Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Midden-Delfland

Beleidsregels artikel 13b Opiumwet gemeente Midden-Delfland 2021

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieMidden-Delfland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels artikel 13b Opiumwet gemeente Midden-Delfland 2021
CiteertitelBeleidsregels artikel 13b Opiumwet gemeente Midden-Delfland 2021
Vastgesteld doorburgemeester
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Beleidsregels artikel 13b Opiumwet gemeente Midden-Delfland 2018.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 2 van de Opiumwet
  2. artikel 3 van de Opiumwet
  3. artikel 3a van de Opiumwet
  4. artikel 13b van de Opiumwet
  5. artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

24-09-2021nieuwe regeling

07-09-2021

gmb-2021-329477

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels artikel 13b Opiumwet gemeente Midden-Delfland 2021

De burgemeester van de gemeente Midden-Delfland,

 

Gelet op het bepaalde in de artikelen 2, 3, 3a en 13b Opiumwet jo. Artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;

 

Overwegende dat het een gegeven van algemene bekendheid is dat hennepteelt en drugshandel veelal gepaard gaan met overlast en criminaliteit;

 

Overwegende dat het daarom wenselijk is een regeling vast te stellen waarmee actief, structureel en op transparante wijze invulling wordt gegeven aan de bevoegdheid van de burgemeester neergelegd in artikel 13b Opiumwet;

 

Overwegende dat samenwerking en afstemming tussen de politie, justitie en gemeente zo nodig met de vaststelling van dit beleid kan worden verbeterd;

 

Overwegende dat van het vaststellen van deze regeling tevens een preventieve werking uitgaat, nu duidelijk kenbaar wordt welke (bestuursrechtelijke) maatregel na een dergelijke overtreding te verwachten valt;

 

Overwegende dat door onderliggend beleid de motivering van de maatregel in een eventuele gerechtelijke procedure wordt versterkt.

 

Besluit vast te stellen:

 

Beleidsregels artikel 13b Opiumwet gemeente Midden-Delfland 2021

 

1. Drugscriminaliteit tast het woon- en leefklimaat aan

 

Evenals andere Nederlandse gemeenten ziet de gemeente Midden-Delfland zich geconfronteerd met drugscriminaliteit. Deze vorm van criminaliteit vindt (mede) plaats in of wordt georganiseerd vanuit woningen en (niet) openbare gelegenheden. Afgezien van de strafbaarheid, kan drugscriminaliteit leiden tot een aantasting van het woon- en leefklimaat en de sociale en/of fysieke veiligheid van burgers.

 

Doelstelling

 

Sluiting van een lokaal of woning is erop gericht om de volgende doelen te bereiken:

  • Het teniet doen van de bekendheid van de woning of het lokaal als drugsadres;

  • Het afgeven van een signaal naar de (directe) omgeving dat de geconstateerde feiten onacceptabel zijn;

  • Het doen wederkeren van de rust in de directe omgeving;

  • Het voorkomen van een nieuwe verstoring van de openbare orde alsmede een verdere aantasting van het woon- en leefklimaat.

1.1. Overlast en risico’s

De bestuurlijke aanpak van drugscriminaliteit richt zich op de beëindiging van overlast en mogelijke gevaarzetting in woningen en lokalen. Drugscriminaliteit zorgt voor verloedering en overlast in woonwijken, kan leiden tot brandgevaar in panden en gaat regelmatig gepaard met andere vormen van criminaliteit, zoals uitkeringsfraude, belastingontduiking en energiediefstal. Met name wanneer het gaat om hennepkwekerijen is er al snel sprake van brandgevaar met alle risico's van dien voor de directe omgeving. Ook in de gemeente Midden-Delfland zijn er branden geweest die (mogelijk) veroorzaakt zijn doordat er in panden hennepkwekerijen aanwezig waren.

1.2. Waarom vaststellen in beleid

Bij de toepassing van bestuursdwang op grond van artikel 13b van de Opiumwet moet vooral worden gedacht aan het sluiten van een pand wegens geconstateerde drugshandel (zie hierna in hoofdstuk 5). De toepassing van bestuursdwang kan zeer ingrijpende gevolgen hebben voor de betrokkenen, vooral wanneer het betreffende pand wordt bewoond. Om die reden is voor de toepassing van bestuursdwang vereist dat het belang van daadwerkelijk optreden zorgvuldig wordt gemotiveerd, dat de op te leggen maatregel in redelijke verhouding staat tot de overtreding en dat een lichtere maatregel geen uitkomst biedt.

 

Gelet hierop is het gewenst om de aanpak van drugscriminaliteit in beleid vast te leggen. Zonder vastgesteld beleid is handhaven weliswaar mogelijk, maar worden (veel) hogere eisen gesteld aan de motivering van het besluit. Daarnaast weten burgers, door publicatie van het beleid, welke uitgangspunten gelden voor het opleggen van bestuursrechtelijke sancties als drugshandel in of vanuit een pand wordt geconstateerd.

