Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Bergen (L)

Gedragscode voor de raads- en commissieleden van de gemeente Bergen (L) 2021

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBergen (L)
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingGedragscode voor de raads- en commissieleden van de gemeente Bergen (L) 2021
CiteertitelGedragscode voor de raads- en commissieleden van de gemeente Bergen (L) 2021
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 15, derde lid, van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

22-09-2021nieuwe regeling

13-07-2021

gmb-2021-324418

Tekst van de regeling

Intitulé

Gedragscode voor de raads- en commissieleden van de gemeente Bergen (L) 2021

Inleiding

 

Deze inleiding maakt integraal deel uit van deze gedragscode.

 

Voor het adequaat functioneren van de overheid zijn gezaghebbende volksvertegenwoordigers en bestuurders noodzakelijk. Personen die het vertrouwen genieten van de burgers omdat ze deskundig, gedreven en integer zijn. Zij moeten het belang van de gemeente dienen en zijn er voor alle burgers.

 

In de dagelijkse praktijk is het belangrijk dat een politieke ambtsdrager, zoals een raads- of commissielid, herkent en voorkomt in een situatie terecht te komen waarin hij of zij de schijn tegen heeft. Het correcte optreden van een raads- of commissielid draagt bij aan een betrouwbare uitstraling van de gemeente en haar bestuursorganen. Vertrekpunt voor de politieke ambtsdrager is de eed of belofte die bij de ambtsaanvaarding wordt afgelegd. Integriteit is niet alleen een kwestie van regels, maar betreft ook de onderlinge omgangsvormen. Een respectvolle omgang met burgers en organisaties, tussen politieke ambtsdragers onderling en tussen politieke ambtsdragers en medewerkers, met behoud van eigen politieke inhoud en stijl, is van groot belang.

 

Als gevolg van allerlei maatschappelijke ontwikkelingen kan de integriteit van volksvertegenwoordigers en bestuurders onder druk komen te staan. Het is daarom van belang om gedragscodes af te spreken die houvast geven. Voor elk van de drie gemeentelijke bestuursorganen vereist de Gemeentewet een door de raad vast te stellen gedragscode. De voorliggende gedragscode is bestemd voor raads- en commissieleden.

 

Karakter van de gedragscode

Het rechtskarakter van de gedragscode is dat van een interne regeling, als nadere invulling en concretisering van de wettelijke regels. De gedragscode bevat in aanvulling op wettelijke regels gedragsnormen en regels over procedures die de transparantie van het handelen van politieke ambtsdragers en van de besluitvorming over en de naleving van de normen vergroten. Zij vormt een beoordelingskader en leidraad bij twijfel, vragen en discussies. Het niet naleven van de gedragscode heeft niet altijd rechtsgevolgen. Er is sprake van zelfbinding. De regels worden in gezamenlijk debat vastgesteld door de politieke ambtsdragers zelf. Dat maakt de gedragscode echter niet vrijblijvend. De bestuurders kunnen op de gedragscode worden aangesproken en zij dienen zich over de naleving ervan te verantwoorden. Het niet naleven van de gedragscode kan dus onderdeel worden van politiek debat en politieke gevolgen hebben.

Hoe om te gaan met (mogelijke) schendingen van de gedragscode, is beschreven in een apart protocol.

 

Werken aan de integriteit van de Bergense politiek

Integriteit is een thema dat betekenis krijgt in het handelen. Een integriteitsbeleid dat alleen op papier bestaat is slechts een dode letter. Daarom moet het handelen van politieke ambtsdragers regelmatig onderwerp van gesprek zijn, juist ook onderling, en daarbij geeft deze gedragscode ondersteuning. Integer handelen kan alleen in een cultuur en organisatie waar ook de andere waarden van goed bestuur worden nagestreefd. De Nederlandse Code voor Goed Openbaar Bestuur verbindt openheid en integriteit met de kernwaarden participatie, behoorlijke contacten met burgers, doelgerichtheid en doelmatigheid, legitimiteit, lerend en zelfreinigend vermogen en verantwoording. Al deze kernwaarden klinken in verschillende mate door in deze gedragscode. Uiteindelijk is de politieke ambtsdrager primair zelf verantwoordelijk voor zijn integriteit en hij of zij zal zich daar in alle openheid over moeten verantwoorden. Deze nieuwe gedragscode is behulpzaam bij het handhaven van de politieke en bestuurlijke integriteit, zowel preventief als repressief.

 

Functies van de gedragscode

Deze gedragscode:

  • stimuleert de morele oordeelsvorming van individuen;

  • stelt de norm;

  • definieert specifieke handelingen als schendingen;

  • maakt zorgvuldig optreden tegen schendingen mogelijk;

  • geeft richting aan de morele oordeelsvorming van individuen.

De gedragscode beschermt daarnaast specifiek de zuiverheid van de politieke en bestuurlijke besluitvorming. Het gaat dan om het voorkomen van omkoping of beïnvloeding en belangenverstrengeling. Die vervalsen immers de besluitvorming en resulteren per definitie in machtsmisbruik. In de gedragscode worden politieke ambtsdragers zelfs opgeroepen actief de schijn van belangenverstrengeling en corruptie tegen te gaan.

 

Waar in deze gedragscode wordt gesproken over ‘raadslid’ moet ook ‘commissielid’ worden gelezen. Waar ‘hij’ staat, kan ook ‘zij’ worden gelezen.

1. Regels rondom (de schijn van) belangenverstrengeling

Artikel 1  

Een raadslid mag zijn invloed en stem niet gebruiken om een persoonlijk belang veilig te stellen of het belang van een ander of van een organisatie bij wie hij een persoonlijke betrokkenheid heeft.

Artikel 1.1  

Een raadslid moet actief en uit zichzelf belangenverstrengeling, en ook de schijn daarvan, tegengaan.

 

Toelichting:

De wetgever biedt raadsleden op een aantal manieren bescherming tegen de verleiding van belangenverstrengeling en tegen de schijn ervan.

 

  • (1)

    De wetgever geeft ten eerste aan dat de gemeenteraad als bestuursorgaan zijn taak zonder vooringenomenheid moet vervullen (Algemene wet bestuursrecht artikel 2:4; Gemeentewet artikel 14). De wetgever geeft de gemeenteraad de verantwoordelijkheid ervoor te waken dat persoonlijke belangen van raadsleden de besluitvorming niet beïnvloeden (Gemeentewet artikel 27). Met persoonlijk belang wordt gedoeld op ieder belang dat niet behoort tot de belangen die de gemeenteraad uit hoofde van zijn taak behoort te vervullen. Deze waakzaamheid geldt ook als het gaat om de schijn van belangenverstrengeling.

  •  

  • Let wel: het gaat hier om persoonlijke belangen; het gaat niet alleen om ‘persoonlijk gewin’ of ‘persoonlijk voordeel’ of ‘persoonlijke financiële inkomsten’. Raadsleden moeten dus beoordelen of er sprake is van een persoonlijk belang waardoor belangenverstrengeling ontstaat die de besluitvorming onterecht kan beïnvloeden.

  • De wetgever doet een beroep op de verantwoordelijkheid van de gemeenteraad als geheel om ervoor te waken dat persoonlijke belangen van zijn leden de besluitvorming niet beïnvloeden. Deze verplichting geldt gedurende het gehele proces van besluitvorming en niet alleen tijdens de stemming. Politieke ambtsdragers struikelen soms in gevallen waarin er ‘slechts’ sprake is van de schijn van belangenverstrengeling. Het is dan ook in het belang van politici zelf dat dit voorschrift zo expliciet in de gedragscode is opgenomen.

 

  • (2)

    De wetgever verbiedt raadsleden expliciet te stemmen als er sprake is van een aangelegenheid waarbij een raadslid een persoonlijk belang heeft (Gemeentewet artikel 28). De wetgever probeert daarmee uit te sluiten dat een raadslid meestemt als er sprake is van belangenverstrengeling.

 

  • (3)

    In een aantal gevallen vindt de wetgever dat die bescherming door het verbod te stemmen niet ver genoeg gaat. In die gevallen verbiedt de wetgever raadsleden expliciet bepaalde welomschreven functies te bekleden, rollen te vervullen en (rechts)handelingen uit te voeren (Gemeentewet artikel 13 en 15). In de artikelen 1.4 en 1.5 van deze gedragscode wordt naar die verboden verwezen.

 

  • (4)

    De wetgever eist van raadsleden dat zij alle functies openbaar maken die zij vervullen naast het raadslidmaatschap (Gemeentewet artikel 12). Op die manier wordt het voor andere raadsleden, bestuurders, fractievoorzitters, partijbestuurders, de griffier en de gemeentesecretaris mogelijk een raadslid te waarschuwen voor de kwesties waarin belangenverstrengeling dreigt. Ook de pers en anderen kunnen op basis daarvan hun controlerende taak uitoefenen. Daarom is in deze gedragscode ook verordonneerd dat raadsleden al hun substantiële financiële belangen bekendmaken bij ondernemingen die zaken doen met de gemeente. Naar analogie van de Wet financiering politieke partijen dragen partijen zorg voor een openbaar giftenreglement.

