Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Westerwolde

Welstandsnota Gemeente Westerwolde

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWesterwolde
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingWelstandsnota Gemeente Westerwolde
CiteertitelWelstandsnota Gemeente Westerwolde
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

N.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

25-09-2019Nieuwe regeling

25-09-2021

Bron: Ter Apeler Courant/Het Streekblad

Z/19/084983

Tekst van de regeling

Intitulé

Welstandsnota Gemeente Westerwolde

De raad van de gemeente Westerwolde;

 

op voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d. 2 juli 2019, no. Z/19/084983/DV.19-139, afdeling Ruimte;

besluit:

 

De welstandsnota's van de voormalige gemeenten Bellingwedde en Vlagtwedde van toepassing te verklaren op de betreffende grondgebieden van de gemeente Westerwolde.

 

Welstandsnota Bellingwedde

 

HOOFDSTUK 0 VASTSTELLING EN VOORWOORD

Artikel A: Beleidsregels

De raad der gemeente Bellingwedde.

 

Gezien het voorstel van het College van burgemeester en wethouders d.d. 4 mei 2004

Gelet op artikel 9.1, lid 2 van de gemeentelijke bouwverordening en gelet op artikel 12a, lid 1 van de Woningwet.

 

besluit:

 

De voorliggende welstandsnota Bellingwedde vast te stellen.

Artikel B: Overgangsbepalingen

Op een aanvraag om bouwvergunning, vrijstelling of toestemming anderszins, die is ingediend voor het tijdstip waarop deze beleidsregels van kracht worden en waarop op genoemd tijdstip nog niet is beschikt, zijn de bepalingen van de bouwverordening van toepassing, zoals deze luidden voor de vaststelling van de onderhavige beleidsregels, tenzij de aanvrager de wens te kennen geeft dat de onderhavige beleidsregels worden toegepast.

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad der gemeente Bellingwedde, d.d. 24 juni 2004.

 

De griffier,

H.G. Stoel-Snater

 

De voorzitter,

drs. E. Drenth

 

Voorwoord

Als een bouwwerk met pilaren een hang naar classicisme uitstraalt en een gebouw met veel glas en staal moderne transparantie verbeeldt, hoe dan te oordelen over een ontwerp dat èn pilaren èn glas èn staal in zich verenigt. Is dat dan modern classicisme of neigt het meer naar klassieke transparantie?

 

Of is dat gewoon, zoals de nuchtere Groninger het zou zeggen, 'wel wat apaarts'?

 

Deze welstandsnota poogt handreikingen te geven over wat wel en niet kan in de bebouwde omgeving in relatie met cultuurhistorische, sociaal-maatschappelijke en functionele randvoorwaarden.

 

De glazen piramide voor het Louvre was er als het aan mij lag nooit gekomen, maar wordt door mensen die er voor doorgeleerd hebben geprezen 'vanwege de gedurfde contradictie met de bestaande fysieke omgeving'.

 

Of dichter bij huis: was dat oude kruidentuintje met die deels afgebroken muren bij het klooster in Ter Apel nou niet veel mooier, dan die nieuwe vleugel die (ik verzin maar wat) in een duidelijk in de ontstaanstijd te traceren opponerende bouwstijl is verwezenlijkt geïnspireerd door de Toscaanse baksteencultuur?

 

Peregrinus en de zijnen, de monniken van weleer, zouden zo'n omschrijving een kloostermop hebben genoemd.

 

Kortom, welstand is meer dan een kwestie van smaak. Welstandseisen mogen nooit leiden tot uniformiteit en het alleen maar doorborduren op beproefde concepten. Als u iets gaat bouwen laat dan vooral uw gevoel spreken. En gevoel heeft altijd weer te maken met fantasie. Ga deze nota niet zien als een beperking van uw gevoel of fantasie. Want er is altijd ruimte voor 'wat apaarts'.

 

Eén ding staat namelijk overeind:

een goed ontwerp houdt altijd wel stond.

 

M. Wachtmeester, wethouder.

HOOFDSTUK 1 INLEIDING

 

1.1 Inleiding

Deze nota bevat het welstandsbeleid voor het gehele grondgebied van de gemeente Bellingwedde. Een welstandsnota is een nieuw verschijnsel dat voortkomt uit de wijziging van de Woningwet die in het jaar 2003 in werking is getreden. Na de inwerkingtreding van deze wet zijn de gemeentelijke welstandscriteria niet meer vastgelegd in de bouwverordening.

Naast het opstellen van een welstandsnota zal dus ook de gemeentelijke bouwverordening aangepast dienen te worden.

 

Welstand

Wat is nu welstand? Het begrip is letterlijk het "wel staan" van bouwwerken in hun omgeving. Vanaf 1962 werd het gemeenten verplicht om een welstandscommissie in het leven te roepen. Volgens artikel 12 van de Woningwet is de welstandsbeoordeling gericht op het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk.

Het bouwwerk wordt niet alleen beoordeeld op de kenmerken van het object maar ook in relatie tot de omgeving. Dit wordt gedaan vanuit de overtuiging dat de bebouwing passend moet zijn in haar omgeving en voor een belangrijk deel het beeld van de publieke ruimte bepaalt. Iedere bouwaanvraag in Nederland wordt dus getoetst op "redelijke eisen van welstand" door de plaatselijke welstandscommissie.

De gemeente Bellingwedde heeft de welstandscommissie ondergebracht bij welstands- en monumentenzorg Libau.

 

Waarom een welstandsnota?

De betekenis van het begrip welstand was tot nu toe niet eenduidig; de indruk werd soms gewekt dat de welstandscommissie per bouwaanvraag inhoud aan het begrip zou geven.

Andere punten van kritiek hadden betrekking op de "willekeur" bij de beoordeling van plannen en het feit dat de vergaderingen niet openbaar waren. Naar aanleiding van deze constateringen werd gepleit voor meer maatschappelijk draagvlak en meer politieke betrokkenheid bij het welstandstoezicht. Ook was de rechtszekerheid en een meer transparante manier van het toezicht op welstand gewenst.

Deze wensen hebben ertoe geleid dat welstandseisen in het vervolg slechts nog mogen worden gesteld op basis van een document dat juridisch, procedureel en inhoudelijk voldoet aan de eisen die daaraan worden gesteld in de gewijzigde Woningwet. Dit document is het nieuwe fenomeen "Welstandsnota".

 

Gemeente Bellingwedde

De "Welstandsnota" zal op een heldere en klantvriendelijke manier de welstandseisen duidelijk maken voor zowel de aanvragers van een bouwvergunning, de architect/aannemer, de aanwonenden als de welstandscommissie. Het is voor alle partijen vooraf duidelijk aan welke criteria een bouwwerk zal moeten voldoen. Bouwplannen die niet voldoen aan redelijke eisen van welstand zullen zo geweerd worden. Het doel van de welstandsnota is een bijdrage te leveren aan het behouden van, en daar waar nodig, het versterken van de schoonheid en aantrekkelijkheid van de gemeente Bellingwedde. De nota maakt deel uit van het integrale ruimtelijke kwaliteitsbeleid en zal daarom afgestemd worden op de bestemmingsplannen.

 

1.2 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt de huidige situatie ten aanzien van het ruimtelijk kwaliteitsbeleid van de gemeente en de werkwijze van de welstandscommissie beschreven.

Daarna volgt in hoofdstuk 3 een uiteenzetting van de wijzigingen in de Woningwet, waarna in hoofdstuk 4 de (nieuwe) verantwoordelijkheden van de gemeente bij respectievelijk de vaststelling en uitvoering van het welstandsbeleid worden beschreven. Ook komt de inhoud van het welstandsadvies en de werkwijze van de welstandscommissie in dit hoofdstuk aan de orde.

Hoofdstuk 5 bevat zowel de algemene welstandscriteria als ook de gebiedsgerichte welstandscriteria en vormt als zo danig het deel van de nota dat gebruikt zal worden voor het toetsen van bouwplannen. Op basis van dit hoofdstuk wordt door de welstandscommissie advies uit gebracht en door het college van B en W een oordeel gegeven over welstand.

HOOFDSTUK 2 RUIMTELIJK KWALITEITSBELEID

Het globale ruimtelijke beleid voor de gemeente Bellingwedde is vastgelegd in het Provinciaal Omgevingsplan (POP) van de provincie Groningen. De uitwerking van het POP wat betreft de woningbouw is vastgelegd in het Woonplan voor de gemeente Bellingwedde. Hierin wordt zowel de kwantiteit als de kwaliteit van het wonen aangegeven. Tevens is het ruimtelijk beleid in het bestemmingsplan een uitwerking van het POP.

 

2.1 Welstandsbeleid

De gemeente Bellingwedde maakt voor de advisering op het gebied van de welstandszorg al vele jaren gebruik van de diensten van de Provinciale Groningse Schoonheidscommissie. Thans is deze welstandscommissie ondergebracht bij welstandsen monumentenzorg Libau. De organisatie adviseert alle gemeenten in de provincie Groningen over welstands- en monumentenzaken. De adviezen van Libau worden op dit moment gebaseerd op het door de gemeente gevoerde ruimtelijk beleid zoals dit is vastgesteld in bestemmingsplannen, structuurplannen en eventueel beeldkwaliteitsplannen. Daarnaast zijn in de gemeentelijke bouwverordening algemene welstandscriteria vastgelegd. De beoordeling van bouwplannen op redelijke eisen van welstand hebben betrekking op het uiterlijk en de plaatsing van het bouwwerk. Het gaat hierbij niet alleen om het gebouw zelf, maar ook om de relatie tot de omgeving en eventueel te verwachten ontwikkelingen in deze omgeving.

De aanvaardbaarheid van het bouwwerk wordt bepaald door de reeds aanwezige bebouwing, de openbare ruimte en de stedenbouwkundige context. Massa, materiaal, schaal, detaillering en kleurstelling spelen hierbij een rol.

De vergadering van de welstandscommissie, die bestaat uit onafhankelijke deskundigen, wordt eens per veertien dagen gehouden in het pakhuis Libau aan het Hoge der A 5 in Groningen. De rayonarchitect is het aanspreekpunt voor de welstandscommissie en bezoekt tenminste eens per veertien dagen de gemeente. De vaste bezoekdag geldt ook als spreekuur voor de betrokkenen bij een bouwplan. Daarnaast worden de ingekomen bouwplannen besproken met het bureau bouw- en woningtoezicht van de gemeente Bellingwedde. Daarbij geven de ambtenaren de benodigde (achtergrond)informatie aan de rayonarchitect en wordt de situatie vaak ter plekke bekeken en gefotografeerd. De commissie brengt vervolgens een schriftelijk advies over de bouwplannen uit. Voor kleine bouwplannen brengt de welstandscommissie geen advies uit, deze worden direct bij de aanvraag getoetst op basis van de zogenaamde loketcriteria door het bureau bouw- en woningtoezicht. Bouwaanvragen voor kleine bouwplannen kunnen zo sneller worden afgehandeld.

 

2.2 Monumentenbeleid

De gemeente Bellingwedde kende in eerste instantie 37 monumenten, te weten:

  • acht boerderijen;

  • vijf kerken;

  • vijf molens;

  • vier woningen;

  • drie eenvoudige panden;

  • twee dwarshuizen;

  • één oorspronkelijk raadhuis;

  • één blokvormig pand;

  • één rechthuis;

  • één oldambster heerd;

  • één molenaarshuis;

  • één fleche de leehte;

  • één huis te Wedde;

  • één bastion/kerkhof;

  • één vestinggracht Aa;

  • één kruitbastion.

Op 19 juni 2001 zijn daaraan 26 monumenten toegevoegd die naar voren zijn gekomen dankzij het monumenten selectie project (MSP). Het gaat hier om:

  • vijf dwarshuisboerderijen;

  • vier rentenierswoningen;

  • vier villaboerderijen;

  • drie woonhuizen;

  • twee keuterboerderijen;

  • één arbeiderswoning;

  • één marechausseekazerne;

  • één oldambster boerderij;

  • één pastorie;

  • één winkelwoning;

  • één herenhuis;

  • één ontginningsboerderij;

  • één villa.

Het grootste deel van de monumenten is te vinden aan de Hoofdweg te Bellingwolde.

Oudeschans is aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Oudeschans is 1593 gesticht als vesting aan de Dollard en in de 17e eeuw aanmerkelijk versterkt en uitgebreid. Na de ontmanteling in het begin van de 19e eeuw heeft een dorpsstructuur zich ontwikkeld waarin zowel het compacte van de oude schansbebouwing als de daar omheen gelegen voormalige vestingswerken herkenbaar zijn gebleven.

 

2.3 Relatie tussen de welstandsnota en de verschillende beleidsdocumenten

Uit het voorgaande blijkt dat de gemeente Bellingwedde werkt met verschillende beleidsinstrumenten die het ruimtelijk beleid vorm geven. Het is van groot belang de verschillende instrumenten op elkaar te laten aansluiten. Van elk document moet duidelijk zijn wat de reikwijdte is en hoe het verweven is met de andere documenten. De welstandsnota kent in het geheel van ruimtelijke plannen vooral een relatie met het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan regelt de functie en het ruimtebeslag van de bouwwerken; de welstandsnota bepaalt het uiterlijk, de vormgeving. Gelet op de jurisprudentie is welstandsbeleid ondergeschikt aan het bestemmingsplan. De ruimte die het bestemmingsplan biedt kan dus niet worden beperkt in een welstandsnota.

Bij strijdigheid tussen welstandscriteria en bestemmingsplanvoorschriften gaan de voorschriften uit het bestemmingsplan voor.

De architectonische vormgeving van bouwwerken is met de wijziging van de Woningwet niet langer het domein van het bestemmingsplan. Dit is het terrein van de welstandsnota, ofwel beeldkwaliteitsplannen.

In de welstandsnota kan wel worden verwezen naar welstandscriteria die zijn opgenomen in andere beleidsdocumenten, bijvoorbeeld een beeldkwaliteitsplan. Een dergelijke verwijzing betekent dat het betreffende document geacht wordt deel uit te maken van de welstandsnota. Uiteraard gelden voor deze documenten dezelfde inhoudelijke en procedurele eisen als voor de welstandsnota.

 

Een regelmatige herziening van de welstandsnota is gelet op nieuwe ontwikkelingen noodzakelijk.

HOOFDSTUK 3 WIJZIGING WONINGWET

 

3.1 Algemeen

Volgens de gewijzigde Woningwet is een toetsing van bouwwerken aan redelijke eisen van welstand nog slechts mogelijk indien die eisen nader zijn geconcretiseerd in een door de gemeenteraad vast te stellen welstandsnota.

Volgens de Memorie van Toelichting moeten de criteria in de welstandsnota zo concreet mogelijk zijn en zoveel mogelijk toegespitst op concrete gebieden. Vóór de vaststelling van de welstandsnota dient gelegenheid te worden geboden tot inspraak conform de gemeentelijke inspraakverordening.

 

De gewijzigde Woningwet kent een nieuwe categorie-indeling in bouwwerken. De oorspronkelijke driedeling in vergunningplichtige, meldingsplichtige en vergunningsvrije bouwwerken is vervangen door een tweedeling van vergunningplichtige en vergunningvrije bouwwerken.

Binnen de vergunningplichtige bouwwerken wordt onderscheid gemaakt in regulier vergunningplichtige en licht vergunningplichtige bouwwerken. De opsomming van de vergunningvrije en licht vergunningplichtige bouwwerken is - in verband met de omvang en gedetailleerdheid - niet in de wet zelf opgenomen, maar in het Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken.

Dit zijn dermate concrete welstandscriteria dat een aspirant-bouwer zelf kan zien of zijn bouwplan aan die criteria voldoet en, indien dat het geval is, de vergunning niet om redenen van welstand mag worden gewijzigd.

 

3.2 De Welstandsnota

De gewijzigde Woningwet geeft meer verantwoordelijkheid aan het gemeentebestuur.

Zo is de gemeenteraad verantwoordelijk voor het opstellen en vastleggen van de welstandstoetsingskaders en houden burgemeester en wethouders de bevoegdheid om in bepaalde gevallen af te wijken van het advies van de welstandscommissie.

 

Vaststelling door de gemeenteraad

De gemeentelijke welstandsnota wordt vastgesteld door de gemeenteraad. Vanaf het moment van vaststelling zal de welstandsbeoordeling van nieuwe bouwplannen gebaseerd zijn op de criteria zoals die in de welstandsnota zijn neergelegd.

Na de vaststelling van de welstandsnota zal de werking ervan door de gemeenteraad worden geëvalueerd. Jaarlijks brengen burgemeester en wethouders hiertoe een verslag uit over de wijze waarop zij uitvoering hebben gegeven aan het welst andstoezicht.

 

In dit verslag komen aan de orde:

  • de wijze waarop burgemeester en wethouders zijn omgegaan met de welstandsadviezen;

  • welke aanvragen voor licht vergunningplichtige bouwwerken niet zijn voorgelegd aan de welstandscommissie en op welke wijze zij in die gevallen zelf toepassing hebben gegeven aan de welstandscriteria;

  • in welke gevallen zij zijn overgegaan tot aanschrijving (en bestuursdwang) op grond van ernstige strijdigheid met redelijke eisen van welstand.

Naar aanleiding van de evaluatie kan de gemeenteraad besluiten dat aanpassing van de welstandsnota noodzakelijk is.

 

Uitvoering door burgemeester en wethouders

De bestuurlijke verantwoordelijkheid voor het afgeven van de bouwvergunning ligt in de gewijzigde Woningwet - net als voorheen - bij burgemeester en wethouders. Zij hebben een eigen verantwoordelijkheid voor het welstandsoordeel dat tot stand komt aan de hand van de in de welstandsnota opgenomen criteria. In vele gevallen speelt het advies van de onafhankelijke en deskundige welstandscommissie daarbij een belangrijke rol.

 

Bij elke reguliere bouwvergunningaanvraag dienen burgemeester en wethouders advies in te winnen bij de welstandscommissie.

Wat betreft de bouwvergunningaanvragen die onder de lichte vergunningsprocedure vallen, vragen burgemeester en wethouders geen advies aan de welstandscommissie als voor het bouwplan de loketcriteria van toepassing zijn en het bouwplan daar zonder meer aan voldoet.

De ambtenaar van bouw- en woningtoezicht is voor die gevallen door burgemeester en wethouders gemandateerd om een positief advies uit te brengen.

Bij de overige licht vergunningplichtige bouwaanvragen wordt het bouwplan wel aan de welstandscommissie voor gelegd.

 

Burgemeester en wethouders volgen in hun oordeel in principe het advies van de welstandscommissie. In een aantal uitzonderlijke gevallen kunnen zij afwijken van dit advies.

 

Tot slot geeft artikel 44, lid 1, sub d van de Woningwet burgemeester en wethouders de mogelijkheid een bouwvergunning te verlenen aan een bouwplan dat strijdig is met redelijke eisen van welstand op grond van andere zwaarwegende redenen van bijvoorbeeld economische of maatschappelijke aard.

Afwijkingen van het welstandsadvies worden in de beslissing op de bouwvergunningaanvraag gemotiveerd en ter kennis gebracht aan de welstandscommissie.

 

Welstandscommissie

De belangrijkste wettelijke taak van de welstandscommissie is het uitbrengen van advies aan burgemeester en wethouders ten aanzien van de vraag of het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk - waarvoor een aanvraag om bouwvergunning is ingediend - in strijd is met redelijke eisen van welstand. Als tweede wettelijke taak dient jaarlijks een verslag opgesteld te worden van de werkzaamheden van de commissie als bedoeld in artikel 126, lid 3 van de Woningwet.

De commissie kan daarbij onder meer aanbevelingen doen ter bijstelling van de welstandsnota ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit.

 

Excessenregeling

Ook bouwwerken waarvoor geen bouwvergunning nodig is moeten aan minimale welstandeisen voldoen. Op grond van artikel 19 van de Woningwet kunnen burgemeester en wethouders repressief optreden door de eigenaar van een bouwwerk dat "in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand" aan te schrijven om die strijdigheid op te heffen.

De welstandscriteria zijn dezelfde als die voor vergunningplichtige bouwwerken.

De excessenregeling is niet bedoeld om de plaatsing van vergunningsvrije bouwwerken tegen te gaan.

HOOFDSTUK 4 WELSTANDSZORG IN DE GEMEENTE BELLINGWEDDE

In het voorgaande hoofdstuk zijn de belangrijkste veranderingen in de Woningwet beschreven. Als gevolg van de wetswijziging ondergaat het welstandstoezicht in de gemeente Bellingwedde een verandering. In dit hoofdstuk wordt de nieuwe organisatie en werkwijze van de welstandszorg uiteengezet.

 

4.1 De welstandscommissie

De welstandscommissie is een door de gemeenteraad benoemde onafhankelijke commissie die aan burgemeester en wethouders advies uitbrengt inzake de welstand conform de Woningwet.

Mede op grond van haar contract met Libau wijst de gemeente de Stichting Libau, Welstands- en Monumentenzorg Groningen, kortweg Libau, aan als de organisatie onder wienst verantwoordelijkheid de welstandscommissie van de gemeente functioneert.

 

Taakomschrijving

Naast de in de wet genoemde taken heeft de welstandscommissie in Bellingwedde tevens de volgende token:

  • het onder regie van de gemeente voeren van (voor)overleg met betrokkenen bij de voorbereiding van bouwplannen;

  • het beoordelen van aanvragen voor een reclamevergunning;

  • het uitbrengen van adviezen over de welstandsaspecten van in voorbereiding zijnde ruimtelijke plannen en andere relevante beleidsstukken;

  • stimuleren en bijdragen in de ontwikkeling en vormgeving van het welstandsbeleid;

  • het voeren van regelmatig overleg met het gemeentebestuur en betrokken ambtelijke afdelingen;

  • het bevorderen van de openbaarheid van de welstandszorg en het voorzien in voorlichting daarover ten behoeve van kennis en maatschappelijk draagvlak;

  • het gevraagd en ongevraagd signaleren van stedenbouwkundige en architectonische ontwikkelingen die van belang zijn voor de ruimtelijke kwaliteit in de gemeente;

  • op verzoek van de gemeente adviseren over excessen, dat wil zeggen buitensporigheden in het uiterlijk van bouwwerken die ook voor niet-deskundigen evident zijn (zie paragraaf 4.3).

Samenstelling van de welstandscommissie

De welstandscommissie is een onafhankelijke commissie conform artikel 1, lid 1, sub r van de Woningwet.

De welstandscommissie voor de gemeente Bellingwedde bestaat uit vijf "stemgerechtigde" commissieleden, te weten: een voorzitter, twee architect leden, een stedenbouwkundig lid en de secretaris, zijnde de rayonarchitect van Libau voor de gemeente Bellingwedde.

De commissieleden worden benoemd voor een periode van drie jaar met een mogelijke verlenging van eenzelfde termijn.

Zij maken deel uit van een grotere groep van commissieleden die op basis van een roulatieschema afwisselend in de commissie optreden. Een rooster van aftreden zorgt ervoor dat continuïteit is gewaarborgd.

De commissieleden zijn onafhankelijk en onpartijdig. Indien in een commissievergadering plannen aan de orde komen waarbij een commissielid is betrokken, neemt dit lid geen deel aan de vergadering.

Van de leden van de welstandscommissie wordt verwacht dat zij geïnteresseerd zijn in ruimtelijke kwaliteit, communicatief zijn ingesteld en in staat zijn om hun welstandsoordeel adeuaat te kunnen verwoorden. Zij moeten over bouwplannen kunnen communiceren en oordelen zonder te vervallen in architectuurkritiek of preoccupaties ten aanzien van stijlen en trends.

 

De architecten en stedenbouwkundigen in de commissie dienen kennis te hebben van de geschiedenis van de bouwkunst en de hedendaagse ontwikkelingen daarvan. Naast primaire eisen van verstandig vakmanschap is sprake van een inkleuring op diverse aspecten van het breder vakgebied, zoals stedenbouwkunde, architectuur, landschapsarchitectuur en monumentenzorg.

 

De voorzitter is in eerste instantie verantwoordelijk voor het functioneren van de commissie en de algemene kwaliteit van de oordeelsvorming. Daarnaast is bestuurlijke ervaring, inzicht in lokale besluitvormingsprocessen, alsmede kennis van de ontwikkelingen op het terrein van de welstandszorg in de provincie Groningen van belang.

 

Het secretariaat van de commissie wordt vervuld door de betreffende rayonarchitect van Libau. Deze zorgt ervoor dat de commissie openbaar kan vergaderen aan de hand van een agenda en op grond van voldoende planinformatie, kent de locaties waarin geadviseerd moet worden en zorgt voor voldoende beeldinformatie.

Daarnaast onderhoudt de rayonarchitect een functioneel netwerk binnen de gemeente op grond waarvan adeuate achtergrondinformatie kan worden verstrekt en droogt zorg voor de vertaling van de bevindingen van de commissie naar de betrokkenen in de vorm van een schriftelijk advies en eventuele mondelinge toelichting. Hij of zij is het eerste aanspreekpunt van de commissie en zorgt als geheugen van de commissie voor een consistente advisering en uitvoering van het welstandsbeleid. Tot slot bereidt de rayonarchitect de inhoud en uitvoering van het jaarverslag voor.

 

Mandaat

De rayonarchitect is lid van de commissie en is gemandateerd om zelfstandig bepaalde categorieën van bouwaanvragen af te handelen.

Het gaat daarbij om:

  • zaken waarvan de mening van de commissie bekend mag worden verondersteld, op grond van advisering in eerdere vergelijkbare gevallen;

  • licht-vergunningplichtige, andere bescheiden bouwwerken en herhalingsplannen kunnen door het gemandateerde lid ter plaatse worden afgehandeld;

  • in elk geval van twijfel wordt het bouwplan alsnog voorgelegd aan de commissie. Eén gemandateerd lid kan over reguliere bouwvergunningaanvragen zelfstandig alleen positief adviseren. Negatieve adviezen steunen altijd op het oordeel van ten minste twee gemandateerde leden;

  • De behandeling van bouwplannen onder mandaat is openbaar.

Het college van burgemeester en wethouders kunnen een gemeentelijk ambtenaar mandateren om namens hen het welstandsoordeel te geven voor licht-vergunningsplichtige bouwwerken waarvoor in de welstandsnota ambtelijke toetsingscriteria zijn gegeven. Plannen die van de gemandateerde ambtenaar geen positief advies krijgen, worden voorgelegd aan de commissie, dan wel aan een gemandateerd commissielid. Indien er sprake is van een bijzondere situatie of indien er gerede twijfel bestaat over de toepasbaarheid van de ambtelijke toetsingscriteria, legt de gemandateerde ambtenaar het voor advies voor aan de welstandscommissie, dan wel aan een gemandateerd commissielid.

 

Als gemandateerde commissieleden vormen de rayonarchitecten twee aan twee een zgn. kleine commissie. Deze kleine commissie behandelt alle adviesaanvragen die niet ter plaat_se zijn afgehandeld door middel van een positief advies. Negatieve adviezen dienen door meer dan één persoon te worden gesteund.

De kleine commissie heeft als taak om:

  • adviesaanvragen te selecteren die aan de "grote" welstandscommissie van externe deskundigen worden voorgelegd;

  • adviesaanvragen te beoordelen waarvan de mening van de commissie op grond van eerdere ervaringen bekend verondersteld kan worden;

  • adviesaanvragen te beoordelen die mede in het kader van de gebiedsgerichte welstandscriteria geen discussie oproepen;

  • vervolgplannen te beoordelen die eerder door de commissie zijn behandeld;

  • vooroverleg te voeren met de aanvrager (bij bijzondere plannen);

  • met inachtneming van de welstandscriteria de afstemming van adviezen in de verschillende rayons te bevorderen. In geval van twijfel wordt de bouwaanvraag alsnog voorgelegd aan de grote commissie van externe deskundigen.

4.2 Het welstandsadvies

 

Inhoud en strekking

Conform artikel 12 van de Woningwet wordt in het welstandsadvies door de commissie uitgesproken of het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk, zowel op zichzelf als in relatie met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, in strijd is met redelijke eisen van welstand. De commissie baseert zich daarbij op de criteria zoals deze zijn opgenomen in deze welstandsnota.

 

Het welstandsadvies wordt altijd schriftelijk uitgebracht in begrijpelijke taal. Zowel een positief als negatief advies is voorzien van een leesbare en deugdelijke motivatie.

Het advies vormt de basis van elk overleg met betrokkenen. Uit oogpunt van rechtszekerheid van de betrokkenen kunnen in een vervolgstadium geen nieuwe opmerkingen meer worden ingebracht, die in een eerder stadium al onderkend hadden kunnen worden, tenzij wijzigingen in het bouwplan daartoe aanleiding geven.

Het advies spreekt zich uit over de welstandsaspecten van het ingediende bouwplan, daarbij kunnen dus geen andere argumenten worden aangevoerd dan die welke de welstand raken. In een welstandsadvies moet een duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen bezwaren die ondervangen dienen te worden of suggesties die de kwaliteit van het plan ten goede kunnen komen.

Naar aanleiding van een bepaalde bouwaanvraag kunnen adviezen ook meer algemene beleidszaken betreffen. In adviezen zal echter steeds de bouwaanvraag als uitgangspunt worden genomen. Persoonlijke voorkeuren van commissieleden, alsook opmerkingen die de persoon van de aanvrager of de ontwerper roken, horen in een welstandsadvies niet thuis.

 

Het welstandsadvies kan de volgende uitkomsten hebben:

  • een bouwwerk voldoet aan redelijke eisen van welstand; er kunnen vrijblijvende suggesties gedaan worden die de ruimtelijke kwaliteit van het bouwwerk ten goede kunnen komen;

  • een bouwwerk voldoet niet aan redelijke eisen van welstand tenzij de expliciet aangegeven bezwaren worden onder vangen.

    In het advies wordt aangegeven of de commissie de gekozen aanpassing nog wiI beoordelen of dat deze door het bureau bouw- en woningtoezicht kan worden afgehandeld.

  • een bouwwerk voldoet niet aan redelijke eisen van welstand en behoeft een ingrijpende wijziging in uitwerking of uitgangspunten om aan redelijke eisen van welstand te kunnen voldoen;

  • binnen de wettelijke beslistermijnen kan de welstandscommissie het welstandsadvies aanhouden indien meer informatie of een toelichting van de ontwerper wenselijk is of om de ontwerper de gelegenheid te geven zijn plan aan te passen. Gezien de korte afhandelingstermijn van lichtvergunningplichtige plannen (6 weken) zal het in de praktijk nauwelijks mogelijk zijn deze plannen aan te houden.

Alle adviezen worden opgesteld door de rayonarchitecten. Hoewel er naar gestreefd wordt om de adviezen voor iedereen duidelijk en begrijpbaar te formuleren bestaat er altijd ruimte om een nadere toelichting over een advies te verkrijgen of om over het advies te overleggen. In principe vindt een dergelijke overleg plaats tijdens het bezoek van de rayonarchitect aan de gemeente Bellingwedde. Betrokkenen kunnen ook de openbare vergaderingen van de welstandscommissie bezoeken.

 

Werkwijze

De rayonarchitect van Libau bezoekt de gemeente tenminste eens per veertien dagen op een vaste dag en neemt met het bureau bouwen woningtoezicht binnengekomen bouwinitiatieven en aanvragen door. De betreffende locaties worden zonodig ter plaatse verkend en zonodig gedocumenteerd in beelden. Er worden achtergronden met betrekking tot de adviesaanvragen ingewonnen, eventueel door middel van overleg met de initiatiefnemers.

Het rayonbezoek fungeert tevens als spreekuur. De rayonarchitect is gemandateerd om een deel van de adviesaanvragen ter plaatse af te handelen (zie ook mandaat). Plannen die passen binnen geformuleerde loketcriteria kunnen direct door een gemandateerde ambtenaar van het bureau bouw- en woningtoezicht worden af gedaan. De adviesaanvragen die niet ter gemeente zijn afgehandeld worden meegenomen naar het bureau van Libau. Daar worden de plannen in de openbare kleine of openbare grote commissie behandeld. De agenda's voor de grote commissievergaderingen worden naar de gemeente gemaild en op de website van Libau gezet. Wanneer u een zitting wilt bijwonen om uw bouwplan toe te lichten, kunt u telefonisch een afspraak maken.

Hiervoor kunt u bellen met telefoonnummer 0597-537100. De vergaderingen van de commissie voor de gemeente Bellingwedde vinden eens per veertien dagen plaats en worden gebruikelijk gehouden in Pakhuis Libau, Hoge der A 5 te Groningen.

 

Openbaarheid

De vergaderingen van de welstandscommissie zijn openbaar, tenzij er zwaarwegende redenen zijn dit niet te doen (art. 10, Wet Openbaarheid van Best uur ). Zowel de beraadslagingen als de besluitvorming en de schriftelijke adviezen zijn openbaar. Betrokkenen kunnen ter vergadering inspreken of een toelichting op hun plannen geven. Zij dienen daartoe een af spraak te maken met het secretariaat van de commissie. Belangstellenden hebben vrij toegang tot de publieke tribune.

 

Vooroverleg

De gemeente Bellingwedde biedt initiatiefnemers de mogelijkheid om in een vroeg stadium over hun plannen te overleggen, ook inzake de welstandsaspecten. Dergelijk vooroverleg over voorlopige plannen is altijd mogelijk en volgt voor de welstandsadvisering dezelfde route als de adviesaanvragen waarvoor formeel een bouwvergunning is aangevraagd. Elk vooroverleg wordt vastgelegd in een schriftelijk advies of schriftelijk verslag van het overleg.

 

Supervisie

De gemeente kan voor de ontwikkeling van een bepaald gebied een supervisor aanstellen, die als taak kan krijgen de ruimtelijke kwaliteit te stimuleren en initiatiefnemers in een vroeg stadium te informeren en te begeleiden.

De supervisor treedt niet in de plaats van de welstandscommissie. Het is daarom van belang dat er een goede afstemming bestaat tussen beide en dat deze in voorkomende gevallen vooraf schriftelijk wordt vastgelegd.

 

4.3 Excessenregeling

Deze nota geeft de regels voor het welstandstoezicht in de gemeente Bellingwedde. De gemeente zal zich inspannen om deze regels ook daadwerkelijk na te leven. Bij de handhaving van het gemeentelijk beleid ligt de prioriteit bij het opsporen van illegale bouwactiviteiten en het bouwen in afwijking van de vergunning (inclusief welstandstoets).

 

Ook bouwwerken waarvoor geen bouwvergunning hoeft te worden aangevraagd moeten aan minimale welstandseisen voldoen. Indien het uiterlijk van een bouwwerk in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand kunnen burgemeester en wethouders de eigenaar van het betreffende bouwwerk verzoeken om binnen een door hen te bepalen termijn die strijdigheid op te heffen. Een bouwwerk is in ernstige mate in strijd met redelijke eisen van welstand indien sprake is van excessen.

Hiervan is sprake indien flagrante strijdigheid bestaat met de in deze welstandsnota opgenomen criteria.

 

Van excessen kan bijvoorbeeld sprake zijn bij te opdringerige reclame-uitingen, toepassing van felle of contrasterende kleuren en/of armoedig materiaalgebruik.

Bij het repressieve welstandstoezicht ligt, conform het gemeentelijke handhavingsbeleid, een hoge prioriteit bij het voorkomen van excessen in de kwetsbare gebieden: het Beschermd dorpsgezicht Oudeschans en het buitengebied.

HOOFDSTUK 5 WELSTANDSCRITERIA

In dit hoofdstuk worden de welstandscriteria genoemd die worden gebruikt voor de kleine en middelgrote bouwplannen die zich voegen binnen de bestaande ruimtelijke structuur van de gemeente Bellingwedde.

Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen algemene en gebiedsgerichte criteria. De algemene criteria liggen ten grondslag aan elke planbeoordeling, omdat ze het uitgangspunt vormen voor de uitwerking van de gebiedsgerichte welstandscriteria.

 

De welstandsnota bevat geen welstandscriteria voor ontwikkelingsprojecten die de bestaande ruimtelijke structuur en karakteristiek doorbreken. Dergelijke welstandscriteria kunnen immers niet worden opgesteld zonder dat er een concreet stedenbouwkundig plan aan ten grondslag ligt. Voorheen was het gebruikelijk de eisen voor de stedenbouwkundige en architectonische vorm en structuur in een "beeldkwaliteitsplan" te benoemen.

 

Bij de stedenbouwkundige planvoorbereiding zal voortaan tevens - in overleg met de welstandscommissie - bekeken worden of voor de projectontwikkeling nieuwe welstandscriteria vastgelegd moeten worden. Voor dergelijke aanvullingen geldt dat de inspraak wordt gekoppeld aan de reguliere inspraakregeling bij de stedenbouwkundige planvoorbereiding.

 

Na afronding van de ontwikkelingsfase worden voor de betreffende gebieden reguliere welstandscriteria opgesteld die gericht zijn op he beheer van het gebied.

 

5.1 Algemene criteria

 

Kwaliteitskader

In bijzondere situaties, wanneer de gebiedsgerichte en de objectgerichte welstandscriteria ontoereikend zijn, kan het nodig zijn expliciet terug te grijpen op meer algemene welstandscriteria. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer een bouwplan is aangepast aan de gebiedsgerichte welstandscriteria, maar het bouwwerk zelf zo onder de maat blijft dat het zijn omgeving negatief zal beïnvloeden. Ook wanneer een bouwplan afwijkt van de bestaande of toekomstige omgeving, maar door bijzondere schoonheid wel een kwalitatieve toevoeging aan zijn omgeving vormt, kan worden teruggegrepen op algemene welstandscriteria. De welstandscommissie kan burgemeester en wethouders in zo'n geval gemotiveerd adviseren van de hardheidsclausule gebruik te maken en af te wijken van de gebiedsgerichte of objectgerichte welstandscriteria.

 

In de praktijk betekent dit dat het betreffende plan alleen op grond van de algemene welstandscriteria wordt beoordeeld en dat de bijzondere schoonheid van het plan met deze criteria overtuigend kan worden aangetoond. Het niveau van "redelijke eisen van welstand" ligt dan uiteraard hoog, het is immers redelijk dat er hogere eisen worden gesteld aan de zeggingskracht en het architectonisch vakmanschap naarmate een bouwwerk zich sterker van zijn omgeving onderscheidt.

 

Relatie tussen vorm, gebruik en constructie

Hoewel het welstandstoezicht is gericht op de uiterlijke verschijningsvorm, kan de vorm van het bouwwerk niet los worden gedacht van de eisen vanuit het gebruik en de mogelijkheden die materialen en technieken bieden om een doelmatige constructie te maken.

Daarmee is nog niet gezegd dat de vorm altijd ondergeschikt is aan het gebruik of de constructie. De verschijningsvorm is méér dan een rechtstreekse optelsom van gebruik en constructie.

 

Relatie tussen bouwwerk en omgeving

Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat het een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de openbare (stedelijke of landschappelijke) ruimte. Waar het om gaat, is dat het gebouw een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de omgeving en de te verwachten ontwikkeling daarvan.

 

Betekenis van vormen in de sociaal-culturele context

Voor vormgeving gelden bepaalde regels. Die regels zijn geen wetten en moeten ter discussie kunnen staan. In iedere bouwstijl wordt gebruik gemaakt van verwijzingen en associaties naar wat eerder of elders reeds aanwezig was of naar wat in de toekomst wordt ver wacht. Een ontwerp kan worden geïnspireerd door een bepaalde tijdsperiode, maar dat is iets anders dan het imiteren van stijlen, vormen en detailleringen uit het verleden. Het is belangrijk om ook bij nieuwe bouwplannen zorgvuldig met stijlvormen om te gaan.

 

Schaal en maatverhoudingen

Ieder bouwwerk heeft een schaal die voortkomt uit de grootte of de betekenis van de betreffende bouwopgave. De afmetingen en verhoudingen van gevelelementen vormen tezamen de compositie van het gevelvlak. Als toegevoegde elementen (zoals een dakkapel, een aanbouw of een zonnecollector) te dominant zijn ten opzichte van de hoofdmassa en/of vlakverdeling, verstoren zij het beeld niet alleen van het object zelf, maar ook van de omgeving waarin het is geplaatst.

 

Materiaal, textuur, kleur en licht

De keuze van materialen en kleuren is tegenwoordig niet meer beperkt tot wat lokaal aan materiaal en ambachtelijke kennis voorhanden is. Als materialen en kleuren teveel los staan van het ontwerp, maar slechts worden gekozen op grond van decoratieve werking, wordt de betekenis ervan toevallig en kan het afbreuk doen.

 

5.2 Gebiedsgerichte criteria

Voor het maken van een gebiedsindeling, die als ondergrond voor een doeltreffend welstandsbeleid kan fungeren, is het van belang te komen tot een typering van de landschappelijke gegevendheden met de aanwezige structuurlijnen en de hiermee in verband staande concentraties van bebouwing. Immers de bebouwing vormt vaak een verband met voornoemde zaken. Een ander aspect is de leeftijd van de bebouwing, omdat hieraan veel kenmerkende eigenschappen zijn te herkennen. Een derde aspect is het te verwachten aantal initiatieven en de impact ervan op de omgeving, waardoor een apart gebied kan worden benoemd.

 

Het grondgebied van de gemeente Bellingwedde bevindt zich ten zuidoosten van de gemeente Winschoten en wordt begrensd door de gemeenten Winschoten, Pekela, Stadskanaal, Vlagtwedde en Reiderland. Bellingwedde is een grensgemeente en grenst aan Duitse zijde aan de gemeente Rhede.

 

Van doorslaggevende betekenis voor de huidige ruimtelijke en functionele structuur van de gemeente Bellingwedde zijn geweest de lijnen, die in de loop van de geschiedenis zijn getrokken door de grens tussen water en land.

 

Een eerste lijn wordt gevormd door de grens tussen Dollard en het vaste land van Groningen. De uiterste grens van de Dollardinbraak werd gevormd door een min of meer hoefijzervormige zandrug. Deze is nog steeds duidelijk waarneembaar en loopt ongeveer van Blijham in het noordwesten en via Wedde en Vriescheloo in het zuiden naar Bellingwolde als noordoostelijke begrenzing. In de loop van de tijd is door indijkingen de Dollard steeds verder teruggedrongen. Op deze zandrug is momenteel het merendeel van de woningen geconcentreerd. Gepaard aan deze bebouwing gaat een duidelijke intensivering van beplantingen. Fraaie laan- en erfbeplantingen bepalen momenteel in belangrijke mate het aantrekkelijke karakter van deze zandrug.

De tweede lijn heeft te maken met de Westerwoldse Aa die van zuid naar noord door het gemeentelijk grondgebied stroomt en daar vroeger op natuurlijke wijze in de Dollard uitmondde. De Westerwoldse Aa vormt de kern van het karakteristieke en waardevolle stroomdallandschap in Westerwolde met zijn essen, esdorpen en stroomdalen. Buiten dit stroomdalgebied strekten zich aan weerszijden heide- en veengebieden uit. Het zijn deze uitgestrekte veengebieden geweest, die gezorgd hebben voor de eeuwenlange min of meer geïsoleerde ligging van het gebied. Door steeds verdergaande ingrepen van de mens zijn in de loop der tijd de natuurlijke invloeden teruggedrongen. Er is een cultuurlandschap ontstaan; ten noorden van de zandrug hoofdzakelijk door inpoldering en aan de zuidzijde hoofdzakelijk door vervening en peilverlaging. In samenhang hiermee ontwikkelden zich zogenaamde randvervening haaks op de zandrug aanvullende bebouwingsassen met de daarbij behorende beplanting. Deze assen ontstonden langs de veldwegen (lanen), die ten gevolge van de Dollardinbraak eenzijdig in de richting van het veen en niet in de richting van het Dollard lopen. Door deze grootschalige coulissen heeft dit voormalige veengebied een duidelijk ander karakter dan het bijna geheel open grootschalige kleigebied aan de noordkant, en ook anders dan de meer grootschalige verveningen daarbuiten. Ingrijpend voor de uiteindelijke situatie zijn ook de uitgebreide kanalen- en wijkenstelsels geweest, die met name in deze laatste gebieden werden aangelegd.

