Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gouda

Nota Bodembeheer Midden-Holland en Zoetermeer 2016-2021 en bijbehorende Bodemkwaliteitskaart

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieGouda
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNota Bodembeheer Midden-Holland en Zoetermeer 2016-2021 en bijbehorende Bodemkwaliteitskaart
CiteertitelNota Bodembeheer Midden-Holland en Zoetermeer 2016-2021 en bijbehorende Bodemkwaliteitskaart
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De datum inwerkingtreding van deze regeling kan niet worden achterhaald en is bij benadering ingevuld.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-12-2016nieuwe regeling

23-11-2016

Goudse Post

Tekst van de regeling

Intitulé

Nota Bodembeheer Midden-Holland en Zoetermeer 2016-2021 en bijbehorende Bodemkwaliteitskaart

 

1 Inleiding

1.1. Waarom deze nota?

Gemeenten zijn het bevoegd gezag voor het toepassen van grond, baggerspecie en bouwstoffen op of in de landbodem. Dit is sinds 1 juli 2008 geregeld in het Besluit bodemkwaliteit en de Regeling Bodemkwaliteit (hierna: Bbk, [1 en 2] ). Op grond van het Bbk moeten de gemeenten tenminste een bodemfunctiekaart opstellen. Willen gemeenten het hergebruik van grond en bagger doelmatig en weloverwogen regelen, dan zijn daarnaast een bodemkwaliteitskaart (BKK) en Nota Bodembeheer onmisbaar.

 

Zonder BKK en Nota zijn gemeenten namelijk gehouden aan een strikt generiek toetsingskader en hebben dan geen beleidsvrijheid. Ook zou dan elke partij grond of bagger moeten worden gekeurd en dient ook de ontvangende locatie te worden onderzocht. Dit belemmert het hergebruik van grond en bagger. Daarom heeft de regio Midden-Holland al sinds 2002 een gebiedsgericht beleid voor hergebruik van grond en bagger. Dit is vanaf 2002 vastgelegd in gemeentelijk bodembeheerplannen en later samengevoegd tot één gezamenlijke Nota Bodembeheer [3]. De laatste Nota Bodembeheer is vastgesteld in 2011. De bijbehorende bodemkwaliteitskaart is geldig tot najaar 2016. Het is wenselijk om ook vanaf 2016 gebruik te kunnen maken van gebiedsspecifiek beleid in plaats van generieke normen. Deze Nota Bodembeheer vervangt het eerder opgestelde Nota Bodembeheer.

 

In deze Nota Bodembeheer worden de randvoorwaarden voor grond- en baggerverzet beschreven. Doelstelling van de nota is het mogelijk maken van zoveel mogelijk hergebruik van grond en bagger, zonder dat dit onacceptabele risico’s oplevert voor de volksgezondheid en ecologie.

 

Naast deze nota is een nieuwe bodemkwaliteitskaart en een bodemfunctieklassenkaart opgesteld. De bodemkwaliteitskaart bestaat uit meerdere kaarten:

  • -

    Ontgravingskaart voor de bovengrond (0 tot 0,5 meter) en ondergrond (0,5 tot 2 meter beneden maaiveld). Deze kaart geeft de chemische bodemkwaliteit weer.

  • -

    Generieke toepassingskaart voor de bovengrond (0 tot 0,5 meter) en ondergrond (0,5 tot 2 meter beneden maaiveld). Op deze kaart worden de toepassingseisen afgebeeld.

1.2. Beheergebied

De regio Midden-Holland bestaat uit de gemeenten Gouda, Zuidplas, Waddinxveen, Krimpenerwaard, Alphen aan den Rijn en Bodegraven-Reeuwijk. Door samen een bodemkwaliteitskaart en beleid op te stellen kan al sinds 2002 elkaars grond worden hergebruikt. Dit levert veel voordeel op, want vrijkomende grond uit de ene gemeente, kan dikwijls zonder keuring worden hergebruikt in een andere gemeente. Hoe meer gemeenten zich aansluiten bij het beheergebied, hoe groter de mogelijkheden voor hergebruik zijn. De gemeente Zoetermeer sluit daarom voor het hergebruik van grond en bagger sinds 2011 aan bij de regio Midden-Holland. In deze nota wordt het grondgebied van de regio Midden-Holland en de gemeente Zoetermeer “de regio” genoemd.

 

Om de mogelijkheden voor grondverzet nog verder te vergroten hebben de gemeenten ervoor gekozen de provincies Zuid-Holland, Noord-Holland en Utrecht aan te wijzen als mogelijke locaties van herkomst. In het Bbk wordt dit het “bodembeheergebied” genoemd. Paragraaf 5.1 gaat hier dieper op in. De bestuursorganen van gemeenten in het bodembeheergebied zijn hier in 2011 over geïnformeerd.

1.3. Reikwijdte

In deze Nota Bodembeheer zijn het beleid en de regels voor het nuttig toepassen van milieuhygiënisch geschikte grond en baggerspecie op de landbodem binnen de regio Midden- Holland en Zoetermeer beschreven. Voor toepassingen in oppervlaktewater zijn de waterschappen het bevoegd gezag.

Wat wordt verstaan onder ‘milieuhygiënisch geschikt’ wordt in deze Nota uitgebreid beschreven. Sterk verontreinigde grond en bagger (gehalten die de Interventiewaarden overschrijden) vallen hier in ieder geval niet onder. Ook het saneren van grond en grondwater valt buiten de reikwijdte van deze Nota.

 

Hoewel er raakvlak bestaat met civiel technische kwaliteiten van ophoogmaterialen, valt dit buiten de reikwijdte van deze nota.

 

In het Bbk worden veel onderwerpen geregeld die landelijk gelden en waar gemeenten geen vrijheid hebben voor het stellen van nadere regels. Het betreft:

  • -

    Kwaliteitscriteria voor bodemwerkzaamheden

  • -

    Toepassen van bouwstoffen

  • -

    Toepassen van grond en baggerspecie in grootschalige bodemtoepassingen

  • -

    Verspreiden van baggerspecie op aangrenzende percelen

  • -

    In welke gevallen een toepassing als nuttig kan worden beschouwd

  • -

    Tijdelijk opslaan van grond en baggerspecie

  • -

    Het melden van toepassingen

Omdat de wetgeving voor deze onderwerpen landelijk uniform zijn, wordt hiervoor in deze Nota waar nodig verwezen naar het Bbk en de Handreiking Besluit bodemkwaliteit [4]. De nota is dus nadrukkelijk geen samenvatting van het Bbk.

1.4. Betrokken organisaties

Gedurende de totstandkoming van de bodemkwaliteitskaart en de Nota Bodembeheer in 2011 zijn veel actoren betrokken. Omdat het beleid op hoofdlijnen niet wijzigt, is er dit maal voor gekozen om met een kleinere groep van actoren de Nota uit 2011 te evalueren. Het betrof het Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard, Hoogheemraadschap van Rijnland, Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, Stichting Bodembeheer Krimpenerwaard, provincie Zuid-Holland en de betrokken gemeenten.

1.5. Geldigheidsduur en Omgevingswet

De Nota Bodembeheer wordt vastgesteld voor een periode van maximaal 10 jaar. De bodemkwaliteitskaart en functiekaart, waar de Nota op is gebaseerd, dienen daarentegen elke 5 jaar beleidsmatig te worden vastgesteld. Hierbij moet worden beoordeeld of nieuwe gegevens leiden tot een noodzaak tot herziening van de kaarten en de Nota Bodembeheer. Ook in het geval er geen wijzigingen in de BKK optreden moet de BKK iedere 5 jaar worden vastgesteld [6]. In het 5e jaar na inwerkintreding van de Nota (2021) zal dus worden onderzocht of de BKK moet worden aangepast. Dit is tevens een geschikt moment om de Nota te evalueren.

 

De regels over hergebruik van grond en bagger uit het Besluit bodemkwaliteit zullen naar verwachting in 2018 overgaan naar het stelsel van de Omgevingswet. Middels overgangsrecht zal daarin worden geregeld dat bestaande bodemkwaliteitskaarten en Nota Bodembeheer een bepaalde geldigheid behouden. In 2021 kan voor de regio Midden-Holland vervolgens een nieuwe bodemkwaliteitskaart

 

worden opgesteld onder het stelsel van de Omgevingswet. Daarbij zal het gebiedsspecifieke beleid voor hergebruik van grond en bagger waarschijnlijk in het omgevingsplan en/of omgevingsvisie van de gemeenten moeten worden opgenomen.

1.6. Verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid

1.6.1.Verantwoordelijkheid

De verantwoordelijkheid voor naleving van de regels bij het toepassen van grond ligt in eerste instantie bij de initiatiefnemer. Maar ook eenieder die op een bepaald moment in enig opzicht invloed heeft op (een deel van) de toepassing kan worden aangesproken; bijvoorbeeld een eigenaar, erfpachter, huurder of bruiklener. De initiatiefnemer voor de grondtoepassing, of een hiertoe gemachtigd persoon (ontdoener van de grond of tussenpersoon zoals een aannemer of adviesbureau), is dan ook verplicht om het toepassen van grond te melden.

 

De verantwoordelijkheid van de initiatiefnemer voor het grondverzet en de eigenaar/huurder van de toepassingslocatie ligt verankerd in de wettelijke zorgplicht:

  • Algemene zorgplicht in het kader van de Wet milieubeheer (artikel 1.1.a): achterwege laten van handelingen, die nadelige gevolgen voor het milieu veroorzaken.

  • Zorgplicht uit de Wet bodembescherming (artikel 13): eenieder die handelingen verricht, die kunnen leiden tot bodemverontreiniging, is verplicht preventieve en zo nodig herstellende maatregelen te treffen.

  • Zorgplicht voor handelingen inzake afvalstoffen. Met afvalstoffen wordt gedoeld op bijlage 1

  • van EU-richtlijn afvalstoffen van 1975. In de Wet milieubeheer wordt hierop ingegaan in de artikelen 10.1 en 10.2. Bij bodemsanering gaat het dan om verontreinigd puin, sintels, teerresten et cetera.

1.6.2.Aansprakelijkheid

De bodemfunctieklassenkaart, de bodemkwaliteitskaart en deze Nota Bodembeheer zijn met grote zorgvuldigheid opgesteld. De bodemkwaliteitskaart biedt geen harde garanties voor de kwaliteit van een partij grond. De kaart doet alleen een uitspraak over welke kwaliteit in het algemeen verwacht mag worden. De kwaliteit van een individuele partij kan daarvan afwijken. De eindverantwoordelijkheid voor de toepassing van grond blijft bij de initiatiefnemer voor het grondverzet en daarna eenieder die macht uitoefent op de toepassingslocatie. Als twijfel bestaat over de kwaliteit van de grond, wordt geadviseerd een onderzoek te laten uitvoeren.

1.7. Leeswijzer

De uitgangspunten voor het nieuwe beleid zijn uitgewerkt in hoofdstuk 2. Het Besluit bodemkwaliteit kent twee belangrijke instrumenten: de bodemfunctieklassenkaart en de bodemkwaliteitskaart. Deze worden in hoofdstuk 3 toegelicht. Aan de hand van deze kaarten wordt de lezer in hoofdstuk 4 meegenomen naar de beslissing om gebiedsspecifiek beleid uit te werken. Vervolgens leidt dit tot Lokaal Maximale Waarden voor grond (hoofdstuk 5) en bagger (hoofdstuk 6).

 

In de nota wordt herhaaldelijk verwezen naar “het bevoegd gezag Bbk”. Hiermee wordt voor de gemeenten Gouda, Waddinxveen, Zuidplas, Krimpenerwaard, Alphen aan den Rijn en Bodegraven- Reeuwijk de Omgevingsdienst Midden-Holland (ODMH) bedoeld. De ODMH is voor deze gemeenten

 

gemandateerd voor het uitvoeren van de taken van het Besluit bodemkwaliteit. Voor de gemeente Zoetermeer geldt dat zij zelf opereert als bevoegd gezag Bbk.

 

Waar het in deze Nota gaat over risico’s, wordt bedoeld: risico’s voor de gezondheid van mensen en/of ecologie.

 

Het is onvermijdelijk dat de nota veel vakjargon en afkortingen bevat. De belangrijkste afkortingen worden hieronder genoemd:

  • BFK = Bodemfunctieklassenkaart. Kaart met daarop een indeling van de gemeente of beheergebied in de volgende bodemfuncties: Landbouw/natuur, Wonen en Industrie

  • BKK = Bodemkwaliteitskaart. Dit is niet één kaart, maar een verzameling van kaarten,

  • waaronder de kaart met een karakteristiek van de gebiedseigen bodemkwaliteit (op basis van het gemiddelde) de belangrijkste is.

  • LMW = Lokaal Maximale Waarden. Lokaal vastgestelde waarden voor de bodemkwaliteit waaraan de toe te passen grond en baggerspecie moet voldoen.

  • RTB = Risicotoolbox. Een website van het RIVM waarop van concentraties van stoffen in bodem kan worden getoetst in een rekenmodel of deze bij bepaalde typen bodemgebruik risico’s met zich meebrengen.

In bijlage 1 is een uitgebreide lijst met verklaringen van begrippen opgenomen.

2 Uitgangspunten voor het beleid

2.1. Karakterisering gebied

De regio bestaat voor een groot deel uit slappe grond. Veendiktes van 8 meter zijn geen uitzondering in grote delen van de Krimpenerwaard en het gebied rond Gouda en Reeuwijk. Vanaf de eerste bewoning van het gebied hebben de bewoners het gebied moeten ophogen en nog steeds daalt de bodem. De bodemdaling in de Krimpenerwaard bedraagt circa 1 cm per jaar [5]. In de westelijke droogmakerijen, waar het veen voor het grootste deel is afgegraven, is de bodemdaling een minder groot probleem. Deze polders liggen echter zeer laag (het laagste punt van Nederland ligt in Nieuwerkerk aan den IJssel) en om dit gebied “klimaatbestendig” te maken wordt wel eens geopperd het gebied grootschalig op te hogen. Het moge duidelijk zijn dat vanwege de bijzondere bodemgesteldheid veel ophooggrond nodig is, terwijl er juist relatief weinig geschikte grond vrijkomt. Het nieuwe beleidskader moet er in voorzien dat veel grond kan worden toegepast in de regio.

 

 

Samenhangend met de bijzondere bodemgesteldheid is de aanwezigheid van veel afwateringssloten.

Om een veengebied goed te kunnen ontwateren is een dicht slotenpatroon noodzakelijk. Ook in de lage droogmakerijen zorgen watergangen voor de afvoer van overtollig water. Al deze watergangen moeten op diepte worden gehouden door ze regelmatig te baggeren. Er komt in de regio veel bagger vrij, waarvan het wenselijk is deze in de directe omgeving van de watergang nuttig her te gebruiken. Deze nota moet hierin voorzien.

2.2. Gebiedsopgave

Het Besluit bodemkwaliteit geeft gemeenten meer ruimte om rekening te houden met de “gebiedsopgave”. Met gebiedsopgave wordt bedoeld: ‘voor welke opgave staat het gebied met betrekking tot grond- en baggerverzet?’. Bij het opstellen van de eerdere Nota Bodembeheer is een gebiedsopgave opgesteld. Met de gebiedsopgave is een overzicht gegenereerd van projecten waar veel grond- en baggerverzet zal plaatsvinden. Deze projecten zijn inmiddels afgerond, maar zijn wel representatief voor projecten voor de komende vijf jaar. Herhaaldelijk zullen wijken, wegen en plantsoenen moeten worden opgehoogd en zal er gebaggerd moeten worden. Het Bbk biedt ruimte om hier rekening mee te houden.

Op basis van ervaringen en evaluatie van de eerdere Nota wordt het bestaande beleid voortgezet: ruimte bieden om licht verontreinigde grond en bagger her te gebruiken in nuttige toepassingen zonder dat daarbij risico’s optreden.

2.3. Duurzaamheid

Gemeenten hebben duurzaamheid hoog in het vaandel staan. Met duurzaam bodembeheer wordt bedoeld de bodem zodanig benutten, gebruiken en beschermen dat deze ook voor toekomstige generaties beschikbaar is. Maar een duurzaam bodembeheer kan ook faciliteren in de verduurzaming van een ander thema of onderwerp.

 

Een goed voorbeeld hiervan is dat het niet duurzaam wordt geacht om schaarse primaire grondstoffen zoals schoon zand te gebruiken voor het ophogen van een industrieterrein als dit net zo goed kan met grond van dichterbij en een minder goede chemische kwaliteit. Dit spaart de winning van delfstoffen. Ook is de transportafstand minder en wordt er dus minder CO2 uitgestoten. Het creëert tevens goede afzetmogelijkheden van elders vrijkomende Industriegrond, zodat deze dichterbij de plek van herkomst kan worden verwerkt.

 

Omdat duurzaamheid ook betekent dat de bodem geschikt moet blijven voor toekomstige generaties, is het uitgangspunt van het nieuwe beleid dat er door grondverzet geen nieuwe risico’s mogen ontstaan bij toekomstig gebruik.

2.4. Andere uitgangspunten

Andere uitgangspunten voor het nieuwe beleid zijn:

  • Eén beleid voor de gehele regio, dus geen versnippering per woonwijk, bedrijfsterrein of gemeente.

  • Het Besluit bodemkwaliteit geeft de mogelijkheid om het stand-still principe op te schalen naar een groter gebied (het “bodembeheergebied”, zie paragraaf 5.2), en de bodemkwaliteit af te stemmen op de functie.

  • Geen onderscheid maken voor grond van binnen de regio en grond van buiten de regio.

  • Milieuhygiënisch maakt dit namelijk geen verschil. Bovendien zal grond van buiten veelal voorzien zijn van een keuring en dus een nauwkeuriger inzicht geven in de kwaliteit van de partij. Er is juist een netto grondbehoefte in de regio en er is dus veel grond van buiten het gebied nodig.

3 Bodemfunctieklassenkaart en bodemkwaliteitskaart

 

De bodemfunctieklassenkaart en de bodemkwaliteitskaart zijn noodzakelijke hulpmiddelen bij de afweging om te komen tot een toepassingskaart voor hergebruik van grond. Op basis van beide kaarten kunnen consequenties van de beleidsdoelstellingen worden afgeleid.

3.1. Bodemfunctieklassenkaart

Op de bodemfunctieklassenkaart (BFK) worden de functies van gebieden aangegeven. Het gaat daarbij niet om de functie op perceelsniveau (zoals op bestemmingsplannen), maar om de overheersende functie in een gebied of zone. Er zijn zeven bodemfuncties die op de kaart worden ingedeeld in drie bodemfunctieklassen: Landbouw/Natuur, Wonen en Industrie.

 

Tabel 3.1: Vertaling van bodemfunctie naar bodemfunctieklasse [17].

 

Meer informatie over de verschillende bodemfuncties en de uitgangspunten hierbij zijn te vinden in het NOBO-rapport [17].

De BFK is opgesteld volgens de richtlijn in Bijlage M van de Regeling Bodemkwaliteit [2]. De kaart is opgenomen als Kaartbijlage 1. Ter verduidelijking is in figuur 3.1 een uitsnede van de kaart opgenomen.

 

Figuur 3.1: Uitsnede van de Bodemfunctieklassenkaart (Stolwijk). De bebouwde kom bestaat hoofdzakelijk uit Wonen. Ook de lintbebouwing is ingedeeld in Wonen. Er bevinden zich twee bedrijfsterreinen in het dorp, welke zijn ingedeeld in de klasse Industrie. Het landelijk gebied heeft de functie Landbouw/Natuur. Zie voor de volledige kaart Kaartbijlage 1.

 

Op de BFK wordt niet alleen de huidige functie afgebeeld, maar het kan ook een blik werpen op de toekomst: welke ambitie ten aanzien van de bodemkwaliteit heb ik met een gebied? Daarom wordt één enkel bedrijfsperceel in een woonwijk niet apart ingedeeld als functie Industrie.

 

Voorbeeldde nog te realiseren nieuwbouwwijken Westergouwe in Gouda en Triangel in Waddinxveen zijn nu nog landbouwgebied, maar zijn op de bodemfunctieklassenkaart al ingedeeld in de functieklasse Wonen. Dit maakt het mogelijk grond met kwaliteit Klasse Wonen toe te passen.

Voorbeeld: een bedrijfsterrein waarvan de gemeente nu al weet dat het binnen nu en 10 jaar een woonbestemming zal krijgen, is op de bodemfunctieklassenkaart al ingedeeld in de functieklasse Wonen.

 

De BFK is met grootst mogelijke zorg opgesteld. Toch kan het voorkomen dat de kaart afwijkt van de situatie ter plaatse. Dit zal het geval kunnen zijn bij grenzen tussen gebieden, maar ook omdat het onmogelijk was ieder perceel in te tekenen. In dergelijke gevallen is altijd de werkelijke situatie ter plaatse leidend. Zie ook paragraaf 5.3.4.

3.2. Bodemkwaliteitskaart

Op de bodemkwaliteitskaart zijn zones met een bepaalde gemiddelde bodemkwaliteit aangegeven. Binnen een zone is de kwaliteit min of meer gelijk, terwijl de zones onderling juist van kwaliteit verschillen. In 2015 is op basis van gegevens uit het Bodem Informatie Systeem en nieuw verzamelde data een nieuwe bodemkwaliteitskaart (BKK) opgesteld conform de Richtlijn Bodemkwaliteitskaarten [6]. Er zijn 24 bodemkwaliteitszones. Iedere zone heeft een bepaalde kwaliteit, die consequenties heeft voor het toegestane grondverzet en hergebruik van grond en bagger. De bodemkwaliteitskaart is in wezen een verzameling kaarten, waarvan de ontgravingskaart een uitspraak doet over de kwaliteit van vrijkomende grond. De ontgravingskaart voor de bovengrond (0 – 0,5 meter beneden maaiveld) is toegevoegd als kaartbijlage 2A en een uitsnede is afgebeeld in onderstaande figuur. Er is ook een ontgravingskaart voor de ondergrond (0,5 tot 2 meter beneden maaiveld), kaartbijlage 2B. Van de totstandkoming van de bodemkwaliteitskaart is een rapportage opgesteld [8].

 

Figuur 3.2: Uitsnede van de ontgravingskaart (Stolwijk). De oude kern en het oude bedrijfsterrein heeft de kwaliteit “Industrie”. De jongere woonwijken zijn van kwaliteit Wonen of beter (Landbouw/Natuur). Het landelijk gebied en de lintbebouwing moeten worden ingedeeld in de klasse Wonen.

 

De bodemkwaliteitskaart doet een uitspraak over de diffuse bodemkwaliteit: deze is voornamelijk bepaald door het gebruik van de bodem, ophogingen in het verleden en atmosferische depositie. De kaart geeft dus een verwachting van de gemiddelde kwaliteit van een zone; op een willekeurige andere locatie in de zone kan de kwaliteit beter of juist minder goed zijn. De kaart doet geen uitspraak over de kwaliteit van locaties met puntbronnen zoals tanks of bedrijven.

 

De bodemkwaliteitszones zijn vastgesteld op basis van het meest voorkomende bodemgebruik, bebouwingsgeschiedenis en bodemtype binnen een bepaalde zone. De grenzen tussen zones sluiten hier zo goed mogelijk bij aan, maar in enkele gevallen zijn de grenzen meer arbitrair gekozen. In die gevallen dat er twijfel bestaat over de grens of de toekenning van een perceel tot een zone, is niet de kaart, maar de situatie ter plaatse leidend.

 

Een goed voorbeeld hiervan is de zone lintbebouwing die in de regio Midden-Holland veelvuldig voorkomt. De zone wordt gekenmerkt door min of meer aaneengesloten bebouwing van boerderijen en woonhuizen buiten de kernen. Als definitie wordt gehanteerd: de bebouwing en het terrein dat een directe relatie heeft met de activiteiten die bij dat gebouw horen. Samen met de bebouwde oppervlakten kunnen erven en tuinen dus ook worden gerekend tot de zone lintbebouwing. Ook bebouwde percelen die op de kaart zijn aangegeven als landelijk gebied behoren tot deze zone. Andersom horen weilanden die op kaart binnen de zone lintbebouwing vallen, niet tot deze zone maar tot het landelijk gebied. Niet de kaart, maar de situatie ter plaatse is dus leidend voor de bepaling of een locatie in het landelijk gebied is gelegen of binnen de zone lintbebouwing valt.

Dergelijke afwijkingen dienen in overleg met het bevoegd gezag Bbk te worden bepaald.

 

Alle historische kernen en binnensteden (bebouwd voor 1900) worden gekenmerkt door relatief hoge gehalten aan zware metalen en polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK’s) en moeten op basis van de gemiddelde gehalten worden ingedeeld in de Klasse Industrie. Hetzelfde geldt voor het merendeel van de lint- en dijkbebouwingen. In alle woonwijken die gebouwd zijn tussen 1900 en 1970 voldoet de bovengrond aan Klasse Wonen. De uitbreidingen van na 1970 voldoen aan de achtergrondwaarden en worden ingedeeld in Klasse Landbouw/Natuur. Eenzelfde tendens is van toepassing op bedrijfsterreinen: hoe ouder des te meer diffuse verontreinigingen aanwezig zijn.

 

Tabel 3.2: De bodemkwaliteitszones met de functie en kwaliteit. In de laatste 2 kolommen is de zogenaamde “ontgravingskwaliteit” afgebeeld. Deze klasse is relatief streng maar geeft de beste indicatie van de kwaliteit van vrijkomende grond. Zie kaartbijlage 2a en 2b voor een geografisch overzicht.

1 betreft gemeente Zuidplas (dus de vier kernen Moordrecht, Nieuwerkerk ad IJssel, Moerkapelle en Zevenhuizen).

3.3. Afleiding achtergrondgehalten

De bodemkwaliteitskaart geeft een goed inzicht in het achtergrondgehalte van een zone. Achtergrondgehalten (niet te verwarren met de landelijke term “achtergrondwaarden”) zijn gehalten van een stof in de bodem die ´normaal´ worden geacht voor de algemene bodemkwaliteit in een bepaald gebied. Een gehalte is alleen ´normaal´ of ´representatief´ voor een bepaald gebied indien het gehalte is gemeten op een voor bodemverontreiniging onverdachte locatie.

 

Het achtergrondgehalte is in wezen niet één gehalte, maar de verzameling van alle gehalten die voorkomen in dat bepaalde gebied. Dit maakt het lastig om het achtergrondgehalte te kwantificeren, terwijl men wel graag één getal wil gebruiken als ‘het achtergrondgehalte’.

 

Van een verzameling gehalten (“dataset”) kunnen verschillende statistische parameters worden berekend. De bekendste statistische parameter is het gemiddelde. Het gemiddelde wordt berekend door alle waarnemingen op te tellen en te delen door het aantal waarnemingen. Deze simpele berekening en de bekendheid van deze parameter maakt het gemiddelde bij uitstek geschikt als kwantificering van het achtergrondgehalte. Het gemiddelde wordt echter sterk beïnvloed door lage en hoge waarden in de dataset. Bij verzamelingen van gehalten met uitschieters is het daarom beter om percentielwaarden te berekenen. Percentielwaarden geven een beter beeld van de verzameling van gehalten in een gebied. Bij bodemonderzoeken worden juist vaak uitschieters gemeten, zodat het nodig is percentielwaarden te berekenen.

Een percentielwaarde is de waarde waaronder een bepaald percentage gehalten zijn gelegen. Zo is de 50-percentielwaarde die waarde waar 50% van de gehalten onder ligt. De overige 50% van de gehalten ligt boven de 50-percentielwaarde. De 50-percentielwaarde wordt berekend door alle gehalten te sorteren van laag naar hoog en vervolgende het middelste gehalte te nemen (of: 0,5 x aantal waarnemingen). De 50-percentielwaarde of mediaan is een goede verwachtingswaarde maar doet niet voldoende recht aan alle hoge gehalten die eveneens in een zone zijn gemeten. Om ook inzicht te hebben in de hogere gehalten dient men een hogere percentielwaarde te gebruiken. Het nadeel van een hogere percentielwaarde is de mindere betrouwbaarheid. Juist omdat de hoge gehalten vaak ver uit elkaar liggen, is een hoge percentielwaarde hier erg gevoelig voor. Vooral bij weinig waarnemingen is een hoge percentielwaarde eerder een toevalstreffer dan een solide waarde. De bodemkwaliteitskaart van de regio Midden-Holland en Zoetermeer bestaat uit zeer veel waarnemingen en daarom is het statistisch gezien geoorloofd een hoge percentielwaarde te gebruiken als het achtergrondgehalte.

 

In de regio Midden-Holland wordt daarom de 95-percentielwaarde gebruikt om het achtergrondgehalte te definiëren. Deze waarde wordt gebruikt om bijvoorbeeld te toetsen of een bij een bodemonderzoek aangetroffen gehalte onderdeel uitmaakt van het achtergrondgehalte of mogelijk toch afkomstig is van een puntbron. De 95-percentielwaarden zijn opgenomen in de rapportage van BKK [8].

4 Gebiedsspecifiek versus generiek beleid

4.1. Keuze voor gebiedsspecifiek kader

Het Besluit bodemkwaliteit biedt gemeenten de mogelijkheid te kiezen voor een generiek beleid of een gebiedsspecifiek beleid. Als gekozen wordt voor een gebiedsspecifiek beleid kunnen gemeenten eigen lokale normen stellen voor het hergebruik van grond.

In het gebiedsspecifieke kader wordt op basis van ruimtelijke ontwikkelingen, kwaliteitsambities en het te verwachten grond- en baggerverzet een afweging gemaakt. Er moet een goede balans worden gevonden tussen bodembescherming enerzijds en de afzet van grond en bagger anderzijds.

Hulpmiddelen hierbij zijn de Risicotoolbox (RTB), de bodemfunctieklassenkaart (BFK) en de BKK. Hierbij worden de uitgangspunten uit hoofdstuk 2 meegenomen in de afweging.

 

De generieke toepassingseis is de strengste van de functie en de bodemkwaliteitsklasse. Dit betekent dat voor de zones in tabel 4.1 de generieke toepassingseis voor de bovengrond strenger is dan voor de functie noodzakelijk is.

 

Tabel 4.1: Zones waarvoor de generieke toepassingseis voor de bovengrond strenger is dan de functie.

 

Het hanteren van de generieke toepassingseis heeft consequenties voor grondverzet: in bovenstaande zones zou dit onnodig tot strenge eisen leiden, terwijl er als gevolg van bodemdaling juist veel grond nodig is om mee op te hogen. Bijvoorbeeld: zone 7 (recente uitbreidingen in de hele regio) heeft een kwaliteit die voldoet aan de achtergrondwaarden (schoon), maar de functie is wonen. In het generieke kader kan dan alleen maar schone grond worden toegepast, terwijl de functie Klasse Wonen zou kunnen toestaan.

Daarom wordt voor deze zones gebiedsspecifiek beleid opgesteld in deze Nota Bodembeheer. Bovenstaande opsomming van drie zones lijkt weinig, maar wat betreft oppervlakte is het in de regio een aanzienlijk gebied.

 

Een andere reden om te kiezen voor gebiedsspecifiek beleid is de grote baggeropgave (zie hoofdstuk 2). Zonder gebiedsspecifiek beleid is het hergebruik van bagger beperkt mogelijk. Het hergebruik van bagger blijkt in de praktijk alleen mogelijk met gebiedsspecifiek beleid.

 

Er zijn ook zones die juist een minder goede kwaliteit hebben dan de functie. In tabel 4.2 zijn deze zones afgebeeld. In de laatste kolom staat de generieke toepassingseis.

 

Tabel 4.2: Zones waarvoor bodemkwaliteit minder is dan de functie.

 

Het hanteren van de generieke toepassingseis heeft consequenties voor grondverzet: in bovenstaande zones zou dit voor hergebruik van “zone-eigen grond” (grond afkomstig uit dezelfde zone) tot relatief strenge eisen leiden. Met name in grote delen van het landelijk gebied zal dit leiden tot knelpunten. Deze zones zijn door de eeuwen heen diffuus verontreinigd geraakt en juist in het landelijk gebied staan veel (natuur-)ontwikkelingen met grondverzet gepland. Het is wenselijk om binnen een zone grond te kunnen hergebruiken: grondverzet binnen een zone moet mogelijk zijn, mits er geen sprake is van risico’s. Daarom is besloten ook voor bovenstaande zones gebiedsspecifiek beleid op te stellen in deze Nota Bodembeheer.

4.2. Gebiedsspecifieke toepassingseis

In de vorige paragraaf is duidelijk geworden dat er gebiedsspecifieke toepassingseisen moeten worden opgesteld. Belangrijk uitgangspunt hierbij dat de toepassingseisen niet mogen leiden tot risico’s. Daarom is als gebiedsspecifieke toepassingseis in principe de bodemfunctieklasse gekozen: de functie van de zone is leidend voor de grond die er mag worden toegepast. Hiermee wordt geborgd dat grond altijd voldoet aan de functie en er dus geen risico’s zullen zijn. Door te kiezen voor functiegerichte waarden is er een goed uitlegbaar en eenvoudig toetsingskader: in woonwijken mag/moet “woongrond” worden toegepast, op bedrijfsterreinen mag/moet “industriegrond” en in het landelijk gebied mag alleen grond worden toegepast die voldoet aan de Klasse Landbouw/Natuur. De functiekaart is dus de toepassingskaart.

 

Er zijn enkele uitzonderingen op deze regel:

  • De zone Boomkwekerijen (Boskoop en deel van Waddinxveen en Hazerswoude-Dorp). Vanwege het agrarische karakter heeft deze zone de functie “landbouw/natuur”, maar de bodemkwaliteitsklasse is Industrie. Omdat voor het boomkwekerijgebied geen natuurdoelen worden nagestreefd en geen landbouw wordt bedreven voor menselijke consumptie, mag grond met kwaliteit Wonen worden toegepast. Dit is besproken met de sector en deze kan met deze toepassingseis goed uit de voeten (veelal gebruikt men schone grond, voldoend aan het keurmerk “RAG 1 ”).

  • Grondverzet binnen de zone. Voor de zones in tabel 4.2 mag grond uit de eigen zone worden hergebruikt binnen de zone ook al voldoet de kwaliteit niet altijd.

  • Bagger. Dit wordt uitgewerkt in hoofdstuk 6.

  • Glastuinbouwgebieden en -percelen. Kantoren, recente bedrijfsterreinen en glastuinbouwgebieden zijn ingedeeld in dezelfde bodemkwaliteitszone (zone 15). In glastuinbouwgebieden wordt het niet duurzaam geacht Industriegrond aan te brengen. Hier is de toepassingseis Klasse Wonen, ook als een tuinder kweekt op substraat of het geen voedingsgewas betreft. Het is namelijk moeilijk te controleren of glastuinbouwbedrijven tussentijds omschakelen naar andere teelt of substraat.

  • Grondwaterbeschermingsgebieden. Uit voorzorg worden ten behoeve van de bescherming van drinkwatervoorraden restricties gesteld aan het toepassen van grond. Zie verder bij paragraaf 5.3.6.

  • Bedrijfsterreinen waarbij de gemeente de ambitie heeft om dit op langere termijn te transformeren naar woningbouw. Bijvoorbeeld: bedrijfsterrein Noordkade te Waddinxveen. Op de functiekaart is dit gebied ingedeeld als Industrie, maar op de toepassingskaart/LMW als Wonen.

Omdat er voor de ondergrond (bodemlaag 0,5 tot 2 m-mv) geen contactrisico’s bestaan, kunnen er andere (lees: ruimere) toepassingseisen worden gesteld dan voor de bovengrond. Het wordt niet duurzaam en doelmatig geacht om schone grond te verwerken in de ondergrond van een relatief verontreinigde zone. Daarom wordt gekozen voor de ruimste van de bodemfunctieklasse en de bodemkwaliteitsklasse.

4.3. Beoordeling risico’s

In deze paragraaf wordt getoetst of de gebiedsspecifieke toepassingseisen leiden tot mogelijke risico’s.

 

In een groot aantal zones is de ontgravingskwaliteit niet in overeenstemming met de gebiedsspecifieke toepassingseis van die zones. Dit zijn de zones die in tabel 3.2 een slechtere kwaliteit hebben dan hun functie. Conform de richtlijn Bodemkwaliteitskaarten moet voor zones waarbij (tevens) de 95-percentielwaarde de interventiewaarde overschrijdt worden berekend naar welke bodemfunctie wel en geen grondverzet zonder aanvullende keuring kan plaatsvinden.

Om te bepalen of voor deze zones risico’s ontstaan wanneer grond binnen de zone wordt hergebruikt, is gebruik gemaakt van de RisicoToolBox (RTB). De RTB is een door het RIVM ontwikkeld model (www.risicotoolboxbodem.nl). De RTB hanteert beleidsmatige grenswaarden voor humane en ecologische risico’s. Wanneer uitkomst van de RTB leidt tot een risico-index kleiner dan 1, dan is de bodem duurzaam geschikt voor gebruik door de mens en voor de beoogde functie.

Een risico-index groter dan 1 kan acceptabel zijn, mits voldoende gemotiveerd op basis van kennis van lokale blootstellingsroutes. De RTB is een landelijk model met generieke normen; lokaal kan de situatie afwijken en aanleiding geven de resultaten anders te interpreteren.

 

Voor de zones 1A, 1B, 1C, 1D, 1E, 2, 3, 8A, 8B, 9, 11, 12, 17, 18 en 19 is met de RTB doorgerekend of grondverzet risico’s met zich meebrengt. De uitkomsten van de berekeningen zijn opgenomen in bijlage 2. Conclusie is dat bij grondverzet binnen zones 1A, 1B, 1C, 1D, 1E, 2, 3, 8A, 8B, 9, 12 en 17 humane risico’s niet zijn uit te sluiten indien deze gebiedseigen grond wordt toegepast in tuinen,

 

moestuinen en (open) kinderspeelplaatsen2 . Voor zones 11, 18 en 19 is dit alleen het geval indien gebiedseigen grond wordt hergebruikt ter plaatse van moestuinen.

Daarom wordt ervoor gekozen grondverzet naar percelen met deze gevoelige bodemfuncties niet zonder keuring toe te staan. Uit de keuring conform het Bbk3 moet blijken dat de gehalten dermate laag zijn, dat er geen risico’s zijn te verwachten. Binnen hetzelfde perceel mag wel grond worden verplaatst.

 

Uit de RTB blijkt ook dat ecologische risico’s niet zijn uit te sluiten bij hergebruik van grond binnen de zones 1A, 1B, 1C, 1D, 1E, 2, 3, 8A, 8B, 9, 11 en 122. Door grondverzet naar (moest-)tuinen niet toe te staan (zie hiervoor) worden ecologische risico’s al geminimaliseerd, omdat grondtoepassingen zullen worden beperkt tot openbaar groen, onder bebouwing, verhardingen en infrastructuur. Uit tabel 2 van bijlage 2 blijkt dat in dergelijke toepassingen gemiddeld gezien in deze zones geen ecologische risico’s aanwezig zijn. Door grondverzet naar openbaar groen wel toe te staan zijn ecologische risico’s in individuele gevallen niet uit te sluiten, maar dit wordt geaccepteerd omdat het gaat om bestaande historische verontreinigingen die nu ook al in de zone aanwezig zijn. Het huidige ecologisch beschermingsniveau in de woongebieden blijft hiermee gehandhaafd.

 

Voor de zone 17 (toemaakdek) is al veel onderzoek gedaan naar de risico’s van aanwezige verontreinigingen [12, 13, 14, 15]. Hieruit bleek keer op keer dat er geen risico’s zijn te verwachten. Ook in de Krimpenerwaard (maakt onderdeel uit van zone 19) is veel onderzoek gedaan naar ecologische risico’s in verband met de aanwezigheid van slootdempingen. Hieruit bleek dat de bodemkwaliteit van onverdachte percelen voldoende is voor de flora en fauna [16].

Deze onderzoeken worden als voldoende onderbouwing gezien om grondverzet binnen de zone toe te staan.

 

Voor zone 18 (boomkwekerijen) is het evident dat er bij de toepassingseis Wonen geen risico’s zullen ontstaan omdat het gebied geen natuurwaarden heeft en evenmin wordt gebruikt voor de landbouw.

4.4. Consequenties

De in dit hoofdstuk uitgewerkte richting heeft als groot voordeel de eenvoudigheid: in woonwijken moet toe te passen grond voldoen aan de Klasse Wonen, op bedrijfsterreinen aan Klasse Industrie en in het landelijk gebied mag alleen grond worden toegepast die voldoet aan de achtergrondwaarden (Landbouw/Natuur, schoon) .