Artikel 1.2  

Een raadslid onthoudt zich alleen van deelname aan de stemming als er sprake is van een beslissing waarbij belangenverstrengeling dreigt; het gaat dan om kwesties waar hij zelf een persoonlijk belang bij heeft, of om kwesties waarbij het gaat om een belang van een individu of organisatie waarbij hij een substantiële betrokkenheid heeft (Gemeentewet artikel 28).

Artikel 1.3  

Een raadslid onthoudt zich bij beslissingen waarbij belangenverstrengeling dreigt, niet alleen van stemming (zie artikel 1.2 van de gedragscode) maar ook van de beïnvloeding van de besluitvorming in de andere fases van het besluitvormingsproces; denk bijvoorbeeld aan het initiëren van of meedoen aan handtekeningenacties of het bepleiten van persoonlijke aangelegenheden bij wethouders of collega-raadsleden (Gemeentewet artikel 28).

Artikel 1.4  

Een raadslid mag bepaalde in de Gemeentewet opgesomde functies niet uitoefenen (Gemeentewet artikel 13).

Artikel 1.5  

Een raadslid mag bepaalde in de Gemeentewet genoemde overeenkomsten niet aangaan en bepaalde handelingen niet verrichten (Gemeentewet artikel 15).

Artikel 1.6  

Een raadslid maakt openbaar welke betaalde en onbetaalde functies hij vervult naast het raadslidmaatschap (Gemeentewet artikel 12).

Artikel 1.7  

De griffier van de raad draagt zorg voor een geactualiseerde openbare lijst met functies van raadsleden. Op deze lijst wordt tevens vermeld of de werkzaamheden al dan niet bezoldigd zijn (Gemeentewet artikel 12).

Artikel 1.8  

Een raadslid doet er opgaaf van dat hij substantiële financiële belangen heeft - bijvoorbeeld aandelen, opties en derivaten - in ondernemingen waarmee de gemeente zaken doet of waarin de gemeente een belang heeft. Deze financiële belangen zijn openbaar en worden ter inzage gelegd. Ook een tussentijds ontstaan substantieel financieel belang dient opgegeven te worden.

Artikel 1.9  

De griffier van de raad draagt zorg voor een geactualiseerde openbare lijst met gemelde financiële belangen van raadsleden.

2. Regels rondom (de schijn van) omkoping of beïnvloeding

Artikel 2  

Een raadslid mag zijn invloed en zijn stem niet laten kopen of beïnvloeden door geld, goederen of diensten die hem zijn gegeven of hem in het vooruitzicht zijn gesteld (Gemeentewet artikel 14).

 

Toelichting:

Het bovenstaande artikel geeft een definitie van omkoping of beïnvloeding voor raadsleden. Ging het bij belangenverstrengeling nog om het onterecht laten meewegen van een persoonlijk belang bij de besluitvorming, hier gaat het om omkoping of beïnvloeding van een politicus. Belangenverstrengeling is niet in het Wetboek van Strafrecht opgenomen, omkoping is dat wel (Wetboek van Strafrecht, artikel 328ter). In de onderliggende artikelen zijn regels opgenomen om te helpen de (schijn van) omkoping of beïnvloeding te voorkomen.

Artikel 2.1  

Een raadslid moet actief en uit zichzelf de schijn van omkoping of beïnvloeding tegengaan.

 

Aannemen van geschenken

 

Toelichting:

Geschenken zijn een sluiproute naar omkoping of beïnvloeding. Ze kunnen gebruikt worden om de besluitvorming in een bepaalde richting te dwingen. Ze kunnen worden gebruikt voor omkoping of de aanloop daartoe vormen. Ze wekken in ieder geval de schijn. De hieronder staande regels zijn geformuleerd als ‘nee, tenzij’; een raadslid neemt geen geschenken aan, tenzij er goede redenen zijn om hiervan af te wijken. De afwijkingen dienen bekend gemaakt te worden bij de griffier, die bepaalt welke vervolgstappen nodig zijn.

Artikel 2.2  

Een raadslid neemt geen geschenken aan waarvan kan/mag worden aangenomen dat die hem uit hoofde van of vanwege zijn functie worden aangeboden, tenzij:

  • a.

    het weigeren, teruggeven of terugsturen de gever ernstig zou kwetsen of bijzonder in verlegenheid zou brengen;

  • b.

    het weigeren, teruggeven of terugsturen om praktische redenen onwerkbaar is;

  • c.

    het gaat om een incidentele, kleine attentie (zoals een bloemetje of fles wijn) waarbij de schijn van omkoping of beïnvloeding minimaal is.

Artikel 2.3  

Als geschenken om een van de in artikel 2.2 van de gedragscode genoemde redenen niet zijn geweigerd, teruggegeven of teruggestuurd, of om andere redenen toch in het bezit zijn van het raadslid, wordt dit gemeld aan de griffier, tenzij het gaat om het genoemde onder artikel 2.2 onder c van de gedragscode. De geschenken worden dan alsnog teruggestuurd dan wel worden eigendom van de gemeente. De griffier zorgt voor de registratie van giften en hun gemeentelijke bestemming.

Artikel 2.3a  

Attenties met een geschatte waarde van meer dan € 75,-- worden in een register openbaar gemaakt.

 

Aannemen van faciliteiten en diensten

 

Toelichting:

Accepteren van faciliteiten of diensten van anderen kan een afhankelijkheid creëren, of een dankbaarheid, die de zuiverheid van het besluitvormingsproces kan aantasten. Ook met het aannemen van faciliteiten en diensten kan een raadslid gecorrumpeerd raken. Het kan in ieder geval de schijn van corruptie opwekken.

Artikel 2.4  

Een raadslid accepteert geen faciliteiten en diensten van anderen die hem uit hoofde van of vanwege zijn functie worden aangeboden, tenzij:

  • a.

    het weigeren ervan het raadswerk onmogelijk of onwerkbaar zou maken en

  • b.

    tegelijkertijd de schijn van omkoping of beïnvloeding minimaal is.

Artikel 2.5  

Een raadslid gebruikt faciliteiten of diensten van anderen die uit hoofde of vanwege de raadsfunctie worden aangeboden niet voor privédoeleinden.

 

Accepteren van uitnodigingen voor werkbezoeken, lunches, diners en recepties

 

Toelichting:

De verplichting actief het ontstaan van de schijn van omkoping of beïnvloeding tegen te gaan, betekent dat werkbezoeken, lunchen, dineren of naar recepties gaan op kosten van anderen waar mogelijk moet worden vermeden, tenzij de redenen van artikel 2.6 van de gedragscode van toepassing zijn.

Artikel 2.6  

Een raadslid accepteert werkbezoeken, lunches, diners, recepties en andere uitnodigingen die door anderen betaald en/of georganiseerd worden, alleen als

  • a.

    dat behoort tot de uitoefening van het raadswerk en

  • b.

    de aanwezigheid beschouwd kan worden als functioneel (protocollaire taken, formele vertegenwoordiging van de gemeente, uitnodiging met beschreven doel betreffende de gewenstheid van de aanwezigheid) en

  • c.

    tegelijkertijd de schijn van omkoping en beïnvloeding minimaal is.

Accepteren van reizen en verblijven (en ander uitnodigingen)

 

Toelichting:

Wat voor werkbezoeken, lunches en diners geldt, geldt in nog sterkere mate voor reizen op kosten van derden. Dat wordt in de regel met grote argwaan bekeken. Het is beter alle schijn in deze gevallen te vermijden.

Artikel 2.7  

Een raadslid accepteert reizen en verblijven waarbij reis- en verblijfkosten door anderen betaald worden alleen bij hoge uitzondering. Een dergelijke invitatie dient altijd te worden besproken in het presidium. De invitatie mag alleen geaccepteerd worden als het bezoek aantoonbaar van groot belang is voor de gemeente en de schijn van omkoping of beïnvloeding minimaal is. Van een dergelijke reis wordt altijd verslag gedaan aan de raad.

3. Regels rondom het gebruik van gemeentelijke faciliteiten en financiële middelen

Artikel 3  

Een raadslid houdt zich aan het beleid dat is vastgesteld voor het gebruik van gemeentelijke faciliteiten en financiële middelen.

 

Toelichting:

Raadsleden krijgen voor hun raadswerk de beschikking over een aantal faciliteiten en over financiële middelen van de gemeente.

Artikel 3.1  

Een raadslid houdt zich aan het beleid dat is vastgesteld voor het gebruik van interne voorzieningen van algemene aard zoals computerapparatuur met toebehoren, laptop, tablet en dergelijke.

Artikel 3.2  

Een raadslid houdt zich aan de regelgeving en het beleid dat is vastgesteld met betrekking tot onkostenvergoedingen en declaraties.

4. Regels rondom informatie

Artikel 4  

De raad ziet er op toe dat het college van Burgemeester en Wethouders de raad goed informeert (Gemeentewet artikel 169).

 

Toelichting:

Wetten, verordeningen, beleid en handelen van de overheid hebben grote invloed op het leven van burgers. Daaruit volgt dat de burger er recht op heeft over het overheidshandelen goed geïnformeerd te worden. De burger heeft er ook recht op de onderliggende redeneringen en afwegingen te kennen en te weten wie welke positie heeft ingenomen. Dat bij elkaar opgeteld schept de verplichting voor ambtenarenapparaat, college van B&W en raad om de burger nauwkeurig en op tijd op de hoogte te brengen van wat er wordt besproken, besloten en uitgevoerd. Dat neemt niet weg dat het ook voorkomt dat informatie rond overheidshandelen niet bekend en verspreid mag worden. Het gaat dan altijd om gevallen waarin het openbaar maken zou leiden tot het schenden van rechten van burgers, tot het onterecht toebrengen van schade aan burgers, of schade aan collectieve belangen.