1.3. Handreiking bestuurlijke aanpak drugscriminaliteit

Voor de aanpak van drugscriminaliteit is het van belang dat de regionale partners binnen de politie-eenheid Den Haag effectief en integraal samenwerken. Binnen deze aanpak vormt de bestuurlijke aanpak een onmisbare schakel. Van belang is dat gemeenten zoveel als mogelijk op een eenduidige manier werken. Dit geldt ten aanzien van het te voeren beleid als op het terrein van toezicht en handhaving. Ten behoeve van dit laatste is door het Regionale Samenwerkingsverband Integrale Veiligheid (hierna: RSIV) de “Handreiking bestuurlijke aanpak drugscriminaliteit opgesteld”. De Handreiking vormt het beleidskader en beperkt zich tot het meest toegepaste bestuursrechtelijke instrumentarium. Hiermee is gehoor gegeven aan een meer eenduidige bestuurlijke aanpak van drugscriminaliteit binnen de politie-eenheid Den Haag.

1.4. Bestuursrechtelijk optreden

De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders kunnen bestuurlijk optreden tegen drugsmisdrijven die in of vanuit een locatie plaatsvinden. Beide bestuursorganen hebben op basis van diverse wetten, AMvB’s en lokale verordeningen specifieke bevoegdheden die ze hiervoor in kunnen zetten. De (gebruiks)functie van de locatie en de ernst van de situatie zijn mede bepalend voor de in te zetten maatregel. Bestuursrechtelijk kan worden opgetreden:

  • a.

    Als burgemeester door uitvoering te geven aan artikel 13b van de Opiumwet;

  • b.

    Als college van burgemeester en wethouders door uitvoering te geven aan de geldende bouw- en woonregelgeving in combinatie met hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Het optreden van het college valt buiten het kader van deze beleidsregels.

Het is in de gemeente Midden-Delfland niet toegestaan om een coffeeshop te vestigen.

2. Definitie- en begrippenlijst

 

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    harddrugs: alle middelen die vermeld worden op lijst I behorend bij de Opiumwet;

  • b.

    softdrugs: alle middelen die vermeld worden op lijst II behorend bij de Opiumwet;

  • c.

    hennep: plant waar marihuana en touw van gemaakt wordt;

  • d.

    handel in drugs: de verkoop, aflevering of verstrekking dan wel het daartoe aanwezig zijn van soft- en/of harddrugs, hennepteelt, hennep drogen of hoe dan ook houden of voorhanden hebben van hennepplanten, welke niet enkel is gericht op eigen gebruik;

  • e.

    pand: een woning of lokaal;

  • f.

    woning: een pand dat in hoofdzaak dient tot bewoning dan wel dienstbaar is aan het wonen. Zowel koop- als huurwoningen, woonschepen, woonwagens en dergelijke vallen onder deze definitie. Onder woning wordt tevens verstaan het bij een woning behorende erf;

  • g.

    lokaal: een al dan niet voor publiek toegankelijk lokaal en het daarbij behorende erf (omvat zowel coffeeshops, cafés en winkel als loodsen en/of bedrijfsruimten), alsmede een woning die niet feitelijk voor bewoning wordt gebruikt;

  • h.

    gebruik als woning bewoning als bedoeld in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM);

  • i.

    kwekerij: een plaats, meestal een bedrijf, waar (vaste) planten en bomen worden geteeld;

  • j.

    handelshoeveelheid: in het kader van deze beleidsregels is sprake van een handelshoeveelheid indien aangetoond/aannemelijk is dat: - meer dan 0,5 gram harddrugs in het gebouw aanwezig is (geweest); - meer dan 30 gram softdrugs in het gebouw aanwezig is (geweest); - in het gebouw sprake is (geweest) van beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt, als bedoeld in de meest recente ‘Aanwijzing Opiumwet’ van het Openbaar Ministerie.

  • k.

    voorbereidingshandelingen: de sluitingsbevoegdheid die de burgemeester heeft wanneer in een pand voorwerpen of stoffen worden aangetroffen die bestemd zijn voor het telen of bereiden van drugs. Hierbij kan worden gedacht aan bepaalde apparatuur, chemicaliën en versnijdingsmiddelen.

3. Opiumwet

 

Drugscriminaliteit in/vanuit woningen of (niet-) openbare lokalen, kan naast strafrechtelijke middelen, ook met bestuursrechtelijke middelen worden bestreden. Op basis van artikel 13b van de Opiumwet heeft de burgemeester de bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang indien er in woningen of lokalen en daarbij behorende erven soft- en/of harddrugs worden verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig zijn. Op basis van de uitgebreide burgemeester bevoegdheid heeft de burgemeester nu ook de bevoegdheid om over te gaan tot bestuurlijke ingrijpen bij strafbare voorbereidingshandelingen, meer specifiek: bij het aantreffen van voorwerpen en stoffen waarvan een ernstig vermoeden bestaat dat de objecten bestemd zijn voor drugsteelt. Deze uitgebreide bevoegdheid wordt hieronder volledig beschreven.