Hiermee wordt dus alleen naar de functie van de bodem gekeken en niet naar de kwaliteit van de ontvangende bodem. Voor hergebruik van grond in nuttige toepassingen wordt het “stand-still principe” voor enkele zones dus niet gehanteerd. Het Besluit bodemkwaliteit zelf laat dit principe ook al los door niet op stofniveau te toetsen, maar te beoordelen op klasse.

 

In kaartbijlage 4 is geografisch afgebeeld welke consequenties het heeft door te sturen op de bodemfunctie. Afgebeeld is in welke zone een kwaliteitsverbetering wordt bewerkstelligd, in welke zones de bodemkwaliteit blijft gehandhaafd en in welke zones de kwaliteit wordt afgestemd op de functie. Te zien is dat in verreweg het grootste deel van de regio de kwaliteit gelijk blijft of zelfs zal verbeteren. De drie zones waar een mindere kwaliteit wordt geambieerd zijn relatief klein en betreffen

 

woongebieden van na 1970 en bedrijfsterreinen van na 1960. Aanvullend wordt opgemerkt dat het moet gaan om nuttige toepassingen. In deze drie zones kan dus geen overtollige grond worden gestort en gedumpt zonder duidelijk doel.

 

5 Hergebruik van grond

5.1. Eisen aan hergebruik

5.1.1.Lokaal Maximale Waarden

In het vorige hoofdstuk is onderbouwd aan welke eisen toe te passen grond moet voldoen. Dit is doorvertaald naar zogenaamde Lokaal Maximale Waarden (LMW) voor toepassen, welke zijn afgebeeld in onderstaande tabel. In Bijlage 3 staan per stof de bijbehorende gehalten in mg/kg. Omdat er in de ondergrond geen contactrisico’s bestaan is aangesloten bij de kwaliteit die de ondergrond nu al heeft indien deze kwaliteit minder goed is dan de functie.

 

Tabel 5.1: Lokaal Maximale Waarden voor het toepassen van grond (zie bijlage 3 voor gehalten).

4 5 6

 

De Lokaal Maximale Waarden voor grond zijn op kaart afgebeeld op Kaartbijlage 3a en 3b. De Lokaal Maximale Waarden gelden voor het toepassen van partijen grond afkomstig uit het bodembeheergebied.

 

Molybdeen

De achtergrondwaarde voor molybdeen bedraagt 1,5 mg/kg. Dikwijls worden lichte overschrijdingen aangetroffen als gevolg waarvan grondverzet niet plaats kan vinden. In het landelijk gebied van de regio Midden-Holland en Zoetermeer worden op onverdachte percelen juist dikwijls verhoogde gehalten molybdeen aangetroffen. De 95-percentielwaarden van molybdeen in de zones van het landelijk gebied liggen rond 3,0 mg/kg. In het landelijk gebied wordt daarom een Lokaal Maximale Waarde van 3,0 mg/kg gehanteerd.

 

Aan de hand van de Risico Toolbox is bepaald of dit geoorloofd is. Voor de landbouw zijn geen normen (LAC-waarde; LAC=Landbouw Advies Commissie) beschikbaar. Voor de functie natuur zijn wel normen afgeleid, maar op basis van weinig beschikbare gegevens is de bepalingsgrens aangehouden [Nobo-rapport]. Voor het verspreiden va baggerspecie op het aangrenzend perceel geldt voor molybdeen een norm van 5 mg/kg ds. De LMW van 3,0 mg/kg is dus geoorloofd.

 

5.1.2.Bewijsmiddel

Als bewijsmiddel voor de kwaliteit van een partij grond gelden de volgende eisen:

 

  • partijkeuring conform Besluit bodemkwaliteit;

  • bodemkwaliteitskaart van de regio Midden-Holland en Zoetermeer in combinatie met een BIS- toets (zie paragraaf 5.3.1), of:

  • bodemkwaliteitskaart van een andere gemeente die is opgesteld conform de richtlijn [6] in combinatie met een BIS-toets (zie paragraaf 5.3.1). Dit is ter beoordeling aan het bevoegd gezag Bbk. In bijlage 4 is een beoordelingssystematiek opgenomen om te bepalen of de BKK van een andere gemeente voldoet.

Ook een Waterbodemkwaliteitskaart kan een bewijsmiddel zijn, mits deze conform de richtlijn is opgesteld.

 

5.1.3.Bodembeheergebied

Het Besluit bodemkwaliteit gaat uit van stand-still op het niveau van een bodembeheergebied7 . Grond van buiten het bodembeheergebied moet voldoen aan de bodemkwaliteitsklasse van de zone van toepassing. Dit zou betekenen voor zones 7, 14 en 15 relatief strenge eisen zouden geleden voor hergebruik van grond van buiten de regio. Gemeenten vinden het niet uitlegbaar bijvoorbeeld grond van Klasse Wonen van buiten de regio niet zou mogen worden toegepast in woonwijken, terwijl er in de regio door de slappe bodemproblematiek een tekort aan grond is. Uit de praktijk blijkt dat er in de regio weinig bruikbare grond vrijkomt. Grond moet dus dikwijls van buiten de regio worden aangevoerd. Ook in de relatief minder voor bodemdaling gevoelige Zuidplaspolder is grond nodig om van dit gebied een zogenaamde “klimaatbestendige polder” te maken. Het is onwenselijk en milieuhygiënisch ook niet relevant strengere eisen te stellen aan grond van buiten de regio ten opzichte van grond van binnen de regio.

 

De enige juridische mogelijkheid om het toepassen van klasse Wonen-grond in recente woonwijken en van klasse Industrie-grond op bedrijfsterreinen (na 1960) toe te staan met grond van buiten de regio is om het bodembeheergebied te vergroten. Daarom is besloten het beheergebied te vergroten tot de geografische omvang van de provincies Zuid-Holland, Noord-Holland en Utrecht. Voor het uitgangspunt “standstill op het niveau van het beheergebied” wordt dus uitgegaan van de provincies Zuid-Holland, Noord-Holland en Utrecht.

5.2. Grondstromenmatrix

Deze paragraaf gaat in op het grondverzet tussen zones in de regio Midden-Holland en Zoetermeer. Om te beoordelen of grondverzet mogelijk is, kan de grondstromenmatrix worden geraadpleegd. De grondstromenmatrix is een tabel waarin alle mogelijke grondstromen tussen zones zijn samengevat en is opgesteld conform de richtlijn [6]. De grondstromenmatrix is een combinatie van de ontgravingskwaliteit (tabel 3.2) en de LMW (tabel 5.1). Voor elke combinatie is bepaald of de bodemkwaliteit (“ontgravingskwaliteit”) van de leverende zone voldoet aan de LMW van de ontvangende zone. De grondstromenmatrix voor grondverzet van de bovengrond is hieronder afgebeeld. De volledige matrix is in bijlage 5 opgenomen.

 

 

De zone 17 (Buitengebied Toemaakdek) is in wezen groter en maakt deel uit van een groter toemaakdekgebied. Dit is aangegeven op kaart 1 van het Handelingskader Bodembeheer Toemaakdekgronden [7]. Alle grond uit toemaakdekgebieden in de provincies Zuid-Holland, Noord- Holland en Utrecht wordt op dezelfde wijze getoetst zoals zone 17 in bovenstaande matrix.

 

Registratie

Op basis van tabel 5.1 en de grondstromenmatrix kan grond worden hergebruikt waarbij de kwaliteit van de toe te passen grond minder is dan die van de ontvangende bodem. Het is belangrijk deze toepassingen goed te registreren omdat deze een afwijkende kwaliteit hebben dan de omliggende bodems. Voorkomen moet worden dat deze grond bij een volgend grondverzet wordt toegepast op locaties die hier niet voor in aanmerking komen. Bij toekomstig grondverzet dient dus ook altijd de kaart met grondtoepassingen te worden geraadpleegd (zie ook paragraaf 5.3.1 onder 6).

5.3. Aanvullende bepalingen

Alvorens grond kan worden verzet volgens de regels in paragraaf 5.1 en 5.2 moet nog wel worden gecontroleerd of de toepassing voldoet aan het Bbk en of de grond:

  • afkomstig is van een verdachte locatie;

  • niet te veel bijmengingen bevat;

  • wat betreft fysische samenstelling (grondsoort) voldoet;

  • geschikt is voor de toekomstige functie.

Deze aspecten worden in deze paragraaf hierna toegelicht.

 

5.3.1.Grond van verdachte locaties of bekende bodemkwaliteit

Hergebruik van grond mag zonder keuring alleen indien de locatie van herkomst onverdacht is voor bodemverontreiniging van een puntbron. Om te bepalen of een locatie verdacht danwel onverdacht is, moet altijd een BIS-toets uitgevoerd. De BIS-toets is een controle op enkele essentiële gegevens in het Bodem Informatie Systeem. Hierbij wordt de volgende informatie geraadpleegd:

  • 1.

    voormalige bedrijven;

  • 2.

    gedempte sloten;

  • 3.

    ondergrondse tanks;

  • 4.

    huidige bedrijven;

  • 5.

    bodemonderzoekslocaties;

  • 6.

    toepassingslocaties.

Ad. 1 t/m 4: bodembedreigende activiteit

Indien uit de BIS-toets blijkt dat er op de onderzoekslocatie een bodembedreigende activiteit aanwezig is of aanwezig is geweest dienst eerst een gedetailleerder vooronderzoek uitgevoerd te worden: het Vooronderzoek Basisniveau conform de NEN 5725. Dit zal leiden tot een nauwkeuriger beeld van de bodembedreigende activiteit(en). Het vooronderzoek wordt beoordeeld door het bevoegd gezag Bbk:

  • Indien uit het vooronderzoek blijkt dat de locatie verdacht is, zal een bodemonderzoek of

  • partijkeuring dienen te worden uitgevoerd. Blijkt hieruit dat de verdachte omstandigheid niet heeft geleid tot een afwijkende bodemkwaliteit (toetsing aan de generieke klassegrens, bijlage3), dan kan men de vrijkomende grond gebruiken conform onderhavige Nota.

  • Indien uit deze beoordeling blijkt dat de locatie onverdacht is, gelden de regels uit deze Nota.

Ad. 5: bodemonderzoekslocaties

Indien uit de BIS-toets blijkt dat er op de locatie reeds een bodemonderzoek is uitgevoerd, dienen de bekende gegevens meegenomen te worden bij de beschouwing of grondverzet geoorloofd is. De bruikbaarheid van het onderzoek dient echter wel altijd door het bevoegd gezag Bbk te worden gecontroleerd.

Een bodemonderzoek is geen wettelijk erkend bewijsmiddel, een bodemkwaliteitskaart wel. Toch kan een bodemonderzoek meer inzicht geven in de bodemkwaliteit van een locatie dan de bodemkwaliteitskaart. Dit inzicht kan worden gebruikt om te bepalen of grondverzet kan plaatsvinden. Het bodemonderzoek moet dan wel zijn uitgevoerd conform de NEN 5740, CROW307 of vergelijkbaar (aantal boringen en aantal geanalyseerde monsters). De waarden uit het bodemonderzoek worden gemiddeld. Op basis van dit gemiddelde wordt het vervolg bepaald volgens navolgende tabel.

 

Tabel 5.2: toetsing kwaliteit vrijkomende grond bij aanwezigheid bodemonderzoek

 

De resultaten van een bodemonderzoek kunnen weliswaar een betrouwbaarder beeld geven van de kwaliteit dan de BKK, ze moeten echter ook worden beschouwd in het licht van de totale verzameling aan gehalten die in een gebied kunnen voorkomen. Het achtergrondgehalte van een zone wordt immers gevormd door de totale dataset aan gehalten; lagere en hogere gehalten horen daar ook bij. Daarom wordt er voor gekozen een bodemonderzoek beperkte zwaarte te geven bij de beoordeling van de kwaliteit van vrijkomende grond: het bodemonderzoek kan niet meer dan één klasse verandering geven ten opzicht van de ontgravingskwaliteit uit de BKK.

 

Indien uit het bodemonderzoek blijkt dat op de locatie sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging dient afstemming plaats te vinden met het bevoegd gezag Wbb. Sterk verontreinigde grond kan in principe niet worden hergebruikt, maar in sommige gevallen mag

`herschikken binnen het geval`. Raadpleeg hiervoor de Nota VTH van de provincie Zuid-Holland [21].

 

Ad. 6: toepassingslocaties

Alle grond- en baggertoepassingen worden geregistreerd. Ten tijde van het Bouwstoffenbesluit zijn ook alle ophogingen van de bodem met categorie 1-grond geregistreerd. De bodemkwaliteit van deze toepassingen kan afwijken van de bodemkwaliteit van de omliggende zone.

 

Voorbeeld: er wordt Industrie-grond toegepast op een perceel op een recent bedrijfsterrein in zone 15. Zone 15 heeft de kwaliteit “Achtergrondwaarde”. Na enkele jaren komt er op hetzelfde perceel grond vrij. Op basis van de grondstromenmatrix is deze grond vrij toepasbaar in het landelijk gebied. Uiteraard is dit grondverzet niet toegestaan aangezien het Industrie-grond betreft die niet mag worden toegepast in het landelijk gebied.

 

Naast bovenstaande punten zijn er andere zaken waar bij grondverzet rekening mee moet worden gehouden. Bijvoorbeeld locaties met aardkundige of archeologische waarden. Het valt buiten de scope van dit bodembeheerplan alle bij grondverzet gerelateerde zaken te behandelen.

 

Er zijn ook locaties waar juist een betere kwaliteit kan worden verwacht dan de kwaliteit van de betreffende zone. Een voorbeeld hiervan zijn saneringslocaties of recent opgehoogde locaties. Deze betere kwaliteit dient echter altijd eerst bewezen te worden middels voldoende recent onderzoek of certificaat. Dit is ter beoordeling van het bevoegd gezag Bbk.

 

5.3.2.Bijmengingen en afwijkingen

Indien blijkt dat een partij grond in aanmerking komt om te kunnen worden hergebruikt, wil dit nog niet zeggen dat de partij ook zondermeer mag worden toegepast. Er blijft altijd een kans bestaan dat een partij grond afwijkt van de te verwachten kwaliteit. Dit dient te worden gecontroleerd aan de hand van zintuiglijke waarnemingen. Aandacht dient te worden besteed aan:

  • hoeveelheid bodemvreemd materiaal, zoals puin, stenen, glas, slakken, asfalt en asbest (zie voor asbest ook paragraaf 5.3.3);

  • geur, zoals olie, benzine en oplosmiddelen;

  • oliefilm.

Indien een partij grond één van bovenstaande kenmerken heeft, mag de partij niet zondermeer worden toegepast. Vastgesteld moet worden of het percentage bodemvreemd materiaal toelaatbaar is. De beoordeling van het percentage bodemvreemd materiaal blijkt in de praktijk nog wel eens een subjectieve aangelegenheid. Uitvoerende partijen hanteren soms andere maatstaven dan vanuit milieuhygiënisch oogpunt wenselijk is. Daarnaast besteden de bodemonderzoeken soms onvoldoende of geen aandacht aan de aanwezigheid van “fysische” vervuiling met bodemvreemd materiaal, zodat er vooraf niet altijd een juist beeld van de werkelijke hoeveelheid bodemvreemd materiaal bestaat. Om deze problemen met (te veel) bodemvreemd materiaal te voorkomen dient, zodra uit het partij-onderzoek of bij het ontgraven blijkt dat er bodemvreemd materiaal aanwezig is in de grond die men wil hergebruiken, contact op te worden genomen met het bevoegd gezag Bbk, alvorens men deze grond op welke manier dan ook toepast. Het bevoegd gezag Bbk bepaalt bij dergelijke meldingen of het beoogde hergebruik als bodem verantwoord is. Het bevoegd gezag Bbk kan voorschrijven dat degene die de grond als bodem wil toepassen, de grove delen eerst uit de partij verwijdert of een aanvullend onderzoek uitvoert8 .

 

Het Besluit bodemkwaliteit hanteert een maximum percentage van 20% aan bodemvreemde bijmengingen. Bevoegd gezag mag eisen stellen aan het maximum percentage bodemvreemd materiaal voor toepassingen volgens het gebiedsspecifiek regime. In de regio Midden-Holland en Zoetermeer wordt voor de oudere zones en bedrijfsterreinen aangesloten bij het maximumpercentage van 20%. Op bedrijfsterreinen is dit doorgaans geen belemmering en in vooroorlogse woonwijken is puinhoudende grond eerder regel dan uitzondering. In jongere woonwijken wordt echter een lager percentage van 10% gehanteerd en in het landelijk gebied 2%. Voor schone grond kunnen geen eisen gesteld worden9 .

 

Tabel 5.2: Maximale bijmengingen aan bodemvreemde materialen (gewichtspercentage).

Bodemkwaliteitszones

Percentage bijmenging

Historische zonesvan voor 1940:zones 1, 2,

3, 4, 8, 9, 10, 11,12, 13, 14,en 15

20 %

Woonwijken na 1940: zones 5, 6 en 7

10 %

Landelijk gebied:zones 16 t/m 19

2%*

*niet voor schone grond

 

5.3.3.Asbest

Het toepassen van sterk met asbest verontreinigde grond (interventiewaarde met concentraties hoger dan 100 mg/kgds gewogen, ook wel de ‘restconcentratienorm’) is niet toegestaan. Het toepassen van licht met asbest verontreinigde grond (concentratie lager dan 100 mg/kgds) is juridisch wel toegestaan. Er kunnen voor asbest geen Lokaal Maximale Waarden worden vastgesteld.

Toch kan in grond die voldoet aan de restconcentratienorm visueel asbest aanwezig zijn. Het toepassen van dergelijke grond is niet wenselijk in woongebieden en in het landelijk gebied (landbouw en natuur). Het kan namelijk terugkerende problemen opleveren (onrust, meldingen van asbestverontreiniging, beperkingen bij nieuw grondverzet e.d.).

Het beleid van de gemeenten in de regio Midden-Holland en Zoetermeer is daarom om visueel met asbest verontreinigde grond of baggerspecie in werken die in opdracht van de gemeente worden uitgevoerd niet toe te staan in gebieden met de bodemfunctieklasse wonen en/of landbouw/natuur.

 

Toepassingen van visueel met asbest verontreinigde grond die wel voldoet aan de restconcentratienorm die niet in opdracht van de gemeenten plaatsvinden kunnen niet worden verboden. Wel wordt geadviseerd dezelfde beschreven werkwijze te volgen.

 

5.3.4.Grondsoort

In het veenweidegebied, maar ook in de kleirijke zeekleipolders (zie kaartbijlage 7 van [8]), wordt het niet duurzaam geacht zand op te brengen als ophoging omdat hiermee de unieke eigenschappen van het veen en de klei teniet worden gedaan. Het waardevolle bodemecosysteem zal door het opbrengen van het veel zwaardere zand worden weggedrukt naar de ondergrond en in grote mate worden verstoord. Ook neemt de bodemvruchtbaarheid hierdoor af, terwijl dit in het landelijk gebied juist een belangrijke waarde is van de bodem. Organische stof is zeer belangrijk voor de biodiversiteit en vochtregulerend vermogen van de bodem.

De beperking voor zand in het landelijk gebied geldt niet als op de locatie na toepassing een woon- of bedrijfsfunctie of infrastructuur wordt gerealiseerd.

 

Hoewel ook klei zwaarder is dan veen worden hier geen beperkingen aan verbonden omdat klei ook dikwijls voorkomt in het landelijk gebied, met name langs de rivieren in het gebied. Wel is het raadzaam om klei in niet te grote laagdiktes in het veenweidegebied toe te passen. Dit geldt niet voor de aanleg of versteviging van dijken, waarbij een belangrijke eigenschap van de klei (ondoorlatendheid) juist wordt benut.

 

Er kunnen vanuit het Bbk geen eisen worden gesteld aan grondsoorten dus bovenstaande kan niet worden afgedwongen bij derden, maar is wel een uitgangspunt indien gemeenten opdrachtgever zijn.

 

5.3.5.Toekomstige functie

Hoewel de bodemfunctieklassenkaart een uitspraak doet over de bodemfunctie van een bepaalde zone of gebied, kan het zijn dat op bepaalde locatie binnen afzienbare tijd een andere functie zal worden gerealiseerd. Het kan wenselijk zijn hier bij het toepassen van grond rekening mee te houden.

 

Er worden twee situaties onderscheiden:

  • -

    Realiseren van een gevoeligere bestemming, bijvoorbeeld een bedrijfswoning op een industrieterrein. Bevoegd gezag Bbk kan in dergelijke gevallen een toepassing verbieden, ook als uit de toepassingskaart de toepassing wel blijkt te mogen.

  • -

    Realiseren van een minder gevoelige functie, bijvoorbeeld het bouwen van een woning in het landelijk gebied. Bevoegd gezag Bbk kan in dergelijke gevallen een toepassing toestaan, terwijl uit de toepassingskaart de toepassing niet mogelijk lijkt. Als planvorming voor de nieuwe functie in voorbereiding is, kan in overleg met de gemeente (ruimtelijke ordening) en bevoegd gezag Bbk toestemming worden gegeven.

Voorbeeld: op een bedrijfsterrein wordt een bedrijfswoning gerealiseerd, waarbij de bodem rondom de woning moet worden opgehoogd. De toepassingswaarde (LMW) op de toepassingskaart is Klasse Industrie. Omdat de toekomstige functie “wonen” is, moet de toe te passen grond aan de Klasse Wonen voldoen.

Ook als nu al bekend is dat een industrieterrein binnen nu en 5 jaar wordt getransformeerd naar “wonen”, dient de kwaliteit van toe te passen grond aan de Klasse Wonen te voldoen.

Ook kan het zijn dat op de BFK al rekening is gehouden met een toekomstige ontwikkeling en dat op de toepassingskaart de LMW is aangegeven die past bij de toekomstige functie. Het toepassen van grond met deze kwaliteit is alleen toegestaan als:

  • -

    planvorming voor de nieuwe functie in voorbereiding is; en

  • -

    in overleg met de gemeente (ruimtelijke ordening) en bevoegd gezag Bbk

5.3.6.Milieubeschermingsgebieden voor grondwater

Uit voorzorg worden ten behoeve van de bescherming van drinkwatervoorraden restricties gesteld aan het toepassen van grond in gebieden die door de provincie Zuid-Holland zijn aangewezen in haar Provinciale Milieuverordening (PMV):

  • o

    In waterwingebieden mag alleen schone grond worden toegepast;

  • o

    Binnen de boringsvrije zone mag industriegrond worden hergebruikt;

  • o

    Industriegrond van buiten het PMV-gebied mag in boringsvrije zone worden toegepast, tenzij:

    • het voldoet aan emissietoetswaarden uit de Regeling Bodemkwaliteit, èn

    • toepassinglocatie ook industriekwaliteit is (stand-still)

  • In grondwaterbeschermingsgebieden mag geen een industriegrond worden toegepast, tenzij:

    • afkomstig is vanuit hetzelfde gwb-gebied, èn

    • toepassinglocatie ook industriekwaliteit (stand-still)

  • Voor grond van Klasse Wonen gelden geen restricties in boringsvrije zone en grondwaterbeschermingsgebieden, anders dan in deze Nota geformuleerd.

Bovenstaande regels zijn gevat in een aparte grondstormenmatrix, welke is opgenomen in Bijlage 5.

5.4. Specifieke situaties

5.4.1.Grond van onbekende kwaliteit

Partijen grond van locaties die niet binnen een zone van de bodemkwaliteitskaart zijn gelegen (niet gezoneerd), dienen altijd eerst een partijkeuring volgens het Besluit bodemkwaliteit te ondergaan. De partijkeuring dient te geschieden door een erkend en geaccrediteerd monsternemer.

 

Het bevoegd gezag moet kunnen toetsen of er naast de stoffen uit het NEN-pakket ook nog andere kritische stoffen zijn. Daarom kan het bevoegd gezag Bbk voor grond die afkomstig is van buiten de regio een historisch onderzoek verlangen van de herkomstlocatie. Hierbij dient minimaal inzicht gegeven te worden in de herkomst (saneringslocatie of niet) en de (voormalige) activiteiten op de locatie waar de grond vandaan komt. Wordt niet aan het verzoek van het bevoegd gezag Bbk voldaan, dan is hergebruik niet toegestaan.

 

De resultaten van de partijkeuring dienen voor toepassing in de betreffende zone te worden getoetst aan de LMW.

 

Partijen grond van locaties van buiten de regio, maar waarvan wel een bodemkwaliteitskaart is vastgesteld, worden per geval beoordeeld door het bevoegd gezag Bbk.

 

5.4.2.Wegbermen en spoor

Wegbermen staan in het Bodem Informatie Systeem niet als verdachte locaties aangegeven. Van wegbermen is echter bekend dat deze verontreinigd kunnen zijn als gevolg van:

  • depositie uitlaatgassen (PAK, lood);

  • afstromend regenwater (minerale olie, PAK en lood);

  • funderingsmateriaal (zware metalen en PAK);

  • toepassing van teerhoudend asfalt (PAK);

  • uitloging vangrails (zink).

De bodemkwaliteitskaart wordt niet representatief geacht voor wegbermen van wegen buiten de bebouwde kom en van doorgaande wegen binnen de bebouwde kom. Dit betekent dat de ontgravingskaart (zie kaartbijlage 2) niet als bewijsmiddel kan worden gebruikt voor de kwaliteitsklasse van de grond die ter plaatse van deze bermen vrijkomt. De

milieuhygiënische kwaliteit van uit bermen vrijkomende grond, waarvan men voornemens is om deze elders opnieuw toe te passen, dient derhalve altijd met een onderzoek te worden aangetoond.

 

Indien grond wordt toegepast in gemeentelijke wegbermen in de bebouwde kom (aanvulling) moet worden voldaan aan de LMW van de zone omdat deze wegen dikwijls dichtbij bebouwing of functie van het gebied zijn gesitueerd en ze hiermee rechtstreeks zijn te relateren aan de functie van het gebied. Voor de functieklasse van deze bermen wordt dus aangesloten bij de functieklasse van het omliggende gebied.

 

Langs gemeentelijke wegen in het landelijk gebied is de generieke eis van schone grond relatief streng. Dit zou bijvoorbeeld kunnen leiden tot een schone strook grond (wegberm) in een verder diffuus verontreinigd gebied (veenweidegebied is veelal Klasse Wonen). Voor deze solitaire wegen in het landelijk gebied geldt daarom de kwaliteit van de betreffende zone als toepassingseis (bodemkwaliteitsklasse, tabel 3.1). Dit geldt ook voor wegen die door het waterschap in beheer zijn

 

(in de Krimpenerwaard zijn nagenoeg alle wegen buiten de bebouwde kom in beheer bij het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard).

 

Voorbeeld: Langs een gemeentelijke weg in het landelijk gebied moeten de bermen worden opgehoogd. De weg ligt in zone 19. De LMW voor deze zone is landbouw/natuur (zie tabel 5.1). De bodemkwaliteit voor deze zone is Klasse Wonen (tabel 3.1). Voor de kwaliteit van de toe te passen grond in de berm mag worden afgeweken van de LMW en mag voldoen aan de Klasse Wonen.

 

Indien grond wordt toegepast in bermen van provinciale wegen, rijkswegen en spoorbanen (als aanvulling) mag dit gebeuren met kwaliteit Industrie, omdat dergelijke wegbermen als gevolg van het grote aantal voertuigen en intensieve gebruik verontreinigd zullen raken. Dit is in lijn met de wetgeving voor Grootschalige Bodem Toepassingen (GBT’s) 10 . Uitzondering zijn wegbermen die zijn gelegen in milieubeschermingsgebieden voor grondwater. Daar moet eerst de ontvangende bodem worden onderzocht. Alleen indien deze de kwaliteit Industrie heeft, mag er Klasse Industrie worden toegepast.

 

In tabel 5.3 zijn de regels voor het ontgraven en toepassen van grond in en op wegbermen en spoorgebonden gronden samengevat.

 

Voor de begrenzing van de bermen wordt aangesloten bij figuur 5.1. Deze is afkomstig uit een brief van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat [10]. Voor alle toepassingen is een maximum gesteld van 10 meter vanaf de rand van de verharding.

 

Figuur 5.1: begrenzing wegbermen.

 

Tabel 5.3: beleid voor wegbermen en spoor bij ontgraven en toepassen.

Soort wegberm

Ontgraven

Toepassen op berm

Kwaliteit bepalen door:

Toepassingseis

Binnenwegenbebouwde kom of onverhard

BKK

Functie (tabel5.1)

Doorgaandewegen in bebouwde kom2

Partijkeuring1

Functie (tabel5.1)

Gemeentelijke verharde wegen in landelijk gebied

Partijkeuring1

BKK (tabel 3.2)

Provincialewegen door een zone met bebouwing

Partijkeuring1

Functie (tabel5.1)

Provinciale wegen,rijkswegen en spoorgebonden gronden

Partijkeuring1

Industrie 3

1 Indien er wordt ontgraven en opnieuw binnen dezelfde berm wordt hergebruikt volstaat een NEN 5740 (VED-HE). De diepte tot waarop het bodemonderzoek wordt uitgevoerd is de voorgenomen ontgravingsdiepte.

2 meer dan 10.000 motorvoertuigen per etmaal.

3 uitgezonderd milieubeschermingsgebieden voor grondwater (zie ook paragraaf 5.3.6)

 

5.4.3.Grondverzet dieper dan 2 meter

De bodemkwaliteitskaart doet een uitspraak over de kwaliteit van de bodem tot 2 meter beneden maaiveld. De ondergrond (0,5–2 m –mv) is doorgaans schoner dan de bovengrond (0–0,5 m –mv). Dit gegeven kan worden gebruikt om grondverzet dieper dan 2 m –mv mogelijk te maken. Er wordt dan van uitgegaan dat de laag dieper dan 2 meter minstens zo schoon is als de laag 0,5 tot 2 m

-mv. Dit betekent dat voor vrijkomende grond van dieper dan 2 meter de kwaliteit van de bodemlaag 0,5–2 m –mv gebruikt kan worden om de afzetmogelijkheden te bepalen.

 

Voorbeeld 1: de ondergrond uit de zone 7 kan vrij worden hergebruikt in alle overige zones (groen vakje in de grondstromenmatrix). De diepere ondergrond kan dan ook vrij worden hergebruikt.

Voorbeeld 2de ondergrond uit zone 3 mag alleen worden hergebruikt op industrieterreinen en in de eigen zone. Grondverzet van de diepere ondergrond van zone 3 is toegestaan, maar mag zonder keuring alleen toegepast worden op industrieterreinen en in de eigen zone.

 

Voor het toepassen van grond dieper dan 2 m –mv geldt het volgende. In gebieden met de functie Landbouw/natuur moet deze grond schoon zijn. Ter plaatse van woonwijken en industriegebieden (aangegeven zoals op de kaart met Lokaal Maximale Waarden voor toepassen, kaartbijlage 2A) mag tot 3 m-mv grond van kwaliteit Wonen worden toegepast (mits een aangetoond functionele toepassing). Industriegrond mag niet onder 2 m-mv worden toegepast en dieper dan 3 m-mv moet altijd schone grond worden toegepast. Dit met het oog op bescherming van het grondwater en het onderbreken van water scheidende lagen.

 

5.4.4.Geldigheid van keuringen

Een (in-situ) partijkeuring is twee jaar geldig. Bevoegd gezag Bbk kan extra informatie vragen over wat er met de grond gebeurd is in de periode van keuren tot toepassen. Indien een gekeurde partij meer dan twee jaar na onderzoek ergens anders wordt hergebruikt, dan dient een nieuwe keuring plaats te vinden.

 

5.4.5.Nazorg oude categorie 1- werken

Onder het regime van het Bouwstoffenbesluit zijn categorie 1-werken opgericht. In een dergelijk werk bevindt zich categorie 1-grond. Dit is licht verontreinigde grond die niet uitloogt. Uitgangspunt was altijd dat indien het werk zijn functie verliest, de grond weer moet worden teruggenomen. In de Nota VTH van de Omgevingsdienst Midden-Holland [11] is opgenomen hoe in de regio Midden-Holland er op wordt toegezien dat dit gebeurt.

 

5.4.6.Kabels en leidingen

In het Besluit bodemkwaliteit is beschreven dat het tijdelijk verplaatsen of uit een toepassing wegnemen van grond is toegestaan indien deze vervolgens, zonder te zijn bewerkt, op of nabij dezelfde plaats en onder dezelfde condities opnieuw in die toepassing wordt aangebracht. Formeel betekent dit dat de vrijgekomen grond in dezelfde laag moet worden teruggebracht. Het gescheiden ontgraven en houden van de boven- en ondergrond is in de praktijk echter moeilijk realiseerbaar.

Vooral bij werkzaamheden aan kabels en leidingen (inclusief riolering). De grond die bij dit soort werkzaamheden wordt ontgraven, wordt namelijk vaak in één depot geplaatst. Daarbij wordt over het algemeen geen onderscheid gemaakt in grond afkomstig uit de bovengrond of uit de ondergrond, met als consequentie dat de grond geroerd in de sleuf wordt teruggebracht.

 

Gezien de ervaringen uit de praktijk, maar ook om de werkbaarheid te vergroten, wordt binnen de reikwijdte van deze Nota toegestaan om bij de tijdelijke uitname van grond, specifiek bij werkzaamheden aan kabels en leidingen, het gescheiden ontgraven en terugplaatsen van de boven- en ondergrond niet strikt te handhaven. Dit betekent dat in het traject 0,0-3,0 m –maaiveld de boven- en ondergrond geroerd mag worden teruggeplaatst. Dit geldt alleen voor grondverzet binnen “het werk”.

 

Bij het terugplaatsen van de grond dient wel de zorgplicht van artikel 13 Wet bodembescherming in acht te worden genomen en de bepalingen in paragraaf 5.3.2.

 

 

Consequentie van deze werkwijze is dat de bodem ter plaatse van leidingtracés geroerd raakt met als mogelijk gevolg het opmengen van verschillende kwaliteitsklassen. Uit Tabel 3.2 is af te leiden dat bij 10 van de 19 zones de kwaliteitsklasse van de boven- en ondergrond zich ten opzichte van elkaar verschillen. De vermenging wordt echter geaccepteerd omdat:

  • de kwaliteit van de bovengrond zal verbeteren (m.u.v. zone 14);

  • er geen bodemhygiënische risico’s zullen optreden;

  • na de werkzaamheden de bovengrond veelal weer zal worden afgedekt met bestrating;

  • de grond ter plaatse van leidingtracés in het verleden al vermengd is geraakt bij de aanleg van de kabels en leidingen (incl. riolering) dan wel dat de kabelgoten destijds mogelijk zijn aangevuld met schone grond.

Het gescheiden ontgraven en terugplaatsen van de boven- en ondergrond kan ook bij herinrichting van terreinen een onevenredig zware inspanning eisen. Gedacht moet worden aan het graven van sloten en met deze vrijkomende grond andere watergangen in de directe nabijheid weer dempen. Omdat de ondergrond veelal schoner is dan de bovengrond zal dergelijk grondverzet dikwijls leiden tot een verbetering van de kwaliteit van de contactzone (bovengrond) en hiermee gunstig zijn voor het gebruik van de bodem. Deze vorm van grondverzet kan daarom – na beoordeling van het bevoegd gezag Bbk- worden toegestaan.

6 Hergebruik van bagger

6.1. Generiek kader

In het generieke kader van het Besluit bodemkwaliteit mag bagger verspreid worden op aangrenzende percelen en in weilanddepots op het aan de watergang grenzende perceel.

Voorwaarde hieraan is dat de kwaliteit van de bagger voldoet aan de norm (uitkomst van de msPAF-toets is “verspreidbaar”) of dat de bagger dermate onverdacht is dat een onderzoek niet noodzakelijk is 11 .

In de toelichting op het Bbk wordt het begrip “aangrenzende perceel” slechts summier toegelicht en er wordt geen maximale afstand genoemd. In lijn met de wens tot decentralisatie is het Bbk bewust minder sturend en kaderstellend. Nadere invulling ligt bij gemeenten en waterschappen, die kunnen vaststellen hoe de baggeractiviteiten het beste passen binnen het beheer van het gebied [19].

 

De gemeenten binnen de regio Midden-Holland en Zoetermeer vullen het begrip aangrenzend perceel als volgt in: alle percelen die zijn gelegen binnen de grenzen van de bodemkwaliteitszone van de betreffende watergang. De argumentatie voor deze invulling is:

 

  • binnen dezelfde bodemkwaliteitszone zal vermoedelijk sprake zijn van een vrij homogene waterbodemkwaliteit. Het betreft immers gebiedseigen bagger met een vergelijkbare kwaliteit;

  • binnen een zone hebben de watergangen een vergelijkbare dynamiek, veelal poldersloten ten behoeve van ontwatering met weinig vaarbewegingen;

  • binnen dezelfde bodemkwaliteitszone zal bij benadering sprake zijn van aangrenzende percelen gezien de grote hoeveelheid met elkaar verbonden watergangen;

  • omdat de werkwijze alleen geldt voor “verspreidbare bagger”, deze vrijkomt uit eenzelfde type watergang en er veelal sprake zal zijn van een gebied met dezelfde karakteristiek wat betreft bodem en water heeft alle bagger bij benadering dezelfde kwaliteit. Strikt onderscheid maken tussen wel en niet aangrenzende percelen is daarom milieuhygiënisch niet relevant;

  • het opbrengen van licht verontreinigde bagger op één perceel met als doel het perceel op te hogen wordt gezien als doelmatig (nuttige toepassing) vanwege de sterke bodemdaling in de regio en de zeespiegelstijging. Het is wenselijk zoveel mogelijk gebiedseigen bagger te bergen in het voor bodemdaling gevoelige gebied.

  • het verspreiden van bagger gebeurt al eeuwen en de bodemkwaliteit is dus ook al eeuwen beïnvloed door deze handelswijze.

  • de totale kwaliteit van het systeem “bodem en waterbodem” verslechtert niet, maar blijft gelijk (stand-still). Dit is dus een integrale benadering van de maatschappelijke baggeropgave.

Bovenstaande invulling geldt voor zowel het landelijk als het stedelijk gebied, zolang de verspreidbare bagger maar binnen de bodemkwaliteitszone blijft en de bagger ofwel afkomstig is uit onverdachte watergangen dan wel op basis van een milieuhygiënische verklaring conform het Besluit bodemkwaliteit als verspreidbaar (ms-PAF-toets) kan worden beschouwd. De invulling wordt geïllustreerd in figuur 6.1.

 

Het Bbk geeft geen maat voor de laagdikte of hoeveelheden te verspreiden baggerspecie. De gemeenten in de regio hanteren een maximale dikte van de baggerlaag na rijping van niet meer dan 30 cm. Dit in verband met de aerobe afbraak van organische verontreinigingen die bij dikke baggerlagen ernstig wordt bemoeilijkt.

 

Figuur 6.1: Verspreidbare bagger (msPAF-toets) mag uit de gehele zone in een weilanddepot worden geborgen (groen = zone 19, “Buitengebied overig”).

 

In de voorbije jaren is er veel stedelijk water gebaggerd waarbij de bagger werd ontwaterd in geotubes, met als doel om de gerijpte bagger direct toe te kunnen passen in plantsoenen en parken ten behoeve van noodzakelijke ophogingen. Het generieke kader voor weilanddepots is ook van toepassing op geotubes. Dit betekent dat verspreidbare bagger (msPAF-toets) na rijping in de geotube niet meer hoeft te worden gekeurd, maar in de zone van herkomst mag worden toegepast in plantsoenen en parken. Behalve de tussenkomst van de geotube is de toepassing identiek aan het een weilanddepot en kan het dus ook als zodanig worden beschouwd.

 

Voorbeeld: in onderstaande figuur is geïllustreerd dat verspreidbare bagger uit zone 5 (“woonwijken van 1940- 1990 in Gouda, Bodegraven, Reeuwijk en Boskoop) ontwatert wordt in een geotube in dezelfde zone. Na ontwatering wordt het geotextiel verwijderd en kan de bagger worden uitgevlakt.

 

Figuur 6.2: Beleid voor geotubes geïllustreerd: verspreidbare bagger uit dezelfde zone.

6.2. Gebiedsspecifiek beleid

Naar verwachting kan veel van het baggerwerk worden uitgevoerd volgens het in paragraaf 6.1 uitgewerkte generieke kader. Het kan echter voorkomen dat er op aangrenzende percelen in de zone geen ruimte is om de bagger te bergen. In deze paragraaf wordt daarom een gebiedsspecifiek beleid uitgewerkt.