Het college van B&W dient zeer prudent om te gaan met het geheim verklaren van stukken. En de raad moet hier op toezien.

Een ander punt rond informatie is het informatierecht van de raad. Het college van B&W en de burgemeester verstrekken de raad alle inlichtingen die hij nodig heeft voor de uitoefening van zijn taak. In de Handreiking actieve en passieve informatieplicht Bergen 2014 is dit nader omschreven. Daarnaast geven het college van B&W en de burgemeester de raad mondeling of schriftelijk alle door één of meer leden gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang. Als grens aan het verstrekken van inlichtingen aan de raad is dus genoemd: het moet gaan om informatie die noodzakelijk is voor het uitoefenen van de taak. Er kan discussie ontstaan over de vraag wanneer het punt bereikt is dat ‘de noodzakelijke informatie’ verstrekt is. Daar moeten politieke ambtsdragers samen uitkomen. Ook rond het vragen van informatie speelt het risico op belangenverstrengeling, omkoping of beïnvloeding.

Artikel 4.1  

Een raadslid betracht maximale openheid als het gaat om zijn eigen beleid en beslissingen en om de beweegredenen daarvoor. Hij handelt in overeenstemming met de Gemeentewet en met de Wet openbaarheid van bestuur.

Artikel 4.2  

Een raadslid dat de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het geheime of vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behalve als de wet hem tot mededeling verplicht.

Artikel 4.3  

Een raadslid maakt niet ten eigen bate of ten bate van een ander gebruik van in de uitoefening van het ambt verkregen informatie.

Artikel 4.4  

Een raadslid gaat zorgvuldig om met (het openbaar maken of doorsturen van) van brieven en e-mails van anderen en houdt de afzender zo mogelijk op de hoogte van acties. Bij twijfel over de bedoeling van de afzender informeert het raadslid hier eerst naar.

Artikel 4.5  

Een raadslid is zich ervan bewust dat op social media allerlei grenzen, zoals tussen publiek en privé, vervagen en houdt rekening met de risico’s die het gebruik van social media meebrengt voor de uitoefening van zijn functie als raadslid.

5. Regels rondom de onderlinge omgang en de gang van zaken tijdens de vergaderingen

Artikel 5  

Politieke ambtsdragers gaan respectvol met elkaar en met ambtenaren om.

 

Toelichting:

Elk raadslid, elke bestuurder en elke ambtenaar is een medemens en medeburger. Op basis daarvan verdient ieder raadslid, iedere bestuurder en iedere ambtenaar respect. Een respectvolle omgang met elkaar maakt het daarnaast beter mogelijk met elkaar tot een werkelijke beraadslaging te komen. Dat is wezenlijk voor een zorgvuldige besluitvorming. Bovendien is de manier waarop het college en de raad met elkaar omgaan van invloed op de geloofwaardigheid van de politiek.

Artikel 5.1  

Raadsleden bejegenen elkaar, bestuurders, de griffie(r) en andere ambtenaren op correcte wijze in woord, gebaar en geschrift.

Raadsleden vallen elkaar niet persoonlijk aan en twijfelen niet aan elkaars integriteit. Een raadslid twijfelt er niet aan dat ieder raadslid vanuit zijn eigen opvatting het algemeen belang oprecht dient en de rechten van individuen wil beschermen

Artikel 5.2  

Raadsleden houden zich tijdens de raads- en commissievergaderingen aan het reglement van orde en volgen de aanwijzingen van de voorzitter op.

Raadsleden verdraaien de feiten niet en werken er samen aan dat de feiten boven tafel komen. Raadsleden zijn eerlijk in hun overwegingen en luisteren naar elkaars argumenten en beschouwen deze als bijdragen aan zorgvuldige besluitvorming.

Artikel 5.3  

Raadsleden onthouden zich in woord, gebaar en geschrift, inclusief elektronische berichten, van persoonlijke aanvallen op individuele raadsleden, bestuurders en/of ambtenaren in of rondom raads- en commissievergaderingen en in het openbaar. Raadsleden komen in de openbaarheid op voor elkaar en voor het ambt. Zij accepteren niet dat een collega raadslid, wethouder of burgemeester onheus wordt bejegend en treden daar actief tegen op.

6. Regels rondom de naleving van de gedragscode

Artikel 6  

De raad stelt de gedragscode vast voor elk van de bestuursorganen: de raad, de wethouders en de burgemeester (Gemeentewet artikel 15 lid 3, 41c lid 2, 69 lid 2).

 

Toelichting:

Naast het vaststellen van een gedragscode met daarin heldere gedragsregels is het van groot belang dat er op wordt toegezien dat de gedragscode ook daadwerkelijk wordt nageleefd. In de gedragscode zijn immers de regels opgenomen voor politici die zijn gebaseerd op de wet. Ze leggen de voorwaarden vast waaraan het handelen van politici minimaal moet voldoen. Als politici zich niet aan deze regels houden, komen zij daarmee als het ware onder het morele minimum dat zij met elkaar hebben afgesproken. Het toezien op de naleving van de gedragscode is niet alleen een verantwoordelijkheid van de raad, maar een gedeelde verantwoordelijkheid van alle betrokkenen. Bijzondere rollen zijn weggelegd voor de burgemeester (Gemeentewet artikel 170 lid 2) als voorzitter van het college en de raad, voor de commissievoorzitters, het presidium, de raadscommissies, de fractievoorzitters, de gemeentesecretaris en de griffier en voor de partij- en afdelingsbesturen.

Artikel 6.1  

De raad ziet erop toe dat de gedragscodes worden nageleefd.

De raad stelt in een apart protocol regels vast over de naleving van de gedragscodes.

Artikel 6.2  

De raad ziet er in het bijzonder op toe dat de raad zijn eigen gedragscode naleeft. De griffier ondersteunt de raad hierbij.

 

Toelichting:

Er zijn verschillende fasen te onderscheiden die spelen bij het toezien op de naleving van de gedragscode, te weten:

  • het bespreken van lastige integriteitkwesties;

  • het signaleren van vermoedens van schendingen van de gedragscode;

  • het eventueel onderzoeken van vermoedens van schendingen van de gedragscode;

  • het eventueel sanctioneren van schendingen van de gedragscode.

In iedere fase is het van belang om ‘onpartijdig’, ‘terughoudend met publiciteit’ en ‘zorgvuldig’ te zijn. Alleen dan kan een rechtvaardige manier van handhaven van de gedragscode worden gegarandeerd.

 

Regels hierover worden in een apart protocol – dat geldt voor alle drie de bestuursorganen- vastgelegd (zie artikel 6.1).

Artikel 6.3  

Minimaal 1 keer per bestuursperiode evalueert het presidium de gedragscode voor de raadsleden op actualiteit, functioneren en of deze naar behoren wordt nageleefd. Het presidium brengt hierover verslag uit aan de gemeenteraad.

Artikel 6.4  

Als een raadslid twijfelt of een handeling die hij wil verrichten of nalaten een overtreding van de gedragscode zou kunnen zijn, wint hierover advies in bij de griffier.

 

Vingeroefeningen

1.Vingeroefeningen rondom (de schijn van) belangenverstrengeling

 

Oefening 1:

Een raadslid is voorzitter van een voetbalvereniging. Mag het raadslid zijn raadslidmaatschap combineren met dit voorzitterschap?

 

Antwoord:

Artikel 13 van de Gemeentewet verbiedt de combinatie van deze functies niet. Artikel 1.4 van de gedragscode wordt dus niet overtreden door het combineren van deze functies. De functie moet wel worden gemeld (zie artikel 1.6 van de gedragscode) en de griffier moet zorgdragen voor bekendmaking van deze nevenactiviteit (artikel 1.7 van de gedragscode).

 

Let op: een raadslid moet al zijn functies melden.

 

Variant 1:

De Sportnota wordt behandeld in de raad. Mag dit raadslid meestemmen?

 

Antwoord:

Ja. In de Sportnota worden beslissingen voorgelegd die alle sport betreffen. Er treedt dus a priori geen verstrengeling van belangen op als dit raadslid mee doet aan de besluitvorming in de raad. Kennis bij raadsleden over sport is van groot belang om kwalitatief goede besluiten over sport te nemen voor de gemeente. Het is dus van belang dat hij meedoet in de besluitvorming.

 

Let op: De redenatie ‘bij twijfel niet meestemmen’ gaat niet altijd op. Het ligt in de kern van de taak van een politicus om te stemmen. Hij mag dus slechts in een beperkt aantal – in de wet genoemde gevallen – niet meestemmen. Meestemmen mag niet als het belang van een raadslid ('of een individu of organisatie waarbij hij een persoonlijke betrokkenheid bij heeft') wordt verstrengeld met het algemeen belang. In alle andere gevallen, is het devies om te stemmen. Er kan een schijn van belangenverstrengeling ontstaan in een situatie waardoor een raadslid overweegt niet mee te stemmen. Natuurlijk dient het raadslid de schijn van belangenverstrengeling te voorkomen. Maar vaak zijn er in specifieke situaties nog andere mogelijkheden om actief de schijn van belangenverstrengeling te voorkomen anders dan niet meestemmen.

