Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Montfoort

Beleidsregel toepassing Wet Bibob 2021, gemeente Montfoort

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieMontfoort
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel toepassing Wet Bibob 2021, gemeente Montfoort
CiteertitelBeleidsregel toepassing Wet Bibob 2021 gemeente Montfoort
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

N.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

16-09-202121-07-2021nieuwe regeling

21-07-2021

gmb-2021-318001

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel toepassing Wet Bibob 2021, gemeente Montfoort

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Montfoort en de burgemeester van de gemeente Montfoort ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft,

 

Overwegende, dat de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) hen beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van hun uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;

 

Gelet op: het bepaalde in de Wet Bibob en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht; de artikelen 3, 27, 30a en 31 van de Drank- en Horecawet,

de artikelen 2.1, 2.17, 2.19, 2.20 en 5.19 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht,

de artikelen1.4,1.6,2.25, 2.28, 3.3, 3.6 en 3.8 van de Algemene Plaatselijke Verordening

Montfoort 2018 (m.b.t. gemeentelijke vergunningen), de artikelen 2.2.2, 2.2.3, 2.2.5, 3.1.2,

3.1.3, 3.2.3 van de huisvestingsverordening regio Utrecht 2019 en de artikelen 7, 10.2,

13 en 15 van de Subsidieverordening gemeente Montfoort 2016.

 

Besluiten vast te stellen:

 

de Beleidsregel toepassing Wet Bibob 2021, gemeente Montfoort

 

Hoofdstuk 1 Algemeen

 

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

 

1. De definities in artikel 1, eerste lid van de Wet Bibob zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidsregel.

 

2. In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

a. rechtspersoon met een overheidstaak: de Staat, een provincie, een gemeente, een waterschap, een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, de politie, een openbaar lichaam voor beroep en bedrijf dan wel een ander openbaar lichaam als bedoeld in artikel 134 van de Grondwet of een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen rechtspersoon met een overheidstaak.

b. bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Montfoort alsmede degenen aan wie zij een mandaat hebben verleend tot besluitvorming bij beschikkingen

c. beschikking: een beschikking ter zake van een subsidie, alsmede een beschikking ter zake van een vergunning, toekenning, goedkeuring, erkenning, registratie, aanwijzing of ontheffing.

d. betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de subsidie ontvanger, de vergunninghouder, de gegadigde, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is of zal worden gegund, de onderaannemer, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is of zal worden aangegaan of met wie wordt onderhandeld over een dergelijke transactie en de beoogd verkrijger van de erfpacht waarvoor toestemming is gevraagd als bedoeld in de begripsbepaling

“vastgoedtransactie".

e. Bibob-onderzoek: een onderzoek uitgevoerd krachtens de wet Bibob.

f. eigen Bibob-onderzoek: de wijze van behandelen van een aanvraag, een (voorgenomen) vastgoedtransactie of een overheidsopdracht, waarbij met toepassing van de wet door het bestuursorgaan wordt beoordeeld of er redenen aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren, respectievelijk de beschikking in te trekken of te beëindigen, daaraan voorschriften te verbinden dan wel een advies bij het Bureau aante vragen.

g. Bibob-vragenformulier: het formulier dat is vastgesteld krachtens artikel 7a, vijfde lid van de Wet Bibob.

h. overheidsopdracht: overheidsopdracht als bedoeld in artikel 1.1 van de Aanbestedingswet 2012.

i. vastgoedtransactie: een overeenkomst of een andere rechtshandeling met betrekking tot een onroerende zaak met als doel:

1. het verwerven of vervreemden van een recht op eigendom of het vestigen, vervreemden of wijzigen van een zakelijk recht;

2. huur of verhuur;

3. het verlenen van een gebruikrecht;

4. de deelname, met inbegrip van de vergroting, vermindering of beëindiging daarvan, aan een rechtspersoon, een commanditaire vennootschap of een vennootschap onder firma die het recht op eigendom of een zakelijk recht met betrekking tot die onroerende zaak heeft of zal hebben of die onroerende zaak huurt, zal huren, verhuurt, of zal verhuren; of

5. toestemming voor vervreemding van erfpacht als bedoeld in artikel 91, eerste lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek.

j. Landelijk Bureau Bibob. Er is een Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen openbaar bestuur (artikel 8 Wet Bibob), hierna: het Bureau. Het Bureau heeft tot taak aan bestuursorganen op verzoek advies uit te brengen over de mate van gevaar. Net Bureau verricht hiertoe zelfstandig onderzoek (artikelen 8 en 9 van de Wet Bibob).

k. RIEC: Regionaal lnformatie en Expertise Centrum.

l. Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

 

Artikel 1.2 Toepassing beleidsregel

 

Deze beleidsregel heeft uitsluitend betrekking op de toepassing van de Wet Bibob door de rechtspersoon zijnde de gemeente Montfoort en diens bestuursorganen. De beleidsregel laat dus onverlet dat binnen de grenzen van de wet op andere wijze een integriteitstoets wordt uitgevoerd en dat de uitkomsten daarvan bij verdere besluitvorming wordt betrokken.