 

Voorbereidingshandelingen

De burgemeester heeft tevens de sluitingsbevoegdheid wanneer in een pand voorwerpen of stoffen worden aangetroffen die bestemd zijn voor het telen of bereiden van drugs. Hierbij kan worden gedacht aan bepaalde apparatuur, chemicaliën en versnijdingsmiddelen. Dit zijn zogenoemde voorbereidingshandelingen. De sluitingsbevoegdheid van de burgemeester heeft alleen betrekking op voorbereidingshandelingen die strafbaar zijn op grond van artikel 10a en 11a Opiumwet. Deze bepalingen vereisen dat degene die een voorwerp of stof in een woning of lokaal of daarbij behorend erf voorhanden heeft, weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat het voorwerp of de stof bestemd is voor het bereiden, bewerken of vervaardigen van harddrugs, respectievelijk voor grootschalige of bedrijfsmatige illegale hennepteelt. Dit kan al blijken uit de aard en hoeveelheid van de aangetroffen stof of uit de aangetroffen voorwerpen en stoffen in onderlinge combinatie. Daarnaast kan dit ook blijken uit bijvoorbeeld tapgesprekken of observaties uit een opsporingsonderzoek. Niet alle op grond van artikel 10 of 11a Opiumwet strafbare voorbereidingshandelingen wegen mee. Alleen het in een woning of lokaal of daarbij behorend erf voorhanden hebben van de hierboven genoemde voorwerpen of stoffen, verschaffen de bevoegdheid aan de burgemeester om over te gaan tot sluiting. Dit is niet het geval bij het aantreffen van (uitsluitend) vervoermiddelen, gelden of andere betaalmiddelen als bedoeld in artikel 10a lid 1 onder 3 Opiumwet.

 

Artikel 10a lid 1 onder 3 Opiumwet luidt als volgt:

 

Hij die om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10, voor te bereiden of te bevorderen:

 

  • 1.

    Een ander tracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen,

  • 2.

    Zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot plegen van dat feit tracht te verschaffen,

  • 3.

    Voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie.

Artikel 13b Opiumwet luidt in hoofdlijnen als volgt:

 

  • 1.

    De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of ll wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.

  • 2.

    De burgemeester is bevoegdheid om over te gaan tot bestuurlijke ingrijpen bij strafbare voorbereidingshandelingen.

  • 3.

    Het eerste lid is niet van toepassing indien woningen, lokalen of erven als bedoeld in het eerste lid, gebruikt worden ter uitoefening van de artsenijbereidkunst, de geneeskunst, de tandheelkunde of de diergeneeskunde door onderscheidenlijk apothekers, artsen, tandartsen of dierenartsen.

  • 4.

    Doel: Blijkens de Memorie van Toelichting bij artikel 13b van de Opiumwet heeft het beleid tot doel: preventie en beheersing van de uit drugsproblematiek voortvloeiende risico’s voor de volksgezondheid en van nadelige effecten van de handel in en het gebruik van drugs op het openbare leven en andere lokale omstandigheden.

Dit betekent dat door toepassing van deze beleidsregels het pand niet meer voor drugsgerelateerde activiteiten gebruikt kan worden en dat daarmee de uit de drugsproblematiek voorvloeiende risico’s een halt wordt toegeroepen. Het pand dat wordt gesloten staat dan niet langer meer bekend als drugspand en de rust in de directe omgeving keert terug en een verdere aantasting van het woon- en leefklimaat wordt voorkomen. Tevens wordt preventief een signaal afgegeven naar de omgeving dat de geconstateerde feiten onacceptabel zijn.

 

Daarnaast maakt dit beleid het mogelijk om een snel, eenduidig en zorgvuldig handhavingsbesluit te motiveren. Ook worden door vaststelling van dit beleid alle betrokken partijen (gemeente, politie, bewoners, ondernemers en pandeigenaren) op de hoogte gesteld van de uitgangspunten die gelden voor het opleggen van een bestuursrechtelijke sanctie wanneer drugsproblematiek in of vanuit een pand wordt geconstateerd.

4. Uitgangspunten bestuursrechtelijk optreden

 

  • a.

    Handel in drugs wordt in het geheel niet gedoogd, ook niet in zogeheten coffeeshops die zich houden aan de door het College van procureurs-generaal opgestelde (Bl)AHOJG-criteria;

  • b.

    Er wordt handhavend opgetreden indien in een woning of lokaal handel in drugs plaatsvindt of heeft plaatsgevonden;

  • c.

    Het handhavend optreden bestaat in de regel uit het opleggen van een last aan de eigenaar en/of gebruikers van een woning en/of het lokaal om de woning en/of het lokaal waar handel in drugs heeft plaatsgevonden binnen een bepaalde termijn, in de regel een week, te sluiten en een bepaalde periode gesloten te houden, bij gebreke waarvan bestuursdwang (sluiting) wordt toegepast;

  • d.

