Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Coevorden

Verordening Schuldhulpverlening gemeente Coevorden

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieCoevorden
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening Schuldhulpverlening gemeente Coevorden
CiteertitelVerordening Schuldhulpverlening gemeente Coevorden
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpSociale voorzieningen en werkgelegenheid

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 108 van de Gemeentewet
  2. artikel 149 van de Gemeentewet
  3. artikel 4a van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-10-202101-01-2021nieuwe regeling

14-09-2021

gmb-2021-338829

40468-2021 (raad 1693)

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening Schuldhulpverlening gemeente Coevorden

 

 

De gemeenteraad van Coevorden;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van de gemeente Coevorden, bijlagenr. 1693;

 

gelet op artikel 108 jo 149 van de Gemeentewet en artikel 4a van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening;

 

besluit:

 

vast te stellen de Verordening Schuldhulpverlening gemeente Coevorden.

 

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    cliënt: persoon aan wie schuldhulpverlening wordt gegeven;

  • b.

    college: college van burgemeesters en wethouders van de gemeente Coevorden;

  • c.

    inwoner: persoon die als ingezetene in de basisregistratie personen bij onze gemeente is ingeschreven;

  • d.

    schuldhulpverlening: het ondersteunen bij het vinden van een geschikte oplossing met het doel om schulden af te lossen, het verlenen van nazorg, budgetbeheer en budgetadvies;

  • e.

    budgetplan: het plan waarin staat hoe de inkomsten van cliënt worden besteed;

  • f.

    minnelijk traject: een vrijwillig, buitengerechtelijk traject opgezet en uitgevoerd door onze gemeente.

 

Artikel 2. Rechthebbende

  • 1.

    Inwoners van onze gemeente met een schuldensituatie hebben recht op schuldhulpverlening.

  • 2.

    Het college kan schuldhulpverlening bieden aan de volgende personen die geen inwoners zijn van de gemeente:

    • a.

      een (ex-)gedetineerde, in het kader van terugkeer in de samenleving;

    • b.

      een persoon die verhuisd is, maar waarbij het wenselijk is om deze persoon te blijven helpen in het kader van de continuïteit van de hulpverlening.

  • 3.

    Voor de toepassing van deze verordening wordt deze persoon gelijkgesteld met de inwoner.

 

Artikel 3. De aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag voor schuldhulpverlening kan zowel mondeling als schriftelijk worden ingediend. De aanvrager dient op het moment van de aanvraag:

    • a.

      meerderjarig te zijn;

    • b.

      zich te kunnen legitimeren met een geldig legitimatiebewijs.

  • 2.

    Het college kan toegang tot schuldhulpverlening voor maximaal vijf jaar weigeren als:

    • a.

      de inwoner eerder gebruik heeft gemaakt van schuldhulpverlening en

    • b.

      deze is beëindigd op grond van artikel 8 van deze verordening.

  • 3.

    Het college kan de toegang tot schuldhulpverlening weigeren als de inwoner, minder dan zes maanden voorafgaand aan de dag waarop de aanvraag is ingediend, een aanvraag tot schuldhulpverlening heeft ingetrokken.

  • 4.

    De inwoner die voor een traject wordt geweigerd komt wel in aanmerking voor advies, informatie en doorverwijzing.

 

Artikel 4. Beslistermijn

Binnen acht weken na de dag van het eerste gesprek beslist het college of de inwoner recht heeft op schuldhulpverlening. De inwoner krijgt binnen deze termijn een beschikking, als bedoeld in artikel 4a, eerste lid, van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening.

 

Artikel 5. Verplichtingen tijdens het schuldhulpverleningstraject

  • 1.

    Om de schuldhulpverlening te laten slagen is de medewerking én inzet van de cliënt noodzakelijk. Bij geen of onvoldoende medewerking kan de schuldhulpverlening voortijdig worden beëindigd. Er is sprake van geen of onvoldoende medewerking als de cliënt:

    • a.

      tijdens de schuldhulpverlening geen, verkeerde of onvolledige informatie verstrekt en het college niet zelf over deze informatie kan beschikken;

    • b.

      zich niet houdt aan de voorwaarden die in de beschikking en plan van aanpak staan;

    • c.

      niet meewerkt aan het accepteren van hulpverlening die het college noodzakelijk acht voor een duurzaam resultaat van de schuldhulpverlening;

    • d.

      zich agressief gedraagt of zich onheus bejegend ten opzichte van de medewerkers.