 

Zoals uit het voorgaande blijkt kent de gemeente Bellingwedde een grote landschappelijke verscheidenheid. Globaal gesproken kent Bellingwedde een vijftal verschillende landschapstypes. In de eerste plaats het oude esdorpenlandschap rond het stroomdalgebied van de Westerwoldse Aa. Daarna is er het kenmerkende open dijkenlandschap ter plaatse van de vroegere Dollard-inbraak. Vervolgens is er het streekdorpenlandschap op de hogere zandruggen, een gebied waar de kernen Bellingwolde, Vriescheloo en Blijham liggen. Voorts is in het zuidoosten van de gemeente het veenkoloniaal landschap van de veenontginningen. Dit gebied kan onderverdeeld worden in het randveenontginningslandschap, op de overgang van de dorpen naar het vroegere veengebied en het veenkoloniale gebied.

 

Voor het raadplegen van de welstandscriteria gelden zowel de uitgebreide gebiedsschema's (zie bijlage I voor de uitleg van de systematiek en het begrippenkader), als wel de beschrijving per gebied (paragraaf 5.3).

In de gebiedsschema's staat concreet per deelaspect welke keuze is gemaakt voor het te hanteren welstandsbeleid.

 

Globaal zijn de volgende beleidsregiems te onderscheiden:

 

Handhaven

Hierbij gaat het om de intentie om het bestaande ruimtelijk beeld als zodanig zoveel mogelijk te handhaven en als uitgangspunt te hanteren voor verdere ont wikkelingen.

 

Respecteren

Bij dit beleid staat het zorgvuldig omgaan met bestaande waarden voorop. Deze hoeven niet altijd letterlijk in stand te blijven, maar dienen met respect te worden geïnterpreteerd bij nieuwe ontwikkelingen.

 

Incidenteel wijzigen

Hier krijgt het continue transformatieproces de ruimte, waarbij de bestaande situatie weliswaar als leidraad wordt genomen, maar gaandeweg wordt vervangen door nieuwe oplossingen en nieuwe beelden.

 

Planmatig wijzigen

Dit beleid is gericht op verandering. Het gaat hier om een bewuste verandering van het ruimtelijk beeld en de ruimtelijke kwaliteit. In verband met het verdelen van de gebieden in grotere eenheden zijn er geen gebieden die geheel in deze categorie vallen. Bij transformatie van een gebiedsonderdeel - bijvoorbeeld voor de aanleg van een nieuwe woonwijk - worden tegelijk met het maken van een stedenbouwkundig plan gebiedscriteria geformuleerd die voor de bouwkundige plannen van toepassing zijn.

 

5.3 Beschrijving per gebied

 

GEBIED 1 DIVERSE WEGEN IN HET BUITENGEBIED

 

Analyse gebied

 

Algemeen

De dekzandruggen in het gebied zijn bepalend geweest voor de huidige nederzettingenstructuur. Om aan de woonbehoeften te kunnen voldoen hebben uitbreidingen en verdichtingen zich voorgedaan, wat heeft geleid tot de huidige verschijningsvorm van het half open landschap.

 

Ruimte

Het betreft hier landwegen in een half open landschap van een hoogwaardige kwaliteit, bebouwd met verspreide woonhuizen en boerderijtjes, gebouwd rond 1900. Er is sprake van een sterke betrokkenheid tussen landschap en bebouwing.

 

Plaatsing

Kenmerkend is dat de bebouwing in wisselende positie ten opzichte van elkaar, in een gevarieerde af stand tot de weg staat, waarbij de tussenafstand vaak aanzienlijk is. De bijgebouwen zijn in het algemeen zichtbaar vanaf de weg achter de hoofdmassa en bezitten eveneens een wisselende richting.

 

Hoofdvorm/aanzichten/opmaak

De bebouwing is van het type één laag met kap en is overwegend kleinschalig. Geleding en plastiek zijn van oorsprong eenvoudig, waarbij de krimp bij de arbeiderswoningen een opvallend kenmerk is. In de periode na 1900 is door verdichting en vervanging in samenhang met de heersende bouwstijl de geleding en plastiek toegenomen. Traditionele stijl, verticaal aanzicht en gesloten gevelopbouw overheersen, maar jongere bouwstijlen zijn ook prominent aanwezig. De kleuren worden overwegend bepaald door rode baksteen en rode dakpannen, terwijl de bijgebouwen veelal zijn uitgevoerd in donkere tinten.

 

Waardering

De waarde wordt bepaald door de rustgevende uitstraling van het half open landschap, waarbij de woonhuizen en boerderijtjes hieraan geen afbreuk doen. Eveneens wordt gewaardeerd de diversiteit die dit gebied in zich herbergt.

 

Beleidsintenties

Het beleid voor de bebouwing is gericht op "respecteren".

 

Welstandscriteria

 

Plaatsing

  • Afstand tot de weg en de onderlinge af stand worden bepaald door grootte, functie en plaats.

  • Bijgebouwen zichtbaar, maar terugliggend ten opzichte van het hoofdgebouw.

  • Richting haaks of evenwijdig op de weg.

Hoofdvorm

  • Eén laag met kap.

  • Geleding en plastiek voor kleine gebouwen sober, voor grotere gebouwen meer samengesteld en minder sober.

Aanzichten

  • Stijl traditioneel.

  • Overwegend verticale of wisselende compositie.

  • Gevels gesloten.

Opmaak

  • Rode/roodbruine baksteen.

  • Rode, grijze of zwarte dakpannen.

  • Kleurstelling middentoon.

 

 

GEBIED 2 RECREATIEVE DOELEINDEN

 

Analyse gebied

 

Algemeen

De recreatieve voorzieningen zijn in de gemeente Bellingwedde geconcentreerd in het gebied de Wedderbergen. In het gebied zijn de volgende recreatieparken aanwezig. De Camping Wedderbergen ligt tegen de N368 en de Westerwoldse Aa aan.

Op deze camping zijn trekkershutten, jaar-, seizoens-, tent- en bootligplaatsen aanwezig. Het Villapark Weddermeer, in dit park zijn 109 recreatiewoningen gerealiseerd. Tegenover het Villapark staat het complex waar 12 zomerhuizen zijn gesitueerd (dit wordt verder aangeduid als Buitenplaats). Verder zijn er voorzieningen die bij recreatieparken horen aanwezig, zoals een zwembad, restaurants, speeltoestellen, toiletgebouwen, kampwinkel, etc.

 

Ruimte

De bebouwing is gerealiseerd in een natuurlandschap. De verschijningsvorm heeft een recreatief karakter, waarbij veel aandacht wordt geschonken aan inpassing in het landschappelijk recreatief gebied.

 

Plaatsing

De bebouwing staat in het algemeen verspringend. De af stand tot de weg is onbepaald. Op alledrie de recreatieparken is sprake van een overwegend gesloten bebouwing. Met betrekking tot de bouwvorm kan gesteld worden dat er sprake is van veel variaties. In het Villapark Weddermeer zijn de zomerbungalows gesitueerd aan het water. Bij de Buitenplaats staan de huizen geclusterd aan de Wedderbergenweg.

Op de camping Wedderbergen staan alle mogelijke kampeermiddelen op kampeervelden in een natuurlijke omgeving, welke door een groensingel is afgescheiden van de N368 en de Westerwoldse Aa.

 

Hoofdvorm/aanzichten/opmaak

De bebouwing is overwegend één bouwlaag met kap of plat. De omvang van de bebouwing kent enige onderlinge verschillen. De recreatiewoningen op het Villapark Weddermeer zijn ruimer van opzet dan de woningen van de Buitenplaats en ook weer verschillend met de kampeervormen op de Camping Wedderbergen. Aanwezige bebouwing is overwegend enkelvoudig van aard. De bebouwing kenmerkt zich door een sobere plastiek. De stijl en compositie zijn als je alledrie de recreatieparken in beschouwing neemt divers. In het Villapark Weddermeer hebben alle bungalows witte gevels en een rood/oranjeachtig dak en een speels karakter. Bij de Buitenplaats hebben de woningen witte gevels en een zwarte dakrand en op het dak zwarte asbestcement golfplaten en een sober en eenvoudig uiterlijk. Op de Camping Wedderbergen is er een verscheidenheid aan kampeervormen te vinden, zoals trekkershutten, stacaravans, tenten, etc. De bebouwing is overwegend van steen- of houtachtige materialen en in een lichte kleurtoon. De kleur over het hele recreatiegebied is divers te noemen zoals reeds bovenomschreven.

 

Waardering

De waarde wordt bepaald door de diversiteit die de drie recreatieparken in zich bergen. Het natuurlijk evenwicht tussen recreatie en natuur wordt als positief ervaren.

 

Beleidsintenties

Als beleid geldt hier "respecteren" waarbij ruimte en plaatsing vooral worden gehandhaafd. Hoofdvorm, aanzicht en opmaak worden gerespecteerd. De recreatiebouw moet aandacht hebben voor landschappelijke inpassing. Voorzieningen die betrekking hebben op recreatie, zoals zwembad, toiletgebouwen, etc. moeten passend zijn binnen de reeds gerealiseerde voorzieningen.

 

Welstandscriteria

 

Plaatsing

  • Relatieve positie wisselend.

  • Afstand tot de weg onbepaald.

  • De bebouwing moet een geheel vormen met de overige bebouwing, waarbij bestaande bebouwing wordt versterkt.

  • Richting bouwvorm gevarieerd.

Hoofdvorm

  • Twee type's: één bouwlaag met kap (Villapark Weddermeer en Buitenplaats), één bouwlaag plat (Camping Wedderbergen).

  • Per recreatiepark is enig onderling verschil mogelijk.

  • Grote ingrepen worden afgestemd op recreatieparkniveau en zal aansluiting hebben op bestaande waarden.

  • Voorzieningen die betrekking hebben op recreatie moeten worden afgestemd op reeds gerealiseerde voorzieningen.

  • Geleding en plastiek zijn enkelvoudig en sober.

Aanzichten

  • Bij Villapark Weddermeer rekening houden met speels karakter.

  • Bij Buitenplaats rekening houden met sober en eenvoudig uiterlijk.

  • Bij Camping Wedderbergen stijl divers.

  • Transparantie gevels open.

Opmaak

  • Bij Villapark Weddermeer: witte gevels en rood/oranje dakpannen.

  • Bij Buitenplaats: witte gevels en zwarte dakrand en zwarte dakbedekking.

  • Bij Camping Wedderbergen: divers.

  • Materiaal steen- of houtachtig.

 

 

GEBIED 3 NATUURLANDSCHAP

 

Analyse gebied

 

Algemeen

De natuurwaarden zijn vooral gekoppeld aan het stroomdalgebied van de Westerwoldse Aa. Het natuurgebied De Gaast, dit maakt deel uit van de oeverlanden rond de Westerwoldse Aa, belangrijk als weidevogelgebied en vanwege de slootvegetatie, ligt tegen de Camping Wedderbergen aan en loopt vervolgens richting het Veendiep. In aansluiting daarop fungeren ook de oeverzones van het Veendiep als een ecologisch waardevol gebied.

 

Ruimte

Het gebied natuurlandschap betreft voornamelijk het stroomdalgebied van de Westerwoldse Aa, het natuurgebied de Gaast en het Veendiep. Het meerendeel van het gebied natuurlandschap maakt deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur. In het Provinciaal Omgevingsplan heeft dit de functie natuur gekregen. De doelstelling voor dit gebied is behoud, herstel en ontwikkeling van de aanwezige natuur- en landschapswaarden en benutten van de mogelijkheden voor natuurontwikkeling.

 

Waardering

Juist het ontbreken van bebouwing en de weidsheid alsmede de gaafheid ervan worden positief gewaardeerd.

 

Beleidsintenties

Gelet op het ontbreken van dynamiek in deze gebieden is er geen beleid voor bouwwerken. Voor de natuurlijke waarden geldt een beleidsvoornemen van "handhaven".

 

 

GEBIED 4 LINT

 

Analyse gebied

 

Algemeen

Door vervening en inpoldering steeg de werkgelegenheid in de landbouw. Naast verdichting van het historische lint ontstaat de behoefte aan nieuwe woongebieden voor arbeiderswoningen. Vanaf ongeveer 1900 tot 1940 zijn deze gerealiseerd in de vorm van verbindingslinten. Deze vormen een verbinding tussen bestaande dorpen binnen en buiten het gemeentelijk gebied. De linten komen voor in een deel van het zogenaamde hoefijzerprofiel (de oude dekzandrug met bebouwing, die de oude Dollard inbraak begrensde) en als verbindingslint richting Duitsland, Bourtange, Pekela en Winschoten.

 

Ruimte

De ruimte bestaat uit een doorgaande weg, veelal van asfalt (Dorpsstraat in Vriescheloo is klinkerbestrating), met deels zeer karakteristieke boombeplanting in hoofdzaak aan beide zijden van de weg. In de meeste gevallen is een eenzijdig fietspad of een secundaire weg aanwezig (deel Rhederweg).

In het lint zijn voornamelijk arbeidersbehuizingen en boerderijen te vinden. Incidenteel is er sprake van andere gebruiksvormen van de gebouwen, zoals detailhandel.

In het lint zijn open niet bebouwde gedeelten aanwezig.

 

Plaatsing

De positie van de bebouwing wordt bepaald door de functie en door de plaats in het lint. Eenvoudige woonhuizen zijn dichter op de weg geplaatst dan de boerderijen. De afstand tot de weg is zeer wisselend. Er is sprake van een open bebouwing, welke overwegend haaks op de weg, dan wel evenwijdig aan de kavelrichting is gesitueerd. Naar het centrum van de dorpen neemt de bebouwingsdichtheid toe en ook de afstand tot de weg wordt kleiner. De erfbeplanting en tuinen hebben in veel gevallen een representatieve functie.

 

Hoofdvorm/aanzichten/opmaak

De bebouwing is overwegend één bouwlaag met kap. De omvang van de bebouwing kent onderling veel verschil. De boerderijen zijn groter van omvang dan de oudere arbeiderswoningen. De andere woningen en gebouwen met andere functies liggen in omvang hier tussen in of zijn incidenteel groter of gelijkwaardig aan boerderijen. Geleding en plastiek is van oorsprong enkelvoudig en gemiddeld.

Aan de boerderijen is de "rijkdom" van de gronden af te lezen. Vanaf de gebiedsduiding bijzonder lint, verdwijnt de symmetrie langzamerhand uit de gevels. Ook de centrale ingangspartijen komen in zuidelijke richting nagenoeg niet meer voor. Traditionele stijl, verticaal aanzicht en een tamelijk gesloten gevelopbouw overheersen in het lint. Jongere bouwstijlen zijn ook aanwezig. Kleuren worden overwegend bepaald door rood/roodbruine baksteen en rode of zwarte dakpannen. Incidenteel komen panden voor met houten gevels en rietgedekt.

 

Waardering

De waarde wordt bepaald door de afleesbaarheid van de ontwikkelingsgeschieden.is Het contrast tussen de bebouwingsvolumes, de aansluiting bij de toen heersende bouwstijl en de verbondenheid met de structuur en maat van het omliggende landschap zijn belangrijk.

De relatie tussen plaatsing van de bebouwing op de erven met de erfbeplanting en het openbaar gebied met de boombeplanting is zeer karakteristiek.

 

Beleidsintenties

Het beleid is gericht op het "respecteren" van de hiervoor aangegeven waarden.

Nieuwbouw, verbouw en uitbreiding is mogelijk wanneer plaatsing en hoofdvorm van de bestaande structuur worden gerespecteerd. Eigentijdse vormgeving en een zekere mate van contrast tussen de gebouwen behoort tot de mogelijkheden. Voor reclame- en attentieborden geldt een terughoudend beleid.

 

Welstandscriteria

 

Plaatsing

  • Afstand tot de weg en de onderlinge afstand worden bepaald door grootte, functie en plaats in het lint.

  • Bijgebouwen terugliggend ten opzichte van het hoofdgebouw.

  • Richting afhankelijk van de kavelvorm, bij voorkeur evenwijdig aan de kavelrichting.

Hoofdvorm

  • Eén bouwlaag met kap, op ruime kavel afhankelijk van de plaats in het lint is ook twee verdiepingen met kap mogelijk.

  • Geleding en plastiek voor kleine bouwwerken sober, voor grotere gebouwen minder sober en meer samengesteld.

Aanzichten

  • Stijl verbouw in samenhang met het bestaande.

  • Overwegend verticale of wisselende compositie.

  • Gevels tamelijk gesloten.

Opmaak

  • Rood/roodbruine baksteen.

  • Rode, grijze of zwarte dakpannen.

  • Detaillering en ornamenten voor kleine gebouwen sober, voor grotere gebouwen is ook enigszins rijk mogelijk.

 

 

GEBIED 5 VERDICHT LINT

 

Analyse gebied

 

Algemeen

De dekzandruggen zijn bepalend geweest voor de huidige nederzettingenstructuur. Vanuit deze zandruggen werd het omliggende land in cultuur gebracht. De ruggen met hun slingerend verloop, overwegend in de hoefijzervorm in het landschap gesitueerd, vormen de hoofdstructuur. Latere uitbreidingen en verdichting hebben in het lint geleid tot komvorming. De dorpen Vriescheloo en Blijham worden deels als verdicht lint aangemerkt, evenals het komdorp Wedde. Dit dorp heeft een andere ontstaansgeschiedenis. Gelegen aan een doorwaadbare plaats (wedde) in de rivier de Westerwoldse Aa, was dit ook zeer strategisch gelegen, om het door hoogveen omgeven gebied Westerwolde te beheersen. De Burcht in Wedde dankt hieraan mede haar ontstaan. Het dorp De dorpen hadden tot circa 1950 een belangrijke detailhandel en voorzieningen functie.

 

Ruimte

De ruimte bestaat voornamelijk uit doorgaande asfaltwegen (incidenteel klinkerbestrating) met in Wedde en Blijham deels een eenzijdig trottoir. In de wegbermen staan bomen.

 

Plaatsing

De bebouwing staat over het algemeen in een strakke voorgevelrooilijn op enige afstand van de weg. De woningen hebben een kleine voortuin. De onderlinge afstand tussen de woningen is gelijkmatig en het geheel van de straatwand maakt een tamelijk gesloten indruk. Dit beeld wordt versterkt door het gegeven, dat in enkele gevallen er sprake is van bebouwing direct aan het trottoir of het openbare gebied. Wedde is een duidelijk voor beeld. Bijgebouwen bevinden zich in hoofdzaak achter de woning. De hoofdrichting van de woning is in hoofdzaak evenwijdig aan de weg. In iets opener gebieden (Vriescheloo en Blijham) is er ook sprake van hoofdrichting aan het verkavelingspatroon. Dit geeft een erg open ruimtelijk beeld, terwijl er sprake is van vrij dichte bebouwing.

 

Hoofdvorm/aanzichten/opmaak

In dit lint zijn panden aanwezig met zeer verschillende gebruiksfuncties. De woningen zijn voor het grootste deel één laag met kap en zijn ua vormgeving en architectuur zeer divers. De oudere huizen hebben soms kenmerken van de neorenaissance, dat wil zeggen: horizontale gepleisterde banden en versieringen boven ramen en deuren. De jongere typen uit de jaren dertig zijn strakker van opzet evenals de nieuwere bebouwing uit de vijftiger jaren. Gevels kennen in hoofdzaak een verticale geleding en zijn tamelijk gesloten. De woningen zijn gebouwd van roodbruine (oudere) tot helderrode (jongere) baksteen en afgedekt met rode, roodbruine, grijze of zwarte pannen.

Kozijnen en daklijsten zijn veelal in een zeer lichte kleur (wit) geschilderd. Incidenteel komen ook panden voor met een afwijkende lichte kleurstelling.

 

Waardering

Er is waardering voor de gesloten lintvorm als gebouwde structuur en voor de karakteristieke samenhang van de verschillende bebouwingsvormen. Bovendien is er waardering voor de positie en hoofdrichting van de bebouwing in dit lint. Soms is de detaillering dusdanig dat verbouwde panden afbreuk doen aan het totaalbeeld.

 

Beleidsintenties

Als beleid geldt hier "respecteren" waarbij ruimte en plaatsing vooral worden gehandhaafd. Hoofdvorm, aanzicht en opmaak worden gerespecteerd. Eigentijds bouwen, mits dit zich voegt in maat en schaal van de directe omgeving wordt niet uitgesloten.

 

Welstandscriteria

 

Plaatsing

  • Voorgevel in bestaande rooilijn.

  • Onderlinge afstand regelmatig.

  • Bijgebouwen terugliggend ten opzichte van hoofdgebouw.

  • Richting afhankelijk van kavelvorm, meestal evenwijdig aan de kavelrichting en haaks op de weg.

Hoofdvorm

  • Eén verdieping met kap.

  • Steiler of flauwer dak mogelijk.

  • Geleding enkelvoudig.

  • Sobere plastiek.

Aanzichten

  • Stijl in samenhang met het bestaande en met respect voor het type.

  • Overwegend verticale compositie.

  • Gevels tamelijk gesloten.

Opmaak

  • Rode/roodbruine baksteen.

  • Rode, grijze of zwarte pannen.

  • Bescheiden detaillering en ornamenten.

Algemeen

Eigentijds bouwen, mits zich dit voegt in maat en schaal van de directe omgeving.

 

 

GEBIED 6 BIJZONDER LINT

 

Analyse gebied

 

Algemeen

 

Bellingwolde

De ruimtelijke structuur van het bijzonder lint wordt bepaald door het enigszins bochtige verloop van de Hoofdweg, dat een pleistocene dekzandrug volgt. De Hoofdweg vormt de ruggengraat van de dichte bebouwing die aan weerszijden ervan is gelegen. De Hoofdweg met zijn karakteristieke gebakken klinkerbestrating heeft een groen profiel dat met name wordt veroorzaakt door de siertuinen van de boerderijen en de begeleidende boombeplanting aan weerszijden van de weg die slechts op een paar plaatsen wordt onderbroken. De tuinen hebben meestal kenmerken van de landschapsstijl en geven het lint een zekere allure. Aan de westzijde van de weg ligt een betonstenen voetpad. De erfafscheidingen tot de openbare weg zijn wisselend: een stenen muurtje, een gietijzeren hekwerk, een hek of niets.

 

Blijham

De ruimtelijke structuur is in dit bijzonder lint bepaald door de begrenzing van de oude Dollard inbraak. Door reconstructie van zowel de Winschoterweg als het Oosteinde is de karakteristieke plaatsing van de gebouwen ten opzichte van de wegen verstoord. De doorgaande wegen bestaan uit een asfaltverharding, met aan één zijde (Oosteinde) of beide zijden (Winschoterweg) secundaire asfaltwegen. In de tussenbermen is boombeplanting aanwezig. Het openbare gebied wordt van de particuliere terreinen gescheiden door sloten. Incidenteel zijn de grote siertuinen nog aanwezig.

 

Ruimte

 

Bellingwolde

De dichte bebouwing aan weerszijden van het lint zorgt samen met de beplanting voor een gesloten karakter. De bebouwing is wisselend van schaal en haaks of schuin op de weg georiënteerd. Ze weerspiegelt heel duidelijk de economische, sociale en culturele ontwikkelingen in het gebied in de periode 1850-1940. Statige boerderijen op ruime kavels worden afgewisseld door kleinschalige bebouwing bestaande uit woonhuizen, woonwinkelpanden en bedrijfspanden.

 

Blijham

De statige boerderijen af gewisseld met grote herenbehuizingen zijn gelegen op ruime kavels. Aan het Oosteinde bevindt zich een dichter bebouwd gebied, bestaande uit woningen, waar in het verleden de voorzieningen als bakkerij, smederij, winkel, e.d. waren ondergebracht. Deze cluster bebouwing staat dicht op de weg.

 

Plaatsing

 

Bellingwolde

De boerderijen zijn meestal zo'n 25 meter van de weg gelegen en hebben een royale tuin voor en soms ook opzij van het voorhuis.

De meeste boerderijen zijn oorspronkelijk van het Oldambster type. Vanaf de laatste decennia van de negentiende eeuw verzelfstandigt het voorhuis steeds meer tot een villa. De stijl waarin het voorhuis van de boerderijen en ook de rentenierswoningen en villa's werden ontworpen varieerde van eclectisch rond 1880 tot een regionale variant op de Amsterdamse school rond 1930. De kleinschalige bebouwing is veel dichter op de weg gelegen, niet hoger don één bouwlaag met kap en in veel gevallen verbouwd of vervangen. Toch is het karakter ervan ua schaal, vormgeving en situering nog redelijk authentiek. Tussen kleinere panden staan grotere rentenierswoningen, villa's, een molen, kerken en openbare gebouwen. Het gebied rondom de hervormde kerk vormt een onderbreking van het bebouwingsritme. De kerk is gelegen, net daar waar de Hoofdweg af buigt naar het westen. De kerk en vrijstaande toren staan in een open gebied beplant met loofbomen. Naast de kerk staat het zeventiende eeuwse rechthuis, een naoorlogs schoolgebouw en een voormalige pastorie. In het bijzonder lint zijn meerdere panden van Rijkswege beschermd. Op korte termijn zal de Hoofdweg Bellingwolde vanwege haar bijzondere eigenschappen aangewezen worden als beschermd dorpsgezicht.

 

Blijham

Door de wegreconstructie, is de afstand tot de weg kleiner geworden. De boerderijen van het Oldambster type staan echter nog op een behoorlijke afstand van de weg en hebben zowel voor als aan de zijkant royale tuinen. De stijl van het voorhuis van de boerderijen en de rentenierswoningen is vergelijkbaar met het bijzonder lint Bellingwolde. De kleinschalige bebouwing is veel dichter aan de weg gelegen en niet hoger dan één laag met kap en in veel gevallen verbouwd of vervangen.

 

Hoofdvorm/aanzichten/opmaak

De bebouwing is overwegend één verdieping met kap. In omvang zijn boerderijen, renteniersbehuizingen, arbeiderswoningen en overige woningen in drie groepen te onderscheiden. De eerste groep is fors van omvang en arbeiderswoningen zijn in verhouding klein van omvang. Andere woningen en andere functies liggen in omvang hier tussen in. Geleding en plastiek zijn van oorsprong eenvoudig, waarbij de krimp bij arbeiderswoningen een opvallend kenmerk is. Bij verdichting en vervanging na 1900 nemen in samenhang met de heersende bouwstijl de geleding en plastiek toe.

Traditionele stijl, verticaal aanzicht en een gesloten gevelopbouw overheersen. Jongere bouwstijlen zijn ook aanwezig. Vooral boerderijen van rond 1900 kennen rijke ornamenten en versieringen. Kleuren worden overwegend bepaald door rood/roodbruine baksteen en rode of zwarte dakpannen. Incidenteel zijn grotere bouwwerken wit gestucadoord.

 

Waardering

 

Bellingwolde

Het bijzonder lint Bellingwolde is van nationaal belang vanwege zijn grote cultuurhistorische, ruimtelijk-historische en architectuurhistorische waarden en de hoge mate van gaafheid en zeldzaamheid. Haar oorspronkelijk gesloten en groen karakter is goed bewaard. De grootschalige bebouwingselementen, de boerderijen en hun erven bezitten een grote architectuurhistorische kwaliteit. Deze is het gevolg van de enorme rijkdom die in de periode 1850-1940 de herenboeren ten deel viel. De ruimtelijke kwaliteit wordt met name bepaald door de bebouwing met erfbeplanting en door het authentiek wegprofiel met klinkerbestrating en begeleidende loofboombeplanting.

 

Blijham

Het bijzonder lint Blijham is ondanks de reconstructie van de weg bijzonder waardevol vanwege dezelfde eigenschappen als het bijzonder lint Bellingwolde. De ruimtelijke kwaliteit wordt bepaald door de omvang van de bebouwing met de erfbeplanting en de plaatsing op het erf grenzend aan het open landschap.

 

Beleidsintenties

Hier geldt een beleid van vooral handhaven van het bijzondere ensemble van ruimte, prominente bebouwing en landschap, terwijl afzonderlijke elementen, voorzover niet beschermd onder voorwaarde van variatie en architectonische kwaliteit, vrij veranderd kunnen worden. Eigentijdse vormgeving en een zekere mate van contrast tussen de gebouwen behoort tot de mogelijkheden. Voor reclame- en attentieborden geldt een terughoudend beleid.

 

Welstandscriteria

 

Plaatsing

  • (Sterk) wisselend.

  • Enige tot grote afstand tot de weg.

  • Tamelijk open bebouwing.

  • Hoofdgebouw prominent, bijgebouwen zichtbaar.

  • Voornamelijk haaks op de weg.

  • Opvallend veel monumenten.

Hoofdvorm

  • Eén of meer bouwlagen met kap.

  • Veel onderling verschil.

  • Samengestelde geleding van de massa.

Aanzichten

  • Gevarieerd traditioneel.

  • Verticaal (wisselende) compositie.

  • Gemiddeld tot rijk gedetailleerde ornamenten.

  • Tamelijk gesloten gevels.

Opmaak

  • Gevels overwegend steenachtig, gevarieerd in lichte en donkere kleuren.

  • Kleur/materiaal ua helderheid globaal in middentonen.

  • Witte ornamenten worden niet uitgesloten.

  • Reclame-/attentieborden ingepast in het totaalbeeld.

 

 

GEBIED 7 AGRARISCH LINT

 

Analyse gebied

 

Algemeen

Lagen boerderijen eerst in de historische linten, door vervening, afwatering en ruilverkaveling schoof de boerderijbebouwing verder van de (historische) linten af en kwam te liggen langs ruilverkavelingswegen en langs de kanalen. Dit is van toepassing voor zowel het randveenontginningsgebied als het open klei landschap.

 

Ruimte

De bebouwing is veelal geconcentreerd langs vrij smalle doorgaande asfaltwegen. Aan weerszijden van deze wegen bevinden zich grasbermen met kanaal of sloot, waarna de uitgestrekte landbouwgronden beginnen. In de bermen staan enkele of dubbele rijen bomen soms gecombineerd met onderbeplanting of zoals langs de J. Buiskoolweg een rijke heesterbeplanting.

Bebouwing bestaat in hoofdzaak uit boerderijen, afgewisseld met een of meer zogenaamde arbeidersbehuizingen.

 

Plaatsing

De bebouwing staat in het algemeen op door bomen, boomsingels en sloten afgekaderde rechthoekige vlakken, grenzend aan de weg en omgeven door het wijde land. Boerderijen hebben redelijke diepe tuinen aan de voorkant van het huis. Burgerwoningen staan solitair verspreid tussen de boerderijen en hebben dezelfde plaatsingseigenschappen als de boerderijen. Bebouwing staat haaks op de weg en het voorhuis is gericht op de weg en het achterhuis is gericht op het land.

 

Hoofdvorm/aanzichten/opmaak

Boerderijen en burgerbehuizing bestaan veelal uit één laag met kap. Incidenteel komt ook twee lagen met kap voor. Hoewel boerderijen en burgerwoningen in hoofdvorm veel overeenstemming vertonen, is het verschil in omvang groot. Oudere burgerwoningen zijn veelal van het krimpjestype. De stijl van de boerderijen is verschillend afhankelijk van de ontwikkelperiode. In het verveende gebied is er sprake van de jaren twintig en der tig bouwstijl.

In de ruilverkavelingsgebieden kan worden gesproken van een jaren zestig bouwstijl en in de oudere linten is de heersende bouwstijl van rond negentienhonderd. Verticale geleding en een tamelijk gesloten gevelopbouw overheersen. Gevels zijn van rode, rood/bruine of rood/gele baksteen. Daken zijn bedekt met rode of zwarte dakpannen. Daken van schuren waren oorspronkelijk bedekt met rode pannen, die nu in veel gevallen zijn vervangen door golfplaten.

 

Waardering

De waarde van de bebouwing ligt in de grote omvang en vormgeving van de boerderijen in contrast met de kleine behuizingen en in relatie met de veelal centrale situering op het erf.

 

Beleidsintenties

Hier geldt een beleid van "handhaving" waarbij een opdeling gemaakt wordt naar plaatsing "handhaven" en hoofdvorm en aanzichten "respecteren".

 

Welstandscriteria

 

Plaatsing

  • Boerderijen in het algemeen op ruime afstand van de weg.

  • Kleinere woningen sterk wisselen van redelijk dicht tot enige afstand van de weg.

  • Bijgebouwen terugliggend ten opzichte van het hoofdgebouw.

  • Richting afhankelijk van de kavelvorm, overwegend haaks op de weg of evenwijdig aan de weg.

  • Onderling verband is open tot solitair.

Hoofdvorm

  • Boerderijen één tot twee verdiepingen met kap, woonhuizen één verdieping met kap.

  • Relatieve omvang per gebouwtype onderling verschillend, per reeks onderling meer overeenkomstig.

  • Geleding en plastiek voor kleinere gebouwen sober, voor grote gebouwen meer samengesteld en minder sober.

Aanzichten

  • Stijl voornamelijk traditioneel.

  • Compositie en transparantie ondergeschikt aan de gekozen stijl, voornamelijk verticaal gericht en tamelijk gesloten.

  • Nieuwe schuren direct aansluitend op en in harmonie met de bestaande bebouwing.

Opmaak

  • Rode/roodbruine baksteen.

  • Rode, grijze of zwarte dakpannen, grote schuren in donkere tinten dakplaten.

  • Detaillering en ornamenten eenvoudig c.q. bescheiden.

 

 

GEBIED 8 LANDELIJKE BEBOUWINGSCLUSTERS

 

Analyse gebied

 

Algemeen

In het buitengebied komen drie bijzondere typerende woongebiedjes voor. Het gaat om kleine bebouwingsclusters die hoofdzakelijk bestaan uit landarbeiderswoningen, gebouwd tussen 1900 en 1930. Deze gebiedjes zijn: Morige/Zandstroom, Osse-/Weddermarke en De Lethe. De beeldtypering is dermate kenmerkend dat de clusters zich in sterke mate onderscheiden van het overig buitengebied. Het gaat om kleinschalige woongebiedjes in een half open tot gesloten landschap met een landelijk karakter. De clusters voorzien in de behoefte aan woonprivacy en bieden ruimte voor het hobbymatig houden van bijvoorbeeld paarden, schapen en geiten. Kenmerkend is het voorkomen van onverharde lanen.

 

Ruimte

De Morige/Zandstroom onderscheidt zich door op onderling korte afstand van en parallel aan elkaar gelegen smalle lanen. Hoewel het gebied een half open en fijnmazig landelijk karakter heeft, is in dit gebied in mindere mate sprake van privacy en wonen in het groen dan in de landelijke bebouwingsclusters Osse- en Weddermarke en De Lethe het geval is. Vooral in De Lethe is sprake van privacy en wonen in een natuurlijke en bosrijke omgeving. Bosschages en kleine weilandjes vormen belangrijke beelddragers in de Osse-/Weddermarke.

Alledrie de landelijke bebouwingsclusters ademen een behagelijke sfeer uit.

 

Plaatsing

De positie van de in de cluster voorkomende bebouwing is kenmerkend te noemen. Bijzonder is de positie van de bebouwing in de Morige/Zandstroom. De oriëntatie van de voorgevel richting de oorspronkelijke ontginningsas (Hoofdweg) is zeer kenmerkend. Even kenmerkend zijn de langsgevels die het beloop van de smalle lanen en de kavelrichting volgen. De situering van de bebouwing direct aan de smalle lanen versterken het kleinschalig karakter. In de Osse-/Weddermarke en De Lethe wisselt de plaatsing van de bebouwing ten opzichte van de weg sterk. Er is overwegend sprake van solitaire bebouwing. Sommige woonerven zijn vanaf de weg niet zichtbaar en bieden zoveel privacy alsof ze zich van het openbare leven hebben afgezonderd. In de landelijke bebouwingsclusters is het hoofdgebouw steeds het meest vooruitgeschoven bouwwerk en ua omvang het meest prominent.

 

Hoofdvorm/aanzichten/opmaak

De bebouwing is altijd één bouwlaag met kap. De omvang van de bebouwing kent onderling weinig verschil. De landarbeidersbehuizing kenmerkt zich overwegend door een enkelvoudige bouwmassa. Er is sprake van één afleesbaar volume. Zeer kenmerkend en beeldbepalend zijn de lage goten en grote dakvlakken. Het eenvoudige bestaan van de landarbeider komt in de architectuur tot uitdrukking door de traditionele stijl, de sobere plastiek en het (vrijwel) ontbreken van detail en ornament. De verticale geleding van de voorgevel, zoals deze zichtbaar is in de vorm van kozijnen, is opvallend, evenals het tamelijk gesloten karakter ervan.

Hoewel de hoofdkleur van de gevels en daken vaak rood is, zijn sommige daken voorzien van grijze of zwarte pannen. De gevels van enkele landarbeiderswoningen zijn wit geschilderd. Ander materiaal dan steen, uitgezonderd houten bijgebouwen, komt niet of nauwelijks voor.

 

Waardering

De waarde wordt bepaald door het kleinschalig en landelijk karakter. De onverharde lanen, bossen, bosschages, kleine weilandjes en natuurlijke tuin- en erfscheidingen vormen met de bescheiden bebouwing een aantrekkelijk ensemble. In de Morige/Zandstroom is de opstrekkende kleinschalige verkaveling goed leesbaar. De smalle lanen en langsgevel direct aan de laan worden uit landschappelijk oogpunt erg gewaardeerd. De waarde van De Lethe wordt hoofdzakelijk bepaald door het sterk besloten landschap. De verscholen ligging van de woonerven in het bos maken dit gebied tot een uniek woongebiedje.

 

Beleidsintenties

Het beleid is gericht op het behoud van het landelijk en kleinschalig karakter. Plaatsing, hoofdvorm en omvang van de bebouwing dienen zoveel mogelijk te worden gehandhaafd.

Daarbinnen biedt het beleid ruimte voor noviteiten. Eigenzinnige architectuur kan het verrassend karakter van de landelijke bebouwingsclusters versterken. Er dient dan sprake te zijn van een hoge mate van originaliteit en onderscheidendheid. De zichtbare relatie tussen bebouwing en openbare ruimte wordt erg belangrijk gevonden. Voorts is het beleid gericht op het vergroten van de recreatieve aantrekkelijkheid van het landschap. In verband hiermee richt het beleid zich op het behoud van bosschages, onverharde lanen en solitaire bomen.

 

Welstandscriteria

 

Plaatsing

  • In de Morige/Zandstroom oriëntatie van de voorgevel richting de Hoofdweg, en situering van de langsgevel in de rooilijn direct aan de laan.

  • Enig tot grote afstand van de weg in De Lethe en Osse-/Weddermarke.

  • Bijgebouwen achter hoofdgebouw (met uitzondering van verscholen woonerven in De Lethe).

  • Sterk wisselende onderlinge positie van de bebouwing in De Lethe en Osse-/Weddermarke ten opzichte van de rooilijn.

  • In een half open tot gesloten landschap.

Hoofdvorm

  • Bebouwing van bescheiden omvang.

  • Groot dakvlak.

  • Eén bouwlaag met kap.

  • Platte afdekking in uitzonderlijk geval toegestaan.

  • Enkelvoudige samenstelling van bouwmassa.

  • Sobere plastiek.

Aanzichten

  • Stijl in samenhang met het bestaande en met respect voor het type.

  • Verticale geleding van de voorgevel.

  • Tamelijk gesloten voorgevel.

  • Aanbouwen onderdeel van de hoofdvorm.

Opmaak

  • Lage mate van detaillering en versiering.

  • Gradatie van helderheid in het materiaal en kleurgebruik: middentoon.

 

 

GEBIED 9 OUDE NIEUWBOUW

 

Analyse gebied

 

Algemeen

Na de Tweede Wereldoorlog bestond er grote behoefte aan huisvesting. Deze behoefte werd ingelost door woningbouwcorporaties en verenigingen die op projectmatige wijze woningbouw hebben gerealiseerd. De tot dan toe meest gebruikte wijze om langs bestaande wegen lintbebouwing te realiseren werd losgelaten en woningbouw werd op planmatige wijze in de vorm van rijtjeswoningen tot stand gebracht. In de jaren vijftig tot zeventig werden de woningen in strakke blokken en in een strak gelid gebouwd. In de jaren daarna tot de tachtiger jaren werd het wegenpatroon wat losser en speelser en werden de woningen ook veelvormiger. Deze projectmatige woningbouw kwam tot stand in de dorpen Bellingwolde, Blijham, Vriescheloo, Wedde en in de kern Rhederbrug. In de meeste gevallen werd er direct gebouwd achter het oude lint.

 

Ruimte

De straten zijn in de eerste plaats woonstraten, de straatprofielen zijn over het algemeen ruim van opzet met een trottoir aan éénzijde soms aan weerszijden van de straat. Er zijn vaak ruime plekken aanwezig voor groen en om te spelen. Parkeren vind plaats langs de straat, op aangelegde plekken of op eigen in- of oprit.

Menging van functies komt nauwelijks voor. Wonen in rijtjeswoningen is de hoofdfunctie in Wedde, Blijham en in de kern Rhederbrug. Toch is in Wedde en de kern Rhederbrug een school ingepast en in Blijham het zorgcentrum De Blanckenbörg.

 

Plaatsing

De bebouwing staat in een strakke rooilijn die soms per cluster verspringt of verdraait. De woningen hebben allemaal een voortuin die varieert in een diepte van 3 tot 10 meter. De onderlinge afstand tussen de bouwvlakken is gelijkmatig en maakt een gesloten indruk. Bijgebouwen, aangebouwd of losstaand, bevinden zich bij drie of meerdere woningen aaneengebouwd achter het bouwblok en bij woningen twee onder een kap naast achter het bouwblok (garage). De hoofdrichting van de bouwvlakken is evenwijdig aan de weg. In de jaren zeventig en tachtig staat de hoofdrichting per cluster soms verdraaid ten opzichte van de wegas.

 

Hoofdvorm/aanzichten/opmaak

De woningen zijn in twee type' s te onderscheiden, namelijk hoge gootlijn twee verdiepingen met een vlak hellend dak en lage gootlijn één verdieping met kap (dakhelling tussen de 30 en 60 graden). De omvang vertoont per cluster veel overeenkomst. De woonblokken vertonen nauwelijks geleding.

In de jaren vijftig lijken de ramen gaten in de baksteengevel, is er een overgang van een verticaal naar een horizontale compositie, de gevels maken nog steeds een vrij gesloten indruk, er zijn wel detaiIs aanwezig zoals gootklossen, omranding om voordeurkozijn, schoorstenen die kenmerkend zijn. De kleuren van de gevels zijn overwegend rood en van de dakpannen rood of grijs.

In de zeventiger jaren wordt een begin gemaakt naar een horizontale compositie, waarbij schoorstenen verdwijnen en de gevels opener worden en de goten strakker. Om de gevels levendiger te maken werden deze soms bekleed met hout of een ander plaatmateriaal. De kleuren zijn dan verschillend.

 

Waardering

De waarde wordt bepaald door de heldere stedenbouwkundige opzet en de project gerichte aanpak waarbij de ruime opzet met veel groen en speelruimte als positief wordt ervaren, daarentegen worden de bouwblokken met de gesloten gevels als minder aantrekkelijk gewaardeerd.

 

Beleidsintenties

Er geldt hier een beleid van "incidenteel wijzigen" van alle onderdelen.

Indien ingrijpende gevelwijzigingen plaatsvinden, zal de uitvoering bloksgewijs zijn.

 

Welstandscriteria

 

Plaatsing

  • Voorgevel in bestaande rooilijn of per cluster in gewijzigde rooilijn.

  • Onderlinge afstand gelijkmatig en beperkt, waardoor het gesloten beeld blijft bestaan.

  • Bijgebouwen terugliggend of achter het hoofdgebouw.

Hoofdvorm

  • Drie type's: één verdieping met kap, twee verdiepingen met kap, incidenteel drie verdiepingen plat.

  • Enig onderling verschil in omvang is mogelijk.

  • Geleding en plastiek van enkelvoudig en sober tot samengesteld en gemiddeld, bij drie verdiepingen onderscheidt de derde zich.

  • Grotere ingrepen worden op blokniveau afgestemd.

Aanzichten

  • Stijl eigentijds.

  • Compositie wisselend.

  • Transparantie van gesloten naar enigszins open.

Opmaak

  • Van rode/roodbruine baksteen tot gevelpuien en panelen in gedempte kleurtonen.

  • Roodbruine, grijze of zwarte dakpannen.