    Indien er sprake is van een ernstige situatie (zie onder 6) kan er voor worden gekozen spoedeisende bestuursdwang toe te passen en derhalve geen termijn voor de tenuitvoerlegging van de sluiting te stellen.

4.1. Bestuursrechtelijke handhaving, keuze van sanctiemiddel

Artikel 13b van de Opiumwet geeft de burgemeester de bevoegdheid om een last onder bestuursdwang op te leggen. Een last onder bestuursdwang houdt in de last tot het herstellen in de normale toestand door het ongedaan maken, beëindigen of voorkomen van de overtreding. Bij de toepassing van artikel 13b Opiumwet houdt het opleggen van een last onder bestuursdwang in dat het pand feitelijk gesloten wordt.

 

In plaats van een last onder bestuursdwang kan ook een last onder dwangsom worden opgelegd aan betrokkene(n). Dit volgt uit artikel 5:32 van de Awb. De last onder dwangsom dient als een stok achter de deur. Bij toepassing van artikel 13b van de Opiumwet houdt het opleggen van een last onder dwangsom in, dat bij een volgende overtreding een dwangsom wordt verbeurd, wat feitelijk betekent dat betrokkene een ‘boete’ moet betalen.

 

Gezien de effecten die de handel in drugs vanuit een woning of lokaal heeft op het openbare leven, geniet feitelijk handelen de voorkeur boven het opleggen van een last onder dwangsom. Het opleggen van een last onder bestuursdwang in de vorm van sluiting van een pand wordt daarom als de meest effectieve maatregel beschouwd om de met de Opiumwet strijdige situatie te doen beëindigen en herhaling ervan te voorkomen.

 

Om die reden wordt voor de toepassing van bestuursdwang op grond van artikel 13b Opiumwet in principe gekozen voor directe sluiting van het betreffende pand. Gelet op de aantasting van het woonrecht uit artikel 8 EVRM is ten aanzien van bewoonde panden de marge ingebouwd om eerst te volstaan met een waarschuwing.

 

Belangenafweging

De bevoegdheid van de burgemeester tot toepassen van artikel 13b Opiumwet betreft een discretionaire bevoegdheid. Dat wil zeggen dat deze bevoegdheid gebruikt wordt na een belangenafweging. In deze beleidsregel wordt vastgesteld op welke wijze de burgemeester met deze discretionaire bevoegdheid om kan gaan. Zowel gebruikers/bewoners, als eigenaren hebben er belang bij dat een pand openblijft. De wetgever heeft bewust lokalen en woningen onder het regime van artikel 13b Opiumwet gebracht. Het is inherent aan deze keuze van de wetgever dat dit grote gevolgen kan hebben voor de eigenaren en gebruiker/bewoner. In de belangenafweging worden de belangen van zowel de eigenaar als de gebruiker/bewoner van het pand afgewogen tegen het belang om de verstoring van de openbare orde te herstellen. De aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs en de gevolgen daarvan voor de openbare orde en veiligheid zijn dermate ernstig dat herstel daarvan als algemeen belang in ieder geval zwaarder wordt geacht dan enkel het individuele financiële belang van een eigenaar.

 

Bij de afweging van de belangen van de bewoner tegenover de ernst van de situatie, zijn onderstaande indicatoren van belang. De indicatorenlijst bepaalt de ernst van de situatie en is niet limitatief. In de belangenafweging wordt rekening gehouden met alle omstandigheden van het specifieke geval. Ook op basis van een enkele hieronder genoemde omstandigheid kan sprake zijn van een voldoende ernstige situatie om direct over te gaan tot sluiting.

 

Indicatoren:

 

  • 1.

    De hoeveelheid aangetroffen middelen als bedoeld in lijst I en/of II van de Opiumwet. Uit het aantreffen van een handelshoeveelheid drugs in een pand mag het ernstige vermoeden worden ontleend, dat de daar aanwezige drugs bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking. Uitgangspunt is dat bij de aanwezigheid van een handelsvoorraad sprake is van een ernstige situatie en tot sluiting kan worden overgegaan. Dit laatste gebeurt in ieder geval, indien sprake is van een handelsvoorraad harddrugs.

  • 2.

    Er is sprake van een combinatie van middelen als bedoeld in lijst I en lijst II van de Opiumwet.

  • 3.

    De mate waarin de woning betrokken is bij, dan wel bekend staat als pand waar drugshandel of drugsbezit aanwezig is. Hierbij kan worden gedacht aan (waarnemingen van) aanloop van personen, die met drugshandel en/of drugsgebruik in verband kunnen worden gebracht; het aantreffen van attributen, die op handel in verdovende middelen wijst zoals weegschalen, grote hoeveelheden cash geld, versnijdingsmiddelen en verpakkingsmaterialen.

  • 4.

    Er is sprake van gewelds- of andere openbare orde delicten.

  • 5.

    Er is sprake van een of meer (vuur)wapen (s)/verboden wapenbezit als bedoeld in de Wet Wapens en Munitie.

  • 6.

    Er is sprake van (een vermoeden van) witwassen.

  • 7.

