Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Leidschendam-Voorburg

Beleidsregels Jeugdhulp gemeente Leidschendam-Voorburg 2021

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLeidschendam-Voorburg
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels Jeugdhulp gemeente Leidschendam-Voorburg 2021
CiteertitelBeleidsregels Jeugdhulp gemeente Leidschendam-Voorburg 2021
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. hoofdstuk 2 van de Jeugdwet
  2. https://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR637954/1
  3. artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-10-2021Nieuwe regeling

21-09-2021

gmb-2021-339541

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Jeugdhulp gemeente Leidschendam-Voorburg 2021

Het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg,

 

gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht,

 

besluit:

 

vast te stellen de navolgende Beleidsregels Jeugdhulp gemeente Leidschendam-Voorburg 2021:

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • Verordening: Verordening Jeugdhulp gemeente Leidschendam-Voorburg 2020;

  • Wet: Jeugdwet.

Verder geldt dat alle begrippen die in deze Beleidsregels worden gebruikt dezelfde betekenis hebben als in de wet, de Verordening en de Algemene Wet bestuursrecht (Awb).

 

Hoofdstuk 2 Vormen van Jeugdhulp

 

Artikel 1.1, 2.3, 2.5, 2.6 en 2.9 van de Wet

Artikel 1.2 van de Verordening

 

Artikel 2.1 Jeugdhulp

De wet omschrijft het begrip Jeugdhulp als volgt:

  • 1.

    Ondersteuning van hulp en zorg aan jeugdigen en hun ouders bij het verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen van of omgaan met de gevolgen van:

    • psychische problemen en stoornissen,

    • psychosociale problemen,

    • gedragsproblemen, of

    • een verstandelijke beperking van de jeugdige,

    • opvoedingsproblemen van de ouders en/of opvoeders.

  • 2.

    Het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren van jeugdigen jonger dan 18 jaar met een:

    • somatische beperking,

    • verstandelijke beperking,

    • lichamelijke beperking,

    • zintuiglijke beperking,

    • chronisch psychisch probleem, of

    • psychosociaal probleem.

  • 3.

    Het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid bij jeugdigen:

    • met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking of een somatische of psychiatrische aandoening of beperking,

    • die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt, met dien verstande dat de leeftijdgrens van achttien jaar niet geldt voor Jeugdhulp in het kader van jeugdstrafrecht.

 

Artikel 2.2 Vormen van Jeugdhulp

De gemeente heeft als taak te zorgen dat er voldoende Jeugdhulp beschikbaar is voor jeugdigen en ouders. Sommige vormen van Jeugdhulp zijn vrij toegankelijk, maar er zijn ook individuele voorzieningen die de gemeente op aanvraag verstrekt. De individuele Jeugdhulp moet aantoonbaar van goede kwaliteit en effectief zijn. De jeugdconsulent toetst dit. In principe is de individuele voorziening opgenomen in de databank van het Nederlands Jeugdinstituut (NJI) (https://www.nji.nl/nl/Databank/Effectieve-Jeugdinterventies).

 

Toelichting verplicht kader

Niet alle Jeugdhulp verloopt via de gemeente. Er staan ook jeugdbeschermingsmaatregelen in de Jeugdwet. De gemeente betaalt dit, maar het wordt niet door de gemeente toegekend. Het gaat om: (voorlopige) ondertoezichtstelling en voogdij. Deze maatregelen zijn alleen mogelijk na een onderzoek van de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) en een beslissing van de kinderrechter. Daarnaast kunnen strafrechtelijke maatregelen aan de orde zijn (jeugdreclassering).

 

Artikel 2.3 Voorzieningen uit andere wetten

Naast de vrij toegankelijke voorzieningen en de Jeugdhulp zijn er ook nog andere voorzieningen, zoals uit de Wet langdurige zorg, de Zorgverzekeringswet of de Wet passend onderwijs. Ouders kunnen pas een aanvraag voor Jeugdhulp doen wanneer er op basis van deze wetten geen hulp mogelijk is.

 

2.3.1 Ondersteuning aanvraag Wet langdurige zorg

Het indienen van een aanvraag bij de Wlz voor een jeugdige kan moeilijk zijn. De gemeente kan de jeugdige of zijn ouders ondersteunen bij het indienen van een aanvraag bij het Centraal Indicatieorgaan Zorg (CIZ). De gemeente doet dit alleen als de consulent inschat dat de kans groot is dat de aanvraag goedgekeurd zal worden.

 

Artikel 2.4 Pleegzorg of gezinshuis

Naast de wet zijn er binnen jeugdzorg ook aanvullende afspraken over pleegzorg gemaakt. Het gaat om de volgende afspraken:

  • sinds juli 2018 wordt pleegzorg bij een jeugdige die dit vóór het bereiken van de 18-jarige leeftijd ook al kreeg standaard voortgezet tot 21 jaar, tenzij het pleegkind heeft aangegeven geen gebruik meer te willen maken van pleegzorg.

  • sinds 1 februari 2020 kan verblijf in een gezinshuis worden verstrekt (of doorlopen) aan jeugdigen in de leeftijd tot 23 jaar. In overleg tussen gemeente, jeugdige, gezinshuisouders en eventueel behandelverantwoordelijke moet er dan wel een perspectief voor de toekomst zijn vastgelegd. Dit is een voorwaarde voor verstrekking of verlenging van het verblijf tot 23 jaar.

 

Dit wordt verlengde Jeugdhulp genoemd. Zowel pleegzorg als verblijf in een gezinshuis kan in het kader van verlengde Jeugdhulp standaard worden verstrekt tot de jeugdige de 23-jarige leeftijd bereikt. Dit kan alleen indien voor deze jeugdige vóór het bereiken van de 18-jarige leeftijd ook al pleegzorg was ingezet, tenzij het pleegkind heeft aangegeven geen gebruik meer te willen maken van pleegzorg.

 

Artikel 2.5 Clientondersteuning en vertrouwenspersoon

Het is mogelijk om begeleiding te ontvangen bij het voeren van gesprekken met de gemeente. Deze cliëntondersteuning is onafhankelijk en kosteloos. Bij cliëntondersteuning ontvangt de inwoner onafhankelijke hulp. De cliëntondersteuner kijkt samen met de inwoner naar de hulpvraag, ook als de vraag verder gaat dan de Jeugdwet.

Naast cliëntondersteuning is er ook een vertrouwenspersoon beschikbaar. Het ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS) is ervoor verantwoordelijk dat jeugdigen en hun (pleeg)ouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijk vertrouwenspersoon. Het Advies- en Klachtenbureau Jeugdzorg (AKJ) voert dit vertrouwenswerk in de praktijk uit. Jeugdigen, ouders en pleegouders kunnen op deze organisatie terugvallen als ze problemen hebben met (personen werkzaam bij) de gemeente, de Jeugdhulpaanbieder, de gecertificeerde instelling of Veilig Thuis.

 

Hoofdstuk 3 Toegang tot Jeugdhulp

 

Artikel 2.3, 2.6, 2.7 en 8.1.2 van de Wet

Hoofdstuk 2 en 4 van de Verordening

 

Artikel 3.1 Inleiding

De wet bepaalt dat de gemeente (ook) verantwoordelijk is voor een laagdrempelig en herkenbaar aanbod van voorzieningen voor Jeugdhulp. De gemeente zorgt daarom voor:

  • een deskundige toeleiding naar,

  • advisering over,

  • bepaling van en

  • inzet van de aangewezen voorziening,

 

waardoor de jeugdige in staat wordt gesteld:

  • gezond en veilig op te groeien,

  • te groeien naar zelfstandigheid, en

  • voldoende zelfredzaam te zijn en deel te nemen aan de maatschappij, rekening houdend met leeftijd en ontwikkelingsniveau.

 

Jeugdigen of ouders kunnen op 2 manieren in aanmerking komen voor Jeugdhulp. Door hun hulpvraag in te dienen bij de gemeente. Of via de zogeheten wettelijke verwijzers.

 

Artikel 3.2 Wettelijke verwijzers

Wettelijke verwijzers kunnen jeugdigen en hun ouders verwijzen naar Jeugdhulp. De wettelijke verwijzers zijn: de huisarts, de jeugdarts en de medisch specialist. Zij kunnen alleen verwijzen naar Jeugdhulpaanbieders die een contract met de gemeente hebben. Wenst de jeugdige of zijn ouders de Jeugdhulp in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) te ontvangen, dan moet de hulpvraag bij de gemeente gemeld worden.