 

Artikel 1.3 Uitvoering Bibob-onderzoek in afwijking van beleidsregel

 

Deze beleidsregel laat onverlet dat in afwijking van de hierna volgende bepalingen tot uitvoering van een onderzoek in het kader van de Wet Bibob kan worden besloten, indien de omstandigheden van het geval daartoe aanleiding geven.

 

Hoofdstuk 2 Beschikkingen

 

Artikel 2.1 Uitvoering van het Bibob-onderzoek vindt in beginsel plaats bij elke aanvraag voor (een wijziging van) een vergunning als bedoeld in:

 

1. In geval van een aanvraag om (wijziging van) een vergunning voor exploitatie van:

- een coffeeshop (artikel 2.28 APV )

- horeca (artikel 2.28 APV/Horecaverordening)

- speelautomatenhal (art. 2.39 APV)

- seksbedrijf (artikel 3.3 APV) voert het bestuursorgaan in beginsel een Bibob-onderzoek uit bij:

a. een nieuwe vestiging van een inrichting of bedrijf en/of;

b. overname of wijziging van een exploitant en/of;

c. indien op grond van:

- eigen ambtelijke informatie, en/of

- informatie verkregen van het Bureau, en/of

- informatie afkomstig van (een van) de partners uit het samenwerkingsverband  RIEC, en/of

- verkregen informatie vanuit het OM als bedoeld in artikel 26 van de wet (OM-tip)

- overige signalen vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze vanfinanciering.

 

2. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid zal het bestuursorgaan ten aanzien van para- commerciële instellingen en slijterijen, als bedoeld in de Drank- en Horecawet, in beginsel uitsluitend een Bibob-onderzoek starten, indien sprake is van een situatieals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, sub c van deze beleidsregel.

 

3. Bovendien zal een eigen Bibob-onderzoek plaatsvinden als bij navraag door het bestuursorgaan bij het Bureau blijkt, dat over de aanvrager van een beschikking, betrokkene bij een (voorgenomen) vastgoedtransactie of betrokkene bij een overheidsopdracht, in de afgelopen twee jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Bureau (artikel 11a Wet Bibob). Indien advies is uitgebracht bericht het Bureau over de mate van gevaar zoals dat is opgenomen in het advies.

 

Artikel 2.2 Evenementen

 

In geval van een aanvraag als bedoeld in artikel 2.25 van de APV (evenementenvergunning), zal het bestuursorgaan in beginsel een Bibob-onderzoek starten, indien op grond van:

- eigen ambtelijke informatie, en/of

- informatie verkregen van het Bureau of wanneer het Bureau een tip heeft uitg ebracht als bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob en/of

- informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

- vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of

- overige signalen

vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiele, huidige of voormalige Bibob- relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

 

  Artikel 2.3 Omgevingsvergunning bouw

 

In geval van een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wabo of in geval van een reeds verleende vergunning als bedoeld in artikel 5.19 vierde lid onder b van de Wabo verricht het bestuursorgaan een Bibob- onderzoek, indien op grond van:

* eigen ambtelijke informatie, en/of

* informatie verkregen van het Bureau of wanneer het Bureau een tip heeft uitgebracht als bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob en/of

* informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

* vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of

* overige signalen

 

vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene (dan wel degene die op grond van artikel 2.20 van de wabo met hem gelijkgesteld kan worden) en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob- relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

 

Artikel 2.4 Omgevingsvergunning milieu

 

In geval van een aanvraag voor een vergunning of bij een reeds verleende vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e. van de Wabo, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van die wet, en artikel 2.1, eerste lid onder i. van de Wabo, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel2.17 van die wet isbepaald dat de beschikking in het geval enonder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3, kan worden geweigerd, zal het bestuursorgaan in beginsel een Bibob-onderzoek starten, indien op grond van:

- eigen ambtelijke informatie, en/of

- informatieverkregen van het Bureau of wanneer hetBureau een tip heeft uitgebracht als bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob en/of

- informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

- vanuit het OM verkregen informatie als bedoeldinartikel 26 van de Wet Bibob (OM- tip) en/of

- overige signalen vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene (dan wel degene die op grond van artikel 2.20 van de Wabo met hem gelijkgesteld kan worden) en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob- relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

 

Artikel 2.5 (Overige) vergunningen als bedoeld in artikel 7 van de Wet Bibob en vergunningen op grond van de Huisvestingswet

 

In geval van een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 7 van de Wet Bibob (een gemeentelijke vergunning die op grond van een verordening verplicht is gesteld voor inrichting of bedrijf) anders dan de situaties bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, sub c van deze beleidsregel en in geval van een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in de artikelen 8, eerste lid, 21 en 22 van de Huisvestingswet, zal het bestuursorgaan in beginsel een Bibob-onderzoek starten indien op grond van:

- eigen ambtelijke informatie, en/of

« informatie verkregen van het Bureau of wanneer het Bureau een tip heeft uitgebracht als bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob en/of

- informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

« vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of

- overige signalen vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob- relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

 

Artikel 2.6 Subsidies

 

1. In geval van een aanvraag voor (het vaststellen van) een subsidie of bij een reeds verleende (of vastgestelde) subsidie zal het bestuursorgaan in beginsel een Bibob- onderzoek starten, indien op grond van:

- eigen ambtelijke informatie, en/of

- informatie verkregen van het Bureau of wanneer het Bureau een tip heeft uitgebracht als bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob en/of

- informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

- vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of

- overige signalen vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiële, huidige ofvoormalige Bibob- relaties als bedoeld in artikel3,vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

 

Artikel 2.7 Verleende beschikking

 

In geval van een reeds verleende beschikking zal het bestuursorgaan in beginsel een Bibob- onderzoek starten indien op grond van:

- eigen ambtelijke informatie, en/of

- informatie verkregen van het Bureau of wanneer het Bureau een tip heeft uitgebracht als bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob en/of

- informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

* vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM- tip) en/of

- overige signalen vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob- relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

 

Hoofdstuk 3 Privaatrechtelijke transacties

 

Artikel 3.1 Vastgoedtransacties screening vooraf

 

1. De gemeente zal een eigen Bibob-onderzoek starten alvorens een beslissing wordt genomen over het aangaan van een vastgoedtransactie indien op grond van:

- eigen ambtelijke informatie, en/of

- informatie verkregen van het Bureau of wanneer het Bureau een tip heeft uitgebracht als bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob en/of

- informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

« vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM- tip) en/of

- overige signalen vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob- relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

 

2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, start de gemeente een Bibob-onderzoek alvorens een beslissing wordt genomen over het aangaan van een vastgoedtransactie, indien de onroerende zaak waarop de vastgoedtransactie betrekking heeft, zal worden gebruikt in één van de volgende sectoren:

- horecabedrijven;

- seks- en escortbedrijven;

- inrichtingen waarin middelen als bedoeld in lijst II van de Opiumwet te koop worden aangeboden (coffeeshops);

- inrichtingen waarin psychoactieve substanties (waaronder niet traditionele genotsmiddelen op natuurlijke basis) te koop worden aangeboden (smartshops);

- inrichten waarin artikelen en hulpmiddelen voor het gebruik van drugs te koop worden aangeboden (headshops);

- shishalounges;

- speelautomatenhallen;

- fitnesscentra;

- wellnessbranche (massage- en beautysalons, nagel- en zonnebankstudio’s);

- autobranche (autohandel, garages, lease- en verhuurbedrijven en autodemontage);

- belwinkels;

- woonruimte voor arbeidsmigranten;

- woonwagenterreinen;

- religieuze instellingen;

- afvalverwerkingsbedrijven.

 

3. De gemeente kan een Bibob-onderzoek starten alvorens een beslissing wordt genomen over het aangaan van een vastgoedtransactie, indien:

a. de transactie betrekking heeft op een beeldbepalende onroerende zaak of op een onroerende zaak die naar het oordeel van de gemeente symbolische waarde heeft.

b. er sprake is van exceptioneel (financieel) risico voor de gemeente.

c. de onroerende zaak waarop de vastgoedtransactie betrekking heeft gelegen is in een door het college vastgesteld aandachtsgebied.

