artikel 10.64 lid 1 Wm in samenhang met artikel 8.11 lid 3 Wm.

 

 

 

Naast de bepaling in de Wm is in de Algemene Plaatselijke Verordening (Apv) het volgende artikel opgenomen over stoken van afvalstoffen:

Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins

vuur te stoken

1. Het is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen

in de zin van de Wet milieubeheer of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.

2. Mits er geen sprake is van gevaar, overlast of hinder voor de omgeving, is het

verbod niet van toepassing op:

a. verlichting door middel van kaarsen, fakkels en dergelijke;

b. sfeervuren zoals terrashaarden en vuurkorven, voor zover geen afvalstoffen

worden verbrand;

c. vuur voor koken, bakken en braden.

3. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.

4. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de ontheffing worden geweigerd

ter bescherming van de flora en fauna.

5. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door

artikel 429, aanhef en onder 1 of 3, van het Wetboek van Strafrecht of de

provinciale milieuverordening Gelderland.

Het college van burgemeester en wethouders kan op grond van artikels 4:81 ev. van de Algemene wet bestuursrecht beleidsregels vaststellen.

Er geldt dus in principe een algemeen verbod om afvalstoffen te verbranden met een ontheffingsmogelijkheid. De onderliggende beleidsregel regelt hoe de gemeente omgaat met deze ontheffingsmogelijkheid. Bij het verlenen van een ontheffing op basis van de APV kunnen daaraan voorschriften worden verbonden. Deze voorschriften kunnen worden gesteld ter bescherming van bijvoorbeeld de omgeving en het milieu. Zo geldt het voorschrift dat alleen schoon en onbehandeld hout mag worden gestookt en dienen veiligheidsvoorschriften in acht te worden genomen.

 

2. Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

Het verbranden van stoffen brengt risico’s met zich mee voor de openbare orde en veiligheid, flora en fauna, volksgezondheid en het milieu. Hierdoor is gekozen voor een zeer beperkte begripsomschrijving van het begrip (onbehandeld) hout. Uit onderzoek is gebleken, dat het verbranden van schoon hout niet bijdraagt aan het broeikaseffect en er daarbij sprake is van een minimale stikstofdepositie , want hout behoort officieel tot duurzame energie en is milieuneutraal.

Onder het begrip onbehandeld hout valt het hout dat vrijkomt bij de velling of snoei van bomen en stukken onbehandeld hout, zaagsel, houtsnippers van de houtverwerkende industrie. Er is bewust voor gekozen om kerstbomen en coniferen niet onder het begrip onbehandeld hout te laten vallen, omdat bij het verbranden van kerstbomen en coniferen o.a. veel rook wordt geproduceerd, hetgeen kan zorgen voor overlast.

Voorts is het niet de bedoeling dat het hout afkomstig is van derden.

Behandeld hout, bouw- en sloopafval en andere afvalstoffen vallen niet onder het begrip onbehandeld hout in deze beleidsregel. Bij het ontsteken van het vuur mag geen gebruik gemaakt wordt van aardolieproducten/brandbare vloeistoffen, zoals benzine, petroleum of oliën. Daarnaast mogen gemakkelijk opstijgende brandstoffen zoals bladeren, papier, houtwol en hooi niet worden gebruikt als brandstof.

Bij twijfel (van de handhaver) ligt de bewijslast bij de ontheffinghouder en/of aan degene die vuur stookt.

 

Artikel 2 Ontheffingsmogelijkheden

Het college van burgemeester en wethouders kan ontheffing verlenen voor het stoken van een (vreugde)vuur buiten inrichtingen indien het belang van de bescherming van het milieu en de flora en fauna zich daartegen niet verzet. In principe is het stoken van onbehandeld hout binnen inrichtingen niet mogelijk. Het college heeft besloten om slechts voor een aantal situaties een ontheffing te verlenen. De ontheffing is maximaal drie jaar geldig voor zowel het tweemaal per jaar stoken van een vuur stoken als voor het stoken van een vreugdevuur tijdens de jaarwisseling. Indien tevens een andere vergunning, zoals een evenementenvergunning, nodig is dan kan dit gevolgen hebben voor de geldigheidsduur van de ontheffing.