 

Artikel 3.3 Melding/aanvraag hulpvraag

Ouders en jeugdige vanaf 16 jaar kunnen een aanmelding doen voor hulp en ondersteuning vanuit de Jeugdwet. Na de aanmelding onderzoekt de gemeente de behoefte aan Jeugdhulp van de jeugdige of zijn ouders.

De consulent van de afdeling Jeugd (hierna: jeugdconsulent) neemt hiervoor contact op met de jeugdige of zijn ouders. Meestal is het onderzoek in de vorm van een gesprek. Hoe lang het duurt voordat een afspraak wordt gemaakt voor onderzoek hangt af van de soort hulpvraag. Binnen 6 weken na het gesprek verstuurt de gemeente een verslag. In dit verslag staan de uitkomsten van het gesprek. Het verslag beschrijft ook hoe de hulpvraag verder wordt onderzocht. Het verslag geldt als aanvraag als dit wordt ondertekend. Maximaal 2 weken na de aanvraag beslist de gemeente of en welke hulp geboden wordt. Dit heet het besluit.

 

3.3.1.Familiegroepsplan

Het Familiegroepsplan kan de jeugdige of zijn ouders met personen uit de eigen omgeving maken rondom een vraag of probleem. In het plan vermeldt de kring van familieleden en vrienden actiepunten om het probleem aan te pakken. Daarbij hoeft het niet alleen om hulpverlening te gaan. Hierdoor krijgen ouders, gezinnen en de personen in hun eigen omgeving de mogelijkheid om de regie te voeren over de hulp die nodig is. Elk gezin heeft het recht om een Familiegroepsplan te maken, op elk moment, dus bijvoorbeeld ook tijdens een hulpverleningstraject.

De gemeente biedt een format aan voor een Familiegroepsplan. Daarnaast is het mogelijk om dit plan Familiegroepsplan samen met een jeugdconsulent op te stellen. Het is nooit verplicht om een Familiegroepsplan op te stellen.

 

Artikel 3.4 Onderzoek naar de melding

Het onderzoek naar de behoefte aan Jeugdhulp wordt in overleg met de jeugdige of zijn ouders gedaan. Ook de cliëntondersteuner mag bij het gesprek zijn net als personen uit de eigen omgeving. Tijdens dit gesprek worden de ondersteuningsbehoefte en de mogelijke oplossingen in kaart gebracht.

 

3.4.1Spoedeisende situatie

Als de inzet van Jeugdhulp niet kan wachten tot het onderzoek is afgerond, kan spoedzorg worden ingezet door de jeugdconsulent. Dit betekent dat Jeugdhulp meteen wordt ingezet zonder vooraf uitgebreid onderzoek te doen.

 

3.4.2Stappenplan

Na de melding van de hulpvraag doorloopt de jeugdconsulent de volgende stappen:

  • a.

    Eerst wordt vastgesteld wat de hulpvraag van de jeugdige of zijn ouders is.

  • b.

    Dan stelt de jeugdconsulent vast of er problemen zijn met opgroeien en opvoeding, psychische problemen en/of stoornissen. En zo ja, welke problemen en stoornissen dat zijn.

  • c.

    Daarna kan worden bepaald welke hulp nodig is voor de jeugdige om, rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau, gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid, voldoende zelfredzaam te zijn en deel te nemen aan de maatschappij.

  • d.

    Is de noodzakelijke hulp in kaart gebracht, dan wordt gekeken of en in hoeverre de eigen mogelijkheden van de ouders en de eigen omgeving toereikend zijn om zelf de nodige hulp en ondersteuning te bieden (zie verder hoofdstuk 4 van de beleidsregels).

 

3.4.3Advies Jeugdhulpdeskundige

De jeugdconsulent kan advies vragen aan een (Jeugdhulp)deskundige bij de beoordeling van de aanvraag of het opstellen van het ondersteuningsplan. Het is zelfs verplicht om advies te vragen aan een (jeugdhulp)deskundige als dat de enige mogelijkheid is om een zorgvuldig onderzoek naar de aanvraag te doen. Het moet wel voor de jeugdige of zijn ouders en de adviseur vooraf duidelijk zijn welk aanvullend onderzoek nog nodig is.

 

3.4.4Geen Jeugdhulp, normale oudertaak

Zorg, hulp of ondersteuning van ouders aan hun kinderen is niet in alle gevallen aan te merken als Jeugdhulp. Een deel van hun zorg valt onder de normale oudertaken. Dit zijn dingen die iedere ouder in principe doet met een kind/kinderen.

 

3.4.5Mogelijkheden van personen uit eigen omgeving (het sociaal netwerk)

Personen uit de eigen omgeving kunnen een bijdrage leveren aan de oplossing van de hulpvraag. Of dat zo is en in welke mate, wordt onderzocht. Van ouders wordt in principe verwacht dat zij onderzoeken of er mogelijkheden zijn bij personen uit de eigen omgeving en zo ja welke. Ook in de situatie dat ouders gescheiden zijn, wordt onderzoek gedaan naar de vraag of de ouder (bij wie de jeugdige niet woont) de hulp, zorg en ondersteuning kan bieden. Is er sprake van co-ouderschap, dan wordt van hen verwacht dat zij samen de hulp, zorg of ondersteuning bieden.

 

3.4.6De Jeugdbeschermingstafel (veiligheid)

De Jeugdbeschermingstafel (JBT) wordt ingezet als er zorgen zijn over het gezin (of de ontwikkeling van het kind/de kinderen), en deze zorgen zijn besproken, maar het is niet gelukt deze zorgen weg te nemen. De jeugdconsulent kan een aanmelding bij de JBT doen. Ook hulpverlening die betrokken is bij het gezin kan een aanmelding bij de JBT doen.

 

Toelichting op 3.4.6 (de Jeugdbeschermingstafel)

Aan de JBT wordt besproken of een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming noodzakelijk is. Dat gebeurt altijd samen met:

 

  • de ouders en eventueel het kind/de kinderen als ze ouder zijn dan 12 jaar,

  • de betrokken professionals en

  • de Raad voor de Kinderbescherming.

 

Wanneer kan dit aan de orde zijn?

  • Er is sprake van een ontwikkelingsbedreiging van het (ongeboren) kind;

  • Er is sprake van zeer zorgelijke gezins- en/of omgevingsfactoren. Deze vormen een bedreiging voor de ontwikkeling van het kind, nu of in de nabije toekomst;

  • Vrijwillige hulpverlening komt onvoldoende tot niet van de grond of is niet toereikend;

  • Er zijn geen andere mogelijkheden meer om de ontwikkelingsbedreiging op te heffen.

 

De jeugdbeschermingstafel zal op basis van dit gesprek een beslissing nemen. Er zijn drie mogelijkheden.

  • 1.

    Er is vertrouwen dat het gezin meewerkt aan verbetering van de situatie door duidelijke afspraken te maken. De vrijwillige hulp wordt voortgezet.

  • 2.

    Een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming wordt uitgesteld. Er wordt een (veiligheids-)plan gemaakt met afspraken waaraan het gezin en de hulpverlening zich moeten houden. Wanneer binnen een periode van (maximaal) zes maanden de afspraken onvoldoende resultaat hebben, zal er alsnog een onderzoek starten.

  • 3.

    De Raad voor de Kinderbescherming start een onderzoek en bekijkt of er een kinderbeschermingsmaatregel nodig is. De kinderrechter doet hierover uitspraak.

 

3.4.8Co-ouderschap

Bij co-ouderschap kunnen beide ouders een aanvraag voor Jeugdhulp indienen. Wanneer de ene ouder een aanvraag doet, dan moet de andere ouder daarvoor toestemming geven. Als beide ouders een aanvraag doen dan worden beide aanvragen getoetst.

 

Artikel 3.5 Het gesprek

Dit artikel gaat over de werkwijze van de jeugdconsulent bij het gesprek over de hulpvraag.

 

3.5.1Woonplaats

De jeugdconsulent bepaalt de woonplaats van de jeugdige aan de hand van het woonplaatsbeginsel. Het woonplaatsbeginsel staat in de wet en wordt gebruikt om te bepalen welke gemeente verantwoordelijk is voor de Jeugdhulp.

 

3.5.2Gegevens en vaststellen identiteit

Tijdens het gesprek leveren de jeugdige of zijn ouders alle overige gegevens aan die naar het oordeel van de gemeente nodig zijn voor het onderzoek en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige of zijn ouders tonen in ieder geval een geldig identificatiedocument.

 

3.5.3Mogelijkheden voor ondersteuning

De jeugdconsulent wijst de jeugdige en zijn ouders op de mogelijkheid onafhankelijke cliëntondersteuning te krijgen en het gebruik kunnen maken van een vertrouwenspersoon.