 

Artikel 3.2 Vastgoedtransacties screening achteraf

 

1. De gemeente zal, nadat de vastgoedtransactie tot stand is gekomen, in beginsel een eigen Bibob-onderzoek starten, indien in de overeenkomst een Bibob- beëindigingsclausule als bedoeld in artikel 5a, sub b van de Wet Bibob is opgenomen en indien op grond van:

- eigen ambtelijke informatie, en/of

- informatie verkregen van het Bureau of wanneer het Bureau een tip heeft uitgebracht als bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob en/of

- informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

- vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of

- overige signalen vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob- relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

 

2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid kan de gemeente, nadat de vastgoedtransactie tot stand is gekomen, periodiek een Bibob-onderzoek uitvoeren op momenten zoals in de overeenkomst bepaald.

 

Artikel 3.3 Overheidsopdrachten

 

In geval van een overheidsopdracht die onder het bereik van de Wet Bibob valt, zal de gemeente in beginsel een Bibob-onderzoek starten, indien op grond van:

- eigen ambtelijke informatie, en/of

- informatie verkregen van het Bureau of wanneer het Bureau een tip heeft uitgebracht als bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob en/of

- informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

- vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of

- overige signalen vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob- relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

 

Hoofdstuk 4 Gevolgen van de Bibob-procedure bij beschikkingen

 

Artikel 4.1 Gevolgen van gebrekkige informatievoorziening door betrokkene

 

1. Het bestuursorgaan laat een aanvraag voor een beschikking in beginsel buiten behandeling, in geval van het niet of niet volledig invullen van het Bibob-vragenformulier, dan wel het niet of niet volledig verstrekken van de op basis van het Bibob-vragenformulier verzochte gegevens en bescheiden, mits de betrokkene de gelegenheid heeft gehad tot herstel van dit gebrek.

 

2. Net bestuursorgaan trekt een verleende beschikking in beginsel in op basis van artikel 4, eerste lid, van de Wet Bibob, in geval van het niet of niet volledig invullen van het Bibob- vragenformulier, dan wel het niet of niet volledig verstrekken van de op basis van het Bibob - vragenformulier verzochte gegevens en bescheiden, mits de betrokkene de gelegenheid heeft gehad tot herstel van dit gebrek.

 

3. Net bestuursorgaan kan de weigering van de betrokkene om een formulier als bedoeld in artikel 7a, vijfde lid Wet Bibob, volledig in te vullen, in beginsel aanmerken als een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3, eerste lid Wet Bibob (volgt uit artikel 4 eerste lid Wet Bibob). Het bestuursorgaan kan de weigering van de betrokkene om aanvullende gegevens te verschaffen aan het Bureau, in beginsel aanmerken als een ernstig gevaar als bedoeld in artikel3, eerste lid Wet Bibob (volgt uitartikel 4 tweede lid WetBibob).

 

Artikel 4.2 Gevolgen van een Bibob-onderzoek bij aanvragen (tot wijziging) van een vergunning

 

1. Het bestuursorgaan zal in beginsel overgaan tot weigering van een aanvraag om (wijziging van) een vergunning of tot intrekking van een reeds verleende vergunning, indien uit het eigen onderzoek of uit advies van het Bureau blijkt dat er sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Wet Bibob, dan wel een situatie zich voordoet als bedoeld in artikel 3, zesde lid van de Wet Bibob.

 

2. Het bestuursorgaan kan de weigering van de vergunninghouder om een formulier als bedoeld in artikel 7a, vijfde lid Wet Bibob, volledig in te vullen, in beginsel aanmerken als een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3, eerste lid Wet Bibob (volgt uit artikel vier eerste lid Wet Bibob). Het bestuursorgaan kan de weigering van de aanvrager van een vergunning of de vergunninghouder om aanvullende gegevens te verschaffen, aanmerken als een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3, eerste lid Wet Bibob (volgt uit artikel 4 tweede lid Wet Bibob).

 

3. Het bestuursorgaan kan bij een mindere mate van gevaar ofbijeen ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3, zevende lid van de Wet Bibob in beginsel voorschriften aan een beschikking verbinden. Deze voorschriften zijn gericht op het wegnemen of beperken van dergelijk gevaar.

 

Artikel 4.3 Gevolgen van een beëindigde relatie tussen de betrokkene en een derde

 

1. Indien de betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten die, at dan niet vermoedelijk, gepleegd zijn door een derde als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob, dan kan het bestuursorgaan de feiten van die derde na het verbreken van de relatie tussen de betrokkene ende derde, gedurende drie jaren volledig betrekken bij de beoordeling van het gevaar.

 

2. Voor het bepalen van het moment waarop de relatie tussen de betrokkene en de derde formeel en feitelijk is beëindigd, wordt bij de toepassing van het eerste lid uitgegaan van gegevens uit het handelsregister, en/of andere documentatie die naar het oordeel van het bestuursorgaan voldoende uitsluitsel geeft over de beëindiging van de relatie.