Er kan geen ontheffing worden aangevraagd voor het stoken van onbehandeld hout binnen inrichtingen. Weliswaar is in de jurisprudentie met betrekking tot intensieve veehouderijbedrijven uitgemaakt dat landerijen in principe niet tot de inrichting behoren met het oog op het niet-grondgebonden karakter van de intensieve veehouderij. Zodoende kan er op die landerijen gebruik worden gemaakt van de ontheffingsmogelijkheid. Ook kan het voorkomen dat op het perceel van de inrichting een bedrijfswoning is gevestigd. In dat geval kan ten behoeve van het woongenot op het perceel van de inrichting gebruik worden gemaakt van de stookontheffing.

 

 

Artikel 2 lid 3 Aangewezen vreugdevuurlocaties

In de gemeente Nunspeet zijn de volgende voor iedereen openbaar toegankelijke vreugdevuurlocaties aangewezen:

- Hulshorst: Harderwijkerweg nabij Klarenweg

- Elspeet: Maatweg

- Nunspeet: Vreeweg

Voor deze aangewezen vreugdevuurlocaties geldt de ontheffing eenmalig in de periode van 30 december tot en met 1 januari. Dit is besloten omdat voor het organiseren van een dergelijk vreugdevuur tevens een evenementenvergunning nodig kan zijn.

Deze vreugdevuren zijn grootschaliger dan de andere situaties waarvoor een ontheffing kan worden verleend. Toch is voor deze mogelijkheid gekozen omdat reeds meerdere jaren rond de jaarwisseling vreugdevuren worden georganiseerd. De gemeente heeft daar altijd aan bijgedragen. De gemeente wijst in elke kern in beginsel één georganiseerde vreugdevuurlocatie aan voor haar burgers. Voor een verantwoord en veilig verloop dienen voorschriften te worden gesteld aan het organiseren van de vreugdevuren. Daarbij gelden gebruiksvoorschriften, veiligheidsvoorschriften en inrichtingseisen.

De organisator dient te allen tijde te doen en na te laten hetgeen redelijkerwijs gevergd kan worden om gevaar, schade of overlast ten gevolge van het branden te voorkomen of te beperken. Daarbij kan onder meer gedacht worden aan het voorkomen van overhangend hout boven of naast de container/vuurton. Het voorgaande impliceert ook dat de organisator tijdig hulpverleningsdiensten moet inschakelen bij het escaleren van de situatie.

 

Artikel 2 lid 4 Kampvuur op vaste kampvuurplaatsen

De bekende kampvuurplaatsen liggen op terreinen van de scouting of groepsverblijven en op recreatieterreinen. De ervaring leert dat op deze plaatsen meerdere keren per jaar een kampvuur wordt ontstoken. Die kampvuurplaatsen zijn gecontroleerd door de brandweer, waarbij een aantal niet voldeden aan o.a. veiligheidsvoorschriften. Door in dit beleid duidelijke regels te stellen voor het kampvuurplaatsen en het ontsteken van kampvuren ter vermaak kan er worden ingespeeld op de behoefte om kampvuren te ontsteken, die gericht zijn op vermaak en niet op het verbranden van afval. Voor deze kampvuurplaatsen geldt de ontheffing maximaal 3 jaar. De ontheffingshouder van de ontheffing voor kampvuren op vaste kampvuurplaatsen kan meermaals per jaar gebruik maken van die ontheffing, mits wordt voldaan aan de in deze beleidsregels opgenomen voorschriften. Zodoende geldt er geen limiet voor het aantal kampvuren per kampvuurplaats per jaar.