 

6.2.1.Bagger direct toepassen

Natte bagger mag worden toegepast als deze voldoet aan de voor die zone geldende Lokaal Maximale Waarden voor grond (tabel 5.1). Het direct toepassen wordt dan niet gezien als verspreiden en er hoeft dus ook niet te worden getoetst met de msPAF-toets.

Deze toetsing geldt voor zowel bagger uit de regio Midden-Holland en Zoetermeer als voor bagger buiten de regio. In wezen wordt er bij direct toepassen geen verschil gemaakt tussen grond en bagger.

 

Voorbeeld. Er is een waterbodemonderzoek uitgevoerd. De analyseresultaten zijn getoetst aan Bijlage II van de Regeling Bodemkwaliteit (Achtergrondwaarden, Wonen en Industrie) waaruit blijkt dat de bagger voldoet aan Klasse Wonen. Ongeacht de uitkomst van de msPAF-toets mag de natte bagger dan direct worden toegepast in de zones 1 t/m 12 en 18 (Tabel 5.1).

Let wel: het gaat om direct toepassen. Indien eerst een depot wordt ingericht gelden andere regels (paragrafen 6.1 en 6.2.2).

6.2.2.Hergebruik van bagger tussen zones

Het kan voorkomen dat er in de zone van herkomst geen ruimte is om een weilanddepot of geotube aan te leggen. Dit is dikwijls het geval in het stedelijk gebied: als geotubes binnen de zone geen reële optie zijn, is een weilanddepot in het (aangrenzende) landelijk gebied vaak een goed alternatief.

Omdat in dergelijke gevallen echter niet kan worden gesproken van bagger die afkomstig is uit aangrenzende watergangen valt dit niet onder het generieke kader.

 

Bij hergebruik van bagger in een andere zone wordt voor woongebieden en bedrijfsterreinen aangesloten bij de LMW voor grond, respectievelijk Klasse Wonen en Klasse Industrie (tabel 5.1).

De Lokaal Maximale Waarden voor grond in het landelijk gebied zijn vastgelegd op het niveau van de Achtergrondwaarden. Uit analyse van uitgevoerd waterbodemonderzoek blijkt dat bagger uit het stedelijk gebied dikwijls niet voldoet aan deze LMW. Daarom zijn speciaal voor het hergebruik van bagger in het landelijk gebied Lokaal Maximale Waarden afgeleid. Deze LMW zijn opgenomen als bijlage 6 en houden rekening met de huidige bodemkwaliteit van de ontvangende zone, de kwaliteit van de bagger uit bebouwd gebied en de bodemfunctie van het ontvangende perceel. Bij de afleiding is er eveneens rekening mee gehouden dat er geen risico’s mogen ontstaan. Vooruitlopend op nieuwe regels voor het verspreiden van bagger (Omgevingswet), wordt een maximale afstand gesteld aan het op deze wijze toepassen, namelijk 10 kilometer.

 

Consequentie is dat er in het landelijk gebied voor grond en bagger andere LMW gelden. De LMW voor bagger zijn ruimer dan die voor grond. Dit wordt gerechtvaardigd vanwege de grote maatschappelijke baggeropgave: er komt veel bagger vrij bij een noodzakelijke activiteit in het stedelijk gebied waar geen of weinig plaats is voor hergebruik. Voor grond is dit van minder groot belang: er komt weinig grond vrij en de grond kan eenvoudig in het stedelijk gebied worden hergebruikt.

 

De LMW voor bagger geldt voor bagger uit een andere bodemkwaliteitszone èn uit watersystemen met een afwijkende dynamiek. Zo hebben boezemwateren die de zone kruisen een eigen dynamiek en de daarin aanwezige bagger is niet zone-eigen. De LMW gelden ook voor geotubes in andere zones dan de zone van herkomst.

 

In figuur 6.3 worden verschillende situaties geïllustreerd en in figuur 6.4 is een beslisschema opgenomen

 

Figuur 6.3: de verschillende situaties met toetsingen geïllustreerd.

 

Met de LMW wordt een verruiming in de afzetmogelijkheden van stedelijke bagger gecreëerd, zonder dat er risico’s ontstaan. De LMW gelden ook voor bagger van buiten de regio, met een maximum van 10 kilometer gerekend vanaf de toepassingslocatie.

 

Om de kwaliteit van de bagger te bepalen is voor verdachte watergangen een waterbodemonderzoek conform de NEN 5720 noodzakelijk. Hier hoort ook een vooronderzoek aan vooraf te gaan. In bepaalde gevallen mag worden afgeweken van de eis uit de NEN van bemonstering per 0,5 meter sliblaag. Bij onderhoudsbaggeren mag de sliblaag tot de onderhoudsdiepte als één laag worden bemonsterd. Zie ook bijlage 8.

 

Omdat tijdens het pompen en/of vervoer de bagger vermengd raakt, mogen de analyseresultaten uit het waterbodemonderzoek worden gemiddeld. Voorwaarde hiervoor is wel dat de baggerkwaliteit redelijk homogeen moet zijn. Uitschieters (hoge waarden) in de baggerkwaliteit mogen niet worden “weggemiddeld”. Dit is altijd ter beoordeling aan het bevoegd gezag Bbk.

6.3. RisicoToolBox

In bijlage 6 zijn gebiedsspecifieke normen (Lokaal Maximale Waarden) voor bagger afgeleid. Het Besluit bodemkwaliteit schrijft voor dat deze moeten worden getoetst in de RisicoToolBox. In bijlage 7 zijn de uitkomsten hiervan opgenomen.

 

Door voor woongebieden en industrieterreinen (zones 1 t/m 15) aan te sluiten bij de Maximale Waarde die hoort bij de functie zijn er geen risico’s. Voor de zones van het landelijk gebied zijn de uitkomsten van de RisicoToolBox onderbouwd in Bijlage 7 en rechtvaardigen de conclusie dat er geen risico’s optreden.

 

Figuur 6.4: beslisschema weilanddepots.

* Er mag een weg en/of een langs de weg gelegen watergang tussen het depot en de te baggeren watergang liggen. Ook mag het depot verderop langs de te baggeren watergang worden gesitueerd.

** Omdat tijdens het pompen en/of vervoer de bagger vermengd raakt, mogen de analyseresultaten uit het waterbodemonderzoek worden gemiddeld. Voorwaarde hiervoor is wel dat de baggerkwaliteit redelijk homogeen moet zijn. Uitschieters (hoge waarden) in de analyseresultaten mogen niet worden “weggemiddeld”. Dit is altijd ter beoordeling aan het bevoegd gezag Bbk.

 

Literatuuur

 

  • 1.

    Besluit bodemkwaliteit. Staatsblad 469, 22 november 2007

 

  • 2.

    Regeling bodemkwaliteit. Staatscourant 247. 13 december 2007

 

  • 3.

    Nota Bodembeheer Midden-Holland en Zoetermeer, Milieudienst Midden-Holland, mei 2011.

 

  • 4.

    Handreiking Bodemkwaliteit, SenterNovem – Bodem+, Den Haag, december 2007.

 

  • 5.

    Regionale Bodematlas Midden-Holland, Milieudienst Midden-Holland, 2008.

 

  • 6.

    Richtlijn Bodemkwaliteitskaarten, NEN, 2007

 

  • 7.

    Handelingskader Bodembeheer Toemaakdekgronden, provincie Zuid-Holland, december 2010.

 

  • 8.

    Bodemkwaliteitskaart regio Midden-Holland, gemeente Alphen aan den Rijn en gemeente Zoetermeer, Lievense-CSO, 15M2020.RAP001, 14 december 2015.

 

  • 9.

    Grootschalig bodemonderzoek t.b.v. het opstellen van een bodemkwaliteitskaart Regio Midden-Holland en Zoetermeer, Oranjewoud, rapportnummer 197239, 10 november 2009.

 

  • 10.

    Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Dienst Verkeer en Scheepvaart (kenmerk RWS/DVS-2009/2932, 19 november 2009).

 

  • 11.

    Nota vergunningverlening, toezicht en handhaving voor gemeentelijke milieutaken 2015- 2018. Omgevingsdienst Midden-Holland, 6 januari 2015.

 

  • 12.

    Ecologische risico’s van bodemverontreinigingen in toemaakdek in de gemeente De Ronde Venen. Alterra-rapport 151, 2000.

 

  • 13.

    Actief Bodembeheer Toemaakdekken – Risico’s van bodemverontreiniging voor de kwaliteit van veevoer en de gehalten aan lood en cadmium in orgaanvlees in het veenweidegebied. Alterra-rapport 1433, 2007

 

  • 14.

    De invloed van toemaak op de kwaliteit van veevoer en inname door grote grazers – Invloed van bodemverontreiniging op de kwaliteit van veevoer en de gehalten aan loodin faeces en orgaanvlees van koeien en schapen in het veenweidegebied. Alterra-rapport 1871, 2009.

 

  • 15.

    Population dynamics of Black-tailed Godwits in the light of heavy metal pollution, Maja Roodbergen, Alterra Scientific contributions 36, 2010, ISBN 978-90-327-0390-5.

 

  • 16.

    Monitoring van ecologische risico’s bij actief bodembeheer in de Krimpenerwaard, Alterra- rapport 1814, 2009

 

  • 17.

    NOBO: Normstelling en bodemkwaliteitsbeoordeling – Onderbouwing en beleidsmatige keuzes voor de bodemnormen in 2005, 2006 en 2007. VROM, december 2008.

 

  • 18.

    Ken uw bodemkwaliteit, Grontmij i.o.v. SenterNovem/Bodem+, 1 september 2007, 3BODM0704

 

  • 19.

    Handvat implementatie Besluit Bodemkwaliteit. Onderwerp: reikwijdte verspreiden van baggerspecie, SenterNovem/Bodem+, juni 2008

 

  • 20.

    Landfarming of polycyclis aromatic hydrocarbons and mineral oil contaminates sediments, J. Harmsen. Alterra Scientific contributions 14, 2004. ISBN 90-237-03-41-2.

 

  • 21.

    Nota Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving 2014-2017. Provincie Zuid-Holland, 17 december 2013.

Bijlage A Kaartbijlagen

Kaartbijlage 1: Bodemfunctieklassenkaart

Kaartbijlage 2a: Bodemkwaliteitskaart (ontgravingskaart) bovengrond

Kaartbijlage 2b: Bodemkwaliteitskaart (ontgravingskaart) ondergrond

Kaartbijlage 3a: Lokaal Maximale Waarden (toepassingskaart) bovengrond

Kaartbijlage 3b: Lokaal Maximale Waarden (toepassingskaart) ondergrond

Kaartbijlage 4: Consequenties gebiedsspecifiek beleid

 

 

 

 

 

 

 

Bijlage 1: Begrippenlijst

 

AW2000, AW of

achtergrondwaarde

Landelijk vastgestelde aan chemische stoffen voor een goede bodemkwaliteit, waarvoor geldtdat er geensprake is van belasting door

lokale verontreinigingsbronnen.

Baggerspecie

Materiaal dat is vrijgekomen uit de bodem via het oppervlaktewater of de voor dat water bestemde ruimte en dat bestaat uit minerale delen met een maximale korrelgrootte van 2 mm en organische stof in een verhouding en met een structuur zoals deze in de bodem van nature worden aangetroffen, alsmede van nature in de bodem voorkomende schelpen en grind met een korrelgrootte van 2 tot 63 mm.

Besluit bodemkwaliteit (Bbk)

Algemene Maatregel van Bestuur die op 1 juli 2008 in werkingis getreden, metregels over de kwaliteit vanbodem

Bestemmingsplanwijziging

wijziging van het gemeentelijk bestemmingsplan op grond van de WetRuimtelijke Ordening (WRO).

BIS-toets

Controle van het Bodem Informatie Systeem op gegevens over voormalige bedrijven, gedempte sloten, ondergrondse tanks,huidige

bedrijven, bodemonderzoekslocaties en bodemtoepassingen

Bodemfunctieklassenkaart (BFK)

Kaart met daaropeen indeling van de gemeente of beheergebied in de volgende bodemfuncties: Landbouw/natuur, Wonenen Industrie

Bodeminformatiesysteem (BIS)

(Gemeentelijk)informatiesysteem (database) waarindigitaal de bekende

bodemgegevens uit milieuonderzoeken zijn opgenomen.

Bodemkwaliteitsdata

Data opgeslagen in het bodeminformatiesysteem.

Bodemkwaliteitskaart (BKK)

Onder het begrip bodemkwaliteitskaart wordt zowel een set van kaarten als de karakteristiek van de gebiedseigen bodemkwaliteit door middelvan kengetallen verstaan. De kaart bestaat als het ware uit verschillende ‘lagen’, waarbij elk van de lagen gericht is op de ruimtelijke rangschikking van een verschillend type informatie waarvoor verondersteld wordt dat

deze bepalend is voor de gebiedseigen bodemkwaliteit.

Bodemkwaliteitszone

Deel vaneen beheersgebied waarvoor geldt dat er eenzelfde verwachting bestaat omtrent de bodemkwaliteit, waarbijzowel de verwachtingswaarde

als de matevan variabiliteit bepalend zijn.

College B &W

College van Burgemeester en Wethouders

DDT ‘s

Dichloor-diphenyl-trichloorethaan, een organisch chemisch insecticide

Diffuse bodemkwaliteit

Algehele bodemkwaliteit zoals die geldtvoor het grootste gedeelte van eenvooraf bepaalde zone.Het begrip diffusebodemkwaliteit is het

tegengestelde van een puntbron.

Duurzaambodembeleid

Het nieuwe bodembeleid richt zich op bewuster en duurzamer bodemgebruik die de waarde vande bodem behoudt

Emissiewaarden

Uitloogwaarden van(licht) verontreinigde grond.

Gebiedsspecifiek beleid

Lokale regels inzakehet toepassen van grond en bouwstoffen waarbij

lokale maximale waarden aan stoffengelden in bodemkwaliteitszones. Gebiedsspecifiek beleidis door de gemeenteraad vastgesteld..

Generiek beleid

Landelijk geldende regels voor het toepassen van grond en bouwstoffen.

 

Gezoneerd gebied

Gebied waarvoor een bodemkwaliteitszone is vastgesteld.

Grond

Vast materiaal dat bestaat uit minerale delen met een maximale korrelgrootte van 2 mm en organische stof in een verhouding en met een structuur zoalsdeze in de bodem vannature wordt aangetroffen, alsmede van naturein de bodem voorkomende schelpen en grind meteen

korrelgrootte van 2 tot 63 mm, nietzijnde baggerspecie

Hergebruikvan grond alsbodem

Het hergebruiken van grond, zodanig dat deze een integraal onderdeel van de ontvangende bodem wordt. Dit is het geval in bijvoorbeeld ophogingen of aanvullingen vande bodem met uitsluitend grond

Heterogeniteit

Matig tot veel variatie in de bodemkwaliteit in de betreffende zone

Homogeniteit

Geen tot nauwelijks variatie in de bodemkwaliteit in de betreffende zone

Inrichting

Een locatie waar bedrijfsmatig activiteiten worden uitgevoerd binnen de reikwijdte van het begrip inrichting van artikel 1.1 lid 1 van de Wet Milieubeheer. Inrichtingen moeten gecategoriseerd zijnzoals omschreven

in het Inrichtingen- en vergunningenbesluit.

Interventiewaarde

Waarde die aangeeft bij welke concentratie sprake is van ernstige of

dreigende ernstige vermindering van de functionele eigenschappen van de bodem voor mens, plant of dier

Kaderrichtlijn water (KRW)

Europese richtlijn ten behoeve van de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater

Kwaliteitsbewijsmiddel

Bewijsmiddel conform het Besluit bodemkwaliteit van grond, baggerspecie of een bouwstof.

Landelijkmeldpunt

Meldpunt voorhet melden van het toepassen van grond conformhet Besluit bodemkwaliteit. www.meldpuntbodemkwaliteit.nl

Licht verontreinigde grond

Grond diebij toetsing aan de achtergrondwaarden (AW2000) niet voldoet aan de streefwaarden bodemkwaliteit, maar waarbij voor géén van de stoffen sprake is van overschrijding van de tussen- en/of

interventiewaarde

Lokaal Maximale Waarde (LMW)

Lokaal vastgestelde waarden voor de bodemkwaliteit waaraan de toe te passen grond en baggerspecie moet voldoen.

Ms-PAF methode

Meer stoffen-Potentieel Aangetaste Fractie van lagereorganismen, zijnde

een aanduiding voor ecologische risico’s als gevolg van bodemverontreiniging vanwaterbodems

NEN 5720

Norm die de werkwijze beschrijft voor het opstellen van de onderzoeksstrategie bij verkennend onderzoek naar de aanwezigheid vanwaterbodemverontreiniging. Deze norm geldt ook voor het bepalen van de milieuhygiënische kwaliteit van de waterbodem en eventueel daaruit

vrijkomende baggerspecie.

NEN 5725

Norm die de werkwijze beschrijft voor het opstellen van een historisch vooronderzoek.

NEN 5740

Norm die de werkwijze beschrijft voor het opstellen van de onderzoeksstrategie bij verkennend bodemonderzoek naar de (mogelijke) aanwezigheid van bodemverontreiniging en de werkwijze voor het bepalen van de milieuhygiënische kwaliteit van de landbodem (in de rest van het document ‘bodem’ genoemd) en eventueel daaruit vrijkomende

grond.

 

Overgangsrecht

Een artikel uit het Besluitbodemkwaliteit dat het mogelijk maaktvoor een gemeente om maximaal 5 jaar na inwerking treding van het Besluit bodemkwaliteit noggebruik te maken.Van de ‘bestaande’

bodemkwaliteitskaart en bijbehorend bodembeheersplan.

P50, P80 en P95 (50-, 80- en 95-

percentielwaarde)

In dit document: concentratieniveau van een bepaalde stof;resp. 50%, 80

% en 95% van de beschikbare waarnemingen (analyseresultaten beschikbaar voor diestof binnen eenbodemkwaliteitszone) ligt benedendit concentratieniveau.

PAK

Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen. Naam voor een verzameling van stoffen.

Partijkeuring (AP04)

Schriftelijke verklaring op basis van een eenmalig onderzoek, dat wordt uitgevoerd door een persoon of instelling die daartoe beschikt over een erkenning, en waarin wordtvermeld of een partij onderhet regime van het

Besluit kan worden toegepast.

Puntverontreiniging

Een (kern)belasting vande bodem, zoalslekkages, morsingen, verbrandingen etc. met beperkte omvang.

Risicotoolbox (RTB)

Een website van het RIVM waarop van concentraties van stoffen in bodem kan worden getoetst of deze bij bepaalde typen bodemgebruik risico’s met zich meebrengen.

Samenstellingswaarden

De gehalten aan stoffen in een partijgrond.

Schone grond

Grond die bij toetsing aan de achtergrondwaarden (AW2000) uit de ‘Regeling bodemkwaliteit’ van 21 december 2007 en de ‘Wijziging Regeling bodemkwaliteit’ van respectievelijk 27 juni 2008en 7 april 2009

de achtergrondwaarde niet overschrijdt.

Stand-stillop klasse niveau

De mogelijkheid om grond uit te wisselen binnen een vastgesteld beheergebied zonder dat daarbij de actuele bodemkwaliteit, beoordeeld op bodemkwaliteitsklassen, in negatieve zinbeïnvloed wordt.

Sterk verontreinigde grond

Grond die bij toetsing aan de interventiewaarden uit de ‘Circulaire bodemsanering 2009’ van 7 april 2009de interventiewaarde overschrijdt.

Toemaakdek(-grond)

Het toemaakdek is een laag tot 50 cm dik, bestaande uit stadsafval, stalmest en baggerslib, die in de afgelopen eeuwenis opgebracht op de gronden van het veenweidegebied in het westen van Nederland om de bodem te verbeteren. In het Groene Hart ligt ongeveer 6000 hectare toemaakdek. Het dek is veelal licht verontreinigd met zware metalen,

maar plaatselijk ernstig verontreinigd.

Veengrond

Bodemtype dat hoofdzakelijk bestaatuit plantaardig materiaal.

Verantwoordingsrapportage

Rapportage waarin de totstandkoming van het Gebiedsspecifiek bodembeleid wordt toegelicht.

Wbb-locatie

Locatie waar een geval van ernstige bodemverontreiniging is geconstateerd of een vermoeden bestaatdat er sprakeis van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Er is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging indien in de grond meer dan 25 m3 de interventiewaarde overschrijdt of in het grondwater meer dan 100m3 de interventiewaarde overschrijdt. De provincie Zuid-Holland is voor

dergelijke locaties bevoegd gezag.

Weilanddepots

De tijdelijke opslag van baggerspecie over de aan de watergang grenzende percelen.

 

Zand

Ongeconsolideerd (los),korrelige grondsoort. Zandbestaat uit zeerkleine stukjes steen, zandkorrels, die in grootte variëren tussen 63 micrometer en 2 millimeter. Minimaal 70% van het materiaal moet binnen deze grens

vallen.

Zorgplicht

Een artikel in de Wet Bodembescherming (zgn. kapstokartikel, 13) dat moet voorkomen dat door bewust menselijk handelen de bodem verontreinigd raakt,zonder dat ervoorverantwoordelijkheid wordt

genomen door de veroorzaker.

Bijlage 2: Uitkomsten RisicoToolBox (Grond)

Tabel 1: Risicobeoordelingen bij verschillende bodemfuncties (op basis van P95)

 

Toelichting: achter iedere stof staat de risico-index. Er zijn mogelijk risico’s bij een risico-index groter dan 1.

 

N.B.: Het gaat om het hergebruik van grond die binnen dezelfde zone vrijkomt.

 

N.B.: Kobalt is een stof waarvoor de humane risicogrenzen niet zijn meegenomen voor de onderbouwing van de Landelijke referentiewaarden, vanwege de relatief grote onzekerheid van de gewasopnameroute. (Nobo-rapport)

Tabel 2: Beoordeling ecologische risico’s bij de functie “ander groen, bebouwing, infrastructuur” (op basis van gemiddelde waarden)

 

zone en functie

kwaliteit

Toepassingseis (bij hergebruik binnen zone)

ecologische risico’s1

Zone 1A: Binnenstad Gouda

Industrie

Industrie

Lood (0,6)

Zink (0,48)

Zone 1B:Binnenstad Schoonhoven

Industrie

Industrie

Lood (0,75)

Zone 1C: Kern Bodegraven

Industrie

Industrie

Lood (0,41)

Zone 1D: Oude dorp Zoetermeer

Industrie

Industrie

Lood (0,70)

Zink (0,41)

Zone 1E: Historische en oude bebouwing < 1940 Alphen a/d Rijn

Industrie

Industrie

Lood (0,33)

Zone 3: Historische bebouwing zeekleipolders

Industrie

Industrie

Lood (0,39)

Zone 8A: Lintbebouwing veenweidegebied

Industrie

Industrie

Lood (0,38)

Zone 9: Lintbebouwing op toemaakdek

Industrie

Industrie

Lood (0,48)

Zone 17:Buitengebied – toemaakdek

Industrie

Industrie

Lood (0,47)

Zone 18: Buitengebied – boomkwekerijen Boskoop

Industrie

Industrie

Som drins (0,30)

1 hoogste risico van alle stoffen

 

Alle waarde-indexen zijn kleiner dan 1: er is geen sprake van ecologische risico’s bij het toepassen van zone-eigen grond bij het bodemgebruik ‘ander groen, bebouwing, infrastructuur’. Voor zones 2, 8B en 12 bleek al op basis van de P95 dat er bij de functie “ander groen, bebouwing en infrastructuur” geen ecologische risico’s optreden.

Bijlage 3: Toetsingswaarden (standaard bodem)

Tabel: Gehalten maximale waarden (mg/kg d.s. voor standaard bodem *)

* standaard bodem heeft een organisch stofpercentage van 10 % en een lutumpercentage van 25 %

Bijlage 4: Beoordelingssystematiek BKK’s van andere gemeenten en regio’s

  • o

    De BKK is opgesteld voor het standaard stoffenpakket uit de NEN 5740 zoals van kracht sinds 1 juli 2008

  • o

    De BKK is opgesteld volgens de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten, september 2007*

  • o

    De BKK is vastgesteld door de betreffende gemeente

  • o

    De BKK is maximaal 5 jaar oud

  • o

    De indeling in zones is gebaseerd op: zonering in voorgaande bkk / huidig gebruik / historische ontwikkeling / etc.

  • o

    Indien de grond afkomstig is uit heterogene zones (zone met sterke heterogeniteit voor één of meerdere stoffen), kan de bevoegd gezag Bbk bijv. een percentielwaarde die hoger ligt dan de gemiddelde waarde als te toetsen waarde hanteren. Dit is ter beoordeling aan de Milieudienst.

  • o

    Een andere optie is om bijvoorbeeld minimaal een verkennend onderzoek (NEN5740) te eisen van de herkomstlocatie.

  • o

    De locatie van herkomst is onverdacht voor bodemverontreiniging.

  • o

    Voor de locatie van herkomst zijn geen andere bewijsmiddelen beschikbaar die meer

  • o

    locatiespecifiek zijn.

  • o

    De klasse-indeling is gebaseerd op het gemiddelde.

*Voor alle stoffen in het nieuwe pakket dienen voldoende waarnemingen gebruikt te zijn, dwz:

  • -

    voor elke zone: 20 waarnemingen

  • -

    voor aaneengesloten zones: voldoende ruimtelijke spreiding: bij verdeling van zone in 20 vakken dient in minstens 10 vakken een of meerdere waarnemingen te liggen

  • -

    voor niet aaneengesloten zones: in elk losliggend deelgebied dienen minimaal 3 waarnemingen te liggen

Bijlage 5: volledige grondstromenmatrix

Grondstromenmatrix voor milieubeschermingsgebieden voor grondwater

Er worden restricties gesteld aan grondverzet in de milieubeschermingsgebieden voor grondwater. Deze gebieden zijn in de Provinciale Milieuverordening (PMV) van de provincie Zuid-Holland aangewezen en tevens afgebeeld op kaartbijlage 3A.

Er wordt onderscheid gemaakt in grondverzet binnen een “PMV-gebied” en het toepassen van grond van buiten naar een PMV-gebied.

 

Hergebruik van grond binnen hetzelfde PMV-gebied

 

! = mits kwaliteit van de ontvangende bodem industrie is. Dus als de huidige kwaliteit al klasse Industrie is, mag er industriegrond worden toegepast. Stand-still principe is hier van toepassing.

 

Verklaring van de kleuren:

 

Hergebruik van grond van buiten een PMV-gebied

! = mits de ontvangende bodem ook kwaliteit Industrie heeft èn het voldoet aan de emissietoetswaarden.

Bijlage 6: Lokaal Maximale Waarden voor bagger

Voor toepassen van bagger in het landelijk gebied, afkomstig van een andere zone

 

Voor bagger die vanuit een stedelijke zone wordt toegepast in het landelijk gebied gelden aparte Lokaal Maximale Waarden. Deze zijn als volgt afgeleid. Het betreft de hoogste waarde van:

  • de 95-percentielwaarde van de bodemkwaliteitszone waarin het weilanddepot is gelegen, en

  • risiconorm bij de huidige functie. Hierbij is gebruik gemaakt van bijlagen 6 en 7 van het NOBO- rapport [17].

In het NOBO-rapport, welke ten grondslag ligt aan de toetsing in de RisicoToolBox, zijn in bijlage 6 specifieke normen gedefinieerd voor onder andere de volgende bodemfuncties:

  • natuur met een hoog ecologisch beschermingsniveau

  • natuur of landbouw met een gemiddeld ecologisch beschermingsniveau, al dan niet met doorvergiftiging

  • natuur of landbouw met een matig ecologisch beschermingsniveau, al dan niet met doorvergiftiging

Daarnaast worden in de RTB de LAC2006-waarden gebruikt voor onder andere de volgende in Midden-Holland, Alphen aan de Rijn en Zoetermeer voorkomende bodemgebruiken:

  • beweid grasland

  • akkerbouw voor veevoer

  • akkerbouw

Door rekening te houden met het bodemgebruik ter plaatse van de eindbestemming van de bagger kunnen de specifieke LMW’s worden afgeleid. In onderstaande tabellen is dit gedaan voor de 4 zones van het landelijk gebied. Hierbij zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • 1.

    op landbouwpercelen in het veenweidegebied wordt rekening gehouden met een gemiddeldecologisch beschermingsniveau, omdat op veel veenweidepercelen ook natuurdoelen worden nagestreefd (met name voor weidevogels);

  • 2.

    op landbouwpercelen met akkerbouw (veelal in de Zuidplaspolder) wordt uitgegaan van een

  • matig beschermingsniveau voor ecologie, omdat hier in principe geen natuurdoelen worden nagestreefd.

  • 3.

    Voor barium, kobalt en molybdeen bestaan geen LAC-waarden. Voor ecologie ligt de grens op

  • de Interventiewaarde, dit wordt echter te hoog geacht en daarom wordt aangesloten bij de bestaande bodemkwaliteit. Indien de bestaande bodemkwaliteit lager is dan de Achtergrondwaarde, wordt de achtergrondwaarde gehanteerd. Voor barium hoeft geen toetsing plaats te vinden conform de Circulaire Bodemsanering.

  • 4.

    De LAC2006-waarde voor koper in veengebieden is 30 mg/kg, maar uit Alterra-rapport 1871 [14] blijken geen risico’s in toemaakdekgebieden, waar de kopergehalten een factor 3 hoger zijn dan in zone 19 (158 mg/kg!). De P95 van zone 19 is 58 mg/kg en dit gehalte wordt in de Krimpenerwaard nu ook niet als probleem ervaren.

  • 5.

    Van PAK is bekend dat deze gedurende de rijping in een depot (en daarna) verder afbreken,

  • zodat met dit proces rekening kan worden gehouden in de toetsing van natte bagger [20]. Een afbraak van een factor 2 of 3 is heel reëel [20]. De lokale achtergrondgehalten (P95) in de vier verschillende bodemkwaliteitszones variëren van 3,7 tot 14,8 mg/kg. Deze hoogste waarde wordt te hoog geacht. Daarom wordt waarde 6,8 mg/kg (Klasse Wonen) gehanteerd: na afbraak zal het PAK-gehalte op het niveau van de P95 of lager liggen en zijn er niet meer risico’s dan in de huidige situatie. De LAC-waarde voor PAK is 3,4 mg/kg en ligt dus precies op de helft van 6,8 (en dus een afbraakfactor van 2).

Tabel 1: LMW’s voor bagger vanuit andere zones naar zone 16 (Buitengebied Zeekleipolders) (naar standaard bodem omgerekende gehalten).

Stof

LMWakkerbouw

LMW akkerbouw veevoer

LMW beweid grasland

LMWnatuur

Cadmium

2 (LAC)

2 (LAC)

1,2 (gem eco)

0,6 (AW)

Kobalt

15 (AW)

15 (AW)

15 (AW)

15 (AW)

Koper

160 (LAC)

80 (LAC)

54 (gem eco)

40 (AW)

Kwik

2 (LAC)

2 (LAC)

0,83 (gem eco)

0,15 (AW)

Lood

200 (LAC)

200 (LAC)

150 (LAC)

50 (AW)

Molybdeen

3,0 (P95)

3,0 (P95)

3,0 (P95)

3,0 (P95)

Nikkel

38 (P95)

38 (P95)

35 (AW/gem eco)

35 (AW)

Zink

350 (LAC)

370 (matigeco)

200 (gem eco)

140 (AW)

PAK

6,8 (2xLAC)

6,8 (2xLAC)

6,8 (2xLAC)

6,8 (2xLAC)

Minerale olie

380 (2xAW)

380 (2xAW)

380 (2xAW)

380 (2xAW)

PCB’s

0,04 (2xAW)

0,04 (2xAW)

0,04 (2xAW)

0,04 (2xAW)

Tussen haakjes staat waar de waarde van is afgeleid:

P95 = 95-percentielwaarde van de bodemkwaliteitskaart [8]

LAC = Waarden van de Landbouw Advies Commissie (bijlage 7 uit NOBO-rapport) Gem eco = gemiddeld ecologisch beschermingsniveau (bijlage 6 uit NOBO-rapport) Matig eco = matig ecologisch beschermingsniveau (bijlage 6 uit NOBO-rapport)

 

Tabel 2: LMW’s voor bagger vanuit andere zones naar zone 17: Toemaakdek (naar standaard bodem omgerekende gehalten).

Stof

LMW grasland

LMW akkerbouw veevoer

LMW natuur

Cadmium

1,2 (gem eco)

1,2 (gem eco)

0,6 (AW)

Kobalt

15 (AW)

15 (AW)

15 (AW)

Koper

170 (P95)

80 (LAC)

40 (AW)

Kwik

0,83 (gem eco)

2 (LAC)

0,15 (AW)

Lood

530 (I)

200 (LAC)

50 (AW)

Molybdeen

3,0 (P95)

3,0 (P95)

3,0 (P95)

Nikkel

43 (P95)

43 (P95)

35 (AW)

Zink

470 (P95)

470 (P95)

140 (AW)

PAK

6,8 (2xLAC)

6,8 (2xLAC)

6,8 (2xLAC)

Minerale olie

380 (2xAW)

380 (2xAW)

380 (2xAW)

PCB’s

0,04 (2xAW)

0,04 (2xAW)

0,04 (2xAW)

 

Tabel 3: LMW’s voor bagger vanuit andere zones naar zone 19: “Landelijk gebied veenweide”

(naar standaard bodem omgerekende gehalten).

Stof

LMW beweid grasland

LMW akkerbouw veevoer

LMW natuur

Cadmium

1,2 (gem eco)

1,2 (gem eco)

0,6 (AW)

Kobalt

15 (AW)

15 (AW)

15 (AW)

Koper

54 (gem eco)

80 (LAC)

40 (AW)

Kwik

0,83 (gem eco)

2 (LAC)

0,15 (AW)

Lood

232 (P95)

232 (P95)

50 (AW)

Molybdeen

3,0 (P95)

3,0 (P95)

3,0 (P95)

Nikkel

50 (P95)

50 (P95)

35 (AW)

Zink

200 (gem eco)

370 (matig eco)

140 (AW)

PAK

6,8 (2xLAC)

6,8 (2xLAC)

6,8 (2xLAC)

Minerale olie

380 (2xAW)

380 (2xAW)

380 (2xAW)

PCB’s

0,04 (2xAW)

0,04 (2xAW)

0,04 (2xAW)

 

Tabel 4: LMW’s voor bagger vanuit andere zones naar zone 18 (Boomkwekerijen) (naar standaard bodem omgerekende gehalten). In deze zone vindt geen landbouw plaats en is ook geen natuurgebied gelegen. Daarom wordt (nagenoeg) volledig aangesloten bij de P95 van de zone.

Stof

LMW

Cadmium

0,5

Kobalt

15

Koper

70

Kwik

0,81

Lood

239

Molybdeen

3,0

Nikkel

49

Zink

183

PAK

6,8 (Wonen)

Minerale olie

380 (2xAW)

PCB’s

0,04 (2xAW)

 

Bijlage 7: Uitkomsten toetsing LMW voor bagger in RisicoToolBox

Op grond van het Besluit bodemkwaliteit moet bij vaststelling van de LMW worden vastgesteld of sprake is van onaanvaardbare risico’s. Dit moet gebeuren met de RisicoToolBox (www.risicotoolboxbodem.nl, RTB). Met de RTB zijn de risico-indices berekend van de in bijlage 6 opgenomen LMW voor bagger.

 

Zone

Gebruik

Risico-index > 1

Eco

Humaan

Landbouw

Zone 16, (Buitengebied Zeekleipolders)

Beweid grasland

Geen

Geen

Koper 1,8 1

Lood in lever rundvee 1,72 2

Akkerbouw

Cadmium1,67 3

Koper 2,96 3

Kwik 2,41 3

Zink 1,75 3

Geen

Lood in tarwe2,26 4

Akkerbouw voor veeteelt/veevoer

Idem 3

Geen

Geen

Natuur

Geen

Geen

Geen

Zone 17 (Toemaakdek)

Beweid grasland

Koper 3,89 1

Lood 2,52 2

Zink 2,50 3

Lood 1,98 6

Koper 7,00 1

Lood 5,49 2

Akkerbouw

Koper 1,48 3

Kwik 2,41 3

Nikkel 1,08 3

Zink 2,50 3

Geen

Lood in tarwe2,26 4

Zink 1,43 5

Akkerbouw voor veeteelt/veevoer

Idem 3

Geen

Geen

Natuur

Geen

Geen

Geen

Zone 19 (overig landelijk gebied)

Beweid grasland

Lood 1,18 2

Geen

Koper 1,8 1

Lood 2,7 2

Akkerbouw

Koper 1,48 3

Lood 1,18 3

Kwik 2,41 3

Nikkel 1,15 3

Zink 1,85 3

Geen

Lood in aardappel 1,02 5

Lood in tarwe2,59 5

Akkerbouw voor veeteelt/veevoer

Idem

Geen

Lood 1,24 5

Natuur

Geen

Geen

Geen

 

Toelichting

1 Ten aanzien van de berekende risico's voor koper geldt dat uit actueel onderzoek in het veenweidegebied door Alterra (rapport 1871: de invloed van toemaak op de kwaliteit van veevoer en inname door grote grazers, [14]) is gebleken dat er in de 7 onderzochte dieren geen verhoogde

 

kopergehalten zijn aangetroffen. Het tegenovergestelde bleek zelfs waar: er werd in 1 van de 2 onderzochte koeien en in 2 van de 5 onderzochte schapen een te laag kopergehalte in de lever gemeten. De reden hiervoor is onbekend. De kopergehalten in toemaakdekgebieden zijn een factor 3 hoger dan de LMW. Dit gehalte wordt in de Krimpenerwaard nu ook niet als probleem ervaren.

 

2 Ten aanzien van de berekende risico’s voor lood geldt voor enkele vormen van bodemgebruik een mogelijk risico. Uit onderzoek van Alterra [14] blijkt dat bij loodgehalten van circa 600 mg/kg in het toemaakdekgebied het gras te voldoen aan de norm voor groenvoer. Ook de loodgehalten in nier en lever voldoen aan de geldende warenwetnorm. De LMW voor bagger voldoen ruimschoots aan deze waarde, zodat er geen risico’s zijn te verwachten bij het toepassen van bagger.

 

3 In de RTB is het niet mogelijk om het ecologisch beschermingsniveau te wijzigen. Standaard staat dit als “gemiddeld” ingesteld. Daarom worden in de RTB voor de LMW van bagger de risico-indices van 1 voor enkele stoffen overschreden. Voor akkerbouwpercelen in Midden-Holland wordt echter een matig beschermingsniveau geambieerd (zie ook bijlage 6). Door aan te sluiten bij de Maximale Waarden per bodemfunctie (bijlage 6, [17]) bij een matig beschermingsniveau zal er geen sprake zijn van risico’s.

 

4 In Midden-Holland wordt niet of nauwelijks tarwe verbouwd. De kans dat bagger met een dergelijk gehalte wordt toegepast op een perceel waar tarwe wordt verbouwd, is te verwaarlozen.

 

5 Een lichte overschrijding wordt geaccepteerd om bagger met relatief hoge gehalten te kunnen toepassen. Door aan te sluiten bij de 95-percentielwaarde van de zone wordt een gehalte geaccepteerd dat nu ook al in de zone aanwezig is. De kans dat bagger wordt toegepast op akkerbouwpercelen is bovendien erg klein, omdat er in deze zone niet of nauwelijks akkerbouw plaatsvindt.

 

6 In de RTB wordt bij landbouw voor het afleiden van humane risico’s gerekend met een blootstellingsscenario dat overeen komt met het scenario "Wonen met tuin" en een humane biobeschikbaarheid van 0,74. Hiermee wordt onder andere rekening gehouden met grondingestie, gewasconsumptie uit eigen tuin en blootstelling via binnenlucht. Voor landbouwpercelen waar bagger wordt toegepast zal geen sprake zijn van grondingestie, gewasconsumptie en blootstelling via binnenlucht. Het werkelijke humane risico zal in de praktijk dus vele malen lager liggen en zelfs te verwaarlozen als wordt gerekend met een biobeschikbaarheid die meer recht doet aan de werkelijke opname van lood (tegenwoordig wordt uitgegaan van een biobeschikbaarheid van 0,4 of lager [25]).

