Organisatie | Laarbeek |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Bomenverordening Laarbeek 2021 |
Citeertitel | Bomenverordening Laarbeek 2021 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Bomenverordening Laarbeek 2015.
Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
05-10-2021 | nieuwe regeling | 09-09-2021 | 24480-2021 |
De raad van de gemeente Laarbeek;
gelezen het voorstel van de burgemeester en wethouders d.d. 6 juli 2021, aangaande de aanpassing van de bomenverordening.
gehoord het advies van de commissie Ruimtelijk Domein d.d. 21 juli 2021 om in te stemmen met de aanpassing van de bomenverordening Laarbeek 2015 en het voorstel als hamerstuk te behandelen;
ARTIKEL 1: Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
Burgemeester en wethouders stellen een Groene Kaart met beschermde houtopstanden vast. Jaarlijks stellen Burgemeester en wethouders de mutaties op de kaart met bijbehorend register vast. De kaart en het bijbehorend register bevatten een samenhangend geheel van de volgende beschermde houtopstanden:
De ontheffing of vergunning moet schriftelijk en gemotiveerd worden aangevraagd, door of namens dan wel met toestemming van degene, die krachtens zakelijk recht of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de beschermde houtopstand te beschikken, onder overlegging van een overzicht van de overige vergunningen, ontheffingen of toestemmingen die nodig zijn voor de realisatie van een project.
ARTIKEL 8: Intrekking of wijziging
De omgevingsvergunning kan worden ingetrokken of gewijzigd:
ARTIKEL 9: Beperking geldigheidsduur
De omgevingsvergunning tot vellen als bedoeld in deze verordening vervalt indien daarvan niet binnen maximaal één jaar na het onherroepelijk zijn van de omgevingsvergunning gebruik is gemaakt, tenzij een langere termijn noodzakelijk is vanwege de voorzienbare langere uitvoeringstermijn van een project.
In het geval het een omgevingsvergunning voor het vellen van meer dan één beschermde houtopstand(en) betreft, is de omgevingsvergunning voor alle beschermde houtopstand(en) slechts één jaar geldig, ook als in fasen geveld wordt of één of enkele beschermde houtopstand(en) al geveld zijn, behoudens de in het eerste lid gestelde bevoegdheid tot het voorschrijven van een langere termijn.
ARTIKEL 10: Bijzondere voorschriften
Tot aan de omgevingsvergunning te verbinden voorschriften kan het voorschrift behoren dat pas tot vellen van de beschermde houtopstand op en bij bouw- en aanlegwerken of andere ruimtelijke herinrichting of reconstructie mag worden overgegaan zodra andere ontheffingen, vergunningen, toestemmingen of ruimtelijke ordeningsprocedures onherroepelijk geworden zijn en de feitelijke en financiële voortgang van de werken voldoende gewaarborgd is.
ARTIKEL 11: Herplant /instandhoudingsplicht
Indien een beschermde houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is, zonder ontheffing van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de beschermde houtopstand bevond dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.
Indien een beschermde houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de beschermde houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om:
ARTIKEL 13: Afstand van de erfgrenslijn
De afstand als bedoeld in artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek is vastgesteld op 0,5 meter voor bomen en op nihil voor heesters en heggen in privaat eigendom en op nihil voor bomen, heesters en heggen staande op openbaar terrein.
ARTIKEL 14: Bestrijding van boomziekten
Indien zich op een terrein één of meer bomen bevinden die naar het oordeel van Burgemeester en wethouders gevaar opleveren voor verspreiding van een boom-ziekte of voor vermeerdering van de ziekteverspreiders zoals insecten, is de rechthebbende, indien hij daartoe door Burgemeester en wethouders is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:
Hij die handelt in strijd met het bij of krachtens artikel 14, tweede lid, artikel 15, eerste en tweede lid bepaalde wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie. Tevens kan een rechterlijke beoordeling op grond van dit artikel openbaar gemaakt worden. Bij de strafmaatbepaling kan rekening worden gehouden met de boomwaarde.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van Burgemeester en wethouders of Burgemeester aangewezen personen.