 

3.5.4Inhoud van het gesprek

In het gesprek over de hulpvraag wordt gesproken over:

  • a.

    de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;

  • b.

    het gewenste resultaat van het verzoek om Jeugdhulp;

  • c.

    het vermogen van de jeugdige en zijn ouders om zelf of met ondersteuning van personen uit de eigen omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden (zie hoofdstuk 4 en bijlage richtlijn leeftijd en gebruikelijke zorg bij de beleidsregels). De jeugdconsulent meldt de mogelijkheid tot het maken van een Familiegroepsplan en wijst daarin de weg, eventueel ondersteund door een onafhankelijke derde;

  • d.

    de mogelijkheden om gebruik te maken van een voorziening op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen, die niet onder de Jeugdwet valt;

  • e.

    de mogelijkheden om Jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een andere voorziening;

  • f.

    de mogelijkheden om gebruik te maken van een overige (vrij toegankelijke) voorziening;

  • g.

    de mogelijkheden om een individuele voorziening aan te vragen;

  • h.

    de voorwaarden voor de verstrekking van een pgb, waarbij de jeugdige of zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.

 

3.5.5Voorbereiding op het gesprek

Om een volledig beeld te krijgen van de ontwikkeling van de jeugdige kan de jeugdconsulent ouders vragen

de voorgeschiedenis van de jeugdige in beeld te brengen. Hierin kan dan de hele (vroege) ontwikkeling en de hulpvraag worden beschreven. Ook kan gevraagd worden om een Familiegroepsplan op te stellen. Als de hulpvraag ook met school te maken heeft kan de jeugdconsulent, enkel met toestemming van de ouder, de leerkracht of mentor van de school verzoeken om het schoolvragenformulier alvast in te vullen. Dit ter voorbereiding op het gesprek naar aanleiding van de melding van de hulpvraag.

 

3.5.6Afzien van een gesprek

Alleen in overleg en met toestemming van de ouders én indien de gemeente akkoord is, kan worden afgezien van een gesprek als bedoeld in artikel 3.5 van de beleidsregels.

 

Toelichting op artikel 3.5

Volledig beeld, deskundige beoordeling

Voor een zorgvuldig onderzoek is het belangrijk dat alle feiten en omstandigheden van de hulpvraag worden onderzocht. Het onderzoek moet in overleg met de jeugdige en zijn ouders worden gedaan. Het kan zijn dat daar meerdere gesprekken voor nodig zijn. De jeugdconsulent neemt voor zijn of haar het onderzoek vrijwel altijd contact op met een professional (school, kinderopvang, consultatiebureau). Soms is er diagnostiek door een arts nodig om voor een psychiatrische behandeling in aanmerking te komen of voor een verblijf in 24-uursopvang. Dat zijn zwaarwegende beslissingen waar professioneel onderzoek en zorgvuldige afweging voor nodig zijn.

 

Aanwezigheid jeugdige

In het kader van het onderzoek geldt ook het uitgangspunt dat de jeugdige altijd wordt gezien. Als het nodig is voor het onderzoek wordt er ook met de jeugdige zelf gesproken.

 

Artikel 3.6 Verslag en beslissing

Dit artikel gaat in op het verslag dat wordt opgesteld en aan de jeugdige of zijn ouders wordt overhandigd. In het verslag staan de resultaten van het onderzoek. Hierop wordt de beslissing op de aanvraag voor Jeugdhulp gebaseerd.

 

3.6.1Het verslag

De jeugdconsulent maakt van het gesprek een verslag. Het verslag wordt zo snel mogelijk na het gesprek aan de jeugdige of de ouders verstrekt, tenzij zij hebben aangegeven dit niet te willen.

 

3.6.2Inhoud verslag

Het verslag bevat ook afspraken over vervolgstappen. In deze vervolgstappen wordt aangegeven:

  • a.

    of een Familiegroepsplan zal worden opgesteld of een ondersteuningsplan;

  • b.

    op welke manier een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen.

 

3.6.3Aanvullingen verslag

Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige of zijn ouders worden aan het verslag toegevoegd.

 

3.6.4Ondersteuningsplan

Het verslag kan worden aangemerkt als ondersteuningsplan.

 

3.6.5Beslissing op de aanvraag

De gemeente neemt na afloop van haar onderzoek een besluit en verstuurt een beschikking. Het verslag van het onderzoek, de beschreven voorgeschiedenis, de hulpvraag en het eventueel gemaakte Familiegroepsplan vormen hiervoor het uitgangspunt. Daarnaast kan het zijn dat de Jeugdhulp wordt afgestemd op andere voorzieningen. Dat kunnen vrij toegankelijke voorzieningen zijn, maar ook voorzieningen die op grond van andere wetten worden verstrekt, zoals de Wmo.

 

Toelichting op artikel 3.6

Vaak gaat het om het voeren van meerdere gesprekken die leiden tot een volledig verslag van het onderzoek.

 

Voor wie bestemd

 

  • Vanaf 12 tot 16 jaar wordt het verslag ook naar de jeugdige verstuurd.

  • Vanaf 16 jaar heeft de jeugdige geen toestemming meer nodig van ouders voor het doen van een melding van de hulpvraag (de aanvraag).

  • Een jeugdige vanaf 16 jaar moet ook op de hoogte worden gesteld van een melding van een hulpvraag die door de ouders wordt gedaan.

  • Een jeugdige tussen 16 en 18 jaar heeft inzagerecht en moet eerst toestemming geven, voordat gezaghebbende ouder of voogd inzage mogen hebben. Dit wordt ook wel ‘derdenverstrekking’ genoemd.

  • Als de jeugdige het niet eens is met de gegevens die over hem/haar zijn opgenomen in het dossier, dan kan een eigen verklaring worden toegevoegd aan het dossier.

 

Bezwaar

Tegen het besluit van de gemeente bestaat de mogelijkheid tot het instellen van bezwaar als de aanvrager het niet eens is met het besluit (beschikking).

 

Hoofdstuk 4 Zelf problemen kunnen oplossen

 

Artikel 2.3 van de Wet

Artikel 3.1 van de Verordening

 

Artikel 4.1 Inleiding

De gemeente hoeft geen Jeugdhulp te bieden als er voldoende eigen mogelijkheden van de jeugdige en zijn ouders toereikend zijn. Dit kan ook hulp van personen uit de eigen omgeving zijn. De eigen mogelijkheden gaan onder andere over Jeugdhulp in de vorm van: persoonlijke verzorging, begeleiding en het vervoer naar en van de locatie waar de Jeugdhulp wordt geboden.

 

Wat betekent dit in de praktijk?

De Jeugdwet stelt dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en jeugdigen zelf ligt. Van ouders mag worden verwacht dat zij hier hun uiterste best voor doen. De eigen mogelijkheden en de mate waarin de situatie middels eigen inzet wordt opgevangen kunnen betrekking hebben op de jeugdige of zijn ouders, maar ook op beiden. De gemeente beoordeelt per situatie of de jeugdige en ouders de problemen zelf kunnen herkennen en oplossen.

 

Aansprakelijkheid door derde

Wanneer Jeugdhulp het gevolg is van schade door een derde, bijvoorbeeld bij een ongeluk dat door iemand anders is veroorzaakt, moeten de ouders eerst deze persoon aansprakelijk stellen.

 

Artikel 4.2 Afwegingskader onderzoek

De jeugdconsulent kijkt bij de beoordeling of de jeugdige en ouders de problemen zelf kunnen oplossen door te kijken naar de volgende 6 punten. Hierbij houden zij rekening met de persoonlijke situatie.

  • 1.

    De aard, de omvang en de frequentie van de opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen van de jeugdige, rekening houdend met de leeftijd en de ontwikkelingsfase van de jeugdige. Conform het stappenplan (artikel 3.4.1 van de beleidsregels) brengt de jeugdconsulent het volgende in kaart:

• psychische problemen en/of stoornissen

• psychosociale problemen

• gedragsproblemen

• problemen vanwege een verstandelijke beperking

• beperkingen in de zelfredzaamheid en/of maatschappelijke participatie

• tekort aan zelfredzaamheid

Bij de beoordeling houdt de gemeente rekening met de leeftijd en de ontwikkelingsfase van de jeugdige.

  • 2.