 

Variant 2:

De raad moet besluiten over uitbreiding van voetbalvelden. Ook de club waar het raadslid voorzitter van is wordt genoemd. Mag hij meestemmen?

 

Antwoord:

Recente jurisprudentie geeft aan dat dit mag, mits het raadslid niet (bijvoorbeeld door beïnvloeding van de wethouder) betrokken is geweest bij het tot stand komen van het raadsbesluit. Ook mag hij het standpunt van zijn fractiegenoten niet beïnvloeden. Het is aan het raadslid zelf om te bepalen of hij zich schuldig maakt aan (de schijn van) belangenverstrengeling en, als hij dat vindt, op grond van artikel 28 van de Gemeentewet niet mee te doen aan de stemming.

 

Variant 3:

Mag dit raadslid een ander lid van de fractie het woord laten voeren op dit dossier?

 

Antwoord:

Dat mag en is zelfs verstandig. Het gaat bij de mogelijkheid om de besluitvorming te beïnvloeden verder dan alleen het overdragen van het woordvoerderschap op dit dossier. Het raadslid/de voorzitter van de voetbalclub mag op grond van artikel 1.3 van de gedragscode ook intern het standpunt van de fractie niet beïnvloeden over de uitbreiding van de voetbalvelden.

Omdat de burger niet kan controleren of hij dat ook daadwerkelijk niet heeft gedaan, is het zaak dat alle fractieleden er op toezien dat ook in de interne oordeels- en besluitvorming de activiteiten van dit raadslid gescheiden blijven.

 

Variant 4:

De raad moet besluiten over uitbreiding van voetbalvelden. Voetbalclub X wordt genoemd als kandidaat. Het kind van een raadslid (niet zijnde de voorzitter van de voetbalclub) zit op voetclub X. Mag het raadslid meestemmen?

 

Antwoord:

Ja, het raadslid moet gewoon meestemmen. De relatie tussen het raadslid en de voetbalclub is niet van dien aard dat er sprake of dreiging is van een onwenselijke verstrengeling van persoonlijk belang met het algemeen belang. Zie ook de opmerking onder variant 1 van bovenstaand voorbeeld.

 

Oefening 2:

Een raadslid is tevens zzp-er. Hij verzorgt als trainer onder meer trainingen 'De klant is koning'. De afdeling Burgerzaken van de gemeente Bergen vraagt hem deze training te verzorgen voor medewerkers Burgerzaken. Mag hij de opdracht aannemen?

 

Antwoord:

Nee, hij mag deze opdracht niet aannemen. De Gemeentewet verbiedt raadsleden in artikel 15 bepaalde overeenkomsten aan te gaan en bepaalde handelingen te verrichten. In bovenstaande situatie is artikel 15 lid 1 onder d onderdeel 1e van de Gemeentewet van toepassing. Dat betekent dat het aannemen van de klus een overtreding van de gemeentewet en daarmee van artikel 1.5 van de gedragscode zou zijn.

 

Let op: Gedeputeerde Staten kunnen ontheffing verlenen van dit verbod.

 

Variant 1:

En als hij nu niet zelf voor de groep staat, maar iemand inhuurt die dat namens zijn eenmansbedrijf doet?

 

Antwoord:

Ook dan mag hij de klus niet aannemen, op grond van artikel 15 lid 1 onder d onderdeel 1e van de Gemeentewet. Het feit dat zijn bedrijf de overeenkomst rechtstreeks aangaat, maakt dat dit artikel van toepassing is. Het aannemen van de klus is een overtreding van de gemeentewet en daarmee van artikel 1.4 van de gedragscode.

 

Variant 2:

En als hij de opdracht nu vrijwillig doet, dus zonder daarvoor een betaling te krijgen?

 

Antwoord:

Ook dan geldt dat hij de opdracht niet mag aannemen. Het gaat in dit artikel om het aangaan van een overeenkomst. Of daar wel of niet voor betaald wordt doet niet ter zake.

Dat het raadslid niet wordt betaald is voor derden (waaronder ‘de burger op straat’) niet zichtbaar en kan om die reden toch de schijn van belangenverstrengeling opleveren. Het aannemen van de opdracht is een overtreding van de gemeentewet en daarmee van artikel 1.5 van de gedragscode.

 

Variant 3:

Een trainingsbureau heeft de opdracht van de gemeente gekregen om de training 'De klant is koning' te verzorgen voor de medewerkers van Burgerzaken. Dit bureau vraagt het raadslid/tevens zzp-er de training te verzorgen. Mag dit raadslid de klus aannemen?

 

Antwoord:

Nee. De overeenkomst met de gemeente wordt weliswaar niet rechtstreeks aangegaan, maar via het trainingsbureau. 'Middellijk' verricht het raadslid dus wel (betaald) werk voor de gemeente. Het aannemen van de klus is een overtreding van de Gemeentewet van artikel 1.5 van de gedragscode.

 

Oefening 3:

Een raadslid is naast zijn raadslidmaatschap leerlingbegeleider en weet om die reden veel over jeugdzorg. Mag hij woordvoerder in de raad zijn op dit onderwerp?

 

Antwoord:

Ja, dat mag. Het is van belang dat raadsleden kennis hebben over wat zich afspeelt in het maatschappelijk middenveld. Mede daarom wordt een combinatie van functies slechts zelden uitgesloten bij wet. Het raadslid mag alleen niet het standpunt van de fractie (en de raad) dusdanig beïnvloeden dat het onterecht positief uitpakt voor zijn eigen werkgever.

 

Let op: In de praktijk komen veel verschillende situaties voor waarin een raadslid in zijn andere functie betrokken kan zijn bij het verrichten van werk in opdracht voor de gemeente. Het is verstandig iedere situatie goed te analyseren en bij twijfel hierover advies in te winnen bij bijvoorbeeld de griffier.

 

2.Vingeroefeningen rondom (de schijn van) omkoping of beïnvloeding

Oefening 4:

Raadsleden krijgen van een bioscoop een Unlimited Gold Card, geldig voor de huidige bestuursperiode, aangeboden. Mag deze kaart geaccepteerd worden?

 

Antwoord:

Nee, het aannemen van de kaart, is een overtreding van artikel 2.2 van de gedragscode. Een dergelijke kaart is een gericht geschenk voor de politici.

 

Variant 1:

Alleen de raadsleden die Kunst en Cultuur in hun portefeuille hebben, krijgen de kaart aangeboden. Het is voor het raadswerk goed om te weten hoe het reilt en zeilt bij de grootste bioscoop uit de regio. Mag deze kaart geaccepteerd worden?

 

Antwoord:

Nee, het aannemen van de kaart, is ook nu een overtreding van artikel 2.2 van de gedragscode. Het is 'om te weten hoe het reilt en zeilt' bij de bioscopen voor deze raadsleden niet noodzakelijk een kaart te hebben en het accepteren van een dergelijke gift roept mogelijk wel de schijn van corruptie op.

De raad kan zich in dit geval op een andere manier op de hoogte stellen omtrent specifiek de bioscoop of de bioscoopbranche, zoals het afleggen van een werkbezoek met een duidelijk werkprogramma. De kaarten dienen dus terug te worden gestuurd conform artikel 2.3 van de gedragscode.

 

Variant 2:

Een ambtenaar van de afdeling Communicatie heeft van de bioscoop 20 vrijkaartjes gekregen om een internationaal filmfestival bij te wonen dat door hen wordt georganiseerd. De gemeente Bergen heeft het festival gesubsidieerd. De mail die aan alle politici wordt gestuurd, eindigt met ‘Wie wil? 1 kaartje per persoon’.

a. Mag een raadslid dit kaartje accepteren?

 

Antwoord:

Nee, dat zou in overtreding zijn met artikel 2.2 van de gedragscode. Het kaartje is een geschenk.

 

b. Is dit dan geen uitnodiging voor relaties?

 

Antwoord:

Nee, dit is geen formele uitnodiging. De redenering om wel te accepteren zou kunnen zijn dat de gemeente financieel heeft bijgedragen aan dit festival en dat dit kaartje dus gezien kan worden als een uitnodiging van de bioscoop aan zijn relaties. Maar kijkend naar artikel 2.6 van de gedragscode moet geconcludeerd worden dat een mail van een ambtenaar van de afdeling Communicatie met de afsluiting ‘Wie wil? 1 kaartje per persoon’ niet gezien kan worden als een gerichte uitnodiging van de bioscoop aan haar relaties, noch van een uitnodiging van het college van B&W aan de politici. Daarbij is onvoldoende duidelijk of het ingaan op deze ‘uitnodiging’ functioneel is: heeft het raadslid een formele rol te vervullen op het festival, opent hij het festival, overhandigt hij een boek, oorkonde, lintje?

 

c. Had de ambtenaar deze kaartjes mogen aannemen?

 

Antwoord:

Nee. Het organiseren van de gemeentelijke betrokkenheid bij dit filmfestival behoort tot de normale werkzaamheden van de ambtenaren. De extra beloning in de vorm van vrijkaartjes had dus geweigerd moeten worden.

