Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Geertruidenberg

Beleidsregels Bestuurlijke boete Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Geertruidenberg 2021

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieGeertruidenberg
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels Bestuurlijke boete Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Geertruidenberg 2021
CiteertitelBeleidsregels Bestuurlijke boete Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Geertruidenberg 2021
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpSociale zekerheid organisatie en beleid

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 18a van de Participatiewet
  2. artikel 20a van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers
  3. artikel 20a van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

07-10-2021nieuwe regeling

21-09-2021

gmb-2021-342870

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Bestuurlijke boete Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Geertruidenberg 2021

Het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente Geertruidenberg;

 

Overwegende, dat:

- de Beleidsregels Bestuurlijke boete Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Geertruidenberg 2016, verouderd zijn en gewijzigd dienen te worden;

- het wenselijk is beleidsregels vast te stellen met betrekking tot de wijze van boeteoplegging bij schending van de inlichtingenplicht ingevolge de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

 

Besluit

Vast te stellen de Beleidsregels Bestuurlijke boete Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Geertruidenberg 2021

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

1. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, IOAW, IOAZ en de Algemene wet bestuursrecht.

2. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

a. IOAW: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

b. IOAZ: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

c. Wet SUWI: de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

d. Het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Geertruidenberg;

e. boete: de bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 18a Participatiewet, artikel

20a IOAW 2015 en artikel 20a van de IOAZ;

f. inlichtingenplicht: de verplichting als genoemd in artikel 17 lid 1 van de Participatiewet, artikel 13 lid 1 van de IOAW en de IOAZ en artikel 30c, tweede en derde lid van de Wet Suwi;

g. benadelingsbedrag: het bedrag aan uitkering dat als gevolg van het niet, niet behoorlijk of niet tijdig voldoen aan de inlichtingenplicht ten onrechte is ontvangen. Voor de uitvoering van de Participatiewet is dit het netto bedrag en voor de IOAW en IOAZ is dit het bruto bedrag;

h. Beslagvrije voet: de beslagvrije voet zoals bedoeld in de artikelen 475c tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).

 

Artikel 2. Hoogte van de boete

Bij het niet nakomen van de inlichtingenplicht wordt bij het vaststellen van de hoogte van de boete rekening gehouden met de financiële draagkracht. Als referentie-inkomen voor de voor beslag vatbare ruimte wordt uitgegaan van de toepasselijke bijstandsnormen benoemd in art. 475 c t/m e RV én van de kostendelersnorm ex artikel 22a Participatiewet. Bij de vaststelling van de draagkracht wordt uitgegaan van de beslagvrije voet zoals vastgelegd in artikel 475d van het Wetboek voor burgerlijke rechtsvordering (Rv). De beslagvrije voet is 95% van de voor een belanghebbende geldende bijstandsnorm.

1. Het boetebedrag mag niet hoger zijn dan:

a. 24 maal het bedrag boven de beslagvrije voet indien sprake is van opzet;

b. 18 maal het bedrag boven de beslagvrije voet indien sprake is van grove schuld;

c. 12 maal het bedrag boven de beslagvrije voet indien geen sprake is van opzet, grove schuld of verminderde verwijtbaarheid;

d. 6 maal het bedrag boven de beslagvrije voet indien sprake is van verminderde verwijtbaarheid.

Bij recidive wordt de mate van verwijtbaarheid ook gerespecteerd bij de bepaling van de hoogte van de recidive-boete.

2. Indien de belanghebbende ten tijde van het opleggen van de boete vermogen heeft zoals bedoeld in artikel 34, eerste lid van de Participatiewet of andere inkomsten mag de boete niet hoger zijn dan:

a. 24 maal het verschil tussen het totale inkomen/vermogen en de beslagvrije voet indien sprake is van opzet;

b. 18 maal het verschil tussen het totale inkomen/vermogen en de beslagvrije voet indien sprake is van grove schuld;

c. 12 maal het verschil tussen het totale inkomen/vermogen en de beslagvrije voet indien geen sprake is van opzet, grove schuld of verminderde verwijtbaarheid;

d. 6 maal het verschil tussen het totale inkomen/vermogen en de beslagvrije voet indien sprake is van verminderde verwijtbaarheid.

Wanneer de belanghebbende geen inzicht biedt in de hoogte van andere inkomens of vermogen, dan wordt bij de bepaling van de boete geen rekening gehouden met de financiële draagkracht van de belanghebbende.

 

Artikel 3. Het geven van een schriftelijke waarschuwing

a. Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht niet heeft geleid tot een benadelingsbedrag, of slechts in zeer beperkte mate (maximaal €150) heeft geleid tot een benadelingsbedrag volstaat een schriftelijke waarschuwing;

b. Indien belanghebbenden weliswaar iets te laat (maximaal 2 maanden), maar wel zelf wijzigingen in hun omstandigheden melden, volstaat een schriftelijke waarschuwing;

c. Bij herhaling van de onder a en b genoemde gedraging binnen twee jaar nadat de eerdere schriftelijke waarschuwing is gegeven, wordt geen waarschuwing gegeven maar een boete opgelegd;

Het geven van een waarschuwing in plaats van het opleggen van een boete is een bevoegdheid van het college, geen verplichting.