    Maatregelen die de ouders zelf hebben getroffen

  • De jeugdconsulent onderzoekt ook hoe en door wie de hulp, zorg of ondersteuning van de jeugdige wordt geboden. Wanneer de ouders op het moment van de melding zelf al hulp, zorg of ondersteuning hebben geregeld, blijkt daaruit dat zij de problemen zelf kunnen oplossen. Jeugdhulp vanuit de gemeente is dan meestal niet noodzakelijk. Mocht blijken dat ouders daardoor overbelast zijn of dreigen te raken, dan kan de gemeente Jeugdhulp (in natura) verstrekken, zie onder 4.

  • 3.

    Wat van de ouders redelijkerwijs verwacht mag worden

  • Om te beoordelen of ouders de problemen zelf kunnen oplossen volgt de gemeente de Richtlijn leeftijd en gebruikelijke zorg, zie bijlage A, bij de beleidsregels. De richtlijn is bedoeld voor de situatie waarin ouders de zorg, hulp of ondersteuning nog niet aan de jeugdige bieden of daarvoor nog geen andere maatregelen hebben genomen. Het gaat bij de richtlijn om het uitgangspunt dat deze zorg, hulp of ondersteuning door ouders wordt geboden. De gemeente beoordeelt of ouders deze zorg, hulp of ondersteuning echt kunnen bieden.

  • Als ouders hun betaalde baan (tijdelijk) niet kunnen combineren met de hulp, zorg of ondersteuning van hun kind wordt ook besproken of er mogelijkheden zijn bij de werkgever. Bijvoorbeeld door aanpassing in werktijden, thuiswerken of werkzaamheden verrichten op een andere locatie dichter bij huis.

  • 4.

    Overbelasting of dreigende overbelasting ouders

  • Als ouders overbelast zijn of dreigen te raken, dan kunnen zij de problemen niet altijd meer zelf oplossen. Hier kunnen verschillende oorzaken voor zijn. Denk aan de combinatie met de zorg voor de andere kinderen van het gezin of de begeleiding van de jeugdige voor zijn revalidatie. Is vastgesteld dat er sprake is van (dreigende) overbelasting van de ouders, dan kan de gemeente (tijdelijk) Jeugdhulp verstrekken tot het moment dat de (dreigende) overbelasting is verminderd of opgelost.

  • 5.

    Capaciteiten ouders

  • Wanneer de ouders (tijdelijk) niet over voldoende capaciteiten beschikken voor de opvoeding van het kind, kan de gemeente Jeugdhulp verstrekken in de vorm van opvoedondersteuning. Die is erop gericht om de ouders instrumenten in handen te geven waardoor zij (weer) in staat zijn de dagelijkse hulp, zorg of ondersteuning te bieden.

  • 6.

    Familiegroepsplan

  • Als een Familiegroepsplan is opgesteld dan wordt dit meegenomen in het onderzoek naar Jeugdhulp. De gemeente wil zoveel mogelijk aansluiten bij het Familiegroepsplan. Het kan gebeuren dat blijkt dat er andere hulp noodzakelijk of passend is dan beschreven in het Familiegroepsplan. Als de gemeente afwijkt van het Familiegroepsplan geeft zij aan waarom dat is.

 

Hoofdstuk 5 Beoordeling aanspraak individuele voorzieningen

 

Artikel 1,2, 1.3 en 2.9 van de Wet

Hoofdstuk 3 van de Verordening

Hoofdstuk 4 van de Verordening

 

Artikel 5.1 Inleiding

Soms kan hulp worden gegeven met voorzieningen waar geen toekenning van de gemeente voor nodig is. Dit zijn de zogeheten vrij toegankelijke voorzieningen. Een ieder kan hier gebruik van maken of een beroep op doen. Als de jeugdconsulent tijdens het onderzoek vaststelt of er vrij toegankelijke voorzieningen beschikbaar zijn en passen bij de situatie, dan hoeft de gemeente op grond van de wet geen Jeugdhulp te verstrekken.

 

Artikel 5.3 Criteria voor een individuele voorziening

In dit artikel is een aantal criteria voor individuele voorzieningen uitgewerkt.

 

5.3.1Uitgangspunt

Het onderzoeksverslag is het uitgangspunt voor de beoordeling door de jeugdconsulent of een individuele voorziening nodig is. En zo ja, welke. De jeugdconsulent kijkt daarbij ook naar het Familiegroepsplan, als dat is opgesteld.

 

5.3.2Goedkoopst passende individuele voorziening

In de Verordening staat dat de gemeente de goedkoopste individuele voorziening verstrekt, passend bij de situatie.

 

Artikel 5.4 Aanspraak vervoer

De jeugdige kan in aanmerking komen voor vervoer van en naar de locatie waar de Jeugdhulp wordt geboden als:

  • a.

    de ouders dit aantoonbaar niet kunnen

  • b.

    er een medische noodzaak bestaat voor het vervoer, of

  • c.

    de jeugdige niet zelfstandig kan reizen bijvoorbeeld vanwege een beperking

 

5.4.1Vervoer vanuit Jeugdhulp wordt niet ingezet voor:

  • a.

    ouders zelf;

  • b.

    ander vervoer dan naar een instelling voor Jeugdhulp te bekostigen of organiseren (zoals uitstapjes);

  • c.

    vergoeding van parkeerkosten.

 

5.4.2Goedkoopst passend vervoer

Als de jeugdconsulent besluit dat vervoer voor de jeugdige nodig is, dan verstrekt de gemeente de goedkoopst passende vervoersvoorziening. Het gaat alleen om vervoer van en naar de locatie waar de Jeugdhulp wordt geboden (betreft enkel vaste adressen).

 

5.4.3Frequentie vervoer

Het vervoer wordt voor maximaal twee keer per dag verstrekt: heen en terug. Het vervoer is alleen bestemd voor een vaste locatie en voor een vooraf vastgesteld aantal dagen.

 

5.4.4Vervoer kortdurend verblijf (logeren)

Logeert de jeugdige (kortdurend verblijf) op locatie om de ouders te ontlasten, dan wordt van de ouders verwacht dat zij hun kind naar de logeerplek brengen.

 

Toelichting op artikel 5.4

Eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen

Het uitgangspunt is dat de jeugdige en zijn ouders op eigen kracht zorgen voor het vervoer naar de locatie en de begeleiding om er te komen, eventueel met behulp van hun eigen netwerk. Als dit aantoonbaar niet mogelijk is kan er aanspraak gedaan worden op vervoersondersteuning.

De jeugdconsulent onderzoekt of eventueel een vrijwilliger de jeugdige kan begeleiden van en naar de locatie waar de Jeugdhulp wordt geboden.

 

Artikel 5.5 Vormen van vervoer

De gemeente biedt het vervoer in de vorm van natura en als tegemoetkoming in de kosten.

 

5.5.1 Vervoer in natura (groepsvervoer)

Vervoer in natura wordt geboden door een vervoerder waar de gemeente een contract mee heeft. Het gaat dan om vooraf gepland groepsvervoer.

 

5.5.2Tegemoetkoming in de kosten

De gemeente kan aan ouders een tegemoetkoming verstrekken in de kosten van het vervoer tussen woonplek en de Jeugdhulpaanbieder. De tegemoetkoming kan worden verstrekt voor:

  • a.

    de kosten van het openbaar vervoer op basis van 2e klas, of

  • b.

    het gebruik van de eigen auto als reizen met het openbaar vervoer voor de jeugdige niet mogelijk is of de locatie waar de Jeugdhulp wordt geboden niet bereikbaar is met het openbaar vervoer. De hoogte van de tegemoetkoming is € 0,19 per kilometer. De afstand wordt bepaald met de kortste route volgens de ANWB-routeplanner.

 

5.5.3Overig vervoer

Soms is de goedkoopst passende vervoersoplossing nog niet aanwezig. Denk hierbij een fiets, de gemeente kan in sommige gevallen een vergoeding hiervoor verstrekken.

 

Artikel 5.6 Einde Jeugdhulp of verlengde Jeugdhulp

In principe stopt Jeugdhulp als de jeugdige 18 jaar wordt. Vanaf die leeftijd kan de zorg en ondersteuning komen vanuit andere wetten, zoals de Wmo, Zvw of Wlz.

 

In een drietal gevallen kan er nog gebruik gemaakt worden van verlengde Jeugdhulp (Jeugdhulp aan jeugdige tussen 18 en 23 jaar). De voorwaarden hiervoor zijn:

 

  • 1.

    De jeugdige kreeg al voor zijn 18e verjaardag Jeugdhulp en de gemeente vindt dat deze moet doorlopen.

  • 2.

    Voor de 18e verjaardag heeft de gemeente besloten dat Jeugdhulp na de 18e verjaardag nodig is.

  • 3.