 

Let op: Het is van belang om te bekijken of het accepteren van giften in professionele zin daadwerkelijk noodzakelijk is en of er geen andere manieren zijn om dit doel te bereiken, zonder dat daarbij de schijn van corruptie wordt opgeroepen. Verschillende argumenten worden door politici gebruikt om giften aan te nemen en in te gaan op uitnodigen. 'Het is voor het raadswerk noodzakelijk of zeer informatief' en 'het is nodig om de relatie goed te houden' zijn de meest gehoorde. Toch blijken deze redenaties in de praktijk vrijwel nooit te kloppen, omdat er altijd andere manieren ter beschikking staan die minder de schijn van corruptie opwekken. In de morele afweging worden deze argumenten vrijwel altijd ontmaskerd als een smoes om een 'leuk extraatje' te ontvangen.

 

Oefening 5:

Een raadslid heeft een lezing gegeven op een bewonersbijeenkomst. Na afloop krijgt hij een bos bloemen. Mag hij die aannemen?

 

Antwoord:

Ja, de bos bloemen kan gezien worden als een geschenk dat uit hartelijkheid wordt gegeven en waarvan het niet accepteren de gever op dat moment ernstig in verlegenheid zou brengen. Het is bovendien niet het type geschenk dat de schijn van corruptie opwekt.

 

Let op: Oefening 5 komt regelmatig voor. Politici staan veel op podia en krijgen vaak als dank bloemen, fotoboeken, boekenbonnen, flessen wijn, pennen, T-shirts en petjes met opdrukken, presse papiers, koffiemokken en andere typen geschenken uit de categorie 'bagatelgiften'. In veel van dergelijke situaties is het weigeren (hoewel het devies) praktisch onmogelijk zonder de gever in verlegenheid te brengen.

 

Oefening 6:

De gemeenteraad krijgt van een bedrijf met veel korting een videoconferencingsysteem aangeboden. Met dit systeem kunnen raadsleden vanaf een andere locatie toch deelnemen aan een beraadslaging. Zo laat het bedrijf zien goede besluitvorming zeer van belang te vinden en te willen ondersteunen. Mag deze faciliteit worden aangenomen?

 

Antwoord:

Nee, het aannemen van het systeem, is een overtreding van artikel 2.4 van de gedragscode. Artikel 2.4 aanhef en onder a van de gedragscode is niet van toepassing; er is budget om de raad te faciliteren. Mocht het noodzakelijk zijn een dergelijk systeem aan te schaffen dan kan dat vanuit gemeentelijke middelen betaald worden.

 

Oefening 7:

De raad krijgt van de directie van een lokale toeristische attractie een uitnodiging om de presentatie bij te wonen van hun nieuwe plannen. Daarbij zal ook een diner plaatsvinden met Bergense ondernemers. Mag de raad de uitnodiging accepteren?

 

Antwoord:

Ja, de raadsleden mogen in principe ingaan op dit verzoek. Het is noodzakelijk voor het raadswerk dat de raadsleden geïnformeerd worden. Niet alleen door gesubsidieerde organisaties, ook door commerciële partijen of andere belanghebbenden. Dergelijke uitnodigingen bieden raadsleden de mogelijkheid geïnformeerd te worden. Vaak gaat een dergelijk bezoek gepaard met een luxere aankleding van het werkbezoek, zoals een georganiseerde lunch of diner en door de organisatie geregeld vervoer. Doorgaans levert het accepteren hiervan geen overtreding van de gedragscode op. Aan de mate van luxe die nog geaccepteerd kan worden, zitten uiteraard grenzen. Alvorens op het verzoek in te gaan, is het verstandig dat de raad zich hiervan rekenschap geeft.

 

3.Vingeroefeningen rondom het gebruik van gemeentelijke faciliteiten en financiële middelen

Oefening 8:

Een raadslid gaat met de trein naar een partijbijeenkomst van zijn politieke partij. Mag hij het treinkaartje vergoed krijgen uit het fractiebudget?

 

Antwoord:

Nee, het declareren bij de fractie is in overtreding met artikel 3.2 van de gedragscode. Hoewel het van belang is voor het raadswerk dat een raadslid op de hoogte is van de standpunten van zijn partij, wordt het bijwonen van partijbijeenkomsten niet gezien als raadswerk voor de gemeente. Het fractiebudget is bedoeld voor het tegemoetkomen in de kosten die nauw verbonden zijn met het raadswerk voor de gemeente Bergen.

 

4.Vingeroefeningen rondom informatie

Oefening 9:

De raad heeft het voornemen om de bestemming van een gebied te wijzigen zodat het mogelijk wordt om in dat gebied huizen te bouwen. Verschillende commerciële partijen en andere belanghebbenden hebben hier een stevige lobby voor gevoerd en zijn verheugd dat de raad het serieus in overweging neemt. Het college heeft besloten het dossier geheim te verklaren en de raad heeft dit bekrachtigd. Er wordt in de pers echter regelmatig over het dossier geschreven. Vaak zit men er maar weinig naast, wat er op duidt dat er wellicht door een of meerdere raadsleden gepraat wordt met journalisten. Een raadslid is van mening dat het geheim behandelen van deze kwestie niet langer opportuun is. 'Alles ligt toch al op straat'. Mag hij ingaan op het verzoek van een journalist om met hem over het dossier te spreken?

 

Antwoord:

Nee, het spreken met anderen over deze kwestie is een overtreding van artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht (lekken van geheime informatie) en van artikel 4.2 van de gedragscode. Alleen het bestuursorgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd (in dit geval het college), of het orgaan dat de geheimhouding heeft bekrachtigd (de raad) kan het geheime karakter van de stukken opheffen. Zolang dat niet is gebeurd, ook al is de meeste informatie in de krant verschenen, is het spreken over de kwestie een schending van de geheimhoudingsplicht wat zelfs strafbaar kan zijn.

 

Oefening 10:

Een raadslid stuurt het volgende twitterbericht: ‘@toneelgroepdeblauwemaandag Ik zit hier in een besloten vergadering over de toekenning subsidies. Het is spannend. #bezuinigenaltijd-moeilijk’. Mag het raadslid dit doen?

 

Antwoord:

Niet doen. In een besloten vergadering worden zaken vertrouwelijk besproken. Een twitterbericht als dit is dus een overtreding van artikel 4.2 van de gedragscode.

 

Oefening 11:

Het is nog niet bekend gemaakt wanneer de inschrijving voor de nieuwe huizen in een net ontwikkeld gebied van start zal gaan. Een raadslid schat in dat met een beetje goede wil van politiek en ambtenarij dit waarschijnlijk midden in de zomer zal plaatsvinden. Zijn zus wil graag wonen in dat gebied. Mag hij zijn zus waarschuwen niet in die periode op zomervakantie te gaan, zodat zij als eerste kan inschrijven?

 

Antwoord:

Nee, het waarschuwen van zijn zus is in overtreding met artikel 4.3 van de gedragscode. Deze inschatting kan alleen gemaakt worden door een persoon die veel voorkennis heeft. Dit raadslid heeft beschikking over informatie die andere burgers niet hebben wat hem een informatievoorsprong geeft. Dit aanwenden ten bate van zijn zus is dus een overtreding van artikel 4.3 van de gedragscode en mogelijk een verstrengeling van belangen.

 

Oefening 12:

Een raadslid stelt in de commissie keer op keer vragen over het opheffen van parkeerplaatsen in de gemeente. Hij vraagt meermaals onderliggende stukken, iedere keer van andere aard. De stukken zijn verstuurd en de andere raadsleden menen dat zij voldoende geïnformeerd zijn. Maar daar neemt deze politicus geen genoegen mee. ‘Je maakt je er van af!’, zegt hij geërgerd tegen de wethouder, waarna hij opnieuw aanvullende verzoeken doet voor het verkrijgen van achterliggende informatie omtrent de opheffing van de parkeerplaatsen. Is deze politicus in overtreding met artikel 4 van de gedragscode?

 

Antwoord:

Het uitgangspunt is dat raadsleden informatie mogen vragen en dat het college deze dient te verstrekken. Daar zit een grens aan. De wet stelt als grens dat het gaat om inlichtingen die de raad voor zijn taak nodig heeft. Daarbij komt dat de ambtelijke organisatie beperkt capaciteit heeft en dat van raadsleden niet wordt verwacht dat zij het werk van ambtenaren en college opnieuw doen. Wanneer het college aan zijn informatieplicht heeft voldaan en het raadslid is niet tevreden, dan kan hij het verschil van mening voorleggen aan het presidium.

 

5.Vingeroefeningen rondom de onderlinge omgang en de gang van zaken tijdens de vergaderingen

Oefening 13:

Op de Kerstborrel zijn twee raadsleden in gesprek. Het gesprek wordt allengs een discussie. De discussie loopt, naarmate de avond vordert en de wijn vloeit, uit de hand. Op een goed moment horen de andere aanwezigen het ene raadslid tegen het andere schreeuwen: “Die commissie loopt totaal niet en dat is jouw schuld! Je bent de slechtste voorzitter die Bergen ooit gekend heeft, dat vindt iedereen. Ik zal er alles aan doen om ervoor te zorgen dat je niet herkozen wordt!”. Is dit aanvaardbaar gedrag?