 

 

GEBIED 10 JONGE NIEUWBOUW

 

Analyse gebied

 

Algemeen

In de jaren tachtig tot heden werden woonwijken ontwikkeld waar vrijstaande of twee onder een kap woningen de boventoon voeren. Soms wordt één woning of een cluster woningen gebouwd in opdracht van particulieren, projectontwikkelaars of wooncorporaties. Deze woonwijken komen voor in de dorpen Bellingwolde, Blijham en Wedde en zijn gebouwd achter de oude linten. Recentelijk zijn er op drie locatie's appartementencomplexen gerealiseerd met drie of meer bouwlagen.

 

Ruimte

De straten zijn ontworpen woonstraten en maken een ruime indruk, de grote voortuinen en de vrijstaande woningen hebben in dit gegeven een grote rol.

Meestal is er aan één kant van de weg een trottoir soms aan beide kanten en in één locatie grenzen de grote voortuinen aan de weg. De functie wonen heeft verreweg de overhand, andere functies komen nauwelijks voor.

 

Plaatsing

De woningen staan in de rooilijn soms enigszins verspringend en hebben behalve de appartementen allemaal voortuinen van 4 tot 12 meter diep. Ook onderling worden de vrijstaande of twee onder een kap woningen van elkaar gescheiden door een zijtuin. Het hoofdgebouw is altijd prominent naar de weg gekeerd, de bijgebouwen staan meestal naast en achter de woning en zijn via een inrit vanaf de weg bereikbaar. De nokrichting is altijd haaks of evenwijdig aan de weg.

 

Hoofdvorm/aanzichten/opmaak

De woningen bestaan meestal uit één bouwlaag met een forse kap. In de kap bevinden zich de slaapvertrekken. Soms komt twee ver diepingen met een kleinere kap voor en is het onderlinge verschil met andere woningen vrij groot, appartementcomplexen zijn allemaal voorzien van een platte afdekking. De compositie van de gevels is wisselend, zowel verticaal als horizontaal en soms maken gevels een transparante indruk. Als materiaal worden in hoofdzaak baksteen en dakpannen gebruikt, soms komt houtbouw voor of worden delen van gevels met hout of plaatmateriaal bekleed. De kleuren zijn overwegend in de middentoon te vinden, maar soms zijn er zowel in steen, dakpannen en overige onderdelen uitschieters naar lichte of donkere kleurtonen en felle kleuren.

 

Waardering

De waarde wordt bepaald door de grote verscheidenheid van de verschijningsvormen en de royale kavels waarop is gebouwd, deze combinatie word positief ervaren.

 

Beleidsintenties

Er geldt hier een beleid van "incidenteel wijzigen", waarbij de plaatsing wordt gerespecteerd, maar hoofdvorm, aanzicht en opmaak kunnen worden gewijzigd.

Indien ingrijpende gevelwijzigingen plaatsvinden, zal de uitvoering bloksgewijs zijn.

 

Welstandscriteria

 

Plaatsing

  • Voorgevel enigszins verspringend op 4 tot 12 meter uit de weg.

  • Onderlinge af stand enigszins wisselend en ruim, waardoor er een tamelijk open beeld ontstaat.

  • Bijgebouwen terugliggend ten opzichte van de voorgevel van het hoofdgebouw.

Hoofdvorm

  • Eén of twee verdiepingen met kap, incidenteel drie of meer bouwlagen met platdak.

  • Onderling verschil in bouwomvang is mogelijk.

  • Geleding en plastiek van enkelvoudig en sober tot samengesteld en complex.

  • Grotere ingrepen worden op blokniveau afgestemd.

Aanzichten

  • Stijl verschillend.

  • Compositie wisselend.

  • Transparantie van tamelijk gesloten tot open.

Opmaak

  • Rode/roodbruine baksteen en/of aansluiten bij de omliggende bebouwing.

  • Roodbruine, grijze of zwarte dakpannen.

  • Variatie aan vormen, kleuren en materialen.

 

 

GEBIED 11 OUDESCHANS

 

Analyse gebied

 

Algemeen

Vanwege de strategische ligging van de Bellingwolderzijl (de Westerwoldse Aa stroomde hier in de Dollard) is in 1593 de vesting, later genoemd Oudeschans aangelegd. Na dichtslibbing van de Dollard heeft de schans de functie als havenvesting verloren en is een versterkte garnizoenplaats geworden. Tussen 1815 en 1819 is de vesting geslecht. In 1976 is Oudeschans aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Deze aanwijzing heeft de kansen op instandhouding en verbetering van het dorp in cultuurhistorisch belang vergroot. Het dorp is op een zodanige wijze gereconstrueerd dat het wonen de belangrijkste peiler is gebleven.

 

Ruimte

Het dorp vormt als het ware een bebouwd en beplant gebied in een open landschap. Door de herkenbare omwalling met waterloop en het historische stratenpatroon, enkele monumenten, een aantal beeldbepalende panden, niet monumenten zijnde en het geboomte, vormt Oudeschans een gesloten stedenbouwkundige totaliteit. Ter nadere accentuering van de wallen en bastions is opgaande beplanting aanwezig. De visuele relatie met het buitengebied wordt gehandhaafd door een open groenstructuur. De wegen zijn voor wat betreft hun bestrating, zoveel mogelijk aangepast aan het historisch karakter en bestaat uit klinkers en veldkeien.

 

Plaatsing

De bebouwing in de historische kern staat in de rooilijn of enigszins verspringend en direct op de weg of gescheiden van de weg door een kleine voortuin. De onderlinge afstand is zeer dicht tot aaneengesloten. Het geheel maakt van de straatwand een gesloten indruk. De hoofdrichting van de woningen is zowel evenwijdig aan de weg als haaks op de weg, afhankelijk van het woningtype. De bebouwing aan de uitvalslinten heeft een opener karakter. De panden zijn verder van de weg af gesitueerd en hebben een voor- en zijtuin. De hoofdrichting van deze woningen is in hoofdzaak haaks op de weg.

 

Hoofdvorm/aanzichten/opmaak

Een groot deel van de bebouwing is van een typisch noordelijk karakter en beeldbepalend te noemen. De woningen bestaan voor het grootste deel uit één laag met kap. Omdat het dorp een hoge leeftijd heeft, is in de loop van de tijd enige vervangende nieuwbouw gepleegd en kennen de omvang, het aanzicht en de opmaak enig onderling verschil. Het verschil wordt daarbij sterk bepaald door de leeftijd en de bij die stijl passende bouwstijl. Contour en omvang liggen bij elkaar in de buurt. Gevels zijn over het algemeen tamelijk gesloten en de gebouwen zijn gemaakt van roodbruine en gele (friese) steen. De jongere bebouwing is helder rood van kleur. De daken zijn gedekt met rode, roodbruine, grijze of zwarte dakpannen. Kozijnen en daklijsten zijn van hout en veelal wit geschilderd.

 

Waardering

De waarde wordt bepaald door het samenspel van herkenbare omwalling met de bastions, het historische stratenpatroon en de kenmerkende oude bebouwing, tezamen met enkele monumenten welke tezamen het beschermd dorpsgezicht bepalen.

 

Beleidsintenties

Het beleid is gericht op het behouden en versterken van het waardevolle historische karakter van het dorp en beoogt een extra accentuering van de historische, waardevolle ruimtelijke vormgeving en zal - voor wat betreft de functie - ook betekenis moeten hebben voor de directe woonomgeving alsmede in recreatieve zin.

 

Welstandscriteria

 

Plaatsing

  • Voorgevel in bestaande rooilijn.

  • Onderlinge afstand regelmatig tot gesloten.

  • Bijgebouwen achter het hoofdgebouw.

  • Richting meestal evenwijdig aan de kavelrichting en haaks op de weg.

Hoofdvorm

  • Eén verdieping met kap.

  • Geleding enkelvoudig.

  • Sobere plastiek.

Aanzichten

  • Stijl in samenhang met het bestaande en met respect voor het type.

  • Overwegend verticale compositie.

  • Gevels tamelijk gesloten.

Opmaak

  • Rode/roodbruine (incidenteel fries gele) baksteen.

  • Rode, grijze of zwarte gebakken pannen.

  • Bescheiden detaillering en ornamenten.

  • Overwegend wit geschilderde lijsten en kozijnen.

 

 

GEBIED 12 BEDRIJFSDOELEINDEN

 

Analyse gebied

 

Algemeen

Er zijn van oorsprong drie locatie's waar bedrijfsmatig is gewerkt met name de terreinen van de steenfabriek (Winschoter Hogebrug) en aardappelmeelfabriek (Veelerveen) zijn van ver vóór de Tweede Wereldoorlog en de gordijnfabriek Ado (Rhederbrug) direct erna. Voor alledrie de locatie' s geldt dat de gebouwen een andere bestemming hebben gekregen. Op de locatie Veelerveen zijn de gebouwen dusdanig vervallen dat sloop op termijn nog de enige optie is.

 

Ruimte

De ruimte bestaat uit weggetjes geasfalteerd in een bepaald patroon en die ruim in de omgeving zijn gesitueerd.

 

Plaatsing

De bebouwing staat meestal enigszins verspringend op enige afstand van de weg. Door de ruime afstand tussen de bebouwing ontstaat een open bebouwingsbeeld, waarbij geldt voor de locatie's Winschoter Hogebrug en Veelerveen, dat de verschillende onderdelen zijn geclusterd op het terrein en het representatieve deel naar de weg is gekeerd. Daarentegen zijn alle kleinschalige bedrijven bij de Rhederbrug als een lint naast elkaar gebouwd.

 

Hoofdvorm/aanzichten/opmaak

De bebouwing bestaat voornamelijk uit één, soms uit twee verdiepingen, meestal met platdak soms flauw hellend. Tussen de onderlinge bedrijven is er veel verschil in omvang. De geleding is meestal enkelvoudig, soms samengesteld door het in elkaar schuiven van verschillende bouwvolumes, de plastiek neemt dan toe. De stijl is aan te duiden als blokvormig met een voorkeur voor een horizontale compositie en een enigszins open gevelopbouw. De kleuren zijn hoofdzakelijk rood en rood/bruin voor de gevels en donkergrijs voor de daken.

 

Waardering

De waarde wordt bepaald door de ruime opzet, welke als positief wordt ervaren. Negatieve waardering is er voor de rommelige indruk die de locatie Veelerveen uitstraalt.

 

Beleidsintenties

Er is een beleid van "incidenteel wijzigen" voor plaatsing hoofdvorm, aanzicht en opmaak.

Voor Veelerveen geldt "uit te werken bedrijfsdoeleinden" het gaat dan om lichte, kleinschalige bedrijvigheid, met name gericht op recreatief-toeristische en aanverwante bedrijvigheid, ook kunnen bedrijfswoningen en aan- en uitbouwen worden gerealiseerd.

 

Welstandscriteria

 

Plaatsing

  • Plaatsing in de rooilijn of enigszins verspringend.

  • Onderlinge afstand dusdanig dat het open beeld blijft bestaan.

  • Hoofdrichting evenwijdig of haaks op de weg.

  • Noodzakelijke bedrijfsopslag zoveel mogelijk uit het zicht.

Hoofdvorm

  • Eén of twee verdiepingen plat of met kap.

  • Eenvoudige hoofdvorm.

  • Geleding en plasticiteit gebruiken om grote gevelvlakken in te delen.

Aanzichten

  • Stijl eigentijds.

  • Zowel horizontale als verticale compositie is mogelijk.

  • Gevelopbouw kan zowel gesloten als open.

Opmaak

  • Rode/roodbruine steen, eventueel aansluiten bij bestaande omliggende bebouwing.

  • Gevelpuien en panelen in gedempte kleuren.

  • Grijze of zwarte beplating en glas op hellende daken.

  • Terughoudendheid in kleurstelling bij eenvoudige doosvormige volumes.

 

5.4 Objectgerichte criteria

De gemeente stelt voor licht bouwvergunningplichtige bouwwerken zulke gedetailleerde eisen op, dat er geen misverstand over kan bestaan hoe er moet worden gebouwd om aan de welstandseisen te voldoen. Voor de volgende bouwwerken zijn gedetailleerde eisen opgesteld:

  • bij een woning of woongebouw op de grond staande aan- of uitbouwen van ten hoogste één bouwlaag met een maximale hoogte van 5 m;

  • bij een woning of woongebouw op de grond staande bijgebouwen en overkappingen bestaande uit één bouwlaag, met een maximale hoogte van 5 m en een bruto vloeroppervlakte van maximaal 50 m2;

  • het veranderen van een kozijn, kozijnvulling, luik of gevelpaneel van een woning of woongebouw of bij een woning of woongebouw behorend bijgebouw;

  • dakkapellen op een gebouw (zowel op woningen als niet-woningen);

  • erf- en perceelafscheidingen.

De plannen voor deze bouwwerken kunnen (aan het loket) door een gemandateerde ambtenaar worden afgedaan indien ze aan alle gestelde eisen voldoen.

 

Wat is bouwvergunningvrij bouwen?

Als uw bouwplan voldoet aan de voorwaarden voor bouwvergunningvrij bouwen, mag u zonder bouwvergunning bouwen. De regels in het bestemmingsplan, de gemeentelijke bouwverordening en in principe ook de gemeentelijke welstandseisen zijn in dat geval niet van toepassing. De regels met betrekking tot onder meer veiligheid en gezondheid uit het Bouwbesluit 2002 en het burenrecht zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek gelden echter wel. Als u gaat (ver)bouwen moet u er zelf voor zorgen dat u aan deze regels voldoet.

 

Monumenten

Bouwt u in, op, aan of bij een monument dat door het Rijk, de provincie of de gemeente is aangewezen of in een door het Rijk aangewezen beschermd stads- of dorpsgezicht, don mag dat nooit bouwvergunningvrij. Voor bouwvergunningvrije bouwwerken is dan altijd toch een bouwvergunning nodig.

 

Bestemmingsplan

In het bestemmingsplan legt de gemeente regels vast voor de ruimtelijke ordening. Deze pionnen zijn bindend voor u als burger. Daar staat precies in welke bestemming de grond heeft, bijvoorbeeld woningbouw, industrie, winkels, recreatie of kantoren. Die verschillende bestemmingen staan op een kaart aangegeven.

 

Het plan geeft ook bouw- en gebruiksvoorschriften die bij de verschillende bestemmingen horen. Uw bouwplan moet in principe altijd passen binnen het bestemmingsplan van uw gemeente.

Wanneer u iets (ver)bouwt dat bouwvergunningvrij is, gelden echter alleen de voorschriften uit het bestemmingsplan met betrekking tot het gebruik. Wanneer u het gebouwde no uitvoering van de bouwplannen wilt gaan gebruiken voor een doel dat op grond van het bestemmingsplan niet is toegestaan, moet u hier, ook al betreft het een in principe bouwvergunningvrij bouwwerk, vrijstelling van het bestemmingsplan voor aanvragen.

 

Welstand

De gemeente zelf mag een licht bouwvergunningplichtig bouwplan aan "redelijke eisen van welstand" toetsen of het bouwplan voorleggen aan de welstandscommissie. Bij een regulier bouwvergunningplichtig bouwwerk is het advies van de welstandscommissie verplicht. Bij de toets aan de welstandseisen wordt gekeken of de plaatsing, de vorm en het materiaal- en kleurgebruik van het bouwwerk binnen de directe omgeving post. Om u als burger vooraf zoveel mogelijk duidelijkheid te geven moet de gemeente in een welstandsnota zo concreet mogelijke welstandseisen aangeven. Bij een aantal bouwwerken (aan-/uitbouwen, bijgebouwen/overkappingen, kozijn- en gevelwijzigingen, dakkapellen en erfafscheidingen) moeten de welstandseisen zo gedetailleerd en duidelijk zijn, dat er geen enkel misverstand over kan bestaan hoe er moet worden gebouwd om aan de welstandseisen te voldoen.

Die verplichte gedetailleerde eisen worden "loketcriteria" genoemd. Iedere gemeente moet haar welstandsnota en loketcriteria uiterlijk 1 juli 2004 hebben vastgesteld.

Tot die tijd hoeft de welstandsbeoordeling nog niet op een welstandsnota te zijn gebaseerd. Bouwvergunningvrije bouwwerken worden niet preventief getoetst aan redelijke eisen van welstand. Voor uitzonderingsgevallen is echter een zogenoemde "excessenregeling" ingesteld, want men kan bouwsels maken die "in ernstige mate in strijd zijn met redelijke eisen van welstand". En wel zodanig dat de gemeente zich genoodzaakt voelt om in te grijpen. De eigenaar wordt dan verzocht het uiterlijk van het bouwsel aan te passen, ondanks het feit dat het bouwsel bouwvergunningvrij is.

 

Bouwbesluit 2002: hoe te bouwen

Bij het bouwen of verbouwen moet altijd worden voldaan aan het Bouwbesluit 2002. In het Bouwbesluit 2002 staan minimumeisen op technisch gebied die voor heel Nederland gelden. Ze staan garant voor uw veiligheid en gezondheid en houden rekening met het milieu en het gebruikscomfort. Of er nu volgens een reguliere bouwvergunning, een lichte bouwvergunning of bouwvergunningvrij wordt gebouwd: het bouwwerk moet altijd voldoen aan het Bouwbesluit 2002. Daarvoor draagt iedereen zelf de verantwoordelijkheid.

 

Verplicht rekening houden met buren

Behalve de regels rondom het bouwen, heeft iedereen ook te maken met het zogeheten burenrecht dat in het Burgerlijk Wetboek is geregeld. Daarmee is feitelijk niets anders vastgelegd dan de gebruikelijke omgangsvormen. Ze geven (wettelijk) houvast als er onenigheid met de buren ontstaat. Het belangrijkste advies is om eerst met de buren te overleggen, ze in te lichten over de voorgenomen bouwplannen. In veel gevallen wordt er een compromis gesloten, wellicht na een kleine aanpassing van het plan.

 

Wat betekent een bouwvergunning?

Bij een aanvraag voor een lichte bouwvergunning wordt de volgende procedure doorlopen:

 

Stap 1: Het bouwplan wordt ingediend bij de gemeente op een standaardformulier volgens standaard indieningsvereisten. Het formulier is te verkrijgen bij de gemeente en van het internet te halen (www.vrom.nl\woningwet). In de bijlage bij het aanvraagformulier staat welke stukken moeten worden ingeleverd.

 

Stap 2: Blijkt dat er nog stukken ontbreken na indiening van het plan, dan moet de gemeente dat binnen vier weken melden. De gemeente zal aangeven binnen welke termijn de ontbrekende stukken alsnog kunnen worden aangeleverd (de maximale termijn hiervoor is eveneens vier weken).

Als er binnen vier weken na indiening van de aanvraag op dat punt niets is vernomen van de gemeente, dan kan er van worden uitgegaan dat de aanvraag compleet is.

 

Stap 3: De gemeente beoordeelt het plan met name op zijn ruimtelijke kwaliteit volgens de voorschriften van het bestemmingsplan en de stedenbouwkundige voorschriften van de bouwverordening en de welstandsvoorschriften. Het plan wordt voorts op constructieve veiligheid getoetst volgens de technische minimumeisen uit het Bouwbesluit 2002.

 

Stap 4: De gemeente geeft binnen zes weken uitsluitsel of er wel of niet een lichte bouwvergunning wordt af gegeven.

 

Voor de reguliere bouwvergunningsprocedure gelden uitgebreidere toetsingspunten en een langere beslistermijn van twaalf weken (deze termijn is daarbij eenmalig met zes weken te verlengen).

 

Vraag het de gemeente

Naast een bouwvergunning kunnen bij het (ver)bouwen ook andere vergunningen nodig zijn. Zo is er misschien geen bouwvergunning nodig, maar bijvoorbeeld wel een milieuvergunning, een uitritvergunning, een sloopvergunning of kapvergunning.

Het is daarom verstandig bij ieder bouwplan contact op te nemen met de gemeente.

 

AAN- EN UITBOUWEN ALGEMEEN

 

Wat is een aan- en uitbouw?

Een aan- en uitbouw is een bouwwerk dat u tegen uw bestaande woning aanbouwt en dat direct in verbinding staat met het woonhuis. Dit kan een garage of een berging zijn, maar ook een uitbouw van uw woonkamer in de vorm van een serre of een uitbouw aan de keuken.

 

Er wordt in de regelgeving ook over "bijgebouwen" gesproken. Dit kan ook een garage of berging zijn, maar dan kan deze alleen worden bereikt via een aparte toegangsdeur (dus niet rechtstreeks vanuit de woning).

 

Excessenregeling

Als een aan- en uitbouw vergunningvrij mag worden gebouwd, dan wordt deze niet preventief getoetst aan redelijke eisen van welstand. Voor uitzonderingsgevallen is echter een zogenoemde "excessenregeling" ingesteld, want men kan bouwsels maken die "in ernstige mate in strijd zijn met redelijke eisen van welstand". En wel zodanig dat de gemeente zich genoodzaakt voelt om in te grijpen. De eigenaar wordt dan verzocht het uiterlijk van het bouwsel aan te passen, ondanks het feit dat het bouwsel bouwvergunningvrij is.

 

Toetsing

Bij alle plannen is ten eerste het bestemmingsplan maatgevend. Een regulier vergunningplichtig plan moet altijd ter beoordeling worden voorgelegd aan de welstandscommissie. Een licht vergunningplichtig plan mag door een gemandateerde ambtenaar worden getoetst en (eventueel) worden goedgekeurd op basis van de hierna genoemde welstandseisen. Voldoet het plan niet aan deze welstandseisen, of is er sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat over de toepasbaarheid van de criteria, dan wordt het plan alsnog aan de welstandscommissie voorgelegd, die bij de beoordeling tevens gebruikmaakt van de gebiedsgerichte en de algemene welstandscriteria.

 

Van een bijzondere situatie is in ieder geval sprake bij door het Rijk, de provincie of de gemeente aangewezen beschermde monumenten.

 

Standaardplan

Een aan- en uitbouw voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als het eerder als zodanig door de welstandscommissie is goedgekeurd voor een identiek plan voor hetzelfde bouwblok of in een vergelijkbare situatie (bijvoorbeeld in dezelfde straat). Informatie over standaardplannen is verkrijgbaar bij de gemeente.

 

 

WILT U EEN AAN- OF UITBOUW BOUWEN?

 

AAN- OF UITBOUW OP HET ACHTERERF OF ZIJERF

Als er geen standaardplan is, voldoet een aan- of uitbouw op een achtererf of zijerf in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan.

 

  • Conform eerder goedgekeurde uitbouw na 1 juli 2004

  • Gelijk aan of lager dan de oorspronkelijke goothoogte hoofdgebouw met een maximum van 3,25 m hoog

  • Maximaal 4 m diep, haaks op de oorspronkelijke gevel

  • Maximaal 5 m diep, haaks op de oorspronkelijke gevel, indien 3m of meer uit de erfgrens

  • Niet breder dan de woning, of indien naast de woning, 3 m achter de voorgevelrooilijn

  • Rechthoekig van vorm

  • Indien op zijerf gericht aan de openbare kant, 2 m diep haaks op de oorspronkelijke gevel

  • In steen of hout conform kleuren woning

  • Detaillering zonder boei of met boeirand van maximaal 0,20 m breedte

  • Gevel geleding conform bestaande gevels.

BIJGEBOUWEN ALGEMEEN

 

Wat is een bijgebouw?

Er wordt onderscheid gemaakt tussen aan- en uitbouwen en bijgebouwen. Aan- en uitbouwen zijn aan de woning vastgebouwd en staan direct in verbinding met het woonhuis, zoals een serre, een bijkeuken of soms een garage. Heeft zo'n garage of ander bouwwerk echter geen directe verbinding met het woonhuis, dan wordt gesproken over bijgebouwen.

 

Excessenregeling

AIs een bijgebouw of overkapping vergunningvrij mag worden gebouwd, dan wordt deze niet preventief getoetst aan redelijke eisen van welstand. Voor uitzonderingsgevallen is echter een zogenoemde "excessenregeling" ingesteld, want men kan bouwsels maken die "in ernstige mate in strijd zijn met redelijke eisen van welstand". En wel zodanig dat de gemeente zich genoodzaakt voelt om in te grijpen. De eigenaar wordt dan verzocht het uiterlijk van het bouwsel aan te passen, ondanks het feit dat het bouwsel bouwvergunningvrij is.

 

Toetsing

Bij alle plannen is ten eerste het bestemmingsplan maatgevend. Een regulier vergunningplichtig plan moet altijd ter beoordeling worden voorgelegd aan de welstandscommissie. Een licht vergunningplichtig plan mag door een gemandateerde ambtenaar worden getoetst en (eventueel) worden goedgekeurd op basis van de hierna genoemde welstandseisen.

Voldoet het plan niet aan deze welstandseisen, of is er sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat over de toepasbaarheid van de criteria, dan wordt het plan alsnog aan de welstandscommissie voorgelegd, die bij de beoordeling tevens gebruikmaakt van de gebiedsgerichte en de algemene welstandscriteria.

 

Van een bijzondere situatie is in ieder geval sprake bij door het Rijk, de provincie of de gemeente aangewezen beschermde monumenten.

 

Standaardplan

Een bijgebouw of overkapping voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als het eerder als zodanig door de welstandscommissie is goedgekeurd voor een identiek pion voor hetzelfde bouwblok of in een vergelijkbare situatie (bijvoorbeeld in dezelfde straat). Informatie over standaardplannen is verkrijgbaar bij de gemeente.

 

 

WILT U EEN BIJGEBOUW OF EEN OVERKAPPING BOUWEN?

 

BIJGEBOUW OP HET ACHTER- OF ZIJERF

Als er geen standaardplan is, voldoet een bijgebouw op het achtererf of het zijerf in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan.

 

  • Conform eerder goedgekeurde bijgebouwen na 1 juli 2004

  • Minimaal 3 m achter de voorgevelrooilijn

  • Maximaal 50% van het zij- of achtererf bebouwd

  • Oppervlakte maximaal 50 m2

  • 1 m uit de erfscheiding

  • Goothoogte maximaal 2,5 m nokhoogte maximaal 5,5 m

  • Dakhelling 20-60°

  • In steen of hout conform kleuren woning

  • Dakbedekking pannen, golfplaat of gelijkwaardig in donkere kleur

OVERKAPPINGEN ALGEMEEN

 

Wat is een overkapping?

Een overkapping is een grondgebonden element van één bouwlaag. De overkapping staat los op het erf of tegen het hoofdgebouw aan en is meestal bedoeld als carport.

 

Excessenregeling

AIs een overkapping vergunningvrij mag worden gebouwd, don wordt deze niet preventief getoetst aan redelijke eisen van welstand. Voor uitzonderingsgevallen is echter een zogenoemde "excessenregeling" ingesteld, want men kon bouwsels maken die "in ernstige mate in strijd zijn met redelijke eisen van welstand". En wel zodanig dat de gemeente zich genoodzaakt voelt om in te grijpen. De eigenaar wordt dan verzocht het uiterlijk van het bouwsel aan te passen, ondanks het feit dat het bouwsel bouwvergunningvrij is.

 

Toetsing

Bij alle plannen is ten eerste het bestemmingsplan maatgevend. Een regulier vergunningplichtig plan moet altijd ter beoordeling worden voorgelegd aan de welstandscommissie. Een licht vergunningplichtig plan mag door een gemandateerde ambtenaar worden getoetst en (eventueel) worden goedgekeurd op basis van de hierna genoemde welstandseisen.

 

Voldoet het plan niet aan deze welstandseisen, of is er sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat over de toepasbaarheid van de criteria, don wordt het pion alsnog aan de welstandscommissie voorgelegd, die bij de beoordeling tevens gebruikmaakt van de gebiedsgerichte en de algemene welstandscriteria.

 

Van een bijzondere situatie is in ieder geval sprake bij door het Rijk, de provincie of de gemeente aangewezen beschermde monumenten.

 

Standaardplan

Een overkapping voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als het eerder als zodanig door de welstandscommissie is goedgekeurd voor een identiek plan voor het zelf de bouwblok of in een vergelijkbare situatie (bijvoorbeeld in dezelfde straat). Informatie over standaardplannen is verkrijgbaar bij de gemeente.

 

OVERKAPPINGEN OP HET ACHTER- OF ZIJERF

Als er geen standaardplan is, voldoet een overkapping op het achtererf of zijerf in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan.

 

  • Conform eerder goedgekeurde overkappingen na 1 juli 2004

  • Minimaal 3 m achter de voorgevelrooilijn

  • Maximaal 50% van het zij- of achtererf bebouwd

  • Oppervlakte maximaal 50 m2

  • 1 m uit de erfgrens

  • Gelijk of lager dan goothoogte hoofdgebouw met maximaal 3 m hoog

  • Detaillering zonder boei of met boeirand van maximaal 0,20 m breedte

  • Kleur conform hoofdgebouw of een gedekte kleur

 

KOZIJN- EN GEVELWIJZIGINGEN ALGEMEEN

 

Wat is een kozijn- en gevelwijziging?

Van een kozijn- en gevelwijziging is sprake wanneer een kozijn, venster, raam, deur of gevelpaneel wordt verplaatst of er iets aan de vorm, de afmeting, de indeling of het materiaal wordt veranderd.

 

Excessenregeling

Als een kozijn- en gevelwijziging vergunningvrij mag worden gebouwd, dan wordt deze niet preventief getoetst aan redelijke eisen van welstand. Voor uitzonderingsgevallen is echter een zogenoemde "excessenregeling" ingesteld, want men kan bouwsels maken die "in ernstige mate in strijd zijn met redelijke eisen van welstand". En wel zodanig dat de gemeente zich genoodzaakt voelt om in te gr ij pen. De eigenaar wordt dan verzocht het uiterlijk van het bouwsel aan te passen, ondanks het feit dat het bouwsel bouwvergunningvrij is.

 

Toetsing

Bij alle plannen is ten eerste het bestemmingsplan maatgevend. Een regulier vergunningplichting plan moet altijd ter beoordeling worden voorgelegd aan de welstandscommissie. Een licht vergunningplichtig plan mag door een gemandateerde ambtenaar worden getoetst en (eventueel) goedgekeurd worden op basis van de hierna genoemde welstandseisen.

Voldoet het plan niet aan deze welstandseisen, of is er sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat over de toepasbaarheid van de criteria, dan wordt het plan alsnog aan de welstandscommissie voorgelegd, die bij de beoordeling tevens gebruikmaakt van de gebiedsgerichte en de algemene welstandscriteria.

 

Van een bijzondere situatie is in ieder geval sprake bij door het Rijk, de provincie of de gemeente aangewezen beschermde monumenten.

 

Standaardplan

Een kozijn- en gevelwijziging voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als het eerder als zodanig door de welstandscommissie is goedgekeurd voor een identiek plan voor hetzelfde bouwblok of in een vergelijkbare situatie (bijvoorbeeld in dezelfde straat). Informatie over standaardplannen is verkrijgbaar bij de gemeente.

 

 

WILT U EEN KOZIJN, KOZIJNINVULLING, LUIK OF GEVELPANEEL VERANDEREN?

 

KOZIJN- EN GEVEL WIJZIGINGEN

Als er geen standaardplan is, voldoet een kozijn- en gevelwijziging in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan.

 

  • Maximale grootte van 2 m2

DAKKAPELLEN ALGEMEEN

 

Wat is een dakkapel?

Een dakkapel is een bescheiden uitbouw in de kap, bedoeld om de lichttoevoer te verbeteren en het bruikbare woonoppervlak te vergroten.

 

Excessenregeling

Als een dakkapel vergunningvrij mag worden gebouwd, dan wordt deze niet preventief getoetst aan redelijke eisen van welstand. Voor uitzonderingsgevallen is echter een zogenoemde "excessenregeling" ingesteld, want men kan bouwsels maken die "in ernstige mate in strijd zijn met redelijke eisen van welstand". En wel zodanig dat de gemeente zich genoodzaakt voelt om in te grijpen. De eigenaar wordt dan verzocht het uiterlijk van het bouwsel aan te passen, ondanks het feit dat het bouwsel bouwvergunningvrij is.

 

Toetsing

Bij alle plannen is ten eerste het bestemmingsplan maatgevend. Een regulier vergunningplichtig plan moet altijd ter beoordeling worden voorgelegd aan de welstandscommissie. Een licht vergunningplichtig plan mag door een gemandateerde ambtenaar worden getoetst en (eventueel) worden goedgekeurd op basis van de hierna genoemde welstandseisen.

 

Voldoet het plan niet aan deze welstandseisen, of is er sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat over de toepasbaarheid van de criteria, dan wordt het plan alsnog aan de welstandscommissie voorgelegd, die bij de beoordeling tevens gebruikmaakt van de gebiedsgerichte en de algemene welstandscriteria.

 

Van een bijzondere situatie is in ieder geval sprake bij door het Rijk, de provincie of de gemeente aangewezen beschermde monumenten.

 

Standaardplan

Een dakkapel voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als het eerder als zodanig door de welstandscommissie is goedgekeurd voor een identiek plan voor hetzelfde bouwblok of in een vergelijkbare situatie (bijvoorbeeld in dezelfde straat). Informatie over standaardplannen is verkrijgbaar bij de gemeente.

 

 

WILT U EEN DAKKAPEL PLAATSEN?

 

DAKKAPEL OP VOOR-, ZIJ- EN ACHTERDAKVLAK

Als er geen standaardplan is, voldoet een dakkapel op het voordakvlak, plat af gedekt, in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan.

 

  • Conform eerder goedgekeurde dakkapellen na 1 juli 2004

  • Per woning niet meer dan één dakkapel per dakvlak

  • Maximale breedte 1 m

  • Maximale hoogte 1 m

  • Rondom minimaal 1 m dakpannen overblijvend, ook ten opzichte van hoekkepers

  • Plaatsing op maximaal 1 m uit onderzijde dakvlak

  • Zijwanden gesloten, donker gekleurd

Als er geen standaardplan is, voldoet een dakkapel op het zij- en achtervlak, plat afgedekt of desgewenst met aangesleept dakje, in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan.

 

  • Conform eerder goedgekeurde kapellen na 1 juli 2004

  • Dakhelling hoofddak minimaal 45°

  • Niet meer dan 0,5 dakvlak beslaand

  • Maximale kozijnhoogte 1 m

  • Rondom minimaal 0,5 m dakpannen overblijvend, ook ten opzichte van de bouwmuur

  • Bij zijgevel dakvlak 3 m af stand uit voorzijde dakvlak

  • Zijwanden recht, gesloten, donker gekleurd

  • Gootboei maximaal 0,2 m breed

  • Plaatsing op maximaal 1 m uit onderzijde dakvlak

DAKRAMEN ALGEMEEN

 

Wat is een dakraam?

Een dakraam is een raam, aangebracht in het dakvlak, waarbij de hoofdvorm van het dakvlak behouden blijft en rondom dakpannen aanwezig zijn of andere dakbedekking.

 

Excessenregeling

Als een dakraam vergunningvrij mag worden gebouwd, dan wordt deze niet preventief getoetst aan redelijke eisen van welstand. Voor uitzonderingsgevallen is echter een zogenoemde "excessenregeling" ingesteld, want men kon bouwsels maken die "in ernstige mate in strijd zijn met redelijke eisen van welstand". En wel zodanig dat de gemeente zich genoodzaakt voelt om in te grijpen. De eigenaar wordt dan verzocht het uiterlijk van het bouwsel aan te passen, ondanks het feit dat het bouwsel bouwvergunningvrij is.

 

Toetsing

Bij alle plannen is ten eerste het bestemmingsplan maatgevend. Een regulier vergunningplichtig plan moet altijd ter beoordeling worden voorgelegd aan de welstandscommissie. Een licht vergunningplichtig plan mag door een gemandateerde ambtenaar worden getoetst en (eventueel) worden goedgekeurd op basis van de hierna genoemde welstandseisen.

 

Voldoet het plan niet aan deze welstandseisen, of is er sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat over de toepasbaarheid van de criteria, dan wordt het plan alsnog aan de welstandscommissie voor gelegd, die bij de beoordeling tevens gebruikmaakt van de gebiedsgerichte en de algemene welstandscriteria.

 

Van een bijzondere situatie is in ieder geval sprake bij door het Rijk, de provincie of de gemeente aangewezen beschermde monumenten.

 

Standaardplan

Een dakraam voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als het eerder als zodanig door de welstandscommissie is goedgekeurd voor een identiek plan voor hetzelfde bouwblok of in een vergelijkbare situatie (bijvoorbeeld in dezelfde straat). Informatie over standaardplannen is verkrijgbaar bij de gemeente.

 

 

WILT U EEN DAKRAAM PLAATSEN?

 

DAKRAAM IN ACHTER- OF ZIJDAKVLAK

Dakraam in het achterdakvlak of het zijdakvlak aan een zijde van het gebouw waarvan de gevel of het erf niet direct grenst aan de weg of openbaar groen.

 

Als er geen standaardplan is, voldoet een dakraam in het achterdakvlak of het zijdakvlak aan een zijde van het gebouw waarvan de gevel of het erf niet direct grenst aan de weg of openbaar groen in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan.

 

Maatvoering:

  • Niet meer dan de helft van het dakvlak waarin het dakraam wordt aangebracht mag in beslag worden genomen door dakkapellen of dakramen.

  • Bij meerdere dakramen op een doorgaand dakvlak regelmatige rangschikking op horizontale lijn met een minimale tussenruimte van 1 m.

  • Breedte: niet meer dan 3 m.

  • Hoogte: verticaal gemeten niet meer dan 1 m.

  • Dakraam in zij dakvlak: af stand tot voorgevellijn niet minder dan 3 m.

  • Dakraam in achterdakvlak: afstand tot zijgevellijn, indien de zijgevel ligt aan een zijerf dat direct grenst aan de weg of openbaar groen, niet minder dan 3 m.

  • Afstand van dakraam tot overige zijkanten van het dakvlak of hart bouwmuur: niet minder dan 0,5 m.

  • Af stand van dakraam tot noklijn: niet minder dan 0,5 m.

  • Afstand van dakraam tot goot: niet minder dan 0,5 m.

  • Afstand tot de hoekkepers en kilkepers (in geval van piramide- of schilddak):

    niet minder dan 1 m.

Vorm:

  • Rechthoekig.

  • Verzonken in het dakvlak.

Materiaal en kleur:

  • Materiaal, kleur en detaillering afgestemd op het hoofdgebouw.

Overige:

  • Het dakraam voldoet aan de eventuele aanvul lende criteria voor dakramen in het gebiedsgerichte beoordelingskader.

DAKRAAM IN VOOR- OF ZIJDAKVLAK

Dakraam in het voordakvlak of het zijdakvlak aan een zijde van het gebouw waarvan de gevel of het erf direct grenst aan de weg of openbaar groen.

 

Als er geen standaardplan is, voldoet een dakraam in het voordakvlak of het zijdakvlak aan een zijde van het gebouw waarvan de gevel of het erf direct grenst aan de weg of openbaar groen in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan.

 

Maatvoering:

  • Niet meer dan één dakkapel of dakraam per dakvlak.

  • Bij meerdere dakramen in een doorgaand dakvlak regelmatige rangschikking op horizontale lijn met een minimale tussenruimte van 1 m.

  • Breedte: niet meer dan eenderde van de breedte van het dakvlak (hart bouwmuur tot hart bouwmuur) en niet meer dan 2 m.

  • Hoogte: verticaal gemeten niet meer dan 1 m.

  • Dakraam in zij dakvlak: af stand tot voorgevellijn niet minder dan 3 m.

  • Afstand van dakraam tot overige zijkanten van het dakvlak of hart bouwmuur: niet minder dan 0,9 m.

  • Afstand van dakraam tot noklijn: niet minder dan 0,5 m.

  • Afstand van dakraam tot goot: niet minder dan 0,5 m.

  • Afstand tot de hoekkepers en kilkepers (in geval van piramide- of schilddak): niet minder dan 1 m.

Vorm:

  • Rechthoekig.

  • Verzonken in het dakvlak.

Materiaal en kleur:

  • Materiaal, kleur en detaillering afgestemd op het hoofdgebouw.

Overige

  • Het dakraam voldoet aan de eventuele aanvullende criteria voor dakramen in het gebiedsgerichte beoordelingskader.

LAGE BOUWWERKEN ALGEMEEN

 

Wat is een laag bouwwerk?

Een laag bouwwerk is een losstaand bouwwerk op het erf met een beperkt oppervlakte en een beperkte hoogte.

 

Excessenregeling

Als een laag bouwwerk vergunningvrij mag worden gebouwd, dan wordt deze niet preventief getoetst aan redelijke eisen van welstand. Voor uitzonderingsgevallen is echter een zogenoemde "excessenregeling" ingesteld, want men kan bouwsels maken die "in ernstige mate in strijd zijn met redelijke eisen van welstand". En wel zodanig dat de gemeente zich genoodzaakt voelt om in te grijpen. De eigenaar wordt dan verzocht het uiterlijk van het bouwsel aan te passen, ondanks het feit dat het bouwsel bouwvergunningvrij is.

 

Toetsing

Bij alle plannen is ten eerste het bestemmingsplan maatgevend. Een regulier vergunningplichtig plan moet altijd ter beoordeling worden voorgelegd aan de welstandscommissie. Een licht vergunningplichtig plan mag door een gemandateerde ambtenaar worden getoetst en (eventueel) worden goedgekeurd op basis van de hierna genoemde welstandseisen.

 

Voldoet het plan niet aan deze welstandseisen, of is er sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat over de toepasbaarheid van de criteria, dan wordt het plan alsnog aan de welstandscommissie voorgelegd, die bij de beoordeling tevens gebruikmaakt van de gebiedsgerichte en de algemene welstandscriteria.

 

Van een bijzondere situatie is in ieder geval sprake bij door het Rijk, de provincie of de gemeente aangewezen beschermde monumenten.

 

Standaardplan

Een laag bouwwerk voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als het eerder als zodanig door de welstandscommissie is goedgekeurd voor een identiek plan voor hetzelfde bouwblok of in een vergelijkbare situatie (bijvoorbeeld in dezelfde straat ). Informatie over standaardplannen is verkrijgbaar bij de gemeente.

 

WILT U EEN KLEIN LOSSTAAND BOUWWERK OP UW ERF BOUWEN?

(BIJVOORBEELD EEN PLANTENKASJE OF EEN HONDENHOK)

 

ERF- EN PERCEELSAFSCHEIDINGEN ALGEMEEN

 

Wat is een erf- of perceelafscheiding?

Een erf- of perceelafscheiding kan een tuinmuur of schutting zijn van beton of hout, maar ook een vlechtscherm of een andere kant-en-klare erfafscheiding zijn bouwwerken die bouwvergunningplichtig kunnen zijn. Echter in veel gevallen zal de erfafscheiding bouwvergunningvrij mogen worden geplaatst.

 

Excessenregeling

Als een erf- en perceelafscheiding vergunningvrij mag worden gebouwd, dan wordt deze niet preventief getoetst aan redelijke eisen van welstand. Voor uitzonderingsgevallen is echter een zogenoemde "excessenregeling" ingesteld, want men kan bouwsels maken die "in ernstige mate in strijd zijn met redelijke eisen van welstand". En wel zodanig dat de gemeente zich genoodzaakt voelt om in te grijpen. De eigenaar wordt dan verzocht het uiterlijk van het bouwsel aan te passen, ondanks het feit dat het bouwsel bouwvergunningvrij is.

 

Toetsing

Bij alle plannen is ten eerste het bestemmingsplan maat gevend. Een regulier vergunningplichtig plan moet altijd ter beoordeling worden voorgelegd aan de welstandscommissie. Een licht vergunningplichtig plan mag door een gemandateerde ambtenaar worden getoetst en (eventueel) worden goedgekeurd op basis van de hierna genoemde welstandseisen.

 

Voldoet het plan niet aan deze welstandseisen, of is er sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat over de toepasbaarheid van de criteria, dan wordt het plan alsnog aan de welstandscommissie voorgelegd, die bij de beoordeling tevens gebruikmaakt van de gebiedsgerichte en de algemene welstandscriteria.

Van een bijzondere situatie is in ieder geval sprake bij door het Rijk, de provincie of de gemeente aangewezen beschermde monumenten.

 

Standaardplan

Een erf- en perceelafscheiding voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als het eerder als zodanig door de welstandscommissie is goedgekeurd voor een identiek plan voor hetzelfde bouwblok of in een vergelijkbare situatie (bijvoorbeeld in dezelfde straat).

