Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Overbetuwe

Beleidsregel giften en Participatiewet Overbetuwe 2021

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOverbetuwe
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel giften en Participatiewet Overbetuwe 2021
CiteertitelBeleidsregel giften en Participatiewet Overbetuwe 2021
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
  2. artikel 31, tweede lid, van de Participatiewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

30-09-2021nieuwe regeling

21-09-2021

gmb-2021-335029

21BWB00004

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel giften en Participatiewet Overbetuwe 2021

Burgemeester en wethouders van de gemeente Overbetuwe;

 

gelezen het advies van de Participatieraad van 4 augustus 2021;

 

gelet op artikel 4:81 e.v. van de Algemene wet bestuursrecht;

 

gelet op artikel(en) artikel 31, tweede lid, onderdeel m van de Participatiewet;

 

b e s l u i t e n:

 

vast te stellen de

 

Beleidsregel giften en Participatiewet Overbetuwe 2021

Artikel 1 Algemene bepalingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet.

  • 2.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      Wet: de Participatiewet;

    • b.

      Belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken;

    • c.

      Gift: een ontvangen gift in natura met een onverplicht karakter of een financiële gift zonder terugbetalingsverplichting.

  • 3.

    Giften worden door de belanghebbende altijd gemeld tenzij in deze beleidsregel anders is bepaald.

Artikel 2 Vrij te laten giften

  • 1.

    Giften worden niet tot de middelen gerekend als deze worden verstrekt voor kosten waarvoor in algemene zin bijzondere bijstand kan worden verleend.

  • 2.

    Giften worden niet tot de middelen gerekend als deze worden verstrekt voor noodzakelijke kosten of voor medisch noodzakelijke kosten. Dit geldt alleen als de levensstandaard hierdoor niet wordt verhoogd.

  • 3.

    De giften die genoemd zijn in dit artikel tellen niet mee voor de maximale bedragen als bedoeld in de artikelen 3 en 4 van deze beleidsregel.

  • 4.

    De waarde van ontvangen giften zoals bedoeld in artikel 3 en 4 wordt bij elkaar opgeteld. Per kalenderjaar wordt een totale waarde van €1500,- vrijgelaten.

Artikel 3 Giften in natura

  • 1.

    Giften in de vorm van verstrekkingen van de voedselbank, kledingbank en andere soortgelijke instellingen worden niet tot de middelen gerekend. Hiervoor geldt geen meldingsplicht.

  • 2.

    Overige giften in natura die per kalenderjaar niet boven een waarde van € 1.500,- komen worden niet tot de middelen gerekend. Overige giften in natura dienen gemeld te worden door de belanghebbende.

  • 3.

    De waarde van de giften in natura die in een kalenderjaar boven het vrij te laten bedrag van € 1.500,- uitkomt wordt aangemerkt als vermogen. Dit wordt meegeteld met het maximaal vrij te laten vermogen.

  • 4.

    De aanmerking als vermogen blijft achterwege als dit uit oogpunt van bijstandsverlening verantwoord is. Dit is bijvoorbeeld het geval als een gift in natura wordt gedaan in de vorm van een medisch hulpmiddel dat noodzakelijk is voor het functioneren van belanghebbende (of één van zijn gezinsleden) of als sprake is van noodzakelijke duurzame gebruiksartikelen.

Artikel 4 giften zonder bepaalde bestemming

Giften die vrij besteedbaar zijn en in een kalenderjaar niet meer dan € 1.500,- bedragen worden niet tot de middelen gerekend. Het meerdere wordt aangemerkt als vermogen.

Artikel 5 giften in afwachting van de afhandeling van de bijstandsaanvraag

  • 1.

    Giften die worden verstrekt in afwachting van de afhandeling van de bijstandsaanvraag en die niet meer bedragen dan de voor belanghebbende geldende bijstandsnorm per maand, worden niet tot de middelen gerekend.

  • 2.

    Het meerdere boven de bijstandsnorm per maand voor belanghebbende wordt tot de middelen gerekend.

