Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Leiden

Beleidsregel toepassing Wet Bibob gemeente Leiden 2021

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLeiden
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel toepassing Wet Bibob gemeente Leiden 2021
CiteertitelBeleidsregel toepassing Wet Bibob 2021
Vastgesteld doorgeattribueerde functionaris
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Beleidslijn voor de toepassing van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) Leiden 2016.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
  2. Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-10-2021nieuwe regeling

07-09-2021

gmb-2021-334012

21.0446

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel toepassing Wet Bibob gemeente Leiden 2021

Het college van burgemeester en wethouders van Leiden en de burgemeester van Leiden ieder voor zover het hun publiek- als ook privaatrechtelijke bevoegdheden betreft,

 

gelet op het bepaalde in de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur, alsmede artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht,

 

overwegende dat de Wet bevordering integriteitsbeoordeling door het openbaar bestuur hen beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van hun uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden,

 

besluiten vast te stellen:

 

de Beleidsregel toepassing Wet Bibob gemeente Leiden 2021

 

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    De definities in artikel 1, eerste lid van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidsregel.

  • 2.

    In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • a.

      bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiden ieder voor zover het hun publiek- als ook privaatrechtelijke bevoegdheden betreft

    • b.

      Bibob-onderzoek: een onderzoek uitgevoerd krachtens de wet Bibob.

    • c.

      eigen Bibob-onderzoek: de wijze van behandelen van een aanvraag, een (voorgenomen) vastgoedtransactie of een overheidsopdracht, waarbij met toepassing van de wet door het bestuursorgaan wordt beoordeeld of er redenen aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren, respectievelijk de beschikking in te trekken of te beëindigen, daaraan voorschriften te verbinden dan wel een advies bij het Landelijk Bureau Bibob (verder Bureau) aan te vragen.

    • d.

      Bibob-vragenformulier: het formulier dat is vastgesteld krachtens artikel 7a, vijfde lid van de Wet Bibob.

    • e.

      RIEC: Regionaal Informatie en Expertise Centrum.

    • f.

      Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Artikel 1.2 Toepassing beleidsregel

Deze beleidsregel heeft betrekking op de toepassing van de Wet Bibob door de gemeente Leiden en diens bestuursorganen. Rechtspersonen met een gedelegeerde bevoegdheid werken ook conform deze beleidsregel. De beleidsregel laat onverlet dat binnen de grenzen van de wet op andere wijze een integriteitstoets wordt uitgevoerd en dat de uitkomsten daarvan bij besluitvorming wordt betrokken.

Artikel 1.3 Uitvoering Bibob-onderzoek in afwijking van beleidsregel

Deze beleidsregel laat onverlet dat in afwijking van de hierna volgende bepalingen in individuele gevallen tot uitvoering van een onderzoek in het kader van de Wet Bibob kan worden besloten, indien de omstandigheden van het geval daartoe naar oordeel van het bevoegde orgaan aanleiding geven.

Artikel 1.4 Experiment

  • 1.

    Onder experiment wordt in dit artikel verstaan: het tijdelijk afwijken van een of meer bepalingen in deze beleidsregel met het oog op het verzamelen van gegevens om te beoordelen of de afwijking permanent kan worden gemaakt.

  • 2.

    Het college of de burgemeester kan, ieder voor zover hem deze bevoegdheid toekomt, bij wijze van experiment besluiten om gedurende de looptijd van het experiment af te wijken van deze beleidsregel.

  • 3.

    In het besluit, bedoeld in het vorige lid, wordt in ieder geval vermeld:

    • a)

      van welke bepaling of bepalingen in deze beleidsregel wordt afgeweken;

    • b)

      het doel van het experiment;

    • c)

      de voorwaarden die het college of de burgemeester verbindt aan het experiment;

    • d)

      de tijdsduur van het experiment, welke maximaal vier jaar bedraagt;

    • e)

      het gebied waarin het experiment geldt.

  • 4.

    Het experiment wordt voor beëindiging van het experiment geëvalueerd. Indien de evaluatie leidt tot aanpassing van deze beleidsregel in overeenstemming met de wijze waarop het experiment is uitgevoerd, kan het college of de burgemeester, uiterlijk vóór het verstrijken van de maximale tijdsduur van het experiment, besluiten om het experiment met maximaal een jaar te verlengen.