Informatie over standaardplannen is verkrijgbaar bij de gemeente.

 

 

WILT U EEN ERF- OF PERCEELSAFSCHEIDING PLAATSEN?

 

ERF- OF PERCEELSAFSCHEIDING

Erfafscheiding op het achtererf of zijerf , meer dan 3 m terugliggend vanaf de voorgevellijn.

 

Als er geen standaardplan is, voldoet een erfafscheiding in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan.

 

  • aan de voorzijde maximaal 1 m hoog.

  • achter de achtergevel maximaal 2 m hoog.

  • grenzend aan openbaar gebied: uitgevoerd in steen conform de woning of hout in een transparante constructie

  • maximaal 80% gesloten

  • strakke uitvoering.

  • niet uitstekend voor de rooilijn van aangrenzende woningen achter.

ZONNEPANELEN EN -COLLECTOREN ALGEMEEN

 

Wat is een zonnepaneel en wat is een zonnecollector?

Met een zonnecollector wordt warmte opgewekt, die via een warmwateropslag meestal wordt gebruikt voor het verwarmen van water voor huishoudelijk gebruik. Met een zonnepaneel wordt electriciteit opgewekt uit daglicht voor de electriciteitsvoorziening van een bouwwerk. De genoemde voorwaarden gelden voor zowel zonnepanelen als zonnecollectoren.

 

Excessenregeling

Als een zonnepaneel en -collector vergunningvrij mogen worden gebouwd, dan worden deze niet preventief getoetst aan redelijke eisen van welstand. Voor uitzonderingsgevallen is echter een zogenoemde "excessenregeling" ingesteld, want men kan bouwsels maken die "in ernstige mate in strijd zijn met redelijke eisen van welstand". En wel zodanig dat de gemeente zich genoodzaakt voelt om in te grijpen. De eigenaar wordt dan verzocht het uiterlijk van het bouwsel aan te passen, ondanks het feit dat het bouwsel bouwvergunningvrij is.

 

Toetsing

Bij alle plannen is ten eerste het bestemmingsplan maatgevend. Een regulier vergunningplichtig plan moet altijd ter beoordeling worden voorgelegd aan de welstandscommissie. Een licht vergunningplichtig plan mag door een gemandateerde ambtenaar worden getoetst en (eventueel) worden goedgekeurd op basis van de hierna genoemde welstandseisen.

 

Voldoet het plan niet aan deze welstandseisen, of is er sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat over de toepasbaarheid van de criteria, dan wordt het plan alsnog aan de welstandscommissie voor gelegd, die bij de beoordeling tevens gebruikmaakt van de gebiedsgerichte en de algemene welstandscriteria.

 

Van een bijzondere situatie is in ieder geval sprake bij door het Rijk, de provincie of de gemeente aangewezen beschermde monumenten.

 

Standaardplan

Een zonnepaneel en -collector voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als het eerder als zodanig door de welstandscommissie is goedgekeurd voor een identiek plan voor hetzelfde bouwblok of in een vergelijkbare situatie (bijvoorbeeld in dezelfde straat).

Informatie over standaardplannen is verkrijgbaar bij de gemeente.

 

 

WILT U EEN ZONNEPANEEL OF EEN ZONNECOLLECTOR PLAATSEN?

 

ZONNEPANEEL- OF COLLECTOR

Als er geen standaardplan is, voldoet een zonnepaneel- of collector in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan de onderstaande criteria wordt voldaan.

 

Maatvoering:

  • Op schuine daken; geheel binnen het dakvlak gelegen en een gelijke hellingshoek als het dakvlak.

  • Op platte daken; geheel gelegen binnen een hoek van 15 graden vanaf de dakrand.

Vorm:

  • Paneel of collector is integraal opgenomen in het ontwerp van het bouwwerk.

  • Paneel of collector vormt' een geheel met de installatie voor het opslaan van water of voor de opwekking van electriciteit zo niet dan is de installatie in het bouwwerk geplaatst.

Materiaal- en kleurgebruik:

  • De kleur is overeenkomstig met het achterliggende dakvlak of anders zwart, antraciet of donkergrijs.

Overig:

  • Bij meerdere panelen of collectoren dient er een regelmatige rangschikking op horizontale of verticale lijn te zijn.

(SCHOTEL)ANTENNES ALGEMEEN

 

Wat is een (schotel)antenne?

In de regelgeving rondom het ver gunningvrij plaatsen van antennes wordt onderscheid gemaakt tussen een aantal soorten antennes:

  • Antennes ten behoeve van mobiele telecommunicatie. Dit betreft de zogenaamde GSM-antennes.

  • C2000 antennes. Dit zijn antennes ten behoeve van de communicatie tussen hulpdiensten, zoals politie, brandweer en ambulances.

  • Overige antennes. Onder deze categorie vallen schotelantennes en andere antennes voor de ontvangst van radio of TV-signalen en sprietantennes, zoals bijvoorbeeld voor 27MC zendinstallaties ("bakkies").

Daar waar verder over antennes gesproken wordt in het navolgende, wordt deze categorie antennes bedoeld.

 

Excessenregeling

Als een (schotel)antenne vergunningvrij mag worden gebouwd, dan wordt deze niet preventief getoetst aan redelijke eisen van welstand. Voor uitzonderingsgevallen is echter een zogenoemde "excessenregeling" ingesteld, want men kan bouwsels maken die "in ernstige mate in strijd zijn met redelijke eisen van welstand". En wel zodanig dat de gemeente zich genoodzaakt voelt om in te grijpen. De eigenaar wordt dan verzocht het uiterlijk van het bouwsel aan te passen, ondanks het feit dat het bouwsel bouwvergunningvrij is.

 

Toetsing

Bij alle plannen is ten eerste het bestemmingsplan maatgevend. Een regulier vergunningplichtig plan moet altijd ter beoordeling worden voorgelegd aan de welstandscommissie. Een licht vergunningplichtig plan mag door een gemandateerde ambtenaar worden getoetst en (eventueel) worden goedgekeurd op basis van de hierna genoemde welstandseisen. Voldoet het plan niet aan deze welstandseisen, of is er sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat over de toepasbaarheid van de criteria, dan wordt het plan alsnog aan de welstandscommissie voorgelegd, die bij de beoordeling tevens gebruikmaakt van de gebiedsgerichte en de algemene welstandscriteria.

 

Van een bijzondere situatie is in ieder geval sprake bij door het Rijk, de provincie of de gemeente aangewezen beschermde monumenten.

 

Standaardplan

Een (schotel)antenne voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als het eerder als zodanig door de welstandscommissie is goedgekeurd voor een identiek plan voor het zelfde bouwblok of in een vergelijkbare situatie (bijvoorbeeld in dezelfde straat). Informatie over standaardplannen is verkrijgbaar bij de gemeente.

 

 

WILT U EEN (SCHOTEL)ANTENNE PLAATSEN?

 

(SCHOTEL)ANTENNES

Als er geen standaardplan is, voldoet een (schotel)antenne in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan.

 

  • Achter de voorgevelrooilijn

  • Maximaal diameter 2 m inclusief voet maximaal 3 m hoog

  • Kleur donker of indien lichte achtergrond kleur licht

ZONWERINGEN, (ROL)LUIKEN EN ROLHEKKEN ALGEMEEN

 

Wat is een zonwering, (rol)luik of rolhek?

Zonweringen zijn voorzieningen om gebouwen tegen zonlicht en warmte te beschermen. (Rol)luiken en rolhekken zijn voorzieningen om ruiten van gebouwen tegen inbraak en vandalisme te beschermen.

 

Excessenregeling

Als een zonwering, (rol)luik of rolhek vergunningvrij mag worden gebouwd, dan wordt deze niet preventief getoetst aan redelijke eisen van welstand. Voor uitzonderingsgevallen is echter een zogenoemde "excessenregeling" ingesteld, want men kan bouwsels maken die "in ernstige mate in strijd zijn met redelijke eisen van welstand". En wel zodanig dat de gemeente zich genoodzaakt voelt om in te grijpen.

De eigenaar wordt dan verzocht het uiterlijk van het bouwsel aan te passen, ondanks het feit dat het bouwsel bouw­vergunningvrij is.

 

Toetsing

Bij alle plannen is ten eerste het bestemmingsplan maatgevend. Een regulier vergunningplichtig plan moet altijd ter beoordeling worden voorgelegd aan de welstandscommissie. Een licht vergunningplichtig plan mag door een gemandateerde ambtenaar worden getoetst en (eventueel) worden goedgekeurd op basis van de hierna genoemde welstandseisen. Voldoet het plan niet aan deze welstandseisen, of is er sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat over de toepasbaarheid van de criteria, dan wordt het pion alsnog aan de welstandscommissie voorgelegd, die bij de beoordeling tevens gebruikmaakt van de gebiedsgerichte en de algemene welstandscriteria.

 

Van een bijzondere situatie is in ieder geval sprake bij door het Rijk, de provincie of de gemeente aangewezen beschermde monumenten.

 

Standaardplan

Een zonwering, (rol)luik of rolhek voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als het eerder als zodanig door de welstandscommissie is goedgekeurd voor een identiek plan voor hetzelfde bouwblok of in een vergelijkbare situatie (bijvoorbeeld in dezelfde straat). Informatie over standaardplannen is verkrijgbaar bij de gemeente.

 

WILT U EEN ROLHEK OF (ROL)LUIK PLAATSEN?

 

WILT U EEN ZONWERING PLAATSEN?

 

ZONWERINGEN, (ROL)LUIKEN EN ROLHEKKEN

Als er geen standaardplan is, voldoet een zonwering, (rol)luik of rolhek in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan.

 

  • Overeenkomstig eerdere installaties aan de gevel na 1 juli 2004

  • Passend binnen de gevelopening

  • Kleur aangepast aan die van de woning

RECLAME ALGEMEEN

 

Wat is reclame?

Reclame is een publieke aanprijzing van een bedrijf, een product of een dienst. Reclames op borden.

 

Voor het plaatsen van een op de grond staande reclamezuil is een lichte bouwvergunning vereist. Voor de overige reclame-uitingen moet een vergunning worden aangevraagd in het kader van de gemeentelijke APV. Een welstandsbeoordeling maakt deel uit van deze vergunningprocedure.

 

De hierna genoemde welstandscriteria zijn bruikbaar voor een reclame-uiting waarvoor een vergunning wordt aangevraagd. Voldoet het plan aan deze criteria, dan kan een gemandateerde ambtenaar het positieve welstandsoordeel geven.

 

Voldoet het bouwplan niet aan deze criteria of is er sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat over de toepasbaarheid van deze criteria dan wordt het bouwplan aan de welstandscommissie voorgelegd, die bij de beoordeling tevens gebruikmaakt van de gebiedsgerichte en de algemene welstandscriteria.

 

Van zo'n bijzondere situatie is in ieder geval sprake bij door het Rijk, de provincie of de gemeente aangewezen beschermde monumenten.

 

WILT U EEN RECLAMEZUIL PLAATSEN?

 

RECLAME-UITINGEN AAN DE VOORGEVEL OF OP HET VOORERF

Een reclame-uiting los van de gevel voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan.

 

  • Eén naamsbord per pand.

  • Maximaal 0,5 m2.

  • Niet van binnenuit verlicht.

  • Loodrecht op of vlak met de gevel aangebracht.

  • Niet aangebracht op bouwlagen met woonbestemming.

  • Op voorerf maximaal 1,5 m hoog.

BIJLAGE I BEGRIPPENKADER

 

De matrix is opgebouwd uit een aantal zo te noemen beeldcomponenten. Deze zijn onderverdeeld in vijf hoofdcategorieën, te weten:

  • 1.

    Ruimte:

    dit betreft de functionele en ruimtelijke context van een gebied.

  • 2.

    Plaatsing:

    dit betreft de situering van de gebouwen op hun locatie.

  • 3.

    Hoofdvorm:

    dit betreft de massa- of volumewerking van de gebouwen.

  • 4.

    Aanzichten:

    dit betreft de hoofdlijnen van de architectuur.

  • 5.

    Opmaak:

    dit betreft het materiaal- en kleurgebruik, de details en de ornamentiek.

Elke hoofdcategorie is onderverdeeld in een aantal beeldcomponenten.

In de meeste situaties valt er over elk beeldcomponent wel één of meer karakteristieken te duiden. Soms is een item voor een bepaalde situatie irrelevant en is dan niet van toepassing. Het is ook goed denkbaar dat er zich meer of andere beeldcomponenten aandienen. In incidentele gevallen kunnen deze altijd onder "opmerkingen" behandeld worden, maar als sprake is van een vaker voorkomend item, kan de matrix ook worden aangepast of aangevuld. De items in de matrix zijn weliswaar de resultaten van geteste veronderstellingen, maar ze zijn niet heilig en kunnen dus worden vervangen en uitgewisseld.

 

Ruimte

Hier zijn onder meer de volgende beeldcomponenten van belang:

 

Locatie type

Hier gaat het om de aard van de situatie en de karakteristiek van het omgevingsbeeld op grotere schaal.

Voorbeelden: open landschap, woonwijk uit bepaalde periode, dorpstype (wierdedorp, dijkdorp, wegdorp en dergelijke). Voor algemene typeringen van historische nederzettingskarakteristieken ligt het voor de hand zich te baseren op de provinciale nota "Dorpen in Groningen'.

 

Object type

dit betreft een karakterisering van de bebouwing in het betreffende gebied naar vorm en functie.

Voorbeelden: boerderijen, villa's, bedrijfsbebouwing, woonhuizen, enzovoort.

 

Beeldtypering

Hier gaat het om een typering van de samenhang tussen bebouwing en ruimte.

Voorbeelden: laanbebouwing, dorpsbebouwing, tuindorp, planmatige uitbreiding, recreatiebouw en dergelijke.

 

Tijdsperiode

Betreft globaal de periode waarin de betreffende situatie tot stand is gekomen.

Voorbeelden: rond 1900, 19e eeuw, jaren 20 en 30, enzovoort.

 

Plaatsing

 

Relatieve positie

Hierbij gaat het om de onderlinge positie van de bebouwing ten opzichte van de (denkbeeldige) rooilijn.

Voorbeelden: in de rooilijn, enigszins verspringend, (sterk) wisselend, gestaffeld, onbepaald, enzovoort.

 

Afstand tot de weg

Hier wordt een indicatie gegeven van de afstand van de bebouwing tot de openbare weg.

Voorbeelden: direct op de weg (indicatie minder dan 2 meter), enige afstand tot de weg (indicatie 2 tot 10 meter), ruime afstand tot de weg (indicatie 10 tot 20 meter), grote afstand tot de weg (indicatie meer dan 20 meter).

 

Relatief verband

Dit betreft de onderlinge tussen afstanden van de gebouwen en de mate waarin de ruimte tussen de gebouwen tot een open of gesloten karakter leidt.

Voorbeelden: gesloten bebouwing, tamelijk gesloten bebouwing, open bebouwing, solitaire bebouwing.

 

Groepering op het erf

Hier gaat het om de groepering van gebouwen op het erf in hun onderling verband.

Voorbeelden: hoofdgebouw prominent, bijgebouwen zichtbaar, clustering, ruime setting, enzovoort.

 

Richting van de bouwvorm

Dit betreft de hoofdrichting van de bebouwing ten opzichte van de weg.

Voorbeelden: langs, dwars, schuin, indifferent en dergelijke.

 

Hoofdvorm

 

Contour

Bij contour is het profiel van de bouwmassa in het geding. Dit wordt aangegeven in de karakteristieke duiding van de hoogte in relatie met het profiel.

Voorbeelden: één bouwlaag met kap, twee bouwlagen plat en dergelijke.

 

Relatieve omvang

Dit betreft de grootte van de gebouwen in hun onderlinge relatie.

Voorbeelden: onderling overeenkomstig, enig onderling verschil, onderling verschil, veel onderling verschil en dergelijke.

 

Geleding van de bouwmassa

Hier gaat het om de indicatie hoe de bouwmassa van het gebouw is samengesteld: is er bijvoorbeeld sprake van één afleesbaar volume of bestaat het gebouw uit twee of meer afzonderlijk te benoemen bouwmassa's.

Voorbeelden: enkelvoudig, samengesteld

 

Plastiek

Dit betreft de kenmerkende plastische vormbehandeling van de gebouwen, is er sprake van een strakke vorm of heeft het gebouw uitbouwen of insnoeringen en dergelijke.

Voorbeelden: sober, minder sober, gemiddeld, complex, zeer complex en dergelijke.

 

Aanzichten

 

Stijl

Dit betreft een aanduiding van de bouwstijl van de bebouwing in globale zin.

Voorbeelden: traditioneel, afgeleid traditioneel, jaren 20/30, modern en dergelijke.

 

Compositie

Hier gaat het om de architectonische geleding van de gevels, zoals deze bijvoorbeeld zichtbaar is in de vorm van de gevelopeningen en kozijnen.

Voorbeelden: horizontaal, verticaal, wisselend, indifferent en dergelijke.

 

Detail en ornament

Dit betreft de kenmerkende detaillering en versiering van de bebouwing, die bijdraagt aan de expressie.

Voorbeelden: geen tot bescheiden, eenvoudig, gemiddeld, enigszins rijk, rijk en dergelijke.

 

Transparantie gevels

Dit betreft de mate van openheid van de op de openbare ruimte gerichte gevels.

Voorbeelden: open, enigszins open, gesloten en dergelijke.

 

Opmaak

 

Kleur

Dit betreft de hoofdkleur van de gevels en daken van de bebouwing.

Voorbeelden: rood, groen met zwart en dergelijke.

 

Kleurtoon

Dit betreft de overwegende toonzetting in het kleurgebruik van de bebouwing, het goot daarbij om gradaties van helderheid in het materiaal- en kleurgebruik.

Voorbeelden: lichte kleurtoon, middentoon, donkere kleurtoon en dergelijke.

 

Materiaal

Dit betreft de aard van de beeldbepalende materialen van met name gevels en daken van de bebouwing.

Voorbeelden: steenachtig, hout, rieten daken en dergelijke.

 

Samenvatting matrix

Elk beeldcomponent is in de matrix nader gespecificeerd. De kolom beschrijving biedt ruimte voor een korte duiding in telegramstijl van de belangrijkste kenmerken. Er is uiteraard altijd ruimte voor bemerkingen die niet onder een bepaalde component kunnen worden geschikt. Bovendien kan in de beredeneerde beschrijving van een meer uitgebreide behandeling sprake zijn.

 

Gradatie

In de kolom gradatie wordt aangegeven in welke mate het beeldcomponent zich in het gebied voordoet. In een bepaald buitengebied komen bijvoorbeeld in hoofdzaak boerderijen voor, maar ook wel woonhuizen. In de beschrijving onder objecttype wordt bijvoorbeeld boerderijen aangegeven, waarna in de gradatiekolom kan worden geduid in welke mate de beschrijving van toepassing is. De boerderijen kunnen het beeld in het gebied bijvoorbeeld zodanig bepalen dat sprake is van een beeldbepalende gradatie. Wanneer ook andere bebouwing, zoals hier burgerwoningen een rol spelen, dan kan men ook voor de gradatie overwegend kiezen.

Als er sprake is van een zeker evenwicht in het ruimtelijk beeld, maar niettemin de boerderijen als de belangrijkste beelddragers worden gezien ligt de gradatie gevarieerd voor de hand.

Indien beide typen van bebouwing in min of meer gelijke mate bepalend zijn voor het ruimtelijk beeld, is het meer aangewezen om in de beschrijving te kiezen voor "boerderijen en woonhuizen".

Uitgangspunt is dus niet primair de exacte verhouding in de mate waarin de verschillende elementen voorkomen, maar veeleer hoe deze zich in de waarneming van de beleidsmakers voordoen. Ook hier biedt de beredeneerde beschrijving uiteraard alle ruimte om mogelijke omissies in de matrix te benoemen.

 

Waardering

Onder waardering wordt voor elk beschreven beeldcomponent de waardering aangegeven van het betreffende aspect in de gebiedseigen context. Wanneer een gebied wordt bepaald door vrijstaande bebouwing op ruime erven, dan zullen deze componenten voor dit gebied altijd positief gewaardeerd worden, omdat zij intrinsiek zijn voor het gebied.

Daarnaast speelt een waardering van verschillende beeldcomponenten, die stoelt op ervaring en kennis van de opstellers van het gemeentelijk welstandsbeleid.

Het is van belang dat deze waardering niet alleen door deskundigen, maar ook door burgers en bestuurders wordt gedragen.

Ook is een waardering afhankelijk van de visie die er voor een bepaald gebied bestaat. De waardering voor verschillende aspecten van ruimtelijke kwaliteit kan afhankelijk zijn van bijvoorbeeld de uitstraling die een gemeente met een bepaald gebied voorstaat. Een gemeente die zichzelf als een groene parel profileert, zal veel belang hechten aan het (openbaar) groen in de gemeente.

Kale erven en boomloze straten zullen in het gegevensvoorbeeld don negatief scoren.

In de waarderingskolom bestaat de waardering uit drie smaken:

positief, neutraal en negatief.

 

Beleid

In deze kolom wordt voor de betreffende beeldcomponenten het beleid geduid, maar er is in veel gevallen natuurlijk ook sprake van beleid in meer algemene of specifieke zin, zoals dot in andere beleidsstukken van de gemeente is uitgesproken. Op basis van lokale politieke discussie zal het welstandsbeleid voor de verschillende gebieden moeten worden vastgesteld.

 

In de matrix zijn hiervoor vier smaken aangegeven:

 

1 Handhaven

Hierbij gaat het om de intentie om het bestaande ruimtelijk beeld als zodanig zoveel mogelijk te handhaven en als uitgangspunt te hanteren voor verdere ontwikkeling (dit beleid zal in ieder geval voor beschermde gezichten van toepassing zijn).

 

2 Respecteren

Bij dit beleid staat het zorgvuldig omgaan met bestaande waarden voorop. Deze hoeven niet altijd letterlijk in stand te blijven, maar dienen met respect te worden geïnterpreteerd bij nieuwe ontwikkelingen. De bestaande situatie geldt als bepalend voor verdere ontwikkelingen.

 

3 Incidenteel wijzigen

Hier krijgt het continue transformatieproces de ruimte, waarbij de bestaande situatie als leidraad wordt genomen, maar gaandeweg vervangen wordt door nieuwe oplossingen en nieuwe beelden. Veranderen is hier niet een beleidsdoel op zichzelf, maar het beleid gaat uit van de veranderbaarheid van het gebied.

 

4 Planmatig wijzigen

Dit beleid is gericht op verandering. Het gaat hier om een bewuste verandering van het ruimtelijk beeld en de ruimtelijke kwaliteit.

Dit kan van toepassing zijn voor de verandering van een weidegebied in een woonwijk, maar geldt in het algemeen voor herstructureringsgebieden.

BIJLAGE II MATRIX GEBIEDSGERICHTE BESCHRIJVING

Matrix gebiedsgerichte beschrijving

 

Gemeente: Bellingwedde

Gebiedsduiding:

Diverse wegen in het buitengebied

 

 

 

componenten

codering

gradatie

waardering

beleid

ruimte

 

 

 

 

 

 

B

O

G

Po

Nu

Ne

Hh

Re

Iw

Pw

Locatietype

landwegen in half open landschap

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Object type

woon- en boerenbehuizing

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Beeldtypering

verspreide landelijke bebouwing

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Tijdsperiode

rond 1900

 

X

 

 

X

 

 

X

 

 

Overig

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Plaatsing

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Relatieve positie

wisselend

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Afstand tot de weg

gevarieerd

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Relatief verband

open tot solitair

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Groepering op erf

bijgebouw zichtbaar

X

 

 

 

X

 

 

X

 

 

Richting bouwvorm

divers

X

 

 

 

X

 

 

X

 

 

Overig

ruim groen prof iel

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Hoofdvorm

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Contour

één laag met kap

X

 

 

X

 

 

 

X

 

 

Relatieve omvang

enig verschil

 

X

 

X

 

 

 

X

 

 

Geleding van de massa

enkelvoudig

 

X

 

X

 

 

 

X

 

 

Plastiek

eenvoudig

 

X

 

X

 

 

 

X

 

 

Overig

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Aanzichten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Stijl

traditioneel

 

X

 

 

X

 

 

X

 

 

Compositie

verticaal

 

X

 

 

X

 

 

X

 

 

Detail en ornament

eenvoudig

X

 

 

 

X

 

 

X

 

 

Transparantie gevels

gesloten

X

 

 

 

X

 

 

X

 

 

Overig

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Opmaak

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Kleur

rood

 

X

 

 

X

 

 

X

 

 

Kleurtoon

middentoon

 

X

 

 

X

 

 

X

 

 

Materiaal

steenachtig

 

X

 

X

 

 

X

 

 

 

Overig

donkere bijgebouwen

 

X

 

X

 

 

X

 

 

 

Gradatie: b = beeldbepalend; o= overwegend; g= gevarieerd.

Waardering: po= positief; nu= neutraal; ne= negatief.

Beleid: hh= handhaven; re= respecteren; iw= incidenteel wijzigen; pw= planmatig wijzigen.

 

Opmerkingen:

 

Matrix gebiedsgerichte beschrijving

 

Gemeente: Bellingwedde

Gebiedsduiding:

Recreatieve doeleinden

 

 

 

componenten

codering

gradatie

waardering

beleid

ruimte

 

 

 

 

 

 

B

O

G

Po

Nu

Ne

Hh

Re

Iw

Pw

Locatietype

natuurlandschap

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Objecttype

verblijfsrecreatie

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Beeldtypering

recreatiebouw

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Tijdsperiode

vanaf 1980

 

X

 

 

X

 

 

X

 

 

Overig

aandacht voor landschappelijke inpassing

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Plaatsing

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Relatieve positie

wisselend

X

 

 

X

 

 

 

X

 

 

Afstand tot de weg

onbepaald

X

 

 

X

 

 

 

X

 

 

Relatief verband

overwegend gesloten bebouwing

X

 

 

X

 

 

 

X

 

 

Groepering op erf

n.v.t.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Richting bouwvorm

gevarieerd

X

 

 

 

X

 

 

X

 

 

Overig

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Hoofdvorm

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Contour

één laag met kap/plat

 

X

 

 

X

 

 

X

 

 

Relatieve omvang

enige onderlinge verschillen

 

X

 

 

X

 

 

X

 

 

Geleding van de massa

enkelvoudig

 

X

 

 

X

 

 

X

 

 

Plastiek

sober

 

X

 

 

X

 

 

X

 

 

Overig

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Aanzichten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Stijl

divers

X

 

 

 

X

 

 

X

 

 

Compositie

divers

X

 

 

 

X

 

 

X

 

 

Detail en ornament

sober

 

X

 

 

X

 

 

X

 

 

Transparantie gevels

open

 

X

 

 

X

 

 

X

 

 

Overig

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Opmaak

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Kleur

divers

X

 

 

 

X

 

 

X

 

 

Kleurtoon

lichte kleurtoon

 

X

 

 

X

 

 

X

 

 

Materiaal

steenachtig/houtachtig

 

X

 

 

X

 

 

X

 

 

Overig

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Gradatie: b = beeldbepalend; o= overwegend; g= gevarieerd.

Waardering: po= positief; nu= neutraal; ne= negatief.

Beleid: hh= handhaven; re= respecteren; iw= incidenteel wijzigen; pw= planmatig wijzigen.

 

Opmerkingen:

 

Matrix gebiedsgerichte beschrijving

 

Gemeente: Bellingwedde

Gebiedsduiding:

Natuurlandschap

 

 

 

componenten

codering

gradatie

waardering

beleid

ruimte

 

 

 

 

 

 

B

O

G

Po

Nu

Ne

Hh

Re

Iw

Pw

Locatietype

stroomdalgebied van de Westerwoldse Aa

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Objecttype

incidenteel gemaal e.d.

 

 

X

X

 

 

X

 

 

 

Beeldtypering

hoofdzakelijk weilanden met boselementen en water

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Tijdsperiode

n.v.t.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Overig

n.v.t.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Plaatsing

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Relatieve positie

n.v.t.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Afstand tot de weg

n.v.t.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Relatief verband

n.v.t.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Groepering op erf

n.v.t.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Richting bouwvorm

n.v.t.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Overig

n.v.t.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Hoofdvorm

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Contour

n.v.t.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Relatieve omvang

n.v.t.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Geleding van de massa

n.v.t.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Plastiek

n.v.t.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Overig

n.v.t.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Aanzichten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Stijl

n.v.t.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Compositie

n.v.t.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Detail en ornament

n.v.t.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Transparantie gevels

n.v.t.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Overig

n.v.t.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Opmaak

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Kleur

n.v.t.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Kleurtoon

n.v.t.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Materiaal

n.v.t.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Overig

n.v.t.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Gradatie: b = beeldbepalend; o= overwegend; g= gevarieerd.

Waardering: po= positief; nu= neutraal; ne= negatief.

Beleid: hh= handhaven; re= respecteren; iw= incidenteel wijzigen; pw= planmatig wijzigen.

 

Opmerkingen:

 

Matrix gebiedsgerichte beschrijving

 

Gemeente: Bellingwedde

Gebiedsduiding:

Lint

 

 

 

componenten

codering

gradatie

waardering

beleid

ruimte

 

 

 

 

 

 

B

O

G

Po

Nu

Ne

Hh

Re

Iw

Pw

Locatietype

verdichte wegdorpen met open gedeelten

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Object type

woonhuizen en boerderijen

X

 

 

X

 

 

 

X

 

 

Beeldtypering

lintbebouwing

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Tijdsperiode

na 1900

 

X

 

 

X

 

 

X

 

 

Overig

gebieden met solitaire posities

 

 

X

X

 

 

X

 

 

 

Plaatsing

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Relatieve positie

wisselend

 

 

X

X

 

 

X

 

 

 

Afstand tot de weg

enige tot ruime afstand tot de weg

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Relatief verband

open bebouwing

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Groepering op erf

hoofdgebouw prominent

X

 

 

X

 

 

 

X

 

 

Richting bouwvorm

hoofdzakelijk evenwijdig aan de kavelrichting

 

X

 

 

X

 

 

X

 

 

Overig

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Hoofdvorm

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Contour

één bouwlaag met kap

X

 

 

X

 

 

 

X

 

 

Relatieve omvang

enig onderling verschil

 

X

 

 

X

 

 

X

 

 

Geleding van de massa

enkelvoudig

 

X

 

 

X

 

 

X

 

 

Plastiek

gemiddeld

 

X

 

 

X

 

 

X

 

 

Overig

opvallend grote boerderijen

X

 

 

X

 

 

 

X

 

 

Aanzichten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Stijl

traditioneel

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Compositie

verticaal

X

 

 

X

 

 

 

X

 

 

Detail en ornament

gemiddeld

 

X

 

 

X

 

 

X

 

 

Transparantie gevels

tamelijk gesloten

 

X

 

 

X

 

 

X

 

 

Overig

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Opmaak

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Kleur.

rood

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Kleurtoon

middentoon

 

 

X

 

X

 

 

X

 

 

Materiaal

steenachtig

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Overig

incidentele invulling met houten huizen en/of rieten kappen

 

 

X

 

 

X

 

 

X

 

Gradatie: b = beeldbepalend; o= overwegend; g= gevarieerd.

Waardering: po= positief; nu= neutraal; ne= negatief.

Beleid: hh= handhaven; re= respecteren; iw= incidenteel wijzigen; pw= planmatig wijzigen.

 

Opmerkingen:

 

Matrix gebiedsgerichte beschrijving

 

Gemeente: Bellingwedde

Gebiedsduiding:

Verdicht lint

 

 

 

componenten

codering

gradatie

waardering

beleid

ruimte

 

 

 

 

 

 

B

O

G

Po

Nu

Ne

Hh

Re

Iw

Pw

Locatietype

verdichte wegdorpen

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Object type

woon- en winkelbehuizing

X

 

 

X

 

 

 

X

 

 

Beeldtypering

verdichte lintbebouwing

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Tijdsperiode

rond 1900

 

X

 

 

X

 

 

X

 

 

Overig

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Plaatsing

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Relatieve positie

enigszins verspringend

 

 

X

X

 

 

X

 

 

 

Afstand tot de weg

direct tot enige afstand tot de weg

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Relatief verband

tamelijk gesloten bebouwing

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Groepering op erf

hoofdgebouw prominent

X

 

 

X

 

 

 

X

 

 

Richting bouwvorm

varierend van evenwijdig aan de kavelrichting tot haaks op de weg

 

X

 

 

X

 

 

X

 

 

Overig

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Hoofdvorm

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Contour

één bouwlaag met kop

X

 

 

X

 

 

 

X

 

 

Relatieve omvang

enig onderling verschil

 

X

 

 

X

 

 

X

 

 

Geleding van de massa

enkelvoudig

 

X

 

 

X

 

 

X

 

 

Plastiek

gemiddeld

 

X

 

 

X

 

 

X

 

 

Overig

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Aanzichten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Stijl

traditioneel

X

 

 

X

 

 

 

X

 

 

Compositie

verticaal

X

 

 

X

 

 

 

X

 

 

Detail en ornament

gemiddeld

 

X

 

 

X

 

 

X

 

 

Transparantie gevels

tamelijk gesloten

 

X

 

 

X

 

 

X

 

 

Overig

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Opmaak

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Kleur

rood

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Kleurtoon

middentoon

 

X

 

 

X

 

 

X

 

 

Materiaal

steenachtig

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Overig

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Gradatie: b = beeldbepalend; o= overwegend; g= gevarieerd.

Waardering: po= positief; nu= neutraal; ne= negatief.

Beleid: hh= handhaven; re= respecteren; iw= incidenteel wijzigen; pw= planmatig wijzigen.

 

Opmerkingen:

 

Matrix gebiedsgerichte beschrijving

 

Gemeente: Bellingwedde

Gebiedsduiding:

Bijzonder lint

 

 

 

componenten

codering

gradatie

waardering

beleid

ruimte

 

 

 

 

 

 

B

O

G

Po

Nu

Ne

Hh

Re

Iw

Pw

Locatietype

historische route met doorzicht op landschap

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Objecttype

grote boerderijen afgewisseld met woon- en winkelbehuizing

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Beeldtypering

lintbebouwing

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Tijdsperiode

rond 1900

 

X

 

X

 

 

X

 

 

 

Overig

afwijkende bebouwing en rijke boomaanplant

 

 

X

X

 

 

X

 

 

 

Plaatsing

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Relatieve positie

(sterk) wisselend

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Afstand tot de weg

enige tot grote afstand tot de weg

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Relatief verband

tamelijk open bebouwing

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Groepering op erf

bijgebouwen zichtbaar, hoofdgebouw prominent

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Richting bouwvorm

voornamelijk haaks op de weg

 

X

 

 

X

 

 

X

 

 

Overig

opvallend veel monumenten

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Hoofdvorm

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Contour

één of meer bouwlagen met kap

 

X

 

 

X

 

 

X

 

 

Relatieve omvang

veel onderling verschil

 

X

 

 

X

 

X

 

 

 

Geleding van de massa

samengesteld

X

 

 

 

X

 

X

 

 

 

Plastiek

gemiddeld tot complex

 

 

X

 

X

 

X

 

 

 

Overig

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Aanzichten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Stijl

gevarieerd traditioneel

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Compositie

verticaal (wisselend)

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Detail en ornament

gemiddeld tot rijk

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Transparantie gevels

tamelijk gesloten

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Overig

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Opmaak

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Kleur

rood

 

X

 

 

X

 

 

X

 

 

Kleur toon

middentoon

 

 

X

 

X

 

 

X

 

 

Materiaal

steenachtig

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Overig

opvallend veel witte ornamenten

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Gradatie: b = beeldbepalend; o= overwegend; g= gevarieerd.

Waardering: po= positief; nu= neutraal; ne= negatief.

Beleid: hh= handhaven; re= respecteren; iw= incidenteel wijzigen; pw= planmatig wijzigen.

 

Opmerkingen: het betreft evt. een beschermd dorpsgezicht (alleen in Bellingwolde).

 

Matrix gebiedsgerichte beschrijving

 

Gemeente: Bellingwedde

Gebiedsduiding:

Agrarisch lint

 

 

 

componenten

codering

gradatie

waardering

beleid

ruimte

 

 

 

 

 

 

B

O

G

Po

Nu

Ne

Hh

Re

Iw

Pw

Locatietype

landschappelijk open lintbebouwing

 

X

 

X

 

 

X

 

 

 

Objecttype

woonbebouwing en boerderijen

 

X

 

X

 

 

X

 

 

 

Beeldtypering

landschappelijke lint bebouwing

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Tijdsperiode

20e eeuw

 

X

 

 

X

 

 

X

 

 

Overig

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Plaatsing

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Relatieve positie

(sterk) wisselend

 

X

 

X

 

 

X

 

 

 

Afstand tot de weg

enige tot grote afstand tot de weg

 

X

 

X

 

 

X

 

 

 

Relatief verband

open tot solitaire bebouwing

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Groepering op erf

hoofdgebouw prominent en bijgebouwen zichtbaar

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Richting bouwvorm

haaks op de weg

 

X

 

 

X

 

X

 

 

 

Overig

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Hoofdvorm

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Contour

één tot twee bouwlagen met kap

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Relatieve omvang

onderling verschil

 

X

 

 

X

 

 

X

 

 

Geleding van de massa

enkelvoudig

X

 

 

 

X

 

 

X

 

 

Plastiek

minder sober

 

X

 

 

X

 

 

X

 

 

Overig

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Aanzichten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Stijl

voornamelijk traditioneel

 

X

 

X

 

 

X

 

 

 

Compositie

verticaal

X

 

 

X

 

 

 

X

 

 

Detail en ornament

eenvoudig

X

 

 

 

X

 

 

X

 

 

Transparantie gevels

tamelijk gesloten

X

 

 

 

X

 

 

X

 

 

Overig

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Opmaak

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Kleur

rood

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Kleurtoon

middentoon

 

X

 

 

X

 

 

X

 

 

Materiaal

steenachtig

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Overig

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Gradatie: b = beeldbepalend; o= overwegend; g= gevarieerd.

Waardering: po= positief; nu= neutraal; ne= negatief.

Beleid: hh= handhaven; re= respecteren; iw= incidenteel wijzigen; pw= planmatig wijzigen.

 

Opmerkingen:

 

Matrix gebiedsgerichte beschrijving

 

Gemeente: Bellingwedde

Gebiedsduiding:

Landelijke bebouwingsclusters

 

 

 

componenten

codering

gradatie

woordering

beleid

ruimte

 

 

 

 

 

 

B

O

G

Po

Nu

Ne

Hh

Re

Iw

Pw

Locatietype

verspreide bebouwing in het landelijk gebied

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Objecttype

landarbeidersbehuizing

X

 

 

X

 

 

 

X

 

 

Beeldtypering

bebouwing hoofdzakelijk parallel aan laan

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Tijdsperiode

na 1900

X

 

 

 

X

 

 

X

 

 

Overig

omgeving bossingels en merendeel onverharde lanen

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Plaatsing

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Relatieve positie

wisselend

X

 

 

X

 

 

 

X

 

 

Afstand tot de weg

ruime afstand tot de weg

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Relatief verband

solitaire bebouwing

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Groepering op erf

hoofdgebouw prominent

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Richting bouwvorm

langs laan

 

X

 

 

X

 

 

X

 

 

Overig

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Hoofdvorm

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Contour

één bouwlaag met kap

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Relatieve omvang

onderling overeenkomstig

X

 

 

X

 

 

 

X

 

 

Geleding van de massa

enkelvoudig

X

 

 

X

 

 

 

X

 

 

Plastiek

sober

X

 

 

 

X

 

 

X

 

 

Overig

grote dakvlakken met flauwe dakhelling

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Aanzichten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Stijl

traditioneel

X

 

 

 

X

 

 

X

 

 

Compositie

verticaal

 

 

X

 

X

 

 

X

 

 

Detail en ornament

geen tot bescheiden

X

 

 

 

X

 

 

X

 

 

Transparantie gevels

gesloten

X

 

 

 

X

 

 

X

 

 

Overig

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Opmaak

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Kleur

rood 1

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Kleurtoon

middentoon

X

 

 

 

X

 

 

X

 

 

Materiaal

steenachtig

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Overig

incidenteel wit geschilderd

 

 

X

 

 

X

 

 

X

 

Gradatie: b = beeldbepalend; o= overwegend; g= gevarieerd.

Waardering: po= positief; nu= neutraal; ne= negatief.

Beleid: hh= handhaven; re= respecteren; iw= incidenteel wijzigen; pw= planmatig wijzigen.

 

Opmerkingen:

 

Matrix gebiedsgerichte beschrijving

 

Gemeente: Bellingwedde

Gebiedsduiding:

Oude nieuwbouw

 

 

 

componenten

codering

gradatie

waardering

beleid

ruimte

 

 

 

 

 

 

B

O

G

Po

Nu

Ne

Hh

Re

Iw

Pw

Locatietype

oude nieuwbouw

X

 

 

 

X

 

 

X

 

 

Objecttype

gekoppelde of geschakelde woningen

X

 

 

 

X

 

 

 

X

 

Beeldtypering

planmatige uitbreiding

X

 

 

 

X

 

 

X

 

 

Tijdsperiode

naoorlogs

X

 

 

 

X

 

 

 

X

 

Overig

één verzorgingstehuis, "De Blanckenborg"

 

 

X

 

X

 

X

 

 

 

Plaatsing

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Relatieve positie

in de rooilijn

X

 

 

 

X

 

 

 

X

 

Afstand tot de weg

enige afstand tot de weg

 

X

 

X

 

 

 

X

 

 

Relatief verband

gesloten bebouwing

 

X

 

 

X

 

 

 

X

 

Groepering op erf

clustering

X

 

 

 

X

 

 

X

 

 

Richting bouwvorm

evenwijdig aan de weg

X

 

 

 

X

 

 

 

X

 

Overig

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Hoofdvorm

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Contour

hoofdzakelijk Wedde + Vriescheloo één bouwlaag met kop

X

 

 

 

X

 

X

 

 

 

Relatieve omvang

enig onderling verschil

 

X

 

 

X

 

X

 

 

 

Geleding van de massa

enkelvoudig

X

 

 

 

X

 

 

X

 

 

Plastiek

sober

X

 

 

 

X

 

 

 

X

 

Overig

hoofdzakelijk Blijham + Bellingwolde twee bouwlagen met kap

X

 

 

 

X

 

 

X

 

 

Aanzichten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Stijl

jaren 50/60/70

X

 

 

 

 

X

 

 

X

 

Compositie

indifferent

X

 

 

 

 

X

 

 

X

 

Detail en ornament

geen tot bescheiden

 

X

 

 

X

 

 

X

 

 

Transparantie gevels

enigszins open

X

 

 

 

X

 

 

 

X

 

Overig

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Opmaak

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Kleur

rood

 

X

 

X

 

 

X

 

 

 

Kleurtoon

middentoon

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Materiaal

hoofdzakelijk steenachtig

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Overig

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Gradatie: b = beeldbepalend; o= overwegend; g= gevarieerd.

Waardering: po= positief; nu= neutraal; ne= negatief.

Beleid: hh= handhaven; re= respecteren; iw= incidenteel wijzigen; pw= planmatig wijzigen.

 

Opmerkingen:

 

Matrix gebiedsgerichte beschrijving

 

Gemeente: Bellingwedde

Gebiedsduiding:

Jonge nieuwbouw

 

 

 

componenten

codering

gradatie

waardering

beleid

ruimte

 

 

 

 

 

 

B

O

G

Po

Nu

Ne

Hh

Re

Iw

Pw

Locatietype

nieuwbouwwijk

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Objecttype

vrijstaande en gekoppelde woningen

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Beeldtypering

woonwijkbebouwing

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Tijdsperiode

voornamelijk 1980 tot heden

 

X

 

 

X

 

 

X

 

 

Overig

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Plaatsing

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Relatieve positie

enigszins verspringend

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Afstand tot de weg

enige afstand tot de weg

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Relatief verband

tamelijk gesloten bebouwing

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Groepering op erf

hoofdgebouw prominent en bijgebouw zichtbaar

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Richting bouwvorm

haaks op de weg c.q. evenwijdig aan de weg

 

X

 

 

X

 

 

X

 

 

Overig

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Hoofdvorm

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Contour

één tot twee bouwlagen met kap

 

X

 

X

 

 

X

 

 

 

Relatieve omvang

veel onderling verschil

 

X

 

 

X

 

 

X

 

 

Geleding van de massa

enkelvoudig tot samengesteld

 

X

 

 

X

 

 

X

 

 

Plastiek

gemiddeld

 

X

 

 

X

 

 

X

 

 

Overig

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Aanzichten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Stijl

afgeleid traditioneel tot modern

X

 

 

X

 

 

 

X

 

 

Compositie

wisselend

X

 

 

X

 

 

 

X

 

 

Detail en ornament

gemiddeld

 

X

 

X

 

 

 

X

 

 

Transparantie gevels

enigszins open

X

 

 

X

 

 

 

X

 

 

Overig

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Opmaak

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Kleur

variabel

 

 

X

 

X

 

 

X

 

 

Kleurtoon

lichte tot middentoon

 

X

 

 

X

 

 

X

 

 

Materiaal

steenachtig

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Overig

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Gradatie: b = beeldbepalend; o= overwegend; g= gevarieerd.