De raad van de gemeente Laarbeek,
medewerker beleid en projecten
J. van den Berg
de burgemeester van Laarbeek
F.L.J. van der Meijden
APPENDIX: BIJDRAGEREGELING WAARDEVOLLE BOMEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 2, EERSTE LID, ONDER A VAN DE BOMENVERORDENING LAARBEEK 2021
ARTIKEL 1: Bijdrageregeling waardevolle bomen
ARTIKEL 2: Procedure bijdrageregeling waardevolle bomen
ARTIKEL 3: Hoogte van de bijdrage
ARTIKEL 4: Uitbetaling bijdrage
De bijdrage wordt uitbetaald indien:
ARTIKEL 5: Het vervallen van de bijdrage
ARTIKEL 1: Begripsomschrijvingen
Afbakening van het begrip boom is van belang in verband met het aangeven van de ondergrens van de bescherming. Het betreft zowel vitaal als afgestorven houtachtig gewas. Hiermee kan voorkomen worden dat een kwaadwillende boomeigenaar er voor zorgt dat een gezonde boom dood gaat of `bij vergissing´ een gezonde boom kapt. Het kan tevens wenselijk zijn om dode bomen te bewaren vanwege hun ecologisch waardevolle functies of omdat er wettelijk beschermde diersoorten in nestelen. Door de minimale doorsnede en de meerstammigheid kunnen zeer oude struiken ook juridisch beschermd zijn.
Een kernbegrip van deze verordening, waarop het kapverbod en de omgevingsvergunningplicht van toepassing zijn. Door dit begrip centraal te stellen indien sprake is van vergunningplichtige bomen, boomvormers of andere houtachtige gewassen wordt duidelijk dat de bescherming in dat geval betrekking heeft op meer dan bomen alleen.
boomvormers. Een boomvormer is een houtig, opgaand gewas met ontwikkeling van één of meer hoofdtakken. Een boomvormer kan uitgroeien tot een boom, een meerstammige boom of een boomachtige struik. In het alledaagse spraakgebruik heeft een boom één of slechts enkele stammen. In de natuur bestaat er echter een geleidelijke overgang: heester - struik - struikachtige boom - (meerstammige) boom.
Een houtopstand is beschermd indien daarop het kapverbod van deze verordening van toepassing is. Dit betreffen onder andere de beschermde houtopstanden van de Groene Kaart maar ook gemeentelijke bomen met een doorsnede van meer dan 10 cm. Tevens zijn houtopstanden die zijn aangeplant in het kader van een herplantplicht en houtopstanden die zijn aangeplant door middel van een overeenkomst met een overheidsorgaan beschermd door middel van het kapverbod.
Er is bewust gekozen voor een (digitale) topografische kaart en niet alleen voor een register van beschermde houtopstanden. Een kaart zorgt voor een coherent geheel (groene verbindingen vallen eerder op). De Groene Kaart met het bijbehorend register zorgt voor meer structuurbescherming en ook voor betere randvoorwaarden voor ruimtelijke (groene) inrichting dan alleen een lijst met beschermde houtopstanden. Een Groene Kaart sluit bovendien goed aan bij de systematiek van andere ruimtelijke instrumenten en daardoor is integraal omgevingsbeleid eenvoudiger te realiseren.