 

Conclusie

Op basis van onderzoek van Alterra [12, 13, 14] kunnen risico’s worden uitgesloten op beweide graslanden bij het hanteren van de LMW voor bagger. Door voor akkerbouw aan te sluiten bij de LAC- waarden, kunnen ook hier risico’s worden uitgesloten. Daar waar niet de LAC-waarde is gebruikt maar de 95-percentielwaarde, wordt tenminste aangesloten bij de bodemkwaliteit die nu ook al voorkomt in de zone en die voor zover bekend niet tot problemen leidt. Als er al risico’s optreden bij het toepassen van bagger, worden deze in ieder geval niet groter dan nu al het geval is in de zone.

Bijlage 8: Bemonstering waterbodem

Inleiding

 

In de ´Toelichting bij NEN 5720 ´Verkennend waterbodemonderzoek´ (i.c.m. NEN 5717)´ staat vermeld:

“Bij mengmonsters in het laboratorium wordt maximaal per 0,5 m voor verschillende grondsoorten gezien vanaf de bovenkant van de waterbodem representatief gevonden voor de partij. De verontreiniging in de diepte kan verschillen vanwege de historische belasting en het sedimentatiepatroon in de tijd. Partijen met verschillende kwaliteit mogen conform de regeling bodemkwaliteit niet worden opgemengd. Meer dan 0,5 m wordt niet meer representatief gevonden voor een partij. Dit ook in relatie tot de toegestane indeling in deellocaties en vakken en de ruimte die hierin is geboden.”

Voor de waterschappen is het echter onwenselijk en praktisch moeilijk uitvoerbaar dat de te baggeren sliblaag in meerdere lagen wordt bemonsterd. In de praktijk zal er namelijk toch één laag worden gebaggerd. Bij de bestemming zal dan de kwaliteit van deze ene laag bekend moeten zijn in plaats van de kwaliteit van de aparte deellagen.

 

Strategie

Het apart bemonsteren van lagen van maximaal 0,5 m is pas zinvol als deze lagen ook apart gebaggerd kunnen worden. In het beheersgebied van Midden-Holland is het slib vaak waterig en dus niet steekvast. In dat geval wordt de hele sliblaag omgewoeld tijdens het baggeren en is het technisch niet mogelijk lagen van maximaal 0,5 m gescheiden te baggeren. Ook het gescheiden baggeren van lagen van maximaal 0,5 m steekvast slib is met de nu gangbare kleinschalige baggertechnieken niet haalbaar. Dat komt omdat het oppervlak van de sliblaag niet vlak horizontaal is, maar ‘golft’. Het gescheiden baggeren van lagen van maximaal 0,5 m volgens de toelichting bij NEN 5720 zou daarom alleen mogelijk zijn met behulp van geavanceerde apparatuur. De meerkosten van het inzetten van deze geavanceerd technieken zouden voor het baggeren van relatief smalle en ondiepe watergangen buitensporig kostbaar worden. Het gescheiden onderhoudsbaggeren van lagen van maximaal 0,5 m volgens de toelichting bij NEN 5720 is daarom in ons beheersgebied voor deze watergangen praktisch niet haalbaar.

 

Daarbij is het te baggeren slib in de polder- en boezemwatergangen in Midden-Holland naar verwachting in de laatste 10 tot 20 jaar afgezet. Deze watergangen worden namelijk in een cyclus van kleiner dan 20 jaar gebaggerd. We verwachten daarom in verticale richting in het algemeen een homogeen niveau van vervuiling, zodat het apart bemonsteren van lagen niet zinvol is. Een uitzondering hierop vormen de provinciale vaarwegen, die minder frequent worden gebaggerd.

 

In Midden-Holland wordt dan ook toegestaan bij onderhoudsbaggeren de sliblaag tot de onderhoudsdiepte als één laag te bemonsteren. Een uitzondering hierop wordt gemaakt bij:

 

  • provinciale vaarwegen

  • watergangen waarbij

    • o

      in de laatste 10 jaar een incident heeft plaatsgevonden waarbij de kwaliteit van de waterbodem is beïnvloed èn

    • o

      sinds het incident niet meer is gebaggerd

    • o

      watergangen op minder dan 250 m (of 500 m stroomafwaarts bij een duidelijke stroomrichting) van een overstort of lozingspunt van een awzi

Bij deze watergangen dienen aparte lagen van maximaal 0,5 m bemonsterd te worden volgens de toelichting bij NEN 5720.

 

Bovenstaand advies en argumentatie dienen in het vooronderzoek te worden opgenomen.

Bijlage 9 Bodemkwaliteitskaart Regio Midden-Holland en gemeente Zoetermeer

1Inleiding

 

1.1Aanleiding

 

Sinds 2002 beschikken de gemeenten in de regio Midden-Holland over een Nota Bodembeheer en bijbehorende bodemkwaliteitskaart. Met beide instrumenten is het eenvoudiger om grond en bagger in de regio her te gebruiken. Vrijkomende grond en bagger hoeft dan niet te worden afgevoerd (wat hoge kosten met zich meebrengt), maar kan een nuttige bestemming krijgen voor het ophogen van gronden. Op deze wijze hebben de gemeenten de voorbije jaren al veel geld bespaard.

 

Wettelijke basis voor het hergebruik van grond en bagger is het Besluit bodemkwaliteit. Hierin is vastgelegd dat de geldigheid van een bodemkwaliteitskaart maximaal vijf jaar is. Iedere 5 jaar moet er dus een nieuwe bodemkwaliteitskaart worden opgesteld. Medio 2016 moet in de regio weer een nieuwe bodemkwaliteitskaart zijn vastgesteld. Net als vijf jaar geleden heeft de gemeente Zoetermeer zich aangesloten bij het opstellen van de kaart van Midden-Holland. Aangezien dit ook voordelen oplevert voor de gemeenten in Midden- Holland (meer mogelijkheden voor afzet van grond of juist overname van grond) is besloten deze samenwerking met de gemeente Zoetermeer voort te zetten.

 

De Omgevingsdienst Midden-Holland heeft aan LievenseCSO Milieu B.V. opdracht gegeven voor het actualiseren van de bodemkwaliteitskaart voor de regio Midden-Holland (inclusief de gehele gemeente Alphen aan den Rijn) en de gemeente Zoetermeer. Deze bodemkwaliteitskaart vormt samen met de gemeentelijke bodemfunctieklassenkaarten de basis voor het regionale grond- en baggerstromenbeleid. Het regionale gebiedsspecifieke beleid wordt geformuleerd in de Nota Bodembeheer.

 

1.2Doelstellingen

 

Het doel van het opstellen van de bodemkwaliteitskaart is om een actueel en dekkend beeld te krijgen van de diffuse chemische bodemkwaliteit van het grondgebied van de gemeenten die onderdeel uitmaken van de Omgevingsdienst Midden-Holland alsmede de gemeente Zoetermeer.

 

Achterliggende doelstelling is de wens van de Omgevingsdienst Midden-Holland en gemeente Zoetermeer om gebruik te kunnen maken van de mogelijkheden die het Besluit bodemkwaliteit [lit. 1] biedt:

  • bij het toepassen van grond en baggerspecie op en in de bodem;

  • als bewijsmiddel voor de kwaliteit van vrijkomende grond en de ontvangende bodem;

  • bij het wegnemen van mogelijke knelpunten bij grond- en/of baggerverzet;

  • om mogelijk lokale verhoogde terugsaneerwaarden vast te stellen (in overleg met het bevoegd gezag Wet bodembescherming).

 

2Bodemkwaliteitskaart

 

De bodemkwaliteitskaart is opgesteld volgens de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten [7]. Er is gewerkt volgens het in de Richtlijn opgenomen stappenplan. Hieronder zijn de verschillende stappen weergegeven, die in de volgende paragrafen nader zijn toegelicht. In de Richtlijn is aangegeven dat de stappen niet chronologisch gevolgd hoeven te worden.

Wel is het noodzakelijk dat elementen van alle stappen terugkomen in de werkwijze bij het vervaardigen van de bodemkwaliteitskaart.

 

Stap 1: Opstellen programma van eisen.

Stap 2: Vaststellen onderscheidende kenmerken. Stap 3: Gegevensverzameling en gegevensbewerking. Stap 4: Indelen beheergebied in deelgebieden.

Stap 5: Controle indeling van het beheergebied. Stap 6: Verzamelen aanvullende informatie.

Stap 7: Vaststellen bodemkwaliteitszones.

Stap 8: Opstellen ontgravings- en toepassingskaart.

 

2.1Stap 1: Programma van eisen

 

Bij het opstellen van het programma van eisen is onderscheid gemaakt tussen een beleidsmatige onderbouwing in het kader van gebiedsspecifiek beleid en een technisch inhoudelijke onderbouwing in het kader van het opstellen van de bodemkwaliteitskaart zelf. In dit document is alleen aandacht besteed aan de technisch inhoudelijke werkwijze. De beleidsmatige onderbouwing is opgenomen in de Nota bodemeheer [20].

Ten behoeve van de bodemkwaliteitskaart zijn de volgende definities vastgesteld:

  • De reikwijdte van deze bodemkwaliteitskaart omvat het gemeentelijke grondgebied van de gemeenten Alphen aan den Rijn, Bodegraven-Reeuwijk, Gouda, Krimpenerwaard, Waddinxveen, Zuidplas en Zoetermeer.

  • Van de volgende gebieden zijn geen gegevens meegenomen bij het opstellen van deze bodemkwaliteitskaart en daarom niet gezoneerd:

    • -

      De Rijkswegen (inclusief wegbermen): A12 en A20.

    • -

      De Provinciale wegen (inclusief wegbermen): N11, N206, N207, N209, N210, N216, N219, N228, N456, N458, N469, N470.

    • -

      Spoorgebonden gronden (NS/Prorail en HTM).

    • -

      De uiterwaarden (buitendijks gebied).

    • -

      Locaties met een bodemverontreiniging als gevolg van een puntbron.

    • -

      Gesaneerde locaties in het kader van de Wet bodembescherming.

    • -

      Stortplaatsen.

    • -

      De waterbodem.

    • -

      Het grondwater.

  • De bodemkwaliteitskaart is opgesteld voor de landbodem van het beheergebied voor de bovengrond (0,0 – 0,5 meter minus maaiveld) en ondergrond (0,5 - 2,0 meter minus maaiveld).

  • De bodemkwaliteitskaart is opgesteld voor het huidige standaard NEN5740 stoffenpakket: barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, molybdeen, lood, nikkel, zink, minerale olie en de stofgroepen polychloorbifenylen (PCB) en polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK).

  • De gegevens voor de bodemkwaliteitskaart zijn afkomstig van:

    • -

      het bodeminformatiesystemen Nazca van de Omgevingsdienst Midden-Holland;

    • -

      het bodeminformatiesysteem Squit van de gemeente Zoetermeer;

    • -

      het bodeminformatiesysteem Squit van de Omgevingsdienst West-Holland;

    • -

      data verzameld door de provincie Zuid-Holland voor de bodemkwaliteitskaart van het landelijk gebied van 2004 [11];

    • -

      Gegevens Alterra, rapport 1433, 2007 [14];

    • -

      aanvullend veldwerk uitgevoerd door LievenseCSO [19].

2.2 Stap 2 en 4: Onderscheidende gebiedskenmerken en voorlopige deelgebieden (1/2)

 

De basis van de bodemkwaliteitskaart is het identificeren van onderscheidende gebiedskenmerken. Binnen een deelgebied wordt de bodemkwaliteit homogeen verondersteld (vergelijkbare kwaliteit). Op basis van de bodemopbouw, de gebruikshistorie, de ontwikkeling van wijken of gebieden, de geomorfologie en het huidig gebruik wordt een deelgebiedenkaart gedefinieerd.

 

Voor de gebiedsindeling is uitgegaan van de zone-indeling van de oude bodemkwaliteitskaarten [15, 16 en 17]. Deze zone-indelingen zijn hieronder in tabellen tabel 2.1, tabel 2.2 en tabel 2.3 weergegeven.

 

Tabel 2.1 Bodemkwaliteitszones voormalige gemeente Alphen aan den Rijn [16]

Bodemkwaliteitszones bovengrond (0 - 0,5 à 1 m-mv)

Bodemkwaliteitszones ondergrond (0,5 à 1 - 2,0 m-mv)

1: Lintbebouwing voor 1912

1: Lintbebouwing voor 1912

2: Woonbebouwing 1912-1967

2: Woonbebouwing 1912-1967

3: Woonbebouwing 1967-heden*

3: Woonbebouwing 1967-heden*

4: Industrie 1937-heden*

4: Industrie 1937-heden*

5/6: Binnenstedelijk groen**

5/6: Binnenstedelijk groen**

*Zone opgehoogd, gemiddelde dikte ophooglaag circa 1 meter.

** Zone deels opgehoogd, gemiddelde dikte ophooglaag circa 0,5 à 1 meter.

 

Tabel 2.2 Bodemkwaliteitszones voormalige gemeente Rijnwoude [17]

Bodemkwaliteitszones

bovengrond (0 - 0,5 m-mv)

Bodemkwaliteitszones

ondergrond (0,5 - 2,0 m-mv)

1: Bedrijven 1920-1940

1: Bedrijven 1920-1940

2: Lintbebouwing < 1940

2: Lintbebouwing < 1940

3: Lintbebouwing < 1940, toemaakdek

3: Lintbebouwing < 1940, toemaakdek

4: Recreatie

4: Recreatie

5: Wonen1920-1940*

5: Wonen1920-1940*

6: Wonen1940-1990

6: Wonen1940-1990

*Niet gezoneerd omdat er geen analysegegevens beschikbaar waren voor deze zone.

 

Tabel 2.3 Bodemkwaliteitszones regio Midden-Holland en gemeente Zoetermeer [15]

Bodemkwaliteitszones

bovengrond (0-0,5 m-mv)

Bodemkwaliteitszones

ondergrond (0,5-2,0 m-mv)

1: Historische bebouwing Gouda, Bodegraven,

Zoetermeer, Schoonhoven

1: Historische bebouwing Gouda, Bodegraven,

Zoetermeer, Schoonhoven

2: Historische bebouwing Krimpenerwaard

2: Historische bebouwing Krimpenerwaard

3: Historische bebouwing Zuidplas, Waddinxveen, Boskoop

3: Historische bebouwing Zuidplas, Waddinxveen, Boskoop

4: 1900-1940 Gouda, Bodegraven, Reeuwijk,

Boskoop

4: 1900-1940 Gouda, Bodegraven, Reeuwijk,

Boskoop

5: 1940-1990 Gouda, Bodegraven, Reeuwijk, Boskoop

5: 1940-1990 Gouda, Bodegraven, Reeuwijk, Boskoop

6: 1940-1970 Krimpenerwaard en Zuidplas1,

Zoetermeer, Waddinxveen

6: 1940-1970 Krimpenerwaard en Zuidplas1,

Zoetermeer, Waddinxveen

7: Uitbreidingen vanaf 1970 heleregio inclusief Zoetermeer

7: Uitbreidingen vanaf 1970 heleregio inclusief Zoetermeer

8: Lintbebouwing Gouda, Bodegraven, Reeuwijk,

Boskoop

8: Lintbebouwing Gouda, Bodegraven, Reeuwijk,

Boskoop

9: Lintbebouwing op toemaakdek

9: Lintbebouwing op toemaakdek

10: Lintbebouwing Krimpenerwaard

10: Lintbebouwing Krimpenerwaard

11: Dijkbebouwing Krimpenerwaard

11: Dijkbebouwing Krimpenerwaard

12: Lintbebouwing Zuidplas, Zoetermeer,

Waddinxveen

12: Lintbebouwing Zuidplas, Zoetermeer,

Waddinxveen

13: Zwareindustrie (voor 1960)

13: Zwareindustrie (voor 1960)

14: Lichteindustrie en bedrijven

14: Lichteindustrie en bedrijven

15: Kantoren, bedrijven na 1990en glastuinbouw

15: Kantoren, bedrijven na 1990en glastuinbouw

16: Buitengebied Zuidplas, Zoetermeer,

Waddinxveen

16 t/m 19: Buitengebied

17: Buitengebied toemaakdek

18: Buitengebied boomkwekerijen

19: Buitengebied overig

 

Meer details over de historie van de verschillende gemeenten en de achtergronden bij de totstandkoming van bovenstaande zone-indelingen is terug te vinden in bijlage 2.

 

De Omgevingsdienst heeft op basis van bovenstaande zone-indelingen zelf een deelgebiedenindeling gemaakt voor de nieuwe bodemkwaliteitskaart. Hierbij zijn de oude 19 zones van de regio Midden-Holland samengevoegd/geïntegreerd met de oude zones van de gemeente Alphen aan den Rijn en Rijnwoude op basis van historie, bodemopbouw en de in voorgaande bodemkwaliteitskaarten vastgestelde diffuse bodemkwaliteit.

 

Omdat het vermoeden bestaat dat deze mogelijk een afwijkende kwaliteit (kunnen) hebben, zijn de volgende deelgebieden apart gehouden:

  • Historische kern/bebouwing van Alphen aan den Rijn

  • Wonen 1900-1940 Alphen aan den Rijn

  • Deelgebied lintbebouwing Oude Rijn

 

Van andere deelgebieden is het vermoeden juist dat deze erg veel overeenkomen met zones in de regio Midden-Holland:

  • De dorpskernen Hazerswoude en Benthuizen zijn samengenomen met de dorpskernen

  • uit de Zuidplaspolder, gezien hun ligging in oude zeekleipolders.

  • De lintbebouwing van Benthuizen en Hazerswoude liggen vooral in oude zeekleipolders.

  • De noordelijke lintbebouwingen in Alphen aan den Rijn (Lagewaard, Ridderbuurt, Aarlandersveen en langs N207) zijn samengenomen met de lintbebouwing rondom Reeuwijk, Gouda en Bodegraven, gezien hun ligging in veenweidegebieden.

  • De deelgebieden/zones met bedrijfsterreinen, kantoren, lichte industrie en kassen zijn samengenomen met de gelijknamige deelgebieden in de regio.

Daarnaast zijn ook enkele aanpassingen gedaan aan de oude zones van de regio Midden- Holland zodat deze beter aansluiten op Alphen aan den Rijn en omdat ervaringen van de afgelopen 5 jaar erop wijzen dat dit een betere indeling is:

  • De oude kernen/binnensteden van Zoetermeer, Bodegraven, Gouda en Schoonhoven zijn apart gehouden/gesplitst.

  • De lintbebouwing van Bodegraven langs de Oude Rijn is bij de lintbebouwing van Alphen aan den Rijn langs de Oude Rijn gevoegd.

De indeling in deelgebieden is voor de ondergrond gelijk aan de indeling voor de bovengrond, met uitzondering van de deelgebieden 16 t/m 19. Deze vormen in de ondergrond gezamenlijk één deelgebied.

 

Op basis van het bovenstaande is de volgende gebiedsindeling tot stand gekomen.

 

Tabel 2.4 Voorlopige indeling deelgebieden

Voorlopig deelgebieden

Bovengrond (0-0,5 m-mv)

Voorlopig deelgebieden

Ondergrond (0,5-2,0 m-mv)

1A: Binnenstad Gouda

1A: Binnenstad Gouda

1B: Binnenstad Schoonhoven

1B: Binnenstad Schoonhoven

1C: KernBodegraven

1C: KernBodegraven

1D: Oudedorp Zoetermeer

1D: Oudedorp Zoetermeer

1E: Historische bebouwing Alphen a/dRijn

1E: Historische bebouwing Alphen a/dRijn

2: Historische bebouwing Krimpenerwaard

2: Historische bebouwing Krimpenerwaard

3: Historische bebouwing zeekleipolders

3: Historische bebouwing zeekleipolders

4A: Oudebebouwing 1900-1940 Gouda,Bodegraven, Reeuwijk, Boskoop

4A: Oudebebouwing 1900-1940 Gouda,Bodegraven, Reeuwijk, Boskoop

4B: Oude bebouwing 1900-1940 Alphen a/d Rijn

4B: Oude bebouwing 1900-1940 Alphen a/d Rijn

5: Uitbreidingen 1940-1990 (noord+oost)

5: Uitbreidingen 1940-1990 (noord+oost)

6: Uitbreidingen 1940-1970 (zuid + west)

6: Uitbreidingen 1940-1970 (zuid + west)

7: Recente uitbreidingen na 1970 à 1990 (hele regio)

7: Recente uitbreidingen na 1970 à 1990 (hele regio)

 

Tabel 2.4 Voorlopige indeling deelgebieden (vervolg)

Voorlopig deelgebieden

Bovengrond (0-0,5 m-mv)

Voorlopig deelgebieden

Ondergrond (0,5-2,0 m-mv)

8A: Lintbebouwing veenweidegebied

8A: Lintbebouwing veenweidegebied

8B: Lintbebouwing Oude Rijn

8B: Lintbebouwing Oude Rijn

9: Lintbebouwing op toemaakdek

9: Lintbebouwing op toemaakdek

10: Lintbebouwing Krimpenerwaard

10: Lintbebouwing Krimpenerwaard

11: Dijkbebouwing Krimpenerwaard

11: Dijkbebouwing Krimpenerwaard

12: Lintbebouwing zeekleipolders

12: Lintbebouwing zeekleipolders

13: Oudeindustrie

13: Oudeindustrie

14: Lichteindustrie en bedrijven

14: Lichteindustrie en bedrijven

15: Kantoren, bedrijven na 1990 en kassen

15: Kantoren, bedrijven na 1990 enkassen

16: Buitengebied zeekleipolders incl rand

16 t/m 19: Buitengebied

17: Buitengebied toemaakdek

18: Buitengebied boomkwekerijen

19: Buitengebied overig

 

2.3 Stap 3: Gegevensverzameling en gegevensverwerking

 

2.3.1 Selecteren beschikbare gegevens

 

De gegevens voor de bodemkwaliteitskaart zijn afkomstig uit de volgende bronnen:

  • NAZCA-database van de ODMH (dd 23 juni 2015), aangevuld met gegevens van de bodemkwaliteitskaart Lopikerwaard [13] en bodemkwaliteitskaart Westergouwe [12].

  • SquitBodem-database van de ODWH (gegevens voormalige gemeente Alphen aan den Rijn en Rijnwoude) (dd 19 februari 2015), aangevuld met ontbrekende analysegegevens van 55 onderzoeken door middel van invoer door de ODMH.

  • SquitBodem-database van de gemeente Zoetermeer (dd 14 juli 2015).

  • Gegevens landelijk gebied provincie Zuid-Holland in Excel-format inclusief gegevens bestrijdingsmiddelen voor de zone “Landelijk gebied Boskoop (boomkwekerijen)” (dd dec 2004) [11].

  • Gegevens Alterra, rapport 1433, 2007 [14].

  • Resultaten aanvullend bodemonderzoek LievenseCSO (uitgevoerd in augustus 2015) [19].

De gegevens uit de Nazca-database van de Omgevingsdienst Midden-Holland zijn voor het grootste deel geschikt voor de bodemkwaliteitskaart. De Omgevingsdienst beoordeelt bij invoer van de gegevens in Nazca al of deze representatief zijn voor de bepaling van de diffuse bodemkwaliteit. Alleen als ze beoordeeld worden als geschikt, worden de analysegegevens ingevoerd. Alleen de waarnemingen met een rapportdatum vanaf 1 januari 2000 zijn meegenomen.

 

De bodemkwaliteitskaart van de Lopikerwaardbevat een aantal waarnemingen die binnen de regio Midden-Holland liggen. Deze gegevens zijn niet in de Nazca-database opgenomen. De analysegegevens van de betreffende 6 boorpunten zijn meegenomen. Ook de waarnemingen van de bodemkwaliteitskaart van Westergouwe zijn niet in de Nazca- database opgenomen. De betreffende waarnemingen zijn meegenomen.

 

De gegevens van de voormalige gemeenten Alphen aan den Rijn en Rijnwoude zijn opgenomen in de SquitBodem-database van de Omgevingsdienst West-Holland en bevat zowel geschikte als ongeschikte waarnemingen. In bijlage 3 is een overzicht opgenomen van de selecties die in het bodeminformatiesysteem zijn uitgevoerd om tot een representatieve dataset voor de bodemkwaliteitskaart te komen.

 

De SquitBodem-database van de gemeente Zoetermeer bevat zowel geschikte als ongeschikte waarnemingen. Selectie van geschikte gegevens is op dezelfde wijze uitgevoerd als de selectie van de gegevens van Alphen aan den Rijn en Rijnwoude. In bijlage 3 is deze selectiemethode toegelicht.

 

Van het landelijk gebied is data beschikbaar die de provincie in 2004 verzameld heeft (door middel van het uitvoeren van veldwerk) voor het opstellen van de bodemkwaliteitskaart voor het landelijk gebied. Van deze waarnemingen zijn de exacte coördinaten niet bekend. Wel is per monster aangegeven in welke zone de waarneming valt. Evenals 5 jaar geleden heeft de Omgevingsdienst aangegeven van de zones die (deels) in hun beheergebied liggen alle waarnemingen mee te willen nemen. Dus ook de waarnemingen die bij de betreffende zones horen maar die formeel buiten het beheergebied van de Omgevingsdienst vallen. Dit is gerechtvaardigd omdat de zones homogeen zijn en de grenzen van de regio overschrijden.

 

De gegevens die in het kader van het aanvullend bodemonderzoek door LievenseCSO in augustus 2015 zijn verzameld zijn rechtstreeks overgenomen in de dataset.

 

2.3.2 Het samenvoegen van punt- en mengmonsters

 

De dataset voor de bodemkwaliteitskaart bestaat uit meng- en puntmonsters met analysegegevens. De landelijke IPO Werkgroep Achtergrondgehalten heeft onderzocht wat de invloed is van het meenemen van zowel punt- als mengmonsters op de berekening van percentielwaarden [9] van de analysegegevens. De resultaten laten zien dat percentielwaarden die zijn gebaseerd op een bestand met analysegegevens van zowel punt- als mengmonsters, vrijwel identiek zijn aan percentielwaarden die zijn gebaseerd op een bestand met analysegegevens van alléén mengmonsters. Er bestaan daarom geen praktische bezwaren tegen het berekenen van de bodemkwaliteit uit een bestand met analysegegevens, afkomstig van zowel punt- als mengmonsters. In dit project zijn de analysegegevens van de mengmonsters eenmaal meegenomen.

 

2.3.3 Het vervangen van waarden beneden de detectielimiet

 

Bij analyses komt het vaak voor dat een bepaalde stof in het grond(meng)monster aanwezig is in een concentratie beneden de detectiegrens van de gangbare analyseapparatuur. Hoewel de werkelijke waarde onbekend is (de waarde kan variëren van nul tot de detectielimiet) leveren deze monsters wel waardevolle informatie voor de gemiddelde bodemkwaliteit in een gebied. Voor deze analyses is de methode van de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten gehanteerd. Deze methode houdt in dat de gerapporteerde detectielimieten worden vermenigvuldigd met een factor 0,7 om tot een rekenwaarde te komen.

 

De opgegeven detectielimiet van een bepaalde stof verschilt van rapport tot rapport. Verhoogde detectielimieten komen voor bij verstoringen in de grond(meng)monstermatrix.

 

Daarnaast zijn de detectielimieten in de loop der jaren lager geworden doordat nauwkeurigere analyseapparatuur beschikbaar is gekomen.

 

2.3.4 Het opsporen van uitbijters

 

Ondanks dat er representatieve analysegegevens zijn geselecteerd, kan er sprake zijn van uitschieters in de dataset: extreem hoge gehalten als gevolg van bijvoorbeeld typefouten tijdens de invoer, onbetrouwbare analyses of lokale verontreinigingen door puntbronnen die niet als zodanig in het bodeminformatiesysteem zijn aangegeven. Hierbij worden vaak bij meerdere stoffen in hetzelfde monster relatief hoge gehalten aangetroffen. Per deelgebied en per stof zijn met een visuele methode (scatterplots) extreme gehalten gemarkeerd.

 

Als de uitschieters tot een puntbron, type- of meetfout zijn te herleiden of als niet- representatief zijn beoordeeld in vergelijking met de andere resultaten van dat deelgebied, zijn de analyseresultaten uit het bestand verwijderd of aangepast. In bijlage 4 is een overzicht van de uiteindelijk verwijderde uitbijters opgenomen.

 

2.4 Stap 2 en 4: Onderscheidende gebiedskenmerken en voorlopige deelgebieden (2/2)

In samenspraak met de Omgevingsdienst Midden-Holland en de gemeente Alphen aan den Rijn is besloten om in aanvulling op de indeling van de deelgebieden (zie § 2.2) de vastgestelde kwaliteitsklasse op basis van de actuele dataset deels als gebiedsonderscheidend kenmerk te beoordelen. Hierdoor kunnen enkele deelgebieden samengevoegd worden. Deze deelgebieden worden hierdoor groter en robuuster en in de praktijk beter handhaafbaar. Ook wordt de bodemkwaliteit per deelgebied beter onderbouwd omdat er meer analysegegevens beschikbaar zijn. Twee deelgebieden (1E en 4B) met een vergelijkbare kwaliteit en bodemfunctie zijn samengevoegd. In tabel 2.5 is een overzicht opgenomen van de definitieve indeling in deelgebieden.

 

Tabel 2.5 Definitieve indeling deelgebieden

Voorlopig deelgebied

Voorlopige

kwaliteitsklasse

Samengevoegd deelgebied

Bovengrond (bodemlaag vanaf het maaiveldtot en met 0,5 meter diepte)

1A: Binnenstad Gouda

Industrie

1A: Binnenstad Gouda

1B: Binnenstad Schoonhoven

Industrie

1B: Binnenstad Schoonhoven

1C: KernBodegraven

Wonen

1C: KernBodegraven

1D: Oudedorp Zoetermeer

Industrie

1D: Oudedorp Zoetermeer

1E: Historische bebouwing Alphena/d Rijn

Wonen

1E: Historische en oude bebouwing <1940 Alphen a/d Rijn

4B: Oude bebouwing 1900-1940 Alphen

a/d Rijn

Wonen

2: Historische bebouwing Krimpenerwaard

Industrie

2: Historische bebouwing Krimpenerwaard

3: Historische bebouwing zeekleipolders

Industrie

3: Historische bebouwing zeekleipolders

4A: Oudebebouwing 1900-1940 Gouda,Bodegraven, Reeuwijk, Boskoop

Wonen

4: Oude bebouwing 1900-1940 Gouda, Bodegraven, Reeuwijk, Boskoop

5: Uitbreidingen 1940-1990 (noord+oost)

Wonen

5: Uitbreidingen 1940-1990 (noord+oost)

6: Uitbreidingen 1940-1970 (zuid + west)

Wonen

6: Uitbreidingen 1940-1970 (zuid + west)

7: Recente uitbreidingen na 1970 à 1990 (heleregio)

Landbouw/natuur

7: Recente uitbreidingen na 1970 à 1990 (hele regio)

 

Tabel 2.5 Definitieve indeling deelgebieden (vervolg)

Voorlopig deelgebied

Voorlopige

kwaliteitsklasse

Samengevoegd deelgebied

Bovengrond (bodemlaag vanaf het maaiveldtot en met 0,5 meter diepte)

8A: Lintbebouwing veenweidegebied

Wonen

8A: Lintbebouwing veenweidegebied

8B: Lintbebouwing Oude Rijn

Wonen

8B: Lintbebouwing Oude Rijn

9: Lintbebouwing op toemaakdek

Industrie

9: Lintbebouwing op toemaakdek

10: Lintbebouwing Krimpenerwaard

Wonen

10: Lintbebouwing Krimpenerwaard

11: Dijkbebouwing Krimpenerwaard

Wonen

11: Dijkbebouwing Krimpenerwaard

12: Lintbebouwing zeekleipolders

Wonen

12: Lintbebouwing zeekleipolders

13: Oudeindustrie

Industrie

13: Oudeindustrie

14: Lichteindustrie en bedrijven

Wonen

14: Lichteindustrie en bedrijven

15: Kantoren, bedrijven na 1990 en kassen

Landbouw/natuur

15: Kantoren, bedrijven na 1990 en kassen

16: Buitengebied zeekleipolders incl rand

Landbouw/natuur

16: Buitengebied zeekleipolders incl rand

17: Buitengebied toemaakdek

Industrie

17: Buitengebied toemaakdek

18: Buitengebied boomkwekerijen

Wonen

18: Buitengebied boomkwekerijen

19: Buitengebied overig

Wonen

19: Buitengebied overig

Ondergrond (bodemlaag vanaf 0,5 meter diepte tot en met 2,0 meter diepte)

1A: Binnenstad Gouda

Industrie

1A: Binnenstad Gouda

1B: Binnenstad Schoonhoven

Industrie

1B: Binnenstad Schoonhoven

1C: KernBodegraven

Wonen

1C: KernBodegraven

1D: Oudedorp Zoetermeer

Wonen

1D: Oudedorp Zoetermeer

1E: Historische bebouwing Alphen a/d Rijn

Wonen

1E: Historische en oude bebouwing <1940 Alphen a/d Rijn

4B: Oude bebouwing 1900-1940 Alphen

a/d Rijn

Wonen

2: Historische bebouwing Krimpenerwaard

Industrie

2: Historische bebouwing Krimpenerwaard

3: Historische bebouwing zeekleipolders

Wonen

3: Historische bebouwing zeekleipolders

4A: Oudebebouwing 1900-1940 Gouda,Bodegraven, Reeuwijk, Boskoop

Wonen

4: Oude bebouwing 1900-1940 Gouda, Bodegraven, Reeuwijk, Boskoop

5: Uitbreidingen 1940-1990 (noord + oost)

Landbouw/natuur

5: Uitbreidingen 1940-1990 (noord + oost)

6: Uitbreidingen 1940-1970 (zuid + west)

Wonen

6: Uitbreidingen 1940-1970 (zuid + west)

7: Recente uitbreidingen na 1970 à 1990

(hele regio)

Landbouw/natuur

7: Recente uitbreidingen na 1970 à 1990

(hele regio)

8A: Lintbebouwing veenweidegebied

Wonen

8A: Lintbebouwing veenweidegebied

8B: Lintbebouwing Oude Rijn

Wonen

8B: Lintbebouwing Oude Rijn

9: Lintbebouwing op toemaakdek

Wonen

9: Lintbebouwing op toemaakdek

10: Lintbebouwing Krimpenerwaard

Landbouw/natuur

10: Lintbebouwing Krimpenerwaard

11: Dijkbebouwing Krimpenerwaard

Wonen

11: Dijkbebouwing Krimpenerwaard

12: Lintbebouwing zeekleipolders

Wonen

12: Lintbebouwing zeekleipolders

13: Oudeindustrie

Wonen

13: Oudeindustrie

14: Lichteindustrie en bedrijven

Landbouw/natuur

14: Lichteindustrie en bedrijven

15: Kantoren, bedrijven na 1990 en kassen

Landbouw/natuur

15: Kantoren, bedrijven na 1990 en kassen

16 t/m 19: Buitengebied

Landbouw/natuur

16 t/m 19: Buitengebied

 

2.5 Stap 5: Controle indeling beheergebied in deelgebieden (1/2)

 

De Richtlijn bodemkwaliteitskaarten stelt de volgende minimale eisen 12 aan het aantal waarnemingen per deelgebied:

  • Per deelgebied zijn voor alle stoffen ten minste 20 waarnemingen beschikbaar.

  • De waarnemingen liggen voldoende verspreid over het deelgebied:

    • -

      Voor aaneengesloten deelgebieden bij een systematische indeling in 20 vakken zijn in tenminste 10 vakken één of meer waarnemingen beschikbaar.

    • -

      Voor elk niet-aaneengesloten deel van een deelgebied zijn ten minste 3 waarnemingen beschikbaar.

Na het samenstellen van de dataset voor de bodemkwaliteitskaart en het voorbewerken van de gegevens bleek dat een aantal deelgebieden niet aan de voornoemde minimumeisen van de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten voldeden. Daarom is stap 6 uitgevoerd (§ 2.6).

 

2.6 Stap 6: Verzamelen aanvullende informatie

 

Voor de deelgebieden in de gemeente Alphen aan den Rijn waar nog onvoldoende waarnemingen beschikbaar waren, is een aanvullend bodemonderzoek uitgevoerd [19]. Voor de deelgebieden in de overige gemeenten is bij het opstellen van de huidige bodemkwaliteitskaart [15] een grootschalig aanvullend bodemonderzoek uitgevoerd om tekort aan waarnemingen aan te vullen en zijn nu geen extra waarnemingen verzameld.

 

Het aanvullend bodemonderzoek is zo opgezet, dat voor alle deelgebieden wordt voldaan aan de eis van minimaal 20 waarnemingen per deelgebied. Ook is rekening gehouden met de eis uit de Richtlijn dat de waarnemingen goed verspreid moeten liggen over de deelgebieden.

 

De resultaten van het aanvullend bodemonderzoek zijn op dezelfde wijze bewerkt als de overige delen van de dataset (§ 2.3) en daarbij ook aan een uitbijteranalyse onderworpen. Alle resultaten van het bodemonderzoek zijn als representatief beoordeeld en toegevoegd aan de dataset van de bodemkwaliteitskaart.

 

2.7 Stap 5: Controle indeling beheergebied in deelgebieden (2/2)

 

2.7.1 Aantal waarnemingen

 

Een overzicht van het aantal analysewaarden per stof per bodemkwaliteitszone staat in bijlage 5 (kolom ‘N’). Voor het grootste deel voldoen de deelgebieden aan de eisen die de Richtlijn stelt aan het aantal waarnemingen en de spreiding van de waarnemingen.

 

Conform de Richtlijn Bodemkwaliteitskaarten dienen voor ieder niet-aaneengesloten deel van een deelgebied tenminste drie waarnemingen beschikbaar te zijn. Voor het merendeel van de deelgebieden wordt deze eis gehaald. Er zijn echter enkele relatief kleine gebieden waarvoor deze eis niet wordt gehaald. Dit is reeds onderkend bij het doen van aanvullend veldwerk voor de huidige bodemkwaliteitskaart [15] in 2009. Het zou een onevenredig zware inspanning eisen en daardoor financieel onverantwoord zijn om met

 

gemeenschapsgeld in elk klein afzonderlijk gebied 3 waarnemingen te verkrijgen. Hoewel de dataset door het beschikbaar komen van in de afgelopen jaren uitgevoerde bodemonderzoeken nog verder is aangevuld zijn er nog steeds niet-aaneengesloten delen van deelgebieden waarvoor formeel niet aan deze eis voldaan wordt. Omdat de eis van minimaal 20 waarnemingen per zone wel ruimschoots wordt behaald (in de meeste zones zelfs meer dan 100 waarnemingen voor de kritische stoffen) word de betrouwbaarheid voor de kleine afzonderlijke deelgebieden als voldoende beschouwd. Bovendien zijn de gebieden dermate klein dat er niet veel grondverzet zal zijn, zodat risico’s van ongewenst grondverzet te verwaarlozen zijn.

 

2.7.2 Splitsen en samenvoegen van deelgebieden

 

Splitsen van deelgebieden

Op stofniveau is bekeken of er een ruimtelijke clustering aanwezig is van hoge of lage gehalten. Op basis van ervaringen van LievenseCSO bij andere bodemkwaliteitskaarten is de ruimtelijke clustering onderzocht wanneer zware metalen en minerale olie een variatiecoëfficiënt hoger dan 1,5 hebben en de stofgroepen polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK) en polychloorbifenylen (PCB) een variatiecoëfficiënt hoger dan 2.

Een hoge variatiecoëfficiënt is een indicatie van een mogelijke ruimtelijke clustering.

 

Het overzicht van de variatiecoëfficiënten is opgenomen in bijlage 5 (kolom ‘VC’). Hieruit blijkt, dat in veel van de deelgebieden voor enkele stoffen hoge variatiecoëfficiënten voorkomen. Deze zijn samengevat in tabel 2.6.