Waardering: po= positief; nu= neutraal; ne= negatief.

Beleid: hh= handhaven; re= respecteren; iw= incidenteel wijzigen; pw= planmatig wijzigen.

 

Opmerkingen:

 

Matrix gebiedsgerichte beschrijving

 

Gemeente: Bellingwedde

Gebiedsduiding:

Oudeschans

 

 

 

componenten

codering

gradatie

waardering

beleid

ruimte

 

 

 

 

 

 

B

O

G

Po

Nu

Ne

Hh

Re

Iw

Pw

Locatietype

vestingsdorp

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Objecttype

kleine arbeidersbehuizing + enkele boerderijen

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Beeldtypering

dorpsbebouwing

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Tijdsperiode

eind 18e eeuw tot heden

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Overig

aan de Voorstraat detailhandel en horecagelegenheden

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Plaatsing

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Relatieve positie

in de rooi lijn

 

X

 

X

 

 

X

 

 

 

Afstand tot de weg

direct tot enige afstand tot de weg

 

X

 

X

 

 

X

 

 

 

Relatief verband

gesloten bebouwing

 

X

 

X

 

 

X

 

 

 

Groepering op erf

hoofdgebouw prominent

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Richting bouwvorm

haaks op de weg

 

X

 

X

 

 

 

X

 

 

Overig

enkele solitaire panden

 

X

 

X

 

 

X

 

 

 

Hoofdvorm

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Contour

één bouwlaag met kap

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Relatieve omvang

enig onderling verschil

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Geleding van de massa

enkelvoudig

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Plastiek

sober

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Overig

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Aanzichten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Stijl

traditioneel

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Compositie

verticaal

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Detail en ornament

eenvoudig

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Transparantie gevels

gesloten

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Overig

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Opmaak

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Kleur

rood

 

X

 

X

 

 

X

 

 

 

Kleur toon

middentoon

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Materiaal

steenachtig

X

 

 

X

 

 

X

 

 

 

Overig

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Gradatie: b = beeldbepalend; o= overwegend; g= gevarieerd.

Waardering: po= positief; nu= neutraal; ne= negatief.

Beleid: hh= handhaven; re= respecteren; iw= incidenteel wijzigen; pw= planmatig wijzigen.

 

Opmerkingen: het betreft een beschermd dorpsgezicht.

 

Matrix gebiedsgerichte beschrijving

 

Gemeente: Bellingwedde

Gebiedsduiding:

Bedrijfsdoeleinden

 

 

 

componenten

codering

gradatie

waardering

beleid

ruimte

 

 

 

 

 

 

B

O

G

Po

Nu

Ne

Hh

Re

Iw

Pw

Locatietype

kleinschalig bedrijventerrein

 

X

 

X

 

 

X

 

 

 

Objecttype

bedrijfsgebouwen met bijbehorende bedrijfswoningen

 

X

 

X

 

 

X

 

 

 

Beeldtypering

industriële planmatige uitbreiding

 

X

 

X

 

 

X

 

 

 

Tijdsperiode

1990 tot heden

 

X

 

 

X

 

 

X

 

 

Overig

één bedrijfspand is van rond 1950

 

X

 

 

X

 

 

X

 

 

Plaatsing

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Relatieve positie

enigszins verspringend

X

 

 

X

 

 

 

X

 

 

Afstand tot de weg

enige tot ruime afstand tot de weg

X

 

 

X

 

 

 

X

 

 

Relatief verbond

tamelijk gesloten bebouwing

 

X

 

 

X

 

 

X

 

 

Groepering op erf

bedrijfsgebouw prominent aanwezig

X

 

 

X

 

 

 

X

 

 

Richting bouwvorm

divers

 

X

 

 

X

 

 

X

 

 

Overig

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Hoofdvorm

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Contour

één à twee bouwlagen plat of met kop

 

X

 

 

X

 

 

X

 

 

Relatieve omvang

onderling verschil

 

X

 

 

X

 

 

X

 

 

Geleding van de massa

enkelvoudig

 

X

 

 

X

 

 

X

 

 

Plastiek

minder sober

 

X

 

 

X

 

 

X

 

 

Overig

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Aanzichten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Stijl

functioneel

X

 

 

 

X

 

 

X

 

 

Compositie

wisselend

 

X

 

 

X

 

 

X

 

 

Detail en ornament

eenvoudig tot gemiddeld

 

X

 

 

X

 

 

X

 

 

Transparantie gevels

enigszins open

 

X

 

 

X

 

 

X

 

 

Overig

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Opmaak

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Kleur

divers

 

X

 

 

X

 

 

X

 

 

Kleur toon

middentoon

 

X

 

 

X

 

X

 

 

 

Materiaal

steenachtig/plaatmateriaal

X

 

 

X

 

 

 

X

 

 

Overig

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Gradatie: b = beeldbepalend; o= overwegend; g= gevarieerd.

Waardering: po= positief; nu= neutraal; ne= negatief.

Beleid: hh= handhaven; re= respecteren; iw= incidenteel wijzigen; pw= planmatig wijzigen.

 

Opmerkingen:

BIJLAGE III STRAATNAMENREGISTER

Achterste Rou

10

Dalweg, 4e

1

Hoorn

1

Lindenlaan (Bellingwolde)

1-7-9

Achterstraat

11

Dalweg, 5e

1

Hoorndermeden

3

Lindenlaan (Blijham)

9

AE Dijk

4

Dorpsplein

6

Hoornderweg

4

Loosterlaan, 1e

4

Bakkersgang

11

Dorpsstraat

4-5

Iepenlaan

9

Loost erlaan, 2e

1

Batterijweg

8

Drentslaan

8

Industrieweg

5

Loosterlaan, 3e

1

Berkenpad

9

Driepoldersweg

7

Kanaaldijk Oostzijde

7

Loosterlaan, 4e

1

Berkenweg

9

Dwarsweg

1-9

Kanaaldijk Westzijde

7-9

Loosterweg

4

Beukenlaan (Bellingwolde)

9

Dijkwal

11

Kastanjelaan

9

Louwdijk

4

Beukenlaan (Blijham)

9

Dijkweg

7-9

Kempkebosweg

3

Lutjeloosterweg

4

Bisschopsweg

1

Eikenlaan (Bellingwolde)

1

Kentersweg

1-4

Lyskemeerweg

1

Blijhamsterweg

1

Eikenlaan (Blijham)

9

Kerklaan

9

Lijsterlaan

9

Boekweitlanden

1

Eikenweg

5-8

Kerkstraat

5

Markedwarsweg

9

Borgesiusweg

7

Esdoornweg

9

Kerkweg

1-9

Markeweg (Blijham)

5

Boslaan

6

Essenlaan

4

Kielhuppen

8

Markeweg (Wedde)

8-9-10

Bospad

3

Esweg (Blijham)

9

Klieve, de

10

Meerlaan

1

Bosweg

1

Esweg (Wedde)

5

Kochspad

10

Meidoornweg

9

Bouwtelaan, 1e

6

Grenslaan, 1e

1

Koeweg

1-8

Merellaan

9

Bouwtelaan, 2e

1-6

Grensweg

1

Koloniesweg

1-6-7-10

Middelweg

8

Bouwteweg

1

Groene Kruislaan

9

Körte Schoor

10

Middensingel

9

Bovenlanden

10

Gronddiep

10

Kortelaan

8

Middenweg (Blijham)

9

Bovenstreeklaan, 1e

1

Grootstukkerweg

7

Koudehoek

7

Middenweg(Wedde)

5

Bovenstreeklaan, 2e

1

Hamdijksterweg

7

Kruirad

10

Moersloot

1

Bovenstreekpad

1

Hamsterlaan

1-6

Kruisstraat

9

Molenlaan

1

Bovenvenneweg

1

Hamsterweg

7

Kwartierstraat, 1e

11

Molenlaantje, 't

4

Briolaan

8

Heemhof

1

Kwartierstraat, 2e

11

Molenpad

8

Buiskoolweg, J.

1-7

Heuvelslag

1

Laange Schoor

10

Molenweg (Oudeschans)

11

Bultsterweg

1

Hoenderkamp

5

Lageweg

4

Molenweg (Wedde)

1-2

Buringhweg, E.

1

Hoofdweg (Bellingwolde)

6

Langediepsweg

1-7

Morigerlaan , 1e

8

Dalweg, 1e

1

Hoofdweg (Blijham)

4-5

Leidijksweg

1-9-12

Morigerlaan, 3e

8

Dalweg, 2e

1

Hoofdweg (Wedde)

4-5

Lethepad

8

Morigerlaan, 4e

8

Dalweg, 3e

1

Hoofdweg Wedderveer

4

Lindenhof, 't

6

Morigerlaan, 5e

8

Morigerlaan, 6e

8

Polderweg

1

Ulsderweg

4

Winschoterweg

4-6-12

Morigerweg

8

Poortweg

11

Veelerscheiding

1

Wittenborgslaan

1

Mulderweg, Eltjo

3-4

Postkantoorlaan

6

Veelerveensterweg

4

Woningbouwlaan

8

Mussel-A Kanaal Noord

1

Raadhuisstraat

5

Veelerweg

1-8

Wubsweg, Albert

3

Mussel-A Kanaal Zuid

1

Reiderlandstraat

9

Veendiepsweg

1

Wymeersterweg

1-6

Nachtegaallaan

9

Reidersingel

6

Veendijk

8

Zand stroom

8

Nieuwe Veendijk

4

Rhederweg

4

Veenweg

1

Zodendijk

1

Nieuwe weg

1

Ribesweg

9

Veerloon

1

Zuiderstraat

9

Nieuwedijk

3

Ruiten A kanaal West

4

Vennenweg, 1e

6

Zuidwending

4

Nieuwlandseweg

1

Schanspad

11

Vennenweg, 2e

6

Zijldiep

10

Noorderstraat

1-9

Scheidingslaan

1

Venneweg (Blijham)

1

Zijlweg

1

Nummerlaan

1

Scheidingsweg

4

Venneweg (Veelerveen)

4

 

 

Oerdeweg

4

Schenkpad, Karel

3

Verbindingsweg

1-4

 

 

Omloop, de

10

Schoollaan

4

Verlengde Lutjeloosterweg

4

 

 

Onstwedderweg

1

Schoolstraat (Blijham)

4

Verlengde Schoollaan

1-3-7

 

 

Oosteinde

6

Schoolstraat (Wedde)

5

Verschedijk

1-3

 

 

Oostersingel (Bellingwolde)

1-9

Schoolweg

1

Veurste Rou

10

 

 

Oostersingel (Wedde)

4-9

Slengpad

9

Vonkslaan

1

 

 

Oosterstraat

5

Slengweg

9

Voorst raat

11

 

 

Ossedijk

8

Sluisweg

1

Voorwoldweg

1-6

 

 

Oud Wedderveen

8

Spanjaardsweg

8

Vredeslaan

10

 

 

Oude Laan

8

Spetsebrugweg

1- 4

Wedderbergenweg

1-2-3-8

 

 

Oude Lindelaan

1

Sportweg

10

Wedderhöfte

10

 

 

Oude Veldweg

1

Swienekoge

3

Weddermarke

8

 

 

Oudeschanskerweg

1-11

Swikstellen

10

Wedderweg

4-5

 

 

Oudeweg

11

Tjabbestreek

1

Werkhuislaan

8

 

 

Parallelweg

1

Tritonlaan

1

Westersingel

1-9

 

 

Parklaan

9

Turf weg

4

Westert

1

 

 

Parkweg

1

Tussenvenneweg

1

Weverslaan

1-7

 

 

Pastorielaan

1

Tweekarspelenweg

7

Wielewaallaan

9

 

 

Pastorieweg

1

Tijdenskanaal, B.L. West

4

Wilgenhof

9

 

 

Paviljoenweg

2

Tijdensweg, B.L.

7

Wiltslaan

8

 

 

Plantsoenweg

9

Uiterdijksweg

1

Winschoter Hogebrug

4-6

 

 

 

BIJLAGE IV WELSTANDSKAART

BIJLAGE V RIJKSMONUMENTEN IN DE GEMEENTE BELLINGWEDDE

 

nummer

postcode

adres

huisnr

omschrijving

BELLINGWOLDE

1

520930

9695 AA

Hoofdweg

3

rentenierswoning

2

8894

9695 AB

Hoofdweg

37

boerderij

3,3a,3b

520905

9695 AB

Hoofdweg

45, 47, 49

marechausseekazerne

4

8893

9695 AL

Hoofdweg

66

boerderij

5

520922

9695 AM

Hoofdweg

86

dwarshuisboerderij

6

520926

9695 AD

Hoofdweg

119

oldambster boerderij

7

520935

9695 AP

Hoofdweg

136

oldambster dwarshuisboerderij

8

520934

9695 AR

Hoofdweg

148

oldambster dwarshuisboerderij

9

8895

9695 AS

Hoofdweg

162

oorspronkelijk raadhuis

10

8896

9695 AS

Hoofdweg

164

dwarshuis

11

520923

9695 AE

Hoofdweg

167

villaboerderij

12

520927

9695 AG

Hoofdweg

221

rentenierswoning

13

8897

9695 AV

Hoofdweg

222

blokvormig pand

14

520908

9695 AG

Hoofdweg

223

pastorie

15

8898

9695 AG

Hoofdweg

227

N.H. kerk/toren

16

8899

9695 AH

Hoofdweg

235

rechthuis

17

520933

9695 AH

Hoofdweg

237

winkelwoning

18

520911

9695 AV

Hoofdweg

242

rentenierswoning

19

520929

9695 AV

Hoofdweg

244

rentenierswoning

20

520890

9695 AH

Hoofdweg

245

villaboerderij

21

520931

9695 AV

Hoofdweg

252

woonhuis

22

520928

9695 AV

Hoofdweg

256

herenhuis

23

520925

9695 AH

Hoofdweg

263

woonhuis

24

8900

9695 AW

Hoofdweg

290

dwarshuis

25

8901

9695 AJ

Hoofdweg

291/293

woning

26

8902

9695 AJ

Hoofdweg

299

woning

27

520887

9695 AJ

Hoofdweg

303

dwarshuisboerderij

28

8904

9695 AX

Hoofdweg

306

oldambster heerd

29

8905

9695 AX

Hoofdweg

312

molenaarshuis

30

8906

9695 AX

Hoofdweg

314

korenmolen

31

520932

9695 EG

Meerlaan

3

arbeiderswoning

32

8909

rijksgrens

fleche de Leehte

33

520881

9695 XA

Wijmeersterweg

1

keuterboerderij, stookhut, erf

34

520884

9695 XA

Wijmeersterweg

2

keuterboerderij, stookhut

 

BLIJHAM

35

35

35

35

35

35

36

36

36

36

36

36

37

37

37

37

37

37

38

38

38

38

38

38

39

39

39

39

39

39

40

40

40

40

40

40

41

41

41

41

41

41

 

OUDESCHANS

42

8907

9696 XP

Koudehoek

2

boerderij

43

8913

9696 XN

Molenweg

2

N.H. kerk/pastorie

44

8914

9696 XK

Poortweg

1

boerderij

45

520902

9696 XH

Voor straat

12

woonhuis, stelmakerij

46

8915

9696 XH

Voorstraat

14

eenvoudig pand

47

8916

9696 XH

Voorstraat

20

eenvoudig pand

48

8917

9696 XH

Voor straat

22

eenvoudig pand

49

8918

bastion/kerkhof

50

8919

vestinggracht Aa

51

8920

Kruitbastion aan Aa

 

VEELERVEEN

52

8921

9566 PC

Loosterweg

2a

molen bovenkruier

 

VRIESCHELOO

53

8922

9699 PE

Dorpsstraat

119

N.H. kerktoren

54

8923

9699 PH

Dorpsstraat

6/8

boerderij

55

520917

9699 TT

J. Buiskoolweg

12

ontginningsboerderij

56

8924

9699 RA

Wedderweg

25a

de Korenmolen

 

WEDDE

57

8925

9698 AA

Hoofdweg

7

huis te Wedde

58

8927

9698 AE

Hoofdweg

8

rentenierswoning

59

8926

9698 AA

Hoofdweg

21

landelijke woning

60

8928

9698 AP

Schoolstraat

7

N.H. kerktoren/kerkhof

61

8930

9698 XV

Molenwegnaast

9

achtkantige bovenkruier

 

WEDDERVEER

62

520924

9698 PC

Hoofdweg Wedderveer

75

villa

4.3 Excessenregeling

De gemeente hanteert bij het toepassen van de excessenregeling het criterium dat er sprake moet zijn van een buitensporigheid in het uiterlijk die ook voor niet-deskundigen evident is en die afbreuk doet aan de ruimtelijke kwaliteit van een gebied. Vaak heeft deze betrekking op:

  • het visueel (het aanzicht vanaf de weg) of fysiek (slecht toegankelijk voor o.a. hulpdiensten) afsluiten van een bouwwerk van zijn omgeving;

  • ernstig verval van bouwwerken, zoals achterstallig onderhoud;

  • het ontkennen of vernietigen van architectonische bijzonderheden bij aanpassing van een bouwwerk;

  • armoedig materiaalgebruik;

  • toepassing van felle en (sterk) contrasterende kleuren;

  • te opdringerige reclames;

  • een te grove inbreuk op wat in de omgeving gebruikelijk is.

Het komt steeds vaker voor dat panden niet of onvoldoende worden onderhouden en het uiterlijk (mede) daardoor verwaarloosd. Het college heeft op grond van de Woningwet/Wabo de bevoegdheid (beginselplicht) om handhavend op te treden tegen eigenaren van vervallen panden en ze te verplichten voorzieningen te treffen aan hun pand, ten einde het pand te laten voldoen aan de criteria die voortvloeien uit de Woningwet.

 

Inleiding

Omdat juist de uiterlijke verwaarlozing van panden veelal de grootste ergernis voor de omgeving oplevert, is het wenselijk om ook hiertegen handhavend op te kunnen treden. Tegen deze uiterlijke verwaarlozing kan worden opgetreden als het college van oordeel is dat sprake is van ernstige strijd met redelijke eisen van welstand. Hier wordt gedoeld op de zogenaamde excessenregeling, die onderdeel uitmaakt van de welstandsnota. Bij de aanpak van vervallen panden gaat het om een nalaten te handelen. Slecht of onvoldoende onderhoud kan namelijk resulteren in verwaarlozing, waardoor de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving wordt aangetast. Om het juridisch mogelijk te maken dat de uiterlijke verwaarlozing van panden kan worden aangepakt, dient deze excessenregeling, als onderdeel van de Welstandsnota, criteria te bevatten waaraan getoetst kan worden. Het vaststellen en wijzigen van de welstandsnota is een raadsbevoegdheid.

 

Criteria bij excessen

Er is sprake van een exces, indien een bouwwerk in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand. Bij het toepassen van de excessenregeling is het basiscriterium dat er sprake moet zijn van een buitensporigheid in het uiterlijk die ook voor niet-deskundigen evident is en die afbreuk doet aan de ruimtelijke kwaliteit van een gebied. Het gaat hierbij om zaken die aantoonbaar ondeugdelijk van uitvoering zij n, verloedering van de omgeving van het bouwwerk in de hand werken, of aan de andere kant aanstootgevend zijn. Hieronder worden de criteria bij excessen aangegeven.

 

Er is sprake van een ernstige mate van strijd met redelijke eisen van welstand:

  • als een bouwwerk dan wel een gezichtsbepalend deel van een bouwwerk fysiek of visueel wordt afgesloten van zijn omgeving;

  • als waardevolle architectonische bijzonderheden worden ontkend of vernietigd bij aanpassing of uitbreiding van een bouwwerk;

  • in geval van armoedig materiaalgebruik;

  • als felle, detonerende, sterk contrasterende of geheel van de omgeving afwijkende kleuren worden toegepast;

  • als gebruik wordt gemaakt van te opdringerige reclames, te veelvuldig herhaalde reclames of te grote reclames en de huisstijl de gevels domineert;

  • als gebruik wordt gemaakt van LCD of LED schermen of lichtkranten;

  • als vernieuwd werk niet is afgestemd op het origineel zodat onderscheid bestaat in voegwerk, schilderwerk, kleurstelling, materiaalgebruik en details bij eenzelfde bouwwerk waar dit onderscheid oorspronkelijk niet bestond;

  • als de detaillering van gevels in ernstige mate wordt verstoord door (onderdelen van) installaties of andere toevoegingen;

  • als het bouwwerk een te grove inbreuk maakt op wat in de omgeving gebruikelijk is (zie daarvoor de gebiedsgerichte welstandscriteria).

Er is verder sprake van een ernstige mate van strijd met redelijke eisen van welstand bij bestaande gebouwen of bouwwerken:

  • bij gedeeltelijke afbraak, sloop of instorting van een gebouw of bouwwerk;

  • wanneer sprake is van een gebouw of bouwwerk dat aan de buitenzijde geheel of gedeeltelijk in ernstige mate is beschadigd wat blijkt uit signalen als bijvoorbeeld kapotte ruiten, dichtgetimmerde ramen, verrotte houtconstructies, afbladderende verf, aangetaste gootconstructies en voegwerk, loszittende stenen, ontbrekende dakpannen etc.;

  • wanneer het gebouw of bouwwerk of een gedeelte daarvan in zichtbare staat van verwaarlozing verkeert en/of waar sprake is van ernstig achterstallig onderhoud waardoor het oorspronkelijk karakter van het gebouw of bouwwerk (deels) te niet wordt gedaan.

Bovenstaande is geen limitatieve opsomming. Er kunnen zich ook andere situaties voordoen waarbij sprake is van ernstige strijd met redelijke eisen van welstand.

 

Indien sprake is van een bijzondere, motiverende, architectonische meerwaarde of als kan worden getwijfeld aan de toepasbaarheid van de bovenstaande criteria, kan aan de criteria worden voorbij gegaan, na een positief en gemotiveerd advies van de welstandscommissie. Het zal duidelijk zijn dat in een gebied waarvoor een aanduiding als bijzonder welstandsgebied geldt eerder sprake kan zijn van een exces dan in een gebied met een aanduiding als regulier welstandsgebied. Verder zal bij de toepassing van deze criteria eerder sprake zijn van een exces naarmate:

  • een bouwwerk meer in het zicht staat en de openbare ruimte van groter belang is voor het aanzicht van het betreffende gebied of het landschap;

  • een gebied een hogere cultuurhistorische waarde heeft;

  • er meer van de genoemde criteria van toepassing zijn.

In een aantal situaties speelt het aspect tijd een belangrijke rol bij de vaststelling of iets als een exces kan en mag worden aangemerkt.

Hiermee dient bij de vaststelling rekening te worden gehouden. Zo zal bijvoorbeeld bij de aspecten 'zichtbare verwaarlozing' en 'ernstig achterstallig onderhoud' moeten worden bekeken of sprake is van een onevenredige periode (ten opzichte van gebruikelijke en algemeen geaccepteerde tijdsintervallen die hiervoor gelden) waarin geen of onvoldoende onderhoud wordt gepleegd, waardoor een object als verwaarloosd kan worden aangemerkt. Voor de beantwoording van de vraag of er sprake is van een exces zal het college advies inwinnen bij de Welstandscommissie. Op basis van dit gemotiveerd advies zal het college bepalen hoe met dit exces om te gaan.

Welstandsnota Vlagtwedde gebieden en criteria

 

vaststelling

Artikel A: Beleidsregels

De raad van de gemeente Vlagtwedde,

 

Gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d.

 

Gelet op artikel 9.1 van de gemeentelijke bouwverordening en gelet op artikel 12a, eerste lid van de Woningwet,

 

Besluiten:

 

De voorliggende welstandsnota vast te stellen.

Artikel B: Overgangsbepalingen

Op een aanvraag om bouwvergunning, ontheffing of toestemming anderszins, die is ingediend voor het tijdstip waarop deze beleidsregels van kracht worden en waarop op genoemd tijdstip nog niet beschikt, zijn de bepalingen van de bouwverordening van toepassing, zoals deze luidden voor de vaststelling van de onderhavige beleidsregels, tenzij de aanvrager de wens te kennen geeft dat de onderhavige beleidsregels worden toegepast.

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van de gemeente Vlagtwedde, d.d.

1. inleiding

 

1.1 Inleiding

De gemeente Vlagtwedde heeft op grond van de Woningwet 2003 besloten een welstandsnota te laten vervaardigen, deze is in 2004 vastgesteld. Na enkele jaren te hebben gewerkt met deze nota zijn nieuwe inzichten ontstaan. Bovendien bestond de wens de nota te vereenvoudigen en grotere lijnen te gebruiken. Daarbij waren duidelijkere loketcriteria nodig. Dit was de aanleiding voor de voorliggende herziening van de welstandsnota van 2004.

 

Deze herziene nota bevat het welstandsbeleid voor de gemeente. Een welstandsnota is een verschijnsel dat voortkomt uit de Woningwet.

 

Welstand

Wat is nu welstand? Het begrip is letterlijk het “wel staan” van bouwwerken in hun omgeving. Vanaf 1962 werd het gemeenten verplicht om een welstandscommissie in het leven te roepen. Volgens artikel 12 van de Woningwet is de welstandsbeoordeling gericht op het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk.

Het bouwwerk wordt niet alleen beoordeeld op de kenmerken van het object, maar ook in relatie tot de omgeving. Dit wordt gedaan vanuit de overtuiging dat de bebouwing passend moet zijn in haar omgeving en voor een belangrijk deel het beeld van de publieke ruimte bepaalt. Iedere bouwaanvraag in Nederland wordt dus getoetst op “redelijke eisen van welstand” door welstandscommissies.

De gemeente Vlagtwedde heeft de welstandscommissie ondergebracht bij de provinciale organisatie Libau.

 

Gemeente Vlagtwedde

Deze herziening van de welstandsnota maakt op een heldere en klantvriendelijke manier de welstandseisen duidelijk. Het is voor alle partijen vooraf duidelijk aan welke criteria een bouwwerk moet voldoen. Bouwplannen die niet voldoen aan de redelijke eisen van welstand worden dan ook geweigerd.

 

Het doel van de (herziene) welstandsnota is een bijdrage te leveren aan het behoud en daar waar nodig de versterking van de schoonheid en aantrekkelijkheid van de gemeente Vlagtwedde. De nota maakt deel uit van het integrale ruimtelijke kwaliteitsbeleid en wordt daarom worden afgestemd op de bestemmingsplannen.

 

1.2 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 worden de huidige situatie ten aanzien van het ruimtelijk kwaliteitsbeleid van de gemeente en de werkwijze van de welstandscommissie beschreven.

Daarna volgt in hoofdstuk 3 een uiteenzetting van de wijzigingen in de Woningwet, waarna in hoofdstuk 4 de verantwoordelijkheden van de gemeente bij respectievelijk de vaststelling en uitvoering van het welstandsbeleid worden beschreven. Ook komt de inhoud van het welstandsadvies en de werkwijze van de welstandscommissie in dit hoofdstuk aan de orde.

 

Hoofdstuk 5 bevat zowel de algemene welstandscriteria alsook de gebiedsgerichte welstandscriteria en vormt als zodanig het deel van de nota dat zal worden gebruikt voor het toetsen van bouwplannen. Op basis van dit hoofdstuk wordt door de welstandscommissie advies uitgebracht en door het college van burgemeester en wethouders een oordeel gegeven over welstand.

 

Hoofdstuk 6 geeft een overzicht van de beschrijving van de verschillende welstandsgebieden in de gemeente. Daarbij zijn ook de criteria te vinden.

 

Hoofdstuk 7 geeft uiteindelijk de beschrijving bij verschillende objecten, met de daarbij horende criteria.

2. bestaand ruimtelijk kwaliteitsbeeld

 

2.1 Welstandsbeleid

De gemeente Vlagtwedde maakt voor de advisering op het gebied van de welstandszorg al vele jaren gebruik van de diensten van de welstands- en monumentenzorg Libau. De organisatie adviseert de gemeenten in de provincie Groningen over welstands- en monumentenzaken.

 

De adviezen van Libau worden gebaseerd op de gemeentelijke welstandsnota, de bestemmingsplannen, structuurvisies en beeldkwaliteitplannen. Daarnaast zijn in de gemeentelijke Bouwverordening algemene welstandscriteria vastgelegd. De beoordeling van bouwplannen op redelijke eisen van welstand hebben betrekking op het uiterlijk en de plaatsing van het bouwwerk. Het gaat hierbij niet alleen om het gebouw zelf, maar ook om de relatie tot de omgeving en eventueel te verwachten ontwikkelingen in deze omgeving.

De aanvaardbaarheid van het bouwwerk wordt bepaald door de reeds aanwezige bebouwing, de openbare ruimte en de stedenbouwkundige context. Massa, materiaal, schaal, detaillering en kleurstelling spelen hierbij een rol.

 

Vergadering commissie tot op heden

De welstandscommissie vergadert eens per veertien dagen in het voormalig pakhuis Libau in Groningen. Een vaste rayonarchitect voert voor de gemeente Vlagtwedde het secretariaat. De rayonarchitect is het aanspreekpunt voor de welstandscommissie en bezoekt in principe eens per veertien dagen de gemeente. De vaste bezoekdag geldt ook als spreekuur voor de betrokkenen bij een bouwplan. Daarnaast worden de ingekomen bouwplannen besproken met de afdeling VROM van de gemeente Vlagtwedde. Daarbij geven de ambtenaren de benodigde (achtergrond)informatie aan de rayonarchitect en wordt de situatie vaak ter plekke bekeken en gefotografeerd.

 

De welstandscommissie brengt vervolgens een schriftelijk advies over de bouwplannen uit. Deze worden direct bij de aanvraag getoetst op basis van de zogenaamde loketcriteria door de afdeling VROM. Bouwaanvragen voor kleine bouwplannen kunnen zo sneller worden afgehandeld.

 

Kleine welstandscommissie

De beoordeling van kleine plannen kan sneller worden afgehandeld door het instellen van een kleine welstandscommissie. Een dergelijke commissie levert voordelen op voor alle partijen. Zo werkt het drempelverlagend voor de aanvrager, omdat er gemakkelijker en directer contact is tussen de aanvrager en de adviseur/commissie. Tijdens deze contactmomenten bestaat de mogelijkheid van een dialoog, waardoor een plan kan ontstaan wat voor beide partijen aanvaardbaar is.

Daarbij kan de adviseur/commissie ook veel directer adviseren over een bouwplan. Hierdoor wordt het voor de aanvrager duidelijker hoe er naar het plan wordt gekeken en op welke wijze het plan wordt getoetst.

Door een hogere frequentie van vergaderen en de directere en kortere lijnen naar de adviseur/commissie, levert een kleine welstandscommissie tijdwinst op voor de aanvrager.

 

De gemeente onderzoekt samen met Libau of en op welke wijze en onder welke voorwaarden vorm gegeven kan worden aan een plaatselijke kleine welstandscommissie.

 

2.2 Monumentenbeleid

In 1988 is de nieuwe Monumentenwet in werking getreden, in 2007 is deze vervangen door de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Met de inwerkingtreding van de wet werd de decentralisatie van de monumentenzorg verder vorm gegeven. Voorwaarde voor een decentrale uitvoering van het monumentenbeleid is het in het leven roepen van een monumentenverordening. In een dergelijke verordening dient minimaal het instellen van een monumentencommissie geregeld te zijn.

 

In zijn vergadering van 11 april 1994, onder no. 3NI, heeft de raad van de gemeente Vlagtwedde vastgesteld de “Monumentenverordening Vlagtwedde 1994”. In deze verordening is de “Provinciale Groningse Monumentencommissie” van de Stichting Provinciaal Groningse Welstandszorg aangewezen als monumentencommissie.

 

De gemeente Vlagtwedde telt 53 objecten die in het kader van de Monumentenwet 1988 zijn opgenomen in het rijksregister van “beschermde monumenten”. De gemeente Vlagtwedde kent geen gemeentelijk monumentenregister. Dit register is opgenomen in de bijlagen bij deze nota.

 

2.3 Relatie tussen de welstandsnota en de verschillende beleidsdocumenten

Uit het voorgaande blijkt dat de gemeente Vlagtwedde met verschillende beleidsinstrumenten werkt, die het ruimtelijk beleid vormgeven. Het is van groot belang de verschillende instrumenten op elkaar te laten aansluiten. Van elk document moet duidelijk zijn wat de reikwijdte is en hoe het is verweven met de andere documenten.

 

De welstandsnota kent in het geheel van ruimtelijke plannen vooral een relatie met het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan regelt de functie en het ruimtebeslag van de bouwwerken; de welstandsnota bepaalt het uiterlijk, de vormgeving. Gelet op de jurisprudentie is welstandsbeleid ondergeschikt aan het bestemmingsplan. De ruimte die het bestemmingsplan biedt, kan dus niet worden beperkt in een welstandsnota. De architectonische vormgeving van bouwwerken is met de wijziging van de Woningwet niet langer het domein van het bestemmingsplan. Dit is het terrein van de welstandsnota, ofwel beeldkwaliteitplannen. In de welstandsnota wordt naar relevante beeldkwaliteitplannen verwezen, wat betekent dat deze deel uitmaken van de nota.

3. de woningwet

 

3.1 Algemeen

Volgens de Woningwet (1 januari 2003) is een toetsing van bouwwerken aan redelijke eisen van welstand nog slechts mogelijk indien die eisen nader zijn geconcretiseerd in een door de gemeenteraad vast te stellen welstandsnota. De criteria in de welstandsnota moeten zo concreet mogelijk zijn en zoveel mogelijk toegespitst zijn op concrete gebieden. Vóór de vaststelling van de welstandsnota dient gelegenheid te worden geboden tot inspraak conform de gemeentelijke Inspraakverordening.

 

De Woningwet kent een tweedeling van vergunningplichtige en vergunningsvrije bouwwerken. Binnen de vergunningplichtige bouwwerken wordt onderscheid gemaakt in regulier vergunningplichtige en licht vergunningplichtige bouwwerken. De opsomming van de vergunningsvrije en licht vergunningplichtige bouwwerken is - in verband met de omvang en gedetailleerdheid - niet in de wet zelf maar in een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) opgenomen.

 

De welstandsnota

De Woningwet geeft meer de verantwoordelijkheid aan het gemeentebestuur. Zo is de gemeenteraad verantwoordelijk voor het opstellen en vastleggen van de welstandstoetsingskaders en heeft het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid om in bepaalde gevallen af te wijken van het advies van de welstandscommissie.

 

Vaststelling door de gemeenteraad

De gemeentelijke welstandsnota wordt vastgesteld door de gemeenteraad. Vanaf het moment van vaststelling is de welstandsbeoordeling van nieuwe bouwplannen gebaseerd op de criteria zoals die in deze welstandsnota zijn neergelegd.

 

Na de vaststelling van de welstandsnota is de werking ervan door de gemeenteraad geëvalueerd. Jaarlijks brengt het college van burgemeester en wethouders hiertoe een verslag uit over de wijze waarop zij uitvoering hebben gegeven aan het welstandstoezicht. In dit verslag komen aan de orde:

  • de wijze waarop het college van burgemeester en wethouders zijn omgegaan met de welstandsadviezen;

  • in welke gevallen zij zijn overgegaan tot aanschrijving (en bestuursdwang) op grond van ernstige strijdigheid met redelijke eisen van welstand.

Naar aanleiding van de evaluatie kan de gemeenteraad besluiten dat aanpassing van de welstandsnota noodzakelijk is.

 

Uitvoering door het college van burgemeester en wethouders

De bestuurlijke verantwoordelijkheid voor het afgeven van de bouwvergunning ligt in de Woningwet bij het college van burgemeester en wethouders. Zij hebben een eigen verantwoordelijkheid voor het welstandsoordeel dat tot stand komt aan de hand van de in de welstandsnota opgenomen criteria. In vele gevallen speelt het advies van de de welstandscommissie daarbij een belangrijke rol.

 

Bij elke reguliere en lichte bouwvergunningaanvraag dient het college van burgemeester en wethouders advies in te winnen bij de welstandscommissie. Als de reguliere bouwvergunning op verzoek van de aanvrager wordt gefaseerd, vindt de welstandsbeoordeling plaats in de eerste fase. Als het plan voldoet aan redelijke eisen van welstand krijgt de indiener de gelegenheid om het plan verder uit te werken, waarna in de tweede fase geen toetsing op welstandsgronden meer plaatsvindt. Als de tweede fase een ingrijpende wijziging van het plan inhoudt, kan de planindiener door het college van burgemeester en wethouders worden verzocht om een gewijzigde aanvraag (weer) voor de eerste fase in te dienen die opnieuw op welstand wordt getoetst.

 

Het college van burgemeester en wethouders volgen in hun oordeel in principe het advies van de welstandscommissie. In een aantal uitzonderlijke gevallen kunnen zij afwijken van dit advies:

  • op inhoudelijke gronden, omdat zij van oordeel zijn dat de commissie de criteria niet juist heeft geïnterpreteerd of niet de juiste criteria heeft toegepast of omdat zij op inhoudelijke gronden tot een ander oordeel komen dan de commissie. In dit geval legt zij de bouwaanvraag voor een second opinion voor aan de beroepscommissie van Libau of vraagt zij dit aan een andere welstandscommissie.

  • op advies van de welstandcommissie (hardheidsclausule). Hiervan kan sprake zijn indien bouwplannen weliswaar niet voldoen aan de gebiedsgerichte criteria, maar wel aan de algemene criteria en indien de architectonische en ruimtelijke kwaliteiten niettemin in bijzondere mate bijdragen aan de kwaliteit van de omgeving.

  • Tot slot geeft artikel 44 lid 1d van de Woningwet het college van burgemeester en wethouders de mogelijkheid een bouwvergunning te verlenen aan een bouwplan dat strijdig is met redelijke eisen van welstand op grond van andere zwaarwegende redenen van bijvoorbeeld economische of maatschappelijke aard.

Afwijkingen van het welstandsadvies worden in de beslissing op de bouwvergunningaanvraag gemotiveerd en ter kennis gebracht aan de welstandscommissie.

 

Bezwaren

Binnen zes weken na het besluit van het college van burgemeester en wethouders op de bouwvergunningaanvraag kunnen belanghebbenden bezwaar aantekenen tegen deze beslissing. In de bezwaarschriftenprocedure heroverweegt het college van burgemeester en wethouders het besluit na advies te hebben ingewonnen van de commissie Bezwaar- en Beroepschriften. Belanghebbenden worden in dat geval uitgenodigd om tijdens een hoorzitting hun standpunten nader toe te lichten.

 

Binnen 10 weken neemt het college van burgemeester en wethouders daarna een beslissing op het bezwaar. Belanghebbenden die het met de heroverweging niet eens zijn, kunnen hiertegen in beroep gaan.

 

Wanneer de initiatiefnemers of derde belanghebbenden bezwaren hebben tegen het welstandsoordeel dient men zich tot het college van burgemeester en wethouders te richten. Zij immers oordelen over de welstandsaspecten. Dat het college van burgemeester en wethouders in het algemeen de adviezen van de welstandscommissie volgt, doet niet af aan hun specifieke eigen verantwoordelijkheid in deze. Uiteraard kan het college van burgemeester en wethouders de eigen of een derde welstandscommissie om een second opinion vragen.

 

Lopende de procedure kunnen de initiatiefnemers de welstandscommissie om een toelichting vragen of overleg voeren. Hoor en wederhoor kan leiden tot een bijstelling van het welstandsadvies.

 

Welstandscommissie

De belangrijkste wettelijke taak van de welstandscommissie is het uitbrengen van advies aan het college van burgemeester en wethouders ten aanzien van de vraag of het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk - waarvoor een aanvraag om een bouwvergunning is ingediend - in strijd zijn met redelijke eisen van welstand.

 

Als tweede wettelijke taak dient jaarlijks een verslag te worden opgesteld van de werkzaamheden van de commissie als bedoeld in artikel 12b lid 3 van de Woningwet. De commissie kan daarbij onder meer aanbevelingen doen ter bijstelling van de welstandsnota ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit.

4. welstandszorg in de gemeente vlagtwedde

In het voorgaande hoofdstuk zijn de belangrijkste aspecten uit de Woningwet beschreven. In dit hoofdstuk worden de organisatie en werkwijze van de welstandszorg uiteengezet.

 

4.1 Proces en gedragslijn

De welstandsnota bevat de welstandscriteria waaraan bouwplannen worden getoetst. Het is dus voor een aanvrager van een bouwvergunning van te voren duidelijk aan welke criteria moet zijn voldaan om een positief welstandsadvies te kunnen krijgen.

Tegelijk moet worden onderstreept dat deze criteria niet het karakter van voorschriften hebben. Er is altijd sprake van interpretatie bij de vraag of in voldoende mate aan de criteria is voldaan. De criteria kunnen bovendien in geen geval los gezien worden van de eveneens in de welstandsnota opgenomen beschrijvingen, waarderingen en beleidsintenties.

 

De welstandscriteria zijn zoals gezegd geen voorschriften, maar een hulpmiddel om te komen tot bouwplannen die aan redelijke eisen van welstand voldoen; bouwwerken die goed passen op de plaats waar ze zijn gebouwd.

 

Bij de ontwikkeling van een bouwplan heeft de aanvrager van een bouwvergunning:

  • de verplichting om het bouwwerk zo vorm te geven dat daadwerkelijk aan redelijke eisen van welstand wordt voldaan;

  • en recht op welstandszorg.

Aan de verplichting kan de aanvrager inhoud geven door voor het ontwerp van zijn/haar gebouw een deskundige ontwerper in te schakelen, en daarbij goed kennis te nemen van de welstandscriteria die van toepassing zijn.

Aan het recht op welstandszorg wordt door de gemeente inhoud gegeven door het inschakelen van de onafhankelijke welstandscommissie en de welstandsadviseur (rayonarchitect)

 

Proces van welstandszorg

In sommige gevallen kan het gewenst zijn dat de aanvrager eerst een voorlopig ontwerp voorlegt. Er vindt dan een eerste welstandstoets plaats waarbij door de welstandsadviseur, en bij een omvangrijk of erg belangrijk plan wellicht door de gehele welstandscommissie, beargumenteerd tips en aanwijzingen kunnen worden gegeven. Ook een gesprek is in deze fase mogelijk en vaak wenselijk. Van belang is dat een dialoog ontstaat waarbij zowel het belang van welstand als het belang van de aanvrager wordt betrokken.

 

Een belangrijk moment is wanneer een bouwplan bij de gemeente is ingediend met een aanvraag voor een bouwvergunning. Er komt in deze fase een officieel welstandsadvies, gericht aan het gemeentebestuur. In een aantal gevallen kan het advies meteen positief zijn. Er is voldaan aan redelijke eisen van welstand.

 

In veel gevallen echter wordt er in het welstandsadvies op gewezen dat een positief advies nog niet direct kan worden gegeven, omdat verbeteringen op het gebied van de vormgeving mogelijk zijn en dat het de moeite waard is om hieraan extra aandacht te besteden. In deze fase is er daadwerkelijk sprake van welstandszorg, waarbij er één of, indien nodig, meer keren contact kan zijn tussen de aanvrager eventueel samen met zijn/haar architect, en de welstandsadviseur. Gezamenlijk wordt gestreefd naar het in de gegeven omstandigheden best denkbare bouwplan, waarbij ook heel zorgvuldig de belangen en de mogelijkheden van de aanvrager in beeld zijn. In vrijwel alle gevallen leidt dit proces van welstandszorg tot een verbeterd bouwplan waar een positief welstandsadvies op kan worden gegeven. In de praktijk wordt dit proces van welstandszorg door de aanvragers ook als een positieve bijdrage ervaren omdat zij zelf gebaat zijn bij een zo goed mogelijk plan.