    • e.

      zijn inkomen niet wil gebruiken voor het afbetalen van schulden.

  • 2.

    De cliënt is verplicht om tijdens de periode van schuldbemiddeling zich in te spannen zodat zijn inkomsten hoger worden.

  • 3.

    Als een cliënt eerder een schuldhulpverleningstraject heeft gehad, kan het college aan het opnieuw ontvangen van schuldhulpverlening de verplichting verbinden om beschermingsbewind aan te vragen. Dit kan het college doen als individuele omstandigheden daartoe aanleiding geven.

  • 4.

    De cliënt is verplicht om direct en uit zichzelf, of op verzoek van het college, alle gegevens door te geven waarvan het hem duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op de schuldhulpverlening. Dit geldt niet voor gegevens die het college zelf kan verkrijgen.

 

Artikel 6. Middelen

  • 1.

    Voor de schuldhulpverlening worden de middelen van de cliënt in aanmerking genomen. Tot de middelen worden alle vermogens- en inkomensbestanddelen gerekend waarover cliënt en diens gezinsleden tot 18 jaar, kunnen beschikken dan wel redelijkerwijs kunnen beschikken.

  • 2.

    Onder vermogen wordt verstaan de waarde van de bezittingen waarover de cliënt en zijn gezinsleden tot 18 jaar kunnen beschikken of redelijkerwijs kunnen beschikken. De waarde van de bezittingen wordt vastgesteld op de waarde in het economische verkeer.

  • 3.

    Onder inkomen wordt verstaan alle inkomende gelden waarover de cliënt en zijn gezinsleden kunnen beschikken of redelijkerwijs kunnen beschikken, zoals:

    • a.

      inkomsten uit of in verband met arbeid;

    • b.

      inkomsten uit vroegere arbeid;

    • c.

      sociale zekerheidsuitkeringen;

    • d.

      alimentatie;

    • e.

      inkomsten uit vermogen;

    • f.

      inkomsten uit verhuur, onderverhuur of het hebben van een of meer kostgangers;

    • g.

      de heffingskorting als bedoeld in hoofdstuk 8 van de Wet inkomstenbelasting 2001;

    • h.

      vergoedingen zonder bijhorende kosten;

    • i.

      uitgekeerde premies;

    • j.

      voorlopige teruggaaf of teruggave inkomstenbelasting, loonbelasting, premies volksverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage als bedoeld in artikel 41 van de Zorgverzekeringswet;

    • k.

      ontvangsten die naar hun aard met bovengenoemde inkomsten en uitkeringen overeenkomen.

 

Artikel 7. Werkzaamheden college

Het college spant zich in om voor de cliënt met alle schuldeisers tot een regeling van zijn schulden te komen.

 

Artikel 8. Beëindiging schuldhulpverleningstraject

  • 1.

    Het schuldhulpverleningstraject wordt beëindigd, als:

    • a.

      de cliënt zelf schriftelijk aangeeft de schuldhulpverlening te willen beëindigen;

    • b.

      de cliënt informatie heeft verzwegen en het college niet zelf over deze informatie kon beschikken;

    • c.

      de geboden hulpverlening niet langer passend of toereikend is;

    • d.

      de cliënt de voorwaarden zoals genoemd in artikel 5 van deze verordening niet nakomt;

    • e.

      de cliënt in staat is zijn schulden zelf te regelen of financiën zelf te beheren;

    • f.

      de cliënt het traject succesvol heeft afgerond;

    • g.

      als de cliënt rechtens van zijn vrijheid is ontnomen of zal worden ontnomen;

    • h.

      bij overlijden van de cliënt.

    • i.

      bij verhuizing van de cliënt naar een andere gemeente.

  • 2.

    Het college stelt de cliënt schriftelijk op de hoogte als de schuldhulpverlening wordt beëindigd als een situatie zoals genoemd in lid 1 van toepassing is.