 

Tabel 2.6 Deelgebieden met hoge variatiecoëfficiënten voor één of meer stoffen

Deelgebied

Stoffen (VC)

Bovengrond (bodemlaag vanaf het maaiveldtot en met 0,5 meter diepte)

1A: Binnenstad Gouda

Kwik (1,53),Lood (1,51) en PCB (2,2)

1B: Binnenstad Schoonhoven

Lood (1,55)

1E: Historische en oude bebouwing < 1940 Alphena/d Rijn

Kwik (1,51)en PAK (2,48)

2: Historische bebouwing Krimpenerwaard

Koper (2,3),Kwik (1,67) en PAK (2,43)

3: Historische bebouwing zeekleipolders

PCB (3,29)

4: Oudebebouwing 1900-1940 Gouda,Bodegraven,

Reeuwijk, Boskoop

Koper (2,14), PAK (3,53) en Minerale oile (1,51)

5: Uitbreidingen 1940-1990 (noord+oost)

PAK (2,05)

6: Uitbreidingen 1940-1970 (zuid + west)

PAK (2,74)

7: Recente uitbreidingen na 1970 à1990 (hele regio)

Kwik (1,56)en PAK (3,26)

8A: Lintbebouwing veenweidegebied

Molybdeen (1,75) en PAK (2,39)

8B: Lintbebouwing Oude Rijn

PCB (2,43)

9: Lintbebouwing op toemaakdek

Cadmium (1,62)en Molybdeen (1,62)

10: Lintbebouwing Krimpenerwaard

PAK (2,31)

11: Dijkbebouwing Krimpenerwaard

Lood (1,87)

13: Oudeindustrie

Barium (1,55),Lood (2,03) en PAK (2,14)

14: Lichteindustrie en bedrijven

Kwik (3,08)en PAK (2,64)

15: Kantoren, bedrijven na 1990 en kassen

PAK (2,78)

 

Tabel 2.6 Deelgebieden met hoge variatiecoëfficiënten voor één of meer stoffen (vervolg)

Deelgebied

Stoffen (VC)

Bovengrond (bodemlaag vanaf het maaiveldtot en met 0,5 meter diepte)

16: Buitengebied – zeekleipolders inclrand

Koper (1,97), PAK (2,53) en Minerale olie (1,55)

17: Buitengebied - toemaakdek

PCB (2,52),PAK (2,26) en Minerale olie(2,04)

19: Buitengebied - veenweide

PAK (2,57)en Minerale olie(2,04)

Ondergrond (bodemlaag vanaf 0,5 meter dieptetot en met 2,0 meter diepte)

1A: Binnenstad Gouda

Zink (1,56)en PAK (2,57)

1E: Historische en oude bebouwing <1940 Alphen a/d Rijn

PCB (2,66)en Minerale olie(2,27)

2: Historische bebouwing Krimpenerwaard

PAK (4,2)

3: Historische bebouwing zeekleipolders

PAK (2,36)en Minerale olie(1,55)

5: Uitbreidingen 1940-1990 (noord+oost)

Kwik (1,54), PCB (2,9), PAK (2,85) en Minerale

olie (2,47)

6: Uitbreidingen 1940-1970 (zuid + west)

Koper (1,97), Koper (1,56), PAK(2,83) en

Minerale olie(3,53)

7: Recente uitbreidingen na 1970 à1990 (hele regio)

Kwik (1,79),Lood (2,09), PAK(3,92) en

Minerale olie(1,81)

8A: Lintbebouwing veenweidegebied

PAK (2,63)

8B: Lintbebouwing Oude Rijn

PCB (2,47),PAK (2,47) en Minerale olie (1,58)

9: Lintbebouwing op toemaakdek

Cadmium (1,61),Koper (2,04), Kwik (1,53),

Lood (1,56)en PAK (2,98)

10: Lintbebouwing Krimpenerwaard

Koper (2,55),Lood (1,86) en PAK (4,77)

11: Dijkbebouwing Krimpenerwaard

Cadmium (1,51),Koper (3,19), Kwik (3,99),

Lood (2,74),Zink (1,75),PAK (5,24)en Minerale olie(2,19)

12: Lintbebouwing zeekleipolders

Zink (1,59), PCB (4,89), PAK (2,45) en Minerale

olie (2,24)

13: Oudeindustrie

Koper (2,43), Lood (1,74), Zink (1,7), PAK(4,74)

en Minerale olie (1,83)

14: Lichteindustrie en bedrijven

PCB (2,63),PAK (2,29) en Minerale olie(1,79)

15: Kantoren, bedrijven na 1990 en kassen

PAK (3,21)en Minerale olie(1,71)

16 t/m 19: Buitengebied

Lood (1,66), PAK (4,93) en Minerale olie (1,86)

 

Voor alle deelgebieden geldt dat deze hoge variatiecoëfficiënten worden veroorzaakt door een beperkt aantal relatief hoge waarden. De locaties waar de relatief hoge waarden zijn vastgesteld vertonen geen ruimtelijke clustering. De relatief hoge variatiecoëfficiënten geven daarmee geen aanleiding tot het splitsen van deelgebieden.

 

Behalve de bovenstaande controle op hoge variatiecoëfficiënten voor alle deelgebieden is op verzoek van de Omgevingsdienst nog een extra controle uitgevoerd naar de spreiding en verdeling van waarnemingen voor zink in de bovengrond voor de deelgebieden 8A en 8B. Het vermoeden bestond dat er mogelijk sprake was van een clustering en/of onevenredige verdeling van de waarnemingen voor zink voor deze twee deelgebieden, omdat beide gebieden op basis van zinkgehalten moeten worden ingedeeld in de klasse Industrie.

Bekeken is waar binnen de deelgebieden de hoogste zinkgehalten voorkomen en of hierbij sprake is van clustering. Dit blijkt voor beide deelgebieden niet het geval te zijn.

 

Op basis hiervan is in overleg met de Omgevingsdienst besloten de deelgebieden te handhaven en geen wijzigingen door te voeren.

 

Samenvoegen van deelgebieden

Alle gebieden met naoorlogse uitbreidingen van woonbebouwing zijn ingedeeld in drie deelgebieden: deelgebied 5 met uitbreidingen in de periode 1940 – 1990 in het noordoostelijk deel van het beheergebied (Gouda, Bodegraven, Reeuwijk, Boskoop en Alphen aan den Rijn), deelgebied 6 met uitbreidingen in de periode 1940 – 1970 in het zuidwestelijk deel van het beheergebied (Krimpenerwaard, Zuidplas, Waddinxveen en Zoetermeer) en deelgebied 7 met alle recentere uitbreidingen in de periode vanaf 1970 à 1990 voor het gehele beheergebied.

Op verzoek van de Omgevingsdienst is nagegaan of het mogelijk is om de deelgebieden 5, 6 en 7 te herzien en de gebieden behorende tot deze deelgebieden in te delen in twee deelgebieden: ‘Uitbreidingen 1940 – 1970’ en ‘Uitbreidingen vanaf 1970’.

Om dit na te gaan zijn statistische parameters bepaald voor twee delen van deelgebied 5: het deel met uitbreidingen tot 1970 en het deel met uitbreidingen tussen 1970 en 1990. Vervolgens is beoordeeld of de uitbreidingen tot 1970 op basis van deze statistische parameters samengevoegd zouden kunnen worden met de uitbreidingen van deelgebied 6 (eveneens uitbreidingen tot 1970) en of de uitbreidingen tussen 1970 en 1990 samengevoegd zouden kunnen worden met deelgebied 7 (uitbreidingen na 1970). Dit bleek niet mogelijk te zijn. Daarom is in overleg met Omgevingsdienst besloten om de drie oorspronkelijke deelgebieden te handhaven en alleen één gebied in Gouda (uitbreiding net na 1990, oorspronkelijk ingedeeld in deelgebied 5) toe te voegen aan deelgebied 7.

 

2.7.3 Definitieve gebiedsindeling

 

Op basis van de uitgevoerde stappen 1 t/m 6 van de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten zijn op het grondgebied van de gemeenten in de regio Midden-Holland en de gemeente Zoetermeer voor zowel de boven- als de ondergrond deelgebieden gedefinieerd. Alle (definitieve) deelgebieden voldoen aan de minimumeisen voor het aantal en grotendeels ook voor de spreiding van de waarnemingen volgens de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten (zie § 2.7).

 

Deze definitieve deelgebieden worden de bodemkwaliteitszones. Deze zijn opgenomen in onderstaande tabel 2.7 en in kaartbijlage 7 op kaart weergegeven.

 

Tabel 2.7 Onderscheiden definitieve deelgebieden, bodemkwaliteitszones, per bodemlaag.

Definitieve bodemkwaliteitszones

Bovengrond (0-0,5 m-mv)

Definitieve bodemkwaliteitszones

Ondergrond (0,5-2,0 m-mv)

1A: Binnenstad Gouda

1A: Binnenstad Gouda

1B: Binnenstad Schoonhoven

1B: Binnenstad Schoonhoven

1C: KernBodegraven

1C: KernBodegraven

1D: Oudedorp Zoetermeer

1D: Oudedorp Zoetermeer

1E: Historische en oude bebouwing <1940 Alphen a/d Rijn

1E: Historische en oude bebouwing <1940 Alphen a/d Rijn

2: Historische bebouwing Krimpenerwaard

2: Historische bebouwing Krimpenerwaard

3: Historische bebouwing zeekleipolders

3: Historische bebouwing zeekleipolders

 

Tabel 2.7 Onderscheiden definitieve deelgebieden, bodemkwaliteitszones, per bodemlaag. (vervolg)

Definitieve bodemkwaliteitszones

Bovengrond (0-0,5 m-mv)

Definitieve bodemkwaliteitszones

Ondergrond (0,5-2,0 m-mv)

4: Oude bebouwing 1900-1940 Gouda,

Bodegraven, Reeuwijk, Boskoop

4: Oude bebouwing 1900-1940 Gouda,

Bodegraven, Reeuwijk, Boskoop

5: Uitbreidingen 1940-1990 (noord+oost)

5: Uitbreidingen 1940-1990 (noord+oost)

6: Uitbreidingen 1940-1970 (zuid + west)

6: Uitbreidingen 1940-1970 (zuid + west)

7: Recente uitbreidingen na 1970 à 1990 (hele regio)

7: Recente uitbreidingen na 1970 à 1990 (hele regio)

8A: Lintbebouwing veenweidegebied

8A: Lintbebouwing veenweidegebied

8B: Lintbebouwing Oude Rijn

8B: Lintbebouwing Oude Rijn

9: Lintbebouwing op toemaakdek

9: Lintbebouwing op toemaakdek

10: Lintbebouwing Krimpenerwaard

10: Lintbebouwing Krimpenerwaard

11: Dijkbebouwing Krimpenerwaard

11: Dijkbebouwing Krimpenerwaard

12: Lintbebouwing zeekleipolders

12: Lintbebouwing zeekleipolders

13: Oudeindustrie

13: Oudeindustrie

14: Lichteindustrie en bedrijven

14: Lichteindustrie en bedrijven

15: Kantoren, bedrijven na 1990 en kassen

15: Kantoren, bedrijven na 1990 enkassen

16: Buitengebied zeekleipolders incl rand

16 t/m 19: Buitengebied

17: Buitengebied toemaakdek

18: Buitengebied boomkwekerijen

19: Buitengebied overig

 

2.8 Stap 7: Vaststellen en karakteriseren bodemkwaliteitszones

 

De gemiddelde gehalten van de bodemkwaliteitszones (zie bijlage 5, kolom 'Gem') zijn getoetst aan de normen uit het Besluit en de Regeling bodemkwaliteit [2 t/m 6]. De bodemkwaliteitszones kunnen vallen in de bodemkwaliteitsklasse Landbouw/natuur (Achtergrondwaarden, AW2000), Wonen of Industrie. De toetsingsmethodiek voor het bepalen van de bodemkwaliteitsklasse is opgenomen in bijlage 1A onder het kopje “Bodemkwaliteitsklasse”. De toetsingsmethodiek voor het bepalen van de bodemkwaliteitsklasse is minder streng dan de toetsingsmethodiek voor het bepalen van de ontgravingsklasse (zie ook § 2.9.3 en bijlage 1A onder het kopje “Ontgravingskaart” en bijlage 1B). Met de minder strenge toets wordt voorkomen dat de bodemkwaliteit van een gebied op basis van één stof wordt ingedeeld in de bodemkwaliteitsklasse Industrie. Dit zou in de praktijk de ongewenste situatie kunnen opleveren dat ook voor alle overige stoffen minder strenge regels gelden en de concentraties kunnen toenemen tot de maximale waarden voor de functie Industrie. Hierdoor verslechtert de kwaliteit van het gebied.

 

In tabel 2.8 is aangegeven in welke bodemkwaliteitsklasse iedere bodemkwaliteitszone valt. In bijlage 5 zijn de gespecificeerde beoordelingen weergegeven. De bodemkwaliteitsklasse wordt samen met de bodemfunctieklasse gebruikt voor het bepalen van de toepassingseis (zie § 2.9.4).

 

Tabel 2.8 Bodemkwaliteitsklasse per bodemkwaliteitszone en bodemlaag

Bodemkwaliteitszone

Bodemkwaliteitsklasse

Bovengrond (bodemlaag vanaf het maaiveld tot en met 0,5 meter diepte)

1A: Binnenstad Gouda

Industrie

1B: Binnenstad Schoonhoven

Industrie

1C: KernBodegraven

Wonen

1D: Oudedorp Zoetermeer

Industrie

1E: Historische en oude bebouwing < 1940 Alphen

a/d Rijn

Wonen

2: Historische bebouwing Krimpenerwaard

Industrie

3: Historische bebouwing zeekleipolders

Industrie

4: Oudebebouwing 1900-1940 Gouda, Bodegraven, Reeuwijk, Boskoop

Wonen

5: Uitbreidingen 1940-1990 (noord+oost)

Wonen

6: Uitbreidingen 1940-1970 (zuid + west)

Wonen

7: Recente uitbreidingen na 1970 à1990 (hele regio)

Landbouw/natuur

8A: Lintbebouwing veenweidegebied

Wonen

8B: Lintbebouwing Oude Rijn

Wonen

9: Lintbebouwing op toemaakdek

Industrie

10: Lintbebouwing Krimpenerwaard

Wonen

11: Dijkbebouwing Krimpenerwaard

Wonen

12: Lintbebouwing zeekleipolders

Wonen

13: Oudeindustrie

Industrie

14: Lichteindustrie en bedrijven

Wonen

15: Kantoren, bedrijven na 1990 en kassen

Landbouw/natuur

16: Buitengebied – zeekleipolders inclrand

Landbouw/natuur

17: Buitengebied – toemaakdek

Industrie

18: Buitengebied – boomkwekerijen Boskoop

Wonen

19: Buitengebied - veenweide

Wonen

 

Tabel 2.8 Bodemkwaliteitsklasse per bodemkwaliteitszone en bodemlaag (vervolg)

Bodemkwaliteitszone

Bodemkwaliteitsklasse

Ondergrond (bodemlaag vanaf 0,5 meter dieptetot en met 2,0 meter diepte)

1A: Binnenstad Gouda

Industrie

1B: Binnenstad Schoonhoven

Industrie

1C: KernBodegraven

Wonen

1D: Oudedorp Zoetermeer

Wonen

1E: Historische en oude bebouwing <1940 Alphen a/d

Rijn

Wonen

2: Historische bebouwing Krimpenerwaard

Industrie

3: Historische bebouwing zeekleipolders

Wonen

4: Oudebebouwing 1900-1940 Gouda, Bodegraven, Reeuwijk, Boskoop

Wonen

5: Uitbreidingen 1940-1990 (noord+oost)

Landbouw/natuur

6: Uitbreidingen 1940-1970 (zuid + west)

Wonen

7: Recente uitbreidingen na 1970 à1990 (hele regio)

Landbouw/natuur

8A: Lintbebouwing veenweidegebied

Wonen

8B: Lintbebouwing Oude Rijn

Wonen

9: Lintbebouwing op toemaakdek

Wonen

10: Lintbebouwing Krimpenerwaard

Landbouw/natuur

11: Dijkbebouwing Krimpenerwaard

Wonen

12: Lintbebouwing zeekleipolders

Wonen

13: Oudeindustrie

Wonen

14: Lichteindustrie en bedrijven

Landbouw/natuur

15: Kantoren, bedrijven na 1990 en kassen

Landbouw/natuur

16: Buitengebied

Landbouw/natuur

 

Controle saneringscriterium

In de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten staat vermeld, dat voor elke bodemkwaliteitszone met een 95-percentielwaarde (P95) boven de interventiewaarde uit de Wet bodembescherming een controle op het saneringscriterium nodig is. Indien het saneringscriterium wordt overschreden is het niet verantwoord om zonder partijkeuring grondverzet vanuit de betreffende zone te laten plaatsvinden. Deze situatie komt voor bij elf bodemkwaliteitszones in de bovengrond en acht in de ondergrond (tabel 2.9).

 

Tabel 2.9 Bodemkwaliteitszones met P95 > interventiewaarde voor één of meer stoffen

Bodemkwaliteitszone

Stof

95-percentielwaarde (in mg/kgds)

Interventiewaarde Wet bodembescherming

(in mg/kgds)

Bovengrond (bodemlaag vanaf het maaiveld tot en met 0,5 meter diepte)

1A: Binnenstad Gouda

Barium*

673

625*

Lood

1025

530

Zink

1242

720

1B: Binnenstad Schoonhoven

Lood

763

530

1C: KernBodegraven

Lood

715

530

1D: Oudedorp Zoetermeer

Lood

936

530

Zink

922

720

1E: Historische en oude bebouwing

<1940 Alphena/d Rijn

Lood

589

530

3: Historische bebouwing zeekleipolders

Lood

567

530

8A: Lintbebouwing veenweidegebied

Lood

602

530

9: Lintbebouwing op toemaakdek

Lood

637

530

11: Dijkbebouwing Krimpenerwaard

Lood

921

530

Zink

760

720

13: Oudeindustrie

Barium*

728

625*

17: Buitengebied - toemaakdek

Lood

734

530

Ondergrond (bodemlaag vanaf 0,5 meter dieptetot en met 2,0 meter diepte)

1A: Binnenstad Gouda

Barium*

1262

625*

Koper

193

190

Lood

1501

530

Zink

837

720

1B: Binnenstad Schoonhoven

Lood

1161

530

1D: Oudedorp Zoetermeer

Lood

654

530

1E: Historische en oude bebouwing

<1940 Alphena/d Rijn

Lood

594

530

3: Historische bebouwing zeekleipolders

Lood

532

530

PAK

56

40

8B: Lintbebouwing Oude Rijn

Lood

578

530

9: Lintbebouwing op toemaakdek

Barium*

772

625*

13: Oudeindustrie

Lood

666

530

* De normen voor barium zijn ingetrokken. Gebleken is dat de interventiewaarde voor barium lager was dan het gehalte dat van nature in de bodem voorkomt. Indien er sprake is van verhoogde bariumgehalten ten opzichte van de natuurlijke achtergrond als gevolg van een antropogene bron, kan dit gehalte door het bevoegd gezag worden beoordeeld op basis van de voormalige interventiewaarde voor barium van 625 mg/kg d.s.

 

Conform de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten dient voor deze zones een risicobeoordeling uitgevoerd te worden om na te gaan of er voor die stoffen mogelijk sprake is van risicio’s bij het betreffende bodemgebruik.

 

In de Nota bodembeheer [20] wordt hier verder op ingegaan en wordt voor de betreffende zones beschreven welke consequenties dit heeft voor het grondverzet.

 

2.9 Stap 8: Bodemkwaliteitskaart

 

2.9.1 Inleiding

 

De bodemkwaliteitskaart bestaat uit drie hoofdkaarten:

  • 1.

    Een kaart met uitgesloten locaties en gebieden.

  • 2.

    De ontgravingskaart.

  • 3.

    De toepassingskaart.

In de volgende paragrafen is nader ingegaan op de hoofdkaarten.

 

2.9.2 Kaart met uitgesloten locaties en gebieden

 

In het beheergebied van de regio Midden-Holland en de gemeente Zoetermeer is een aantal locaties en gebieden uitgesloten van de bodemkwaliteitskaart. Een specificatie van de uitgezonderde gebieden is aangegeven in § 2.1. De ligging van de uitgesloten locaties en gebieden is vanwege het dynamische karakter niet op de kaarten weergegeven. Voor een actueel beeld wordt verwezen naar www.bodembalie.nl. Locaties die uitgesloten zijn van de bodemkwaliteitskaart en waarvan de provincie Zuid-Holland gegevensbeheerder is, zijn te vinden op www.bodemloket.nl.

 

2.9.3 Ontgravingskaart

 

De ontgravingskaart geeft de kwaliteit aan van de eventueel te ontgraven grond op een niet voor bodemverontreiniging verdachte locatie. Deze kaart mag onder bepaalde voorwaarden worden gebruikt als bewijsmiddel voor de chemische kwaliteit van de te ontgraven grond, als deze grond elders nuttig wordt toegepast. In de nota bodembeheer wordt hier nader op ingegaan. De ontgravingskwaliteit is net als de bodemkwaliteitsklasse gebaseerd op het gemiddelde gehalte van een zone (zie bijlage 5, kolom 'Gem') en getoetst aan de toetsingswaarden uit het Besluit. Om het standstill-principe voor de bodemkwaliteit op gebiedsniveau te kunnen waarborgen, is de toetsing voor de kwaliteitsklasse van 'Wonen' strenger voor het bepalen van de ontgravingsklasse dan voor de het bepalen van de bodemkwaliteitsklasse van ‘Wonen’. De toetsingsmethodiek is opgenomen in bijlage 1A onder het kopje “Ontgravingskaart”, ter vergelijking zie het kopje “Bodemkwaliteitsklasse”. In bijlage 1B wordt dit verschil in toetsing schematisch toegelicht.

 

In tabel 2.10 is de ontgravingsklasse per zone aangegeven. De ontgravingskaart per bodemlaag is opgenomen in kaartbijlage 8. De kleuren in tabel 2.10 komen overeen met de gebruikte kleuren op de kaarten.

 

Tabel 2.10 Ontgravingsklasse per bodemkwaliteitszone en bodemlaag

Bodemkwaliteitszone

Ontgravingsklasse

Klasse-bepalende stof

P95> I

Bovengrond (bodemlaag vanaf het maaiveld tot en met 0,5 meter diepte)

1A: Binnenstad Gouda

Industrie

Lood en Zink

Ja

1B: Binnenstad Schoonhoven

Industrie

Koper, Lood,Zink en PCB

Ja

1C: KernBodegraven

Industrie

Lood

Ja

1D: Oudedorp Zoetermeer

Industrie

Koper, Looden Zink

Ja

1E: Historische en oude bebouwing

<1940 Alphena/d Rijn

Industrie

Zink

Ja

2: Historische bebouwing

Industrie

Koper, Zink en PAK

Nee

3: Historische bebouwing

Industrie

Zink en PAK

Ja

4: Oude bebouwing 1900-1940 Gouda, Bodegraven, Reeuwijk, Boskoop

Wonen

Kwik, Lood,Zink en PAK

Nee

5: Uitbreidingen 1940-1990

(noord+oost)

Wonen

Kwik, Lood,Zink en PAK

Nee

6: Uitbreidingen 1940-1970 (zuid + west)

Wonen

Kwik, Looden PAK

Nee

7: Recente uitbreidingen na 1970 à

1990 (heleregio)

Landbouw/natuur

n.v.t.

Nee

8A: Lintbebouwing veenweidegebied

Industrie

Zink

Ja

8B: Lintbebouwing Oude Rijn

Industrie

Zink en PCB

Nee

9: Lintbebouwing op toemaakdek

Industrie

Koper, Looden Zink

Ja

10: Lintbebouwing Krimpenerwaard

Wonen

Kwik, Lood,Molybdeen, Zink en PAK

Nee

11: Dijkbebouwing Krimpenerwaard

Industrie

Lood en Zink

Ja

12: Lintbebouwing zeekleipolders

Industrie

Zink

Nee

13: Oudeindustrie

Industrie

PCB

Nee

14: Lichteindustrie en bedrijven

Wonen

Kwik, PCB en PAK

Nee

15: Kantoren, bedrijven na 1990 en

Landbouw/natuur

n.v.t.

Nee

16: Buitengebied – zeekleipolders incl

Landbouw/natuur

n.v.t.

Nee

17: Buitengebied – toemaakdek

Industrie

Koper, Looden PCB

Ja

18: Buitengebied – boomkwekerijen

Industrie

Drins, β-HCH,Heptachloor

Nee

19: Buitengebied - veenweide

Wonen

Kwik, Lood,Molybdeen en PAK

Nee

 

Tabel 2.10 Ontgravingsklasse per bodemkwaliteitszone en bodemlaag (vervolg)

Bodemkwaliteitszone

Ontgravingsklasse

Klasse-bepalende stof

P95> I

Ondergrond (bodemlaag vanaf 0,5 meter dieptetot en met 2,0 meter diepte)

1A: Binnenstad Gouda

Industrie

Koper, Looden Zink

Ja

1B: Binnenstad Schoonhoven

Industrie

Koper, Looden PCB

Ja

1C: KernBodegraven

Wonen

Kwik, Looden PAK

Nee

1D: Oudedorp Zoetermeer

Industrie

Koper en Lood

Ja

1E: Historische en oude bebouwing

<1940 Alphena/d Rijn

Wonen

Kwik, Lood,Zink en PAK

Ja

2: Historische bebouwing

Krimpenerwaard

Wonen

Kwik, Lood,Molybdeen en PAK

Nee

3: Historische bebouwing

zeekleipolders

Industrie

PAK

Ja

4: Oude bebouwing 1900-1940 Gouda,

Bodegraven, Reeuwijk, Boskoop

Wonen

Koper, Kwik,Lood, Zink en PAK

Nee

5: Uitbreidingen 1940-1990

(noord+oost)

Landbouw/natuur

n.v.t.

Nee

6: Uitbreidingen 1940-1970 (zuid + west)

Wonen

Kwik, Looden PAK

Nee

7: Recente uitbreidingen na 1970 à

1990 (heleregio)

Landbouw/natuur

n.v.t.

Nee

8A: Lintbebouwing veenweidegebied

Wonen

Kwik, Lood,Molybdeen en PAK

Nee

8B: Lintbebouwing Oude Rijn

Wonen

Kwik, Lood,PCB en PAK

Ja

9: Lintbebouwing op toemaakdek

Wonen

Kwik, Lood,Molybdeen en PAK

Ja

10: Lintbebouwing Krimpenerwaard

Landouw/natuur

n.v.t.

Nee

11: Dijkbebouwing Krimpenerwaard

Industrie

Koper en PAK

Nee

12: Lintbebouwing zeekleipolders

Wonen

Kwik, Looden PAK

Nee

13: Oudeindustrie

Industrie

PCB en Minerale olie

Ja

14: Lichteindustrie en bedrijven

Landbouw/natuur

n.v.t.

Nee

15: Kantoren, bedrijven na 1990 en

Landbouw/natuur

n.v.t.

Nee

16 t/m 19: Buitengebied

Landbouw/natuur

n.v.t.

Nee

 

Grondverzet volgens het generieke beleidskader

Het al dan niet mogen verrichten van grondverzet van een niet-verdachte locatie zonder partijkeuringen is volgens het generieke bodembeleidskader afhankelijk van de volgende zaken:

  • Grondverzet zonder partijkeuring is toegestaan als de gemiddelde waarden van alle stoffen in de bodemkwaliteitszone van herkomst voldoen aan de toepassingseis in de zone van toepassing.

  • Als sprake is van een specifiek locatie-/partijonderzoek op de te ontgraven locatie, dat volgens de criteria in het Besluit bodemkwaliteit als bewijsmiddel mag dienen, dan kan geen gebruik worden gemaakt van de bodemkwaliteitskaart als bewijsmiddel maar wordt gebruik gemaakt van de onderzoeksresultaten.

  • De partij dient te worden ontgraven uit één laag waarop de ontgravingskaart van toepassing is. Als de partij afkomstig is uit meerdere (diepere) lagen van de ontgravingskaart dient de ontgraving op deze laaggrenzen te worden afgestemd. Als een partij gemengd wordt ontgraven uit verschillende lagen is het ter beoordeling aan de Omgevingsdienst Midden-Holland of de gemeente Zoetermeer of de bodemkwaliteitskaart kan dienen als bewijsmiddel of dat de toe te passen partij moet worden gekeurd.

 

2.9.4 Generieke toepassingskaart

 

De generieke toepassingskaart is opgesteld aan de hand van de vastgestelde bodemkwaliteitsklasse en de (toekomstige) functie van de bodem (zie bijlage 1A onder het kopje 'Toepassingskaart'). Op basis van deze dubbele toets, waarbij de strengste toets doorslaggevend is, wordt voor elke zone de generieke toepassingseis vastgesteld.

 

In tabel 2.11 op de volgende pagina is het resultaat van deze werkwijze voor de toepassingskaart van de regio Midden-Holland en de gemeente Zoetermeer samengevat.

 

Op kaartbijlage 9 staat per bodemlaag aangegeven welke generieke toepassingseis er geldt. De kleuren in tabel 2.11 komen overeen met de gebruikte kleuren op kaartbijlagen 6 (bodemfunctieklassenkaart) en 9 (generieke toepassingskaarten).

 

Tabel 2.11 Toepassingseisen per combinatie (voorkomende) bodemfunctie- en bodemkwaliteitsklasse conform het generieke kader van het Besluit.

Bodemkwaliteitszone

Bodemfunctie- klasse*

Bodemkwaliteits- klasse

Toepassingseis generiek

Bovengrond (bodemlaag vanaf het maaiveld tot en met 0,5 meter diepte)

1A: Binnenstad Gouda

Wonen

Industrie

Wonen

1B: Binnenstad Schoonhoven

Wonen

Industrie

Wonen

1C: KernBodegraven

Wonen

Wonen

Wonen

1D: Oudedorp Zoetermeer

Wonen

Industrie

Wonen

1E: Historische en oude bebouwing <1940 Alphen a/d Rijn

Wonen

Wonen

Wonen

2: Historische bebouwing Krimpenerwaard

Wonen

Industrie

Wonen

3: Historische bebouwing zeekleipolders

Wonen

Industrie

Wonen

4: Oude bebouwing 1900-1940 Gouda, Bodegraven, Reeuwijk, Boskoop

Wonen

Wonen

Wonen

5: Uitbreidingen 1940-1990 (noord+oost)

Wonen

Wonen

Wonen

6: Uitbreidingen 1940-1970 (zuid + west)

Wonen

Wonen

Wonen

7: Recente uitbreidingen na 1970 à1990 (hele regio)

Wonen

Landbouw/natuur

Landbouw/natuur

Landbouw/natuur

8A: Lintbebouwing veenweidegebied

Industrie

Wonen

Wonen

Wonen

8B: Lintbebouwing Oude Rijn

Industrie

Wonen

Wonen

Wonen

9: Lintbebouwing op toemaakdek

Wonen

Industrie

Wonen

10: Lintbebouwing Krimpenerwaard

Wonen

Wonen

Wonen

11: Dijkbebouwing Krimpenerwaard

Wonen

Wonen

Wonen

12: Lintbebouwing zeekleipolders

Industrie

Wonen

Wonen

Wonen

13: Oudeindustrie

Industrie

Industrie

Industrie

Wonen

Wonen

14: Lichteindustrie en bedrijven

Industrie

Wonen

Wonen

Wonen

15: Kantoren, bedrijven na 1990 en kassen

Industrie

Landbouw/natuur

Landbouw/natuur

Wonen

16: Buitengebied – zeekleipolders inclrand

Industrie

Landbouw/natuur

Landbouw/natuur

Wonen

Landbouw/natuur

17: Buitengebied – toemaakdek

Wonen

Industrie

Wonen

Landbouw/natuur

Landbouw/natuur

18: Buitengebied – boomkwekerijen Boskoop

Wonen

Wonen

Wonen

Landbouw/natuur

Landbouw/natuur

19: Buitengebied - veenweide

Industrie

Wonen

Wonen

Wonen

Landbouw/natuur

Landbouw/natuur

* Binnen een bodemkwaliteitszone kunnen verschillende gebruiksfuncties voorkomen

 

Tabel 2.11 Toepassingseisen per combinatie (voorkomende) bodemfunctie- en bodemkwaliteitsklasse conform het generieke kader van het Besluit (vervolg)

Bodemkwaliteitszone

Bodemfunctie- klasse*

Bodemkwaliteits- klasse

Toepassingseis generiek

Ondergrond (bodemlaag vanaf 0,5 meter dieptetot en met 2,0 meter diepte)

1A: Binnenstad Gouda

Wonen

Industrie

Wonen

1B: Binnenstad Schoonhoven

Wonen

Industrie

Wonen

1C: KernBodegraven

Wonen

Wonen

Wonen

1D: Oudedorp Zoetermeer

Wonen

Wonen

Wonen

1E: Historische en oude bebouwing <1940 Alphen a/d Rijn

Wonen

Wonen

Wonen

2: Historische bebouwing Krimpenerwaard

Wonen

Industrie

Wonen

3: Historische bebouwing zeekleipolders

Wonen

Wonen

Wonen

4: Oude bebouwing 1900-1940 Gouda,

Wonen

Wonen

Wonen

5: Uitbreidingen 1940-1990 (noord+oost)

Wonen

Landbouw/natuur

Landbouw/natuur

6: Uitbreidingen 1940-1970 (zuid + west)

Wonen

Wonen

Wonen

7: Recente uitbreidingen na 1970 à1990 (hele regio)

Wonen

Landbouw/natuur

Landbouw/natuur

Landbouw/natuur

8A: Lintbebouwing veenweidegebied

Industrie

Wonen

Wonen

Wonen

8B: Lintbebouwing Oude Rijn

Industrie

Wonen

Wonen

Wonen

9: Lintbebouwing op toemaakdek

Wonen

Wonen

Wonen

10: Lintbebouwing Krimpenerwaard

Wonen

Landbouw/natuur

Landbouw/natuur

11: Dijkbebouwing Krimpenerwaard

Wonen

Wonen

Wonen

12: Lintbebouwing zeekleipolders

Industrie

Wonen

Wonen

Wonen

13: Oudeindustrie

Industrie

Wonen

Wonen

Wonen

14: Lichteindustrie en bedrijven

Industrie

Landbouw/natuur

Landbouw/natuur

Wonen

15: Kantoren, bedrijven na 1990 en kassen

Industrie

Landbouw/natuur

Landbouw/natuur

Wonen

16 t/m 19: Buitengebied

Industrie

Landbouw/natuur

Landbouw/natuur

Wonen

Landbouw/natuur

* Binnen een bodemkwaliteitszone kunnen verschillende gebruiksfuncties voorkomen

 

Op kaartbijlagen 9A en 9B staat per bodemlaag aangegeven welke generieke toepassingseis er geldt. Aan de hand van de ontgravingskaart en de generieke toepassingskaart kan een generieke grondstromenmatrix worden vervaardigd. Overigens hebben de Omgevingsdienst Midden-Holland en de gemeente Zoetermeer inmiddels een gebiedsspecifieke toepassingskaart opgesteld. In de Nota bodembeheer wordt dit verder uitgewerkt.

 

2.10 Bijzondere omstandigheden

 

De bodemkwaliteitskaart doet geen uitspraak over de kwaliteit van de bodem ter plaatse van verdachte locaties, verontreinigde locaties of gesaneerde locaties. Op deze locaties verwacht men een afwijkende (betere of juist slechtere) bodemkwaliteit dan in de omgeving. Op terreinen die ooit een leeflaag van schone grond hebben gekregen, of gesaneerde locaties mag men bijvoorbeeld een betere kwaliteit verwachten. Een slechtere kwaliteit valt te verwachten op terreinen die (wellicht) door een puntbron verontreinigd zijn en ter plaatse van dempingen en stortplaatsen.

 

Deze bodemkwaliteitskaart kan op de uitgesloten locaties en gebieden niet worden gebruikt als bewijsmiddel voor de grond die wordt ontgraven uit deze gebieden. Ook kan deze bodemkwaliteitskaart niet worden gebruikt om de toepassingseis te bepalen als grond op deze locaties/gebieden wordt toegepast. In de nota bodembeheer wordt hier nader op ingegaan.

 

2.11 Vaststellen bodemkwaliteitskaart en bodemfunctieklassenkaart

 

Met deze bodemkwaliteitskaart hebben de gemeenten een goed instrument in handen voor het toepassen van grond.

 

De gemeenten zijn het bevoegd gezag inzake het Besluit bodemkwaliteit voor de toepassing van grond en baggerspecie op de landbodem. In het generieke kader wordt alleen de bodemkwaliteitskaart en de bodemfunctieklassenkaart vastgesteld middels een besluit van het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente waarop een procedure uit de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is, Afdeling 3.4 (Art. 3:10). Binnen het gebiedsspecifieke kader mag de gemeenteraad zelf voor één of meerdere stoffen normen vaststellen, die beter aansluiten bij de gewenste bodemkwaliteit en het daadwerkelijke gebruik van de bodem dan de maximale waarden van het generieke kader.

 

3Conclusie en samenvatting

 

LievenseCSO heeft in opdracht van de Omgevingsdienst Midden-Holland de bodemkwaliteitskaart opgesteld voor het beheergebied van de Omgevingsdienst Midden- Holland en de gemeente Zoetermeer. Dit beheergebied omvat het gemeentelijke grondgebied van de gemeenten Alphen aan den Rijn, Bodegraven-Reeuwijk, Gouda, Krimpenerwaard, Waddinxveen, Zuidplas en Zoetermeer.

 

In de bodemkwaliteitskaart zijn op basis van historie, gebruik en diffuse bodemkwaliteit in totaal 24 bodemkwaliteitszones in de bovengrond en 21 bodemkwaliteitszones in de ondergrond onderscheiden.

 

Van de volgende gebieden zijn geen gegevens meegenomen bij het opstellen van deze bodemkwaliteitskaart en daarom niet gezoneerd:

  • De Rijkswegen (inclusief wegbermen): A12 en A20.

  • De Provinciale wegen (inclusief wegbermen): N11, N206, N207, N209, N210, N216, N219, N228, N456, N458, N469, N470.

  • Spoorgebonden gronden (NS/Prorail en HTM).

  • De uiterwaarden (buitendijks gebied).

  • Locaties die verontreinigd zijn als gevolg van een puntbron.

  • Gesaneerde locaties in het kader van de Wet bodembescherming.

  • Stortplaatsen.

  • De waterbodem.

  • Het grondwater.

De zones zijn vastgesteld voor de stoffen barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel, zink, PAK 10 (VROM), som-PCB's en minerale olie.

 

Op de ontgravingskaart (kaartbijlagen 8A en 8B) zijn de kwaliteitsgegevens weergegeven van de te ontgraven boven- en ondergrond. Op de generieke toepassingskaarten voor de boven- en ondergrond (kaartbijlagen 9A en 9B) zijn de toepassingseisen gegeven die gelden voor een gebied als een partij grond wordt toegepast.

 

Overigens zijn de Omgevingsdienst Midden-Holland en de gemeente Zoetermeer inmiddels een gebiedsspecifieke toepassingskaart opgesteld. In de Nota bodembeheer wordt dit verder uitgewerkt.

 

In tabel 3.1 en tabel 3.2 zijn voor de onderscheiden bodemkwaliteitszones een totaaloverzicht van de voorkomende bodemfunctieklassen, ontgravingsklassen en toepassingseisen voor respectievelijk de bovengrond en de ondergrond opgenomen. De kleuren in tabel 3.1 en tabel 3.2 komen overeen met de gebruikte kleuren op de kaartbijlagen.

 

De bodemkwaliteitskaart mag onder voorwaarden als bewijsmiddel dienen voor de chemische kwaliteit van de toe te passen grond.