Elke wijze van het te gronde richten van een houtopstand ongeacht of dit gedeeltelijk is, bijvoorbeeld bij kappen, of volledig, zoals bij rooien (inclusief stobbe verwijderen). Ook ingrepen die een ingrijpende wijziging betekenen, zoals kandelaberen of het snoeien van meer dan 20 procent van het kroonvolume, vallen onder vellen. Dit om het ernstig beschadigen of ontsieren van een boomkroon tegen te kunnen gaan. Het instandhouden door periodieke snoei van de door kandelaberen of knotten ontstane kroonvorm is niet ontheffing- of vergunningplichtig. De eerste keer kandelaberen of knotten is wel ontheffing- of vergunningplichtig. Het verwijderen van hoofdwortels, waarvan kan worden aangenomen dat daardoor de houtopstand ernstige schade oploopt, valt eveneens onder het begrip vellen. Door de verordening ook van toepassing te laten zijn op het ernstig beschadigen of ontsieren van samengestelde verschijningsvormen, worden grootschalige ingrepen in een houtopstand eveneens ontheffing- of vergunningplichtig.
De richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen en houtige gewassen (NVTB, Postbus 683, 7300 AK Apeldoorn, tel. 055-5999449) voor de monetaire boomwaarde worden jaarlijks vastgesteld aan de hand van de prijsindexcijfers van het CBS, marktprijsgemiddelden en andere kengetallen. De richtlijnen gelden als de meest deskundige methodiek voor de wijze van vaststellen van de geldwaarde van bomen en worden in de rechtspraak erkend. Het spreekt overigens voor zich dat beschermde houtopstanden ook vele andere waarden dan monetaire waarde kunnen vertegenwoordigen.
Waardevolle houtopstanden worden regelmatig (ernstig) beschadigd of vernietigd door bouw en aanleg van huizen, wegen, rioleringen of kabels en leidingen. Vaak gebeurt dit ongewenst en onbedoeld, omdat er te laat is gekeken naar de gevolgen voor de bomen, waardoor ze niet ingepast of (onherstelbaar) beschadigd raken. De Bomen Effect Analyse (BEA) is de landelijke richtlijn van de Bomenstichting voor een nauwgezette en onafhankelijke beoordeling, voorafgaand aan de voorgenomen bouw of aanleg. Deze standaardisering waarborgt de boomtechnische kwaliteit en garandeert een goede beoordeling van alle effecten en mogelijke alternatieven. Een BEA dient uitgevoerd te worden door een deskundig boomverzorger of boomtechnisch adviseur. De resultaten van deze beoordeling kunnen vervolgens worden meegenomen in de besluitvorming rond bouw of aanleg.
De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geeft de term ‘bevoegd gezag’ weer. Nu de aanvraag tot vergunning of ontheffing tot het vellen van beschermde houtopstanden voortaan een aanvraag tot een omgevingsvergunning is, dient de term ‘bevoegd gezag’ gehanteerd te worden i.p.v. ‘Burgemeester en wethouders’.
Er is in artikel 3 bewust gekozen voor een ontheffingenstelsel in plaats van een vergunningenstelsel om aan te geven dat in beginsel een ontheffing slechts bij hoge uitzondering wordt verleend. Ook bij interpretatieverschillen, bij gerede twijfel of bij tegenstrijdige deskundigenadviezen en vergelijkbare randgevallen geldt dat de ontheffing niet wordt verleend. Een ontheffing is dus een uitdrukking van een juridisch voorzorgsbeginsel. Dit in tegenstelling tot een vergunning die bij twijfelgevallen in beginsel wel verleend wordt.
Er wordt voor het kapverbod in deze verordening geen onderscheid gemaakt tussen vitale en afgestorven beschermde houtopstand. Hiermee kan voorkomen worden dat een kwaadwillende boomeigenaar er voor zorgt dat een gezonde beschermde houtopstand dood gaat of ‘bij vergissing’ een gezonde beschermde houtopstand kapt. Het kan tevens wenselijk zijn om dode bomen te bewaren vanwege hun ecologisch waardevolle functies of omdat er wettelijk beschermde diersoorten in nestelen.
Indien voor een beschermde houtopstand een herplantplicht wordt opgelegd zal voor de kap van de herplant wederom een kapverbod gelden.