    Er is een vermoeden dat de bewoner(s)/betrokkenen verkeert/verkeren in kringen van personen met antecedenten (hierbij kan worden gedacht aan antecedenten in het kader van de Opiumwet of de Wet Wapens en Munitie, maar ook antecedenten op het gebied van geweld jegens personen of zaken, zoals mishandeling en bedreiging kunnen een rol spelen).

  • 8.

    De woning ligt in een voor drugscriminaliteit kwetsbare woonwijk.

  • 9.

    De mate van overlast, gevaar voor de omgeving en risico voor omwonenden.

  • 10.

    Aannemelijkheid dat de woning niet overeenkomstig de woonfunctie wordt gebruikt.

  • 11.

    Aannemelijkheid dat behalve de woning of het daarbij behorende erf nog een of meer locaties betrokken is/zijn bij drugshandel.

  • 12.

    Overige feiten of omstandigheden die duiden op drugshandel in georganiseerd verband. Dit kunnen bijvoorbeeld verklaringen of meldingen zijn van getuigen, omwonenden, gebruikers, handelaren e.d.

In aanvulling op voorgaande indicatoren, wordt in de situatie dat alleen sprake is van strafbare voorbereidingshandelingen, rekening gehouden met de volgende indicatoren:

 

  • 13.

    De aard van de stoffen of goederen. Hierbij kan gedacht worden aan het voorhanden hebben van een chemische stof, apparatuur of aanverwante artikelen welke niet of nauwelijks anders kunnen worden toegepast dan bij de productie, handel of transport van drugs.

  • 14.

    De mate waarin de goederen erop wijzen bestemd te zijn voor handel in drugs.

  • 15.

    De combinatie van aangetroffen stoffen of goederen. Hierbij kan gedacht worden aan het tegelijk verkopen, dan wel aanwezig hebben van goederen die voor (grootschalige) verwerking, transport of bereiding van drugs bedoeld zijn (grammenweegschalen, drugsverpakkingen, versnijdingsmiddelen).

  • 16.

    De hoeveelheid aangetroffen stoffen of goederen.

  • 17.

    Mate van bekendheid van het pand waar dergelijke producten verkocht, verhandeld of gebruikt kunnen worden.

  • 18.

    De mate van risico of gevaar voor het woon- of leefklimaat in de omgeving en/of voor omwonenden. Hierbij kan gedacht worden aan een buurt die door drugscriminaliteit reeds zwaar onder druk staat of het gevaar dat een drugslaboratorium met zich meebrengt.

5. Handhaving drugshandel in woningen en lokalen

 

Woningen en lokalen komen steeds vaker in beeld als verkooplocaties van drugs. Daarnaast worden veelvuldig hennepkwekerijen in woningen en lokalen aangetroffen. Om de handel in drugs in of vanuit woningen en lokalen tegen te gaan is daarom strikte handhaving gewenst en noodzakelijk.

 

Vanuit het algemeen belang wordt daarom met de uitvoering van het sluitingsbeleid beoogd om de handel in drugs in of vanuit woningen en lokalen te beëindigen en hierdoor tevens de veroorzaakte negatieve effecten terug te dringen. Erkend wordt dat het sluiten van een woning/lokaal ingrijpende (financiële) gevolgen heeft of kan hebben voor zowel de gebruikers als de eigenaren van het pand.

 

Er is echter door de gebruikers en mogelijk tevens door de eigenaren van de panden ook financieel voordeel behaald uit de illegale verkoop van drugs. Daar komt nog bij dat volgens vaste jurisprudentie de financiële gevolgen minder zwaar wegen dan het belang dat wordt gediend met sluiting.

 

Sluiting van panden voor een bepaalde structurele periode is noodzakelijk om te bewerkstelligen dat de illegale drugshandel vanuit deze panden daadwerkelijk en structureel eindigt. De bekendheid van de locatie als verkooppunt van drugs blijft immers enige tijd bestaan. Ook strekt de sluiting ertoe anderen ervan af te houden over te gaan tot vestiging van een illegaal verkooppunt in een pand.

5.1. Sanctiematrix

De sanctiematrix is uitgewerkt ten behoeve van lokalen en woningen.

 

Tabel 1: Sanctiematrix

 

Soort pand

Overtreding

1e overtreding

2e overtreding (binnen 3 jaar na 1e overtreding)

3e overtreding

(binnen 3 jaar na 2e overtreding)

Recidive (<3j)/Ernstige situatie

Lokaal

Voorbereidingshandelingen

Sluiting voor 3 maanden

Sluiting voor 6 maanden

Sluiting voor 12 maanden

Spoedsluiting voor 6 maanden

Lokaal

Harddrugs (lijst 1 Opiumwet)

Sluiting voor 3 maanden

sluiting voor 12 maanden

Sluiting voor 24 maanden

Spoedsluiting voor 6 maanden

Lokaal

Softdrugs (lijst 2 Opiumwet)