 

Tabel 3.1 Totaaloverzicht bodemkwaliteitszones bovengrond met bodemfunctieklassen, ontgravingsklassen en toepassingseisen

Bodemkwaliteitszone

Bodemfunctie- klasse

Ontgravings- klasse

Toepassingseis generiek

Bovengrond (bodemlaag vanaf het maaiveld tot en met 0,5 meter diepte)

1A: Binnenstad Gouda

Wonen

Industrie

Wonen

1B: Binnenstad Schoonhoven

Wonen

Industrie

Wonen

1C: KernBodegraven

Wonen

Industrie

Wonen

1D: Oudedorp Zoetermeer

Wonen

Industrie

Wonen

1E: Historische en oude bebouwing <1940 Alphen a/d Rijn

Wonen

Industrie

Wonen

2: Historische bebouwing Krimpenerwaard

Wonen

Industrie

Wonen

3: Historische bebouwing zeekleipolders

Wonen

Industrie

Wonen

4: Oude bebouwing 1900-1940 Gouda,

Bodegraven, Reeuwijk, Boskoop

Wonen

Wonen

Wonen

5: Uitbreidingen 1940-1990 (noord+oost)

Wonen

Wonen

Wonen

6: Uitbreidingen 1940-1970 (zuid + west)

Wonen

Wonen

Wonen

7: Recente uitbreidingen na 1970 à1990 (hele

regio)

Wonen

Landbouw/natuur

Landbouw/natuur

Landbouw/natuur

8A: Lintbebouwing veenweidegebied

Industrie

Industrie

Wonen

Wonen

8B: Lintbebouwing Oude Rijn

Industrie

Industrie

Wonen

Wonen

9: Lintbebouwing op toemaakdek

Wonen

Industrie

Wonen

10: Lintbebouwing Krimpenerwaard

Wonen

Wonen

Wonen

11: Dijkbebouwing Krimpenerwaard

Wonen

Industrie

Wonen

12: Lintbebouwing zeekleipolders

Industrie

Industrie

Wonen

Wonen

13: Oudeindustrie

Industrie

Industrie

Industrie

Wonen

Wonen

14: Lichteindustrie en bedrijven

Industrie

Wonen

Wonen

Wonen

15: Kantoren, bedrijven na 1990 en kassen

Industrie

Landbouw/natuur

Landbouw/natuur

Wonen

 

Tabel 3.1 Totaaloverzicht bodemkwaliteitszones bovengrond met bodemfunctieklassen, ontgravingsklassen en toepassingseisen (vervolg)

Bodemkwaliteitszone

Bodemfunctie-

klasse

Ontgravings-

klasse

Toepassingseis

generiek

16: Buitengebied – zeekleipolders inclrand

Industrie

Landbouw/natuur

Landbouw/natuur

Wonen

Landbouw/natuur

17: Buitengebied – toemaakdek

Wonen

Industrie

Wonen

Landbouw/natuur

Landbouw/natuur

18: Buitengebied – boomkwekerijen Boskoop

Wonen

Industrie*

Wonen

Landbouw/natuur

Landbouw/natuur

19: Buitengebied - veenweide

Industrie

Wonen

Wonen

Wonen

Landbouw/natuur

Landbouw/natuur

* Bij het bepalen van de klasse zijn ook de beschikbare waarnemingen voor bestrijdingsmiddelen meegenomen. Zie ook bijlage 5.

 

Tabel 3.2 Totaaloverzicht bodemkwaliteitszones ondergrond met bodemfunctieklassen, ontgravingsklassen en toepassingseisen

Bodemkwaliteitszone

Bodemfunctie- klasse

Ontgravings- klasse

Toepassingseis generiek

Ondergrond (bodemlaag vanaf 0,5 meter dieptetot en met 2,0 meter diepte)

1A: Binnenstad Gouda

Wonen

Industrie

Wonen

1B: Binnenstad Schoonhoven

Wonen

Industrie

Wonen

1C: KernBodegraven

Wonen

Wonen

Wonen

1D: Oudedorp Zoetermeer

Wonen

Industrie

Wonen

1E: Historische en oude bebouwing <1940 Alphen a/d Rijn

Wonen

Wonen

Wonen

2: Historische bebouwing Krimpenerwaard

Wonen

Wonen

Wonen

3: Historische bebouwing zeekleipolders

Wonen

Industrie

Wonen

4: Oude bebouwing 1900-1940 Gouda,

Wonen

Wonen

Wonen

5: Uitbreidingen 1940-1990 (noord+oost)

Wonen

Landbouw/natuur

Landbouw/natuur

6: Uitbreidingen 1940-1970 (zuid + west)

Wonen

Wonen

Wonen

7: Recente uitbreidingen na 1970 à1990 (hele regio)

Wonen

Landbouw/natuur

Landbouw/natuur

Landbouw/natuur

8A: Lintbebouwing veenweidegebied

Industrie

Wonen

Wonen

Wonen

8B: Lintbebouwing Oude Rijn

Industrie

Wonen

Wonen

Wonen

9: Lintbebouwing op toemaakdek

Wonen

Wonen

Wonen

10: Lintbebouwing Krimpenerwaard

Wonen

Landbouw/natuur

Landbouw/natuur

 

Tabel 3.2 Totaaloverzicht bodemkwaliteitszones ondergrond met bodemfunctieklassen, ontgravingsklassen en toepassingseisen (vervolg)

Bodemkwaliteitszone

Bodemfunctie-

klasse

Ontgravings-

klasse

Toepassingseis

generiek

11: Dijkbebouwing Krimpenerwaard

Wonen

Industrie

Wonen

12: Lintbebouwing zeekleipolders

Industrie

Wonen

Wonen

Wonen

13: Oudeindustrie

Industrie

Industrie

Wonen

Wonen

14: Lichteindustrie en bedrijven

Industrie

Landbouw/natuur

Landbouw/natuur

Wonen

15: Kantoren, bedrijven na 1990 en kassen

Industrie

Landbouw/natuur

Landbouw/natuur

Wonen

16 t/m 19: Buitengebied

Industrie

Landbouw/natuur

Landbouw/natuur

Wonen

Landbouw/natuur

 

LITERATUURLIJST

 

  • 1.

    Besluit bodemkwaliteit, publicatie Staatscourant 3 december 2007.

  • 2.

    Regeling bodemkwaliteit, publicatie Staatscourant 20 december 2007.

  • 3.

    Wijziging van de Regeling bodemkwaliteit, Staatscourant nr. 67, 7 april 2009.

  • 4.

    Toelichting per stof op de wijzigingen in de normstelling, april 2009.

  • 5.

    Vervolg oplossing knelpunten toetsing van de som(parameter) PCB’s en wijziging regeling Bodemkwaliteit, november 2010.

  • 6.

    Wijziging van de Regeling bodemkwaliteit, Staatscourant 2 november 2012.

  • 7.

    Richtlijn bodemkwaliteitskaarten, Ministerie van VROM, Ministerie van Verkeer en waterstaat, 3 september 2007.

  • 8.

    Wijzigingsblad d.d. 1 januari 2016 bij de “Richtlijn bodemkwaliteitskaarten versie 3 september 2007”, gepubliceerd op de website van het NEN, 28 september 2015

  • 9.

    Handreiking Achtergrondgehalten. Begeleidingscommissie actief bodembeheer, TNO MEP-R98/283.IPO/TNO, 1998.

  • 10.

    Waterregeling, publicatie Staatscourant 7 december 2009.

  • 11.

    Bodemkwaliteitskaart op basisniveau van het landelijk gebied van Zuid-Holland, DHV, RB-SE20044147, december 2004

  • 12.

    Bodemkwaliteitskaart en Nota Bodembeheer Westergouwe, Milieudienst Midden- Holland, rapoprtnr. 200903380, juni 2009.

  • 13.

    Bodemkwaliteitskaart Lopikerwaard, CSO, rapportnr. 02.RK009, 15 februari 2002

  • 14.

    Actief bodembeheer Toemaakdekken; Risico's van bodemverontreiniging voor de kwaliteit van veevoer en de gehalten aan lood en cadmium in orgaanvlees in het veenweidegebied, Alterra rapport 1433, 2007.

  • 15.

    Bodemkwaliteitskaart regio Midden-Holland en gemeente Zoetermeer, CSO Adviesbureau, 09K187, 14 maart 2011.

  • 16.

    Actualisatie bodemkwaliteitskaart gemeente Alphen aan den Rijn, CSO Adviesbureau, 03.K035, 29 oktober 2004.

  • 17.

    Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan van de gemeente Rijnwoude, Syncera De Straat B.V., B03A0710, 14 juli 2005.

  • 18.

    Bodemkwaliteitskaart Rijnwoude, Grontmij, GM-0091494, revisie 2, 1 maart 2013

  • 19.

    Aanvullend bodemonderzoek BKK Alphen aan den Rijn, LievenseCSO, 14M2027, augustus 2015.

  • 20.

    Nota Bodembeheer Alphen aan den Rijn, Beleid voor hergebruik van grond en bagger in de gemeente, Omgevingsdienst Midden-Holland, A-2015-000535, oktober 2015.

 

Bijlagen

 

 

Bijlage 1ABegrippenlijst

 

Bagger(specie)

Baggerspecie is materiaal dat is vrijgekomen uit de bodem via het oppervlaktewater of de voor dat water bestemde ruimte en bestaat uit minerale delen met een maximale korrelgrootte van 2 millimeter en organisch stof in een verhouding en met een structuur zoals deze in de bodem van nature wordt aangetroffen, alsmede van nature in de bodem voorkomende schelpen en grind met een korrelgrootte van 2 tot 63 millimeter.

 

Bodemkwaliteitskaart

De bodemkwaliteitskaart bestaat uit drie hoofdkaarten:

  • 1.

    Een kaart met uitgesloten locaties en gebieden.

  • 2.

    De ontgravingskaart (deze kaart mag onder bepaalde voorwaarden worden gebruikt als bewijsmiddel voor de chemische kwaliteit van de te ontgraven grond, als deze grond elders nuttig wordt toegepast).

  • 3.

    De toepassingskaart (deze kaart geeft de maximale kwaliteitseisen weer waaraan de toe te passen grond moet voldoen).

Bodemkwaliteitsklasse

In het Besluit bodemkwaliteit worden bodemkwaliteitszones afhankelijk van de gemiddelde kwaliteit ingedeeld in één van de drie onderscheiden bodemkwaliteitsklassen:

  • Klasse Landbouw/natuur.

  • Klasse Wonen.

  • Klasse Industrie.

Bij de toetsingsmethodiek voor Landbouw/natuur wordt uitgegaan van een staffel voor het aantal toegestane overschrijdingen van de functiewaarden (zie onderstaand). Voor de bodemkwaliteitskaart van de regio Midden-Holland, gemeente Alphen aan den Rijn en gemeente Zoetermeer is het basispakket van toepassing. Voor de klasse Wonen is een aanvullende toetsing van toepassing.

 

Tabel B1 Staffel toegestane aantal overschrijdingen

Aantal gemeten stoffen

Aantal toegestane overschrijdingen

1-6

0

Basispakket (7-15)

2

16 – 26

3

27 – 36

4

37 – 48

5

 

Klasse Landbouw/natuur (Achtergrondwaarde – AW2000):

  • Alle gehalten voldoen aan de Achtergrondwaarden (AW2000), met uitzondering van een aantal overschrijdingen, zie staffel tabel B1.

  • De overschrijding mag maximaal twee maal de norm voor de klassegrens Achtergrondwaarden (AW2000) bedragen.

  • De overschrijding is lager dan de norm voor klassegrens Wonen (exclusief nikkel, zie tabel B2 bij 'Toetsingswaarden Besluit bodemkwaliteit').

 

Klasse Wonen:

  • Alle gehalten voldoen aan de klassegrens Wonen, met uitzondering van een aantal overschrijdingen, zie staffel tabel B1.

  • De overschrijding mag maximaal de norm voor de klassegrens Wonen plus de norm voor de klassegrens Achtergrondwaarden (AW2000) bedragen.

  • De overschrijding mag maximaal de norm voor de klassegrens Industrie bedragen.

Klasse Industrie:

  • Als de indeling niet leidt tot de indeling in klasse Wonen of Achtergrondwaarden (AW2000) wordt de bodemkwaliteit ingedeeld in de klasse Industrie.

Bodemkwaliteitszone

Een deel van een beheergebied waarvoor geldt dat er sprake is van een zelfde gebiedseigen bodemkwaliteit, waarbij zowel de verwachtingswaarde als de mate van variabiliteit van belang zijn. De spreiding van gehalten binnen een bodemkwaliteitszone is relatief laag. Een bodemkwaliteitszone is begrensd in het horizontale vlak én het verticale vlak (diepte).

 

Bijzondere omstandigheden

Voor een binnen een bodemkwaliteitszone liggend gebied geldt dat er sprake is van bijzondere omstandigheden, als er voor dat gebied een afwijkende verwachtingswaarde geldt ten opzichte van de verwachtingswaarde van de betreffende bodemkwaliteitszone. Te denken valt aan voor bodemverontreiniging verdachte locaties, onderzochte locaties, locaties waar een sanering heeft plaatsgevonden of locaties met onvoorziene visuele waarnemingen (bodemvreemde materialen, kleur, geur). Ook beschermde gebieden zoals bijvoorbeeld voor de ecologie, archeologie, aardkundige waarden en cultuurhistorie vallen onder de bijzondere omstandigheden.

 

Deelgebied

Deel van een beheergebied waarvoor geldt dat dit op eenduidige wijze kan worden gekarakteriseerd door middel van de voor het beheergebied geldende onderscheidende gebiedskenmerken. In tegenstelling tot de bodemkwaliteitszone is er voor het deelgebied nog geen toetsing uitgevoerd of het daadwerkelijk een bodemkwaliteitszone is. Wanneer een deelgebied uit meerdere terreinen bestaat die niet aan elkaar grenzen, worden de individuele gebieden aangeduid als “niet-aaneengesloten deelgebieden”.

 

Diffuse chemische bodemkwaliteit

De diffuse chemische bodemkwaliteit in een bepaald gebied is de verdeling van gehalten van stoffen in dat gebied waarvoor de bodemkwaliteitskaart is vastgesteld. Deze verdeling kan worden gekwantificeerd door statistische parameters (gemiddelde, percentielwaarden).

 

Grond

Onder dit begrip vallen onder andere: zand, veen, klei en löss. Het Besluit bodemkwaliteit definieert grond als volgt: “Vast materiaal dat bestaat uit minerale delen met een maximale korrelgrootte van 2 millimeter en organische stof in een verhouding en met een structuur zoals deze in de bodem van nature worden aangetroffen, alsmede van nature in de bodem voorkomende schelpen en grind met een korrelgrootte van 2 tot 63 millimeter, niet zijnde baggerspecie.” Ook verontreinigde grond die is gereinigd en ontwaterde of gerijpte baggerspecie worden als grond beschouwd. Grond die in het kader van het Besluit bodemkwaliteit nuttig wordt toegepast mag maximaal 20 gewichtsprocent aan bodemvreemd materiaal bevatten. In gebiedsspecifiek beleid kunnen hieraan strengere eisen worden gesteld.

 

Heterogeniteit

Wanneer de diffuse bodemverontreiniging in een zone zeer heterogeen is verdeeld, is de betrouwbaarheid van het gemiddelde gehalte in de zone ook kleiner. Bij zones met een hoge heterogeniteit kan de gemeente besluiten dat de bodemkwaliteitskaart in bepaalde situaties niet gebruikt mag worden als bewijsmiddel. Het vastgestelde gemiddelde gehalte heeft naar mening van de gemeente dan een te lage betrouwbaarheid. Een zekere heterogeniteit op zich hoeft overigens geen probleem te zijn zolang er geen sprake is van een gebruiksrisico. De heterogeniteit van een stof in een zone wordt bepaald door een index die volgt uit de volgende formule:

 

De beoordeling van de heterogeniteitsindex is als volgt:

Index < 0,2 : weinig heterogeniteit

0,2 < Index < 0,5 : beperkte heterogeniteit

0,5 < Index < 0,7 : er is sprake van heterogeniteit

Index > 0,7 : sterke heterogeniteit

 

Interventiewaarde

Wanneer een gemeten gehalte hoger is dan de interventiewaarde uit de Wet bodembescherming wordt gesproken over een sterke verontreiniging of een sterk verhoogd gehalte. De interventiewaarden zijn vastgelegd in de Circulaire bodemsanering 2009, zoals gewijzigd op 1 juli 2013 (gepubliceerd in de Staatscourant nr. 16675, d.d. 27 juni

2013).

 

Niet gezoneerd gebied

Gebieden kunnen worden gezoneerd wanneer er voldoende waarnemingen beschikbaar zijn om te voldoen aan de eisen uit de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten. Wanneer er onvoldoende waarnemingen beschikbaar zijn, kan de actuele diffuse chemische bodemkwaliteit van het gebied niet met een voldoende onderbouwing en betrouwbaarheid worden bepaald en wordt het deelgebied niet gezoneerd. Een gebied kan ook niet worden gezoneerd als niet wordt voldaan aan de eisen voor de spreiding van de waarnemingen uit de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten. Een niet gezoneerd gebied kan ook ontstaan als de gemeente er bewust voor kiest een gebied niet op te nemen in de bodemkwaliteitskaart (zie ook: Uitgesloten locaties en gebieden).

 

Niet-verdachte locatie voor bodemverontreiniging

Een locatie waar geen puntbron aanwezig is (geweest), bijvoorbeeld een ondergrondse huisbrandolietank of een chemische wasserij, of een (bekend) geval van ernstige bodemverontreiniging.

 

Nota bodembeheer

Een nota bodembeheer is een beleidsdocument waarin de onderbouwing voor het gebiedsspecifiek beleid is opgenomen. In de nota bodembeheer komen de volgende aspecten aan de orde:

  • één of meerdere kaarten met de begrenzing van het bodembeheergebied en de

  • bodemfuncties;

  • een (water)bodemkwaliteitskaart;

  • een toelichting op de maatschappelijke opgave en het grondverzet en de verwachte ruimtelijke ontwikkelingen in de toekomst;

  • (indien van toepassing) de vastgestelde Lokale Maximale Waarden, inclusief motivatie en de resultaten van de risicotoolbox;

  • (indien van toepassing) de maximale gewichtspercentage bodemvreemd materiaal inclusief onderbouwing en motivatie.

Daarnaast kan in een nota bodembeheer aandacht worden besteed aan de regels en procedures rondom grondstromen, wet- en regelgeving bij grondstromen, duurzaam bodembeheer en/of de (diepere) ondergrond.

 

Onderscheidende gebiedskenmerken

Kenmerken in een gebied waarvan verwacht wordt dat deze een verband vertonen met de bodemkwaliteit. Bijvoorbeeld: bodemtype, geomorfologie, landgebruik, historie, gebiedsontwikkeling en huidig gebruik. Bij het actualiseren van een bodemkwaliteitskaart kan de vastgestelde bodemkwaliteit in de bestaande kaart ook als (aanvullend) onderscheidend gebiedskenmerk worden vastgesteld.

 

Ontgravingskaart

De ontgravingskaart geeft de kwaliteit aan van de eventueel te ontgraven grond. Deze kaart mag onder bepaalde voorwaarden worden gebruikt als bewijsmiddel voor de chemische kwaliteit van de te ontgraven grond, als deze grond elders nuttig wordt toegepast. De ontgravingskwaliteit is gebaseerd op de gemiddelde gehalten van een zone en getoetst aan de toetsingswaarden uit het Besluit en de Regeling bodemkwaliteit. De bodemkwaliteitszones kunnen vallen in één van de drie onderscheiden ontgravingskwaliteitsklassen:

  • Klasse Landbouw/natuur.

  • Klasse Wonen.

  • Klasse Industrie.

  • Klasse Niet toepasbaar

Bij de toetsingsmethodiek voor Landbouw/natuur wordt uitgegaan van een staffel (zie tabel B1 bij 'Bodemkwaliteitsklasse') voor het aantal toegestane overschrijdingen van de functiewaarden.

 

Klasse Landbouw/natuur (Achtergrondwaarde – AW2000):

  • Alle gehalten voldoen aan de Achtergrondwaarden (AW2000), met uitzondering van een aantal overschrijdingen, zie staffel tabel B1.

  • De overschrijding mag maximaal twee maal de norm voor de klassegrens Achtergrondwaarden (AW2000) bedragen.

  • De overschrijding lager is dan de norm voor klassegrens Wonen (exclusief nikkel, zie tabel B2 bij 'Toetsingswaarden Besluit bodemkwaliteit').

Klasse Wonen:

  • De gehalten voldoen niet aan de klasse Landbouw/natuur en de norm voor klassegrens Wonen wordt niet overschreden.

Klasse Industrie:

  • De norm voor klassegrens Wonen wordt overschreden.

  • De norm voor klasse grens Industrie wordt niet overschreden.

Klasse Niet toepasbaar:

  • De norm voor klassegrens Industrie wordt overschreden.

Percentiel/percentielwaarde

Waarde waar beneden een bepaald percentage van de analyseresultaten gelegen is. Bijvoorbeeld 90-percentiel: 90% van de analyseresultaten ligt beneden deze waarde.

 

Puntbron

Duidelijk aanwijsbare bron voor bodemverontreiniging zoals bijvoorbeeld een ondergrondse tank voor de opslag van olie, een ontvettingsbad of een afleverzuil voor brandstof(fen).

 

Standaarddeviatie

Ook wel “standaardafwijking” genoemd. Het geeft de mate aan voor de spreiding van waarnemingen in een dataset. De berekening hiervan is als volgt:

 

Hierbij is n het aantal analyseresultaten, x een individueel analyseresultaat en x het gemiddelde van de analyseresultaten.

 

Toepassingskaart

Deze kaart geeft de maximale kwaliteitseisen weer waaraan de toe te passen grond moet voldoen. Bij de toepassingskaart wordt gekeken naar de vastgestelde bodemkwaliteit en de (toekomstige) functie van de bodem. Op basis van deze dubbele toets, waarbij de strengste toets doorslaggevend is, wordt aan elke zone de toepassingseis vastgesteld.

Bodemfunctieklasse

Bodemkwaliteitsklasse

Toepassingseis

Overig(Landbouw/natuur)

Landbouw/natuur

Landbouw/natuur

Overig(Landbouw/natuur)

Wonen

Landbouw/natuur

Overig(Landbouw/natuur)

Industrie

Landbouw/natuur

Wonen

Landbouw/natuur

Landbouw/natuur

Wonen

Wonen

Wonen

Wonen

Industrie

Wonen

Industrie

Landbouw/natuur

Landbouw/natuur

Industrie

Wonen

Wonen

Industrie

Industrie

Industrie

 

Toetsing grondverzet

Om te beoordelen of grondverzet is toegestaan wordt de kwaliteit van de aan te brengen grond vergeleken met de toepassingseis. De kwaliteit van de aan te brengen grond kan worden bepaald op basis van een bodemkwaliteitskaart, partijkeuring of een ander erkend bewijsmiddel. De toepassingseis op basis van de bodemkwaliteitskaart (gezoneerde gebieden) of bodemonderzoek van de ontvangende bodem (niet gezoneerde gebieden).

Kwaliteit toe te passen grond

Toepassingseis

Toepassing toegestaan?

Wonen

Wonen

Ja

Industrie

Wonen

Nee

Landbouw/natuur

Wonen

Ja

Wonen

Industrie

Ja

Industrie

Industrie

Ja

Landbouw/natuur

Industrie

Ja

Wonen

Landbouw/natuur

Nee

Industrie

Landbouw/natuur

Nee

Landbouw/natuur

Landbouw/natuur

Ja

 

Toetsingswaarden Besluit bodemkwaliteit

Om een zone te karakteriseren moet een toetsing plaatsvinden aan de gestelde normen uit het Besluit en de Regeling bodemkwaliteit. Deze toetsingsnormen zijn in de onderstaande tabel weergegeven.

 

Tabel B2 Toetsingsnormen (in mg/kg ds voor standaardbodem -lutum 25%, org.stof 10%-)

Stof

Maximale waarden Achtergrondwaarde (AW2000,

Landbouw/natuur)

Maximale waarden wonen

Maximale waarden industrie

Arseen

20

27

76

Barium *

-

-

-

Cadmium

0,60

1,2

4,3

Chroom

55

62

180

Kobalt

15

35

190

Koper

40

54

190

Kwik

0,15

0,83

4,8

Lood

50

210

530

Molybdeen

1,5

88

150

Nikkel**

35

39

100

Zink

140

200

720

Som PAK

1,5

6,8

40

Som PCB

0,02

0,04

0,5

Minerale olie

190

190

500

* De normen voor barium zijn ingetrokken. Gebleken is dat de interventiewaarde voor barium lager was dan het gehalte dat van nature in de bodem voorkomt. Indien er sprake is van verhoogde bariumgehalten ten opzichte van de natuurlijke achtergrond als gevolg van een antropogene bron, kan dit gehalte door het bevoegd gezag worden beoordeeld op basis van de voormalige interventiewaarde voor barium van 625 mg/kg d.s.

*De normstelling in Besluit bodemkwaliteit voor nikkel is door het voormalige Ministerie van VROM

sinds 1 april 2009 gewijzigd (Staatscourant, 7 april 2009). Voor nikkel vindt voor schone grond (klasse Landbouw/natuur) geen toetsing meer plaats aan de maximale waarde voor de bodemkwaliteitsklasse wonen.

 

Uitbijters

Een uitbijter is een gehalte in het gegevensbestand die niet representatief is voor de diffuse chemische bodemkwaliteit in een deelgebied. De (potentiële) uitbijters worden met een visuele methode (scatterplots) inzichtelijk gemaakt. Het niet representatieve gehalte is het gevolg van duidelijk aantoonbare menselijke activiteiten: puntverontreinigingen, verdachte locaties, typfouten tijdens invoer.

 

Uitgesloten locaties en gebieden

Uitgesloten locaties en gebieden zijn terreinen die op beleidsmatige grond niet kunnen worden opgenomen in de bodemkwaliteitskaart of niet voldoen aan de minimumeisen voor het aantal en de spreiding van de waarnemingen uit de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten.

Voorbeelden zijn onder andere terreinen waar sprake is van een sanering of verontreiniging door een lokale activiteit worden eveneens uitgesloten van de bodemkwaliteitskaart. Ook terreinen die in het beheer zijn van andere organisaties zoals Rijkswaterstaat (rijkswegen),

 

 

de provincie (provinciale wegen) of de SBNS (spoorgebonden gronden) worden soms uitgesloten van de bodemkwaliteitskaart.

 

Variabiliteit

Mate waarin de gehalten binnen een bodemkwaliteitszone varieert.

 

Variatiecoëfficiënt

Maat voor de spreiding in gehalten (standaarddeviatie gedeeld door het gemiddelde).

 

Vrij grondverzet

Van vrij grondverzet is sprake als voorafgaand aan het grondverzet de kwaliteit van de grond niet hoeft te worden vastgesteld.

 

Bijlage 1BToetsing bodemkwaliteitsklasse en ontgravingsklasse

 

In onderstaand schema is weergegeven wat het verschil is in toetsing tussen de bodemkwaliteitsklasse en de ontgravingsklasse.

 

Bijlage 2Historie en achtergronden gebiedsindeling

 

Algemene historie regio Midden-Holland

De geschiedenis van Midden-Holland wordt gekenmerkt door de voortdurende strijd tegen het water, maar heeft ook veel welvaart te danken aan het water. Nog steeds is dit duidelijk zichtbaar in het landschap in de vorm van dijken, kades, sloten, plassen en rivieren.

Lange tijd was de regio een onbewoonbaar veengebied, waar alleen op de hoger gelegen donken (rivierduinen) en stroomruggen bebouwing mogelijk was. Van de periode tot 50 voor Christus zijn nagenoeg geen archeologische vondsten gevonden. Rond het begin van de jaartelling maakt een deel van Nederland deel uit het Romeinse Rijk en de Oude Rijn is de noordelijkste grens van het Rijk, de limes. De grens bestond uit een combinatie van forten, wachtposten en legerplaatsen verbonden door middel van een weg. Een fort, ook wel castellum genoemd, is aangetroffen in Bodegraven en Alphen aan den Rijn. Er zijn enkele archeologische vondsten gedaan, zoals een helm en een speer. Aan de Romeinse tijd komt met de invallen van de Germanen in de 4de en 5de eeuw een einde. Tot aan het einde van de Vroege Middeleeuwen

(10de/11de eeuw) is er weinig over bekend. Geschiedschrijving ontbreekt bijna volledig.

 

Bekend is dat het gebied aan het einde van de Vroege Middeleeuwen deels toebehoorde aan de Graven van Holland en deels aan het Bisdom van Utrecht. In deze periode worden de eerste mottekastelen aangelegd. Dit zijn opgehoogde en versterkte plaatsen met een kasteel. Naast een verdedigende of controlerende functie zetelde hier ook vaak de adel. In de regio is bekend dat Gouda een motte had. Van de motte zelf is niets meer terug te zien, echter in het stratenpatroon is nog wel te herkennen waar deze ooit gelegen heeft.

 

Vanaf de Bronstijd was de veengroei gestaag verder gegaan. Het gebied was relatief nat, maar niet zoals wel gedacht wordt laaggelegen. Door het hele veengebied liepen kleinere (Vlist, Gouwe) en grotere rivieren (Oude Rijn, Lek) waarlangs gewoond kon worden. In de 9de, 10de en 11de eeuw wordt begonnen met de ontginning van de veengebieden. Eerst gebeurt dit ongereguleerd en later komt het Cope-stelsel op waarin alle percelen een vaste maatvoering kregen. De meeste dorpen en steden in de regio Midden-Holland kennen hun ontstaan in deze periode. Vaak was er sprake van lintbebouwing langs een vaarweg. Om het overtollige water af te kunnen voeren werden hier haaks op sloten aangelegd en langs de achterzijde van een perceel werd een achtersloot gegraven.

 

Op deze wijze is in de Middeleeuwen het typische ontginningspatroon ontstaan zoals tot op vandaag nog grotendeels te zien is in de Krimpenerwaard, het gebied rond Driebruggen en ten noorden van de Oude Rijn. Met de ontginningen werd het land bewoonbaar gemaakt en gebruikt voor de landbouw. Om overstromingen tegen te gaan werden rivieren zoals de Hollandse IJssel, Oude Rijn en Lek bedijkt of afgedamd. Hiermee werd de loop vastgelegd.

 

Vanaf de late Middeleeuwen wordt meer en meer het veen ook ontgonnen voor de turf productie. Met de turfproductie daalde het maaiveld niveau steeds sneller en er ontstonden grote gaten in het veen. Deze vulden zich op met water en groeiden steeds verder totdat de grote veenplassen ontstonden: de Reeuwijkse Plassen, de Zuidplas en de Noordplas. De steeds grotere veenplassen bedreigden dorpen en steden. Als gevolg hiervan werden de plassen ingepolderd en met behulp van windmolens droogbemalen. De bekendste voorbeelden hiervan zijn de Zuidplaspolder en Noordplaspolder, maar ook de Tempelpolder is op deze wijze gevormd.

 

De 16de en vooral de 17de eeuw waren perioden van grote voorspoed in de Nederland en ook in de regio. De dorpen en

steden groeiden in deze tijd en er was veel handel. Dit was zowel regionaal, zoals de kaasmarkt van Gouda, als internationaal. Andere voorbeelden zijn de productie van aardewerk en pijpen (Gouda) en zilver- en smeedwerken (Schoonhoven).

Daarnaast hebben de Tachtigjarige oorlog en de daarop volgende oorlogen hebben ook hun sporen achtergelaten. Het beste voorbeeld hiervan zijn de vestingwerken en schansen. Ook de oude Hollandse waterlinie liep door het gebied. Het gebied tussen de Eerste en Dubbele Wiericke vormde het inundatiegebied van deze linie. Het gebied kon onder water gezet worden om te voorkomen dat de vijand de steden in West-Nederland kon bedreigen.

 

Omdat steden, dorpen en bebouwing in Midden-Holland nagenoeg geheel op veengrond zijn gebouwd, waren ophogingen noodzakelijk om droge voeten te houden. Dit heeft zijn weerslag gehad op de bodemkwaliteit. Afval werd eeuwenlang gebruikt om de binnensteden en dorpskernen op te hogen, maar in de jaren ’50 en ’60 van de 20e eeuw zijn ook nog eens circa 5000 sloten in het landelijk gebied gedempt met allerhande afvalstoffen. Een ander voorbeeld is het toemaakdek in grote delen van het landelijk gebied: stadsafval en bagger uit de grachten van Gouda en Leiden werd uitgereden over de weilanden tussen Gouda en Alphen aan den Rijn. Boeren waren destijds blij met deze vorm van bemesting en ophoging van hun land.

Gelukkig zijn recente nieuwbouwwijken (vanaf de jaren ’70 van de 20e eeuw) veelal eerst opgehoogd met (enkele meters) schoon zand.

 

Achtergrond en totstandkoming indeling in deelgebieden

Een belangrijke fase in het maken van een bodemkwaliteitskaart is het indelen van de gemeente in deelgebieden waar op basis van onderscheidende kenmerken een afwijkende bodemkwaliteit wordt verwacht. De gemeente Nederlek was in 1996 de eerste gemeente in de regio met een bodemkwaliteitskaart en daarmee ook één van de eersten in heel Nederland [lit a]. Een update van deze kaart is in 2000 uitgevoerd [b].

 

De rest van de regio Midden-Holland volgde in de periode 2002-2003. Per gemeente is er onder begeleiding van de Milieudienst een bodemkwaliteitskaart vervaardigd. De indeling in deelgebieden is daarbij tot stand gekomen middels gesprekken met (oud-)gemeente- ambtenaren die de historie en ophooggeschiedenis van de gemeente goed kennen, bijvoorbeeld oud-medewerkers van de civiele- of groenafdeling die reeds geruime tijd bij de gemeente werkzaam zijn. Medewerkers van de Milieudienst hebben de gesprekken gevoerd en vertaald in een kaart met deelgebieden.

 

Bij de gesprekken zijn de volgende onderwerpen aan bod gekomen:

  • Indeling van het stedelijk gebied in deelgebieden ten aanzien van ouderdom en menselijk gebruik. Ter wille van de uniformiteit is voor de gemeenten binnen het beheersgebied van de Milieudienst in principe de volgende indeling aangehouden: voor 1900, 1900-1940, 1940-1970, 1970-1990 en na 1990. Deze indeling in jaartallen is onder andere gebaseerd op eeuwenoude activiteiten (voor 1900), de eerste grootschalige woningbouw (1900-1940), het gebruik van kolenkachels (tot midden jaren '60) en de inwerkingtreding van de Wet bodembescherming (1987). Lint of -dijkbebouwing is veelal als aparte eenheid beschouwd door de gevarieerde ouderdom (eeuwenoude bebouwing wordt afgewisseld met nieuwe woningen) en het andere karakter van activiteiten (veelal agrarisch gebruik).

  • Grootschalige ophogingen. Indien in het stedelijke gebied grootschalige ophogingen met grond of ander materiaal hebben plaatsgevonden is dit van belang voor de bodemkwaliteit. Ook is het mogelijk dat als gevolg van het aanwezige veen een zone integraal of partieel is opgehoogd met zand om voldoende civieltechnische draagkracht te creëren. Het blijkt dat elke gemeente haar eigen methode heeft bij het grootschalig bouwrijp maken van woonwijken (bijvoorbeeld: de woonwijk Goverwelle in Gouda is integraal opgehoogd met een dik zandpakket, terwijl de gemeente Ouderkerk alleen de infrastructuur voorbelast en particulieren dus individueel moeten zorgen voor ophoging).

  • Diffuse beïnvloeding vanuit de lucht. Hierbij moet gedacht worden aan neerslag van verontreiniging vanuit de lucht bij grootschalige bedrijfsmatige activiteiten die hebben plaatsgevonden waardoor de bodem over een substantieel oppervlak (vermoedelijk) verontreinigd is geraakt. Uit de gesprekken met de gemeente bleek echter dat in de regio Midden-Holland dergelijke grootschalige diffuse beïnvloeding niet of nagenoeg niet aanwezig is.

  • Gebieden die door een bepaald gebruik 'schone of viezer zijn dan het overige gedeelte van de gemeente. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan tuinbouwgebieden die door jarenlang gebruik van gewasbeschermingsmiddelen verhoogde achtergrondconcentraties hebben voor deze stoffen, maar ook toemaakdekken. De zogenaamde toemaak is een mengsel van stalmest, huisvuil, slootbagger en (duin-)zand. Dit is eeuwenlang gebruikt als bemesting.

Van de gesprekken zijn verslagen gemaakt. De betrokkenen zijn vooraf door de Milieudienst geïnformeerd met betrekking tot bovenstaande punten en dus in de gelegenheid gesteld vooraf alle relevante historische informatie te verzamelen. Zo zijn bijvoorbeeld luchtfoto's en topografische- en historische kaarten geraadpleegd en kon de bebouwingsgeschiedenis worden afgeleid uit het archief van Bouw- en Woningtoezicht. Er is gebruik gemaakt van de bodemkaart van Alterra.

 

Op basis van de verkregen informatie is een voorlopige indeling gemaakt van het bebouwd gebied in gebieden met een (homogene) verwachte vergelijkbare bodemkwaliteit, ook wel een voorlopige zoneringskaart genoemd. Bij deze indeling van voorlopige deelgebieden is nog geen gebruik gemaakt van de aanwezige concentraties van de gemeten stoffen.

 

Bij alle gemeenten is daaruit de volgende (of een vergelijkbare) zone-indeling ontstaan:

  • Bebouwing voor 1900

  • Bebouwing 1900-1940

  • Bebouwing 1940-1970

  • Bebouwing 1970-1990

  • Bebouwing na 1990

  • Lint- en of dijkbebouwing

Op deze wijze zijn destijds in totaal bijna 100 deelgebieden onderscheiden. Een dergelijk groot aantal gebieden is onnodig, omdat veel gebieden van vergelijkbare kwaliteit zijn. Daarom zijn deze gebieden samengevoegd tot zones. Hierbij zijn de volgende criteria gebruikt:

  • -

    geografische ligging en waterstaatkundige eenheid (polders)

  • -

    grondsoort (veen, klei)

  • -

    bekende bodemkwaliteit

Van 5 gemeenten zijn de historische kernen apart gehouden, vanwege de slechte bodemkwaliteit: Gouda, Schoonhoven, Zoetermeer, Alphen en Bodegraven. Vervolgens zijn een aantal subregio’s onderscheiden, waarbinnen de kwaliteit en ontstaansgeschiedenis min of meer hetzelfde is:

  • -

    Veenweidegebied: een groot gebied, van de Krimpenerwaard in het zuiden tot de Meijpolder en Lagenwaardse polder in het noorden;

  • -

    Oude Rijn en de Lek: Lint- en dijkbebouwingen langs deze rivieren liggen op kleigronden;

  • -

    Droogmakerijen (oude zeekleipolders): Het veen is grotendeels veen ontgraven tot op de zeeklei en in de 19e eeuw weer drooggemalen.

  • -

    Toemaakdekken: Gebleken is dat lintbebouwingen in toemaakdekken meer zijn verontreinigd dan elders.

Zones met dezelfde bebouwingsgeschiedenis zijn per subregio samengevoegd, dus bijvoorbeeld alle dorpskernen in het veenweidegebied, alle woonwijken van na 1990 in de zeekleipolders etc.

 

Een aparte indeling is aangehouden voor bedrijfsterreinen en kassen:

  • -

    zware industrie, veelal voor 1960 of zelfs al voor 1940 (zellingen langs de Hollandse IJssel)

  • -

    lichte industrie en bedrijven

  • -

    kantoren en onverdachte bedrijven, lichte industrie van na 1990

  • -

    kassen

Deze indeling is Midden-Holland-breed gehanteerd, dus er is geen onderscheid gemaakt in gemeente of subregio.

 

De indeling van het landelijk gebied is vooralsnog overgenomen van de bodemkwaliteitskaart van de provincie Zuid-Holland uit 2004. Aan de totstandkoming van deze provincie brede zones voor het landelijk gebied hebben de volgende uitgangspunten en overwegingen ten grondslag gelegen:

  • -

    De voorlopige zone indeling van de bodemkwaliteitskaart van het landelijk gebied is gemaakt op basis van de combinatie van het bodemtype, het landgebruik en de gebruikshistorie.

  • -

    Het bodemtype, en breder gezien de bodemopbouw, is een verklaring voor de natuurlijke variabiliteit in gehalten. Door verschillen in geologische ontstaansgeschiedenis en bodemvormingsprocessen is de bodemopbouw een onderscheidende factor voor zones.

  • -

    Soms is de bodemopbouw in het verleden door de mens beïnvloed, bijvoorbeeld bij het opbrengen van toemaakdekken, deze handelingen hebben een zeer bepalend effect op de bodemopbouw. Toemaakdekken zijn daardoor een apart onderscheiden zone.

  • -

    Het landgebruik en de gebruikshistorie zijn naast de bodemopbouw een belangrijk onderscheidend kenmerk waarin de meer diffuse verontreiniging als gevolg van menselijk handelen tot uiting komt. Aangezien deze diffuse verontreiniging voornamelijk in de bovenste laag van de bodem plaats vindt, heeft (historisch) landgebruik vaak alleen betrekking op de bovengrondzonering en niet op de ondergrondzonering.

Voor de voorlopige zone indeling zijn de kaarten van het bodemtype en (historisch) landgebruik gecombineerd tot unieke gebieden op regionaal niveau. Op deze manier zijn 21 voorlopige deelgebieden voor de bovengrond en 10 voor de ondergrond geformuleerd, welke uiteindelijk geresulteerd hebben in 19 bovengrondzones en 10 ondergrondzones voor de gehele provincie.