 

In een beperkt aantal gevallen moet het welstandsadvies meteen duidelijk negatief zijn, namelijk wanneer zonneklaar op essentiële punten niet aan de welstandscriteria is voldaan. Dit komt niet vaak voor maar ook in die gevallen volgt een proces van welstandszorg waarbij door de welstandsadviseur in samenspraak met de aanvrager wordt nagegaan in welke richting de oplossing moet worden gezocht. Veelal leidt ook dit proces van welstandszorg dan uiteindelijk toe een welstandshalve aanvaardbaar bouwplan.

 

Gedragslijn karakteristieke panden

In de welstandsnota zijn geen aparte criteria opgenomen voor bijzondere objecten zoals karakteristieke panden. Karakteristieke panden komen in veel deelgebieden voor en daarvoor gelden dan de welstandscriteria die voor dat deelgebied zijn geformuleerd.

 

Grote boerderijen zijn vaak karakteristiek. Uitgangspunt in de welstandsnota is het behoud van de waardevolle bebouwingskarakteristiek. Dit vraagt echter wel in sommige gevallen, bijvoorbeeld bij een nieuwe functie voor een grote boerderij, om een soepele houding.

 

Hiertoe is de volgende gedragslijn ontwikkeld die bij bouwplannen met betrekking tot karakteristieke panden bij de welstandsbeoordeling zal worden gevolgd.

  • 1.

    uitgangspunt is het behoud van de karakteristiek.

  • 2.

    bij functieverandering (dit geldt vooral voor monumentale boerderijen) is een soepele houding gerechtvaardigd, gericht op behoud van de hoofdvorm en kenmerkende karakteristiek zoals materiaal en kleur, maar met ruimte voor aanpassing aan de nieuwe functie en modernisering.

  • 3.

    bij onafwendbaar verlies het hanteren van meer algemene criteria, met ruimte voor nieuwe bouwvormen die evenzeer passend kunnen zijn in de betreffende omgeving. Dus in een dergelijk geval geen noodzaak van kopiëren van het oude.

4.2 Aanwijzing van de commissie

De welstandscommissie is een door de gemeenteraad benoemde onafhankelijke commissie die aan het college van burgemeester en wethouders advies uitbrengt inzake de welstand conform de Woningwet 2003. Mede op grond van haar contract met Libau wijst de gemeente de Stichting Libau, welstands- en monumentenzorg Groningen, kortweg Libau, aan als de organisatie onder wiens verantwoordelijkheid de welstandscommissie van de gemeente functioneert.

 

4.3 Jaarlijkse verantwoording

 

De commissie

De commissie stelt jaarlijks een verslag op van haar werkzaamheden voor de gemeenteraad, waarin tenminste aan de orde komt:

  • op welke wijze toepassing is gegeven aan de welstandscriteria uit de welstandsnota;

  • de werkwijze van de commissie;

  • op welke wijze uitwerking is gegeven aan de openbaarheid van vergaderen; de aard van de beoordeelde plannen; de bijzondere projecten.

De commissie kan in haar jaarverslag aanbevelingen doen ten aanzien van het gemeentelijk ruimtelijk kwaliteitsbeleid in het algemeen en de aanpassing van de gemeentelijke welstandsnota in het bijzonder.

 

Het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders leggen de gemeenteraad jaarlijks een verslag voor waarin zij uiteenzetten:

  • op welke wijze zij zijn omgegaan met de adviezen van de commissie;

  • in welke categorieën van gevallen zij tot aanschrijving op grond van art. 19 WW zijn overgegaan en daarbij de keuze hebben gelaten tussen het ofwel uitvoeren van de aanschrijving, ofwel het slopen van het bouwwerk of de standplaats en of zij bij of na de aanschrijving zijn overgegaan tot toepassing van bestuursdwang op grond van art. 26 WW.

4.4 Termijn van advisering

  • De commissie dan wel een gemandateerd lid is bij de beoordeling van lichte, reguliere of gefaseerde bouwaanvragen gebonden aan de in de bouwverordening genoemde termijnen voor het uitbrengen van een advies;

  • Binnen de in de bouwverordening genoemde termijnen voor het uitbrengen van advies kan de welstandscommissie dan wel een gemandateerd lid het advies aanhouden indien meer informatie of een toelichting van de ontwerper wenselijk is.

4.5 Vooroverleg

  • Voorafgaande aan de indiening van een bouwaanvraag kan vooroverleg plaatsvinden met de welstandscommissie of een door haar gemandateerd lid over de interpretatie van de welstandscriteria met betrekking tot het bouwinitiatief;

  • Het vooroverleg hoeft niet in de openbare vergadering plaats te vinden;

  • Van het vooroverleg wordt een schriftelijk verslag dan wel een advies opgesteld dat in het betreffende dossier wordt opgenomen;

  • De commissie draagt zorg voor een consistente beoordeling in de verschillende fasen van de planontwikkeling.

4.6 Openbaar vergaderen

 

Openbaarheid

De behandeling van bouwaanvragen door de commissie dan wel door de haar gemandateerde leden is openbaar tenzij de gemeente op grond van het gestelde in de Wet openbaarheid van bestuur gronden aanwezig acht om de behandeling besloten te doen plaatsvinden

 

Agenda

De behandeling van de bouwplannen wordt op de voor de gemeente gebruikelijke wijze bekend gemaakt. Libau bericht zo spoedig mogelijk, uiterlijk de eerste dag van de week die volgt op het reguliere rayonbezoek, aan de gemeente welke plannen wanneer en waar en op welke wijze worden behandeld. De plannen worden in principe in Pakhuis Libau te Groningen behandeld door de zogenaamde grote of kleine commissie. Deze informatie is tevens terug te vinden op de website van Libau, www.libau.nl.

 

Spreekrecht

Tijdens de vergadering van de commissie wordt de mogelijkheid geboden om plannen toe te lichten door belanghebbenden als opdrachtgevers, ontwerpers en gemeentelijke vertegenwoordigers. De voorzitter bepaalt de duur van de spreektijd, die in principe beperkt is.

De commissieleden krijgen de mogelijkheid tot het stellen van vragen aan de sprekers. Na beantwoording daarvan wordt de toelichtende fase afgesloten en begint de beraadslaging van de commissie waarna het advies wordt geformuleerd.

 

4.7 procedure

 

VROM

Inname van bouwplannen geschiedt door VROM. Daar worden aanvragen geselecteerd op voorlopig, licht-vergunningplichtig, vergunningplichtig, of monumenten. Ten behoeve van de behandeling inzake welstand- en monumentenzorg wordt nagegaan of de aanvraag van de nodige gegevens en bescheiden is voorzien, conform AMvB ‘Indieningvereisten aanvraag bouwvergunning’.

De rayonarchitect van Libau bezoekt de gemeente tenminste eens per veertien dagen. Hij neemt met een vertegenwoordiger van VROM de ingekomen bouwplannen van de afgelopen periode door en handelt de plannen waarvoor hij gemandateerd is af met een positief advies. Er worden achtergronden ingewonnen met betrekking tot de adviesaanvragen eventueel door middel van overleg met de initiatiefnemers. Tijdens deze bijeenkomsten op een vast tijdstip en op een vaste plaats kunnen belanghebbenden hun plannen toelichten, overleggen over reeds behandelde bouwplannen en informatie krijgen over de interpretatie van de welstandscriteria voor een bepaalde locatie of bouwwerk. Het rayonbezoek fungeert kortom tevens als spreekuur.

 

De rayonarchitect

Het kan voorkomen dat een bouwplan ter plaatse niet positief geadviseerd kan worden en ook na oriëntatie ter plaatse niet tot een positief advies kan worden besloten, of dat de afhandeling van de aanvraag buiten zijn mandaat valt. In dergelijke gevallen kan het plan worden beoordeeld in de kleine commissie.

 

Ten behoeve van de behandeling in de commissie bezoekt de rayonarchitect de betreffende locatie ten behoeve van nadere informatie. Hij maakt foto’s van het object, de locatie en de omgeving ten behoeve van behandeling in de commissie en spreekt in voorkomende gevallen met de direct betrokkenen over het hoe en waarom van de aanvraag.

 

Kleine commissie

Zoals reeds eerder vermeld onderzoekt de gemeente, samen met Libau, of en op welke wijze en onder welke voorwaarden vorm gegeven kan worden aan een plaatselijke kleine welstandscommissie.

 

Grote commissie

De grote commissie van externe deskundigen vergadert in de regel eens per veertien dagen, zoveel mogelijk gekoppeld aan de week waarin de gemeenten worden bezocht.

 

Rooster en publicatie

Libau hanteert in principe een veertiendaagse cyclus waarbij in de eerste week alle gemeenten bezocht worden en in de tweede week de plannen worden afgehandeld. Indien de gemeente na het bezoek van de rayonarchitect ten gemeentehuize en op haar website de in de respectievelijke commissies te behandelen plannen bekend maakt,. kan de planafhandeling in de eerste cyclus van veertien dagen plaatsvinden. Indien een en ander in de geëigende media wordt aangekondigd vindt afhandeling aan het eind van de tweede veertiendaagse cyclus plaats.

 

4.8 Mandaat

 

Mandaat namens de welstandscommissie

  • De commissie kan de advisering over een aanvraag om advies mandateren aan één of meer daartoe aangewezen leden. Bouwplannen waarvan volgens deze leden het oordeel van de welstandscommissie als bekend mag worden verondersteld worden door de aangewezen leden geadviseerd;

  • Licht-vergunningplichtige, andere bescheiden bouwwerken en herhalingsplannen kunnen door het gemandateerde lid tevens rayonarchitect ter plaatse afgehandeld;

  • In elk geval van twijfel wordt het bouwplan alsnog voorgelegd aan de commissie;

  • Eén gemandateerd lid kan over reguliere bouwvergunningaanvragen zelfstandig alleen positief adviseren. Negatieve adviezen steunen altijd op het oordeel van tenminste twee gemandateerde leden;

  • De behandeling van bouwplannen onder mandaat is openbaar.

4.9 Het welstandsadvies

1. Inhoud

Conform artikel 12, lid 1 van de Woningwet 2003 wordt in het welstandsadvies door de commissie uitgesproken of het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk zowel op zichzelf als in relatie met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, in strijd is met redelijke eisen van welstand. De commissie baseert zich daarbij op de criteria zoals deze zijn opgenomen in de welstandsnota. Het advies spreekt zich uit over de welstandsaspecten van het ingediende bouwplan, daarbij kunnen dus geen andere argumenten worden aangevoerd dan die welke de welstand raken.

 

In een welstandsadvies moet een duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen bezwaren die ondervangen dienen te worden of suggesties die de kwaliteit van het plan ten goede kunnen komen.

 

Naar aanleiding van een bepaalde bouwaanvraag kunnen adviezen ook meer algemene beleidszaken betreffen. In adviezen zal echter steeds de bouwaanvraag als uitgangspunt worden genomen.

 

Persoonlijke voorkeuren van commissieleden alsook opmerkingen die de persoon van de aanvrager of de ontwerper raken horen in een welstandsadvies niet thuis.

 

2. Het schriftelijk advies

Het welstandsadvies wordt altijd schriftelijk uitgebracht in begrijpelijke taal. Een negatief advies is altijd voorzien van een leesbare en deugdelijke motivatie. Wanneer een positief advies aanvankelijk niet expliciet gemotiveerd is, kan daarin bijvoorbeeld op verzoek van het college van burgemeester en wethouders in een later stadium worden voorzien.

 

Een positief advies is altijd schriftelijk gemotiveerd indien er sprake is van afwijking van de criteria uit de nota. De commissie geeft dan aan waarom er in dit bijzondere geval reden is om van de criteria af te wijken.

 

Het advies vormt de basis van elk overleg met betrokkenen. Uit oogpunt van rechtszekerheid van de betrokkenen kunnen in een vervolgstadium geen nieuwe opmerkingen meer worden ingebracht, die in een eerder stadium al onderkend hadden kunnen worden, tenzij wijzigingen in het bouwplan daartoe aanleiding geven.

 

Het advies kent de volgende opzet, waarbij niet alle elementen in elk advies aan de orde hoeven komen.

 

  • in voorkomende gevallen: kort overzicht of verwijzingen naar eerdere fasen en adviezen in de procedure;

  • in voorkomende gevallen: beknopt verslag van de inbreng van de planindieners;

  • korte kenschets van de omgeving en de aard van de bouwactiviteit in dat verband -verwijzing naar de bij de beoordeling toegepaste welstandscriteria;

  • het feitelijke advies waarbij achtereenvolgens de situatie, de hoofdvorm, de architectonische uitwerking en de detaillering en kleuren en materialen aan de orde kunnen komen;

  • in voorkomende gevallen: vrijblijvende suggesties die de ruimtelijke kwaliteit van het bouwwerk ten goede kunnen komen.

3. Uitkomst van het advies

Het welstandsadvies kan de volgende uitkomsten hebben:

 

a Voldoet

De commissie is van oordeel dat het plan volgens de van toepassing zijnde criteria niet in strijd is met redelijke eisen van welstand; er kunnen vrijblijvende suggesties worden gedaan die de ruimtelijke kwaliteit van het bouwwerk ten goede kunnen komen.

 

b Voldoet mits

De commissie is van oordeel dat het plan volgens de van toepassing zijnde criteria op een aantal punten in strijd is met redelijke eisen van welstand, tenzij de geformuleerde bezwaren worden ondervangen. In het advies wordt aangegeven of de commissie de gekozen aanpassingen nog wil beoordelen of dit door VROM kan worden afgedaan.

 

c Voldoet niet

De commissie is van oordeel dat het plan volgens de van toepassing zijnde criteria in strijd is met redelijke eisen van welstand. Het plan behoeft een ingrijpende wijziging in uitwerking of uitgangspunten om aan redelijke eisen van welstand te kunnen voldoen.

 

d Aanhouden

De commissie kan het advies aanhouden wanneer zij meer informatie of toelichting noodzakelijk acht om tot een adequate beoordeling te kunnen komen. Een en ander in overleg met VROM in verband met de beschikbare termijnen.

 

e Toelichting op het advies

De planindieners kunnen te allen tijde verzoeken om een toelichting op het advies. In eerste instantie is het gemeentelijk spreekuur tijdens het rayonbezoek daartoe het meest aangewezen. Wanneer dit naar het oordeel van de initiatiefnemers niet volstaat kan men uiteraard ook bij de commissie terecht.

 

f Second opinion

Alvorens bij derden een second opinion in te winnen bieden het college van burgemeester en wethouders eerst de commissie de mogelijkheid tot heroverweging van het eerder uitgebrachte advies, waarbij wordt aangegeven op welke punten naar de mening van het college van burgemeester en wethouders de houdbaarheid van het advies mogelijk in het geding is.

 

Indien alsnog een second opinion wordt gevraagd, wordt dit ter kennis gebracht van de commissie. Bij een second opinion wordt de adviesaanvraag voorgelegd aan een elders in Nederland functionerende welstandscommissie. De gemeente neemt daartoe contact op met de Federatie Welstand.

 

4.10 Uitvoering door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders heeft een eigen verantwoordelijkheid voor het welstandsoordeel, zoals dat tot stand komt aan de hand van de in de welstandsnota opgenomen welstandscriteria.

  • 1.

    het college van burgemeester en wethouders volgen in principe het advies van de welstandscommissie; zij kunnen van dit advies afwijken,

    • A.

      op inhoudelijke gronden, omdat zij van mening zijn dat de commissie niet juist heeft geïnterpreteerd of niet de juiste criteria heeft toegepast of omdat zij op inhoudelijke gronden tot een ander oordeel komen dan de commissie. In dat geval volgt zij de procedure als beschreven onder second opinion.

    • B.

      om zwaarwegende andere redenen, omdat het plan weliswaar strijdig wordt geacht met redelijke eisen van welstand, maar dat op grond van artikel 44 lid d van de Woningwet 2003 het college van burgemeester en wethouders bouwvergunning verlenen op grond van andere zwaarwegende redenen van bijvoorbeeld economische of maatschappelijke aard.

  • 2.

    het college van burgemeester en wethouders kunnen ook afwijken van de welstandscriteria, hiervan kan sprake zijn indien bouwplannen niet voldoen aan de in de nota genoemde gebiedsgerichte of objectgerichte criteria, maar wel aan de algemene criteria en indien de architectonische en ruimtelijke kwaliteiten niettemin in bijzondere mate bijdragen aan de kwaliteit van de omgeving. De afwijking geschiedt op grond van een daartoe strekkend gemotiveerd advies van de welstandscommissie.

4.11 Excessenregeling

Deze nota geeft de regels voor het welstandstoezicht in de gemeente Vlagtwedde. De gemeente spant zich in om deze regels ook daadwerkelijk na te leven. In het gemeentelijk handhavingsbeleid ligt de nadruk op het voorkomen van het bouwen zonder of in afwijking van de verleende vergunning.

Een bouwwerk is in ernstige mate in strijd met redelijke eisen van welstand indien sprake is van excessen. Hiervan is sprake indien flagrante strijdigheid bestaat met de in deze welstandsnota opgenomen criteria. Van excessen kan bijvoorbeeld sprake zijn bij te opdringerige reclame-uitingen, toepassing van felle of contrasterende kleuren en/of armoedig materiaalgebruik. Bij het repressieve welstandstoezicht ligt - conform het gemeentelijke handhavingsbeleid - een hoge prioriteit bij het voorkomen van excessen in de kwetsbare gebieden zoals het buitengebied.

 

4.12 Handhaven

Het beleid wat betreft de handhaving is vastgelegd in de Handhavingsnota van de gemeente Vlagtwedde.

5. welstandscriteria

In dit hoofdstuk worden de welstandscriteria genoemd die worden gebruikt voor de kleine en middelgrote bouwplannen die zich voegen binnen de bestaande ruimtelijke structuur van Vlagtwedde. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen algemene en gebiedsgerichte criteria. De algemene criteria liggen ten grondslag aan elke planbeoordeling, omdat ze het uitgangspunt vormen voor de uitwerking van de gebiedsgerichte welstandscriteria.

 

De welstandsnota bevat geen welstandscriteria voor ontwikkelingsprojecten die de bestaande ruimtelijke structuur en karakteristiek doorbreken. Dergelijke welstandcriteria kunnen immers niet worden opgesteld zonder dat er een concreet stedenbouwkundig plan aan ten grondslag ligt. Voorheen was het gebruikelijk de eisen voor de stedenbouwkundige en architectonische vorm en structuur in een “beeldkwaliteitplan” te benoemen. In de wetgeving is het “beeldkwaliteitplan” vervallen en wordt het gezien als onderdeel van het welstandsbeleid van de welstandsnota.

 

Bij de stedenbouwkundige planvoorbereiding wordt - in overleg met de welstandscommissie - bekeken of voor de projectontwikkeling nieuwe welstandscriteria moeten worden vastgesteld. Voor dergelijke aanvullingen geldt dat de inspraak wordt gekoppeld aan de reguliere inspraakregeling bij de stedenbouwkundige planvoorbereiding. Na afronding van de ontwikkelingsfase worden voor reguliere welstandscriteria opgesteld die zijn gericht op het beheer van het gebied.

 

5.1 Algemene criteria

 

Kwaliteitskader

In bijzondere situaties, wanneer de gebiedsgerichte en de objectgerichte welstandscriteria ontoereikend zijn, kan het nodig zijn expliciet terug te grijpen op meer algemene welstandscriteria. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer een bouwplan is aangepast aan de gebiedsgerichte welstandscriteria, maar het bouwwerk zelf zo onder de maat blijft dat het zijn omgeving negatief beïnvloedt. Ook wanneer een bouwplan afwijkt van de bestaande of toekomstige omgeving, maar door bijzondere schoonheid wèl een kwalitatieve toevoeging aan zijn omgeving vormt, kan worden teruggegrepen op algemene welstandscriteria. De welstandscommissie kan het college van burgemeester en wethouders in zo’n geval gemotiveerd adviseren van de hardheidsclausule gebruik te maken en af te wijken van de gebiedsgerichte of objectgerichte welstandscriteria.

 

In de praktijk betekent dit dat het betreffende plan alleen op grond van de algemene welstandscriteria wordt beoordeeld en dat de bijzondere schoonheid van het plan met deze criteria overtuigend kan worden aangetoond. Het niveau van ‘redelijke eisen van welstand’ ligt dan uiteraard hoog, Het is immers redelijk dat er hogere eisen worden gesteld aan de zeggingskracht en het architectonisch vakmanschap naarmate een bouwwerk zich sterker van zijn omgeving onderscheidt.

 

Relatie tussen vorm, gebruik en constructie

Een bouwwerk wordt primair gemaakt om te worden gebruikt. Hoewel het welstandtoezicht is gericht op de uiterlijke verschijningsvorm, kan de vorm van het bouwwerk niet los worden gedacht van de eisen vanuit het gebruik en de mogelijkheden die materialen en technieken bieden om een doelmatige constructie te maken. Gebruik en constructie staan aan de wieg van iedere vorm. Daarmee is nog niet gezegd dat de vorm altijd ondergeschikt is aan het gebruik of de constructie. De verschijningsvorm is méér dan een rechtstreekse optelsom van gebruik en constructie.

 

Er zijn daarnaast andere factoren die hun invloed kunnen hebben, zoals de omgeving en de associatieve betekenis van de vorm in de sociaal-culturele context. Maar als de vorm in tegenspraak is met het gebruik en de constructie dan verliest zij daarmee aan begrijpelijkheid en integriteit.

 

Relatie tussen bouwwerk en omgeving

Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat het een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de openbare (stedelijke of landschappelijke) ruimte. Daarbij worden hogere eisen gesteld naarmate de openbare betekenis van het bouwwerk of van de omgeving groter is. Het bestaansrecht van een gebouw ligt niet in het eigen functioneren alleen, maar ook in de betekenis die het gebouw heeft in zijn stedelijke of landschappelijke omgeving. Cultuurhistorisch gezien komen rieten daken bijvoorbeeld op het grondgebied van de gemeente Vlagtwedde niet voor. Ook van een gebouw dat contrasteert met zijn omgeving mag worden verwacht dat het zorgvuldig is ontworpen en de omgeving niet ontkent. Waar het om gaat, is dat het gebouw een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de omgeving en de te verwachten ontwikkeling daarvan. Over de wijze waarop dat bij voorkeur moet gebeuren, kunnen de gebiedsgerichte welstandscriteria duidelijkheid verschaffen.

 

Betekenissen van vormen in de sociaal-culturele context

Voor vormgeving gelden in iedere cultuur bepaalde regels. Een bouwwerk wordt verwarrend of saai als de regels van de architectonische vormgeving niet bewust worden gehanteerd. Als vormen regelmatig in een bepaald verband zijn waargenomen, krijgen zij een zelfstandige betekenis en roepen zij, los van gebruik en constructie, bepaalde associaties op.

 

In iedere bouwstijl wordt gebruik gemaakt van verwijzingen en associaties naar wat eerder of elders reeds aanwezig was of naar wat in de toekomst wordt verwacht. De kracht of de kwaliteit van een bouwwerk ligt echter vooral in de wijze waarop die verwijzingen en associaties worden verwerkt en geïnterpreteerd binnen het kader van de actuele culturele ontwikkelingen, zodat concepten en vormen ontstaan die bruikbaar zijn in de bestaande maatschappelijke realiteit

 

Bij restauraties is sprake van herstel van elementen uit het verleden, maar bij nieuw- of verbouw in een bestaande (monumentale) omgeving betekent dit dat duidelijk moet zijn wat authentiek is en wat nieuw is toegevoegd. Een ontwerp kan worden geïnspireerd door een bepaalde tijdsperiode, maar dat is iets anders dan het imiteren van stijlen, vormen en detailleringen uit het verleden.

 

Associatieve betekenissen zijn van groot belang om een omgeving te ‘begrijpen’ als beeld van de tijd waarin zij is ontstaan, als verhaal van de geschiedenis, als representant van een stijl.

Daarom is het zo belangrijk om ook bij nieuwe bouwplannen zorgvuldig met stijlvormen om te gaan, zij vormen immers de geschiedenis van de toekomst.

 

Evenwicht tussen helderheid en complexiteit

Een belangrijke eis die aan een ontwerp voor een gebouw mag worden gesteld, is dat er structuur wordt aangebracht in het beeld. Een heldere structuur biedt houvast voor de waarneming en is bepalend voor het beeld dat men vasthoudt van een gebouw. Symetrie, ritme, herkenbare maatreeksen en materialen maken het voor de gemiddelde waarnemer mogelijk de grote hoeveelheid visuele informatie die de gebouwde omgeving geeft, te reduceren tot een bevattelijk beeld.

 

Het streven naar helderheid mag echter niet ontaarden in simpelheid. Een bouwwerk moet de waarnemer blijven prikkelen en intrigeren en zijn geheimen niet direct prijsgeven. Er mag best een beheerst beroep op de creativiteit van de voorbijganger worden gedaan. Van oudsher worden daarom helderheid en complexiteit als complementaire begrippen ingebracht bij het ontwerpen van bouwwerken. Complexiteit in de architectonische compositie ontstaat vanuit de stedenbouwkundige eisen en het programma van eisen voor het bouwwerk. Bij een gebouwde omgeving met een hoge belevingswaarde zijn helderheid en complexiteit tegelijk aanwezig in een evenwichtige en spanningsvolle relatie.

 

Schaal en maatverhoudingen

Ieder bouwwerk heeft een schaal die voortkomt uit de grootte of de betekenis van de betreffende bouwopgave. Grote bouwwerken kunnen uiteraard binnen hun eigen grenzen geleed zijn, maar worden onherkenbaar en ongeloofwaardig als ze er uitzien alsof ze bestaan uit een verzameling losstaande kleine bouwwerken.

 

De waarnemer ervaart bewust of onbewust de maatverhoudingen van een bouwwerk, maar waarom de maatverhoudingen van een bepaalde ruimte aangenamer, evenwichtiger of spannender zijn dan die van een andere, valt nauwelijks vast te stellen. Duidelijk is dat de kracht van een compositie groter is naarmate de maatverhoudingen een sterke samenhang en hiërarchie vertonen. Mits bewust toegepast, kunnen ook spanning en contrast daarin hun werking hebben.

 

De afmetingen en verhoudingen van gevelelementen vormen tezamen de compositie van het gevelvlak. Hellende daken vormen een belangrijk element in de totale compositie. Als toegevoegde elementen (zoals een dakkapel, een aanbouw of een zonnecollector) te dominant zijn ten opzichte van de hoofdmassa en/of vlakverdeling, verstoren zij het beeld; niet alleen van het object zelf maar ook van de omgeving waarin het is geplaatst.

 

Materiaal, textuur, kleur en licht

Door middel van materialen, kleuren en lichttoetreding krijgt een bouwwerk uiteindelijk zijn visuele en tactiele kracht: het wordt zichtbaar en voelbaar. De keuze van materialen en kleuren is tegenwoordig niet meer beperkt tot wat lokaal aan materiaal en ambachtelijke kennis voorhanden is. Die keuzevrijheid maakt de keuze moeilijker en het risico van een onsamenhangend beeld groot. Als materialen en kleuren teveel losstaan van het ontwerp en daarin geen ondersteunende functie hebben, maar slechts worden gekozen op grond van decoratieve werking, wordt de betekenis ervan toevallig en kan het afbreuk doen aan de zeggingskracht van het bouwwerk. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer het gebruik van materialen en kleuren een juiste interpretatie van de aard en ontstaansperiode van het bouwwerk in de weg staat.

 

5.2 Gebiedsgerichte criteria

Voor de gemeente was in de welstandsnota een gebiedsindeling voorgesteld. Na deze enkele jaren te hebben gehanteerd, heeft de gemeente geconstateerd dat de indeling vereenvoudigd kon worden. Bij de nieuwe indeling is rekening gehouden met de ruimtelijke structuren en verbanden in de verschillende gebieden. Dit heeft geresulteerd in de indeling zoals die in deze (herziene) welstandsnota te zien is (hoofdstuk 6).

 

Voor het raadplegen van de welstandscriteria gelden zowel de – uitgebreide – gebiedsschema’s (de uitleg van de systematiek en het begrippenkader zijn toegevoegd als bijlage) als de direct achter het omschreven beleid volgende gebiedscriteria als samenvatting van het schema. In de gebiedsschema’s staat concreet per deelaspect welke keuze is gemaakt voor het te hanteren welstandsbeleid.

 

Handhaven – hierbij gaat het om de intentie om het bestaande ruimtelijk beeld als zodanig zoveel mogelijk te handhaven en als uitgangspunt te hanteren voor verdere ontwikkelingen.

 

Respecteren – bij dit beleid staat het zorgvuldig omgaan met bestaande waarden voorop. Deze hoeven niet altijd letterlijk in stand te blijven, maar dienen met respect te worden geïnterpreteerd bij nieuwe ontwikkelingen.

 

Incidenteel wijzigen – hier krijgt het continue transformatieproces de ruimte, waarbij de bestaande situatie weliswaar als leidraad wordt genomen, maar gaandeweg wordt vervangen door nieuwe oplossingen en nieuwe beelden.

 

Planmatig wijzigen – dit beleid is gericht op verandering. Het gaat hier om een bewuste verandering van het ruimtelijk beeld en de ruimtelijke kwaliteit. In verband met het verdelen van de gebieden in grotere eenheden zijn er geen gebieden die geheel in deze categorie vallen. Bij transformatie van een gebiedsonderdeel – bijvoorbeeld voor de aanleg van een nieuwe woonwijk – worden tegelijk met het maken van een stedenbouwkundig plan gebiedscriteria geformuleerd (beeldkwaliteitplan) die voor de bouwkundige plannen van toepassing zijn.

 

5.3 Objectgerichte criteria

 

Kunstobjecten en herinneringsmonumenten

Voor kunstobjecten en herinneringsmonumenten die in de openbare ruimte worden geplaatst is het gebruikelijk dat deze worden begeleid door een commissie waar o.a. deskundigheid op het gebied van kunst en ruimtelijke vormgeving in is vertegenwoordigd. Ook kan het voorkomen dat een kunstwerk of een herinneringsmonument aan de gemeenschap wordt geschonken door b.v. een vereniging of een stichting.

Het is niet zinvol in beide gevallen alsnog een welstandsadvies in te winnen. Er dient te worden voorkomen dat de ene commissie de andere “overruled“. Daarom zijn in deze nota voor kunstobjecten en herinneringsmonumenten in de openbare ruimte geen specifieke toetsingscriteria opgenomen.

6. beschrijving per gebied

 

buitengebied

 

1. historisch landschap

Analyse gebied

 

Algemeen

Dit gebied wordt gevormd door het historische stroomdallandschap, het stroomgebied van de Ruiten Aa. Het is een noord-zuid gerichte relatief smalle zone bestaande uit een aaneenschakeling van hogere esgronden afgewisseld met lagere gebieden.

De bebouwing in dit gebied is ontstaan in een periode vanaf het eind van de 18de eeuw. In eerste instantie in kleine clusters gegroepeerd, later (vanaf circa 1900) in meer uitgestrekte bebouwingslinten tussen de oudere nederzettingen. Zowel de clusters als de linten bestonden aanvankelijk uit agrarische bebouwing. Later in de 20ste eeuw zijn ze verder ingevuld met gewone woonhuizen.

 

Ruimte

De bebouwing in de clusters is in groepjes gesitueerd en niet nadrukkelijk op de huidige verbindingsweg gericht. De clusters hebben een gesloten structuur. De bebouwing in de tussenliggende linten is op de weg georiënteerd. De linten hebben een meer open structuur door de onregelmatige afstanden tussen de verschillende bebouwde erven. De linten worden wisselend ondersteund door boombeplanting of een houtwal. In de rest van dit gebied is meer variatie in beplantingsvormen aanwezig.

 

Plaatsing

Per erf is veelal sprake van een samenhangende groepering van bebouwing waarbij het hoofdgebouw dominant is. De nokoriëntatie en de afstand van de bebouwing tot de weg is wisselend.

 

Hoofdvorm/aanzichten/opmaak

De bebouwing bestaat overwegend uit panden met een omvang van één bouwlaag met een zadeldak. Incidenteel is bij woonhuizen sprake van twee bouwlagen met een kap. De hoofdvorm bestaat voornamelijk uit een enkelvormige bouwmassa met een sobere plasticiteit in een traditionele bouwstijl en een beelddominante kap. De gesloten baksteenarchitectuur kent een verticale geleding, bescheiden detaillering en over het algemeen weinig ornament. De dakbedekkingen bestaan overwegend uit dakpannen, verschillende kleuren en materialen zijn hierin mogelijk

 

Waardering

De waarde van dit gebied wordt bepaald door de ontwikkelingsgeschiedenis ervan en, in verband daarmee, door de verbondenheid tussen de bebouwing en het historische stroomdallandschap van de Ruiten Aa.

 

Beleidsintenties

Zowel landschappelijk, stedenbouwkundig, als architectonisch wordt ingezet op het behoud van de bestaande waarden. Voor de bebouwing betekent dit een beleid van respecteren; wijzigingen zijn incidenteel mogelijk. Eventuele inbreidingen en vervangende nieuwbouw dienen een bijdrage te leveren aan de afleesbare ontwikkelingsgeschiedenis.

 

Welstandscriteria

 

Plaatsing

  • bij vervanging positie en (nok)oriëntatie bij voorkeur baseren op bestaande;

  • compacte clustering op erf, aansluitend bij bestaande thematische opzet ter plaatse;

  • hoofdgebouw/ representatieve deel;

  • hoofdgebouw is dominant

Hoofdvorm

  • lineaire hoofdvorm;

  • eenvoudige, niet samengestelde hoofdvorm met een kap;

  • vakbekwame compositie

Aanzichten

  • voorgevel representatief;

  • terughoudende vormgeving;

  • baksteenarchitectuur met een verticale geleding;

  • bijgebouwen met kleine gevelopening

Opmaak

  • terughoudende vormgeving;

  • rood(bruin) gekleurde baksteen;

  • voor de gevels van bijgebouwen ook donker gekleurd hout of plaat mogelijk;

  • kleur pannen voor het dak aanpassen bij die van de aanwezige bebouwing (in de omgeving);

  • eenvoudige detaillering;

  • geen opvallende ornamentering.

2. ontginningsgebied

 

Analyse gebied

 

Algemeen

Het ontginningsgebied, waaronder in deze welstandsnota zowel de veld- als de veenontginningen wordt verstaan, komt zowel ten westen als ten oosten van het stroomdallandschap van de Ruiten Aa voor. Het is te karakteriseren als een open landschap waarin vanaf het begin van de 20e eeuw solitaire boerderijen en landarbeiderswoningen zijn gebouwd. Tussen de verschillende kernen van de gemeente zijn, buiten het stroomdallandschap van de Ruiten Aa, langs wegen in de jaren ’20 en ’30 ook bebouwingslinten ontstaan. Deze zijn karakteristiek voor het veenontginningslandschap.

 

Bijzondere (veen)ontginningsgebieden zijn het Hebrecht en het Rhederveld. Deze gebieden onderscheiden zich van de overige ontginningsgebieden door de planmatige en sterk rationele opzet. Er is sprake van een eenduidige maatvoering voor de boerderijkavels die door de aanwezigheid van ontginningskanalen zichtbaar zijn.

 

De erven in dit welstandsgebied zijn clustergewijs bebouwd, al of niet voorzien van (erf)beplanting, maar altijd goed herkenbaar in het vlakke agrarische land. Opvallend is dat niet altijd het hoofdgebouw beelddominant is. Soms overheersen de bijgebouwen het oorspronkelijke hoofdgebouw.

 

Ruimte

In het ontginningsgebied staat de bebouwing voornamelijk op royale percelen op ruime afstand van elkaar. De bebouwing bestaat uit zowel vrijstaande woonhuizen als agrarische bebouwing. De bebouwingsstructuur wordt plaatselijk ondersteund door (boom)beplanting.

 

In het Hebrecht en het Rhederveld concentreert de bebouwing zich langs de wegen. De erven liggen op regelmatige afstanden van elkaar. In het Hebrecht is telkens één boerderij aan een ontginningskanaal gekoppeld, terwijl in het Rhederveld telkens twee boerderijen bij elkaar staan, aan elke zijde van het kanaal één. Er is langs de wegen sprake van een sterke lineaire open structuur.

 

Plaatsing

Met uitzondering van de solitaire agrarische bedrijven, staat de meeste bebouwing in een denkbeeldige rooilijn, op een gelijke afstand van de weg. De afstand tussen de bebouwing onderling verschilt echter.

De bebouwing staat voornamelijk met het woongedeelte naar de weg gekeerd. Over het algemeen staat de (hoofd)bebouwing met de nok haaks op de wegas gesitueerd. Per kavel is de bebouwing in clusters gegroepeerd.

Bij het Hebrecht en Rhederveld is sprake van een krachtige rooilijn waarin de hoofdgebouwen met de nok haaks op de wegas zijn gesitueerd. De bebouwing is op een gelijkmatige afstand van elkaar gesitueerd. De oorspronkelijke bijgebouwen, met dezelfde nokoriëntatie als de hoofdgebouwen, staan allemaal op identieke wijze achter deze hoofdgebouwen.

 

Hoofdvorm/aanzichten/opmaak

Het overwegende beeld wordt bepaald door een enkelvoudige bebouwing. Hoewel de grootte sterk varieert wordt het bouwvolume bijna altijd gevormd door één bouwlaag met een beelddominante kap. Er is sprake van geringe plasticiteit en een traditionele gesloten baksteenarchitectuur, met een overwegend verticale gevelgeleding zonder aangezette detaillering. De kleur van de baksteen varieert, incidenteel komt een niet oorspronkelijke wit geschilderde gevel voor. Voor de daken van de hoofdgebouwen zijn voornamelijk pannen toegepast. De schuren en andere bijgebouwen zijn daarnaast ook in moderne materialen zoals profielplaat voor de gevels en golfplaat voor de daken uitgevoerd.

 

Waardering

De waarde van het gebied wordt bepaald door de ruimtelijke en functionele relatie tussen landschap en bebouwing. Dit beeld is in de meeste gevallen zeer sterk, wat leidt tot een sterk samenhangend beeld.

 

Beleidsintenties

Het respecteren van de landschappelijke en stedenbouwkundige aspecten staat voorop. Er zijn echter mogelijkheden voor het incidenteel wijzigen van de bestaande bebouwing. Eventuele nieuwbouw moet gebaseerd zijn op de bestaande hoofdvorm en plaatsing.

 

Welstandscriteria

 

Plaatsing

  • bij vervanging positie en (nok)oriëntatie bij voorkeur baseren op bestaande;

  • compacte clustering op erf, aansluitend bij bestaande thematische opzet ter plaatse;

  • hoofdgebouw/ representatieve deel hoofdgebouw is dominant

Hoofdvorm

  • bij vervanging: hoofdvorm baseren op bestaand;

  • lineaire hoofdvorm;

  • omvang hoofdgebouw dominant t.o.v. bijgebouw;

  • vakbekwame compositie.

Aanzichten

  • sobere vormgeving;

  • baksteenarchitectuur met een verticale geleding;

  • bijgebouwen in baksteen, hout en/of profielplaat;

  • bescheiden detaillering.

Opmaak

  • bij vervanging positie en (nok)oriëntatie bij voorkeur baseren op bestaande;

  • incidenteel, met name ten zuiden van Ter Apel, rieten bedekking geen bezwaar;

  • terughoudende vormgeving;

  • rode baksteen in middentoon;

  • verschillende kleuren pannen voor het dak;

  • gevels bijgebouwen van baksteen of donker gekleurd hout of profielplaat;

  • daken bijgebouwen rood of antracietkleurig;

  • licht gekleurd schilderwerk.

3. veenkoloniaal lint

 

Analyse gebied

 

Algemeen

Het veenkoloniale lint bevindt zich in het zuiden en het zuidwesten van de gemeente. Hier heeft zich vanaf ongeveer 1900 een gemengde bebouwing (boerderijen, woningen, winkels en bedrijfsbebouwing) ontwikkeld langs het Stadskanaal, Ter Apelkanaal en het Ter Apel Compascuumkanaal. Beginnend bij de overgangen en de sluizen is in de loop der tijd aan weerszijden van het doorgaande water het bebouwingsbeeld steeds verder verdicht waardoor er een groot contrast is ontstaan tussen de begrensde ruimte langs het water en de zeer open ruimte die zich achter de bebouwing bevindt. Tussen de bebouwing is het open landschap wel steeds goed zichtbaar. Uitzondering op dit beeld vormen het gebied tussen Ter Apel en Burgemeester Beinsdorp waar sprake is van een eenzijdige bebouwing en het verstedelijkte lint van Ter Apel dat in deze nota tot de kern van het dorp wordt gerekend. Behalve een grote verscheidenheid aan bebouwingsfuncties is ook de architectonische kwaliteit nogal uiteenlopend. Hoewel de bebouwing over het algemeen sober van karakter is, komen ook opvallende voorbeelden van bouwkunst uit de jaren ‘30 van de vorige eeuw voor. Aan de Westerstraat in Ter Apel bevindt zich een rijtje vrijstaande en dubbele woningen die als een vroeg voorbeeld van sociale woningbouw moet worden gezien.

 

Ruimte

De afstand tussen de bebouwing varieert. De bebouwing staat veelal op diepe percelen die vooral wanneer er sprake is van een verdichting door een concentratie van woonhuizen verhoudingsgewijs nogal smal zijn (breedte halve heem = 10 m). Erfbeplanting komt aan de voorzijde alleen bij sommige boerderijen en grote woonhuizen voor die t.o.v. het overheersende beeld wat naar achteren zijn gerooid.

 

Plaatsing

De bebouwing staat overwegend op een vrij geringe afstand tot de weg. Er is sprake van een enigszins verspringend rooilijnverloop. De bebouwing is voornamelijk met de nok haaks op de weg gesitueerd.

 

Hoofdvorm/aanzichten/opmaak

De hoofdbouwmassa is sterk gevarieerd zowel wat betreft de grootte als de bouwhoogte die varieert van een tot twee bouwlagen met kap. Er is over het algemeen sprake van een enkelvoudige bouwmassa met weinig plasticiteit.

Het beeld laat een gesloten baksteen architectuur zien met een verticale gevelgeleding en een sobere detaillering.

 

De gevels zijn voornamelijk opgetrokken met een rode baksteen. Incidenteel komen witte gestucte gevels voor. De daken zijn overwegend gedekt met een blauw-zwarte en rode (gebakken) pan.

 

Waardering

De waarde van dit gebied wordt voor een belangrijk deel bepaald door de nederzettingstypologie die onlosmakelijk verbonden is met de ontwikkelingsgeschiedenis van de veenkoloniën. Hoewel de bebouwing onderling sterk varieert, is er toch samen met de structurerende werking van het kanaal en de evenwijdig daaraan lopende wegen sprake van een waardevolle ruimtelijke samenhang.

 

Beleidsintenties

Er zal ruimte zijn voor het wijzigen van de aanwezige bebouwing hoewel in incidentele gevallen (bijvoorbeeld bij beeldbepalende voorbeelden van een bepaalde bouwperiode) de mogelijkheden beperkt zullen zijn.

Er zal vooral op het behoud van de stedenbouwkundige structuur worden ingezet. Voor de bebouwing betekent dit een zorgvuldige afweging van de afstand tot de weg en een consequente houding ten aanzien van de noklijn die haaks op de wegas is georiënteerd.

 

Welstandscriteria

 

Plaatsing

  • bij vervanging positie en (nok)oriëntatie bij voorkeur baseren op bestaande;

  • bij invullingen rooilijnenverloop van de belendingen respecteren.

Hoofdvorm

  • eenvoudige, niet samengestelde hoofdvorm met een kap;

  • sobere plastiek;

  • naast bebouwing uit de jaren ‘30 van de vorige eeuw samengestelde hoofdvorm mogelijk evenals meer plasticiteit;

  • vakbekwame compositie.

Aanzichten

  • gesloten baksteenarchitectuur met een verticale gevelgeleding;

  • naast de bebouwing uit de jaren ‘30 van de vorige eeuw ook horizontale gevelelementen.

