Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Ede

Beleidsregel giften en schadevergoeding Participatiewet Gemeente Ede 2021

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieEde
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel giften en schadevergoeding Participatiewet Gemeente Ede 2021
CiteertitelBeleidsregel giften en schadevergoeding Participatiewet, Gemeente Ede 2021
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht
  2. artikel 31, tweede lid, van de Participatiewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-10-2021nieuwe regeling

21-09-2021

gmb-2021-338088

257275

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel giften en schadevergoeding Participatiewet Gemeente Ede 2021

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ede;

gelezen het voorstel op 21 september 2021, zaaknummer 257275;

gelet op artikel 1:3, Awb, artikel 17 en artikel 31, tweede lid, onderdelen l en m, Participatiewet;

besluit: Beleidsregel giften en schadevergoeding Participatiewet Gemeente Ede 2021.

 

Hoofdstuk 1. Begrippen

Artikel 1. Begrippen

  • 1.

    wet: Participatiewet.

  • 2.

    huishouden: gehuwden/samenwonenden, alleenstaande ouder, alleenstaande.

  • 3.

    hoofdbewoner: de huurder of eigenaar van een woning, of zijn partner, als rechthebbende op een bijstandsuitkering.]

  • 4.

    gift: een bijdrage of meerdere bijdragen in geld, of op geld waardeerbaar, met een onverplicht karakter.

  • 5.

    immateriële schade: alle psychische, emotionele en geestelijke schade ontstaan door pijn, verdriet of verminderde levensvreugde.

  • 6.

    materiële schade: verzamelnaam voor alle schade aan goederen die direct in geld kan worden uitgedrukt.

  • 7.

    inkomensschade: fysiek letsel of psychische schade waarbij er sprake is van gedeeltelijke of volledige arbeidsongeschiktheid.

Hoofdstuk 2. Giften

Artikel 2. Giften

  • 1.

    Voor een gift wordt per huishouden als vrijlating een drempelbedrag van € 1.200,- per kalenderjaar gehanteerd.

  • 2.

    Een gift die het drempelbedrag overstijgt wordt tot de middelen in de zin van de wet gerekend, met uitzondering van het bepaalde in het derde lid.

  • 3.

    Giften in de vorm van verstrekkingen van de voedselbank, kledingbank, speelgoedbank, kerken en soortgelijke charitatieve instellingen worden niet als middel beschouwd.

  • 4.

    Bijstandsgerechtigden jonger dan 21 jaar hebben geen recht op vrijlating.

Artikel 3. Geen stapeling van vrijlatingen

Als de hoofdbewoner een bijstandsuitkering ontvangt, dan hebben de overige bewoners die bijstand ontvangen op het zelfde adres en op wie bovendien de kostendelersnorm van toepassing is, geen recht op vrijlating voor giften.

Artikel 4. Meldingsplicht

De uitkeringsgerechtigde dient in het kader van de inlichtingenplicht vermeld in artikel 17 van de wet alle giften uit eigen beweging te melden. Als hij hieraan niet voldoet kan het college besluiten een bestuurlijke boete op te leggen.

Hoofdstuk 3. Schadevergoeding

Artikel 5. Vergoeding immateriële schade (smartengeld)

  • 1.

    De vergoeding van immateriële schade wordt voor 1/3 deel vrijgelaten vanaf het moment dat de wettelijke vermogensvrijlating wordt overschreden. De rest van het bedrag bestemd voor immateriële schadevergoeding is onderdeel van het vermogen.

  • 2.

    Bij het bepalen van het recht op bijzondere bijstand zoals bepaald in art. 35, eerste lid van de wet is de vrijlating van immateriële schade niet van toepassing.

Artikel 6. Vergoeding van materiële schade

De materiële schadevergoeding wordt niet in aanmerking genomen als onderdeel van het vermogen.

Artikel 7. Vergoeding inkomensschade

Het bedrag dat wordt uitgekeerd om inkomensschade te vergoeden is volledig onderdeel van het inkomen.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

Artikel 8. Slotbepalingen

  • 1.

    Dit besluit treedt in werking op 1 oktober 2021.

  • 2.

    Dit besluit wordt aangehaald als Beleidsregel giften en schadevergoeding Participatiewet, Gemeente Ede 2021.

Vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders d.d. 21 september 2021, zaaknummer 257275.

Het college voornoemd,

drs. R.F. Groen MPA

de secretaris,

mr. L.J. Verhulst

de burgemeester.

Toelichting

Algemeen

Deze beleidsregel geeft aan hoe er met het ontvangen van giften of een schadevergoeding moet worden omgegaan.