 

Gemeentespecifieke historie en achtergronden

In de oude gemeentelijke bodemkwaliteitskaarten waren gemeentespecifieke aspecten, historie en achtergronden over de betreffende gemeente opgenomen. Om deze destijds verzamelde gegevens niet verloren te laten gaan is hieronder per gemeente deze informatie opgenomen.

Deze teksten zijn grotendeels rechtstreeks overgenomen uit de rapportages van vroegere bodemkwaliteitskaarten en waar deze info niet voorhanden of onvolledig was zijn deze aangevuld met beschrijvingen uit andere bronnen. In de literatuurlijst op de laatste bladzijde van deze bijlage is een overzicht opgenomen van de gebruikte bronnen.

 

Gemeente Alphen aan den Rijn

Op 1 januari 2014 zijn de voormalige gemeenten Alphen aan den Rijn, Boskoop en Rijnwoude gefuseerd tot een nieuwe gemeente, die de naam "Alphen aan den Rijn" kreeg.

Afbeelding i: Gemeente Alphen aan den Rijn (Bron: J.W. van Aalst, www.opentopo.nl)

 

Buiten de grootste plaats binnen de gemeente, Alphen aan den Rijn, bestaat de gemeente uit de kernen Aarlanderveen, Benthuizen, Boskoop, Hazerswoude-Dorp, Hazerswoude-Rijndijk, Koudekerk aan den Rijn, Oudshoorn en Zwammerdam.

 

Voormalige gemeente Alphen aan den Rijn

Het gebied bij Alphen aan den Rijn werd 2000 jaar geleden al bewoond. In de Romeinse tijd was de Oude Rijn de hoofdtak van de Rijn. De rivier zette bij overstromingen zand en klei af, waardoor een landschap van oeverwallen en kommen ontstond. In Alphen is dit nog steeds herkenbaar in de naamgeving van de stadsdelen "Hoge zijde" en "Lage zijde", aan de linker- respectievelijk de rechteroever van de rivier.

 

 

Op de plek waar zich nu het centrum van Alphen aan den Rijn bevindt stond in Romeinse tijden het castellum Albanianae. De Romeinen bouwden toen ook de eerste brug over de Oude Rijn. Vanaf de regering van de Romeinse keizer Claudius I (41 - 54 na Chr.) waren er afdelingen van het Romeinse leger gelegerd. De noordelijke grens van het Romeinse Rijk lag namelijk langs de huidige Oude Rijn, en hier werden dan ook door de Romeinen diverse versterkte legerplaatsen gebouwd. Zo zijn in het dichtbijgelegen dorp Zwammerdam resten van het Romeins castellum Nigrum Pullum gevonden, evenals resten van zes Romeinse platbodems. Al in de Romeinse tijd ontwikkelde zich handel en nijverheid, waardoor Alphen aan den Rijn langzaam uitgroeide tot een belangrijk handelscentrum in de regio. Germaanse aanvallen maakten daar echter in 240 na Chr. een einde aan.

 

Na veel strubbelingen en problemen met overstromingen, vooral in Utrecht en Leiden, werd de Oude Rijn in 1122 bij Wijk bij Duurstede afgedamd. De aftakking die eerst als 'Lek' begon werd de hoofdstroom van de rivier. Sindsdien trad de Oude Rijn niet meer buiten zijn oevers. In en na de Middeleeuwen was Alphen een ambachtsheerlijkheid onder de naam Alphen en Rietveld.

 

In de 17e eeuw kwam Alphen verder tot bloei. Het was toen een pleisterplaats voor postrijders en handelsverkeer over land en water. Op gedeelten langs de Oude Rijn is nu nog het jaagpad te zien waarlangs de trekschuiten werden voortgetrokken.

 

Vanaf 1950 begon het dorp sterk te groeien. Er werden grote uitbreidingen aan de noordzijde van het dorp gebouwd, die oorspronkelijk met afschuw als 'die flats' werden bekeken door de oude Alphenaren. Vanaf de jaren 1990 werd ook een grote woonwijk ten zuiden van de spoorlijn gebouwd, Kerk en Zanen. Alphen ontwikkelde zich tot forensenstad, waar echter binnen de grenzen ook steeds meer werkgelegenheid kwam.

 

In 1918 werden Alphen, Aarlanderveen en Oudshoorn samengevoegd tot één gemeente; Oudshoorn groeide later aan Alphen vast. In 1964 werd ook Zwammerdam aan de gemeente Alphen aan den Rijn toegevoegd. Die kende inmiddels een forse industrie en bleef in daaropvolgende decennia groeien.

 

Aarlanderveen

Aarlanderveen dat in 1918 zijn zelfstandigheid verloor en met Alphen en Oudshoorn de gemeente Alphen aan den Rijn vormde was te onderscheiden in twee dorpsdelen. Het eigenlijke Dorp lag in het polderland en het andere deel strekte zich uit langs de Oude Rijn van de Aarbrug bij Oudshoorn tot aan de Ziende bij Zwammerdam, de Lage Zijde genaamd. De Lage Zijde werd beschouwd als het economische en bestuurlijke centrum, hier stond ook het Raadhuis.

Oorspronkelijk leefden de bewoners van de verbouw van graan en hennep. Toen deze teelt te weinig meer opbracht vond men in de afgraving van veen een bron van (neven)inkomsten. Het veen werd zo diep afgegraven en uitgebaggerd dat het grootste deel van de landerijen veranderde in een watervlakte, slechts op hoger gelegen land kon nog gewoond worden. In de achttiende eeuw is begonnen met de bedijking en droogmaking van het gebied. De Molenviergang werd in fasen voltooid en pompt tot op de dag van vandaag het overtollige water naar de Oude Rijn. De boeren gingen zich toeleggen op veeteelt en landbouw en delen nu in de algehele malaise die leidt tot het verdwijnen van veel boerenbedrijven.

 

Oudshoorn

Tot 1918, het jaar waarin Oudshoorn, Aarlanderveen en Alphen samengevoegd werden tot de gemeente Alphen aan den Rijn, was Oudshoorn een zelfstandig dorp dat zich uitstrekte langs de Oude Rijn van de Aarbrug tot de Gnephoek en de Ridderbuurt in het noorden.

Het hoogste gezag berustte van 1226 tot 1795 bij de ambachtsheer. Straatnamen zoals Cornelis de Vlamingstraat en Van Reedestraat herinneren nog aan deze illustere heren.

 

De Nederlands Hervormde kerk uit 1665 aan de Oudshoornseweg met zijn gebrandschilderde ramen is een bekend monument in Alphen aan den Rijn.

In 1664 werd het jaagpad langs de Oude Rijn van Leiden naar Utrecht voltooid. Dit gebeuren was heel belangrijk voor de ontwikkeling van Oudshoorn omdat door de Oude Rijn, Gouwe, Kromme Aar en Heimanswetering de steden Rotterdam, Gouda, Leiden, Utrecht en Amsterdam met elkaar verbonden werden.

De goede verbindingen waren voor rijke kooplieden en industriëlen (er werden kalkovens en steen- en pannenbakkerijen gevestigd) aanleiding langs de Oude Rijn buitenhuizen te bouwen. Door de groei van de steden en de daaruit voortvloeiende behoefte aan brandstof werd in de 17de en 18de eeuw veel turf gestoken en kwamen polders onder water te staan. Aan het einde van de 18de eeuw werden de polders weer drooggemalen en werd het poldergebied weer bewoonbaar. Aanvankelijk vestigden er zich vee- en zuivelboeren, later ging men zich toeleggen op akkerbouw. De eeuwenlang gevestigde industrieën zijn in de 20ste eeuw van lieverlede verdwenen, de laatste pannenfabriek in de negentiger jaren.

 

Zwammerdam

Zwammerdam heeft een kleine en compacte oude kern met kronkelende straatjes en met historische bebouwing. Zwammerdam is, in tegenstelling met lintbebouwing, een van de weinige dorpen in de Rijnstreek die gebouwd zijn rondom een plein.

 

In het jaar 1960 vierde Zwammerdam haar 1000-jarig bestaan. De gemeente werd in 960 aangeduid als Svattingaburch hetgeen versterkte grensplaats betekent (svat of zwade is grens en burch betekent versterkte plaats). Later wordt de naam verbasterd tot Swadeburch. Als in de 12de eeuw graaf Floris III van Holland een dam in de Rijn opwerpt om de waterhuishouding van zijn gebied aan de oostzijde te regelen ontstaat de naam Swadenburgerdam wat later dan Zwammerdam wordt. Aan het einde van de Brugstraat staat sinds 1971 op een hoge sokkel aan het water het beeldje Barbarossa dat herinnert aan de roerige periode die ontstond na de (illegale) afdamming. Barbarossa was de bijnaam van keizer Frederik I van Duitsland en leenheer van de Graaf van Holland. Hij bemiddelde in het conflict tussen graaf Floris en het bisdom Utrecht over de ontstane situatie ten gevolge van de afdamming. Tijdens de inval van de Franse troepen in 1672 is Zwammerdam door brandstichting vrijwel met de grond gelijk gemaakt.

 

De wederopbouw is voortvarend ter hand genomen vanuit het enige pand in de Brug(ge)straat dat gespaard gebleven is. Rond 1920 heeft Bodegraven een mislukte poging ondernomen het grondgebied van Zwammerdam op te eisen. In deze periode is het "volkslied" geschreven dat in de zestiger jaren van de afgelopen eeuw weer uit de kast gehaald is toen de overheid de onafhankelijkheid van Zwammerdam ter discussie stelde. Ondanks heel veel inspanning van de inwoners is de gemeente in 1964 bij Alphen aan den Rijn gevoegd.

 

Voormalige gemeente Boskoop

Boskoop is gesitueerd aan beide oevers van de Gouwe en ligt daarbij tussen Alphen aan den Rijn in het noorden en Waddinxveen in het zuiden, die ook beide aan deze rivier grenzen. Het dorp wordt in het westen begrensd door de voormalige gemeente Rijnwoude en in het oosten en zuidoosten door Reeuwijk en Bodegraven. De beide oevers van de Gouwe worden verbonden door een hefbrug die aan de oostzijde doorloopt in het Reijerskoop en aan de westkant in de belangrijkste verbindingsweg in Boskoop, de Zijde.

Tot 1 januari 2014 was Boskoop een zelfstandige gemeente, sindsdien behoort het tot de fusiegemeente Alphen aan den Rijn.

 

De veenmoerassen die op de plaats van het huidige Boskoop waren gelegen werden in de 12e eeuw in cultuur gebracht door middel van cope-ontginning. Hieraan ontleent Boskoop zijn naam: de cope van Bucki of Buckeskop.

 

Het verloop van de geschiedenis van Boskoop heeft veel te maken met het feit dat de gemeente op een gebied met een dikke veenlaag ligt. Het is merkwaardig, dat in Boskoop nooit op grote schaal turf is gewonnen, zoals op veel andere plekken in het Groene Hart. Dat kan niet worden toegeschreven aan de afstand tot omliggende steden, Gouda lag vlakbij en de Gouwe was al vroeg een bruikbare waterweg. Echter overal in het Hollandse binnenland gold dat de veengronden langs een riviertje van de vervening werden uitgezonderd wegens de afwijkende, voor turf minder geschikte samenstelling. In bepaalde perioden zou de abdij de afgraving van de veenlaag op haar grondgebieden niet hebben toegelaten. Om gronden voor de boomkwekerij te verbeteren is er veel grond van buiten aangevoerd (‘opgevaren’). Daardoor heeft de bodem van Boskoop een bijzondere, in hoge mate door de mens bepaalde samenstelling.

 

Vanouds beschouwt men de bodem onder Boskoop als bijzonder geschikt voor de boomteelt. Eeuwenlang heeft Boskoop zich met name toegelegd op de teelt van fruit en fruitbomen (met name appels). Van de 15e tot de 17e eeuw werden er steeds meer bomen geproduceerd en deden ook andere siergewassen hun intrede, zoals Azalea’s. Zo kwam het dat Boskoop aan het einde van de 19e eeuw startte met de export van zijn producten, met Duitsland als eerste afnemer. Opmerkelijk is dat veel Boskoopse ’boomkwekerijen’ vooral sierteeltbedrijven zijn, want veel van de gekweekte boomsoorten zijn eigenlijk nog maar stekjes op het moment van verkoop.

 

Boskoop levert vanwege zijn veenbodem en de talrijke boomkwekerijen een bijzondere aanblik. De vele sloten, de schouwen (bootjes), de ‘moerbomen’ op de kwekerijen, draaibruggetjes, ophaalbruggen, houten schuurtjes in combinatie met enkele diepe veenpolders in de omgeving maken het landschap apart.

 

Al in de Middeleeuwen was in de gemeente ongeveer 2000 kilometer aan sloten aangelegd, met daartussen langgerekte eilanden van vaak maar zo’n 15 meter breed. Opmerkelijk is dat veel afmetingen in het Boskoopse kwekerijgebied steeds worden bepaald aan de hand van de Rijnlandse roede, een oude Hollandse lengtemaat van 3,76 m, of 14,19m². Dit geldt voor bijvoorbeeld de omvang van een kwekerij en de plantafstand tussen laanbomen.

 

Tussen de eilanden bevonden zich soms ook ‘elzenakkertjes’, windkerende houtwallen op heel smalle eilandjes. Veel van het vervoer in Boskoop werd dan ook tot voor kort via het water verricht, vaak met houten ‘schouwen’. Later besloot men, vooral vanwege het bouwen van veel loodsen en kassen en de komst van zwaar vrachtverkeer veel sloten te dempen en over te gaan tot het samenvoegen van kleinere stukken land in grotere delen. Toch zijn er in het begin van de 21e eeuw in Boskoop nog veel waterwegen en kwekerijen die daar voor de aan- en afvoer van bepaalde materialen van afhankelijk zijn. Men noemt Boskoop dan ook wel eens `Klein Giethoorn'.

 

Het oude centrum (voor 1900) ligt rond de hefbrug aan de Gouwe. Vanuit het oude centrum zijn vanaf 1900 linten naar het westen en oosten bebouwd: Reijerskoop en Zijde. Lintbebouwing van voor 1900 komt in Boskoop niet voor. Naoorlogse woningbouw is vooral in het zuidwestelijk deel van Boskoop geconcentreerd. Alle woonwijken zijn gerealiseerd op de veenbodem zonder eerst grootschalig op te hogen. De gemeente kent een relatief homogene bodemopbouw met hoofdzakelijk veengrond.

 

Langs de Gouwe liggen twee oude industriegebieden (Zuidkade en Burg. Colijnstraat). Deze zijn ingedeeld bij het deelgebied “voor 1900” en niet als apart deelgebied aangegeven vanwege de geringe omvang. In het bodembeheerplan voor grondverzet worden deze gebieden als verdachte locaties beschouwd.

 

Boskoop heeft een lange geschiedenis in de teelt van sierplanten –en bodem. Het sierteeltgebied is als apart deelgebied onderscheiden. Volgens informatie van de gemeente ligt het noordwestelijk deel van het sierteeltgebied op zogenaamde toemaakdekken. Dit zijn eeuwenoude ophogingen van stadsafval en bagger. Bij de indeling in deelgebieden is hier rekening mee gehouden.

 

Op basis van de verkregen informatie is een voorlopige indeling gemaakt van het bebouwd gebied in gebieden met een (homogene) verwachte vergelijkbare bodemkwaliteit (voorlopige zoneringskaart).

 

Voormalige gemeente Rijnwoude

De gemeente bestond uit de dorpen Benthuizen, Hazerswoude-Dorp, Hazerswoude-Rijndijk (gemeentehuis) en Koudekerk aan den Rijn, en omvatte daarnaast de buurtschappen Bent, Benthorn, Groenendijk en Hogeveen.

 

Rijnwoude ontstond in 1991 als Rijneveld uit een fusie van de toen opgeheven gemeenten Benthuizen, Hazerswoude en Koudekerk aan den Rijn. In 1993 werd de gemeente omgedoopt tot Rijnwoude.

 

Benthuizen

De naam van het ambacht 'Benthusen' wordt voor het eerst genoemd in documenten in de 13e eeuw. In 1282 krijgt Dirk van Teylingen van Floris V, graaf van Holland, een gebied in bruikleen rond Waddinxveen. De grens van dat gebied wordt in de leenakte aangegeven met een aantal ambachten, waaronder 'Benthusen'. Het dorp moet dan ook voor die tijd ontstaan zijn, waarschijnlijk in de tiende en elfde eeuw. Tijdens deze periode nam de bevolking snel toe en werden de uitgestrekte veenwildernissen in dit gebied ontgonnen. Het toponiem 'Benthuizen' is een samenstelling van de uitgang '-huizen', dat een gangbare aanduiding voor een woongebied was vanaf de Karolingische periode, en 'bent' dat (onder andere en in dit geval waarschijnlijk) een andere benaming is voor struisgras.

 

Het afsteken van turf uit de veengronden in de omliggende gebieden vormde eeuwenlang een belangrijke bron van inkomsten voor de inwoners van het dorp, zoals ook terugkomt in het wapen van de gemeente (de langwerpige blokjes zijn turfbriketten). De intensieve turfwinning leidde tot het veranderen van grote stukken land in veenplassen. De bevolking van Benthuizen nam hierdoor af. De gehuchten Benthorn en Hogeveen raakten door deze ontwikkeling zelfs ontvolkt en zouden later bij de gemeente Benthuizen worden gevoegd. Na het inpolderen van de grote watermassa's nam de bevolking weer toe en kreeg het dorp een sterk agrarisch karakter.

 

Tijdens de periode van grote woningbouwprojecten buiten de grote steden in de jaren 60 en 70 van de 20e eeuw verrees ook in Benthuizen veel nieuwbouw. Dit zorgde voor een aanzienlijk vergroting van het dorp en instroom van veel nieuwe bewoners van buiten de regio. In 2005 werd ten oosten van Benthuizen gestart met de aanleg van de HSL-Zuid (de tunnel van de HSL- Zuid onder het Groene Hart begint bij Benthuizen) en ten zuiden/zuidoosten van het dorp wordt het Bentwoud aangelegd.

 

Hazerswoude-Dorp/Hazerswoude-Rijndijk

In de prehistorie is het gebied rond Hazerswoude onbewoond. De zee zet het land onder water. Hierdoor rot de begroeiing langzaam weg, die voornamelijk uit helm en gras bestaat. In de loop der jaren wordt het water echter zoeter, en groeien er planten en bomen. Er ontstaat een veenachtige bodem. De Rijnoevers zijn in deze tijd zeer bosrijk.

 

Ongeveer 50 jaar na Chr. bouwen de Romeinen nederzettingen langs de Rijn. Zo ook in Hazerswoude. Over de periode hierna is weinig bekend. Wel maken oude kronieken melding van woeste stormen en overstromingen in het gebied. Een hevige orkaan moet in de negende eeuw het grootste gedeelte van de bebossing hebben verwoest.

 

Wanneer Hazerswoude precies is ontstaan, is niet met zekerheid te zeggen. Het staat wel vast dat Hazerswoude in 1281 al als ambacht bestaat. De boeren hogen hun landerijen op met bagger en leggen dijken aan. Een grasmat van afgestoken graszoden moet de dijk beschermen. Ook start men met het ontginnen van het Hollandse 'moer', een barre veenwildernis. De bewoners van het gebied ontdekken dat door het graven van sloten het moeraswater wegloopt en de bovenste veenlagen droog komen te liggen. Door die afgravingen verkrijgen zij goede brandstof, de zogeheten moer (turf), en vruchtbare bouwgrond.

 

Het land wordt nog verder uitgediept maar nu alleen vanwege de turfwinning. Dit blijft niet zonder gevolgen. En zo wordt Hazerswoude in de vijftiende eeuw omringd door water, een grote ramp voor de inwoners. De meesten vertrekken omdat er geen bouwgrond meer beschikbaar is.

 

In 1514 kent Hazerswoude een lichte economische opleving. Er wordt voor het eerst melding gemaakt van huisnijverheid, namelijk het weven van kaasdoeken. Ook de agrarische sector leeft op en legt zich onder andere toe op het kweken van elzen. De kwekerijen vestigen zich op de nog niet uitgeveende landen langs de Voorweg en de Loete.

In 1759 wordt het water weggemalen met behulp van molens. Het drooggevallen land wordt ingepolderd, waardoor de Hazerswoudse Droogmakerijen ontstaan. Zo groeit Hazerswoude langzaam uit van een kleine veennederzetting tot een belangrijk dorp.

 

Hazerswoude bestaat uit twee dorpen, Hazerswoude-Rijndijk en Hazerswoude-Dorp. Van oudsher staan op de Rijndijk voornamelijk boerderijen. Later vestigen zich daar ook diverse industrieën, mede door de aanwezigheid van de Rijn en de Rijksweg. In het dorp is nooit echt sprake geweest van industrie. De groei van beide dorpen is in de loop van de jaren gelijk opgegaan.

 

Koudekerk aan den Rijn

Koudekerk aan den Rijn is een oud dorp met een geschiedenis beginnend in de 12e eeuw (overigens staat vast dat er ook in de vroege middeleeuwen al bewoning en ontginning was). Volgens de historicus Oudaan, zou de naam van het dorp te danken zijn aan een oud Germaans volk, de Chauken. Een andere uitleg is dat hier een kerk werd gesticht op een zeer koude plaats. Beide verklaringen berusten hoogstwaarschijnlijk op een fabeltje. Nieuwere inzichten stellen dat "koude" een middeleeuwse uitlating is voor "verlaten". "Koudekerk" zou dan betekenen "plaats waar een verlaten kerkje was". Helemaal niet zo vreemd als men bedenkt dat de Vikingen tijdens hun strooptochten verschillende keren vlak langs Koudekerk zijn gevaren.

Waarschijnlijk legden ze zelfs wel aan omdat eb en vloed in de Rijn, voor haar verzanding bij Katwijk in de 11e eeuw, tot Koudekerk merkbaar was.

 

In tegenstelling tot veel oude plaatsen die in het Hollandse laagland verder van de Oude Rijn afliggen had de graaf van Holland hier geen directe invloed op de ontginning. De toenmalige Koudekerkers hadden al een strook met een diepte van een paar honderd meter tot een kilometer noord vanaf de Rijnoever tot akkerland omgewerkt voordat de graaf zich met de ontginning ging bemoeien. De Koudekerkers kregen het privilege op eigen doft tot een diepte van ongeveer twee kilometer noord van de Rijn akkerland te creëren met als grens de aan te leggen Ruige-kade. Noord daarvan ging de door de graaf geleide ontginning van start. Bijzonder is dat diezelfde Ruige-kade altijd de grens is geweest van voorheen de heerlijkheid en later de gemeente Koudekerk.

 

Tot 1 januari 1991 was Koudekerk aan den Rijn een zelfstandige gemeente waarna het onderdeel werd van Rijneveld, wat tussen 1993 en 2013 Rijnwoude heette. Vanaf 1 januari 2014 valt Koudekerk onder de gemeente Alphen aan den Rijn.

 

Gemeente Bodegraven-Reeuwijk

Bodegraven-Reeuwijk is een gemeente ontstaan per 1 januari 2011 na de fusie van de voormalige gemeenten Bodegraven en Reeuwijk.

 

Afbeelding ii: Gemeente Bodegraven-Reeuwijk (Bron: J.W. van Aalst, www.opentopo.nl)

 

De gemeente bestaat uit Bodegraven, Driebruggen, De Meije, Nieuwerbrug, Reeuwijk-Brug, Reeuwijk-Dorp, Sluipwijk, Tempel en Waarder.

 

Voormalige gemeente Bodegraven

Bodegraven werd al in de Romeinse tijd bewoond. Toentertijd lag het aan de Noordgrens van het Romeinse Rijk, de 'Limes'. Aan de Romeinse kant van deze Limes waren er veel militaire en handelsactiviteiten. De Romeinen legden er kampementen, havens en een weg aan. De grens werd op min of meer regelmatige afstand versterkt met grensforten (castella), bemand door Romeinse legioenen en hulptroepen. Daarnaast waren er langs de weg die naast de Limes liep op vele plekken nederzettingen ontstaan, waaronder het huidige Bodegraven.

 

Daarna bleef het lange tijd stil rondom Bodegraven. Volgens de overlevering zou er op een inmiddels zoekgeraakte kaart uit 809 de heerlijkheid Bodelo worden vermeld. Zeker is dat rond het jaar 1050 er een kleine nederzetting was ontstaan, waarschijnlijk rond de huidige Dorpskerk.

 

Twee eeuwen werd er getwist over het eigendomsrecht tussen de bisschop van Utrecht en de graven van Holland, aan wie ze het stadje in leen gegeven hadden. Geleidelijk werd echter de positie van Holland sterker en die van het Sticht zwakker. Ten slotte kwam het bij het Graafschap Holland.

 

In de late middeleeuwen werd er rondom Bodegraven, dat in een moerassig gebied lag, veel land ontgonnen. Deze ontginningen gebeurden vanaf de hoger gelegen rivieroevers zoals de Oude Rijn, de Meije en de Oude Bodegrave. Haaks op deze waterlopen werden kavelsloten gegraven, en zo'n 1250 meter verder werd een zogenaamde achtersloot gegraven. Door deze ontginningen ontstond de typische verkavelingsvorm. Na de bouw van een sluis rond 1350 had Bodegraven voorgoed haar bestaansrecht verdiend.

 

In 1672 toen de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden de oorlog was verklaard door Engeland, Frankrijk, Keulen en Münster, lag Bodegraven vlak achter de Hollandse Waterlinie. Deze was geïnundeerd, en vormde zo een barrière voor de oprukkende Franse troepen. Echter in de winter bevroor het water en konden de Fransen via het ijs dat zich over de ondergelopen polders had gevormd voorwaarts trekken. Zij rukten op naar de Meije en verder naar Zwammerdam. Tussen Zwammerdam en Alphen werden zij echter staande gehouden en uiteindelijk teruggedreven. Inmiddels was het gaan dooien en was de enige vluchtweg via de dijk langs de oude Rijn. Zij kwamen daardoor langs Bodegraven, dat met de grond werd gelijk gemaakt. Na deze ramp werd ten oosten van het dorp de Wierickerschans gebouwd.

 

Tot 1870 floreerde Bodegraven weer. Helaas brak er in dat jaar in een bakkerij een brand uit, die een groot deel van het toenmalige stadje in de as legde. Toen de branden achter de rug waren bleken er 130 gezinnen dakloos te zijn geworden en meer dan 100 huizen afgebrand. Mede door een landelijke collecte kon Bodegraven relatief snel weer worden opgebouwd.

 

In de 20e eeuw ging Bodegraven steeds verder uitbreiden. Rond de eeuwwisseling werd de ruimte tussen de Rijn en de spoorlijn, die inmiddels aan de zuidkant het dorp passeerde, volgebouwd. in het Interbellum werd aan de noordkant van Bodegraven gebouwd en vanaf halverwege de jaren 50 werd de strook tussen de spoorlijn en de autosnelweg A12 opgevuld met huizen en bedrijven.

 

Voor de specifiek in Bodegraven voorkomende aspecten zijn voor de indeling in deelgebieden afspraken gemaakt en uitgangspunten gehanteerd met betrekking tot:

  • Dijk- en Lintbebouwing buiten de bebouwde kom zijn samengenomen als één deelgebied. Deze bebouwing wordt in het kader van de bodemkwaliteitskaart gezien als stedelijk gebied. Lintbebouwing ‘Nieuwebrug 1970-1990’ wordt ingedeeld in deelgebied 1970-1990.

  • Grenzen tussen zones zijn gebaseerd op perceelsgrenzen. In de bodemkwaliteits-kaart is dat echter niet altijd duidelijk aan te geven. Het uitgangspunt van ‘grens op perceelsniveau’ is echter leidend.

  • Industriegebieden zijn niet als aparte zone aangemerkt, omdat de meeste bedrijfsmatige activiteiten in deze gemeente niet bodembedreigend zijn (geweest).

Voormalige gemeente Reeuwijk

Reeuwijk is ontstaan als middeleeuwse veenontginning, en werd in 1248 voor het eerst genoemd. Relatief laat, want andere kernen in het gebied waren al eerder ontstaan. Het gebied maakte vanaf de 18e eeuw een periode van bloei door toen het laagveen werd opgebaggerd en gedroogd, om als turf te worden gebruikt in de industrie van Gouda. Zo ontstonden de Reeuwijkse Plassen.

 

In 1855 werd de gemeente Middelburg toegevoegd, in 1857 Oukoop, en in 1870 de gemeenten Sluipwijk en Stein. Per 1 januari 1989 werd de jonge gemeente Driebruggen (gesticht in 1964) opgeheven en werden de kernen Waarder en Driebruggen bij Reeuwijk gevoegd. Op 1 januari 2011 is de gemeente Reeuwijk met de gemeente Bodegraven samengevoegd.

 

De voormalige gemeente Reeuwijk bestaat uit de plaatsen Driebruggen, Hogebrug, Reeuwijk- Brug, Reeuwijk-Dorp, Sluipwijk, Tempel en Waarder.

 

Driebruggen

De naam Driebruggen verwijst naar alle waarschijnlijkheid naar een drietal bruggen: de brug over de Grote of Dubbele Wiericke, de brug aan het einde van de dorpskern nabij het dorpshuis Custwijc en vroeger was er tussen deze twee bruggen nog een derde brug nabij het kruispunt van de Kerkweg met de Sierkersstraat.

 

Echte historische gebouwen zijn er in Driebruggen nog nauwelijks te vinden. Het Hooge Huys aan de Dubbele Wiericke, het voormalig doktershuis aan de Kerkweg (1885), en het voormalig gemeentehuis (1928) zijn daar een uitzondering op. In de voormalige gemeente vindt nog veel veeteelt plaats, voornamelijk melkveehouderij, in mindere mate schapen- en varkenshouderij. In het dorp bevinden zich nog enkele technische bedrijven.

 

Hogebrug

Hogebrug is een buurtschap dat ligt tussen de Enkele Wiericke en de Dubbele Wiericke, een vaarverbinding tussen Oude Rijn en Hollandse IJssel en ligt aan de spoorlijn van Gouda naar Woerden.

 

Hogebrug behoorde tot de gemeente Lange Ruige Weide die bij een gemeentelijke herindeling in 1964 opging in de nieuwe gemeente Driebruggen.

Rondom Hogebrug vindt veel veeteelt plaats, voornamelijk melkveehouderij en in mindere mate schapen- en varkenshouderij. In de buurtschap bevindt zich een houtverwerkingsbedrijf, van oorsprong een trappen- en kozijnenfabriek (VIOS).

 

Reeuwijk-Brug

Het dorp is ontstaan langs de Breevaart, een middeleeuwse vaart die oorspronkelijk van Gouda naar Bodegraven voerde. De aanleg van de tolweg tussen die twee plaatsen bracht de ontwikkeling van het dorp pas goed op gang, en gedurende de negentiende eeuw werd Reeuwijk-Brug het bestuurlijke centrum van de gemeente Reeuwijk, ten koste van Reeuwijk- Dorp. Lange tijd was het dorp een belangrijk centrum voor de turfwinning.

 

Na de Tweede Wereldoorlog werd het dorp uitgebreid. In eerste instantie ten westen van de Breevaart, maar later ook ten oosten daarvan.

 

Reeuwijk-Brug ligt ingeklemd tussen de A12 en de Reeuwijkse Plassen. Het dorp wordt doorsneden door de Breevaart. In het zuiden is het vastgegroeid aan Gouda. In het noorden grenst het aan recreatiegebied De Reeuwijkse Hout. In het zuiden van het dorp, tegen Gouda aan, bevindt zich bedrijventerrein Zoutman, waar het grootste deel van de bedrijvigheid zich bevindt.

 

Reeuwijk-Dorp

Reeuwijk-Dorp werd rond de 13e eeuw gesticht. Tot de 18e eeuw was Reeuwijk-Dorp de hoofdplaats van de gemeente Reeuwijk, daarna ging die plaats over naar Reeuwijk-Brug.

 

Reeuwijk-Dorp is gelegen in de polders tussen Reeuwijk-Brug, Waddinxveen, Gouda en Bodegraven, en is ontstaan aan de kruising van een aantal wegen, die nu de Dorpsweg, Kerkweg en Nieuwdorperweg heten. Deze structuur is heden ten dage nog steeds te herkennen. In de negentiende eeuw heeft een Rooms-Katholiek complex zich in het dorp gevestigd, met een kerk, klooster, school en landbouwcooperatie. Hierdoor maakte het dorp in die periode een groei door.

 

In de periode na de Tweede Wereldoorlog is aan de noordwestzijde een kleine nieuwbouwwijk aan het dorp toegevoegd. De meest recente uitbreiding vond plaats aan het einde van de jaren nul van de 21ste eeuw in zuidelijke richting.

In en rond het dorp zijn ongeveer tachtig agrarische bedrijven gevestigd.

 

Sluipwijk

Sluipwijk is een dorp dat ligt op een dijk midden tussen de Reeuwijkse plassen en telt 360 inwoners. Tot 1870 was Sluipwijk een zelfstandige gemeente. In dat jaar werd het aan de gemeente Reeuwijk toegevoegd.

 

Tempel

Tempel is een buurtschap dat ligt ten noorden van Reeuwijk een stukje voorbij Oud-Reeuwijk en heeft 210 inwoners.

 

Waarder

Waarder is ontstaan op een verhoging in het veenontginningsgebied langs het veenriviertje de Oude Wetering en beslaat o.a. de volgende polders: Oosteinderpolder, Westeinderpolder, Korte Waarder en Kerverland.

 

Op een nog bestaande verhoging is rond 1500 de huidige Nederlandse hervormde kerk gebouwd; de westgevel is volgens een dateringssteen uit 1774. De eerste maal dat er over het dorp Waarder werd gesproken was in 1108. In Waarder, een voormalig ambachtsheerlijkheid, heeft vroeger een commanderij van de Johannieterorde gestaan: de Hof van Waarder, waarvan niets meer over is.

 

In de jaren zeventig is men begonnen met een uitbreiding aan de Kosterdijk, om vervolgens achter de Molendijk een nieuwbouwwijk te maken. De laatste uitbreidingen vonden plaats aan Hof van Waarder, parallel lopend aan het middeleeuwse Kerkelaantje, en het Jenneke E. Bijlhof.

 

In het dorp is van de oude bebouwing weinig over, slechts de N.H.-kerk, de oude openbare school (1882) en een paar boerderijen. Buiten het dorp zijn nog een groot aantal boerderijen in hun originele staat (b.v. aan het Westeinde).

 

Ten oosten van Waarder is in 1986 een olie- en gasveld ontdekt, het Papekopveld.

 

Indeling deelgebieden

De voormalige gemeente Reeuwijk bestaat voor een groot deel uit lintbebouwing. Alle lintbebouwing buiten de bebouwde kom is in eerste instantie samengenomen als één deelgebied. Deze bebouwing wordt in het kader van de bodemkwaliteitskaart beschouwd als stedelijk gebied. Als grens voor de lintbebouwing zijn zoveel mogelijk bebouwde percelen aangehouden.

De gemeente kent geen duidelijke dorpskernen van voor 1900. Alle bebouwing van voor 1900 valt in het deelgebied lintbebouwing.

 

Reeuwijk kent geen grootschalige industriegebieden. Er zijn wel enkele bedrijfsterreinen met hoofdzakelijk kantoren of lichte bedrijvigheid. Deze zijn niet als apart deelgebied beschouwd, omdat aangenomen wordt dat deze activiteiten niet hebben kunnen leiden tot diffuse bodemverontreiniging.

 

De voormalige gemeente Reeuwijk kent meerdere kernen: Reeuwijk-Dorp, Reeuwijk-Brug, Driebruggen, Waarder. Vooralsnog is aangenomen dat de te verwachte bodemkwaliteit per deelgebied gelijk is omdat bij de aanleg van woonwijken dezelfde werkwijze is gehanteerd en er dezelfde bodemopbouw is.

Alleen Reeuwijk-Brug heeft grote woningbouwlocaties. De andere kernen hebben ook wel woonwijken van na 1900, maar deze zijn aanzienlijk kleiner van omvang.

 

Op basis van verkregen informatie van de provincie Zuid-Holland blijkt dat er in het westelijk deel van Reeuwijk mogelijk toemaakdekken zijn gelegen. Dit zijn eeuwenoude ophogingen van stadsafval en bagger. De grens van het toemaakdekgebied ligt op de Korssendijk en Lecksdijk. Bij de indeling in bodemkwaliteitszones is met het voorkomen van toemaakdek rekening gehouden door van deelgebieden met voldoende waarnemingen (lintbebouwing) te onderzoeken of er op toemaakdekgrond hogere gehalten worden aangetroffen dan op niet- toemaakdekgronden.

 

Op basis van de verkregen informatie is een voorlopige indeling gemaakt van het bebouwd gebied in gebieden met een (homogene) verwachte vergelijkbare bodemkwaliteit (voorlopige zoneringskaart).

 

Gemeente Gouda

Rond het jaar 1000 was het gebied waar nu Gouda ligt drassig en bedekt met een moerasbos, met daarin kleine riviertjes, zoals de Gouwe. In de 11e en 12e eeuw begon men met het ontginnen van veen ten oosten en westen van de stad en langs de oevers van de Gouwe. In 1143 werd de naam Gouda voor het eerst vermeld in een oorkonde van de graaf van Holland.

 

In de 13e eeuw werd het riviertje de Gouwe door een kanaal verbonden met de Oude Rijn en de monding in de Hollandse IJssel werd uitgebreid tot een haven. Aan de rand van de stad verrees in de 14e eeuw het kasteel van Gouda, dat de haven moest beschermen. Door deze ontwikkelingen ontstond een vaarroute, die werd gebruikt voor handel tussen Vlaanderen en Frankrijk met Holland en het Oostzeegebied. In 1272 verleende Graaf Floris V stadsrechten aan Gouda, dat inmiddels een belangrijke plaats geworden was.

 

 

In 1361 en 1438 richtten stadsbranden grote schade aan in de stad. Zo zouden bij de stadsbrand van 1438 slechts vier huizen gespaard zijn gebleven. Na de verovering van Gouda door de Geuzen op 21 juni 1572 werd het kasteel van Gouda in 1577 gesloopt, om het zo niet in handen te laten vallen van de Spanjaarden bij een eventuele herovering. Het is echter maar de vraag of dit de daadwerkelijke reden van de afbraak was, of dat de Goudse bevolking de oorlog aangreep om zich van het kasteel en haar eigenaar te verlossen. De definitieve afbraak van het kasteel werd pas in 1808 voltooid, toen de Chartertoren werd gesloopt. Nog voordat het kasteel volledig was gesloopt, verrees ter hoogte van de vroegere binnenplaats op de fundering van het kasteel een molen. Nadat deze molen in 1831 was afgebrand, werd deze een jaar later vervangen door de molen 't Slot, die nog altijd overeind staat.

 

In het laatste kwart van de 16e eeuw had Gouda ernstige economische problemen. In de eerste helft van de 17e eeuw krabbelde de stad weer op en tussen 1665 en 1672 kende de stad zelfs een tijd van grote vooruitgang en bloei. Toen in het rampjaar 1672 echter de Hollandse Oorlog uitbrak kende de stad opnieuw een economische terugval. Hoewel de economie na 1700 nog eenmaal opveerde, zou de terugval uiteindelijk tot ver in de 19e eeuw duren. In 1673 werd Gouda voor de vierde en ergste maal getroffen door de pest. De epidemie kostte 2.995 mensen het leven, ongeveer 20% van de bevolking. Bovendien kreeg Gouda te maken met opstandige boeren uit de omgeving, die in juni 1672 het stadhuis 24 uur lang bezetten.

 

In de 19e eeuw werden de stadsmuren van Gouda gesloopt; de laatste stadspoort werd in 1854 afgebroken. In deze periode had Gouda ook te maken met cholera-epidemieën, de eerste uitbraak was in 1832 een feit. Onder andere dankzij het aanleggen van een riolering en een waterleidingnet wist men de ziekte aan het eind van de 19e eeuw terug te dringen. Rond diezelfde tijd begon Gouda ook eindelijk te profiteren van het betere economische klimaat.

Bedrijven als de Stearine Kaarsenfabriek en de Goudsche Machinale Garenspinnerij hadden hierin een belangrijk aandeel. In 1855 werd het station Gouda in gebruik genomen aan de nieuwe spoorlijn Utrecht - Rotterdam. Vijftien jaar later volgde ook de spoorverbinding met Den Haag. In het begin van de 20e eeuw, begon de stad met uitbreiden buiten de singels. De wijken Korte Akkeren, Kort Haarlem en Kadebuurt werden in de eerste helft van deze eeuw gebouwd.