Sluiting voor 3 maanden

Sluiting voor 12 maanden

Sluiting voor 24 maanden

Spoedsluiting voor 6 maanden

Lokaal

Combinatie hard- en softdrugs (lijst 1 & 2 Opiumwet)

Sluiting voor 3 maanden

Sluiting voor 12 maanden

Sluiting voor 24 maanden

Spoedsluiting voor 6 maanden

Lokaal

Hennepkwekerij

Drugslaboratorium

(geen drugs aangetroffen)

Ontmanteling Bestuurlijke waarschuwing o.g.v. art 17 Woningwet

Sluiting o.g.v. art 17 Woningwet (eis van recidive)

Lokaal

Hennepkwekerij

Drugslaboratorium

(wel drugs aangetroffen)

Ontmanteling Sluiting o.g.v. art 13b Opiumwet

6/12 maanden

Woning

Voorbereidingshandelingen s

Sluiting voor 3 maanden

sluiting voor 6 maanden

sluiting voor 12 maanden

Spoedsluiting voor 6 maanden

Woning

Harddrugs (lijst 1 Opiumwet)

Sluiting voor 3 maanden

sluiting voor 12 maanden

Sluiting voor 24 maanden

Spoedsluiting voor 6 maanden

Woning

Softdrugs (lijst 2 Opiumwet)

Sluiting voor 3 maanden

Sluiting voor 6 maanden

Sluiting voor 12 maanden

Spoedsluiting voor 6 maanden

Woning

Combinatie hard- en softdrugs (lijst 1 & 2 Opiumwet)

Sluiting voor 3 maanden

Sluiting voor 12 maanden

Sluiting voor 24 maanden

Spoedsluiting voor 6 maanden

 

5.1.1. Toelichting sluitingstermijnen

  • In beginsel sluit de zwaarte van de verschillende sancties (sluitingsduur) aan op de ernst van de geconstateerde overtreding. De duur van de sluiting is in de eerste plaats afhankelijk van de soort overtreding, in die zin dat de sluitingsduur bij handel in harddrugs in beginsel langer is dan de sluitingsduur bij handel in softdrugs. Dit hangt samen met het beleidsmatig en strafrechtelijk onderscheid tussen soft- en harddrugs (lijst I en II behorend bij de Opiumwet) en de onaanvaardbare risico's van harddrugs.

  • De zwaarte van de sanctie bij het constateren van voorbereidingshandelingen is gelijk aan de sanctie die geldt bij de eerste constatering van hard- en softdrugs.

  • De sluitingsduur is voorts bij zowel handel in softdrugs als in harddrugs alsmede bij zowel woningen als lokalen langer indien eerder al een sanctie is opgelegd voor handel in drugs op de betreffende locatie.

  • Tot slot is bij de vaststelling van de verschillende sluitingstermijnen uitgegaan van de benodigde tijd die verwacht wordt om de bekendheid van een locatie als drugsadres teniet te doen, de rust in de directe omgeving te doen wederkeren of herhaling van ernstige verstoring van de openbare orde te voorkomen alsmede een verdere aantasting van het woon- en leefklimaat te voorkomen.

5.2. Rechtvaardiging van de inbreuk op het woonrecht (artikel 8 EVRM)

Toepassing van artikel 13b van de Opiumwet tast het recht op ongestoord genot van een bewoond pand aan, zoals dat is neergelegd in artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Artikel 13b van de Opiumwet voorziet echter in een wettelijke grondslag in het nationale recht voor een beperking van de persoonlijke levenssfeer. Het doel dat wordt gediend met dit artikel sluit aan bij het doelcriterium “voorkoming van strafbare feiten” zoals opgesomd in artikel 8, tweede lid, van het EVRM. Daarnaast worden ook rechten van anderen, in dit geval omwonenden, beschermd: overlast en/of gevaar wordt weggenomen en aan eventuele intimidatiepraktijken wordt een einde gemaakt. Toepassing van artikel 13b van de Opiumwet dient dus de door het EVRM genoemde, gerechtvaardigde belangen.

6. Ernstige situatie/spoedsluiting

 

Van een ernstige situatie is sprake als het aannemelijk is dat drugshandel vanuit een woning of een lokaal in georganiseerd (crimineel) verband plaatsvindt. Hiervan kan sprake zijn als naast de aangetroffen drugs er verpakkingsmaterialen, vuurwapens, grote contante geldbedragen, weegschalen, versnijdingmaterialen etc. aanwezig zijn.

 

Om een inschatting te maken of er sprake is van drugshandel in georganiseerd verband, is als hulpmiddel onderstaande indicatorenlijst opgesteld. Deze lijst heeft een alternatief en een niet limitatief karakter. Op basis van enkele indicatoren kan aannemelijkheid al aan de orde zijn.

 

Indicatorenlijst ernstige situatie:

 

  • a.