 

Wat betreft de giften wordt geen onderscheid gemaakt tussen giften van instellingen en giften van personen. Door giften niet volledig in aanmerking te nemen, wordt voorkomen dat de Participatiewet een ontmoediging vormt voor de vrijgevigheid van instellingen of personen.

 

In zijn algemeenheid mogen giften niet leiden tot een bestedingsniveau dat niet meer in verhouding staat tot de bijstandsverlening. Wanneer giften niet leiden tot een duidelijke besparing op de kosten van levensonderhoud, zal vrijlating in beginsel mogelijk moeten zijn.

 

Uit deze beleidsregels volgt wanneer giften in de bijstand tot de middelen moeten worden gerekend. Het omgekeerde is niet per definitie het geval. Wanneer er sprake is van giften die buiten deze beleidskaders vallen zal altijd nog een specifieke afweging moeten worden gemaakt of de gift uit het oogpunt van bijstandsverlening verantwoord is.

 

Afwijken in bijzondere gevallen

In bijzondere gevallen kan het individualiseringsprincipe worden toegepast:

 

Bij het toepassen van deze beleidsregel wordt op basis van de Edese visie invulling gegeven aan individueel maatwerk en billijkheid op individueel niveau. Dit geschiedt in de uitvoeringspraktijk via methodisch werken en onder andere op basis van casuïstiek het nader uitwerken en vastleggen in (uitvoerings)besluiten. De verplichting om zo nodig af te wijken van beleidsregel geldt op basis van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht. Een en ander voor zover de wet en de verordening daartoe ruimte bieden.

 

De beleidsregel wordt per artikel en per lid toegelicht.

 

Hoofdstuk 1. Begrippen

Artikel 1. Begrippen

 

Begrip Huishouden

Tweede lid: Vanuit een praktisch en systeemtechnisch oogpunt, is gekozen voor een vast drempelbedrag per jaar per huishouden, dus niet per persoon. Een vast bedrag zorgt voor gelijkheid onder alle belanghebbenden, ook wanneer men gedurende het jaar meerdere uitkeringsnormen ontvangt. Dit houdt in dat op een alleenstaande ouder en gehuwden (en daarmee gelijkgestelden) dezelfde vrijlating van toepassing is als voor een alleenstaande.

 

Begrip gift

Een gift kan zowel eenmalig verstrekt zijn of een zeker periodiciteit kennen. Daarnaast kunnen giften in verschillende vormen aan de belanghebbende worden geschonken: per bankoverschrijving, contant of in natura.

 

 

Hoofdstuk 2. Giften

 

Artikel 2. Vrijlating

Eerste lid: het totaal aan giften zoals bedoeld in art. 1, derde lid mag per kalenderjaar niet meer bedragen dan € 1.200,- bedragen. Tot die giften kunnen horen:

 

  • geldbedragen

  • gebruiksgoederen

  • boodschappen

  • bijdragen aan woonlasten

Deze lijst bestaat slechts uit voorbeelden, zij is dus niet limitatief

 

Het vaststellen van de hoogte van de vrijlating is conform de door de raad aangenomen motie van 8 juli 2021.

 

Vanuit een praktisch en systeemtechnisch oogpunt, is gekozen voor een vast drempelbedrag van € 1.200,- per jaar per huishouden. Daarnaast zorgt een vast bedrag voor gelijkheid onder alle belanghebbenden, ook wanneer men gedurende het jaar meerdere uitkeringsnormen ontvangt.

 

Tweede lid: tót de drempel van de vrijlating is het niet interessant met welk doel de gift wordt gegeven, of in welke vorm dit gebeurt. Wanneer de drempel wordt ‘gepasseerd’ wordt de gift tot de middelen gerekend. Dit kan gevolgen hebben voor het vermogen en de vrijlating van het vermogen (het vermogen neemt toe), of voor de uitkering zelf omdat de gift of beschouwd wordt als inkomen, of als een kostenbesparing op de kosten voor levensonderhoud; in dat geval zal de gift met de uitkering verrekend worden. Over kostenbesparingen volgt hierna nog nadere toelichting.

 

Derde lid: Voor de voedsel-, kleding- en speelgoedbank is door de gemeente geregeld: deze zijn alleen voor door de gemeente aangewezen huishoudens toegankelijk. Voor de kerken en charitatieve instellingen willen we de giften niet beperken om de mogelijkheid voor giften als kerstpakketten en giften uit charitatieve inzamelingsacties open te houden.

 

Vierde lid: Op basis van de zorgplicht van de ouders hebben bijstandsgerechtigden jonger dan 21 jaar geen recht op de vrijlating voor giften. De norm van de jongere is hierop afgestemd. De vrijlating zou een onevenredig voordeel op de bijstandsbehoeftigheid van de jongere betekenen. Daarnaast is het moeilijk om bijdragen van de ouders te onderscheiden in nakomen van de onderhoudsplicht of het willen doen van een gift. Giften van derden worden beoordeeld overeenkomstig het al bestaand beleid. Hierbij wordt de balans tussen rechtmatigheid, doelmatigheid en maatwerk als uitgangspunt gehanteerd.