 

Artikel 3 Proces ontheffingsaanvraag stoken van (vreugde)vuur of een kampvuur

In deze beleidsregel is gekozen voor het aanvragen van een ontheffing voor het geval particuliere burgers op hun eigendomspercelen een vuur wensen te stoken in een vuurton gedurende het gehele jaar en/of rond de jaarwisseling. Daarnaast dient de organisator van een vreugdevuurlocatie een ontheffingsaanvraag conform deze beleidsregel in te dienen. Bovendien kan de organisatie van een recreatieterrein of een scoutingsterrein een ontheffing aanvragen voor het stoken van een kampvuur op een vaste kampvuurplaats. Activiteiten op een recreatieterrein of een scoutingterrein kunnen vallen onder het begrip inrichting onder de Wet Milieubeheer. De vaste kampvuurplaatsen liggen veelal afgezonderd en onbegrensd op een terrein. Bovendien worden de kampvuurplaatsen veelal niet intensief gebruikt. Zodoende vallen dergelijke kampvuren niet onder de inrichting.

Door de aanvraagplicht wordt inzichtelijk op welke locaties onbehandeld hout verbrand wordt. Daarnaast houdt de gemeente grip op de wijze waarop en wat er wordt gestookt, door het duidelijk kenbaar maken van de aan het stoken verbonden voorschriften. Door een situatietekening onderdeel te laten uitmaken van de aanvraag is inzichtelijk of wordt voldaan aan bijvoorbeeld de afstandseisen.

 

Artikel 3 lid 2 Toetsing ontheffing

De vergunningverleners beoordelen of een ontheffing kan worden verleend. Daarbij wordt getoetst aan de voorschriften in dit beleid. In dat geval zal de aanvrager een schriftelijke ontheffing ontvangen. De ontheffing dient ten tijde van het stoken van onbehandeld hout aanwezig te zijn en dient op verzoek te worden getoond aan de controleambtenaren/politie.

Indien niet aan de voorwaarden wordt voldaan of er andere omstandigheden zijn waardoor het stoken van onbehandeld hout niet verantwoord is, dan zal de aanvraag worden afgewezen. Daarbij kan bijvoorbeeld ook gedacht worden aan een situatie, waarbij er niet kan worden voldaan aan de op dat moment geldende maatregelen krachtens de Wet publieke gezondheid.

Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing en wordt verleend krachtens artikel 10:63 Wm en gelijktijdig op grond van artikel 5:34 APV.

 

Artikel 3 lid 4 Intrekken ontheffing

Het kan voorkomen dat er bij het stoken van een (vreugde- of kamp-) vuur niet wordt gehouden aan de bij de ontheffing verbonden voorschriften. Daarnaast is het mogelijk dat er onvoorziene omstandigheden optreden, waardoor het niet (meer) verantwoord is om vuur te stoken.

Een voorbeeld hiervan is, dat er gezien de omstandigheden voorafgaand aan of ten tijde van het stoken van vuur niet alleen schoon hout, maar ook andere afvalstoffen gesorteerd zijn met het kennelijke doel om deze te verbranden. Vervolgens kan de volksgezondheid in het geding zijn, waardoor de ontheffing kan worden ingetrokken.

 

Artikel 3 lid 5 Leges aanvraag

Er zijn geen kosten verbonden aan het in behandeling laten nemen van een aanvraag om een stookontheffing en/of voor het indienen van een melding. Volgens de legesverordening bedraagt het standaard tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een ontheffing € 15,30. Dit bedrag geldt in beginsel ook voor de aanvraag van een ontheffing op grond van deze beleidsregels. Zodoende heeft het college besloten om geen leges vast te stellen om geen drempel op te werpen voor burgers niet om een aanvraag voor een stookontheffing in te dienen. Daarnaast zijn de voorschriften in de beleidsregels duidelijk en concreet, waardoor er door de toetsers slechts een marginale toets dient te worden uitgevoerd.