Opmaak

  • baksteen in rode middentoon;

  • rode of blauw/grijs tot antracietkleurige pannen voor het dak;

  • de bebouwing uit de jaren ‘30 van de vorige eeuw ook paars rood;

  • profielplaat voor gevels van bijgebouwen en schuren donker;

  • donker gekleurde daken van bijgebouwen toegestaan.

4. bedrijventerrein buitengebied

 

Analyse gebied

 

Algemeen

In het zuidwestelijk deel van het gemeentelijk grondgebied bevindt zich een tweetal bedrijventerreinen in het buitengebied. Het nabij Jipsingboermussel gelegen bedrijventerrein wordt grotendeels in beslag genomen door het aardappelmeelconcern AVEBE, Ten Kate en Vlapro. Het meer zuidelijk gelegen gebied, het voormalige NAVO- complex, wordt thans ingevuld door Sindorf. Beide gebieden manifesteren zich in landschappelijk/stedenbouwkundig opzicht als autonome bebouwde gebieden. Vooral het complex van AVEBE is van een enorme omvang.

 

Ruimte

Grootschalige concentratie van bebouwing die als een groot eiland in de ruimte van het ontginningslandschap is gelegen.

 

Plaatsing

De bebouwing is gesitueerd langs een intern ontsluitingscircuit. Bij het nieuwe industrieterrein is gedeeltelijk sprake van een intern ontsluitingscircuit. Daarnaast is het ook gedeeltelijk gericht op de A.G. Wildervanckweg.

 

Hoofdvorm/aanzichten/opmaak

Typische industriële bebouwing zowel wat betreft hoofdvorm als de aanzichten van de gevels. De omvang van de verschillende gebouwen varieert sterk.

 

Waardering

Sterke eigentijdse industrievormgeving. De waarde van dit gebied schuilt daarnaast in de verbeelding van de economische betekenis van de aardappelteelt in het veenkoloniale gebied.

 

Beleidsintenties

Zeker voor wat betreft het AVEBE-complex zal ook met betrekking tot de uiterlijke verschijningsvorm het bestemmingsplan maatgevend zijn. In het uitbreidingsplan is een zichtzone opgenomen waarin de bebouwing aan een hogere architectonische kwaliteit moet voldoen.

 

Welstandscriteria

 

Plaatsing

  • bebouwing in de rooilijn plaatsen;

  • opslagterrein wordt afgeschermd.

Hoofdvorm

  • eenduidige krachtige hoofdvorm;

  • vakbekwame compositie.

Aanzichten

  • functionele uitstraling;

  • (representatieve) kantoorgedeeltes op de ontsluiting georiënteerd

Opmaak

  • naturel, eerlijk materiaalgebruik.

5. recreatieterreinen

 

Analyse gebied

 

Algemeen

De recreatieterreinen die onder dit welstandsgebied vallen zijn aangelegd vanaf de jaren ’60 en kenmerken zich door een parkachtige aanleg waarin recreatieverblijven van bescheiden omvang zijn gesitueerd. Het gaat hierbij om de volgende terreinen: “De Papaver” te Sellingerbeetse, camping “Iemborg” in Jipsingboertange, natuurcamping aan de Borgerweg in Sellingen, bungalowpark “Zeven Meren” te Jipsingbourtange, “De Borkhoorn”, “De Bronzen eik” en “Zonnegloren” te Sellingen en “Plathuis” te Bourtange. Van een directe confrontatie met het open landschap is veelal geen sprak omdat de terreinen zijn opgenomen in een bosachtige omgeving. Nabij de toegang tot deze terreinen bevindt zich veelal een centrum of entreegebouw van beperkte omvang.

 

Ruimte

De situering van de recreatiewoningen is meestal kleinschalig van karakter. Soms vormt de bebouwing plekken die recreatief kunnen worden gebruikt. Daarnaast komen ook meer lineaire structuren voor waarin de woningen op regelmatige afstanden langs een ontsluitingsweggetje zijn gesitueerd. Bijna altijd is er beschutting van opgaand groen.

 

Plaatsing

De onderlinge afstand tussen de bebouwing varieert. Per erf bestaat de bebouwing merendeels uit een hoofdgebouw met een al of niet aangebouwd bijgebouw.

 

Hoofdvorm/aanzichten/opmaak

De enkelvoudige bouwmassa is opgebouwd uit één bouwlaag met een plat- of lichthellend dak en bezit weinig plasticiteit. Er is weinig onderling verschil in de omvang van de bouwmassa. Er is sprake van een traditionele bouwstijl. De gevels met een horizontale geleding zijn opgebouwd uit schijven metselwerk, in een middentoon rood, met houten puien. De detaillering is sober.

 

Waardering

De waarde wordt bepaald door het kleinschalige karakter van de recreatieterreinen en de ingedekte positie van bebouwing ten opzichte van het open landschap.

 

Beleidsintenties

Er zal ruimte zijn voor het wijzigen van de aanwezige bebouwing. Er zal vooral op worden toegezien dat er onderlinge samenhang bestaat en dat het bebouwd oppervlak beperkt blijft.

 

Welstandscriteria

 

Plaatsing

  • bij vervanging positie en (nok)oriëntatie bij voorkeur baseren op bestaande;

  • eventuele bijgebouwtjes dichtbij en achter het hoofdgebouw situeren.

Hoofdvorm

  • eenvoudige plat afgedekte hoofdvorm, danwel een flauwe dakhelling maximaal 300;

  • vakbekwame compositie.

Aanzichten

  • metselwerkvlakken met puien;

  • baksteenarchitectuur met een horizontale geleding

Opmaak

  • rode baksteen in een middentoon;

  • antracietkleurige plaatmaterialen of bitumen daken;

  • doelmatige detaillering;

  • grote vlakken in gedekte kleuren;

  • gevels van bijgebouwen en schuren in donker hout of metselwerk;

  • donker gekleurde daken van bijgebouwen toegestaan.

6. parc emslandermeer

 

Analyse gebied

 

Algemeen

Parc Emslandermeer is een park met recreatiewoningen. Vanaf de jaren ’90 van de vorig eeuw is men met de ontwikkeling ervan begonnen. Het park omvat recreatiewoningen en bijbehorende voorzieningen zoals een restaurant, diverse sportaccommodaties en een overdekt zwembad. Tevens is een golfbaan aanwezig. De recreatiewoningen zijn aan een stelsel van ontsluitingsweggetjes gesitueerd.

 

Ruimte

In een open bebouwingsstructuur staan de recreatiewoningen op een vrij geringe afstand tot de weg. Planmatig karakter. De voorzieningen zijn nabij de haven gesitueerd.

 

Plaatsing

De afstand tot de weg is vrij gering. Samenhang per cluster ook door gelijkmatige onderlinge afstanden.

Hoofdgebouwen zijn dominant t.o.v. de bijgebouwen. Per cluster van recreatiewoningen nokoriëntatie vrijwel gelijk, tussen de clusters wisselend.

 

Hoofdvorm/aanzichten/opmaak

De woonbebouwing bestaat voornamelijk uit enkelvoudige bouwmassa’s in één laag met kap opgebouwd uit baksteen met wisselende gevelcomposities variërend van “gesloten baksteenarchitectuur” tot meer een open gevelarchitectuur bestaande uit schijven met puien. In alle gevallen is sprake van een eenvoudige detaillering zonder noemenswaardig ornament. De kleur van de baksteen en pannen is per cluster wisselend.

 

Waardering

De waarde van dit gebied wordt bepaald door het samenhangende beeld. De projectmatige aanleg met geclusterde woningtypen in een parkachtige aanleg leidt tot een informeel totaalbeeld dat past bij het recreatieve doel.

 

Beleidsintenties

De beleidsintentie is gericht op het behoud van de ruimtelijke karakteristiek van het park. Wel zullen incidentele wijzigingen mogelijk moeten zijn.

 

Welstandscriteria

 

Plaatsing

  • bij vervanging positie en (nok)oriëntatie bij voorkeur baseren op bestaande;

  • bij invullingen rooilijnenverloop van de belendingen respecteren;

  • hoofdgebouw dominant t.o.v. bijgebouwen.

Hoofdvorm

  • eenvoudige, niet samengestelde hoofdvorm met een kap;

  • weinig plasticiteit;

  • vakbekwame compositie.

Aanzichten

  • anticiperen op de verschillende gevelcomposities;

  • eenvoudige detaillering;

  • geen ornament.

Opmaak

  • baksteen gevels met kozijnen en/of puien;

  • gevelkleur en pannen zijn per cluster wisselend;

  • middentonen;

  • losse bijgebouwen niet toegestaan.

7. burgemeester beinsdorp

 

Analyse gebied

 

Algemeen

Burgemeester Beinsdorp is een ruim opgezette woonwijk waarvan de bebouwing bestaande uit dubbele en vrijstaande huizen stamt uit een periode die zich uitstrekt vanaf de jaren ’20 en ’30 tot aan de jaren ’45-’50 van de vorige eeuw. Hoewel geen tuindorp in de ware zin heeft het onmiskenbaar de karaktertrekken ervan. Een deel van de bebouwing, met name de Sluisstraat en omgeving, is gerealiseerd tussen ‘40 en ‘45 in een vroege vorm van systeembouw waarin het binnenspouwblad uit halmplank (geperst stro) is opgebouwd.

 

Ruimte

Er is sprake van een ruime (planmatige) stedenbouwkundige opzet waarbij de woningen duidelijk op het royale openbare gebied zijn gericht. Het tuindorpachtige karakter uit zich o.a. in de schuin geplaatste bebouwing op een aantal hoeksituaties.

 

Plaatsing

De open bebouwingstructuur staat op enige afstand tot de weg. Het rooilijnenverloop is enigszins verspringend en de nokoriëntatie wisselend. De positie van de hoofdgebouwen is dominant t.o.v. de bijgebouwen.

 

Hoofdvorm/aanzichten/opmaak

De traditioneel opgezette bebouwing bestaat uit een bouwlaag met een flauwe kap aan de Sluisstraat en met een steilere kap in het overige deel. De hoofdgebouwen zijn dominant t.o.v. de bijgebouwen. De gesloten baksteenarchitectuur kent weinig ornament en is sober gedetailleerd.

 

In de Sluisstraat zijn in de loop der tijd veel lichte tinten aangebracht. Voor het overige is een baksteen van een middentoon toegepast. De daken bestaan voornamelijk uit rode pannen.

 

Waardering

De waarde van dit gebied wordt bepaald door de stedenbouwbouwkundige opzet in samenhang met de architectuur.

 

Architectuur en stedenbouw sluiten op elkaar aan. Daarnaast echter staat het beeld met name ter plaatse van de Sluisstraat onder druk.

 

Beleidsintenties

Het beleid is vooral gericht op het handhaven van de ruimtelijke structuur. Aspecten als rooilijnenverloop en de open bebouwingsstructuur spelen hierin een belangrijke rol. De bebouwing kan incidenteel worden gewijzigd waarbij er aandacht dient te bestaan voor het onderlinge verband waardoor de samenhang in het bebouwingsbeeld gehandhaafd blijft.

 

Welstandscriteria

 

Plaatsing

  • positie, (nok)oriëntatie en rooilijnenverloop handhaven.

  • hoofdgebouwen dominant t.o.v. bijgebouwen.

Hoofdvorm

  • eenvoudige, niet samengestelde hoofdvorm met een kap;

  • onderling verband tussen de bebouwing;

  • sobere plasticiteit;

  • vakbekwame compositie.

Aanzichten

  • gesloten baksteenarchitectuur met een verticale geleding.

Opmaak

  • rode baksteen in een middentoon;

  • uitsluitend rode pannen;

  • eenvoudige detaillering;

  • profielplaat voor gevels van bijgebouwen en schuren donker;

  • donker gekleurde daken van bijgebouwen toegestaan.

8. avebedorp

 

Analyse gebied

 

Algemeen

Hoewel voor een deel gelegen aan of beter in het veenkoloniale lint is AVEBE-dorp is een typisch planmatig opgezet fabrieksdorp. Wat betreft de ruimtelijke verschijningsvorm wordt de splitsing in twee parallel gelegen delen ook ondersteund door de bebouwing die uit verschillende periodes stamt; de kanaalzijde is ontwikkeld in de jaren ’30, het erachter gelegen gebied stamt uit eind van de jaren ’60 van de vorige eeuw.

 

Ruimte

In een tamelijk gesloten bebouwingsstructuur staan langs een lineair stratenpatroon dubbele woningen en rijenwoningen. Ook komen enkele vrijstaande woningen voor.

 

Plaatsing

De woningen zijn op enige afstand van de weg in een duidelijke rooilijn gesitueerd. De hoofdgebouwen zijn overal dominant. De nokoriëntatie is aan het kanaal wisselend. Wel valt hier de eenduidigheid op van het compacte rijtje twee onder één kap woningen. Aan de achterzijde is de nokoriëntatie evenwijdig aan de wegas.

 

Hoofdvorm/aanzichten/opmaak

Er is overwegend sprake van enkelvoudige, sobere bouwmassa’s in een rode baksteen van een middentoon. Aan de kanaalzijde blijft de omvang de bebouwing beperkt tot één bouwlaag met kap, aan de achterzijde komt voornamelijk twee lagen met een kap voor. De hoofdgebouwen zijn dominant t.o.v. de bijgebouwen en kennen aan de kanaalzijde een verticale geleding in een gesloten baksteenarchitectuur. Aan de achterzijde is de gevelcompositie wisselend. Nergens komt een noemenswaardige ornamentering voor.

 

Waardering

Dit gebied ontleent zijn waarde aan een aantal stedenbouwkundige aspecten en het consequente materiaalgebruik.

 

Beleidsintenties

Ten aanzien van de bebouwing is het beleid voornamelijk gericht op het incidenteel kunnen wijzigen van het bestaande. Wel zal er op worden ingezet deze veranderingen per blok of ensemble te laten plaatsvinden.

De stedenbouwkundige aspecten zoals het rooilijnenverloop dienen te worden gehandhaafd.

 

Welstandscriteria

 

Plaatsing

  • bij vervanging positie en (nok)oriëntatie bij voorkeur baseren op bestaande;

  • bij invullingen rooilijnenverloop van de belendingen respecteren;

  • hoofdgebouw dominant t.o.v. bijgebouwen.

Hoofdvorm

  • eenvoudige, niet samengestelde hoofdvorm met een kap;

  • vakbekwame compositie.

Aanzichten

  • baksteenarchitectuur met een verticale geleding, aan de achterzijde ook horizontaal.

Opmaak

  • rode baksteen in middentoon;

  • uitsluitend rode- of donkere pannen voor het dak;

  • sobere detaillering;

  • profielplaat voor gevels van bijgebouwen en schuren donker;

  • donker gekleurde daken van bijgebouwen toegestaan.

9. kleine kernen

 

Analyse gebied

 

Algemeen

Dit welstandsgebied omvat de kleine kernen Harpel, Jipsingboertange, Sellingerbeetse en De Maten. Deze kernen liggen verspreid in de gemeente Vlagtwedde en zijn vanaf het eind van de 19de en begin van de 20ste eeuw ontstaan vanuit reeds aanwezige lintbebouwingen.

Harpel bestaat uit een clustering van woningen met een schooltje op een driesprong. Het ligt in het veldontginningsgebied ten zuidwesten van Vlagtwedde. De ontwikkelingsgeschiedenis van Harpel begint rond 1900.

Jipsingboertange is te karakteriseren als een nederzetting van woonhuizen met een dubbellintstructuur met aan beide linten voornamelijk een eenzijdige bebouwing. De eerste nieuwbouwperiode omvat een periode van na de Tweede Wereldoorlog tot aan de jaren ’60. De latere toevoegingen stammen uit de jaren ’80 van de vorige eeuw. De context van de twee linten is zeer verschillend. Langs de Jipsingboertangerweg kan het min of meer worden beschouwd als verdichting van een historische lint. Het zuidelijk daarvan gelegen deel vormt een geheel eigen wereld. Sellingerbeetse is een nederzetting die ten westen van Sellingen is gesitueerd rond de kruising van twee ontginningslinten. Behalve woonhuizen is een kerkgebouw in de lintvormige bebouwing opgenomen. De ontwikkeling begon rond 1910 wanneer de ontginningen in volle gang zijn. De eerste bebouwing bestond uit een schoolgebouw. Het huidige beeld wordt ook bepaald door bebouwing uit de jaren ’70 van de vorige eeuw. Aan de noord- en oostzijde van het dorp zijn recentelijk een aantal vrijstaande woningen gerealiseerd.

De Maten bestaat van oorsprong uit een (agrarische) lintbebouwing die zich vanaf ongeveer 1910 heeft ontwikkeld. Een concentratie van bebouwing doet zich voor ter plaatse van de Zanddijk die haaks op het hoofdlint staat. Naast boerderijen, wordt de bebouwing gevormd door woningen en een enkele landarbeiderswoning. De bijgebouwen zijn in het ruimtelijk beeld overwegend ondergeschikt aan de hoofdgebouwen.

 

Ruimte

Bij Harpel, Sellingerbeetse en De Maten is sprake van een open lineaire bebouwingsstructuur. Door de vele en ruime doorzichten is er veel relatie met het omliggend landschap. De bebouwing is aan beide zijden van de wegen gesitueerd. De lineaire structuur wordt veelal ondersteund door boombeplanting. De onderlinge afstand tussen de bebouwing is wisselend.

In Jipsingboertange laat de eerste bouwperiode een vrij gesloten lintvormige bebouwingsstructuur zien terwijl de latere periode een meer open structuur kent, waarvan de onderlinge afstand wisselend is. De bebouwing staat voornamelijk aan één zijde van de weg gesitueerd.

 

Plaatsing

In Harpel, Sellingerbeetse en De Maten staat de bebouwing op onregelmatige afstand van elkaar. Ook is er geen sprake van een strakke rooilijn; de afstand tot de weg is zeer wisselend.

De oudere bebouwing van Jipsingboertange staat in een strakke rooilijn met de nok evenwijdig aan de wegas, de latere bebouwing vanaf de jaren ’80 daarentegen kenmerkt zich door een wisselende afstand tot de weg.

Voor alle kernen geldt dat de nokrichting wisselend, maar veelal haaks op de weg, is en het hoofdgebouw dominant is ten opzichte van de bijgebouwen.

 

Hoofdvorm/aanzichten/opmaak

De bebouwing kent zowel een enkelvoudige (oudere bebouwing) als een samengestelde (jongere bebouwing) hoofdvorm. De bebouwing verschilt behoorlijk in omvang, toch is er veel vormverwantschap. De bouwmassa’s bestaan voornamelijk uit één bouwlaag met een kap. Er is sprake van zowel een gesloten baksteenarchitectuur als een open gevelstructuur, met een wisselende gevelgeleding. De kleuren van de gevels variëren. Voor de daken worden zowel rode als donkere pannen toegepast.

 

Waardering

Het gebied ontleent zijn waarde voornamelijk aan het ruimtelijk beeld en de ontwikkelingsgeschiedenis van de dorpen.

 

Beleidsintenties

Het beleid is erop gericht incidentele wijzigingen aan bebouwing mogelijk te maken. De bestaande structuurkenmerken moeten echter gehandhaafd blijven. Een goede inpassing van (ver)nieuwbouw in de bestaande situatie is van wezenlijk belang.

 

Welstandscriteria

 

Plaatsing

  • positie aansluiten bij thematische opzet omgeving, meest in de rooilijn;

  • nokrichting aansluiten bij thematische opzet omgeving, meest haaks op de weg;

  • hoofdgebouw is dominant op kavel;

  • respecteren van open bebouwingsstructuur van de jongere bebouwing.

Hoofdvorm

  • eenvoudige, niet samengestelde hoofdvorm met een kap;

  • ondergeschikte zijvleugel mogelijk;

  • vakbekwame compositie.

Aanzichten

  • enige versiering in de vorm van plastiek en ornament mogelijk;

  • baksteenarchitectuur met een variërende gevelgeleding;

  • bijgebouwen ook in hout of een profielplaat.

Opmaak

  • aansluiten bij thematisch opzet omgeving, meest gedekte tinten;

  • profielplaat voor gevels van bijgebouwen en schuren donker;

  • donker gekleurde daken van bijgebouwen toegestaan.

10. penitentiaire inrichting / coa

 

Analyse gebied

 

Algemeen

Naast het bedrijventerrein ter hoogte van Ter Apel in het zuidwestelijk deel van de gemeente ligt een gebied waar het COA en een penitentiaire inrichting zijn gesitueerd. Deze functies onderscheiden zich duidelijk van de naast- gelegen bedrijven. Niet alleen door de uiterlijke verschijning van de bebouwing, maar ook door de zeer beperkte toegankelijkheid van het gebied.

 

Ruimte

De locatie is duidelijk omkaderd door een hekwerk. Ook onder invloed van een “poortgebouwtje”isoleert dit gebied zich in sterke mate van de omgeving.

 

Plaatsing

De bebouwing is in een sterke ordening langs een intern ontsluitingssysteem gesitueerd. Er is daardoor sprake van en sterke ruimtelijke eenheid.

 

Hoofdvorm/aanzichten/opmaak

De bouwvolumes hebben overwegend een krachtige kubische hoofdvorm. Het materiaalgebruik is per complex eenduidig en bestaat uit baksteen en moderne materialen. Tot op het detailniveau heeft het geheel een functionele uitstraling.

 

Waardering

De waarde van dit gebied wordt bepaald door zowel de zorgvuldige overgang tussen terrein en omliggend landschap ondanks het besloten karakter ervan als door de architectonische kwaliteit.

 

Beleidsintenties

Het beleid is er op gericht om uitbreidingen of veranderingen de huidige kwaliteiten te handhaven.

 

Welstandscriteria

 

Plaatsing

  • positie van de hoofdvorm wordt bepaald door de functionele organisatie;

  • duidelijke rooilijnen.

Hoofdvorm

  • niet samengestelde, krachtig vormgegeven kubische hoofdvorm;

  • weinig plasticiteit;

  • vakbekwame compositie.

Aanzichten

  • functionele uitstraling;

  • doelmatige detaillering;

  • geen ornament.

Opmaak

  • eenduidig materiaalgebruik per complex;

  • baksteen, metaal, moderne materialen of beton voor de gevels.

kernen

 

11. gemengde bebouwing ter apel

 

Analyse gebied

 

Algemeen

Ter Apel is in de 19e eeuw langs de noordzijde van het Ter Apelkanaal ontstaan, dit uit zich in een verstedelijkt veenkoloniaal lint. De verstedelijking is herkenbaar in ruimtelijke zin (bebouwingsdichtheid) en in functionele zin (aanwezigheid winkels en horeca ed.).

Het lint is voornamelijk in de jaren ’30 verder uitgebreid, niet alleen meer langs het kanaal, maar ook langs de wegen die het dorp met de ommelanden verbond. De bebouwing daarin heeft een minder stedelijk karakter.

Ter Apel is in de loop van de 20ste eeuw langzaam ingevuld en verdicht. De overgebleven open en groen ingerichte gebieden zijn ingevuld met gemengde bebouwingsvormen en verschillende functies.

 

Ruimte

In het oudere deel van het gebied wordt het ruimtelijk beeld gevormd door een sterke lineaire bebouwingsstructuur. De krachtige lineaire structuur wordt benadrukt doordat nagenoeg alle bebouwing in één rooilijn is geplaatst. De bebouwing bestaat uit zowel aaneengeschakelde als vrijstaande panden van verschillende hoogte. De afstand van de bebouwing op de weg is kort, de bebouwing staat veelal direct aan het openbaar gebied.

In de nieuwere gebieden is meer sprake van een open bebouwingsstructuur waarin de bebouwing op onregelmatige afstanden t.o.v. elkaar en de weg staat. Wel kan van een zekere ordening van de bebouwing worden gesproken, maar de tussenliggende ruimtes blijven zeer royaal.

 

Plaatsing

In het oudere deel staat de bebouwing op relatief korte afstand van de weg. Er is over het algemeen sprake van een redelijk eenduidige rooilijn. De overheersende nokoriëntatie is haaks op de weg. De hoofdgebouwen zijn dominant t.o.v. de bijgebouwen op het erf gesitueerd.

De jongste bebouwing kent een ontworpen rooilijnenverloop. Door de positionering ten opzichte van elkaar is er een onderling verband tussen de bouwvolumes.

 

Hoofdvorm/aanzichten/opmaak

De omvang van de bebouwing is divers, zowel wat betreft de hoogte als het bebouwd oppervlak. De veelal uit baksteen opgetrokken bebouwing kent zowel gesloten als transparante gevels die een verticale of horizontale geleding kennen.

Er is geen overwegend materiaalgebruik te onderscheiden. In de jongere bebouwing komen naast baksteen meer moderne materialen als beton en staal voor. Ook het kleurgebruik is divers. In aansluiting op de verschillende bouwperiodes waaruit de bebouwing stamt is ook de detaillering niet eenduidig. Over het algemeen is deze als sober en doelmatig te kwalificeren, maar bij een enkel pand is duidelijk sprake van een opvallende aandacht voor het detail. Deze variatie heeft zijn oorsprong in de periode waarin de bebouwing gerealiseerd is.

 

Waardering

Dit gebied ontleent zijn waarde aan de afleesbaarheid van de ontwikkelingsgeschiedenis langs een bepaalde tijdsperiode. Andere belangrijke waarden zijn de grote diversiteit in bebouwing en de potentie voor mogelijke ontwikkelingen in het gebied.

 

Beleidsintenties

De handhaving van de oudere bebouwing wordt gestimuleerd, terwijl bij nieuwe invullingen vooral op een eigentijdse aanpak wordt ingezet met als doel het ruimtelijk en functioneel beeld te versterken.

 

Welstandscriteria

 

Plaatsing

  • bij vervanging positie en (nok)oriëntatie bij voorkeur baseren op bestaande;

  • bij invullingen rooilijnenverloop van de belendingen respecteren;

  • hoofdgebouwen dominant t.o.v. bijgebouwen.

Hoofdvorm

  • eenvoudige, niet samengestelde hoofdvorm;

  • aandacht voor parcellering (te grote breedtes in één vorm gegoten dienen te worden voorkomen);

  • plasticiteit is mogelijk;

  • vakbekwame compositie.

Aanzichten

  • baksteenarchitectuur of open gevelstructuur met een variërende gevelgeleding;

  • architectonische (vorm)relatie in het gevelbeeld tussen de begane grond en de verdiepingen.

Opmaak

  • baksteen in diverse kleuren;

  • bij het ontwerp passende detaillering;

  • uitsluitend rode of donkere dakbedekking (pannen);

  • profielplaat voor gevels van bijgebouwen en schuren donker;

  • donker gekleurde daken van bijgebouwen toegestaan.

12. dorpskernen

 

Analyse gebied

 

Algemeen

De dorpen Vlagtwedde en Sellingen zijn in het stroomdallandschap van de Ruiten Aa ontstaan uit lintvormige bebouwing. In eerste instantie bestond de bebouwing voornamelijk uit agrarische gebouwen, in de loop der tijd is het verdicht met woningen, kleine neringen en later winkels en horeca. Het resultaat is een gevarieerd bebouwingsbeeld, waar de bebouwingsdichtheid wisselt en de rooilijn af en toe teruggelegd is, bijvoorbeeld bij representatieve bebouwing. Aan de randen van de kernen gaan deze gebieden over in de linten uit de welstandsgebieden 1 (wonen in historisch landschap) en 2 (wonen in ontginningsgebied).

 

Ruimte

Hoewel de tussenliggende ruimte varieert is er overwegend sprake van een relatief dicht op elkaar staande individuele bebouwing die slechts op enkele plaatsen doorzicht biedt op achterliggende gebieden. Grote bouwvolumes staan veelal ruimer op de kavel. De afstand tot de weg is wisselend. Oudere en representatieve bebouwing staat verder van de weg dan de nieuwere woonbebouwing. Het beeld wordt op deze locaties mede bepaald door opgaande beplanting.

 

Plaatsing

De meeste bebouwing is in een denkbeeldige rooilijn gesitueerd die het verloop van de weg volgt. Dan is er ook veelal sprake van een nokoriëntatie die zich haaks op de wegas bevindt. Bij de bebouwing die wat vrijer is gesitueerd ten opzichte van de weg en vaak ook verder terugligt komen wisselende nokoriëntaties voor. De hoofdgebouwen zijn in bijna alle situaties dominant t.o.v. de bijgebouwen.

 

Hoofdvorm/aanzichten/opmaak

De overwegend enkelvoudige bouwvolumes zijn over het algemeen opgebouwd uit één bouwlaag met een kap. Voor het merendeel is er sprake van een traditionele gesloten baksteenarchitectuur met een verticale geleding. Bij een aantal winkels en representatieve gebouwen (bijvoorbeeld het gemeentehuis te Sellingen) is sprake van een meervoudig bouwvolume, met een open gevel en wisselende gevelgeleding. Over het algemeen overheerst een rode baksteen in een middentoon voor de gevels en zowel rode als antracietkleurige dakpannen voor de dakbedekking.

 

Waardering

Het rustige straatbeeld en de afleesbaarheid van de ontwikkelingsgeschiedenis bepalen de waarde in dit gebied. Een aantal plekken met oudere bebouwing zorgt voor een afwisselend beeld.

 

Beleidsintenties

Het beleid met betrekking tot de architectonische en stedenbouwkundige aspecten is op respecteren gericht.

 

Welstandscriteria

 

Plaatsing

  • bij vervanging positie en (nok)oriëntatie bij voorkeur baseren op bestaande;

  • bij invullingen rooilijnenverloop van de belendingen respecteren;

  • hoofdgebouwen dominant t.o.v. bijgebouwen.

Hoofdvorm

  • eenvoudige niet samengestelde hoofdvorm overwegend met kap;

  • sobere plasticiteit;

  • vakbekwame compositie.

Aanzichten

  • gesloten baksteenarchitectuur met een variërende gevelgeleding;

  • voor winkels en representatieve bebouwing is een meer open gevel mogelijk.

Opmaak

  • eenvoudige detaillering;

  • rode gevelsteen in een middentoon, incidenteel afwijkende kleurstelling mogelijk;

  • uitsluitend rode of antracietkleurige pannen voor het dak afgestemd op belendingen;

  • weinig ornament door versierend metselwerk;

  • profielplaat voor gevels van bijgebouwen en schuren donker;

  • donker gekleurde daken van bijgebouwen toegestaan.

13. historisch lintvormige uitbreidingen

 

Analyse gebied

 

Algemeen

Bij Ter Apel zijn vanaf 1900 langs reeds aanwezige wegen en kanalen de eerste vooroorlogse uitbreiding ontstaan. De linten bestaan uit een gemengde bebouwing (boerderijen, woningen, winkels en bedrijfsbebouwing). Tussen de bebouwing is het open landschap in de meeste gevallen zichtbaar. Behalve een grote verscheidenheid aan bebouwingsfuncties is ook de architectonische kwaliteit nogal uiteenlopend. Hoewel de bebouwing over het algemeen sober van karakter is, komen ook opvallende voorbeelden van bouwkunst uit de jaren ‘30 van de vorige eeuw voor.

 

Ruimte

De bebouwing wordt gevormd door een lintvormige bebouwingsstructuur. De afstand tussen de bebouwing varieert, waardoor de openheid en het zicht op het achterliggende gebied varieert. De bebouwing staat veelal op diepe percelen die vooral wanneer er sprake is van een verdichting door een concentratie van woonhuizen verhoudingsgewijs nogal smal zijn. Invullingen met woningen uit de naoorlogse periode komen voor. Het profiel van het openbare gebied maakt een ruime indruk door bermen en de redelijke afstand van de van weg tot aan de voorgevels. Erfbeplanting komt aan de voorzijde alleen bij sommige boerderijen en grote woonhuizen voor die ten opzichte van het overheersende beeld wat naar achteren zijn gerooid.

 

Plaatsing

De meeste bebouwing staat voornamelijk op een regelmatige afstand van de weg in een denkbeeldige rooilijn gesitueerd. Bij een gering deel is sprake van een verspringende rooilijn. De nokrichting is overwegend haaks op de wegas. De hoofdgebouwen zijn dominant t.o.v. de bijgebouwen op het erf gesitueerd.

 

Hoofdvorm/aanzichten/opmaak

De hoofdbouwmassa is sterk gevarieerd zowel wat betreft de grootte als de bouwhoogte die varieert van een tot twee bouwlagen met kap. Er is over het algemeen sprake van een enkelvoudige bouwmassa met weinig plasticiteit. De bebouwing is vormgegeven in een baksteenarchitectuur met een verticale dan wel een wisselende geleding. Meestal is er sprake van een rode baksteen, maar bij bebouwing uit de jaren ‘30 van de vorige eeuw komt ook paarsrode en roodbruine baksteen voor. In combinatie met plasticiteit komt ornamentering in de vorm van bijzondere metselverbanden voor.

 

Waardering

Dit gebied ontleent zijn waarde aan de afleesbaarheid van de ontwikkelingsgeschiedenis langs een bepaalde tijdsperiode. Hoewel de bebouwing onderling sterk varieert, is er toch samen met de structurerende werking van het kanaal en de evenwijdig daaraan lopende wegen sprake van een waardevolle ruimtelijke samenhang. Een enkele keer is er sprake van een bovengemiddelde representant van de bouwperiode uit de jaren ’30.

 

Beleidsintenties

Er wordt vooral op het behoud van de stedenbouwkundige structuur ingezet. Voor de bebouwing betekent dit een zorgvuldige afweging van de afstand tot de weg en een consequente houding ten aanzien van de noklijn die haaks op de wegas is georiënteerd. Daarbij is ruimte voor het wijzigen van de aanwezige bebouwing hoewel in incidentele gevallen (bijvoorbeeld bij beeldbepalende voorbeelden van een bepaalde bouwperiode) de mogelijkheden beperkt zijn.

 

Welstandscriteria

 

Plaatsing

  • bij vervanging positie en (nok)oriëntatie bij voorkeur baseren op bestaande;

  • bij invullingen rooilijnenverloop van de belendingen respecteren;

  • hoofdgebouwen dominant t.o.v. bijgebouwen.

Hoofdvorm

  • enkelvoudige en samengestelde hoofdvorm met zadeldak voorzien van overstekken;

  • plasticiteit in de hoofdvorm ter plaatse van entrees;

  • vakbekwame compositie.

Aanzichten

  • gesloten baksteenarchitectuur met een variërende gevelgeleding.

Opmaak

  • baksteen voor de gevels in een rode tot paarsrode en roodbruine kleur;

  • rode of blauw/grijs tot antracietkleurige pannen voor het dak;

  • ornament door versierend metselwerk;

  • profielplaat voor gevels van bijgebouwen en schuren donker;

  • donker gekleurde daken van bijgebouwen toegestaan.

14. planmatig ontwikkelde woongebieden

 

Analyse gebied

 

Algemeen

Kort na de Tweede Wereldoorlog was er een grote vraag naar woningen. Om aan deze vraag te kunnen voldoen werden in de eerste wederopbouwperiode van de jaren ’50 de eerste grotere woningbouwprojecten tot stand gebracht. In de gemeente Vlagtwedde treffen we deze woningen aan in Ter Apel, Vlagtwedde, Sellingen, Bourtange en hier en daar in het buitengebied.

Vanaf het begin van de jaren ’60 kwam de grote bouwstroom in Nederland op gang. Vooral in de steden leidde dit tot grootschalige uitbreidingen die waren opgebouwd uit zich repeterende orthogonale patronen (stempelplannen), gebaseerd op een sterk geïndustrialiseerde bouwmethode. Ook in Ter Apel en Vlagtwedde treffen we voorbeelden van deze periode aan.

In de loop van de jaren ’70 ontstond er, onder druk van maatschappelijke veranderingen, vanuit de vakwereld de roep een andere koers te varen. Begrippen als herbergzaamheid en herkenbaarheid en verkeersveiligheid leidde tot de introductie van het woonerf. Voorbeelden hiervan zijn op kleine schaal te vinden in Ter Apel en Sellingen.

Deze plannen, waarin van een duidelijke ruimtelijke hiërarchie sprake was leidden uiteindelijk tot de minder gestructureerde plannen die in de loop der jaren ’80 tot begin jaren ’90 werden gerealiseerd. Echte voorbeelden van deze periode komen in de gemeente niet voor.

Vanaf het begin van de jaren ’90 werden in alle kernen van Vlagtwedde vrijstaande en halfvrijstaande woningen gerealiseerd.

 

Ruimte

Eind jaren ‘60 en begin jaren ‘70 is er sprake van wandvormende bebouwing langs veelal ruim opgezette profielen. Soms is er sprake van centrale groengebieden met daarin voorzieningen, zoals in Ter Apel (‘t Heem). Daarna verandert het ruimtelijk beeld sterk door bouwprogramma’s die uit kleine eenheden als vrijstaande en half vrijstaande woningen bestaan en een veel vrijer gevormd patroon van openbare ruimtes. In de meest recente uitbreidingen komt verhoudingsgewijs steeds minder openbaar gebied voor.

 

Plaatsing

De bebouwing staat merendeels strak in de rooilijn met in de jaren ‘60 en ‘70 de nok evenwijdig aan de wegas. Het rooilijnenverloop en de nokoriëntatie is per woningbouwproject herkenbaar.

In de loop der tijd bij de realisatie van meer vrijstaande woningen wordt het beeld gevarieerder. Vooral vanaf de jaren ‘90 komen wisselende rooilijnen voor. Ook de nokoriëntatie wisselt hoewel haaks op de weg dominant is.

 

Hoofdvorm/aanzichten/opmaak

De bebouwing kent een sterke eenheid per project. In de jaren ’60, ’70 en deels ’80 bestaat de bebouwing veelal uit enkelvoudige volumes in twee bouwlagen voorzien van een zadeldak. Vanaf eind jaren ’80 is één bouwlaag met een kap de meest voorkomende bouwmassa. In deze periode vindt een omslag plaats van enkelvoudige naar samengestelde bouwmassa’s. Er is over het algemeen in alle bouwperiodes gebouwd in een traditionele stijl waarin baksteen variërend van rood (tot midden jaren ‘70), geel (jaren ‘80) tot lichte kleuren in het laatste decennium van de vorige eeuw het belangrijkste gevelmateriaal was.

 

Waardering

Dit gebied representeert een aantal te onderscheiden stedenbouwkundige ontwikkelingen in het naoorlogse bouwen. Hieraan ontleent het gebied zijn waarde.

 

Beleidsintenties

Het beleid is het respecteren van de ruime opzet van de wijken, de schaal, de architectonische en stedenbouwkundige karakteristieken. Het incidenteel wijzigen van woningen is over het algemeen geen probleem. In bepaalde gevallen zal planmatig wijzigen het beleid zijn zoals bij herstructureringen.

 

Welstandscriteria

 

Plaatsing

  • bij vervanging positie en (nok)oriëntatie bij voorkeur baseren op bestaande;

  • bij invullingen rooilijnenverloop van de belendingen respecteren;

  • aansluiten bij bestaande thematische opzet ter plaatse;

  • hoofdgebouw dominant t.o.v. bijgebouwen;

Hoofdvorm

  • eenvoudige, niet samengesteld hoofdvorm met kap;

  • bij rijen en dubbele woningen dienen ingrijpende wijzigingen, zoals dakopbouwen, bloksgewijs te worden aangepakt;

  • vakbekwame compositie.

Aanzichten

  • bij rijen en dubbele woningen dienen gevelwijzigingen te worden afgestemd op het beeld van het totale blok;

  • gesloten baksteenarchitectuur met een variërende gevelgeleding;

  • bijgebouwen ook in hout en profielplaat;

  • bijgebouwen grenzend aan het openbaar gebied in de stijl van het hoofdgebouw.

Opmaak

  • kleur- en materiaalgebruik aansluiten bij het beeld van het totale blok en de straat;

  • profielplaat voor gevels van bijgebouwen en schuren donker.

15. recreatief groen

 

Analyse gebied

 

Algemeen

Dit welstandsgebied komt alleen in Ter Apel voor en bestaat uit het gebied rondom het zwembad “Moekes Gat”, het aan de noordoost kant gelegen Sportpark, ‘t Heem en de groenzone aan weerszijden van de Nulweg. Alle drie de gebieden hebben een sterk recreatief karakter. Van de weinige bebouwing die er voorkomt valt door zijn omvang vooral de manege op.

 

Ruimte

De genoemde gebieden kenmerken zich door hun groene karakter met incidentele bebouwing daarin gesitueerd. Anders dan bijvoorbeeld in de woonbuurten (bebouwing vormt ruimte) is hier sprake van grote ruimtes waarin bebouwing staat. Met uitzondering van de manege moet men er vanuit de omliggende gebieden echt naartoe gaan om de bebouwing goed te kunnen waarnemen.

 

Plaatsing

Er is sprake van een losse situering die meer op de gegevenheden ter plekke zijn gebaseerd dan dat er voor een groter gebied een ruimtelijke aanpak bestaat.

 

Hoofdvorm/aanzichten/opmaak

De bouwmassa’s zijn overwegend bescheiden van omvang met uitzondering van de manege. De meeste bebouwing heeft een uitstraling die bij de betreffende functie past; zwembadgebouwtjes, manege, sportgebouwtjes en een scoutinggebouw. De materialen zijn overwegend traditioneel zoals baksteen en hout met uitzondering van de manege die is uitgevoerd in damwandprofiel.

 

Waardering

De waarde wordt bepaald door het functionele karakter van de groenvoorzieningen als groene recreatieve sportomgeving. De diverse losse bebouwingselementen met veelal een openbaar karakter ondersteunen de waardering.

 

Beleidsintenties

Het beleid is er op gericht de bestaande openheid te handhaven. De recreatieve aspecten zullen daar waar mogelijk kunnen worden versterkt. Bij eventuele nieuwbouw dient de bebouwing duidelijk op de locatie en afleesbaar vanuit zijn functie te worden ontworpen.

 

Welstandscriteria

 

Plaatsing

  • bij vervanging positie en (nok)oriëntatie bij voorkeur baseren op bestaande.

Hoofdvorm

  • eenvoudige, niet samengestelde hoofdvorm met of zonder kap;

  • vakbekwame compositie.

Aanzichten

  • bij de functie passende architectonische uitdrukking.

Opmaak

  • geen lichte tinten als hoofdkleur voor de grote (gevel)vlakken;

  • moderne materialen toegestaan.

16. agodorp

 

Analyse gebied

 

Algemeen

Agodorp is vanaf de jaren ’30 van de vorige eeuw ontstaan als een woonbuurt voor medewerkers van de naastliggende fabriek. De uitbreiding aan de westzijde is van recentere datum. De ruimtelijke opzet doet tuindorpachtig aan door de gebogen straat met hagen als overgang tussen openbaar en privé. De oorsprong van de tuinstad/tuindorp-gedachte ligt in Engeland. Hier werd aan het eind van de 19e eeuw onder invloed van onder andere Ebenezer Howard door diverse industriëlen het belang ingezien van een goede huisvesting voor de arbeiders. Licht, lucht en groen waren daarbij belangrijke aspecten. Het huidige straatbeeld is nog behoorlijk authentiek.

 

Ruimte

Agodorp bestaat uit één gebogen straat die sterk wordt bepaald door de eraan gesitueerde bebouwing die, hoewel ze voornamelijk bestaat uit vrijstaande en half vrijstaande woningen, relatief gesloten van karakter is.

Er is geen sprake van een structuurondersteunende (boom)beplanting.

 

Plaatsing

Van de bebouwing staan de vrijstaande woningen met de nok haaks en de dubbele woningen met de nok evenwijdig aan de wegas gesitueerd. De afstand van de voorgevels tot aan het openbare gebied is gering te noemen. Er is sprake van een duidelijke rooilijn.

 

Hoofdvorm/aanzichten/opmaak

De bebouwing bestaan uit enkelvoudige bouwmassa’s van voornamelijk één bouwlaag met een kap. Aan de westzijde zijn de woningen overwegend uitgevoerd in twee bouwlagen met een zadeldak. De consequente materiaal- en kleurtoepassing bestaande uit een rode Groninger baksteen voor de gevels, een rode gebakken pan en wit schilderwerk draagt mede bij aan een homogeen beeld. Er is sprake van een eenvoudige detaillering terwijl het ornament ontbreekt, met uitzondering van enkele directiewoningen die aan het Ruiten A kanaal zijn gesitueerd.