 

Artikel 4. Verlagen of afzien van de bestuurlijke boete

In het geval van een verminderde verwijtbaarheid kan de bestuurlijke boete worden verlaagd. Gekeken wordt naar de omstandigheden waarin de belanghebbende verkeerde op het moment dat hij de inlichtingenplicht had moeten nakomen. In artikel 2a van het Boetebesluit zijn criteria opgenomen die leiden tot verminderde verwijtbaarheid. Naast verminderde verwijtbaarheid kunnen er omstandigheden zijn die aanleiding geven om de bestuurlijke boete te verlagen.

a. De belanghebbende verkeerde in onvoorziene omstandigheden die zo emotioneel ontwrichtend waren dat hem niet volledig valt toe te rekenen dat zijn inlichtingen niet op tijd of onvolledig zijn verstrekt;

b. De belanghebbende verkeerde in een zodanige geestelijke toestand dat hem het niet tijdig of niet volledig verstrekken van inlichtingen niet volledig valt aan te rekenen;

c. Wanneer het toepassen van de regels de grenzen van redelijkheid en billijkheid zou overschrijden. Bijvoorbeeld wanneer het ongewenste gevolgen zou hebben voor inwonende minderjarige kinderen.

Het verlagen of afzien van de bestuurlijke boete bij bijzondere omstandigheden is altijd maatwerk.

 

Artikel 5. Invordering van de boete

1. Bij een lopende uitkering wordt de invordering van de boete verrekend met de lopende uitkering op grond van artikel 60 lid 3 en 4 van de Participatiewet en artikel 28 lid 2 en 3 van de IOAW 2015 en IOAZ; en artikel 475d t/m 475dc van het Rv;

2. Indien de belanghebbende geen uitkering meer ontvangt, wordt de boete ingevorderd via een aflossingsregeling volgens beleidsregels terugvordering en verhaal Participatiewet, IOAW 2015 en IOAZ Gemeente Geertruidenberg 2020.

 

Artikel 6. Gevallen waarin de beleidsregels niet voorzien

Bij gevallen, waarin deze beleidsregels niet voorzien, beslist het college.

 

Artikel 7. Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als beleidsregels Bestuurlijke boete Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Geertruidenberg 2021.

 

Artikel 8. Inwerkingtreding

De beleidsregels Bestuurlijke boete Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Geertruidenberg 2021 treden in werking op de dag na publicatie. De 1e gewijzigde Beleidsregels bestuurlijke boete Participatiewet, Ioaw en Ioaz gemeente Geertruidenberg 2016 komen hiermee te vervallen.

 

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van gemeente Geertruidenberg van 21 september 2021

R.C.J. Nagtzaam, M Witte

Secretaris, Burgemeester

Toelichting

Algemene toelichting

Het sociale zekerheidsstelsel vormt een vangnet voor mensen die niet zelf in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien. Om te zorgen voor maatschappelijk draagvlak, is het van belang dat er geen personen ten onrechte gebruik maken van de sociale voorzieningen. Vanaf 1 januari 2013 is de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving in werking getreden. Dit heeft invloed op de Participatiewet (PW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ). De grootste wijzigingen zijn: de introductie van een bestuurlijke boete in de PW, IOAW en IOAZ, en het verplicht terugvorderen van benadelingsbedragen als gevolg van een schending van de inlichtingenplicht (de inlichtingenplicht gaat uit van de plicht om informatie te melden, waarvan het de belanghebbende redelijkerwijs duidelijk is dat het van invloed kan zijn op het recht op en de hoogte van de uitkering).

De bestuurlijke boete heeft ondertussen belangrijke ontwikkelingen doorgemaakt. Zo heeft de centrale raad van beroep in november 2014 geoordeeld dat om de hoogte van de boete te kunnen bepalen, een indringende evenredigheidstoets moet plaatsvinden. In 2017 is deze wijziging in werking getreden en vastgelegd in de Participatiewet artikel 18a en in de IOAW en IOAZ artikel 20a. Deze artikelen geven naast een aantal verplichtingen ook een aantal bevoegdheden welke uitgewerkt en beschreven in deze beleidsregels.

 

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 2 Hoogte van de boete

Met betrekking tot lid 1 is de fictieve draagkracht voor de bepaling van de maximale boete het bedrag boven de beslagvrije voet, welke niet gecorrigeerd wordt met de verhogingen geregeld in artikel 475d Rv. De basis is de geldende bijstandsnorm voor die cliënt ten tijde van de boeteoplegging.

De periode die volgt uit de verwijtbaarheid maal het maandelijkse bedrag boven de beslagvrije voet is de maximale boete. Dit wordt ook bij recidive gerespecteerd.

 

Artikel 3. Het geven van een schriftelijke waarschuwing

Met betrekking tot lid b kan gedacht worden aan mensen, die weliswaar iets te laat, maar wel zelf wijzigingen in hun omstandigheden melden. In veel gevallen gaat het om mensen die zelf melden dat zij loon hebben ontvangen, maar dit pas doen nadat zij hun eerste loonstrook hebben ontvangen en de uitkering al is betaald; in deze gevallen is er dan wel sprake van een benadelingsbedrag, echter kan toch worden volstaan met een schriftelijke waarschuwing.

 

Artikel 4. Verlagen of afzien van de bestuurlijke boete

De volgende criteria zijn van toepassing

a. de belanghebbende verkeerde in onvoorziene en ongewenste omstandigheden, die niet tot het  normale levenspatroon behoren en die hem weliswaar niet in de feitelijke onmogelijkheid brachten om aan de inlichtingenverplichting te voldoen, maar die emotioneel zo ontwrichtend waren dat hem niet volledig valt toe te rekenen dat inlichtingen niet tijdig of onvolledig zijn verstrekt;

b. de belanghebbende verkeerde in een zodanige geestelijke toestand dat hem de overtreding niet volledig valt aan te rekenen.

 

Artikel 5. Invordering van de boete

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 6. Gevallen waarin de beleidsregels niet voorzien

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 7. Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 8. Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.