Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Súdwest-Fryslân

Beleidsregels geur voor bedrijven gemeente Súdwest-Fryslân 2021

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSúdwest-Fryslân
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels geur voor bedrijven gemeente Súdwest-Fryslân 2021
CiteertitelBeleidsregels geur voor bedrijven gemeente Súdwest-Fryslân 2021
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerpbeleidsregels geur
Externe bijlageBeleidsregels geur; Toelichting

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-10-2021nieuwe regeling

21-09-2021

gmb-2021-337476

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels geur voor bedrijven gemeente Súdwest-Fryslân 2021

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Súdwest-Fryslân;

 

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

besluit:

 

vast te stellen de

 

de Beleidsregels geur voor bedrijven gemeente Súdwest-Fryslân 2021

 

 

Artikel 1  

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    aanvraag: een aanvraag voor een vergunning op grond van artikel 2.1 onder e. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • b.

    aanvaardbaar geurhinderniveau: het niveau van geurbelasting veroorzaakt door een inrichting op een geurgevoelig object dat als toelaatbaar wordt beoordeeld;

  • c.

    bestaande bron: een bron waarvoor een vergunning geldt of een melding is geaccepteerd;

  • d.

    bron: een installatie, productie-eenheid of op- en/of overslagfaciliteit of een activiteit in een inrichting waarin geur ontstaat of waarbij geur vrijkomt;

  • e.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Súdwest-Fryslân;

  • f.

    European odourunit (OUE): de maat per kubieke meter lucht (OUE/m³) waarin geurconcentraties worden uitgedrukt, gemeten volgens de NENEN 13725;

  • g.

    gebiedscategorie buitengebied gebied met volgens het vigerende bestemmingsplan overwegend één of meer van de bestemmingen ‘agrarisch’, ‘bos’, ‘natuur’, ‘water’, ‘recreatie’ of een soortgelijke bestemming. Overige functies, zoals wonen, zijn alleen verspreid aanwezig. Ook lintbebouwing valt onder deze gebiedscategorie.

  • h.

    gebiedscategorie werken: gebied met overwegend de bestemming ‘bedrijf’, ‘bedrijventerrein’ of een soortgelijke bestemming volgens het vigerende bestemmingsplan;

  • i.

    gebiedscategorie wonen: gebiedscategorie wonen: gebied met volgens het vigerende bestemmingsplan overwegend de bestemming ‘wonen’;

  • j.

    geurbelasting: de uurgemiddelde geurconcentratie op de leefomgeving uitgedrukt in European odourunits per kubieke meter lucht bij een bepaalde percentielwaarde;

  • k.

    geuremissie: uitworp van geur uit een bron, uitgedrukt in European odourunits per uur;

  • l.

    geurimmissie: geurbelasting op de leefomgeving, uitgedrukt in een geurconcentratie als percentielwaarde, ten gevolge van de geuremissie van één of meer bronnen;

  • m.

    geurgevoelige objecten: geurgevoelige objecten als bedoeld in het Activiteitenbesluit;

  • n.

    grenswaarde: milieukwaliteitsnorm die in acht moet worden genomen bij bestaande bronnen;

  • o.

    Handleiding geur industrie: digitaal informatiedocument op de infomil website, met daarin het informatieve deel van (voorheen) de Nederlandse Richtlijn Lucht (NeR);

  • p.

    hedonische waarde: mate van aangenaamheid van een geur, uitgedrukt in een geurconcentratie gekoppeld aan een referentiewaarde voor de aangenaamheid op een schaal van +4 tot -4, aldus bepaald volgens Nederlandse voornorm (NVN) 2818;

  • q.

    Kortdurende / sterk fluctuerende bron: bron zoals bedoeld onder 7.3 van de NTA 9065 (ICS 13.040.99 december 2012);

  • r.

    melding: melding als bedoeld in artikel 1.10 van het Activiteitenbesluit;

  • s.

    nieuwe bron: een bron die zal worden gerealiseerd of waarvan de geuremissie wordt verhoogd na een daarop gerichte melding of daarvoor verkregen vergunning of een bron die zonder voorafgaande vergunning of melding is gerealiseerd;

  • t.