Artikel 6 Giften in verband met schulden

  • 1.

    Een gift die aantoonbaar en onherroepelijk wordt besteed aan de afbetaling van een problematische schuld, die is ontstaan in een periode voor aanvang van de bijstandsverlening, wordt niet tot de middelen gerekend.

  • 2.

    Een schuld is problematisch als deze niet binnen 36 maanden terugbetaald kan worden of als deze ontstaan is door een acute noodsituatie.

Artikel 7 Giften van werkgevers

  • 1.

    Giften van werkgevers worden niet tot de middelen gerekend, als deze onbelast voor belanghebbende zijn.

Artikel 8 Schadevergoeding

  • 1.

    Schadevergoeding die belanghebbende ontvangt voor materiële schade wordt niet tot de middelen gerekend, tenzij de schadevergoeding niet wordt gebruikt voor het wegnemen van de schade.

  • 2.

    De schadevergoeding die is bedoeld ter compensatie van het verlies van arbeidsvermogen, wordt aangemerkt als inkomen voor de periode waarop de vergoeding betrekking heeft.

  • 3.

    Bij het vaststellen van het vermogen na de ontvangst van een immateriële schadevergoeding wordt 2/3 deel van het bedrag van de immateriële schadevergoeding in aanmerking genomen als vermogen. Tenzij op grond van individuele omstandigheden tot een andere vrijlating moet worden gekomen.

Artikel 9. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de dag na bekendmaking.

Artikel 10. Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel giften en Participatiewet Overbetuwe 2021.

 

Aldus besloten in de vergadering van 21 september 2021.

Burgemeester en wethouders,

de gemeentesecretaris,

P.J.E. Breukers.

de burgemeester,

R.P. Hoytink-Roubos.

Toelichting per artikel

Artikel 1Algemene bepalingen

In dit artikel wordt bepaald wat een gift is. Dit is van belang om te bepalen of deze beleidsregel van toepassing is. Giften worden altijd van derden ontvangen. Hieronder vallen bijvoorbeeld personen, instellingen en stichtingen. Deze beleidsregel wordt alleen toegepast als sprake is van de ontvangst van geldbedragen of bijvoorbeeld goederen die vrijwillig worden gegeven. Ontvangsten die zijn gebaseerd op overeenkomsten, bijvoorbeeld een leenovereenkomst met een concrete terugbetalingsverplichting, kunnen om die reden dan ook niet aangemerkt worden als giften.

 

Als middelen worden ontvangen, in welke vorm dan ook, wordt dit door de belanghebbende gemeld. Hiervoor geldt de normale inlichtingenplicht van artikel 17 lid 1 Participatiewet. Uit het oogpunt van administratieve lastenbeperking wordt in deze beleidsregel expliciet aangegeven wanneer de ontvangst van een gift niet wordt gemeld.

 

Artikel 2Vrij te laten giften

Voor de toepassing van lid 1 en lid 2 geldt als voorwaarde dat de gift aantoonbaar wordt besteed aan de genoemde kosten.

 

Lid 1

Dit is ook het geval als de bijzondere bijstand tot een bepaald bedrag de kosten kan vergoeden en de gift hoger is.

 

Voorbeeld:

Stel dat er voor een bril maximaal 180 euro bijzondere bijstand kan worden verstrekt. Belanghebbende kiest voor extra’s zoals bijvoorbeeld dunne en mee-kleurende glazen, waardoor de bril uitkomt op 300 euro. In dat geval wordt een gift van 300 euro volledig buiten beschouwing gelaten.

 

Lid 2

Als er geen bijzondere bijstand mogelijk is maar de kosten zijn wel noodzakelijk, kan de gift eveneens vrijgelaten worden als deze de levensstandaard niet verhoogt. Onder ‘noodzakelijke kosten’ worden in dit artikel de kosten verstaan die in de individuele situatie van belanghebbende leiden tot extra incidentele uitgaven die zeer gewenst zijn.