    Als de gemeente binnen 6 maanden na het beëindigen van de Jeugdhulp, die wel was begonnen voor de 18e verjaardag, vindt dat deze Jeugdhulp weer nodig is.

 

5.6.1Richtlijn ggz-behandeling 18+

Verder wordt verwezen naar de richtlijn ggz-behandeling 18+ bij deze beleidsregels, zie bijlage B. Daarin staat dat voortzetting van de ggz-behandeling in de meeste gevallen wordt vergoed op grond van de Zorgverzekeringswet.

 

Hoofdstuk 6 Persoonsgebonden budget (pgb)

 

Artikel 2.9 en 8.1.1, derde lid, van de Wet

Hoofdstuk 5 van de Verordening

Hoofdstuk 7 van de Verordening

 

Artikel 6.1 Inleiding

Als de jeugdige of zijn ouders vinden dat de individuele voorziening in natura niet passend is, dan kunnen zij een verzoek indienen voor een persoonsgebonden budget (pgb). Dit houdt in dat de jeugdige of zijn ouders een budget krijgen en dit besteden aan ondersteuning door een beroepskracht of een persoon uit de eigen omgeving. Een pgb is bepaald op basis van 90% van de geldwaarde van zorg in natura. Een pgb kan niet worden verstrekt bij de inzet van spoedzorg. Het onderzoek naar aanleiding van de melding van de hulpvraag is dan namelijk nog niet afgerond. Pas als de jeugdconsulent heeft vastgesteld dat Jeugdhulp nodig is, kunnen de ouders verzoeken om de Jeugdhulp in de vorm van een pgb te ontvangen.

 

Artikel 6.2 Geen terugwerkende kracht

Wanneer de ouders op het moment van de melding zelf al hulp, zorg of ondersteuning hebben geregeld, blijkt daaruit dat zij de problemen zelf kunnen oplossen. De gemeente is dan niet verplicht om een pgb te verstrekken. Er kan dus niet met terugwerkende kracht een pgb worden aangevraagd voor Jeugdhulp die al ontvangen is.

 

Artikel 6.3 Verblijf buitenland

Het is niet mogelijk een pgb bestemd voor Jeugdhulp te besteden in het buitenland, tenzij de gemeente daar toestemming voor heeft verleend.

 

Artikel 6.4 Budgetplan

Om een pgb te krijgen moeten de jeugdige of zijn ouders een budgetplan opstellen. De gemeente stelt een format voor het budgetplan beschikbaar. Het budgetplan bevat:

  • a.

    een motivering waarom het aanbod van zorg in natura niet passend is;

  • b.

    een omschrijving van de hulp die wordt ingekocht en de doelen (resultaten) waar de Jeugdhulp op gericht is;

  • c.

    de wijze waarop de kwaliteit (hoe goed is het) en de effectiviteit (resultaat) van de hulp wordt verzekerd;

  • d.

    de wijze waarop de hulp wordt voortgezet bij afwezigheid van de hulpverlener door bijvoorbeeld ziekte en verlof;

  • e.

    de verwachte omvang en duur van de hulp;

  • f.

    een berekening van de kosten waarin staat welk bedrag per hulpverlener wordt besteed.

6.4.1Niet vrijblijvend

Het indienen van het budgetplan is niet vrijblijvend. Wordt er geen budgetplan ingediend, dan wordt het pgb in principe geweigerd. Dat geldt ook als de budgethouder of zijn wettelijk vertegenwoordiger een bespreking daarover weigert of zonder afmelding niet naar een afspraak komt bij de gemeente. De gemeente zal de budgethouder of zijn wettelijk vertegenwoordiger wel eerst in de gelegenheid stellen om alsnog een budgetplan in te dienen of het verzuim te herstellen.

 

Artikel 6.5 Pgb voor beroepskracht

Bij specialistische ondersteuning of behandeling is het niet toegestaan om het pgb te besteden aan de ouders of personen uit de eigen omgeving. Het pgb kan dan alleen besteed worden aan de inzet van een daartoe gekwalificeerde beroepskracht met voldoende professionele afstand tot de jeugdige.

 

Artikel 6.6 Pgb voor ouders of de eigen omgeving

Als er geen specialistische ondersteuning of behandeling nodig is, dan kunnen de jeugdige of zijn ouders er ook voor kiezen om het pgb te besteden aan een persoon uit de eigen omgeving. Het gaat om personen zoals: de ouders van de jeugdige zelf, een familielid, huisgenoot, (voormalig) echtgenoot of andere personen met wie de jeugdige of zijn ouders een sociale relatie heeft. Het pgb mag alleen aan hen worden besteed als dit naar oordeel van de gemeente past bij de persoonlijke situatie en aantoonbaar leidt tot het behalen van de doelen in het onderzoeksverslag. Het is de verantwoordelijkheid van de jeugdige of zijn ouders om dat te laten zien. Bijvoorbeeld in het budgetplan.

Om te groeien naar zelfstandigheid moeten kinderen ook ‘los’ komen van hun ouders. Afhankelijk van de fase van de ontwikkeling van de jeugdige (en zijn beperkingen) kan daarvoor professionele deskundigheid nodig zijn. De gemeente kijkt of het pgb besteden aan de ouders het groeien naar zelfstandigheid in de weg staat.

 

Bij de beoordeling of iemand uit de eigen omgeving passende hulp kan bieden, kijkt de jeugdconsulent onder andere naar of de ondersteuning:

  • a.

    niet goed vooraf is in te plannen;

  • b.

    op ongebruikelijke tijden of op veel korte momenten per dag geboden moet worden;

  • c.

    op verschillende locaties moet worden geboden;

  • d.

    op afroep te organiseren moet zijn;

  • e.

    door de aard van de problematiek van de jeugdige alleen (of beter) door de betreffende persoon kan worden geboden.

 

Artikel 6.7 Verplichting om mee te werken

De jeugdige en zijn ouders moeten de gemeente alle benodigde informatie of gegevens geven en meewerken aan onderzoek. Dan weet de gemeente zeker dat aan alle voorwaarden is voldaan om een pgb toe te kennen.

 

6.7.1Keuze pgb of natura

Wanneer de jeugdige en/of zijn ouders verschillende vormen van Jeugdhulp nodig hebben, kunnen zij ervoor kiezen om een deel van de zorg in natura af te nemen en een deel zelf in te kopen met een pgb. De gemeente adviseert om per type Jeugdhulp een keuze te maken tussen zorg in natura óf pgb.

 

Artikel 6.8Pgb-bekwaamheid

Bij deze voorwaarde moet de gemeente beoordelen of de jeugdige of zijn ouders pgb-bekwaam zijn. Dit houdt in dat de jeugdige of zijn ouders in staat zijn het budget te beheren en de juiste ondersteuning in te kopen en te coördineren. Daarvoor kijkt de gemeente onder andere naar de eisen voor pgb-vaardigheid van de Rijksoverheid (zie bijlage C bij de beleidsregels).

 

6.8.1Geen toekenning bij vermoeden van problemen

Het kan ook gebeuren dat de gemeente een vermoeden heeft dat de jeugdige of zijn ouders problemen zullen krijgen met het uitvoeren van de taken die horen bij een pgb. In dat geval zal de gemeente geen pgb toekennen. Bijvoorbeeld bij een vermoeden van:

  • schulden;

  • problemen met drugs of gokken;

  • gebrek aan onafhankelijkheid en/of gemakkelijk beïnvloedbaar;

  • het niet hebben van een sociaal netwerk als zij de hulpverlening zouden bieden.

 

6.8.2Vertegenwoordiger, gewaarborgde hulp

Zijn de jeugdige of zijn ouders niet in staat het pgb te beheren, dan kan iemand uit de eigen omgeving of een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde dat overnemen. De gemeente beoordeelt dan of die persoon de aan het pgb verbonden taken op een goede manier kan uitvoeren. Deze persoon moet ervoor kunnen zorgen dat aan de voorwaarden van het pgb wordt voldaan, zoals:

  • a.

    keuze van de Jeugdhulpverlener;

  • b.

    kwaliteit en het behalen van de doelen van de Jeugdhulp;

  • c.

    financiële verantwoording rondom het pgb.

Deze persoon zal wanneer gevraagd moeten verklaren inhoudelijk de verantwoordelijkheid te willen dragen voor het nakomen van de pgb-voorwaarden. Deze persoon handelt in het belang van de jeugdige en zijn ouders.