Indien bouw of aanleg ter plaatse van de beschermde houtopstand de reden tot de ontheffingsaanvraag is, moet allereerst duidelijk zijn in welke mate een maatschappelijk belang met de realisatie gediend is. Vervolgens moeten voorafgaand aan een eventuele ontheffing de alternatieven voor (her)inrichting of aanpassing van de plannen voldoende onderzocht zijn en als onmogelijk of zeer onwenselijk zijn aangemerkt.
Indien gevaarzetting (voorkomen van letsel of schade) reden tot de ontheffingsaanvraag is, moeten voorafgaand aan een eventuele ontheffing de (boomverzorgings-) alternatieven voor kap voldoende onderzocht zijn en als onmogelijk of zeer onwenselijk zijn aangemerkt.
Aanvragers kunnen slechts zijn: eigenaren van of zakelijk gerechtigden tot een beschermde houtopstand. Zakelijk gerechtigden zijn in beginsel degenen die een notariële akte kunnen overleggen betreffende een recht van erfpacht, pacht, opstal, erfdienstbaarheid, vruchtgebruik of pootrecht betreffende de beschermde houtopstand.
Huurders hebben een persoonlijk en geen zakelijk recht. Zij moeten dus de schriftelijke toestemming voor kapaanvraag van de verhuurder, die eigenaar van de beschermde houtopstand is, overleggen. De eigenaar van een beschermde houtopstand kan bij (huur)overeenkomst of bij machtiging zijn huurders het recht tot omgevingsvergunningaanvraag verlenen. Na ontbinding van de huurovereenkomst is de omgevingsvergunning voor het vellen van een beschermde houtopstand die altijd zaaksgebonden is, nog van toepassing op het project. Voorschriften van de omgevingsvergunning dienen dan door de eigenaar van het perceel nagekomen te worden.
De indieningsvereisten voor een omgevingsvergunning zijn in de Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor) verplicht voorgeschreven. Buiten deze verplichte indieningsvereisten zijn in artikel 5 van deze verordening aanvullende indieningsvereisten gesteld. De indieningsvereisten samen maken dat alle informatie aanwezig is om een goede inschatting te maken ten aanzien van de omgevingsvergunningverlening.
Algemene indieningsvereisten staan in artikel 1.3 Mor:
Artikel 1.3 Indieningsvereisten bij iedere aanvraag (omgevingsvergunning red)
ARTIKEL 8: Intrekking of wijziging
In dit artikel zijn de gronden aangegeven voor intrekking, wijziging van de omgevingsvergunning die verstrekt is op grond van deze verordening (art. 2.31 lid 2 Wabo).
De intrekking van de omgevingsvergunning voor het vellen van een beschermde houtopstand - indien sprake van sanctie - is geregeld in hoofdstuk 5 Wabo. Het gezag dat bevoegd is een omgevingsvergunning te verlenen kan deze dan geheel of gedeeltelijk intrekken indien:
Tevens is het mogelijk op grond van artikel 2.33, eerste lid onder e Wabo de omgevingsvergunning die van rechtswege is verleend in te trekken indien deze betrekking heeft op een activiteit die ontoelaatbaar ernstige nadelige gevolgen voor de fysieke leefomgeving heeft of dreigt te hebben en het opleggen van voorschriften daar geen oplossing voor biedt ( art. 2.31, eerste lid, aanhef en onder c, Wabo).
Bij wijziging of intrekking van de omgevingsvergunning dient wederom de reguliere of- indien voorgeschreven- de uitgebreide procedure te worden gevolgd.
ARTIKEL 9: Beperking geldigheidsduur
Dit artikel blijkt nodig te zijn om misbruik van (zeer) oude omgevingsvergunningen tegen te gaan.
ARTIKEL 10: Bijzondere vergunningsvoorschriften
De voorschriften die herplant inhouden moeten concreet en precies worden uitgewerkt, bijvoorbeeld naar locatie, boomsoort of grootte. Uit de rechtspraak naar aanleiding van de herplantplicht blijkt dat beleidsmatige uitwerking van aard en omvang van de herplantplicht noodzakelijk is.