    Nieuw Nationaal Model (NNM): het verspreidingsmodel voor luchtverontreiniging dat als consensus en standaard te gebruiken model bekend staat; de wijze van gebruik van het NNM dient te zijn volgens de Handreiking NNM (uitgave Infomil);

  • u.

    NTA 9065: Nederlandse Technische Afspraak Meten en rekenen geur;

  • v.

    percentielwaarde: percentage van de tijd (als percentage van de uren per jaar) waarin een bepaalde uurgemiddelde geurconcentratie niet wordt overschreden;

  • w.

    richtwaarde: milieukwaliteitsnorm waarmee rekening gehouden moet worden bij bestaande bronnen en die in acht moet worden genomen bij nieuwe bronnen;

  • x.

    streefwaarde: milieukwaliteitsnorm waarmee rekening gehouden moet worden bij bestaande en nieuwe bronnen;

  • y.

    vergunning: een vergunning op grond van artikel 2.1, aanhef en onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

 

Artikel 2  

  • 1.

    Deze beleidsregels zijn van toepassing bij besluitvorming op aanvragen om een omgevingsvergunning voor een activiteit, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, Wabo, dan wel bij het wijzigen van voorschriften, verbonden aan een vergunning, of bij het stellen van maatwerkvoorschriften, bedoeld in artikel 2.7a, vierde lid, Activiteitenbesluit milieubeheer.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid, hanteert het college deze beleidsregel niet in geval van aanvragen met betrekking tot veehouderijen. Op die aanvragen is de Wet geurhinder en veehouderij van toepassing.

 

Artikel 3  

  • 1.

    Indien het college bepaalt dat een inrichting potentieel geurhinder kan veroorzaken, of een redelijk vermoeden heeft dat geurhinder bij geurgevoelige objecten niet tot een aanvaardbaar niveau wordt beperkt, dient een aanvraag voor een omgevingsvergunning een geuronderzoeksrapport te bevatten.

  • 2.

    Het geuronderzoeksrapport bevat in ieder geval:

    • a.

      een beschrijving van de huidige geursituatie en een analyse van eventueel bestaande hinder.

    • b.

      een overzicht en analyse van de geuremissie en de berekende geurimmissie veroorzaakt door de aangevraagde activiteiten van de inrichting;

    • c.

      een motivering van de geuremissie. Daarbij is het gebruik van kentallen mogelijk, mits er minimaal twee bronnen zijn en de bronnen primair, goed gemotiveerd en openbaar zijn;

    • d.

      de mogelijke maatregelen, in ieder geval conform beste beschikbare technieken, om de geurimmissie te beperken;

    • e.

      de effecten van de maatregelen op de geurimmissie;

    • f.

      de kosten van de maatregelen.

 

Artikel 4  

Het college stelt het aanvaardbaar geurhinderniveau van de inrichting vast en bepaalt de geurnorm, en de op de geursituatie betrekking hebbende maatregelen die in de vergunning worden opgenomen, overeenkomstig artikel 5, 6, 7, 8 en 9.

 

Artikel 5  

  • 1.

    Het college stelt het aanvaardbaar geurhinderniveau voor bestaande bronnen op de richtwaarde vast, of zoveel lager als met toepassing van de beste beschikbare technieken haalbaar is.

  • 2.

    Het college kan gemotiveerd naar boven afwijken. Dit kan tot ten hoogste de grenswaarde of de waarde die eerder als aanvaardbaar geurhinderniveau is vastgesteld. Het college stelt in zulke gevallen het aanvaardbaar geurhinderniveau vast op het met de beste beschikbare technieken maximaal wel haalbare niveau.

  •  

Artikel 6  

  • 1.

    Het college stelt het aanvaardbaar geurhinderniveau voor nieuwe bronnen op de streefwaarde vast, of zoveel lager als met toepassing van de beste beschikbare technieken haalbaar is.

  • 2.

    Het college kan gemotiveerd afwijken naar boven tot ten hoogste de richtwaarde en stelt het aanvaardbaar geurhinderniveau in dat geval vast op het niveau dat bereikbaar is met toepassing van de beste beschikbare technieken.

 

Artikel 7  

In geval van meerdere bestaande bronnen of van bestaande en nieuwe bronnen binnen één inrichting stelt het college het aanvaardbaar geurhinderniveau voor de gezamenlijke bronnen vast overeenkomstig artikel 5.