 

6.8.3Conflicterende belangen

De persoon die het budget beheert (met uitzondering van de ouders) kan niet ook degene zijn die de zorg levert, omdat deze persoon natuurlijk niet zowel het belang van de jeugdige of ouders als zijn eigen belang kan dienen. Dat geldt naast een Jeugdhulpverlener ook voor medewerkers van dezelfde organisatie. In dat geval kent de gemeente geen pgb toe.

 

Artikel 6.9 Kwaliteitseisen

Degene aan wie het pgb wordt besteed moet voldoen aan de kwaliteitseisen die gelden voor Jeugdhulpaanbieders waar de gemeente een contract mee heeft afgesloten. Voor personen uit de eigen omgeving geldt alleen de Verklaring Omtrent Gedrag (VOG). Voor hen gelden de ‘deskundigheidseisen’ niet. Ouders hoeven voor zichzelf ook geen VOG te laten zien.

 

Reguliere werkweek

De ondersteuner moet voldoende tijd hebben om de ondersteuning te bieden. Voor een persoon uit de eigen omgeving kan werk maar ook andere activiteiten ervoor zorgen dat er onvoldoende tijd overblijft voor het bieden van de ondersteuning. ZZP’ers kunnen ook door andere ouders of jeugdigen worden ingehuurd. De gemeente gaat hierbij uit van een 40-urige werkweek (maximaal).

 

Criteria voor professionele ondersteuners

Als het pgb wordt besteed aan de inkoop van wonen en verblijf bij een professionele ondersteuner, dan gelden specifieke criteria. Denk aan het landelijk kwaliteitskader gezinshuizen. Er moet steeds sprake zijn van passende kwalitatieve Jeugdhulp. Naast de BIG- of SKJ-registratie kan in sommige gevallen ook de HKZ/ISO-norm gelden. Vaktherapeuten kunnen zich niet altijd registeren bij SKJ/NVO/BIG. In sommige gevallenkunnen zij als niet-geregistreerd professional worden ingezet, dan moeten zij zich wel laten registreren bij de Stichting Register Vaktherapeutische Beroepen (SRVB.) In uitzonderlijke gevallen kan de gemeente afwijken van deze kwaliteitseis, maar hiervoor moet eerst onderzoek voor worden gedaan.

 

VOG

Degene aan wie het pgb wordt besteed moet altijd een originele, geldige VOG aantonen. Een kopie is geen geldige VOG. De ouders moeten de VOG op echtheid controleren. De overhandigde VOG mag maximaal één (1) jaar oud zijn op het moment van aanvraag. De gemeente vergoedt de kosten van de VOG niet.

 

Beoordeling overeenkomst

De jeugdige of zijn ouders geven de Sociale Verzekeringsbank (SVB) opdracht voor het betalen van hulpverleners. Het aangaan van een overeenkomst als onderdeel van het ondersteuningsplan geldt als voorwaarde voor het uitbetalen van hulpverleners uit het pgb. Zowel de SVB als de gemeente beoordelen de overeenkomst.

 

Artikel 6.11 Meerprijs voorziening

Het kan gebeuren dat de jeugdige of zijn ouders het pgb wil besteden aan een voorziening met een hogere prijs dan door de gemeente is toegekend. In dat geval geldt dat de jeugdige of zijn ouders de extra kosten zelf moeten betalen. Dit geld kan worden bijgestort op de rekening van de SVB. In gevallen waarbij de jeugdige of zijn ouders de extra kosten van jeugdhulp betalen gelden nog steeds alle voorwaarden

 

Willen de jeugdige of zijn ouders de extra kosten niet zelf betalen dan kan de gemeente het totale pgb weigeren, omdat niet duidelijk is waaraan zij het pgb gaan besteden (art. 8.1.1, tweede lid aanhef en onder c, van de wet).

 

6.11.1Weigeren pgb bij passende zorg in natura (artikel 8.1. vierde lid onder b, van de Jeugdwet)

De gemeente kan een pgb weigeren als de kosten voor de Jeugdhulp van derden (de zorgverlener) hoger zijn dan de kosten van de individuele voorziening.

 

6.11.2Weigeren pgb voor bepaalde termijn (artikel 8.1. vierde lid onder a, van de Jeugdwet)

Als de jeugdige of zijn ouders een pgb wil, gaat de gemeente na of een eerder pgb-besluit is ingetrokken. Het gaat om:

  • a.

    het verstrekken van onjuiste of onvolledige gegevens en de verstrekking van juiste of volledige gegevens zou tot een andere beslissing zou hebben geleid;

  • b.

    het niet voldoen aan de individuele voorziening of het pgb verbonden voorwaarden;

  • c.

    de individuele voorziening of het pgb wordt niet of voor een ander doel gebruikt.

 

Als er maximaal twee jaar voor een nieuwe aanvraag een herzienings- of intrekkingsbesluit heeft plaatsgevonden wordt het pgb geweigerd. Daarbij wordt uitgegaan van de datum van het herzienings- of intrekkingsbesluit.

 

Artikel 6.12 Herziening of intrekking bij schenden verplichtingen (artikel 8.1.4, lid 1, van de Jeugdwet)

Herziening of intrekking is alleen mogelijk bij het gegronde vermoeden dat de volgende verplichtingen niet of onvoldoende worden nagekomen:

 

  • 1.

    Schending inlichtingenplicht: het verstrekken van onjuiste of onvolledige gegevens van de jeugdige of zijn ouders die bij de juiste of volledige verstrekking tot een ander besluit zou hebben geleid.

  • 2.

    Niet voldoen aan voorwaarden: de jeugdige of zijn ouders die niet voldoet aan de voorwaarden die aan het pgb zijn verbonden.

  • 3.

    Besteed aan ander doeleinde: De jeugdige of zijn ouders heeft het pgb niet of voor een ander doeleinde gebruikt.

 

6.12.1 Gegrond vermoeden

Een gegrond vermoeden houdt in dat er een aanwijzing (of meerdere) moet zijn dat er misschien niet of niet voldoende wordt voldaan aan de verplichtingen. Die aanwijzingen kunnen gaan over de jeugdige, de ouders maar ook over de derde (of daaraan gelieerde rechtspersoon). Het gaat dus (nog) niet om vastgestelde feiten of bewijs dat er onjuistheden zijn. Gedurende de termijn van opschorting onderzoekt de gemeente of de toezichthoudende ambtenaar het gegronde vermoeden. Afhankelijk van de uitkomsten van het onderzoek kan de gemeente de toekenning herzien of intrekken.

 

6.12.2. Opschorting betaling pgb door de Sociale Verzekeringsbank (SVB)

Om misbruik van de wet te voorkomen zal de gemeente niet in alle gevallen direct over kunnen of willen gaan tot het herzien of intrekken van het pgb-besluit. De gemeente kan de pgb-betaling voor maximaal 13 weken opschorten om ruimte te maken voor (herstel)maatregelen of verder onderzoek.

 

Toelichting op artikel 6.12.2.

Het gaat om situaties waarin de gemeente het pgb heeft toegekend, al heeft uitbetaald aan de SVB en er aanleiding is om de SVB te verzoeken eventuele declaraties (nog) niet uit te betalen.

Artikel 6.12.3 Opschorting inzet individuele voorziening in natura

Net als bij de opschorting van de pgb-betaling kan de gemeente ook de inzet van een individuele voorziening in natura tijdelijk opschorten als het gegronde vermoeden bestaat dat de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de verplichtingen. Ook in deze situatie doet de gemeente onderzoek naar het gegronde vermoeden tijdens de opschorting.

 

Artikel 6.12.4 Gelijkstelling besluit

Afhankelijk van de strekking van het gegronde vermoeden, kan de gemeente de budgethouder per brief informeren over de opschorting. Degene die het pgb budget beheert kan bezwaar maken tegen de opschorting van betaling.

 

Artikel 6.12.5 Inzet in natura bij opschorting

Heeft het gegronde vermoeden betrekking op degene die de ondersteuning uitvoert, dan verstrekt de gemeente tijdens het onderzoek tijdelijk Jeugdhulp in natura. Het is belangrijk dat de Jeugdhulp doorloopt, want er is bepaald dat er een noodzaak bestaat voor Jeugdhulp (al dan niet in de vorm van een pgb).

 

Artikel 6.13 Hoogte pgb

In de verordening wordt beschreven hoe de hoogte van het pgb wordt vastgesteld. 90% van het zorg in natura tarief voor de pgb-professional. Voor personen uit de eigen omgeving, waaronder ook de ouders, geldt het wettelijk minimumloon.

 

Artikel 6.14 Controle besteding pgb

De gemeente vraagt in ieder geval elk halfjaar bij de SVB na of het pgb volgens de afgesproken voorwaarden wordt besteed. Ook kan de gemeente los van de SVB controle uitvoeren op de besteding van het pgb.