 

Waardering

De waardering voor zowel het gehele ensemble als een fraaie representant van een bepaalde opvatting met betrekking tot het bouwen voor de arbeidende klasse als voor de bebouwing op zichzelf bezien is groot. Voor Agodorp is een beeldkwaliteitplan gemaakt.

 

Beleidsintenties

Het beleid voor dit gebied is gericht op het handhaven van het huidige beeld. Algemeen geldt dat het homogene beeld bij vervangende nieuwbouw niet mag worden doorbroken. Belangrijke aspecten daarbij zijn vorm, kleur- en materiaalgebruik en oriëntatie. Deze zijn opgenomen in het beeldkwaliteitplan.

 

Welstandscriteria

 

Plaatsing

  • bij vervanging positie en (nok)oriëntatie bij voorkeur baseren op bestaande;

  • bij invullingen rooilijnenverloop van de belendingen respecteren.

Hoofdvorm

  • eenvoudige, niet samengestelde hoofdvorm met zadeldak;

  • sobere plasticiteit;

  • vakbekwame compositie.

Aanzichten

  • gesloten baksteenarchitectuur met een verticale geleding;

  • horizontale belijning door dakoverstekken.

Opmaak

  • rode Groninger baksteen;

  • uitsluitend rode (gebakken) pannen voor het dak;

  • wit schilderwerk;

17. bedrijventerreinen

 

Analyse gebied

 

Algemeen

De bedrijventerreinen in Ter Apel, Vlagtwedde en het kleine terrein in Sellingen zijn planmatig aangelegd en kennen een duidelijk ander karakter dan de bedrijven die zijn gelegen binnen de bestaande structuren. De gebieden kenmerken zich voornamelijk door de rationele verkavelingstructuur waarin binnen de grenzen van het bestemmingsplan ruime mogelijkheden bestaan voor het oprichten van bedrijfsbebouwing. Het beeld wordt voornamelijk bepaald door bedrijfsloodsen met kantoor en/of woonfuncties die meestal aan de straat zijn gesitueerd.

 

Ruimte

De bebouwing staat op ruime percelen en kent enige afstand tot de weg. De onderlinge afstand van de bebouwing is wisselend zonder dat er sprake is van een gesloten bebouwingsstructuur.

 

Plaatsing

Ondanks dat een kap veelal ontbreekt is er door de hiërarchische opbouw waarin het kantoor of het woonhuis aan de straat is gesitueerd toch wel sprake van een zekere oriëntatie van de bebouwing. De wens om zo veel mogelijk bebouwingsvlak te benutten leidt ertoe dat er vaak in de rooilijn wordt gebouwd die op een relatief geringe afstand van de weg is gesitueerd. Ondanks dat bestaat de indruk dat de bebouwing tamelijk los op de erven is geplaatst.

 

Hoofdvorm/aanzichten/opmaak

De hoofdvorm van de bebouwing bestaat veelal uit een hal met een plat dak of een kap met een flauwe helling. De stijl van bedrijfsloodsen is overwegend industrieel en eenvoudig en opgebouwd uit (vaak lichte)plaatmaterialen. De kantoren en de woningen zijn daarentegen vaak in een traditionele baksteenarchitectuur in wisselende kleuren gerealiseerd. Bij de bedrijfsloodsen is de detaillering vaak zeer eenvoudig en vooral doelmatig terwijl bij de woningen daarentegen ook van een meer nadrukkelijke vormgeving sprake is.

 

Waardering

De kwetsbaarheid van het buitengebied waaraan dit gebied grenst, bepaald de waarde. Van een intrinsieke waarde is nauwelijks sprake. Een zorgvuldige keuze van materiaal- en kleurgebruik en goede stedenbouwkundige overgangen naar de omgeving zullen er voor moeten zorgen dat de waarde als geheel niet negatief uitvalt.

 

Beleidsintenties

Er bestaat binnen de kaders van het bestemmingsplan vrij veel ruimte met betrekking tot de vormgeving. De plannen zullen voornamelijk op zich zelf worden beoordeeld en veel minder op hun kwaliteiten in relatie tot de belendingen. Wel zal het beleid met betrekking tot de randen meer worden toegespitst op een terughoudend kleur- en materiaalgebruik.

 

Welstandscriteria

 

Plaatsing

  • opslagterrein wordt afgeschermd;

  • woningen en kantoren in de voorste rooilijn plaatsen, de bedrijfsloodsen duidelijk daar achter situeren ook wanneer er geen sprake is van een kantoor of woonhuis;

  • wanneer beplanting wordt aangebracht dient deze een structurerend karakter te hebben en niet als schaamgroen te moeten worden betiteld.

Hoofdvorm

  • vakbekwame compositie.

Aanzichten

  • (representatieve) woning- of kantoorgedeeltes op de ontsluiting georiënteerd.

Opmaak

  • voor zowel de wanden als de daken gedekte kleurstellingen en niet glimmende materialen langs de buitenrand van het plangebied;

  • reclame vormt een onderdeel van het gevelontwerp.

18. klooster en omgeving

 

Analyse gebied

 

Algemeen

Dit welstandsgebied is gelegen aan de oostzijde van Ter Apel rondom het voormalig klooster en manifesteert zich als een weelderige groene oase. Het klooster kent een geschiedenis die begint in 1465. In dat jaar werd met de bouw van het klooster Apel begonnen volgens een middeleeuws plan. De bouwactiviteiten duurden voort tot 1560. Behalve het klooster bestond de bebouwing o.a. uit een poortgebouw, een gastenverblijf en watermolens. Sedert de Reformatie (1593) is de gotische kloosterkerk in gebruik bij de Nederlands Hervormde Gemeente.

Vanaf dat tijdstip wordt de historie van het klooster voor een belangrijk deel bepaald door allerlei aanpassingen en veranderingen. Door sloop nam de omvang van het gehele complex aanzienlijk af. De overblijfselen werden tussen 1930 en 1933 geconserveerd en gerestaureerd. In 2002 heeft er een verbouwing en belangrijke uitbreiding plaatsgevonden. Thans is het klooster in Ter Apel voornamelijk in gebruik als museum. Het historische complex staat als een belangrijk gebouw op de rijkslijst voor monumenten.

Behalve het kloostermuseum bestaat de bebouwing uit woningen, boerderijen, een hotel-restaurant en ‘Wonderwereld’.

 

Ruimte

De bebouwing staat op onderling op ruime afstand van elkaar. Er is geen sprake van een planmatige ordening. De bebouwingsdichtheid is zeer gering en manifesteert zich als een aantal losstaande objecten in een groot groengebied.

 

Plaatsing

Er geen sprake van een rooilijn. De oriëntatie van de bouwvolumes is wisselend.

 

Hoofdvorm/aanzichten/opmaak

De omvang van de bouwvolumes is zeer uiteenlopend. De kleinste eenheden bestaan uit enkelvoudige bouwmassa’s van één bouwlaag met een kap. De grootste volumes hebben een samengestelde hoofdvorm en een goothoogte die, zoals bij het klooster, kan oplopen tot zeker 10 meter. Verschillende bouwstijlen en –periodes komen voor, maar ze zijn allemaal traditioneel te noemen. Naast het historische, middeleeuwse uiterlijk van het klooster komt er ook architectuur uit de jaren ’30 van de vorige eeuw voor zoals die van het hotel-restaurant. Het overwegende bouwmateriaal voor de gevels is baksteen variërend van rood tot rood-bruin. De daken zijn over het algemeen voorzien van pannen in zowel donker grijs als in rood. Opvallend is de ambachtelijke detaillering die voor elk pand anders is wat de individuele uitstraling nog eens benadrukt.

 

Waardering

Het gebied heeft een unieke landgoedachtige uitstraling. Het heeft ruimtelijk en architectonisch een hoge kwaliteit. Uiteraard speelt de historische component hierin een belangrijke rol, maar ook de verhouding tussen bebouwd en onbebouwd, de diversiteit en de losse situering van de bebouwing zijn belangrijke aspecten. De cultuurhistorische waarde van het klooster wordt tot uitdrukking gebracht doordat het op de rijksmonumentenlijst is geplaatst.

 

Beleidsintenties

Het beleid is in dit gebied gericht op handhaven. (Ver)bouwplannen aan of bij (rijks)monumenten zullen behalve aan de gebiedsgerichte criteria vooral worden getoetst op basis van de redegevende omschrijving en aan de algemene criteria.

 

Welstandscriteria

 

Plaatsing

  • bij vervanging positie en (nok)oriëntatie bij voorkeur baseren op bestaande;

  • bij invullingen rooilijnenverloop van de belendingen respecteren;

  • compacte clustering op erf, aansluitend bij bestaande thematische opzet ter plaatse.

Hoofdvorm

  • enkelvoudige hoofdvorm wanneer sprake is van aanvullende (nieuwe) bebouwing;

  • bestaande hoofdvorm handhaven;

  • vakbekwame compositie.

Aanzichten

  • bij vervanging en nieuwbouw: baksteenarchitectuur met een verticale geleding.

Opmaak

  • gevels in een rode tot rood-bruine steen/stucwerk;

  • uitsluitend rode of donker grijze pannen voor het dak.

19. beschermd stadsgezicht 'de vesting bourtange'

 

Analyse gebied

 

Algemeen

De ontstaansgeschiedenis van de vesting Bourtange begint tijdens de Tachtigjarige Oorlog in het jaar 1580. Willem van Oranje gaf toen opdracht om in de “boerentange” een schans met vijf bastions aan te leggen om van daaruit de stad Groningen te veroveren. Door gebrek aan geld en manschappen bleef het aanvankelijke resultaat echter beperkt tot een afgreppeling.

 

Onder druk van bedreigingen van buitenaf werd tot aan het eind van de Tachtigjarige Oorlog de vesting geregeld uitgebreid en versterkt te beginnen bij stadhouder Lodewijk van Nassau die in 1593 de afgreppeling liet uitgraven.

In de eerste jaren na de Tachtigjarige Oorlog werd de basis gelegd voor de structuur die ook nu nog het ruimtelijke beeld bepaald. In 1742 heeft de vesting haar grootste omvang bereikt waarvan ook de Natte Horizon deel uitmaakte. Na enige toevoegingen door de Fransen die tot 1813 in Nederland verbleven werd de vesting in 1870 ontmanteld door het slechten van de wallen en het slopen van de poorten.

 

In 1964 nam een werkgroep het initiatief om een reconstructie naar de toestand van 1742 tot stand te brengen. In 1972 is er met de werkzaamheden een aanvang gemaakt. De huidige situatie laat een nagenoeg geheel oorspronkelijk beeld zien. De Natte Horizon en de Glacis kunnen in de toekomst het beeld completeren.

 

Ruimte

De vesting Bourtange zoals die in de huidige toestand wordt aangetroffen ontleent zijn ruimtelijke structuur aan het vijfhoekige militaire verdedigingswerk. De kern van het dorp bestaat uit een vijfhoekig plein waarvandaan radiaalgewijs een patroon van smalle straten naar de bastions en de courtines voert. Het geheel laat een vrij compact bebouwingsbeeld zien. Langs de rand van het centrale plein staan linden.

 

Buiten het dorp komen op de bastions naast een standerdmolen nog enkele vrijstaande bouwwerken voor met een militaire achtergrond zoals een tweetal kruithuizen. In de courtines bevinden zich nog een paar poorten die toegang tot het dorp mogelijk maken.

 

Plaatsing

In het dorp is de bebouwing zonder voortuinen dicht op straat gesitueerd waardoor compacte enigszins stedelijke ruimtes zijn ontstaan. De nokoriëntatie is wisselend hoewel langs het plein de bebouwing voornamelijk met de nok haaks op de rooilijn is gesitueerd. Buiten het dorp is sprake van een losse situering van de bebouwing.

 

Hoofdvorm/aanzichten/opmaak

De reconstructie had als doel de situatie van 1742 terug te brengen. Het merendeel van de bebouwing bestaat dan ook uit gerestaureerde en gereconstrueerde woonhuizen en militaire bouwwerken. De omvang van de enkelvoudige bouwvolumes beperkt zich meestal tot één bouwlaag met een kap.

Er is sprake van een historische baksteenarchitectuur in een rood- bruine en gele kleur met een verticale geleding, gevelopeningen met zwaar kozijnhout en roedeverdelingen en een enkele metselwerkversiering of ornament.

 

Waardering

Het gehele complex wordt zowel uit historisch militair oogpunt als uit stedenbouwkundige en architectonische overwegingen hoog gewaardeerd wat zich o.a. uit in de status van beschermd dorpsgezicht.

 

Beleidsintenties

In aansluiting op het conserverende bestemmingsplan is ook het welstandsbeleid gericht op behoud en waar nodig en mogelijk het versterken van de historische uitstraling.

 

De redegevende beschrijving van het beschermd dorpsgezicht biedt op zich veel mogelijkheden om een welstandsbeoordeling op te baseren. Toch wordt hiernaast een opsomming gegeven van een aantal evidente aspecten die voor vrijwel alle situaties gelden.

 

Welstandscriteria

 

Plaatsing

  • te allen tijde dienen de bestaande of historische rooilijnen te worden gehandhaafd c.q. hersteld;

  • verdichting van het historische bebouwingsbeeld door bijvoorbeeld het verbreden van een bestaand pand is niet mogelijk;

  • de nokoriëntatie is gerelateerd aan de vorm van de historische plattegrond; de nok is evenwijdig aan de langste zijde.

Hoofdvorm

  • historisch verantwoorde eenvoudige, niet samengestelde hoofdvorm met kap;

  • vakbekwame compositie.

Aanzichten

  • historische baksteenarchitectuur met als referentie de achttiende eeuw.

Opmaak

  • passend bij de historische architectuur;

  • veel aandacht voor de juiste formaten en verwerking(dikte en soort van de voeg) van de gevelsteen;

  • aandacht voor het juiste kozijnhout en de bijbehorende detaillering.

herstructurerings- en ontwikkelingsgebieden

 

Algemeen

In de gemeente Vlagtwedde is in de nabije toekomst regelmatig sprake van grootschalige herstructurerings- en ontwikkelingsprojecten. Op basis van een stedenbouwkundig ontwerp wordt bij die projecten beeldkwaliteitplannen gemaakt.

 

De begrenzing van de reeds bekende en actuele herstructurerings- en ontwikkelingsprojecten wordt op de kaart aangegeven. Voor die gebieden is het onderhavige welstandsbeleid niet meer van toepassing, maar wordt verwezen naar de bijbehorende beeldkwaliteitplannen. Deze worden bij deze welstandsnota gevoegd.

 

Voorbeelden van actuele herstructurerings- en ontwikkelingsprojecten die zijn verwerkt, zijn:

  • Rundedal (Ter Apel);

  • Locatie Brede school (Vlagtwedde);

  • ’t Heem West (Ter Apel);

  • Veelerdiep (Vlagtwedde)

  • ’t Schot (Ter Apel)

7. beschrijving per object

 

1. monumenten en karakteristieke panden

 

Algemeen

Monumenten en panden die in het bestemmingsplan als karakteristiek of beeldbepalend worden aangemerkt worden binnen de welstandsgebieden als bijzonder waardevol beschouwd. Bouwplannen met betrekking tot deze categorie monumentale bouwwerken worden door een integrale monumenten- en welstandscommissie getoetst. Om de cultuurhistorische en architectuurhistorische kwaliteiten te waarborgen is een toetsing op basis van alleen de gebiedsgerichte criteria onvoldoende.

 

Een beschrijving echter met betrekking tot de elementen “ruimte, plaatsing en hoofdvorm/aanzichten/opmaak” is voor deze groep van bouwwerken als geheel niet te maken omdat daarvoor de onderlinge verschillen te groot zijn.

Alle plannen worden daarom beoordeeld aan de hand van de algemene criteria. Voor rijksmonumenten zal de redegevende omschrijving als kader worden gehanteerd waarbinnen deze toetsing zal plaatsvinden.

 

2. civieltechnische kunstwerken

 

Algemeen

Voor civieltechnische kunstwerken zoals bruggen en tunnels, maar ook voor kunstobjecten is een bouwvergunning vereist en wordt een welstandsadvies gevraagd.

 

De ruimtelijke vormgeving van de civieltechnische kunstwerken worden voor een groot deel bepaald door de functie van het kunstwerk, (bijvoorbeeld de verkeersklasse van een brug) en de constructieve mogelijkheden. De laatste jaren is er een tendens om de betekenis en de plek van het civieltechnische kunstwerk nadrukkelijker in de vormgeving te betrekken.

 

Beleid, waardering en ontwikkeling

Bij het beleid dat gericht is op behoud en herstel van de ruimtelijke en functionele kwaliteiten zal de vormgeving van het civieltechnische kunstwerk bij dienen te dragen aan de “leesbaarheid” van de ruimtelijke structuur

 

Welstandsregime

Voor deze kunstwerken geldt een regulier welstandsregime

 

Welstandscriteria

Ligging

  • de situering wordt bepaald door de functie van het civieltechnische kunstwerk.

Massa en vorm

  • de vormgeving is gerelateerd aan de functie van het kunstwerk;

  • de vormgeving is gerelateerd aan de omgeving waarin het kunstwerk aangelegd wordt.

Detaillering

  • de detaillering is passend bij de vormgeving van het kunstwerk.

Materiaal en kleurgebruik

  • het materiaalgebruik van de hoofddraagconstructie wordt bepaald door constructief-functionele aspecten, het overig materiaalgebruik en het kleurgebruik is gerelateerd aan de functie en de omgeving van het kunstwerk.

3. kunstobjecten en herinneringsmonumenten

 

Algemeen

Voor kunstobjecten en herinneringsmonumenten die in de openbare ruimte worden geplaatst is het gebruikelijk dat deze worden begeleid door een commissie waar o.a. deskundigheid op het gebied van kunst en ruimtelijke vormgeving in is vertegenwoordigd. Ook kan het voorkomen dat een kunstwerk of een herinneringsmonument aan de gemeenschap wordt geschonken door b.v. een vereniging of een stichting.

 

Het is niet zinvol in beide gevallen alsnog een welstandsadvies in te winnen. Er dient te worden voorkomen dat de ene commissie de andere “overruled“. Daarom zijn in deze nota voor kunstobjecten en herinneringsmonumenten in de openbare ruimte geen specifieke toetsingscriteria opgenomen.

 

4. reclames

Algemeen

De gemeente Vlagtwedde heeft geen apart reclamebeleid of een reclameverordening. Een reclameaanvraag wordt mits groter dan 0,5 m altijd aan de welstandscommissie voorgelegd. Naast de gebiedsgerichte criteria zullen ook de algemene criteria van toepassing zijn.

 

Reclame aanvragen zullen altijd op de volgende aspecten worden beoordeeld:

  • grootte in relatie tot de omvang van het bouwwerk;

  • relatie tussen gevelarchitectuur en reclamevormgeving. Hierbij moet gedacht worden aan de reclames van franchiseketens en dergelijke;

  • losse letters hebben de voorkeur boven lichtbakken met opschrift;

  • in kleine kernen geen overdadig verlichte reclames.

bijlage I - begrippenkader

 

De matrix is opgebouwd uit een aantal zo te noemen beeldcomponenten. Deze zijn onderverdeeld in vijf hoofdcategorieën, te weten:

 

ruimte:

dit betreft de functionele en ruimtelijke context van een gebied;

 

plaatsing:

dit betreft de situering van de gebouwen op hun locatie;

 

hoofdvorm:

dit betreft de massa-, of volumewerking van de gebouwen

 

aanzichten:

dit betreft de hoofdlijnen van de architectuur;

 

opmaak:

dit betreft het materiaal- en kleurgebruik, de details en de ornamentiek.

 

Elke hoofdcategorie is onderverdeeld in een aantal beeldcomponenten.

 

In de meeste situaties valt er over elk beeldcomponent wel één of meer karakteristieken te duiden. Soms is een item voor een bepaalde situatie irrelevant en is dan niet van toepassing. Het is ook goed denkbaar dat er zich meer of andere beeldcomponenten aandienen. In incidentele gevallen kunnen deze altijd onder ‘opmerkingen’ worden behandeld, maar als sprake is van een vaker voorkomend item kan de matrix natuurlijk ook worden aangepast of aangevuld. De items in de matrix zijn weliswaar de resultante van geteste vooronderstellingen, maar ze zijn niet heilig en kunnen dus worden vervangen en uitgewisseld.

 

Ruimte

Hier zijn onder meer de volgende beeldcomponenten van belang.

 

locatie type

Hier gaat het om de aard van de situatie en de karakteristiek van het omgevingsbeeld op grotere schaal.

Voorbeelden: open landschap, woonwijk uit bepaalde periode, dorpstype (wierdedorp, dijkdorp, wegdorp en dergelijke). Voor algemene typeringen van historische nederzettingskarakteristieken ligt het voor de hand zich te baseren op de provinciale nota ‘Dorpen in Groningen’.

 

object type

Dit betreft een karakterisering van de bebouwing in het betreffende gebied naar vorm en functie.

Voorbeelden : boerderijen, villa’s, bedrijfsbebouwing, woonhuizen enzovoorts.

 

beeldtypering

Hier gaat het om een typering van de samenhang tussen bebouwing en ruimte.

Voorbeelden: laanbebouwing, dorpsbebouwing, tuindorp, planmatige uitbreiding, recreatiebouw en dergelijke.

 

tijdsperiode

Betreft globaal de periode waarin de betreffende situatie tot stand is gekomen.

Voorbeelden: rond 1900, 19de eeuw, jaren ‘20 en ‘30, enzovoorts.

 

Plaatsing

 

relatieve positie

Hierbij gaat het om de onderlinge positie van de bebouwing ten opzichte van de (denkbeeldige) rooilijn.

Voorbeelden: in de rooilijn, enigszins verspringend, (sterk) wisselend, gestaffeld, onbepaald enzovoorts.

 

afstand tot de weg

Hier wordt een indicatie gegeven van de afstand van de bebouwing tot de openbare weg.

Voorbeelden: direct op de weg (indicatie minder dan 2 m), enige afstand tot de weg (indicatie 2 tot 10 m), ruimte afstand tot de weg (indicatie 10 tot 20 m), grote afstand tot de weg (indicatie meer dan 20 m).

 

relatief verband

Dit betreft de onderlinge tussenafstanden van de gebouwen en de mate waarin de ruimte tussen de gebouwen tot een open of gesloten karakter leidt.

Voorbeelden: gesloten bebouwing, tamelijk gesloten bebouwing, open bebouwing, solitaire bebouwing.

 

groepering op het erf

Hier gaat het om de groepering van gebouwen op het erf in hun onderling verband.

Voorbeelden: hoofdgebouw prominent, bijgebouwen zichtbaar, clustering, ruime setting enzovoorts.

 

richting van de bouwvorm

Dit betreft de hoofdrichting van de bebouwing ten opzichte van de weg.

Voorbeelden: langs, dwars, schuin, indifferent en dergelijke.

 

Hoofdvorm

contour

Bij contour is het profiel van de bouwmassa in het geding. Dit wordt aangegeven in de karakteristieke duiding van de hoogte in relatie met het profiel.

Voorbeelden: één bouwlaag met kap, twee bouwlagen plat en dergelijke.

 

relatieve omvang

Dit betreft de grootte van de gebouwen in hun onderlinge relatie. Voorbeelden: onderling overeenkomstig, enig onderling verschil, onderling verschil, veel onderling verschil en dergelijke.

 

geleding van de bouwmassa

Hier gaat het om de indicatie hoe de bouwmassa van het gebouw is samengesteld; is er bijvoorbeeld sprake van één afleesbaar volume of bestaat het gebouw uit twee of meer afzonderlijk te benoemen bouwmassa’s.

Voorbeelden: enkelvoudig, samengesteld.

 

plastiek

Dit betreft de kenmerkende plastische vormbehandeling van de gebouwen; is er sprake van een strakke vorm of heeft het gebouw uitbouwen of insnoeringen en dergelijke.

Voorbeelden: sober, minder sober, gemiddeld, complex, zeer complex en dergelijke.

 

Aanzichten

 

stijl

Dit betreft een aanduiding van de bouwstijl van de bebouwing in globale zin.

Voorbeelden: traditioneel, afgeleid traditioneel, jaren ‘20/’30, modern en dergelijke.

 

compositie

Hier gaat het om de architectonische geleding van de gevels, zoals deze bijvoorbeeld zichtbaar is in de vorm van de gevelopeningen en kozijnen.

Voorbeelden: horizontaal, verticaal, wisselend, indifferent en dergelijke.

 

transparantie gevels

Dit betreft de mate van openheid van de op de openbare ruimte gerichte gevels.

Voorbeelden: open, enigszins open, gesloten en dergelijke.

 

Opmaak

 

kleur

Dit betreft de hoofdkleur van de gevels en daken van de bebouwing. Voorbeelden: rood, groen met zwart en dergelijke.

 

kleurtoon

Dit betreft de overwegende toonzetting in het kleurgebruik van de bebouwing; het gaat daarbij om gradaties van helderheid in het materiaal- en kleurgebruik.

Voorbeelden: lichte kleurtoon, middentoon, donkere kleurtoon en dergelijke.

 

materiaal

Dit betreft de aard van de beeldbepalende materialen van met name gevels en daken van de bebouwing.

Voorbeelden: steenachtig, hout, rieten daken en dergelijke.

 

detail en ornament

Dit betreft de kenmerkende detaillering en versiering van de bebouwing, die bijdraagt aan de expressie.

Voorbeelden: geen tot bescheiden, eenvoudig, gemiddeld, enigszins rijk, rijk en dergelijke.

 

Samenvatting matrix

Elk beeldcomponent is in de matrix nader gespecificeerd. De kolom “beschrijving” biedt ruimte voor een korte duiding in telegramstijl van de belangrijkste kenmerken. Er is uiteraard altijd ruimte voor bemerkingen die niet onder een bepaalde component kunnen worden geschikt. Bovendien kan in de beredeneerde beschrijving van een meer uitgebreide behandeling sprake zijn.

 

Gradatie

In de kolom “gradatie” wordt aangegeven in welke mate de beeldcomponent zich in het gebied voordoet. In een bepaald buitengebied komen bijvoorbeeld in hoofdzaak boerderijen voor, maar ook wel woonhuizen. In de beschrijving onder objecttype wordt bijvoorbeeld boerderijen aangegeven, waarna in de gradatiekolom kan worden geduid in welke mate de beschrijving van toepassing is. De boerderijen kunnen het beeld in het gebied bijvoorbeeld zodanig bepalen dat sprake is van een beeldbepalende gradatie. Wanneer ook andere bebouwing, zoals hier burgerwoningen een rol spelen, dan kan men ook voor de gradatie “overwegend” kiezen.

Als er sprake is van een zeker evenwicht in het ruimtelijk beeld, maar niettemin de boerderijen als de belangrijkste beelddragers worden gezien, ligt de gradatie “gevarieerd” voor de hand. Indien beide typen van bebouwing in min of meer gelijke mate bepalend zijn voor het ruimtelijk beeld is het meer aangewezen om in de beschrijving te kiezen voor “boerderijen en woonhuizen”.

 

Uitgangspunt is dus niet primair de exacte verhouding in de mate waarin de verschillende elementen voorkomen, maar veeleer hoe deze zich in de waarneming van de beleidsmakers voordoen. Ook hier biedt de beredeneerde beschrijving uiteraard alle ruimte om mogelijke omissies in de matrix te benoemen.

 

Waardering

Onder “waardering” wordt voor elk beschreven beeldcomponent de waardering aangegeven van het betreffende aspect in de gebiedseigen context. Wanneer een gebied wordt bepaald door vrijstaande bebouwing op ruime erven, dan zullen deze componenten voor dit gebied altijd positief worden gewaardeerd, omdat zij intrinsiek zijn voor het gebied.

 

Daarnaast speelt een waardering van verschillende beeldcomponenten, die stoelt op ervaring en kennis van de opstellers van het gemeentelijk welstandsbeleid. Het is van belang dat deze waardering niet alleen door deskundigen, maar ook door burgers en bestuurders wordt gedragen. Tenslotte is een waardering ook afhankelijk van de visie die er op een bepaald gebied bestaat.

De waardering voor verschillende aspecten van ruimtelijke kwaliteit kan afhankelijk zijn van bijvoorbeeld de uitstraling die een gemeente met een bepaald gebied voorstaat. Een gemeente die zichzelf als een groene parel profileert, zal veel belang hechten aan het (openbaar) groen in de gemeente.

 

Kale erven en boomloze straten zullen in het gegeven voorbeeld dan negatief scoren.

In de waarderingskolom bestaat de waardering uit drie smaken: positief, neutraal, negatief.

 

Beleid

In deze kolom wordt voor de betreffende beeldcomponenten het beleid geduid, maar er is in veel gevallen natuurlijk ook sprake van beleid in meer algemene of specifieke zin, zoals dat in andere beleidsstukken van de gemeente is uitgesproken. Op basis van lokale politieke discussie zal het welstandsbeleid voor de verschillende gebieden moeten worden vastgesteld.

In de matrix zijn hiervoor vier smaken aangegeven:

 

1. handhaven

Hierbij gaat het om de intentie om het bestaande ruimtelijk beeld als zodanig zoveel mogelijk als te handhaven en als uitgangspunt te hanteren voor verdere ontwikkeling. (Dit beleid zal in ieder geval voor beschermde gezichten van toepassing zijn.)

 

2. respecteren

Bij dit beleid staat het zorgvuldig omgaan met bestaande waarden voorop. Deze hoeven niet altijd letterlijk in stand te blijven, maar dienen met respect te worden geïnterpreteerd bij nieuwe ontwikkelingen. De bestaande situatie geldt als bepalend voor verdere ontwikkelingen.

 

3. incidenteel wijzigen

Hier krijgt het continue transformatieproces de ruimte, waarbij de bestaande situatie weliswaar als leidraad wordt genomen, maar gaandeweg wordt vervangen door nieuwe oplossingen en nieuwe beelden. Veranderen is hier niet een beleidsdoel op zichzelf, maar het beleid gaat uit van de veranderbaarheid van het gebied.

 

4. planmatig wijzigen

Dit beleid is gericht op verandering. Het gaat hier om een bewuste verandering van het ruimtelijk beeld en de ruimtelijke kwaliteit. Dit kan van toepassing zijn voor de verandering van een weidegebied in een woonwijk, maar geldt in het algemeen voor herstructureringsgebieden.

bijlage II - straatnamenregister

 

Voor de koppeling tussen de welstandsnota en de woningadressen, wordt verwezen naar het digitale zoeksysteem van de gemeente Vlagtwedde.

bijlage III - monumentenlijst

 

Overzicht van in het Rijksregister van beschermde monumenten opgenomen objecten:

 

Bourtange

Marktplein 5 (nr. 37439)

Pand onder zadeldak, tussen puntgevels, met jaartalankers 1661.

Vormt een geheel met het buurnummer 7; zgn. militaire bakkerij.

 

Marktplein 7 (nr. 37440)

Pand onder zadeldak tussen puntgevels, doorsneden door twee tandlijsten. Vormt een geheel met het buurnummer 5; zgn. militaire bakkerij.

 

Marktplein 13 (nr. 37441)

Gaaf 19e eeuws dorpshuis (schoolmeesterswoning). Voorgevel met twee hoekpilasters en forse kroonlijst, waarboven voorschild van het dak met topschoorsteen. Vier stoeppaden met schakelkettingen.

 

Marktplein 6 (nr. 37442)

Onderkelderd pand onder zadeldak plm. 1948 gerestaureerd. In jaartalankers 1647 gedateerd.

 

Marktplein 8 (nr. 37443)

Diep pand onder zadeldak, waarvan het voorhuis, evenals bij de Oldamster boerderijen versmalt. Bouwmassa gaaf.

 

Marktplein (nr. 37444)

Marktplein met keienbestrating en lindenbomen.

Batterijenstraat 4, 6, 8, 10 (nr. 37445)

Baraquen; pand onder zadeldak tussen puntgevels, waarin ondergebracht 4 woningen.

 

Vlagtwedderstraat 33 en 33a (nr. 37446)

Boerderij van het Westerwoldse type met brede voorgevel.

 

Marktplein 2a (nr. 37447)

Hervormde Kerk

 

onbekend (nr. 37448)

Voorwerk aan de rijksgrens bij voormalig Abeltjeshuis; plm. 800 meter lange wal met kreupelhout begroeid, waarvoor een gracht.

Twee hardstenen grenspalen nr. 181 en 182.

 

onbekend (nr. 37449)

Gracht aan de noord- en noordwestzijde van de vesting.

 

Hebrecht

J. Buiskoolweg 15 (nr. 520942/5209431520944)

Complex bestaande uit een weg met beplanting en vaste brug,

 

Jipsinghuizen

Weenderstraat 19 (nr. 37450)

Grote boerderij van het Westerwoldse type.

 

Laude

Oosterkamperweg 19 (nr. 37451)

Grote boerderij zonder uitgebouwd voorhuis.

 

Ter Apelerstraat 28 (nr. 37452)

Zeer fraaie grote boerderij met omlijste ingang

 

Laudermarke

Veenweg 41 (nr. 37453)

Boerderij van het hallehuistype dus zonder uitgebouwd voorhuis.

 

Sellingen

Borgerweg 4 (nr. 37454)

Grote boerderij van het late Westerwoldse type met omlijste ingang,

 

Torenstraat 12 (nr. 37455)

Herv. Kerk. Vroeggotisch kerkgebouw

 

Sellingerbeetse

Beetserweg 34 (nr. 520948)

Ontginningsboerderij van het kop-romptype.

 

Ter Apel

Boslaan (nr. 37457)

Kloostercomplex.

 

onbekend (nr. 37458)

Redoute Barnflair, behorend tot de 1e linie van de Eems

 

Oude Weg 41 (nr. 520945)

Schoolgebouw met aangebouwde rijwielberging en aangebouwde conciërgewoning

 

Kapelweg 13 (nr. 520947)

Voormalig zusterhuis met bewaar- en naaischool

 

Munnekemoer Oost 4 (nr. 520956)

Voormalige sluiswachterwoning.

 

Schotslaan 7 (nr. 520955)

Villa met aangebouwd achterhuis.

 

Boslaan 4 (nr. 520954)

Rentenierswoning met aangebouwd achterhuis.

 

Hoofdstraat 6 (nr. 520939/520940/520941)

Herenhuis met aangebouwd koetshuis.

 

Hoofdstraat 10 (nr. 520950)

Herenhuis met aangebouwde schuur.

 

Hoofdstraat 18 (nr. 520951)

Herenhuis met aangebouwde berging

 

Hoofdstraat 28 (nr. 520952)

Voormalig bankgebouw,

 

Hoofdstraat 37 (nr. 520953)

Winkelwoning.

Sellingerstraat nabij no. 19 (nr. 520949)

Transformatorgebouw.

 

Ter Borg

Borgerweg 1 (nr. 37459)

Boerderij uit 1878 van het Oldamster type met deftig voorhuis.

 

Borgerweg 3 (nr. 37460)

Grote boerderij uit 1826 waarvan het voorhuis gelijke breedte heeft als de schuur.

 

Borgerweg 7 (nr. 37461)

Eenvoudige boerderij van het Westerwoldse type.

 

Borgerweg (nr. 37462)

Schaapskooi.

 

Ter Haar

Sellingerstraat 24 (nr. 37463)

Standaardmolen.

 

Ter Wisch

Sellingerstraat 5 (nr. 37464)

Een der laatste boerderijen van het Saksische dwarsgedeelte uit plm. 1790.

 

Ter Apelerstraat 42 (nr. 520936/520937/520938)

Ontginningsboerderij met bij schuur.

 

Veele

Veelerweg 8 (nr. 37465)

Boerderij.

 

Vlagtwedde

Kerkstraat 1 (nr. 37466)

Hervormde Kerk.

 

Schoolstraat 29 (nr. 37467)

Grote boerderij van het Oldamster type,

 

Onbekend (nr. 37469)

“Geeselberg”. Een door mensenhanden opgeworpen heuvel, die eertijds diende als gerechtsplaats. (sectie L, no. 12).

 

Vledderkamp 60 (nr. 460737)

Eénklaviersorgel in Gereformeerde Kerk.

 

Weende

Weenderstraat 46 (nr. 37470)

Grote boerderij van het Oldamstertype.

 

Weenderstraat 47 (nr. 37471)

Gave boerderij van het Westerwoldsetype

 

Weenderstraat 53 (nr. 37472)

Boerderij van de Oldamstertype.

bijlage IV - welstandskaart

 

Wijziging excessenregeling in de Welstandsnota

 

De raad van de gemeente Vlagtwedde;

 

op voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d. 19 oktober 2017, no. Z/17/062463/D­-182222, afdeling Ruimte;

 

om de excessenregeling in de Welstandsnota gewijzigd vast te stellen waardoor de gemeente een -extra- handvat wordt geboden om handhavend op te treden tegen rotte kiezen;

 

besluit:

 

  • 1.

    de excessenregeling in paragraaf 4.11 van de Welstandsnota te vervangen door een nieuwe regeling, overeenkomstig het bepaalde in de bij dit besluit behorende bijlage;

  • 2.

    te bepalen dat het besluit onder 1. in werking treedt met ingang van de dag na publicatie.

Aldus besloten in de openbare vergadering van 31 oktober 2017.

 

De raad voornoemd,

mevrouw L.A.M. Kompier,

voorzitter

 

de heer H.R. Kastermans,

griffier

4.11 Excessenregeling

De gemeente hanteert bij het toepassen van de excessenregeling het criterium dat er sprake moet zijn van een buitensporigheid in het uiterlijk die ook voor niet-deskundigen evident is en die afbreuk doet aan de ruimtelijke kwaliteit van een gebied. Vaak heeft deze betrekking op:

  • het visueel (het aanzicht vanaf de weg) of fysiek (slecht toegankelijk voor o.a. hulpdiensten) afsluiten van een bouwwerk van zijn omgeving;

  • ernstig verval van bouwwerken, zoals achterstallig onderhoud;

  • het ontkennen of vernietigen van architectonische bijzonderheden bij aanpassing van een bouwwerk;

  • armoedig materiaalgebruik;

  • toepassing van felle en (sterk) contrasterende kleuren;

  • te opdringerige reclames;

  • een te grove inbreuk op wat in de omgeving gebruikelijk is.

Het komt steeds vaker voor dat panden niet of onvoldoende worden onderhouden en het uiterlijk (mede) daardoor verwaarloosd. Het college heeft op grond van de Woningwet/Wabo de bevoegdheid (beginselplicht) om handhavend op te treden tegen eigenaren van vervallen panden en ze te verplichten voorzieningen te treffen aan hun pand, ten einde het pand te laten voldoen aan de criteria die voortvloeien uit de Woningwet.

 

Inleiding

Omdat juist de uiterlijke verwaarlozing van panden veelal de grootste ergernis voor de omgeving oplevert, is het wenselijk om ook hiertegen handhavend op te kunnen treden. Tegen deze uiterlijke verwaarlozing kan worden opgetreden als het college van oordeel is dat sprake is van ernstige strijd met redelijke eisen van welstand. Hier wordt gedoeld op de zogenaamde excessenregeling, die onderdeel uitmaakt van de welstandsnota.

Bij de aanpak van vervallen panden gaat het om een nalaten te handelen. Slecht of onvoldoende onderhoud kan namelijk resulteren in verwaarlozing, waardoor de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving wordt aangetast. Om het juridisch mogelijk te maken dat de uiterlijke verwaarlozing van panden kan worden aangepakt, dient deze excessenregeling, als onderdeel van de Welstandsnota, criteria te bevatten waaraan getoetst kan worden. Het vaststellen en wijzigen van de welstandsnota is een raadsbevoegdheid.

 

Criteria bij excessen

Er is sprake van een exces, indien een bouwwerk in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand. Bij het toepassen van de excessenregeling is het basiscriterium dat er sprake moet zijn van een buitensporigheid in het uiterlijk die ook voor niet-deskundigen evident is en die afbreuk doet aan de ruimtelijke kwaliteit van een gebied. Het gaat hierbij om zaken die aantoonbaar ondeugdelijk van uitvoering zijn, verloedering van de omgeving van het bouwwerk in de hand werken, of aan de andere kant aanstootgevend zijn. Hieronder worden de criteria bij excessen aangegeven.

 

Er is sprake van een ernstige mate van strijd met redelijke eisen van welstand:

  • als een bouwwerk dan wel een gezichtsbepalend deel van een bouwwerk fysiek of visueel wordt afgesloten van zijn omgeving;

  • als waardevolle architectonische bijzonderheden worden ontkend of vernietigd bij aanpassing of uitbreiding van een bouwwerk;

  • in geval van armoedig materiaalgebruik;

  • als felle, detonerende, sterk contrasterende of geheel van de omgeving afwijkende kleuren worden toegepast;

  • als gebruik wordt gemaakt van te opdringerige reclames, te veelvuldig herhaalde reclames of te grote reclames en de huisstijl de gevels domineert;

  • als gebruik wordt gemaakt van LCD of LED schermen of lichtkranten;

  • als vernieuwd werk niet is afgestemd op het origineel zodat onderscheid bestaat in voegwerk, schilderwerk, kleurstelling, materiaalgebruik en details bij eenzelfde bouwwerk waar dit onderscheid oorspronkelijk niet bestond;

  • als de detaillering van gevels in ernstige mate wordt verstoord door (onderdelen van) installaties of andere toevoegingen;

  • als het bouwwerk een te grove inbreuk maakt op wat in de omgeving gebruikelijk is (zie daarvoor de gebiedsgerichte welstandscriteria).

Er is verder sprake van een ernstige mate van strijd met redelijke eisen van welstand bij bestaande gebouwen of bouwwerken:

  • bij gedeeltelijke afbraak, sloop of instorting van een gebouw of bouwwerk;

  • wanneer sprake is van een gebouw of bouwwerk dat aan de buitenzijde geheel of gedeeltelijk in ernstige mate is beschadigd wat blijkt uit signalen als bijvoorbeeld kapotte ruiten, dichtgetimmerde ramen, verrotte houtconstructies, afbladderende verf, aangetaste gootconstructies en voegwerk, loszittende stenen, ontbrekende dakpannen etc.;

  • wanneer het gebouw of bouwvverk of een gedeelte daarvan in zichtbare staat van verwaarlozing verkeert en/of waar sprake is van ernstig achterstallig onderhoud waardoor het oorspronkelijk karakter van het gebouw of bouwwerk (deels) te niet wordt gedaan.

Bovenstaande is geen limitatieve opsomming. Er kunnen zich ook andere situaties voordoen waarbij sprake is van ernstige strijd met redelijke eisen van welstand.

 

Indien sprake is van een bijzondere, motiverende, architectonische meerwaarde of als kan worden getwijfeld aan de toepasbaarheid van de bovenstaande criteria, kan aan de criteria worden voorbij gegaan, na een positief en gemotiveerd advies van de welstandscommissie. Het zal duidelijk zijn dat in een gebied waarvoor een aanduiding als bijzonder welstandsgebied geldt eerder sprake kan zijn van een exces dan in een gebied met een aanduiding als regulier welstandsgebied. Verder zal bij de toepassing van deze criteria eerder sprake zijn van een exces naarmate:

  • een bouwwerk meer in het zicht staat en de openbare ruimte van groter belang is voor het aanzicht van het betreffende gebied of het landschap;

  • een gebied een hogere cultuurhistorische waarde heeft;

  • er meer van de genoemde criteria van toepassing zijn.

In een aantal situaties speelt het aspect tijd een belangrijke rol bij de vaststelling of iets als een exces kan en mag worden aangemerkt. Hiermee dient bij de vaststelling rekening te worden gehouden. Zo zal bijvoorbeeld bij de aspecten 'zichtbare verwaarlozing' en 'ernstig achterstallig onderhoud' moeten worden bekeken of sprake is van een onevenredige periode (ten opzichte van gebruikelijke en algemeen geaccepteerde tijdsintervallen die hiervoor gelden) waarin geen of onvoldoende onderhoud wordt gepleegd, waardoor een object als verwaarloosd kan worden aangemerkt. Voor de beantwoording van de vraag of er sprake is van een exces zal het college advies inwinnen bij de Welstandscommissie. Op basis van dit gemotiveerd advies zal het college bepalen hoe met dit exces om te gaan.

Aldus besloten in de openbare vergadering van 25 september 2019.

De raad voornoemd,

raadsgriffier

voorzitter