 

Artikel 4 Voorschriften

Aan een verleende ontheffing dienen ingevolge artikel 10.63, eerste lid, voor zover hier van belang, in samenhang gelezen met artikel 8.11, derde lid, van de Wet milieubeheer voorschriften te worden verbonden tot het voorkomen van dan wel redelijkerwijs de grootst mogelijke bescherming te bieden tegen de nadelige gevolgen voor het milieu. Bij de voorschriften wordt een onderscheid gemaakt tussen gebruiks- en veiligheidsvoorschriften en afstands- en inrichtingseisen. Daarnaast gelden specifieke voorschriften voor het organiseren van vreugdevuren op aangewezen vreugdevuurlocaties tijdens de jaarwisseling. De voorschriften zijn noodzakelijk ter bescherming van het milieu en van de woon- en leefomgeving, flora- en fauna, bodem- en waterkwaliteit en de veiligheid. De veiligheidsvoorschriften zijn opgenomen voor het voorkomen van o.a. inbreuken op de openbare orde en veiligheid. Door vooraf voorwaarden te stellen aan de wijze waarop, wat en hoe gestookt mag worden, wordt de verantwoordelijkheid ook neergelegd bij de burgers.

 

Het onbehandeld hout dient te worden gestookt in een vuurton, met de nadruk op dat (het formaat van het) afval past in de vuurton. Overhangend of uitpuilend geplaatst onbehandeld hout is verboden. Het aantal vuurtonnen op een perceel en per eigenaar is gelimiteerd.

De meldingsverplichting is opgenomen, omdat maximaal tweemaal per jaar en éénmaal tijdens de jaarwisseling gebruik mag worden gemaakt van de ontheffing. Ongeacht of er een melding is gedaan blijven de overige voorschriften te allen tijde van kracht. Het kan dus voorkomen dat er tijdig een melding in ingediend voor het stoken van vuur op een bepaalde datum, maar dat dat stoken geen doorgang kan vinden vanwege bijvoorbeeld weersomstandigheden fase 2.

De windrichting, de windkracht en droogte zijn in belangrijke mate bepalend voor de mate van gevaar/overlast bij de woningen of gebouwen van omwonenden. In natuurgebieden bestaat ook een kans op natuurbranden. Bij bepaalde weersomstandigheden is het risico op overslaan van vuur naar een gebouw/groen of op een natuurbrand dermate groot, dat er het stoken van een vuur onverantwoord is. Wanneer er sprake is van fase 2 (ook wel code oranje of rood genoemd) is het een langere periode droog en is het risico op overslaan van vuur en natuurbranden groot. Op de website www.natuurbrandrisico.nl wordt de actuele status van de geldende fase aangegeven. Tijdens fase 2 is het verboden om gebruik te maken van de ontheffing. Het tijdig indienen van een melding (artikel 4 lid 1 aanhef en onder d) maakt dit verbod niet anders. De verantwoordelijkheid ligt bij de burger ook al meldt de burger tijdig dat vuur wordt gestookt. Degene die vuur stookt moet ervoor zorgdragen dat aan alle voorschriften wordt voldaan. Het voorgaande geldt ook bij een windkracht van 6 of meer. Het overslaan van vuur bij een windkracht van 6 of meer door het op grotere afstand afleggen van vuurvonken is reëel, zodat het niet meer verantwoord is om bij een dergelijke windkracht vuur te stoken. Op www.knmi.nl wordt actuele informatie gedeeld over de windkracht.

Naast de weersomstandigheden is het stoken van vuur niet zonder risico’s. De veiligheid en openbare orde dient gewaarborgd te worden. Het preventief aanwezig hebben van brandblusmiddelen dient ter bestrijding van eventuele onvoorziene situaties. Er dient te worden voldaan aan de voorschriften in het Besluit brandveilig gebruik en basishulp-verlening. Bovendien dient te allen tijde een volwassen persoon aanwezig te zijn, die toezicht houdt op het vuur.

De uitwerking van een algemene beleidsregel kan in sommige situaties onvoorzien onwenselijk zijn, zoals het veroorzaken van overlast of gevaar. Voor die gevallen is het voorschrift opgenomen dat er maatregelen worden genomen of dat er kan worden opgetreden indien dit noodzakelijk is. Het kan namelijk voorkomen dat het niet verantwoord is om vuur te stoken.

 

Om de grootst mogelijke bescherming te waarborgen voor het milieu en de omgeving zijn hiervoor voorschriften opgenomen. Door de afstandsbepalingen kan eventuele schade aan o.a. goederen of de natuur zoveel als mogelijk worden beperkt en dienen ook ter voorkoming van o.a. het overslaan op een grondvuur en van bodemvervuiling. Bovendien dienen de verbrandingsresten tijdig te worden verwijderd om vermenging met de bodem te voorkomen. Met het tijdsbestek is rekening gehouden met het afkoelen van de verbrandingsresten.