 

Hoofdstuk 7 Regels over voorkomen misbruik en oneigenlijk gebruik

 

Artikel 2.9, aanhef en onder d, van de wet

Hoofdstuk 7 van de Verordening

 

 

Artikel 7.1 Algemeen

De gemeente is bevoegd controles uit te voeren op het naleven van de regels uit de wet, de regels uit de verordening en de voorwaarden uit de overeenkomsten met Jeugdhulpaanbieders.

 

7.1.1. Controles door de gemeente

Het gaat om controles op de rechtmatigheid en op de kwaliteit van de Jeugdhulp (tenzij de Inspectie daartoe bevoegd is) of ondersteuning door derden in geval van een pgb. Daar hoeft geen directe aanleiding voor te zijn. De controles kunnen zowel door de gemeente als door de toezichthoudende ambtenaar worden uitgevoerd.

 

7.1.2. Controles bij Pgb

De budgethouder is in de eerste plaats verantwoordelijk voor het voldoen aan de verplichtingen die horen bij het pgb, en de gevolgen bij niet-voldoen daaraan. De gemeente kan zowel de budgethouder als de derde aan wie het pgb besteed wordt vragen om informatie over de besteding van het pgb aan te leveren. De budgethouder of de derde aan wie het pgb wordt besteed zijn verplicht mee te werken aan de verantwoording hierover.

 

7.1.3. Controles bij Zorg in natura (ZIN)

De gemeente onderzoekt bij zorg in natura in ieder geval de rechtmatigheid en de kwaliteit van de geboden ondersteuning. Het kan dan gaan om de beoordeling van de activiteiten. De Jeugdhulpaanbieder is verplicht om mee te werken. De gemeente vraagt kwaliteitsonderzoek aan bij de inspectie, dat doet de gemeente niet zelf.

 

Hoofdstuk 8 Beëindiging, herziening of intrekking, terugvordering en invordering

 

 

Inleiding

De gemeente kan een besluit beëindigen, herzien of intrekken. Dit kan leiden tot terugvordering en/of invordering. Als er geen recht, een gedeeltelijk recht of een gewijzigd recht bestaat op Jeugdhulp, kan de gemeente gebruikmaken van deze mogelijkheid.

 

Artikel 8.1 Beëindiging

Beëindiging kan niet met terugwerkende kracht. Dat betekent dat bij een beëindiging deze altijd in gaat op de dag van het besluit zelf, of later. De datum waarop het besluit wordt beëindigd is afhankelijk van de situatie.

 

Artikel 8.2 Herziening of intrekking (art. 8.1.4, eerste lid aanhef en onder a, d of e, van de wet).

Het (deels) ongedaan maken van het recht op Jeugdhulp over een eerdere periode, wordt herzien/intrekken genoemd. Een herziening of intrekking van het besluit kan wel met terugwerkende kracht gedaan worden.

De gemeente beoordeelt of er aanleiding is om het besluit te herzien of in te trekken. Het gaat om:

  • a.

    met het verstrekken van onjuiste of onvolledige gegevens en de verstrekking van juiste of volledige gegevens zou tot een andere beslissing hebben geleid, (a)

  • b.

    het niet voldoen aan de aan de individuele voorziening of het pgb verbonden voorwaarden (d),

  • c.

    de individuele voorziening of het pgb wordt niet of voor een ander doel gebruikt (e).

 

Artikel 8.2.1. Terugvordering (art. 8.1.4, derde lid, van de wet)

Bij een herziening of intrekking mag de gemeente het hele of een deel van het pgb terugvorderen. Dit geldt ook voor zorg in natura. Het bedrag dat wordt teruggevorderd bestaat uit de facturen die de gemeente daarvoor (ten onrechte) aan de Jeugdhulpaanbieder heeft betaald.

 

Artikel 8.3 Onverschuldigde betaling

Als er ten onrechte een geldbedrag is overgemaakt, bijvoorbeeld door een administratieve fout bij de SVB, moet dit bedrag worden terugbetaald. We noemen dat een onverschuldigde betaling. Na vijf jaar kan de gemeente het bedrag niet meer terugvorderen. Deze vijf jaar gaat in vanaf het moment dat de gemeente op de hoogte was van de gemaakte fout (art. 3:309 Burgerlijk Wetboek).

 

Toelichting op artikel 8.3

Deze terugvorderingsbevoegdheid kan alleen worden uitgeoefend als de jeugdige of zijn ouders redelijkerwijs had kunnen begrijpen dat ten onrechte:

 

  • Jeugdhulp in natura is geboden,

  • het pgb werd uitbetaald.

Het gaat bij de onverschuldigde betaling om een zelfstandig terugvorderingsbesluit. Dat wil zeggen dat de gemeente niet eerst een herzienings- of intrekkingsbesluit hoeft te nemen.

 

Artikel 8.4 Invordering

De jeugdige of zijn ouders moet binnen zes weken na het verzenden van het terugvorderingsbesluit het gehele bedrag in een keer terugbetalen. De gemeente kan uitstel van betaling geven op voorwaarde dat de jeugdige of zijn ouders zich houdt aan de gemaakte afspraken over aflossing. De gemeente houdt bij het vaststellen van de aflosbedragen rekening met de beslagvrije voet. De gemeente kan een dwangbevel inzetten om het bedrag terug te vorderen. Verder mag de gemeente het terug te vorderen bedrag verrekenen met de verstrekte uitkering voor het levensonderhoud of het toegekende pgb.

 

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

Artikel 9.1 Inwerkingtreding, citeertitel en intrekking oude beleidsregels

  • 1.

    De beleidsregels treden in werking op de dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    De beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels Jeugdhulp gemeente Leidschendam-Voorburg 2021.

  • 3.

    De Beleidsregels Jeugdhulp gemeente Leidschendam-Voorburg 2015, inclusief de bijbehorende pgb-tarievenlijst, worden ingetrokken.

Aldus besloten in de vergadering van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg d.d. 21 september 2021.

A. Mazijk, J.G. Bijl

Secretaris, Wnd. Burgemeester

Bijlage

Bijlage A Richtlijn leeftijd en gebruikelijke zorg

In deze richtlijn staat wat gebruikelijk is voor hulp aan kinderen met een met een normaal ontwikkelingsprofiel (ter vergelijking bij aanvragen van voor ondersteuning op grond van de Jeugdwet)

Het kan daarbij ook gaan om activiteiten die weliswaar niet ‘standaard’ bij alle kinderen van een bepaalde leeftijd noodzakelijk zijn maar die wel van ouders aan kinderen mag worden verwacht. Zo is het bijvoorbeeld niet ongebruikelijk dat kinderen van 4 jaar nog stimulans, toezicht of hulp nodig hebben bij het naar het toilet gaan. De gemeente hanteert ten opzichte van de richtlijn een bandbreedte van 1 uur per etmaal.

Kinderen van 0 tot 3 jaar

  • .

    Hebben bij alle activiteiten zorg van een ouder nodig;

  • .

    Ouderlijk toezicht is zeer nabij nodig;

  • .

    Zijn in toenemende mate zelfstandig in bewegen en verplaatsen;

  • .

    Hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • .

    Hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 3 tot 5 jaar

  • .

    Kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan binnenshuis korte tijd op gehoorafstand (bijv. ouder kan was ophangen in andere kamer);

  • .

    Hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • .

    Kunnen zelf zitten, en op gelijkvloerse plaatsen zelf staan en lopen;

  • .

    Ontvangen zindelijkheidstraining van ouders;

  • .

    Hebben gedeeltelijk hulp en volledig stimulans en toezicht nodig bij aan- en uitkleden, eten en wassen, in- en uit bed komen, dag- en nachtritme en dagindeling bepalen;

  • .

    Hebben begeleiding nodig bij hun spel en vrijetijdsbesteding;

  • .

    Zijn niet in staat zich zonder begeleiding in het verkeer te begeven;

  • .

    Hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 5 tot 12 jaar

  • .

    Kinderen vanaf 5 jaar hebben een reguliere dagbesteding op school, oplopend van 22 tot 25 uur/week;

  • .

    Kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan op enige afstand (bijv. kind kan buitenspelen in directe omgeving van de woning als ouder thuis is);

  • .

    Hebben toezicht, stimulans en controle nodig en vanaf 6 jaar tot 12 jaar geleiding aan steeds mindere hulp nodig bij hun persoonlijke verzorging;

  • .

    Hebben hulp nodig bij het gebruik van medicatie. Bij jonge(re) kinderen is het zo dat ouders de medicatie in principe toedienen;

  • .

    Hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling en bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;

  • .

    Zijn overdag zindelijk, en 's nachts merendeels ook; ontvangen zo nodig zindelijkheidstraining van de ouders;

  • .

    Hebben begeleiding van een volwassene nodig in het verkeer wanneer zij van en naar school, activiteiten ter vervanging van school of vrijetijdsbesteding gaan;

  • .

    Hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 12 tot 18 jaar

  • .

    Hebben geen voortdurend toezicht nodig van volwassenen;

  • .

    Kunnen vanaf 12 jaar enkele uren alleen gelaten worden;

  • .

    Kunnen vanaf 16 jaar dag en nacht alleen gelaten worden;

  • .

    Kunnen vanaf 18 jaar zelfstandig wonen;

  • .

    Hebben bij hun persoonlijke verzorging geen hulp en maar weinig toezicht nodig;

  • .

    Hebben tot 18 jaar een reguliere dagbesteding op school/opleiding;

  • .

    Hebben bij gebruik van medicatie tot hun 18e jaar toezicht, stimulans en controle nodig;

  • .

    Hebben begeleiding en stimulans nodig bij ontplooiing en ontwikkeling (bv. huiswerk of het zelfstandig gaan wonen);

  • .

    Hebben tot 18 jaar een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Toezicht, 24 uurs zorg in de nabijheid algemeen

Toezicht dan wel 24 uurs zorg in de nabijheid valt in principe onder de normale hulp, zorg of ondersteuning die ouders geacht worden te bieden aan kinderen. De mate waarin dat nodig is, is in het algemeen afhankelijk van de leeftijd en (normaal) ontwikkelingsprofiel van kinderen. Binnen zo’n ontwikkelingsprofiel is bijvoorbeeld pedagogische correctie, aansturing van gedrag en bieden van stimulans gebruikelijk. Wanneer de mate (aard en omvang) van de thuissituatie afwijkt van de Richtlijn dan is dat (slechts) een relevante factor die wordt meegewogen bij beoordeling van de noodzaak tot het verstrekken van Jeugdhulp. Dit gelet op de aandoeningen, stoornissen en/of beperkingen van de jeugdige.

Permanent toezicht

Permanent toezicht valt niet onder de normale zorgplicht van ouders. Het gaat bij permanent toezicht om het onafgebroken toezicht en actieve observatie gedurende het gehele etmaal, waardoor tijdig kan worden ingegrepen. Het gaat om toezicht dat geboden moet worden op basis van actieve observatie met als doel dreigende ontsporing in het gedrag of de gezondheidssituatie van de jeugdige vroegtijdig te signaleren, waardoor altijd tijdig ingegrepen kan worden en escalatie van onveilige/gevaarlijke/(levens)bedreigende gezondheids- en/of gedragssituaties voor jeugdige kan worden voorkomen

 

Bijlage

Bijlage B Richtlijn ggz-behandeling 18+

De gemeente Leidschendam-Voorburg, kan ggz-behandeling 18+ in zeer uitzonderlijke situaties inzetten als verlengde Jeugdhulp. Namelijk als de jeugdige voor het 18de jaar een behandeling ontvangt bij een aanbieder die niet gecontracteerd is door de Zorgverzekeringswet en de zorgverzekeraar ook geen andere aanbieder gecontracteerd heeft die passende zorg kan bieden. En als in een casus blijkt dat de jeugdige alleen bij aanbieder X passende hulp kan krijgen, zou deze behandeling dus ook na het bereiken van de 18-jarige leeftijd vanuit de Jeugdwet moeten worden geboden.

 

Inmiddels is gebleken dat op deze uitzondering een afwijkende afspraak is gemaakt. Voor deze situatie hebben de zorgverzekeraars en aanbieders namelijk afspraken gemaakt in de vorm van een overgangsregeling (sinds 1 januari 2017). Deze overgangsregeling is bedoeld voor jeugdigen die tijdens de behandeling (ggz-zorg) de 18-jarige leeftijd bereiken. De afspraken houden in dat de jeugdige de zorg mag afmaken bij de ggz-aanbieder die niet door de Zvw is gecontracteerd en dat de zorgverzekeraar die financiering dan toch overneemt voor maximaal 1 jaar. De zorgverzekeraar zal de kosten voor de ggz-behandeling bij aanbieder X vanaf de 18de verjaardag dus overnemen, voor de duur van maximaal 1 jaar. Dat wil zeggen dat deze regeling van kracht is en ggz-behandeling dus niet vanuit verlengde Jeugdhulp wordt ingezet, maar voor rekening van de zorgverzekeraar komt.

Voorwaarden hiervoor zijn:

  • A.

    De jeugdige is al in zorg bij de behandelaar voor diens 18e verjaardag.

  • B.

    De behandelaar heeft een postmasterregistratie in het register SKJ of BIG-register.

  • C.

    De voortzetting van de behandeling is gericht op afsluiting of overdracht.

  • D.

    De behandeling kent een maximale termijn van 365 dagen na de dag dat de jeugdige 18 jaar wordt.

  • E.

    Voor de voortzetting van de behandeling gelden dezelfde randvoorwaarden als onder de Jeugdwet en beleidsregels voor de curatieve GGZ

 

Bijlage

Bijlage C Richtlijn beoordelen pgb-bekwaamheid

De Rijksoverheid heeft 10 punten geformuleerd die helpen om na te gaan of het zelf organiseren van Jeugdhulp met een pgb bij iemand past. De gemeente hanteert deze punten bij de beoordeling of ouders pgb-bekwaam zijn. In de praktijk zal het niet vaak voorkomen dat een jeugdige budgethouder is. Het gaat om de volgende 10 punten:

  • 1.

    U overziet uw eigen situatie, dan wel die van de zorgvrager, en u heeft een duidelijk beeld van de zorgvraag;

  • 2.

    U bent op de hoogte van de regels en verplichtingen die horen bij het pgb, of u weet die zelf bij de desbetreffende instanties (online) te vinden;

  • 3.

    U bent in staat om een overzichtelijke pgb-administratie bij te houden, waardoor u inzicht heeft in de bestedingen van het pgb;

  • 4.

    U bent voldoende vaardig om te communiceren met de gemeente, zorgverzekeraar of het zorgkantoor, de SVB en zorgverleners;

  • 5.

    U bent in staat om zelfstandig te handelen en onafhankelijk voor een zorgverlener te kiezen;

  • 6.

    U bent in staat om afspraken te maken en vast te leggen, en om dit te verantwoorden aan verstrekkers van het pgb;

  • 7.

    U kunt beoordelen en beargumenteren of de geleverde zorg passend en kwalitatief goed is;

  • 8.

    U kunt de inzet van zorgverleners coördineren, waardoor de zorg door kan gaan, ook bij verlof en ziekte;

  • 9.

    U bent in staat om als werk of opdrachtgever de zorgverleners aan te sturen en aan te spreken op hun functioneren;

  • 10.

    U heeft voldoende juridische kennis over het werk- of opdrachtgeverschap, of weet deze kennis te vinden.

 

Bijlage

Bijlage D   Begrippenlijst

Budgethouder Degene die er verantwoordelijk voor is dat het gehele pgb-budget wordt besteed, dat bepaalde activiteiten niet meer kosten dan gebudgetteerd en dat het budget ingezet wordt voor de vastgestelde doelen in het budgetplan.

Gegrond vermoeden Een gegrond vermoeden wil zeggen dat iets waarschijnlijk geacht wordt op basis van aanwijzingen.

Ouders Met de term ouders worden in de beleidsregels bedoeld de persoon of personen die het ouderlijk gezag hebben over de jeugdige. Dit kunnen ook verzorgers, pleegouders, stiefouders of adoptieouders zijn.

Rechtmatigheid Rechtmatigheid is een juridische term, die aangeeft dat een (voorgenomen) handelwijze in overeenstemming is met de geldende regels en besluiten.

Toezichthoudend ambtenaar De persoon die door de gemeente aangewezen is om toezicht te houden op de naleving van de uitvoering van de Jeugdwet.

Voorzieningen  Een voorziening is een maatregel of hulpmiddel die de gemeente verzorgt wanneer er sprake is van een behoefte aan ondersteuning. Dit kan zowel vrij toegankelijk of vanuit een besluit zijn.

Wettelijk vertegenwoordiger Een wettelijk vertegenwoordiger is een persoon die wettelijk bevoegd is om beslissingen te nemen voor iemand die dat zelf niet kan. Bij minderjarigen zijn de ouders met het ouderlijk gezag de wettelijke vertegenwoordigers.