  • 5.

    Een experiment als bedoeld in dit artikel kan middels een besluit door het bestuursorgaan dat het experiment besluit heeft genomen voor einde van de looptijd worden beëindigd.

Hoofdstuk 2 Beschikkingen

Artikel 2.1 Grondslag voor Bibob-onderzoek bij beschikking

  • 1.

    Het Bibob-onderzoek kan plaatsvinden indien er op grond van:

    • -

      eigen ambtelijke informatie, en/of

    • -

      informatie verkregen van het Bureau of wanneer het Bureau een tip heeft uitgebracht als bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob en/of

    • -

      informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

    • -

      vanuit het Openbaar Ministerie (verder OM) verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of

    • -

      overige signalen

  • Vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

  • 2.

    Het Bibob-onderzoek kan tevens plaatsvinden in het geval er sprake is van een overname of wijziging van een exploitant en bij wijzigingen van genoemde beschikkingen uit artikel 2.2, eerste lid, onder a, b, c, d, e en f.

  • 3.

    Bovendien kan een Bibob-onderzoek plaatsvinden als bij navraag door het bestuursorgaan bij het Bureau blijkt, dat over de aanvrager van een beschikking als zodanig, of tevens tegelijkertijd als betrokkene bij een (voorgenomen) vastgoedtransactie of betrokkene bij een overheidsopdracht, in de afgelopen twee jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Bureau (artikel 11a Wet Bibob). Indien advies is uitgebracht bericht het Bureau over de mate van gevaar zoals dat is opgenomen in het advies.

  • 4.

    Het Bibob-onderzoek vindt tevens plaats als uit gemeentelijke informatie blijkt, dat over de aanvrager, een betrokkene bij de aanvraag of een financier, in de afgelopen vijf jaar een Bibob-onderzoek heeft plaatsgevonden.

Artikel 2.2 Toepassingsbereik bij nieuwe beschikkingen

  • 1.

    Het Bibob-onderzoek kan plaats vinden bij elke aanvraag voor een beschikking als bedoeld in:

    • a.

      artikel 3 Alcoholwet (drank- en horecavergunning).

    • b.

      artikel 30b van de Wet op de kansspelen (aanwezigheidsvergunning kansspelautomaten).

    • c.

      artikel 4.1 van de Drank- en horecaverordening gemeente Leiden 2017 (drank- en horecaverlof, ook voor coffeeshops)

    • d.

      artikel 2:25 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2020 gemeente Leiden (evenementenvergunning),

    • e.

      artikel 3.4 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2020 gemeente Leiden (exploitatievergunning seksinrichting, escortbedrijf),

    • f.

      artikel 2.34c van de Algemene Plaatselijke Verordening 2020 gemeente Leiden (anti-ondermijningsartikel),

    • g.

      artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning),

    • h.

      in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning milieu), voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van die wet, en artikel 2.1, eerste lid onder i. van de Wabo, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 van die wet is bepaald dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3, kan worden geweigerd,

    • i.

      artikelen 8, eerste lid, van de Huisvestingswet 2014 (huisvestingsvergunning),

    • j.

      artikel 21 van de Huisvestingswet 2014 (omzettingsvergunning),

    • k.

      artikel 22 van de Huisvestingswet 2014 (splitsingsvergunning),

    • l.

      een gemeentelijke vergunning of ontheffing als bedoeld in artikel 7 van de Wet Bibob (een gemeentelijke vergunning of ontheffing die op grond van een verordening verplicht is gesteld voor inrichting of bedrijf) voor zover deze in de leden a t/m k niet reeds is benoemd.

Dit lid treedt op een nader moment in werking

  • 2.

    Dit artikel geldt eveneens voor de activiteit strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Artikel 2.3 Verleende beschikking

  • 1.

    In geval van een reeds verleende beschikking kan het bestuursorgaan een Bibob-onderzoek starten, indien deze past onder het toepassingsbereik van artikel 2.2 en op grond van artikel 2.1 daartoe aanleiding bestaat.