    De hoeveelheid aangetroffen middelen als bedoeld in lijst I en/of lijst II van de Opiumwet (dit zal in ieder geval een grotere hoeveelheid moeten zijn dan een hoeveelheid die duidt op eigen gebruik). Er moet minimaal sprake zijn van een hoeveelheid die duidt op beroeps- of bedrijfsmatige handel (hierbij wordt aangesloten bij de “aanwijzing Opiumwet” van het College van procureurs-generaal). Daarnaast kan er sprake zijn van andere signalen die duiden op beroeps- of bedrijfsmatigheid, zoals de aanwezigheid van verpakkingsmateriaal, grote som(men)(handels)geld, een weegschaal, assimilatielampen e.d.);

  • b.

    Er is sprake van gewelds- of andere openbare orde delicten;

  • c.

    Er is sprake van één of meer (vuur)wapen(s)/verboden wapenbezit als bedoeld in de Wet Wapens en Munitie;

  • d.

    Er is een vermoeden van verwijtbaarheid van de bewoner(s)/betrokkene(n);

  • e.

    Er is een vermoeden dat de bewoner(s)/betrokkene(n) verkeert/verkeren in kringen van personen met antecedenten (hierbij moet met name gedacht worden aan antecedenten t.a.v. de Opiumwet of de Wet Wapens en Munitie, maar ook antecedenten op het gebied van geweld jegens personen of zaken, zoals mishandeling, bedreiging, vernieling of diefstal e.d. kunnen een rol spelen);

  • f.

    Er is sprake van een combinatie van middelen als bedoeld in lijst I en lijst II Opiumwet;

  • g.

    De mate van gevaar voor de sociaal-maatschappelijke omgeving, mate van het risico voor omwonenden;

  • h.

    Aannemelijkheid dat behalve de woning, het lokaal of het daarbij behorende erf nog één of meer locaties betrokken is/zijn bij drugshandel in georganiseerd verband of als aanwezigheid van drugs hierop duidt;

  • i.

    Overige feiten of omstandigheden die duiden op drugshandel in georganiseerd verband. Dit kunnen bijvoorbeeld: verklaringen of meldingen zijn van getuigen, omwonenden, gebruikers, handelaren en dergelijke.

7. Procedure tot sluiting

 

Bij de procedure tot sluiting van een woning of lokaal worden de bepalingen van de Algemene Wet bestuursrecht in acht genomen. Alvorens over te gaan tot het daadwerkelijk sluiten van een woning of lokaal wordt aan belanghebbenden in beginsel de gelegenheid geboden een zienswijze in te dienen tegen het voorgenomen besluit. Als de omstandigheden van het geval daartoe aanleiding geven (bijvoorbeeld gelet op de omvang of de frequentie van de overtredingen en/of de veroorzaakte dan wel terug te dringen overlast) kan ervoor worden gekozen spoedeisende bestuursdwang toe te passen en derhalve geen zienswijze mogelijkheid te bieden. Dit volgt uit artikel 4:11, aanhef en sub a van de Awb. Bij de toepassing van spoedeisende bestuursdwang dient de woning of het lokaal immers direct te worden gesloten (artikel 5:31 Algemene wel bestuursrecht).

7.1. Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken (WKPB)

Het besluit tot sluiting van een woning of lokaal ex. artikel 13b van de Opiumwet moet op grond van de WKPB worden geregistreerd en gepubliceerd in een WKPB-register. Het doel van deze wet is om eenvoudig inzicht te krijgen in de door de overheid opgelegde beperkingen op een stuk grond of een gebouw. De last onder bestuursdwang geldt als zodanige beperking.

7.2 Tijdstip ingaan sluiting

Lokalen worden, indien dit niet nader is bepaald in de last, 24 uur na bekendmaking van de last gesloten, tenzij sprake is van spoedeisende bestuursdwang of andere zwaarwegende omstandigheden een eerdere sluiting van het pand eisen. Woningen worden, indien dit niet nader is bepaald in de last, 72 uur na bekendmaking van de last gesloten, tenzij sprake is van spoedeisende bestuursdwang of andere zwaarwegende omstandigheden een eerdere sluiting van het pand eisen.

7.3 Vervangende woonruimte

Het sluiten van een woning na het aantreffen van een handelshoeveelheid drugs, is zeer ingrijpend voor eventuele bewoners. Voor bewoners van panden die worden gesloten, wordt vanuit de gemeente echter geen vervangende woonruimte gezocht. Men heeft een bepaald risico genomen door zich in te laten met de productie en/of handel in drugs en de gevolgen van die keuze mogen voor de betreffende bewoners worden gelaten.

7.4 Kosten bestuursdwang

Het toepassen van bestuursdwang brengt kosten met zich mee, die verhaald kunnen worden op de eigenaar en de gebruiker van het pand. De volgende kosten zullen in principe, indien gemaakt, in rekening worden gebracht:

 

  • vervangen van sloten;

  • kosten van de ontmanteling;

  • dierenopvang;

  • afsluiten van nutsvoorzieningen.

Dit is een opsomming van de meest voorkomende kosten die worden gemaakt en is geen limitatieve lijst.

8. Samenloop

 

Indien er sprake is van handel in zowel soft- als harddrugs, wordt de sanctie opgelegd die geldt bij de constatering van handel in harddrugs.