Vervolgens dienen hulpverleningsdiensten te allen tijde toegang te hebben met hun voertuigen tot objecten, gebouwen en gebieden. De toegankelijkheid mag dus niet door een vuurton of gesorteerd onbehandeld hout worden belemmerd.

 

Voor de aangewezen vreugdenvuurlocaties tijdens de jaarwisseling en voor de kampvuren op de vaste kampvuur-plaatsen gelden ook specifieke regels. Die voorschriften richten zich met name op een veilig verloop van het vuur. Wat betreft de afstandsnorm ten opzichte van het publiek is gekozen voor een veilige afstand van 4 meter, waarin weersomstandigheden zijn meegenomen. Voor vuur in vuurkorven is een afstand tot publiek van 2 meter voldoende. Zodoende zou in sommige situaties een korte re afstand dan 4 meter ook voldoende moeten zijn bij kampvuren.

 

Artikel 5 Toezicht en Handhaving

Het doel van toezicht en handhaving is het tegengegaan van illegale vuren. In de praktijk komt het soms voor dat ook andere, schadelijke, stoffen worden verbrand. Die stoffen kunnen schadelijk zijn voor het milieu. Gedacht kan worden aan bouwmaterialen en autobanden. Dit is niet de bedoeling en daarop moet worden toegezien. Met dit beleid is ervoor gekozen om de verantwoordelijkheid hoofdzakelijk neer te leggen. Dit betekent dat als een burger voldoet aan de inrichtings- en gebruiksvoorschriften, dat het stoken onder voorwaarden toegestaan kan worden. Door vooraf voorwaarden te stellen aan de wijze waarop, wat en hoe gestookt mag worden, is het voor burgers duidelijk waarmee rekening gehouden dient te worden.

 

De boa’s en de politie zijn bevoegd om strafrechtelijke boetes op te leggen. De gemeentelijke toezichthouders en/of de ODNV zijn, indien zij hiertoe zijn aangewezen, op grond van artikel 6:2 van de APV, artikel 18.1a Wet milieubeheer in samenhang met de artikelen 5.10 jo. 5.12 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de artikelen 1a en 17 Wet op de economische delicten en artikel 141 Sv bevoegd om hierop bestuursrechtelijk te controleren. Handhaving dient allereerst om een einde te maken aan de overtreding en daarnaast om te voorkomen dat de overtreding nogmaals wordt begaan. Wat betreft de wijze van handhaving kan aangesloten worden bij het VTH beleidsplan. De capaciteit om handhavingsmiddelen toe te passen is beperkt. Voor een efficiënte en eenduidige aanpak door de boa’s, toezichthouders en andere ambtenaren van de gemeente Nunspeet is een stappenplan gemaakt, die is terug te vinden in bijlage 1. In dat stappenplan wordt aandacht besteed aan verschillende scenario’s met de daarbij passende bestuursrechtelijke aanpak.

 

Eventuele schade aan gemeentegoed zal worden verhaald op de schadeveroorzaker of op de perceeleigenaar.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bijlage 1  

 

Stappenplan handhaving

 

In onderstaand stappenplan is een onderscheid gemaakt tussen drie verschillende soorten overtredingen. In incidentele gevallen kan het onverstandig zijn om het stappenplan te volgen, zodat voor die gevallen maatwerk geboden is.

Elke handhavingszaak begint met een constatering, die schriftelijk wordt uitgewerkt in een constateringsrapport. In dat rapport moet in ieder geval worden opgenomen:

- Gegevens van de eigenaar van het perceel en/of overtreder;

- Duidelijke omschrijving van bevindingen, de (omvang en ernst van de) aangetroffen situatie, de soorten afvalstoffen en de plaatsaanduiding op het perceel;

- Bij een constatering van het oprichten van een brandstapel, dan ook de ligging, de samenstelling, het tijdstip van het jaar en de aanlegdatum, tezamen moet dit een klaarblijkelijk gevaar opleveren van overtreding voorschrift APV en Wm.