 

Dit is bijvoorbeeld het geval indien belanghebbende een gift ontvangt voor het aanschaffen van noodzakelijke hulpmiddelen zoals bijvoorbeeld een scootmobiel, of als de gift besteed wordt aan noodzakelijke medische kosten of aan de resterende kosten van behandeling door een tandarts. Dit is ter beoordeling aan het dagelijks bestuur.

 

Artikel 3Giften in natura

Lid 4

Er kunnen zich ook andere situaties voordoen waarin een hogere gift in natura niet leidt tot een vermogensaanpassing.

Deze worden hier niet allemaal beschreven. Het uitgangspunt hierbij is dat een dergelijke vrijlating niet in strijd mag zijn met het complementaire karakter van de bijstand. De toepassing van deze bepaling is ter beoordeling aan het dagelijks bestuur.

 

Artikel 4Giften zonder bepaalde bestemming

Het gaat hier om de vrijlating van eenmalige en periodieke giften die vrij besteedbaar zijn. Vanuit een praktisch oogpunt is gekozen voor een vast bedrag van € 1.500,00 per jaar. De vrijlating geldt per uitkering en niet per persoon. Dit houdt in dat voor een alleenstaande ouder en gehuwden (en daarmee gelijkgestelden) dezelfde vrijlating van toepassing is als voor een alleenstaande.

 

Artikel 5Giften in afwachting van de afhandeling van de bijstandsaanvraag

Als gevolg van de behandelingsduur van een aanvraag voor bijstand door het college kan het zijn dat familie of kennissen bijspringen voor de meest belangrijke uitgaven. Het dagelijks bestuur maakt de keuze om deze door de familie of kennissen als overbrugging bedoelde betalingen - veelal gedaan zonder een afdwingbare terugbetalingsverplichting - tot de aangegeven hoogte vrij te laten.

 

Onder ‘bijstandsnorm’ wordt ook de kostendelersnorm verstaan.

 

Voor de toepassing van dit artikel moet het gaan om giften die worden ontvangen tussen de melding voor een bijstandsaanvraag en de beslissing op de bijstandsaanvraag, waarbij er tevens geen sprake mag zijn van een schending van de inlichtingenplicht ten aanzien van het melden van deze giften en er geen onduidelijkheid mag zijn over de herkomst of de besteding van de giften.

 

Artikel 6Giften in verband met schulden

De Participatiewet biedt maar beperkte mogelijkheden tot bijstandsverlening bij schulden. Het hebben van problematische schulden is in algemene zin een belemmering in het sociaal functioneren en kan de re-integratie en arbeidsinschakeling in de weg staan. Als familie of derden de bijstandsgerechtigde hierin tegemoet willen komen worden deze bedragen in beginsel niet als middelen in aanmerking genomen.

 

Om de gift vrij te kunnen laten dient de afbetaling van de schuld in principe rechtstreeks aan de schuldeiser plaats te vinden. Daarnaast dienen het schulden te zijn die geen betrekking hebben op de bijstandsperiode: de schulden zijn dus voorafgaand aan de bijstandsperiode ontstaan. Door een rechtstreekse betaling aan de schuldeiser ontstaat een voor de belanghebbende onherroepelijk karakter omdat deze betaling niet meer door belanghebbende ongedaan kan worden gemaakt. Een (nog) niet opeisbare schuld wordt niet als een problematische schuld beschouwd.

 

Voor het bepalen van de mogelijkheid om een schuld af te lossen wordt het volledige vermogen in aanmerking genomen als sprake is van een positief vermogen. Voor wat betreft de aflossing gedurende 36 maanden wordt rekening gehouden met de beslagvrije voet.

 

Alleen als de betaling invloed heeft op bijvoorbeeld algemene bestaanskosten in het bijstandstijdvak (bijvoorbeeld lagere woonkosten) wordt de gift wel als middel in aanmerking genomen.

 

Artikel 7Giften van werkgevers

Door het onverplichte karakter is er voldoende reden om onbelaste én incidentele verstrekkingen van werkgevers aan werknemers buiten beschouwing te laten. Te denken valt bijvoorbeeld aan een kerstpakket, een tegoedbon of een bedrag met de kerst.