  • 2.

    Tevens kan een Bibob-onderzoek worden gestart op een reeds verleende vergunning als bedoeld in artikel 5.19 vierde lid onder b van de Wabo indien op grond van artikel 2.1 daartoe aanleiding bestaat.

Artikel 2.4 Toepassingsbereik bij Subsidies

  • 1.

    In geval van een aanvraag voor (het vaststellen van) een subsidie of bij een reeds verleende (of vastgestelde) subsidie kan het bestuursorgaan een Bibob-onderzoek starten, indien op grond van artikel 2.1 daartoe aanleiding bestaat.

Hoofdstuk 3 privaatrechtelijke transacties

Artikel 3.1 Grondslag voor Bibob-onderzoek bij privaatrechtelijke transacties

  • 1.

    Bij een privaatrechtelijke transactie kan het bestuursorgaan een Bibob-onderzoek starten, indien op grond van:

    • -

      eigen ambtelijke informatie, en/of

    • -

      informatie verkregen van het Bureau of wanneer het Bureau een tip heeft uitgebracht als bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob en/of

    • -

      informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

    • -

      vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of

    • -

      overige signalen

    • -

      Vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

  • 2.

    Bovendien kan een Bibob-onderzoek plaatsvinden als bij navraag door het bestuursorgaan bij het Bureau blijkt, dat over de betrokkene bij een (voorgenomen) vastgoedtransactie als zodanig, of tevens tegelijkertijd als aanvrager van een beschikking, subsidie of betrokkene bij een overheidsopdracht, in de afgelopen twee jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Bureau (artikel 11a Wet Bibob). Indien advies is uitgebracht bericht het Bureau over de mate van gevaar zoals dat is opgenomen in het advies.

  • 3.

    Het Bibob-onderzoek kan tevens plaatsvinden als uit gemeentelijke informatie blijkt, dat over de betrokkene bij een (voorgenomen) vastgoedtransactie of een financier, in de afgelopen vijf jaar een Bibob-onderzoek heeft plaatsgevonden.

Artikel 3.2 Toepassingsbereik privaatrechtelijke transacties

  • 1.

    Alvorens een beslissing wordt genomen over het aangaan van een vastgoedtransactie waarin de gemeente partij is en op grond van artikel 3.1 daartoe aanleiding bestaat.

  • 2.

    Nadat de vastgoedtransactie tot stand is gekomen, kan het bestuursorgaan een Bibob-onderzoek verrichten, indien in de overeenkomst een Bibob-beëindigingclausule als bedoeld in artikel 5a, sub b van de Wet Bibob is opgenomen en op grond van artikel 3.1 daartoe aanleiding bestaat.

  • 3.

    In geval van een overheidsopdracht kan het bestuursorgaan een Bibob-onderzoek verrichten indien op grond van artikel 3.1 daartoe aanleiding bestaat.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 4.1 Intrekking

De Beleidslijn voor de toepassing van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) Leiden 2016 wordt ingetrokken met ingang van het moment waarop deze beleidsregel in werking treedt.

Artikel 4.2 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Artikel 4.3 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel toepassing Wet Bibob 2021 gemeente Leiden

Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van Leiden gehouden

Op 7 september 2021,

De secretaris, De burgemeester,

Toelichting

  • 1.

    Inleiding

Een van de conclusies die de Parlementaire Enquête Commissie Van Traa in1996 trok, was dat de ernst van georganiseerde criminaliteit vooral was gelegen in het grote financiële gewin en de economische macht die daaruit voortvloeit. Die economische macht beperkt zich niet tot de onderwereld, maar dringt in allerlei gedaanten in de bovenwereld door, aldus de commissie. Criminele personen kunnen met al dat geld infiltreren in het economische leven door bijvoorbeeld gebruik te maken van bestuurlijke faciliteiten, zoals vergunningen, subsidies en vastgoedtransacties. Dit heeft een aantasting van de integriteit van de overheid tot gevolg.