- Het voorgaande onderbouwd met foto’s;

- Indien van toepassing: vermelding mondelinge waarschuwing en inhoud van reactie of zienswijze van eigenaar en/of overtreder op voornemen last onder dwangsom.

 

A. Stappenplan bij soort overtreding 1: Oprichten van een brandstapel

Regelmatig worden er op percelen (voornamelijk in het buitengebied) afval verzameld en ‘gesorteerd’ met het kennelijke doel om dit afval te verbranden (lees verder: brandstapel). Bij constatering van een dergelijke situatie dient de eigenaar mondeling te worden gewaarschuwd door een toezichthouder, waarbij er wordt medegedeeld over het stookverbod. Vervolgens is het vervolgtraject afhankelijk van de datum van constatering, want hoe dichter bij oudejaarsdag hoe vlotter er moet worden doorgepakt. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in drie scenario’s:

1.Bij een brandstapel geconstateerd gedurende het gehele jaar en in december vóór kerst verzoekt een toezichthouder om de brandstapel te verwijderen binnen 48 uur.

2.Bij een brandstapel geconstateerd tussen kerst en 29 december verzoekt een toezichthouder om de brandstapel te verwijderen binnen 24 uur.

3.Bij een geconstateerde brandstapel op 30 en 31 december verzoekt een toezichthouder om de brandstapel per direct te verwijderen.

In alle drie scenario’s zal een toezichthouder de perceeleigenaar/mogelijk overtreder aanzeggen, dat een last onder dwangsom kan worden opgelegd van € 1.500,-- per constatering per twee uur bij het verbranden/stoken van onbehandeld hout (zonder gebruikmaking van vuurton onder voorwaarden) óf een last van € 3.000,- per constatering per twee uur voor het verbranden/stoken van andere ongewenste afvalstoffen, zoals banken. Hiervoor kan een algemene standaardbrief vooraankondiging last onder dwangsom worden overgelegd.

De toezichthouder vraagt de eigenaar/mogelijk overtreder om zijn zienswijze over de stapel, over het kennelijke doel om de stapel te verbranden en over de last onder dwangsom. De zienswijze (behandeld door een toezichthouder) is belangrijk om door te kunnen pakken. De toezichthouder dient dus de eigenaar/overtreder in de gelegenheid te stellen om zijn zienswijze hierover kenbaar te maken.

De mondelinge waarschuwing en aankondiging last onder dwangsom moet worden opgenomen in het constaterings-rapport, alsmede de reactie en zienswijze van de eigenaar/ mogelijke overtreder.

Vervolgens dient z.s.m. het constateringsrapport, ondertekend door de toezichthouder, te worden overgedragen aan een ambtenaar handhaving (jurist), die z.s.m. een last onder dwangsom voorbereid. Het door het college van B&W genomen besluit last onder dwangsom zal in principe door de toezichthouder worden uitgereikt bij scenario 1 na 48 uur, bij scenario 2 na 24 uur en bij scenario 3 zo spoedig mogelijk, dit in verband met het korte tijdsbestek.

NB: Indien mondeling waarschuwen/aankondigen en zienswijze niet mogelijk is wegens afwezigheid van eigenaar, dan dient de algemene standaardbrief vooraankondiging last onder dwangsom te worden gedeponeerd in de brievenbus van de eigenaar, wonend in de gemeente. Dit moet dan wel worden doorgegeven aan de behandeld ambtenaar (jurist).

 

Bij een vervolgcontrole kunnen er drie scenario’s zijn, namelijk geen overtreding of zichtbare nieuwe asresten op hetzelfde perceel of illegaal vuur stoken op heterdaad. Wat betreft het scenario van geconstateerde nieuwe asresten, dient in het constateringsrapport het verband tussen het eerder geconstateerde verzamelde afval (brandstapel) en de asresten te worden beschreven. Vervolgens aan jurist overdragen, die een mededeling verbeuring dwangsom verstuurd.