 

Antwoord:

Nee, dit gedrag is niet aanvaardbaar en een overtreding van artikel 5.1 van de gedragscode. Een collega raadslid diskwalificeren op deze manier in het openbaar, is niet correct. Het feit dat ook anderen horen wat het raadslid zegt, is hierbij mede van belang.

 

Oefening 14:

Op een bewonersavond legt een directeur uit wat de plannen zijn ten aanzien van het herinrichten van een winkelstraat. De veranderingen zijn fors, de straat zal een half jaar open liggen, en de winkeliers zijn boos. ‘Wat u zegt klopt helemaal niet. U zegt ons dat het een half jaar zal duren, maar wij hebben van ambtenaren gehoord dat dit wel een zéér optimistische inschatting is en dat de straat wel eens veel langer open kan blijven liggen. Dat kost ons onze klanten. We pikken het niet!’. In de zaal zitten ook twee raadsleden. Tijdens de eerstvolgende raadsvergadering neemt een van hen het woord en zegt verontwaardigd dat de directeur gewoon zat te liegen tegen bewoners. Dat we dit soort ambtenaren toch zeker niet willen in de gemeente en of de portefeuillehouder P&O met spoed een beoordelingsgesprekje met deze man wil voeren. Is dit aanvaardbaar gedrag?

 

Antwoord:

Nee, dit is geen aanvaardbaar gedrag. Het is niet de bedoeling dat in het openbaar ambtenaren persoonlijk worden aangevallen. Dit gedrag is dus in overtreding met artikel 5.3 van de gedragscode. In besloten vorm moet een raadslid dat sterke twijfels heeft ten aanzien van individuele ambtenaren dit natuurlijk kunnen bespreken. Daartoe kan hij zich het beste wenden tot de griffier of de wethouder. In de raad kan hij overigens wel melden dat hij zorgen heeft geuit bij de wethouder over het functioneren van sommige betrokken ambtenaren.

 

Oefening 15:

Een commissielid ergert zich tijdens een vergadering aan de wijze waarop de voorzitter de vergadering leidt. ‘U bent net een scheidsrechter die de wedstrijd doodfluit’, zegt hij op een gegeven moment. ‘Ik bepaal zelf wel wanneer ik wil interrumperen en of het al dan niet nuttig is iemand anders te laten uitpraten’. Is dit aanvaardbaar gedrag?

 

Antwoord:

Nee. Op grond van artikel 5.2 van de gedragscode moeten raads- en commissieleden de aanwijzingen van de voorzitter opvolgen. Als deze van oordeel is dat iemand te vaak interrumpeert waardoor het betoog van degene die eigenlijk aan het woord is te vaak hinderlijk wordt onderbroken, mag hij ingrijpen. Zonder dat degene die wordt aangesproken op zijn interruptiegedrag daar tegen protesteert.

 

Oefening 16:

In een ingezonden brief in de Maasduinen Courant schrijft een raadslid dat ‘die rooie rakker met die suffe stropdas die het altijd bij het verkeerde eind heeft ook in de laatste raadsvergadering weer erg domme dingen heeft verkondigd’. Aanvaardbaar?

 

Antwoord:

Nee. Artikel 5.3 van de gedragscode geeft aan dat een raadslid collega’s niet persoonlijk mag aanvallen. Uiteraard mag een raadslid in een ingezonden brief wel duidelijk maken dat hij het niet eens is met de (politieke) opvatting van een ander. Maar hij moet zijn kritiek richten op de inhoud van de boodschap en niet op de verkondiger ervan.

 

Vastgesteld door de gemeenteraad van Bergen (L) op 13 juli 2021

Bijlage 1

Overzicht regelgeving

 

Iedereen moet zich aan wet- en regelgeving houden. Dat geldt uiteraard ook voor raadsleden. In de gedragscode staan dan ook geen zaken die elders al geregeld zijn. Als geheugensteuntje zijn onderstaand wel die bepalingen weergegeven die relevant zijn voor raadsleden. Deze lijst is niet limitatief.

 

Bevordering bestuurlijke integriteit

Gemeentewet: artikel 170 lid 2

De burgemeester bevordert de bestuurlijke integriteit van de gemeente.

 

Naleving van de code

Gemeentewet: artikel 15 lid 3

De raad stelt voor zijn leden een gedragscode vast.

 

Eed/belofte

Gemeentewet: artikel 14 lid 1

Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen, leggen de leden van de raad in hun vergadering, in handen van de voorzitter, de volgende eed (verklaring en belofte) af:

“Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot lid van de raad benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd.

Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen.

Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als lid van de raad naar eer en geweten zal vervullen.

Zo waarlijk helpe mij God Almachtig!

(Dat verklaar en beloof ik!”)

 

Openbaarheid functies

Gemeentewet: artikel 12

  • 1.

    De leden van de raad maken openbaar welke andere functies dan het lidmaatschap van de raad zij vervullen.

  • 2.

    Openbaarmaking geschiedt door terinzagelegging van een opgave van de in het eerste lid bedoelde functies op het gemeentehuis.

 

Verboden functies

Gemeentewet: artikel 13 lid 1

Een lid van de raad is niet tevens:

  • a.

    minister;

  • b.

    staatssecretaris;

  • c.

    lid van de Raad van State;

  • d.

    lid van de Algemene Rekenkamer;

  • e.

    Nationale ombudsman;

  • f.

    substituut-ombudsman als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman;

  • g.

    commissaris van de Koning;

  • h.

    gedeputeerde;

  • i.

    secretaris van de provincie;

  • j.

    griffier van de provincie;

  • k.

    burgemeester;

  • l.

    wethouder;

  • m.

    lid van de rekenkamer;

  • n.

    ombudsman of lid van de ombudscommissie als bedoeld in artikel 81p, eerste lid;

  • o.

    ambtenaar, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt.

Gemeentewet: artikel 13 lid 2

In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder l, kan een lid van de raad tevens wethouder zijn van de gemeente waar hij lid van de raad is gedurende het tijdvak dat:

  • a.

    aanvangt op de dag van de stemming voor de verkiezing van de leden van de raad en eindigt op het tijdstip waarop de wethouders ingevolge artikel 42, eerste lid, aftreden, of

  • b.

    aanvangt op het tijdstip van zijn benoeming tot wethouder en eindigt op het tijdstip waarop de goedkeuring van de geloofsbrief van zijn opvolger als lid van de raad onherroepelijk is geworden of waarop het centraal stembureau heeft beslist dat geen opvolger kan worden benoemd. Hij wordt geacht ontslag te nemen als lid van de raad met ingang van het tijdstip waarop hij zijn benoeming tot wethouder aanvaardt. Artikel X 6 van de Kieswet is van overeenkomstige toepassing.

Gemeentewet: artikel 13 lid 3

In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder o, kan een lid van de raad tevens zijn:

  • a.

    ambtenaar van de burgerlijke stand;

  • b.

    vrijwilliger of ander persoon die uit hoofde van een wettelijke verplichting niet bij wijze van beroep hulpdiensten verricht;

  • c.

    ambtenaar werkzaam voor een school voor openbaar onderwijs.

 

Verboden werkzaamheden

Gemeentewet: artikel 15 lid 1

Een lid van de raad mag niet:

  • a.

    als advocaat of adviseur in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van de gemeente of het gemeentebestuur dan wel ten behoeve van de wederpartij van de gemeente of het gemeentebestuur;

  • b.

    als gemachtigde in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van de wederpartij van de gemeente of het gemeentebestuur;

  • c.

    als vertegenwoordiger of adviseur werkzaam zijn ten behoeve van derden tot het met de gemeente aangaan van:

  • 1e. overeenkomsten als bedoeld in onderdeel d;

  • 2e. overeenkomsten tot het leveren van onroerende zaken aan de gemeente;

  • d.

    rechtstreeks of middellijk een overeenkomst aangaan betreffende:

  • 1e. het aannemen van werk ten behoeve van de gemeente;

  • 2e. het buiten dienstbetrekking tegen beloning verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de gemeente;

  • 3e. het leveren van roerende zaken anders dan om niet aan de gemeente;

  • 4e. het verhuren van roerende zaken aan de gemeente;

  • 5e. het verwerven van betwiste vorderingen ten laste van de gemeente;

  • 6e. het van de gemeente onderhands verwerven van onroerende zaken of beperkte rechten waaraan deze zijn onderworpen;

  • 7e. het onderhands huren of pachten van de gemeente.

Gemeentewet: artikel 15 lid 2

Van het eerste lid, aanhef en onder d, kunnen gedeputeerde staten ontheffing verlenen.

 

Gedrag bij stemmen

Gemeentewet: artikel 27

De leden van de raad stemmen zonder last.

Gemeentewet: artikel 28 lid 1

Een lid van de raad neemt niet deel aan de stemming over:

  • a.

    een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken;

  • b.

    de vaststelling of goedkeuring der rekening van een lichaam waaraan hij rekenplichtig is of tot welks bestuur hij behoort.

Gemeentewet: artikel 28 lid 2

Bij een schriftelijke stemming wordt onder het deelnemen aan de stemming verstaan het inleveren van een stembriefje.

Gemeentewet: artikel 28 lid 3

Een benoeming gaat iemand persoonlijk aan, wanneer hij behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt.

Gemeentewet artikel 28 lid 4

Het eerste lid is niet van toepassing bij het besluit betreffende de toelating van de na periodieke verkiezing benoemde leden.