 

De integriteit van de gemeente wordt aangetast als er bij een (verleende) vergunning of bij of een vastgoedtransactie, gebruik wordt gemaakt van ‘crimineel’ geld of wanneer de kans groot is dat vergunning wordt gebruikt om strafbare feiten te plegen.

 

Ter bescherming van hun eigen integriteit, kunnen gemeenten sinds 1 juni 2003 de Wet Bibob toepassen. Deze wet dient primair ter inschatting van het integriteitsrisico van overheidsorganen. Met het bescherming van de integriteit van de gemeente wordt de gemeente tevens in staat gesteld om de samenleving te beschermen tegen niet integere partijen. Op die wijze levert de Wet Bibob, indirect, ook een bijdrage aan het beschermen van het woon-, werk- en leefklimaat in de gemeente.

 

  • 2.

    Aanleiding

Sinds 2007 wordt in Leiden de Wet Bibob toegepast aan de hand van de ‘Notitie in het kader van de Wet Bibob 2007’. Na de aanpassing van de Wet Bibob in 2013 waarbij het toepassingsbereik en het aantal beschikbare bronnen voor het doen van onderzoek is verruimd, is in 2016 de ‘Beleidslijn voor de toepassing van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) Leiden 2016’ vastgesteld. Zowel de notitie uit 2007 als de beleidslijn uit 2016 bevatten een signaalgerichte inzet van de Wet Bibob. Op 1 augustus 2020 is de Wet Bibob opnieuw aangepast. Met deze aanpassing is het toepassingsbereik verder verruimt en zijn meer mogelijkheden toegevoegd voor het doen van het eigen onderzoek. Deze laatste aanpassing is aanleiding om het Bibob- beleid te actualiseren zodat deze in lijn is met de geldende wettelijke bepalingen en mogelijkheden.

 

Een andere aanleiding voor deze actualisering ligt in het feit dat met de uitvoering van het programma ondermijning de bewustwording en informatiepositie is verbeterd. Vanuit deze positie is te zien dat criminele geldstromen en -activiteiten de samenleving en economie in Leiden ontwrichten. De inzet van de Wet Bibob helpt te voorkomen dat de gemeente ongemerkt en ongewild betrokken raakt bij deze criminele activiteiten.

 

  • 3.

    Waarom een beleidsregel.

Gemeenten zijn zelf verantwoordelijk voor het uitvoeren van de Wet Bibob. De Wet Bibob is een facultatieve wet. Dat betekent dat een gemeente zelf mag bepalen wanneer dit instrument wel of niet toepast.

 

Het invoeren en toepassen van een beleidsregel biedt de gemeente meer structuur en zekerheid in haar werkwijze aan zowel de ambtenaren als aan de burgers. Tevens voorkom je als gemeente willekeur in de toepassing van de Wet Bibob voor de burger. In de beleidsregel staat namelijk aangegeven op welke vergunningen, vastgoedtransacties, subsidies en overheidsopdrachten de Wet Bibob kan worden toegepast. Tevens geeft de gemeente een nadrukkelijk signaal af voor de bescherming van de eigen integriteit. Dit kan een preventieve werking tot gevolg hebben.

 

  • 4.

    Experimenteren met de inzet van de Wet Bibob

In deze beleidsregel is onder artikel 1.4 de mogelijkheid opgenomen om te besluiten een experiment aan te gaan. Op basis van dit artikel kan tijdelijk worden afgeweken van deze beleidsregel, bijvoorbeeld door een periode bepaalde aanvragen tot een beschikking of privaatrechtelijke transacties standaard met Bibob te toetsen. Bij het instellen van een experiment zal duidelijk worden gemaakt van welke bepaling wordt afgeweken, wat het doel is van het experiment, welke voorwaarden er zijn bij het experiment, hoe lang de looptijd van het experiment is en voor welk gebied het experiment geldt. Voor afloop van de looptijd van het experiment zal worden geëvalueerd wat het experiment heeft opgeleverd. Indien de evaluatie leidt tot aanpassingen van de beleidsregel en het niet meer binnen de termijn van het experiment mogelijk is de beleidsregel aan te passen, kan het experiment maximaal 1 jaar worden verlengd teneinde de aanpassing van de beleidsregel mogelijk te maken.