 

Kostenbesparingen

De invloed op de bijstand van de gift kan verschillen en dit effect wordt belangrijk als de drempel wordt overschreden. Door het meerdere boven de vrijlating toe te rekenen aan de middelen geeft de uitvoering de ruimte om te beoordelen hoe om te gaan met het meerdere: dient het toegerekend worden aan het vermogen, is het inkomen, of -daarmee verband houdend- een besparing op de kosten voor levensonderhoud waarvoor de bijstandverlening bedoeld is. Dit laatste begrip: kostenbesparing heeft de CRVB in haar uitspraak van (23-08-2021, nr. 19/4858 PW, ECLI:NL:CRVB:2021:1918) nader uitgewerkt: kostenbesparingen zijn noch toe te rekenen aan het vermogen, noch aan het inkomen en zou daarom niet tot de giften te rekenen zijn, zolang er geen aanvullende wetgeving is. In de definitie van giften in deze beleidsregel wordt alles ‘wat op geld waardeerbaar’ ingesloten, dus ook boodschappen. Per casus moet worden gekeken of de boodschappen, indien het totaalbedrag aan giften de € 1.200,- per huishouden per jaar overstijgt, tot het vermogen of het inkomen worden gerekend. Vanwege de kamermotie van 25 februari 2021 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2020–2021, 24 515, nr. 580) ligt het bovendien in de lijn der verwachting dat de wet conform de uitspraak van de CRvB zal worden gewijzigd, zodat kostenbesparingen alsnog als gift kunnen worden aangemerkt. Een tijdelijk buitenwettelijke toepassing van de wet lijkt daarom verdedigbaar.

 

Artikel 3. Geen stapeling van vrijlatingen

Als de hoofdbewoner een bijstandsuitkering ontvang dan hebben de medebewoner op dat adres op wie de kostendelersnorm van toepassing is geen recht op de vrijlating voor giften. Hiermee wordt stapeling van vrijlating achter één voordeur voorkomen. In een voorbeeld: een huishouden met 2 inwonende kinderen van 21 jaar en ouder, waarvan ieder een uitkering ontvangt, zou op jaarbasis tot € 3.600,- (3 x € 1.200,-) kunnen ontvangen. In dit geval wordt het bestedingsniveau niet meer in verhouding geacht te zijn met de bijstandsverlening. Ontvang een verhuurder bijstand, dan hebben de overige bewoners die op commerciële basis een kamer huren die bijstand ontvangen, wel recht op de vrijlating voor giften.

 

Artikel 4. Meldingsplicht

De inlichtingenplicht is van toepassing. Zo kan beoordeeld worden of het drempelbedrag is bereikt, en wanneer dit is gebeurd, hoe een gift beoordeeld dient te worden in het kader van de bijstandsverlening.

 

Hoofdstuk 3. Schadevergoeding

 

Artikel 5. Vergoeding van immateriële schade (smartengeld)

In het eerste lid staat dat 1/3 deel van de immateriële schade geen onderdeel is van het vermogen. 2/3 deel is wel onderdeel van het vermogen. Dit is een keuze op basis van CRvB 22-12-2020, ECLI:NL:CRvB:2020:3395). Dit is vanzelfsprekend van toepassing als de grens van de wettelijke vermogensvrijlating is overschreden. Tot die grens valt de schadevergoeding volledig binnen de vermogensvrijlating.

 

In het tweede lid wordt aangegeven dat voor de bepaling van het recht op bijzondere bijstand het smartengeld niet (gedeeltelijk) als onderdeel van het vermogen kan worden vrijgelaten. Het smartengeld telt dus volledig mee als onderdeel van het totale vermogen. In art. 35, eerste lid van de wet is namelijk opgenomen dat art 31, tweede lid van de wet in het geval van bijzondere bijstand niet van toepassing is.

 

Artikel 6. Vergoeding van materiële schade

De materiële schadevergoeding moet geheel worden vrijgelaten omdat de vergoeding slechts de geleden schade vergoedt en dus niet het vermogen laat stijgen. De vergoeding compenseert het vermogensdeel dat reeds bestond voor de schade ontstond.

 

Artikel 7. Vergoeding van inkomensschade

De vergoeding van inkomensschade is onderdeel van het vermogen en bepaalt mede de hoogte van algemene bijstand over de periode die betrekking heeft op de inkomensschade en kan geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd.

 

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

 

Artikel 8 Slotbepalingen

Dit artikel vereist geen toelichting.