 

Artikel 8Schadevergoeding

Algemene toelichting

 

Materiële schadevergoeding is een vergoeding voor schade die direct in geld is uit te drukken. Het gaat om een vergoeding voor schade of verlies van iets dat belanghebbende al had. Bijvoorbeeld vervanging van een kapotte auto of brandschade in huis. Het kunnen reeds gemaakte kosten zijn of kosten die nog gemaakt moeten worden.

 

Bij immateriële schadevergoeding, ook wel smartengeld genoemd, gaat het om een vergoeding voor gederfde levensvreugde. Deze vergoeding is bedoeld voor geleden emotionele schade, waarvan de hoogte door een rechter of schadeverzekeraar is bepaald. Binnen de bijstandsuitkering moet worden gekeken naar de hoogte van de immateriële schadevergoeding. Is de vergoeding onevenredig hoog, of is deze bedoeld voor compensatie van weggevallen inkomen, dan kan dat deel wel als middel in aanmerking worden genomen. Voor het gedeelte van de immateriële schadevergoeding dat wordt vrijgelaten, is het aan de belanghebbende om te bepalen waar de vrijgelaten immateriële schadevergoeding voor wordt gebruikt. Invulling geven aan het hervinden van levensvreugde is immers een persoonlijke kwestie.

 

Het is de verantwoordelijkheid van belanghebbende om documenten aan te leveren waaruit blijkt op welke grond een schadevergoeding is toegekend. Dit kan bijvoorbeeld een besluit van een verzekeringsmaatschappij of rechtbank zijn. De bewijslast ligt bij de belanghebbende zelf.

 

Lid 1

Wanneer er sprake is van de ontvangst van een materiële schadevergoeding door belanghebbende, zal beoordeeld moeten worden of de vergoeding is gebruikt voor het wegnemen van de schade. Indien dit niet (helemaal) het geval is, wordt het deel dat niet is aangewend om de geleden schade weg te nemen als vermogen in aanmerking genomen. Hierbij moet rekening worden gehouden met eventuele kosten die in de toekomst nog gemaakt moeten worden, zoals fysiotherapie. Indien hier sprake van is kan de vergoeding niet als vermogen worden aangemerkt.

 

Lid 2

Door tijdelijke of blijvende arbeidsongeschiktheid kan iemand zijn baan verliezen. Het gevolg zal in veel gevallen zijn dat het inkomen van iemand voor een bepaalde periode, of zelfs helemaal, weg valt. Een vergoeding voor weggevallen inkomen is bestemd voor de kosten van levensonderhoud en wordt daarom beschouwd als inkomen binnen de bijstand.

 

Het proces van afhandelen van de schade kan lange tijd duren. De uiteindelijk toegekende schadevergoeding kan dan ook over een periode gaan die in het verleden ligt. Er zal daarom beoordeeld moeten worden op welke periode de vergoeding precies betrekking heeft. Het bedrag van de toegekende schadevergoeding wordt vervolgens gedeeld door het aantal maanden waarop deze vergoeding betrekking heeft en maandelijks gekort als inkomen. In de meeste gevallen gaat het om één bedrag, waarbij het bedrag per maand niet duidelijk is. De belanghebbende zal moeten aantonen om welk verlies van arbeidsvermogen het gaat. Dit kan bijvoorbeeld door middel van salarisspecificaties of jaaropgaven, maar ook door een overzicht van de nog te lijden schade opgemaakt door een letstelschadespecialist.

 

Lid 3

De vrijlating van 1/3 deel van de immateriële schadevergoeding is gebaseerd op een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep: ECLI:NL:CRVB:2003:AO1106.

 

2/3 deel van de immateriële schadevergoeding wordt als vermogen in aanmerking genomen op basis van artikel 34 lid 1 van de Participatiewet.

 

Het gaat hierbij wel om maatwerk, waaruit volgt dat de uitkomst van geval tot geval kan verschillen.