Voor het laatste scenario (heterdaad stoken) kan aansluiting worden gevonden bij ‘B. stappenplan bij soort overtreding 2’.

 

 

 

 

B. Stappenplan bij soort overtreding 2: Heterdaad illegaal verbranden van afval

Zowel tussen kerst en Oud&Nieuw als gedurende het gehele jaar vinden er illegale vuren plaats, waarbij afval wordt verbrand. Het is onmogelijk om alle vuren in vuurtonnen te controleren op het voldoen aan de gestelde voorwaarden De boa’s en toezichthouders zullen voornamelijk uitrijden op zwarte rook.

Bij de constatering van het illegaal verbranden van afval kan er zowel een strafrechtelijke boete als een preventieve last onder dwangsom worden opgelegd. De boa beoordeeld welke aanpak de meest efficiënte is.

De wijze van aanpak voor de last onder dwangsom wordt hieronder beschreven.

Het heeft de voorkeur om eerst een gesprek te beginnen met de overtreder, waarbij er dringend verzocht wordt om het vuur per direct te doven. Daarbij wordt gelijktijdig aangezegd dat een last onder dwangsom kan worden opgelegd van € 1.500,-- per constatering per twee uur bij het verbranden/stoken van onbehandeld hout óf last van € 3.000,- per constatering per twee uur van het verbranden/stoken van andere ongewenste afvalstoffen, zoals banken of plastic. De toezichthouder dient de eigenaar/overtreder in de gelegenheid te stellen om zijn zienswijze hierover kenbaar te maken. De standaardbrief vooraankondiging last onder dwangsom wordt afgegeven.

Vervolgens wordt een uitgebreid constateringsrapport door de toezichthouder opgemaakt, mogelijk met vermelding van de inhoudelijke zienswijze. Dit constateringsrapport wordt z.s.m. overgedragen aan een juridisch medewerker van de gemeente Nunspeet die ervoor zorgdraagt dat het college van B&W een last onder dwangsom kan opleggen. De last wordt door de toezichthouder in principe z.s.m. uitgereikt aan de eigenaar/overtreder. Het tijdstip van uitreiking wordt genoteerd. De (preventieve) last wordt ook uitgereikt als het vuur al is gedoofd, aangezien het kan gebeuren dat later het vuur weer wordt aangestoken.

 

Vervolgens dient een vervolgcontrole plaats te vinden, waarvan een constateringsrapport moet worden opgemaakt bij een voortdurende overtreding, zodat de last onder dwangsom kan worden ingevorderd wegens verbeuring ervan.

 

C. Stoken in openbare ruimte (brandstapel of vuurtonnen)

Het kan voorkomen, dat er in de openbare ruimte, zowel binnen als buiten de bebouwde kom, een vuurton of een brandstapel is opgericht en is aangestoken. Dit is niet toegestaan en daartegen dient te worden opgetreden. De reden hiervan is dat een dergelijke vuurton op de weg vaak hulpdiensten belemmeren en er schade aan het wegdek/gemeentegoed ontstaat.

Wat betreft de aanpak kan aansluiting worden gezocht bij de aanpak in onderdeel B. Als het gaat om een vuurton en er zijn burgers aanwezig, dan heeft het de voorkeur om een aanspreekpersoon te regelen, die toezicht houdt op het vuur totdat het vuur geheel is gedoofd en die hulpdiensten inschakelt als dat nodig is. De overtreder(s) is (/zijn) niet altijd bereid tot medewerking verlenen om de illegale brandstapel of vuurton te verwijderen. In dat geval kan direct het middel van bestuursdwang worden ingezet, waarbij de politie en brandweer kunnen worden ingeschakeld, om de vuurton te verwijderen. Indien een overtreder bekent is, dan mag spoedeisende bestuursdwang mondeling worden aangekondigd volgens artikel 5:31, lid 2 Awb. De kosten daarvan worden verhaald op de betrokken burgers/overtreders.

Van belang is om een constatering te maken met daarin de gegevens van o.a. de plaats en betrokkenen en om foto’s te maken voor bijvoorbeeld de volgende jaarwisseling.