De omgevingsvergunning heeft een zaaksgebonden karakter ( art. 2.25 Wabo). Om die reden is de vergunninghouder niet degene aan wie de vergunning is verleend, maar degene die verantwoordelijk is voor uitvoering. De naleving van de voorschriften m.b.t. herplant, valt daarom tevens onder zijn verantwoording. Wanneer de omgevingsvergunning gelding krijgt voor een ander dan de aanvrager of houder van de omgevingsvergunning moet tenminste een maand tevoren dit aan het bevoegd gezag worden mee gedeeld. Zie hiervoor het Besluit omgevingsrecht artikel 4.8 (Bor). Dit onder vermelding van:
ARTIKEL 11: Herplant /instandhoudingsplicht
Herplantvoorschriften zijn concreet en eenduidig en moeten zeer gedetailleerd soort, locatie en plantwijze voorschrijven. De wijze waarop de zelfstandige herplant- en instandhoudingsplicht wordt uitgevoerd, gebeurt op beleidsmatige wijze. De uitwerking kan deel uitmaken van een breder opgezet handhavingsbeleid. Factoren die daarbij een rol spelen, zijn de ernst van de overtreding, de mate van (on)verantwoordelijkheid die aan de overtreder kan worden toegekend en de feitelijke mogelijkheden tot uitvoering van een herplant.
Artikel 5:18 Wabo biedt de mogelijkheid- indien sprake is van een herstel, - of instandhoudingssanctie van het velverbod- onder oplegging van last onder bestuursdwang of dwangsom, bij het besluit tot herplantverplichting tevens te bepalen dat de uitvoering van het besluit tevens geldt voor de rechtsopvolger.
ARTIKEL 14: Bestrijding van boomziekten
Dit artikel is bedoeld om besmettelijke boomziekten zoals de iepziekte adequaat te kunnen bestrijden. Belangrijk is dat verspreiding van potentieel broedhout en de besmetting wordt voorkomen. In het derde lid is een bijzondere bestuursdwang bevoegdheid in aanvulling op de algemene gemeentelijke bestuursdwang bevoegdheid opgenomen, vanwege de ernst van de zaak en noodzaak snel te kunnen handelen vooral voor een afdeling "Groen".
De Wabo verbiedt in artikel 2.3 het handelen in strijd met een voorschrift uit een omgevingsvergunning. Door artikel 5.4 Invoeringswet Wabo is het handelen zonder omgevingsvergunning of het handelen in strijd met een omgevingsvergunning strafbaar gesteld in de Wet economische delicten. Om die reden zijn de strafbepalingen van artikel 16 van deze verordening niet van toepassing op dergelijk handelen maar de bepalingen van de Wet economische delicten.
Overtreding van artikel 3 lid 1, van deze verordening en overtreding van voorschriften op grond van artikel 10 van deze verordening, heeft als strafmaat een hechtenis van maximaal 6 maanden, taakstraf en/of een geldboete tot maximaal € 19.000 (artikel 6 Wed). De boomwaarde kan verhogend op de geldboete werken. Indien de boomwaarde hoger is dan een vierde gedeelte van € 19.000, kan een geldboete worden opgelegd van maximaal € 74.000.
De op grond van artikel 16 van deze verordening ingestelde strafvervolging laat onverlet de mogelijkheid van het instellen door Burgemeester en wethouders van een privaatrechtelijke vordering tot schadevergoeding wegens schade aan gemeentelijke houtopstand.
Ter toezicht op de naleving en het toezicht op de uitvoering en handhaving van het verbod een beschermde houtopstand te vellen of te doen vellen zonder omgevingsvergunning (art. 5.13 Wabo), zijn de aangewezen toezichthouders bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning te betreden zonder toestemming van de bewoner. Wel dienen toezichthouders daarbij in het bezit te zijn van een machtiging, met toestemming tot betreding, van Burgemeester en wethouders.