 

Artikel 9. Inwerkingtreding en intrekken oude verordening

  • 1.

    De verordening treedt in werking de dag na bekendmaking en werkt terug tot 1 januari 2021.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: ‘Verordening Schuldhulpverlening gemeente Coevorden’.

  • 3.

    Vanaf het moment dat is genoemd in het eerste lid, wordt de ‘Verordening schuldhulpverlening gemeente Coevorden 2012’ ingetrokken.

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 14 september 2021.

 

De raad voornoemd,

 

Voorzitter, Griffier

 

B.J. Bouwmeester J. Kuipers-Meijering

 

 

 

Toelichting Verordening Schuldhulpverlening gemeente Coevorden

Gemeenten zijn verantwoordelijk voor uitvoering van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs). De wet regelt dat inwoners met problematische schulden bij gemeenten terecht kunnen voor onder meer advies, een schuldenregeling en nazorg. Het uitgangspunt is dat schuldhulpverlening breed toegankelijk is.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1

Dit artikel spreekt voor zichzelf.

 

Artikel 2

Artikel 2 lid 2 geeft aan dat het college ook schuldhulpverlening kan bieden aan een persoon die geen inwoner is van de gemeente. Er zijn omstandigheden denkbaar die het wenselijk maken om schuldhulpverlening te bieden aan een persoon die geen inwoner is van de gemeente. Bijvoorbeeld aan een (ex-)gedetineerde of in het geval van een verhuizing. Gedetineerden zijn nog geen inwoner van de gemeente, maar in het kader van hun terugkeer in de samenleving kan het wenselijk zijn om al een schuldhulpverleningstraject op te starten voordat de gedetineerde vrijkomt. Ook als iemand al in een schuldhulpverleningstraject zit en verhuist naar een andere gemeente kan het wenselijk zijn om deze persoon te blijven helpen in dezelfde gemeente.

 

Artikel 3

Artikel 3 lid 1 geeft onder andere aan dat de aanvrager op het moment van de aanvraag zich moet kunnen legitimeren met een geldig legitimatiebewijs. Als geldig legitimatiebewijs gelden de documenten genoemd in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht.

 

Artikel 3 lid 2 geeft aan dat het college een inwoner die eerder gebruik heeft gemaakt van schuldhulpverlening de toegang tot schuldhulpverlening kan weigeren. Hierbij wordt rekening gehouden met persoonlijke omstandigheden: is diegene buiten zijn schuld om weer in de schulden geraakt, zijn er kinderen in het spel, of is er sprake van andere omstandigheden die een verzachtende rol spelen. Dit kan maken dat een inwoner toch gebruik kan maken van schuldhulpverlening.

 

Artikel 4

De toegang tot en beëindiging van schuldhulpverlening is beschikkingsplichtig. Een beschikking is een besluit. De inwoner moet weten wanneer hij na het eerste gesprek een antwoord kan verwachten op de hulpvraag: wel of geen schuldenregeling.

Daarom is hierover een termijn opgenomen in de wet. De Nationale Ombudsman heeft dit ook geadviseerd.

 

De termijn is bepaald op maximaal 8 weken. Deze termijn past bij de termijnen uit de Algemene wet bestuursrecht en is uitvoerbaar in de praktijk.

 

Artikel 5

Artikel 5 lid 1 geeft aan dat medewerking en inzet van de cliënt noodzakelijk is om de schuldhulpverlening te laten slagen. In dit artikel worden een aantal verplichtingen beschreven waaraan een cliënt zich moet houden. Het artikel is beschreven als een ‘kan’- bepaling. Dit betekent dat het college het mag doen, maar het niet hoeft te doen. Dit geeft het college ruimte om van een beëindiging af te zien, bijvoorbeeld als elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.

 

Artikel 6

Artikel 6 lid 3 beschrijft een aantal middelen genoemd die als inkomen worden gezien. Dit zijn voorbeelden. Er kunnen dus ook andere middelen onder vallen.

 

Artikel 7

Dit artikel spreekt voor zichzelf.

 

Artikel 8

Dit artikel spreekt voor zichzelf.

 

Artikel 9

Dit artikel spreekt voor zichzelf.