 

Indien handel in softdrugs wordt geconstateerd nadat er al een sanctie is opgelegd voor de handel in harddrugs, wordt de sanctie opgelegd die hoort bij de tweede of volgende constatering van handel in softdrugs.

 

Indien handel in harddrugs wordt geconstateerd nadat er al een sanctie is opgelegd voor handel in softdrugs, wordt de sanctie opgelegd die hoort bij de tweede of volgende constatering van handel in harddrugs.

9. Betreden gesloten verklaard pand

 

Het is eenieder verboden om een krachtens artikel 13b Opiumwet gesloten pand te betreden. Het gesloten verklaren van het pand wordt kenbaar gemaakt door publicatie van de sluiting en het bevestigen van notificaties op het pand. Het pand mag alleen worden betreden indien de burgemeester daartoe ontheffing verleend.

 

In de regel wordt slechts ontheffing van het verbod verleend ingeval van een dringende en/of zwaarwichtige reden. Om voor een ontheffing in aanmerking te komen moet een schriftelijk en gedetailleerd verzoek om ontheffing worden ingediend, waaruit in ieder geval duidelijk blijkt voor wie de ontheffing moet gelden, voor welk doel en voor welke periode (tijdsduur).

9.1. Opheffing sluiting gesloten verklaard pand

De burgemeester is bevoegd een sluiting van een pand tussentijds op te heffen. Het uitgangspunt is echter dat een sluiting die is opgelegd ook wordt geëffectueerd en alleen bij wijze van uitzondering tussentijds kan worden opgeheven. Er kan alleen tot opheffing van een sluiting worden besloten indien er sprake is van een verzoek van een belanghebbende. Hierin moet gemotiveerd worden aangegeven dat het op basis van nieuwe feiten en omstandigheden aannemelijk is dat er niet opnieuw overtredingen van de Opiumwet gepleegd worden in of bij het betreffende pand.

Er dienen voldoende maatregelen te zijn getroffen om te voorkomen dat erin of vanuit een woning of lokaal opnieuw drugshandel plaatsvindt. In dit verband gelden de volgende subvereisten:

 

  • a.

    De (nieuwe) eigenaar van de woning of het lokaal heeft geen overtreding van de Opiumwet begaan.

  • b.

    De nieuwe huurder/gebruiker van de woning of het lokaal heeft geen overtreding van de Opiumwet begaan.

  • c.

    De nieuwe huurder/gebruiker van de woning of het lokaal mag niet dezelfde zijn als degene tegen wie het sluitingsbevel was gericht en mag niet in de woning woonachtig zijn geweest ten tijde van de sluiting of op enige manier (bijvoorbeeld als leidinggevende/werknemer) betrokken zijn geweest bij de exploitatie van het gesloten lokaal.

  • d.

    Bij het verzoek dient een plan te worden overlegd waaruit blijkt op welke wijze zal worden voorkomen dat er opnieuw overtredingen van de Opiumwet plaatsvinden.

  • e.

    Voor zover het een lokaal betreft, betekent hetgeen gesteld onder d, dat ook wordt aangegeven welke invulling aan het gebruik van het lokaal zal worden gegeven.

Het onderbrengen van (een) andere huurder(s) in een pand of de eigendomsoverdracht van een pand nadat een bestuursdwangmaatregel is opgelegd betekent niet dat er van bestuursdwang wordt afgezien. Bij een wisseling van huurder(s)/verandering van eigenaar wordt, vanwege de bekendheid van het betreffende pand als drugspand, toepassing van bestuursdwang onverminderd noodzakelijk geacht, behalve als de omstandigheden van het geval tot een andere conclusie moeten leiden.

10. Afwijkingsbevoegdheid

 

In bijzondere omstandigheden kan de burgemeester afwijken van deze beleidsregels. Afhankelijk van de omstandigheden kan bijvoorbeeld worden gekozen voor een langere of kortere sluitingsduur. Bij de beoordeling van de vraag welke alternatieve sluitingsduur in een betreffend geval passend is, zal rekening worden gehouden met de bekendheid van een woning of lokaal als drugsadres, de noodzaak om de rust in de directe omgeving te doen wederkeren of herhaling van een ernstige verstoring van de openbare orde te voorkomen alsmede een verdere aantasting van het woon- en leefklimaat te voorkomen.

Intrekken beleidsregel

Beleidsregels artikel 13b Opiumwet gemeente Midden-Delfland 2018’. Met het vaststellen van deze beleidsregel wordt de Beleidsregels artikel 13b Opiumwet gemeente Midden-Delfland 2018 ingetrokken.

Inwerkingtreding en bekendmaking

Dit besluit treedt in werking op de dag na bekendmaking (artikel 3:40 en artikel 3:42 Algemene wet bestuursrecht).

Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels artikel 13b Opiumwet gemeente Midden-Delfland 2021’.

 

Aldus op 7-9-2021 vastgesteld door:

De burgemeester van Midden-Delfland,

A.J. Rodenburg