 

Verantwoordelijkheid raad

Algemene wet bestuursrecht: artikel 2:4

  • 1.

    Het bestuursorgaan vervult zijn taak zonder vooringenomenheid.

  • 2.

    Het bestuursorgaan waakt ertegen dat tot het bestuursorgaan behorende of daarvoor werkzame personen die een persoonlijk belang bij een besluit hebben, de besluitvorming beïnvloeden.

 

Informatievoorziening

Gemeentewet: artikel 169

  • 1.

    Het college en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan de raad verantwoording schuldig over het door het college gevoerde bestuur.

  • 2.

    Zij geven de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.

  • 3.

    Zij geven de raad mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang.

  • 4.

    Zij geven de raad vooraf inlichtingen over de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 160, eerste lid onder e, f, g en h, indien de raad daarom verzoekt of indien de uitoefening ingrijpende gevolgen kan hebben voor de gemeente. In het laatste geval neemt het college geen besluit dan nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

  • 5.

    Indien de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder f, geen uitstel kan lijden, geven zij in afwijking van het vierde lid de raad zo spoedig mogelijk inlichtingen over de uitoefening van deze bevoegdheid en het terzake genomen besluit.

 

Geheimhouding

Gemeentewet: artikel 25

  • 1.

    De raad kan op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan de raad worden overlegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat de raad haar opheft.

  • 2.

    Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door het college, de burgemeester en een commissie, ieder ten aanzien van de stukken die zij aan de raad of aan leden van de raad overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt.

  • 3.

    De krachtens het tweede lid opgelegde verplichting tot geheimhouding met betrekking tot aan de raad overgelegde stukken vervalt, indien de oplegging niet door de raad in zijn eerstvolgende vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht, wordt bekrachtigd.

  • 4.

    De krachtens het tweede lid opgelegde verplichting tot geheimhouding met betrekking tot aan leden van de raad overgelegde stukken wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel, indien het stuk waarop geheimhouding is opgelegd aan de raad is voorgelegd, totdat de raad haar opheft. De raad kan deze beslissing alleen nemen in een vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht.

Gemeentewet: artikel 86

  • 1.

    Een commissie kan in een besloten vergadering, op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in die vergadering met gesloten deuren behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan de commissie worden overgelegd, geheimhouding opleggen.

  • 1.

    Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat de commissie haar opheft.

  • 2.

    Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door de voorzitter van een commissie, het college en de burgemeester, ieder ten aanzien van stukken die hij aan een commissie overlegt. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt. De geheimhouding wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel de raad haar opheft.

  • 3.

    Indien een commissie zich ter zake van het behandelde waarvoor een verplichting tot geheimhouding geldt tot de raad heeft gericht, wordt de geheimhouding in acht genomen totdat de raad haar opheft.

 

Vertrouwelijkheid

Algemene wet bestuursrecht: artikel 2:5

  • 1.

    Een ieder die is betrokken bij de uitvoering van de taak van een bestuursorgaan en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.

  • 2.

    Het eerste lid is mede van toepassing op instellingen en daartoe behorende of daarvoor werkzame personen die door een bestuursorgaan worden betrokken bij de uitvoering van zijn taak, en op instellingen en daartoe behorende of daarvoor werkzame personen die een bij of krachtens de wet toegekende taak uitoefenen.

 

Openbaarheid van bestuur

Wet openbaarheid van bestuur: diverse artikelen

De regelgeving komt erop neer dat de bestuursorganen gevraagd en ongevraagd documenten over bestuurlijke aangelegenheden openbaar maken, tenzij de uitzonderingsgronden en beperkingen van artikel 10 WOB van toepassing zijn.

Gemeentewet: artikel 23

  • 1.

    De vergadering van de raad wordt in het openbaar gehouden.

  • 2.

    De deuren worden gesloten, wanneer ten minste een vijfde van het aantal leden dat de presentielijst heeft getekend daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt.

  • 3.

    De raad beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

  • 4.

    Van een vergadering met gesloten deuren wordt een afzonderlijk verslag opgemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt tenzij de raad anders beslist.

  • 5.

    De raad maakt de besluitenlijst van zijn vergaderingen op de in de gemeente gebruikelijke wijze openbaar. De raad laat de openbaarmaking achterwege voor zover het aangelegenheden betreft ten aanzien waarvan op grond van artikel 25 geheimhouding is opgelegd of ten aanzien waarvan openbaarmaking in strijd is met het openbaar belang.

 

Regelgeving over vergoedingen, vergaderorde en dergelijke

  • -

    Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers en Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

  • -

    Verordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente Bergen (L) 2019

  • -

    Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning Bergen 2015

  • -

    Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad en

  • -

    raadscommissies van de gemeente Bergen (L) 2019

 

Formele sancties

Kieswet: artikel X1

  • 1.

    Zodra onherroepelijk is komen vast te staan dat een lid van een vertegenwoordigend orgaan een van de vereisten voor het lidmaatschap niet bezit of dat hij een met het lidmaatschap onverenigbare betrekking vervult, houdt hij op lid te zijn.

  • 2.

    De voorzitter van het vertegenwoordigend orgaan geeft hiervan onverwijld kennis aan de voorzitter van het centraal stembureau.

  • 3.

    Een overeenkomstige kennisgeving vindt plaats, indien door het overlijden van een lid een plaats in het vertegenwoordigend orgaan is opengevallen.

Kieswet: artikel X8

  • 1.

    Het lid van de gemeenteraad dat in strijd met artikel 15, eerste lid, van de Gemeentewet handelt, kan in zijn betrekking worden geschorst door de voorzitter van de gemeenteraad. De voorzitter onderwerpt de zaak aan het oordeel van de raad in zijn eerstvolgende vergadering.

  • 2.

    De raad kan, na de geschorste in de gelegenheid te hebben gesteld zich mondeling te verdedigen, hem van zijn lidmaatschap vervallen verklaren. Indien hij daartoe geen aanleiding vindt, heft hij de schorsing op.

  • 3.

    De raad kan ook ambtshalve het lid dat in strijd met artikel 15, eerste lid, van de Gemeentewet handelt, na hem in de gelegenheid te hebben gesteld zich mondeling te verdedigen, van zijn lidmaatschap vervallen verklaren.

  • 4.

    Van de beslissing van de raad, bedoeld in het tweede en derde lid, wordt terstond aan de belanghebbende mededeling gedaan.

  • 5.

    De werking van een besluit, inhoudende de vervallenverklaring, wordt opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist. Ingeval de vervallenverklaring ambtshalve heeft plaatsgevonden, is het lid van de raad gedurende deze periode in zijn betrekking geschorst.

  • 6.

    Indien een lid van de raad op grond van dit artikel onherroepelijk van zijn lidmaatschap vervallen is verklaard, doet de burgemeester daarvan mededeling aan de voorzitter van het centraal stembureau.

Wetboek van Strafrecht: artikel 272 lid 1

Hij die enig geheim waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat hij uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift dan wel van vroeger ambt of beroep verplicht is het te bewaren, opzettelijk schendt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de vierde categorie.

 

Bijlage 2  

Protocol voor mogelijke integriteitsschendingen door leden van de raad en het college en door de burgemeester

 

Inleiding

In dit protocol zijn de rollen beschreven van de bij integriteitsschendingen betrokken personen/ organen. Daarnaast zijn er op hoofdlijnen uitgangspunten beschreven hoe te handelen bij de aanpak van integriteitskwesties.

Dit protocol is een akkoord dat rechtens niet afdwingbaar is, maar berust op betrokkenheid en commitment van de partijen. Het protocol is daarmee niet “af”. Het zal evenals de gedragscode en integriteitsregels, geen statisch document zijn. Het moet geregeld opnieuw besproken worden.

 

Waar ‘raadslid’ staat, kan ook ‘commissielid’ worden gelezen; ‘hij’ kan ook ‘zij’ zijn en omgekeerd.