 

Artikel 8  

  • 1.

    Het college onderscheidt de volgende categorieën geurgevoelige objecten:

    • a.

      categorie A: woningen en vergelijkbare objecten gelegen in gebiedscategorie “wonen”;

    • b.

      categorie B: woningen en vergelijkbare objecten gelegen in gebiedscategorie “werken”;

    • c.

      categorie C: verblijfsobjecten, niet zijnde woningen of vergelijkbare objecten, gelegen in gebiedscategorie wonen of werken;

    • d.

      categorie D: verblijfsobjecten gelegen op een industrieterrein op de gronden die zijn bestemd voor bedrijven in categorie 4 of hoger conform de VNG brochure Bedrijven en Milieuzonering.

  • 2.

    Het college toetst de overeenkomstig artikel 3 berekende geurimmissie van de inrichting in samenhang met artikel 8 en artikel 10 aan de waarden die zijn opgenomen in onderstaande tabel:

 

Categorie geurgevoelige objecten

 

Categorie A

Categorie B

Categorie C

Type geur

Streef-waarde

Richt-waarde

Grens-waarde

Streef-waarde

Richt-waarde

Grens-waarde

Streef-waarde

Richt-waarde

Grens-waarde

Zeer hinderlijk

0,05

0,15

0,5

0,15

1,5

1,5

0,5

1,5

5

Hinderlijk

0,15

0,5

1,5

0,5

1,5

5

1,5

5

15

Minder hinderlijk

0,5

1,5

5

1,5

5

15

5

15

50

Niet hinderlijk

1,5

5

15

5

15

50

15

50

150

  • 3.

    Het college stelt voor geurgevoelige objecten categorie D, in afwijking van de artikelen 6, 7 en 8, het aanvaardbaar geurhinderniveau vast op het niveau dat bereikt kan worden door het treffen van redelijke maatregelen.

  • 4.

    De streef-, richt- en grenswaarden als bedoeld in het tweede lid geven immissie geurconcentraties weer in OUE per m³ en zijn bepaald als 98-percentielwaarden;

  • 5.

    Verspreid liggende woningen in het buitengebied worden aangemerkt als geurgevoelige objectencategorie A. In specifieke gevallen kan het college deze woningen echter aanmerken als geurgevoelige objecten categorie B.

 

Artikel 9  

  • 1.

    Het college bepaalt het type geur aan de hand van de hedonische waarde volgens onderstaande tabel. Van de mogelijk beschikbare hedonische waarden H=-0,5, H=-1 en H=-2, geldt de geurconcentratie behorende tot H=-1 als maatgevend.

wanneer proefpersonen aan een geur de hedonische waarde -1 toekennen bij de volgende concentraties (conform NVN 2818)

wordt de geur beoordeeld als behorende tot het geurtype:

< OUE/m³

zeer hinderlijk

1 – 3 OUE/m³

hinderlijk

3 – 10 OUE/m³

minder hinderlijk

> 10 OUE/m³

niet hinderlijk

  • 2.

    Het college hanteert het geurtype hinderlijk indien er geen specifieke informatie voor handen is over het geurtype of aard van de geur.

 

Artikel 10  

Het college toetst de geurimmissie van de inrichting in geval van kortdurende of sterk fluctuerende bronnen aan de waarden genoemd in artikel 8, waarbij de waarden vermenigvuldigd worden met een factor die als volgt afhankelijk is van de percentielwaarde:

  • a.

    percentielwaarde 98 : factor 1

  • b.

    percentielwaarde 99,5 : factor 2

  • c.

    percentielwaarde 99,9 : factor 4

 

Artikel 11  

Het college kan voor locaties en gebieden binnen de provincie Fryslân specifieke beleidsregels voor het aspect geur vaststellen.

 

Artikel 12  

Deze beleidsregels worden aangehaald als: “Beleidsregels geur bedrijven gemeente Súdwest-Fryslân 2021”

 

Artikel 13  

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie in het (digitale) Gemeenteblad.

 

 

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van 21 september 2021,

mr. drs. J.A. de Vries, burgemeester

P. Zondervan, gemeentesecretaris