 

Hoofdstuk 5 Gevolgen van de Bibob-procedure bij privaatrechtelijke transacties

 

Artikel 5.1 Gevolgen van een Bibob-onderzoek bij vastgoedtransacties

 

1. De gemeente kan overgaan tot het afbreken van de onderhandelingen, indien uit het eigen onderzoek en/of een eventueel daarop afgegeven advies van het Bureau blijkt dat één van de onderstaande situaties zich voordoet:

a. er is sprake van tenminste een mindere mate van gevaar dat de vastgoedtransactie mede zal worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten;

b. er is sprake van tenminste een mindere mate van gevaar dat in of met de onroerende zaak waar de vastgoedtransactie betrekking op heeft, mede strafbare feiten zullen worden gepleegd;

c. er is sprake van feiten en omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten die naar het oordeel van de gemeente een integriteitsrisico vormen (ongeacht de mate van gevaar);

d. er is sprake van feiten en omstandigheden die er op wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van de vastgoedtransactie een strafbaar feit is gepleegd;

e. betrokkene heeft nagelaten de op grond van artikel 7a, tweede lid en artikel 7a, derde lid Wet Bibob gevraagde gegevens en bescheiden te verschaffen en/of heeft nagelaten de vragen die hem door de gemeente zijn gesteld op basis van dat artikel binnen de door de gemeente gestelde termijn volledig en naar waarheid te beantwoorden;

f. betrokkene heeft nagelaten de op grond van artikel 4 Wet Bibob gevraagde gegevens en bescheiden te verschaffen en/of heeft nagelaten de vragen die hem door het Bureau zijn gesteld op basis van dat artikel binnen de door het Bureau gestelde termijn volledig en naar waarheid te beantwoorden.

g. indien er sprake is van het niet verschaffen van de gevraagde gegevens en bescheiden, dan wel het nalaten van de gestelde vragen te beantwoorden zoals onder e. en f. is gesteld, kan dit een ernstig gevaar opleveren zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid Wet Bibob.

h. In de gevolgen van een Bibob-onderzoek dat is gestart nadat de vastgoedtransactie is aangegaan, wordt bij overeenkomst voorzien.

 

Artikel 5.2 Gevolgen van een beëindigde relatie tussen de betrokkene en een derde

 

1. Indien de betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten die, al dan niet vermoedelijk, gepleegd zijn door een derde als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob, dan kan de gemeente de feiten van die derde na het verbreken van de relatie tussen de betrokkene en de derde, gedurende drie jaren volledig betrekken bij de beoordeling van het gevaar met betrekking tot de vastgoedtransactie.

 

2. Voor het bepalen van het moment waarop de relatie tussen de betrokkene en de derde formeel en feitelijk is beëindigd, wordt bij de toepassing van het eerste lid uitgegaan van gegevens uit het handelsregister, en/of andere documentatie die naar het oordeel van de gemeente voldoende uitsluitsel geeft over de beëindiging van de relatie.

 

Artikel 5.3 Gevolgen van een Bibob-onderzoek bij aanbestedingen

 

1. In geval van een inschrijving op een overheidsopdracht kan de informatie uit het Bibob onderzoek dienen als onderbouwing van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2012.

 

2. De gemeente kan besluiten een overheidsopdracht niet te gunnen,ingeval van het niet of niet volledig invullen van het Bibob-vragenformulier, dan wel het niet of niet volledig verstrekken van de op basis van het Bibob-vragenformulier verzochte gegevens en bescheiden, mits de betrokkene de gelegenheid heeft gehad tot herstel van dit gebrek.

 

3. De gemeente kan besluiten een overheidsopdracht niet te gunnen, in geval van het niet of niet volledig beantwoorden van de door het Bureau gestelde vragen, dan wel niet of niet volledig verstrekken van door de het Bureau verzochte gegevens.

 

Hoofdstuk Slotbepalingen

 

Artikel 6.1 inwerkingtreding

 

Deze beleidsregel treedt in werking op 21 juli 2021

 

Artikel 6.2 Citeertitel

 

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel toepassing Wet Bibob 2021 gemeente Montfoort.

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van de gemeente Montfoort

De secretaris, E.H. van der Veer

De burgemeester, Mr. P.J. van Hartskamp-De Jong

 

Aldus vastgesteld door de burgemeester van de gemeente Montfoort Op 21 juli 2021.

 

Mr. P.J. van Hartskamp-De Jong.