 

1. Drie uitgangspunten

 

Bij het opstellen van de handelwijze ten aanzien van vermoedens van integriteitsschendingen van de gedragscode is uitgegaan van een drietal principes:

 

  • a)

    onpartijdige handhaving;

  • b)

    terughoudendheid in de publiciteit;

  • c)

    zorgvuldigheid ten aanzien van de vermeende schender.

ad. a) Onpartijdige handhaving:

Gedragscodes leggen de spelregels vast waaraan het handelen van politici en bestuurders in juridisch en moreel opzicht moet voldoen. Door deze spelregels moet de zuiverheid van het bestuurlijk handelen worden gewaarborgd. Partijpolitieke belangen mogen geen rol spelen in de naleving en handhaving van deze gedragscodes. Ook het verschil tussen oppositie en coalitie mag hierbij geen rol spelen. Van politici van alle partijen wordt verwacht dat zij de discipline opbrengen om bij de beoordeling van integriteitskwesties boven de partijen en de partijbelangen te gaan staan.

ad. b) Terughoudend met publiciteit:

De media volgen in Nederland kritisch de politiek. Dat is een groot goed. Voorkomen moet worden dat er in de media al een veroordeling heeft plaatsgevonden, voordat er integriteitsonderzoek is gedaan. Het gevolg is dat er sprake is van willekeur, dat individuele politici die (onschuldig?) onder verdenking komen te staan persoonlijk beschadigd raken, hun partij in diskrediet raakt en de geloofwaardigheid van de politiek en het openbare bestuur wordt aangetast. Alle betrokkenen bij een integriteitskwestie moeten daarom de grootst mogelijke terughoudendheid betrachten en zich houden aan de afspraken die zijn gemaakt over in de publiciteit brengen. Daaruit volgt ook dat in alle stadia van de afhandeling van een kwestie de groep die er bij betrokken wordt zo klein mogelijk moet zijn. Als er uiteindelijk werkelijk van integriteitsschending sprake blijkt te zijn en er een oordeel over de ernst daarvan en over een eventuele sanctie is gevormd, mag en moet de kwestie natuurlijk wel op de daarvoor afgesproken wijze naar buiten worden gebracht.

ad. c) Zorgvuldigheid tegenover vermeende schender:

Iedereen die ervan verdacht wordt mogelijk een integriteitsschending te hebben begaan heeft er recht op dat er uiterste zorgvuldigheid en discretie worden betracht in alle fasen van de handhaving. Heeft een raadslid of bestuurder er weet van dat een collega van plan is iets te doen dat mogelijk een integriteitschending zou opleveren, dan is het wenselijk dat deze persoon de weg gewezen wordt om advies in te winnen. Iedereen die twijfelt - uit zichzelf of op geleide van een ander - of een voorgenomen handeling een integriteitsschending is, heeft recht op vertrouwelijk advies.

Komt iemand onder verdenking te staan dat hij een integriteitsschending begaan heeft, dan kan met een integriteitsonderzoek vastgesteld te worden of er überhaupt grond is voor de verdenking. Als er een sanctie moet volgen, moet die sanctie passend en in verhouding zijn.

2. Rollen

 

Diverse politieke ambtsdragers c.q. organen hebben een rol inzake (vermoedens van) integriteitsschendingen van de gedragscode integriteit:

Burgemeester

De burgemeester is “hoeder van de integriteit”. Dit betekent dat zij de integriteit moet bevorderen en bij (vermoedens van) integriteitsschendingen door het bestuur handelend moet optreden. (artikel 170 Gemeentewet). Zij heeft een stimulerende, preventieve en repressieve taak ten aanzien van integriteit.

De burgemeester wordt in deze rol ondersteund door de griffier, bij integriteitskwesties betreffende wethouders door de gemeentesecretaris. Indien nodig kan de burgemeester in- of externe deskundigen inschakelen bij advisering en een eventueel integriteitsonderzoek.

Zij bekijkt samen met de griffier de agenda van de raad met het oog op mogelijke integriteitsrisico’s. Zij zorgt er samen met de griffier voor dat raadsleden door hun fractievoorzitter gewaarschuwd worden als zij integriteitsrisico’s lopen.

Bij de burgemeester kunnen meldingen over mogelijke integriteitsschendingen worden gedaan. De burgemeester geeft bij voorkeur, schriftelijk advies, aan een raadslid over de vraag of een handeling een integriteitsschending is en zij adviseert over hoe hier verder mee om te gaan.

Indien nodig doet de burgemeester een integriteitsonderzoek, of zij laat een integriteitsonderzoek doen, om vast te stellen of er grond is voor de verdenking. De resultaten van het integriteitsonderzoek bespreekt zij met betrokkenen. Daarbij geeft zij een advies over de vervolgstappen indien er sprake is van een integriteitsschending.

Daarnaast zorgt de burgemeester ervoor dat de betrokkenen geïnformeerd worden tijdens een procedure en de resultaten van een integriteitsonderzoek. De burgemeester beoordeelt, eventueel in samenspraak met de griffier, wie verder geïnformeerd wordt. Dit kunnen de fractievoorzitters of de raad zijn als het gaat om integriteitsschendingen door raadsleden.

De burgemeester doet aangifte bij Justitie indien dat na integriteitsonderzoek noodzakelijk gebleken is. De burgemeester voert het woord richting de pers als in de raad over een integriteitsschending wordt gesproken.

Griffier en gemeentesecretaris

De griffier is de vraagbaak voor raadsleden en geeft advies over de vraag of een handeling een integriteitsschending is. De griffier ondersteunt de burgemeester desgevraagd bij de uitvoering van haar rol. De gemeentesecretaris vervult deze taak als het wethouders betreft.

Fractievoorzitters

De fractievoorzitters vormen een klankbord voor de burgemeester waarmee zij tussentijds in beslotenheid kan overleggen over trajecten rond vermeende integriteitsschendingen, als de burgemeester dat raadzaam lijkt.

Raad

Indien er in de raad wordt gesproken over een integriteitskwestie beslissen de raadsfracties afzonderlijk of het noodzakelijk is om een politieke sanctie toe te passen.

3. Procedure

 

Er is voor gekozen niet exact op te schrijven hoe er gehandeld wordt indien sprake is van een mogelijk integriteitsschending. De reden daarvoor is dat elke situatie om een ander aanpak kan vragen. Uiteraard moet de procedure wel zorgvuldig worden gevoerd.

Toch is er een aantal uitgangspunten te geven bij de aanpak van integriteitskwesties.

Dit zijn de volgende:

  • .

    Informatie over integriteit of vragen of een voorgenomen handeling een integriteitsschending is, kunnen worden ingewonnen bij de griffier en de gemeentesecretaris.

  • .

    Meldingen over mogelijke integriteitsschendingen zullen waar het gaat om een raadslid of een wethouder worden gedaan bij de burgemeester. Betreft de melding de burgemeester, dan wordt deze gedaan bij de Commissaris van de Koning.

  • .

    In alle gevallen blijft de melder “buiten schot”. Hij heeft na de melding geen rol meer in de verdere procedure, maar krijgt wel informatie over het verloop ervan.

  • .

    Bij alle meldingen moet er ten minste een redelijk vermoeden van een integriteitsschending, of van een risico daarop zijn.

  • .

    De burgemeester doet (als het gaat om een raadslid of wethouder) indien nodig een integriteitsonderzoek, of zij laat een integriteitsonderzoek doen, om vast te stellen of er grond is voor de verdenking.

  • .

    De resultaten van een integriteitsonderzoek worden besproken met degene(n) over wie de melding is gedaan.

  • .

    Mocht blijken dat er geen sprake is van een integriteitsschending, dan is de zaak daarmee afgedaan. Indien er wel sprake is van een integriteitsschending dan beziet de burgemeester met degene(n) die de melding betreft hoe verder gehandeld moet worden.

  • .

    Afhankelijk van wie de integriteitsschending heeft begaan, worden de consequenties daarvan beoordeeld door:

    • -

      betreft het een raadslid: de eigen fractie dan wel de raad;

    • -

      betreft het een wethouder: de raad;

    • -

      betreft het de burgemeester: de raad, eventueel in overleg met de Commissaris van de Koning

4. Communicatie

 

Bij integriteitskwesties is het risico op individuele schade en schade ten aanzien van de politiek groot. Het is dan ook van groot belang om in voorkomende gevallen heldere afspraken te maken over de wijze van communicatie en deze na te leven.

  • .

    De persoon die de mogelijke integriteitsschending heeft gemeld is alleen bekend bij de burgemeester en de griffier (betreft het een wethouder: alleen bij de burgemeester, gemeentesecretaris en griffier)

  • .

    Als er schriftelijke adviezen in het kader van het integriteitsonderzoek worden gegeven door de burgemeester, dan krijgt de vermeende schender deze mee na het gesprek met de burgemeester.

  • .

    Adviezen die worden opgevolgd blijven vertrouwelijk. In principe weten alleen de vermeende schender en de burgemeester ervan.

  • .

    Als er een integriteitsonderzoek naar een vermeende integriteitsschending wordt ingesteld, wordt de vermeende schender altijd op de hoogte gesteld en gevraagd naar zijn visie, argumenten en motieven. Hier wordt alleen van afgeweken als het om een ernstige integriteitsschending gaat en het eventuele vervolgonderzoek in gevaar komt als de vermeende schender op de hoogte gesteld wordt. In een dergelijk geval vindt er later informatieverstrekking aan en wederhoor met betreffende vermeende schender plaats.

  • .

    Als er een integriteitsonderzoek wordt ingesteld en de conclusie is dat de verdenking ongegrond is, blijft het integriteitsonderzoek geheim.

  • .

    Als er een integriteitsonderzoek wordt ingesteld en hieruit blijkt dat er sprake is van een integriteitsschending, dan bepaalt de burgemeester hoe verder wordt gehandeld.

  • .

    Als een integriteitskwestie wordt besproken in de raad wordt de pers pas nadat de raad een besluit heeft genomen door de burgemeester op de hoogte gesteld.

5. Leren

 

De griffier stelt, in samenspraak met de gemeentesecretaris, eens per twee jaar een geanonimiseerd overzicht op. Het betreft een overzicht van de lessen die uit adviezen te leren zijn en de lessen die uit de resultaten van integriteits- en vervolg onderzoek getrokken kunnen worden. Het overzicht wordt zodanig opgesteld dat er geen link met specifieke bestuurders mogelijk is. De gegevens van dit overzicht vormen ook input voor de periodieke evaluatie van de gedragscode.

 

Vastgesteld door de gemeenteraad van Bergen (L) op 13 juli 2021