 

In de Tweede Wereldoorlog was Gouda door zijn strategische ligging aan water-, auto- en spoorwegen een doelwit van bombardementen door de geallieerden. In 1944 werd het station getroffen tijdens zo'n bombardement, dat bedoeld was om de spoorweg te vernietigen die Den Haag en Rotterdam verbindt met Utrecht.

 

Na de bezetting breidde Gouda zich verder uit en werden de wijken Oosterwei, Bloemendaal en Goverwelle gerealiseerd. In 1940 werd met de demping van de Nieuwehaven een begin gemaakt met het dichten van de grachten in de binnenstad. Na de Tweede Wereldoorlog werden ook de Raam, het Nonnenwater, de Naaierstraat en de Achter de Vismarkt gedempt.

Mede door de protesten vanuit de burgerij en de veranderde inzichten bij stedenbouwkundigen werd echter niet verder gegaan met het dempen van de historisch waardevolle stadsgrachten. In 1977 verdween de wekelijkse varkensmarkt, de grootste in Nederland, uit de stad. De wekelijkse kaasmarkt op donderdag bleef alleen als toeristisch fenomeen gehandhaafd. Het huidige hoofdstation is gebouwd in 1984, maar het gebied rond het station, de Spoorzone, wordt anno 2015 onder handen genomen. Tevens breidt de stad na de realisering van Goverwelle in de jaren 80 en 90 weer uit met de wijk, Westergouwe.

 

Afbeelding iii: Gemeente Gouda (Bron: J.W. van Aalst, www.opentopo.nl)

 

Het beheersgebied is ingedeeld in deelgebieden waarvan verwacht wordt dat de bodemkwaliteit in grote mate vergelijkbaar is. Voor het indelen van het beheersgebied in bodemkwaliteitszones is het noodzakelijk om vast te stellen welke kenmerken binnen het beheersgebied van wezenlijke invloed zijn op de bodemkwaliteit. Voor het beheersgebied van de gemeente Gouda zijn naar verwachting de volgende aspecten van belang:

  • historische ontwikkeling bebouwd gebied;

  • gebruik (wonen/industrie);

  • ophogingen (partieel/integraal);

  • bodemopbouw.

Op basis van oud kaartmateriaal en gesprekken met gemeenteambtenaren is een kaart met de historische ontwikkeling van Gouda vervaardigd. Naast de historie is het gebruik mogelijk onderscheidend voor de diffuse bodemkwaliteit. Gouda kan worden onderverdeeld in twee typen gebruik: industrie- en bedrijventerreinen en wonen.

 

Delen van de gemeente Gouda zijn integraal opgehoogd, andere delen partieel. Integraal wil zeggen dat hele wijken in zijn geheel een grondverbetering hebben ondergaan, zowel het openbare gebied als de uitgegeven terreinen. Door middel van zandophogingen (afhankelijk van de grondgesteldheid 1,5 tot 5 meter) is een redelijk zettingsarme ondergrond ontstaan van circa 0.01meter zetting per jaar. De compensatie van deze bodemdaling kan in het gewone grootschalig onderhoudsprogramma worden opgenomen. De verwachting is dat dit voorlopig

 

 

nog circa 100 jaar doorgaat. Daarna gaat dit proces over in zettingen van ongeveer 0.005 meter per jaar. Na ongeveer 700 jaar is de zetting nagenoeg 0 (zoals ook in de binnenstad).

 

Bij de partiële ophogingen zijn door de gemeente alleen de toekomstige openbare gebieden opgehoogd. Ter plaatse van verhardingen is dit gedaan door het toepassen van zand en ter plaatse van openbaar groen door middel van klei. Door deze methode is een gebied ontstaan waar het openbare gebied nog meerdere keren moet worden opgehoogd (1 tot 3 maal) alvorens het de zetting heeft van de integraal behandelde gebieden. De particulieren hebben vanaf het begin de gebieden al moeten ophogen. Het is echter niet te achterhalen waar deze ophogingen exact plaatsvinden. In dit onderzoek zijn de partiële ophogingen dan ook niet bepalend bij de indeling in deelgebieden. De locatie en frequentie van de integrale ophogingen is daarentegen wel bekend. Daarom zijn de integrale ophogingen ook mede bepalend bij de indeling in deelgebieden.

 

Tot slot is de diepere bodemopbouw meegenomen in de indeling in deelgebieden. Hiertoe is een geologische kaart geraadpleegd. De oude delen van Gouda en oostelijk Gouda bestaan hoofdzakelijk uit een laag rivierklei op veen. Vrijwel het gehele noordelijke deel van Gouda bestaat van origine uit veen. Rond de Hollandse IJssel vind men geregeld opgevulde geulen met rivierklei.

 

Hierboven zijn de onderscheidende gebiedskenmerken geïdentificeerd. Op basis van de genoemde kenmerken is het beheersgebied opgedeeld in deelgebieden. De bebouwde kom van Gouda is vooralsnog alleen opgedeeld in gebieden met een gelijke historie en ophooggeschiedenis:

  • Bebouwing voor 1800

  • Bebouwing van 1800-1900

  • Bebouwing van 1900-1940

  • Bebouwing van 1945-1968

  • Bebouwing van 1968-1992

  • Bebouwing van 1968-1992, integraal opgehoogd

  • Bebouwing van 1992-2001

  • Bebouwing van 1992-2001, integraal opgehoogd

  • Toekomstig woongebied

Gemeente Krimpenerwaard

De gemeente Krimpenerwaard is sinds 1 januari 2015 een gemeente in de Nederlandse provincie Zuid-Holland. Deze gemeente is een samenvoeging van de gemeenten Nederlek, Ouderkerk, Vlist, Bergambacht en Schoonhoven.

 

Afbeelding iv: Gemeente Krimpenerwaard (Bron: J.W. van Aalst, www.opentopo.nl)

 

De gemeente Krimpenerwaard omvat de volgende plaatsen: Ammerstol, Bergambacht, Berkenwoude, Gouderak, Haastrecht, Krimpen aan de Lek, Lageweg, Lekkerkerk, Opperduit, Ouderkerk aan den IJssel, Schoonhoven, Schuwacht, Stolwijk, Vlist en Willige Langerak (gedeeltelijk).

 

Voormalige gemeente Bergambacht

De gemeente Bergambacht bestaat uit een groot aantal dorpen en buurtschappen. Verreweg de belangrijkste daarvan zijn Bergambacht zelf, Ammerstol en Berkenwoude. Deze voormalig zelfstandige gemeenten werden in 1985 samengevoegd.

 

Bergambacht

Het gebied rondom Bergambacht bestond vroeger uit twee delen, elk gebouwd op een rivierheuvel (donk of berg). Op de noordelijke werden een kerk en enkele huizen gebouwd, de zuidelijke bood vanaf de dertiende eeuw plaats aan een groot stenen huis, gebouwd door de heer Van den Berg. In de middeleeuwen was deze ’s-Heeraartsberg’ belangrijker dan Bergambacht zelf, getuige de vele kaarten uit die tijd. Daarop komt de naam Bergambacht in het geheel niet voor, maar die van ’s-Heeraartsberg wél.

 

Gedurende de Gouden Eeuw zorgde de toenemende scheepvaart voor een sterke stijging van de vraag naar touw. De bewoners van Bergambacht speelden hierop in door hennep te verbouwen en te verwerken. Ook speelden de molens van het dorp een belangrijke rol in de waterhuishouding van de Krimpenerwaard. Getuige het in 2003 gebouwde gemaal, heeft het dorp deze functie nog altijd niet verloren.

 

Ammerstol

De naam Ammerstol (Ammers-tol) komt van de tol (in het Latijn: Theloneum de Ambers), dat was de plaats waar tolbelasting werd geheven. De inkomsten van deze tol brachten voorspoed, en de stad kreeg van graaf Willem III van Holland zelfs het stadsrecht aangeboden. maar omdat dit te duur werd bevonden bleef Ammerstol toch een dorp. De economie dreef in die tijd op de zalmhandel. In Ammerstol was een visafslag die in het begin van de 15e eeuw naar de naburige stad Schoonhoven werd verplaatst; in de 18e eeuw kwam de visafslag weer terug. Tevens waren er veel mandenmakers actief.

 

Later bloeide Schoonhoven uit tot een stad omdat Ammerstol zijn stadsrechten niet benutte.

 

Toen er op de Lek geen zalm meer was (jaren 1920) werden de activiteiten verplaatst en kwamen er veel grondwerkers in het dorp.

 

In 1985 ging Ammerstol op in de gemeente Bergambacht.

 

Berkenwoude

Berkenwoude dankt zijn naam aan het lage moeraswoud dat in de Krimpenerwaard groeide voor de ontginning die in de 11e eeuw begon. In 1326 wordt er voor het eerst gesproken over Berkenwoude, dat toen nog Bercou werd genoemd. Het ligt in een veenweidegebied bij het Loetbos aan het veenriviertje de Loet.

 

Het gebied rond het huidige Berkenwoude is pas veel later in cultuur gebracht dan de overige kernen. Na het inzakken van de veengrond (‘inklinking’) in de veertiende eeuw was dit gebied ongeschikt voor akkerbouw, zodat de bewoners zich met veeteelt en jacht bezig gingen houden.

 

Op 1 januari 1985 werd Berkenwoude samen met de gemeente Ammerstol toegevoegd aan de gemeente Bergambacht.

 

Indeling deelgebieden

De gemeente Bergambacht kent vier kernen: Bergambacht, Bergstoep (een buurtschap ongeveer 1,5km ten zuiden van Bergambacht, bij de veerstoep van de pont over de Lek), Ammerstol en Berkenwoude. Deze kernen bestaan allen uit een oude dorpskern (voor 1900) met daaromheen jongere woonwijken.

 

De dijk- en lintbebouwingen worden in het kader van de bodemkwaliteitskaart beschouwd als stedelijk gebied. De lintbebouwingen liggen in de Krimpenerwaard. Deze zijn gemengd van opbouw. Oude boerderijen worden afgewisseld door latere bebouwing. Als grens voor de lintbebouwing is 200 meter vanuit het hart van de weg aangehouden. Deze grens komt overeen met de grenzen uit het bestemmingsplan.

 

Langs de Lek komt nagenoeg aaneengesloten dijkbebouwing voor. Deze bestaat hoofdzakelijk uit oude boerderijen. De dijkbebouwing is als apart deelgebied aangegeven. Als grens voor de dijkbebouwing is 200 meter vanuit het hart van de dijk aangehouden. Ook deze grens komt overeen met de grens uit het bestemmingsplan.

 

De oude dorpskernen zijn samengevoegd tot één deelgebied. Vooralsnog is aangenomen dat de te verwachte bodemkwaliteit per deelgebied gelijk is.

 

Op basis van de verkregen informatie is een voorlopige indeling gemaakt van het bebouwd gebied in gebieden met een (homogene) verwachte vergelijkbare bodemkwaliteit (voorlopige zoneringskaart). Om de volgende redenen is de voorlopige zoneringskaart volledig gebaseerd op de ouderdom en is er nog geen onderscheid gemaakt op basis van bodemtype:

  • binnen één eenheid van de bebouwingsgeschiedenis is er geen afwijkende bodemopbouw. De gemeente kent een relatief homogene bodemopbouw, waarbij moerige grond en veengronden de boventoon voeren. Er is in de gemeente Bergambacht bij de aanleg van woonwijken niet grootschalig opgehoogd;

  • binnen één eenheid van de bebouwingsgeschiedenis is er geen afwijkend bodemgebruik. Alle onderscheiden deelgebieden bestaan uit woningbouw.

Voormalige gemeente Nederlek

De voormalige gemeente Nederlek is op 1 januari 1985 ontstaan uit een fusie van de oude gemeenten Krimpen aan de Lek en Lekkerkerk.

 

Krimpen aan de Lek

Krimpen aan de Lek is een dorp in de gemeente Krimpenerwaard gelegen aan de rivier de Lek. Vooral na de opening van de Algerabrug bij Krimpen aan den IJssel wordt de Krimpenerwaard, en daarmee ook Krimpen aan de Lek, een geliefd woongebied voor velen die in Rotterdam hun werk hebben.

 

Het zuiden van Krimpen aan de Lek bestaat voornamelijk uit oude huizen, waaronder enkele huizen aan de dijk tot 200 jaar oud. Het centrum bestaat uit een aantal kleine flatjes en een nieuw winkelcentrum genaamd De Markt. Veel van de nieuwbouw staat in het noorden. De hoofdstraat eindigt in het zuiden aan de lek, bij het pontje naar Kinderdijk. In het dorp staan twee kerken waarbij op de toren van de kerk op de dijk een walvis staat. Deze walvis herinnert aan de walvisvaart, die in vroegere eeuwen een belangrijke bron van inkomsten was voor het dorp. Aan de dijk is sinds jaar en dag een houtzagerij gevestigd.

 

De naam Krimpen komt van het oude woord "Krempener", dat "oversteekplaats" betekent. Letterlijk betekent Krimpen aan de Lek dus "oversteekplaats aan de Lek". Ten westen ligt Krimpen aan den IJssel en naar het oosten Lekkerkerk, waarmee Krimpen aan de Lek sinds 1 januari 1985 samen de gemeente Nederlek vormt.

 

Lekkerkerk

Hoewel archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op donken bewoningssporen van onder andere de Vlaardingencultuur kunnen worden aangetroffen, zijn van de donken in de omgeving van Lekkerkerk (nog) geen vondsten uit de Steentijd bekend. De oudste bewoningssporen in de Krimpenerwaard zijn niet ouder dan de tiende eeuw na Christus. Aangenomen wordt dat de systematische ontginning pas in de elfde en vroege twaalfde eeuw is begonnen, waarbij de oeverwallen van de rivier fungeerden als ontginningsbasis.

 

Aanvankelijk was de naam van het dorp en zijn omgeving Leckelant. Vanaf de tijd dat aan de overzijde van de Lek Nieuw Leckelant tot ontwikkeling kwam en er een dorpskom rond de nieuwe kerk ontstond wordt gesproken over Leckerkercke (voor het eerst in 1276). Al voor 1342 behoorden Lekkerkerk en Zuidbroek tot de hoge heerlijkheid van de Lek waar ook de beide Krimpens (Krimpen aan de Lek en Krimpen aan den IJssel), Stormpolder, Ouderkerk aan den IJssel als lage heerlijkheden (of ambachtsheerlijkheden) onder vielen.

 

Vanaf 1900 vond eigenlijk pas de eerste wezenlijke vergroting van het dorp plaats. Er werd er gebouwd aan een aantal stegen haaks op de Lekdijk of de Achterstraat: Oostersteeg, Lekdijksteeg, Achtersteeg en andere (deze zijn in de jaren zeventig en tachtig van de twintigste eeuw gesaneerd). Na 1950 is de groei nog sneller gegaan. Vooral na de opening van de Algerabrug bij Krimpen aan den IJssel wordt de Krimpenerwaard een geliefd woongebied voor velen die in Rotterdam hun werk hebben. Het dorp breidt zich dan vooral ten westen van de Kerkweg uit.

 

Indeling deelgebieden

De bebouwde kom van Lekkerkerk en Krimpen aan de Lek is opgedeeld in gebieden met een gelijke historie en gebruik. Op basis van de in 1996 voor de achtergrondgehaltekaart vervaardigde indeling is de bebouwde kom ingedeeld. Ter verificatie zijn luchtfoto’s en topografische kaarten bestudeerd. De volgende eenheden zijn onderscheiden:

 

  • bebouwing van voor 1940, geen dijkbebouwing

  • bebouwing 1940-1950

  • bebouwing 1950-1960

  • bebouwing 1960-1970

  • bebouwing 1970-1980

  • bebouwing van na 1980

  • sportvelden

  • bebouwing langs dijken

  • lintbebouwing en bufferzone langs Tiend- en Weteringwegen

  • bedrijfsterreinen

De strook die langs het water de Lek ligt wordt gerekend tot de peri-mariene gebieden. Dergelijk sedimentair milieu wordt gekenmerkt door overgangen van zand en klei in een gebied waar zowel fluviatiele als mariene condities heersten. Als gevolg hiervan komt men in het westen zeeklei tegen en in het oosten meer en meer rivierklei. Onder deze afzettingen kunnen overigens nog veenlagen voorkomen. In het noorden komt echter alleen nog veen voor. Dit veen is ontstaan door de onvolledige afbraak (als gevolg van een zuurstofloos of zuurstofarm milieu) van organisch materiaal.

 

Het grootste deel van de gemeente Nederlek bestaat uit veengronden. Hier heeft voornamelijk bebouwing langs de Weteringwegen plaatsgevonden. Ook het noordelijkste deel van Krimpen is in het veengebied gebouwd. Meer naar het zuiden is de bodem kleiig. In dit gebied is het grootste deel van de recentere bebouwing van Lekkerkerk en Krimpen aan de Lek gesitueerd.

Ter plaatse van twee vroegere dijkdoorbraken is de bodem zandig. In Lekkerkerk is ook op deze zandige bodem gebouwd. Het grootste deel van Lekkerkerk en Krimpen is gebouwd langs de dijken langs de Lek. De bodemopbouw is hier voornamelijk kleiig, maar kan variabel zijn als gevolg van bijvoorbeeld ophogingen. Conclusie is dat in het beheersgebied drie verschillende typen bodemopbouw voorkomen: veen, klei en zand.

 

Het onderscheiden van deelgebieden op basis van ouderdom, gebruik en, in mindere mate, bodemopbouw leidt tot de volgende vijf deelgebieden.

  • bebouwing van voor 1940 (bebouwde kom) /klei

  • bebouwing van na 1940 / klei en veen

  • bebouwing langs dijken / variërende bodemopbouw

  • lintbebouwing en bufferzone langs Tiend- en Weteringwegen / klei en veen

  • bedrijfsterreinen / zand

Voormalige gemeente Ouderkerk

De oudste officiële vermelding van het dorp stamt uit 1263, toen het nog Oudekerke werd genoemd. Maar het is waarschijnlijk dat er al eerder een dorp is geweest dat tot de twaalfde eeuw de naam IJsele heeft gehad. Er zijn in in ieder geval twaalfde eeuwse fundamenten gevonden van een tufstenen kerkje. Er zijn wel een aantal Romeinse munten gevonden uit de eerste vier eeuwen van onze jaartelling, maar die duiden waarschijnlijk niet op bewoning van enige betekenis. De vuurplaatsen van halverwege de tiende eeuw, maken bewoning al wel waarschijnlijker. En er bestaat een vermoeden dat hier al in de tiende eeuw een kerkje is geweest. Dit zou bijzonder zijn, omdat in het eerste millennium van onze jaartelling de Krimpenerwaard nog moeras was op wat donken na.

 

De veeteelt is altijd een belangrijke sector geweest, met name de rund- en in mindere mate varkenshouderijen. Toch staat Ouderkerk aan den IJssel vooral bekend als schippersdorp. Dit heeft ook veel invloed gehad op de industrie in het dorp die voor een groot deel georiënteerd was op de binnenvaart: werven, zeilmakerijen, touwslagerijen, etc. Deze industrie is vrijwel geheel verdwenen. Maar ook nu nog is de afdeling Ouderkerk aan den IJssel en omgeving (de IJsselvloot) van schippersvereniging Schuttevaer de grootste afdeling na Rotterdam met ruim tweehonderd leden, IJsselmannen zoals ze in die omgeving genoemd worden.

 

Niet alleen vervoer over water, maar ook over land is vertegenwoordigd in Ouderkerk aan den IJssel met een paar (internationale) transportondernemingen. Verder zijn er verschillende bedrijven langs de IJsseldijk gevestigd, waarvan Houthandel Heuvelman, een groothandel en importeur van hout, met naam genoemd hoort te worden. Niet alleen vanwege de omvang of de leeftijd (opgericht in 1876), maar vooral ook vanwege de in het oog springende grote, gele, houten loodsen langs de dijk. Maar sinds de jaren zeventig toen er veel nieuwe woningen werden gebouwd in het dorp is een groot deel van de bevolking forens en werkzaam in met name Rotterdam of Gouda.

 

In het verleden waren er zes steenovens, waar de bakstenen werden gebakken van de IJssel- klei. Er zijn in het dorp en de omgeving nog talloze gebouwen te vinden die zijn opgetrokken uit deze gelige steentjes. De 33 meter hoge watertoren (1910) aan de grens met Krimpen aan den IJssel is misschien niet het mooiste (er is ook veel beton in gebruikt), maar wel een van de meest prominente voorbeelden hiervan. Met het verdwijnen van deze steenfabrieken zijn de IJssel-steentjes in waarde gestegen.

 

Ook waren er veel molens in Ouderkerk die in de loop van de twintigste eeuw allemaal zijn verdwenen. De laatste, de houtzaagmolen Hermina, droeg veel bij aan het dorpsbeeld en is begin jaren vijftig nog grondig gerestaureerd. Maar op 30 oktober 1958 breekt er brand uit door kortsluiting in de elektrische zagerij die er onder is gevestigd en drie kwartier later is de molen volkomen afgebrand. Langs de Berkenwoudse Boezem en de Molenvliet (de naam is veelzeggend) die buiten het dorp van de IJssel richting de Loet lopen, zijn wel nog op twee plaatsen overblijfselen te vinden van molens. Hier heeft trouwens ook een van de eerste stoommachines van Nederland gestaan (1804) om een stoomgemaal aan te drijven. Deze werd zo'n tien jaar later al weer afgebroken, omdat zowel de machine als de vervening waar die voor werd ingezet tegenvielen.

 

Indeling deelgebieden

De voormalige gemeente Ouderkerk kent drie kernen: Ouderkerk aan den IJssel, Gouderak en Lageweg. Deze zijn met elkaar verbonden door de Hollandse IJssel.

Langs de Hollandse IJssel komen veel bedrijfsterreinen voor. Deze liggen op zogenaamde zellingen. Zellingen zijn buitendijkse slibophogingen, welke veelal ook met (bedrijfs-)afval zijn opgehoogd. De industriegebieden zijn niet als apart deelgebied aangegeven, omdat alle bedrijfsmatige activiteiten in Ouderkerk hoofdzakelijk zijn geconcentreerd aan de Hollandse IJssel op de zellingen. Deze zellingen zijn geregistreerd als gevallen van ernstige bodemverontreiniging.

 

Langs de Hollandse IJsseldijk komt nagenoeg aaneengesloten dijkbebouwing voor. Deze bestaat hoofdzakelijk uit oude boerderijen. Dit is de reden waarom de dijkbebouwing met de lintbebouwing aan de Kerkweg en Oudelandseweg is samengevoegd als één deelgebied. De dijk- en lintbebouwing wordt in het kader van de bodemkwaliteitskaart beschouwd als stedelijk gebied. Als grens voor de dijkbebouwing is 150 meter vanuit het hart van de dijk aangehouden. Als grens voor de lintbebouwing is 100 meter vanuit het hart van de weg aangehouden. Deze grenzen komen overeen met de grenzen uit het bestemmingsplan.

 

De oude dorpskernen zijn samengevoegd tot één deelgebied. Vooralsnog is aangenomen dat de te verwachte bodemkwaliteit per deelgebied gelijk is.

Het aantal woonwijken dat gebouwd is tussen 1900 en 1960 is dermate gering dat deze als één deelgebied zijn meegenomen.

 

Op basis van de verkregen informatie is een voorlopige indeling gemaakt van het bebouwd gebied in gebieden met een (homogene) verwachte vergelijkbare bodemkwaliteit (voorlopige zoneringskaart). Om de volgende redenen is de voorlopige zoneringskaart volledig gebaseerd op de ouderdom en is er nog geen onderscheid gemaakt op basis van bodemtype:

  • Binnen één eenheid van de bebouwingsgeschiedenis is er geen afwijkende bodemopbouw. De gemeente kent een relatief homogene bodemopbouw, waarbij moerige grond en veengronden de boventoon voeren. Er is in de gemeente Ouderkerk bij de aanleg van woonwijken niet grootschalig opgehoogd.

  • Binnen één eenheid van de bebouwingsgeschiedenis is er geen afwijkend bodemgebruik. Alle onderscheiden deelgebieden bestaan uit woningbouw.

Voormalige gemeente Schoonhoven

De plaats Schoonhoven is ontstaan langs de rivier de Zevender, waarvan de loop nog herkenbaar is in de Lange Weistraat. Er bevond zich een kasteel ter hoogte van het huidige Hofland.

Schoonhoven werd in 1247 voor het eerst genoemd als Sconhouen. In 1375 en in juli 1518 vonden grote stadsbranden plaats. Al in de 17de eeuw waren er bekende zilversmeden.

Schoonhoven heeft anno 2013 nog een internationale Zilverschool. De stad staat dan ook bekend als de Zilverstad.

 

Tot 1942 was Schoonhoven het eindpunt van de spoorlijn Gouda-Schoonhoven. Het oorspronkelijke stationsgebouw staat er nog steeds. Het stationsgebied is nu een busstation.

 

In de binnenstad was de loodwitfabriek van Hondorff Block en Braet (HBB) aanwezig. De aanwezigheid van deze fabriek heeft geleid tot een diffuse loodverontreiniging in de bodem van de binnenstad. Een ander groot fabrieksterrein was dat van de Hasco aan de Scheepmakershaven, een verffabriek (tevens voormalige gasfabriek). Beide terreinen zijn inmiddels gesaneerd.

 

De bebouwing van Schoonhoven bleef tot na de Tweede wereldoorlog binnen de grenzen van de singels. Buiten de singels werden op de vruchtbare riviergrond fruitbomen gekweekt. Pas vanaf 1960 vindt de eerste uitleg van woningbouwlocaties plaats, naar het noorden langs de Opweg en ten westen daarvan. Er zijn hoogovenslakken toegepast als wegfundering toegepast. In de jaren’70 van de vorige eeuw is Schoonhoven Noord een feit. De oostelijke nieuwbouwwijk

 

 

(Thiendenland) wordt gebouwd vanaf begin 1990. De wegen daar zijn opgehoogd met lavasteen. Sloten zijn gedempt met zand. Door de ligging langs de Lek is bodemdaling daar geen groot probleem.

 

Voormalige gemeente Vlist

De gemeente Vlist was vernoemd naar het riviertje de Vlist, dat stroomde op het grondgebied van de gemeente. In 1985 werden de voormalige gemeenten Haastrecht en Stolwijk samengevoegd met Vlist tot een nieuwe gemeente, die de naam Vlist kreeg.

De gemeente had drie kernen: het stadje Haastrecht en de dorpen Stolwijk en Vlist. Daarnaast lagen de buurtschappen 't Beijersche, Beneden-Haastrecht, Benedenheul, Benedenkerk, Bonrepas, Boven-Haastrecht, Goudseweg, Koolwijk, Rozendaal, Schoonouwen en Stein in de gemeente.

 

Haastrecht

De historische naam van Haastrecht is Havekesdrecht, wat "drecht van (de) haveke betekent; haveke kan hier verwijzen ofwel naar havik ofwel naar de oude persoonsnaam Haveke.

Haastrecht ontstond rond 1100 op de plaats waar het veenriviertje de Vlist uitmondt in de Hollandsche IJssel. Bij deze nederzetting werd later een kasteel gebouwd, waarvan de fundamenten teruggevonden zijn.

Op grond van de ligging heeft Haastrecht in 1396 stadsrechten gekregen. Een belangrijke scheepvaartroute was via de Vlist naar de Hollandse IJssel. In Haastrecht bevond zich de sluis die beide rivieren met elkaar verbond. Deze sluis is later door Dordrecht vernietigd, vanwege concurrentie bij de innamen door tol van de scheepvaart.

 

Stolwijk

Stolwijk wordt voor het eerst vermeld in 1320 in de registratie van de grafelijke lenen in de Krimpenerwaard. Tot 1 januari 1985 was het een zelfstandige gemeente maar het werd op deze datum samengevoegd met de gemeenten Haastrecht en Vlist. In Stolwijk bevond zich het gemeentekantoor en de gemeentewerf van de fusiegemeente gemeente Vlist. Op 1 januari 2015 ging de gemeente op in de nieuwgevormde gemeente Krimpenerwaard. Stolwijk werd ook van deze gemeente de hoofdplaats.

 

Vlist

Vlist is een dorp gelegen aan het riviertje de Vlist. Het bestaat uit enkele boerderijen aan het water en een buurtschap, de Bonrepas, aan de overkant van de parallelweg.

Hoewel de naam van de plaats samenvalt met die van de voormalige gemeente, was Vlist niet de hoofdplaats. In Stolwijk was het gemeentekantoor en in Haastrecht het raadhuis. De grootste kernen in de gemeente Vlist waren dan ook Haastrecht en Stolwijk.

 

Indeling deelgebieden

Voor de specifiek in Stolwijk, Haastrechte en Vlist (voormalige gemeente Vist) voorkomende aspecten zijn afspraken gemaakt en uitgangspunten gehanteerd met betrekking tot:

  • Dijk- en Lintbebouwing buiten de bebouwde kom van de kern Stolwijk zijn samengenomen als één deelgebied. Deze bebouwing wordt in het kader van de bodemkwaliteitskaart gezien als stedelijk gebied. De lintbebouwing in de kern Vlist hoort bij het deelgebied ‘voor 1900’.

  • Grenzen tussen zones zijn gebaseerd op perceelsgrenzen. In de bodemkwaliteitskaart is dat echter niet altijd duidelijk aan te geven. Het uitgangspunt van ‘grens op perceelsniveau’ is echter leidend.

Gemeente Waddinxveen

 

Afbeelding v: Gemeente Waddinxveen (Bron: J.W. van Aalst, www.opentopo.nl)

 

Waddinxvene verscheen voor het eerst in de geschiedenis in 1233. Toen verkocht graaf Floris IV het recht op belastingheffing hier aan Nicolaas van Gnepwijk en diens metgezellen. Deze Nicolaas was in 1260 zelfs schout van Waddinxveen. In deze streek ontstonden uiteindelijk drie ambachten (dorpen): Noord-Waddinxveen, Zuid-Waddinxveen en Bloemendaal.

Van oorsprong was Waddinxveen een woest gebied langs de rivier de Gouwe. Men begon dit gebied te ontginnen om er landbouw te kunnen bedrijven. Door de daarvoor benodigde ontwatering begon het land echter te zakken (in te klinken) en moesten maatregelen tegen het water worden genomen. In de vijftiende eeuw was de grond zo drassig geworden, dat men de landbouw opgaf en zich op veeteelt toe ging leggen.

 

Omdat er voor veeteelt minder arbeidskrachten nodig waren, trokken velen uit Waddinxveen en Bloemendaal weg. De oude dorpskerk bij Bloemendaal was in de zestiende eeuw weer verdwenen. Rond 1500 begon men ook de veengronden af te graven om turf te winnen dat als brandstof werd gebruikt.

 

Hierdoor ontstonden grote veenplassen en werd de situatie voor de bevolking nog armoediger. Pas in de tweede helft van de achttiende eeuw begon men het land weer droog te leggen. De laatste van deze droogmakerijen werd in 1872 voltooid.

 

In 1870 kwamen alle kernen in één gemeente te liggen. Door latere uitbreidingen kwamen ze tegen elkaar aan te liggen. Aan de hand van de verschillende concentraties met oude bebouwing is nog te zien dat het oorspronkelijk om drie aparte kernen gaat. Het oudste van de drie oorspronkelijke dorpen is Noord-Waddinxveen. Door uitbreiding van zowel de Zuidplas als de noordelijke plassen zocht een gedeelte van de bewoners hun heil nabij de Gouwe. Op deze manier ontstonden de andere twee kernen.

 

De Zuidplaspolder is ontstaan door het afgraven van veengronden rond 1500 en de droogmaking van plassen. Een groot deel van de bebouwde kom van Waddinxveen ligt in deze droogmakerij. Uit de bodemkaart van Alterra blijkt dat in de droogmakerijen kleiïge poldervaaggronden en eerdgronden worden aangetroffen. Langs de Gouwe, maar vooral ten oosten daarvan, liggen de niet-uitgeveende delen. Deze delen liggen hoger dan de omringende gebieden en bestaan uit veen.

 

Rond 1980 was de eerste fase van de nieuwbouwwijk Zuidplas gereed, gelegen in het zuidwesten van Waddinxveen, nadat eind jaren 60 al nieuwbouwwijken tot stand waren gekomen in het westelijk en noordelijk deel van de gemeente. Vrij bijzonder is de Ontmoetingskerk (1969) aan de Groensvoorde voor protestanten én katholieken samen. In 1975 werd winkelcentrum de Passage geopend, tussen hefbrug en station in. In Waddinxveen is een nieuw winkelcentrum gebouwd op het oude terrein van voetbalclub CVV Be Fair, dit winkelcentrum Gouweplein is geopend op 20 november 2014. De voetbalvereniging verhuisde al in de zomer van 2008, de andere verenigingen volgen later. In het nieuwe centrum biedt plaats aan onder andere een nieuwe bibliotheek, winkels en horeca. Ook is er ruimte voor sociale woningbouw en koopwoningen en onder het nieuwe centrum bevindt zich een grote parkeergarage.

 

In Waddinxveen-zuid, tussen de wijk Zuidplas, de Zuidelijke Rondweg en de spoorlijn in, is een nieuwe woonwijk gepland. Deze draagt de naam Triangel. Deze woonwijk zal in fasen worden gebouwd, met de laatste fase in 2025. Aan deze wijk komt ook het derde station van Waddinxveen te liggen, Waddinxveen-Zuid geheten. Dit station ligt aan de toekomstige RijnGouweLijn, tussen Gouda en Noordwijk.

 

De gehuchten binnen de gemeente Waddinxveen zijn Bloemendaal en Middelburg (dat trouwens slechts gedeeltelijk binnen de gemeentegrenzen van Waddinxveen valt, gedeeltelijk binnen Boskoop en gedeeltelijk Bodegraven-Reeuwijk).

 

In de historie van Waddinxveen namen de hout- en papierindustrie een belangrijke plaats n. Deze bedrijvigheid was voornamelijk geconcentreerd langs de Gouwe. De bedrijvigheid was gemengd met woonbebouwing. Op de kaart met deelgebieden is dit aangegeven als “voor 1940”, omdat er geen grootschalige gebieden zijn van tussen 1900 en 1940.

 

Behalve langs de Gouwe was er voor 1900 ook al bebouwing vanaf de brug over de Gouwe naar het westen (Kerkweg). De eerste naoorlogse woonwijken zijn gebouwd ten noorden en ten zuiden van deze uitvalsweg. Weer later ontwikkelde Waddinxveen zich meer naar het zuiden en ook de toekomstige nieuwbouwwijken zijn in het zuiden gepland. Bij deze grootschalige woningbouw hebben door de gemeente geen integrale ophogingen plaatsgevonden.

 

De gemeente kent twee grootschalige bedrijfsterreinen: Coenecoop en het Distripark aan de rijksweg A12. Op Coenecoop zijn voornamelijk kantoren en garagebedrijven gevestigd. Het Distripark bestaat uit voornamelijk transport- en op- en overslagbedrijven. Omdat niet verwacht wordt dat dit van invloed is geweest op de diffuse bodemkwaliteit, zijn beide bedrijventerreinen niet als apart deelgebied beschouwd.

Anders is dat met de glastuinbouwgebieden. Hier worden verhoogde gehalten aan bestrijdingsmiddelen verwacht. Het glastuinbouwgebied is als apart deelgebied beschouwd.

 

Uit de gesprekken met de gemeente-ambtenaren is niet naar voren gekomen dat er mogelijk toemaakdekken in de gemeente Waddinxveen aanwezig zouden zijn. Uit een door de provincie Zuid-Holland aangeleverde kaart blijkt dat er in het hele gebied ten westen van de Gouwe mogelijk sprake is van de aanwezigheid van toemaakdekken. In dergelijke gebieden kunnen verhoogde gehalten aan lood, zink, koper en kwik worden verwacht. Als de waarnemingen echter worden ingekleurd op deze zware metalen is geen duidelijk patroon te zien dat er op duidt dat er in het toemaakdekgebied hogere gehalten worden aangetroffen. Waarschijnlijk komt dit door vergravingen door de jaren heen, waarbij ter plaatse van bebouwing nog maar weinig is terug te vinden is van de toemaakdekken.

In het bodembeheerplan zal beschreven worden hoe in dergelijke gebieden met grondverzet dient om te worden gegaan. In toemaakdekgebieden bijvoorbeeld zal men bij grondverzet extra alert moeten zijn op het voorkomen van puin en artefacten (scherven, pijpenkoppen).

 

Op de bodemkaart van Alterra wordt een groot deel van het stedelijk gebied aangeduid als “bebouwing” en niet voorzien van een bodemtype. Hierom is de bodemkaart niet leidend geweest bij de indeling van deelgebieden. Bovendien ligt het te onderscheiden veengebied hoofdzakelijk ten oosten van de Gouwe, waar alleen de eenheid “lintbebouwing” voorkomt. Omdat van de lintbebouwing in het noordwesten van Waddinxveen (op klei) geen analysegegevens beschikbaar zijn is het vooralsnog niet zinvol om onderscheid te maken tussen lintbebouwing op veen en lintbebouwing op klei.

 

Gemeente Zoetermeer

 

Afbeelding vi: Gemeente Zoetermeer (Bron: J.W. van Aalst, www.opentopo.nl)

 

De eerste ontwikkelingen in de gebieden rond Zoetermeer (de huidige polders) vonden plaats in de 11de eeuw. Tussen de 11de en 16de eeuw werd het gebied ontgonnen, werden sloten gegraven, werd de oorspronkelijke begroeiing afgebrand en vond ontvening plaats.

Tussen 1200 en 1400 vond veel akkerbouw plaats. Door de ontwatering voor de landbouw ging het veen inklinken. Door deze inklinking kwam het gebied onder water te staan, waardoor geen landbouw meer mogelijk was. Het gevolg hiervan was dat alleen nog inkomsten uit de ontvening konden worden gehaald. In eerste instantie vond ontvening plaats vanaf het maaiveld tot aan het grondwater, waardoor moerassen ontstonden. Vervolgens werd ontveend tot op de kleilaag, waardoor waterplassen en weteringen ontstonden. Na 1600 ontstond behoefte aan meer land. Hiertoe werden een aantal van de ontstane waterplassen ingepolderd en ontstonden droogmakerijen.

 

Het gebied rond de huidige dorpskern was tot begin jaren '60 in gebruik als land- en tuinbouwgebied. In de jaren '30 was op diverse plaatsen tuinbouw in kassen aanwezig. Ter plaatse van voormalige tuinbouwgebieden zijn op de meeste plaatsen nu woonwijken aanwezig. Binnen de gemeentegrenzen van Zoetermeer zijn aan de west- en noordzijde nog onbebouwde gebieden aanwezig die tegenwoordig grotendeels gebruikt worden voor land- en tuinbouw.

 

Sporen van menselijke activiteiten van vóór 1600 kunnen alleen nog worden aangetroffen ter plaatse van de toenmalige bewoning. Veel bewoningsresten van vóór 1600 zijn echter verdwenen door de ontvening.

De eerste ontwikkelingen van de gemeente Zoetermeer vonden vermoedelijk plaats nabij de Zoetermeerse plas (de huidige Zoetermeerse Meerpolder). Vermoedelijk heeft het 'oude dorp'

 

 

vóór de 14de eeuw gelegen ter plaatse van de huidige Zwaardslootseweg/Broekweg nabij de Zoetermeerse plas.

In oude stukken is er voor het eerst sprake van 'Soetermeer' rond 1270. In 1281 wordt voor het eerst 'Zegwaard' genoemd. Soetermeer en Zegwaard waren twee aparte dorpen, de grens van de dorpen lag bij de huidige Leidse/Delftse Wallenwetering. Rond het jaar 1476 is de dorpskern verplaatst naar de huidige Dorpsstraat. In 1650 heeft een hevige brand gewoed in Zegwaard.

Een deel van de Dorpsstraat is hierbij afgebrand. Op 1 januari 1935 zijn de gemeenten Zoetermeer en Zegwaard samengevoegd tot één gemeente. Waarschijnlijk heeft ter plaatse van de dorpskern geen of slechts plaatselijk ontvening plaatsgevonden.

 

Na de Eerste Wereldoorlog werd de Stationsstraat (voormalige Molenweg) volgebouwd en werd bebouwing aangelegd langs de J.L. van Rijweg, Bleiswijkseweg en de Molenstraat. Rond 1920 is langs de Karel Doormanlaan en de Bleiswijkseweg bebouwing ontstaan.

Reeds in de 19e eeuw was langs de uitvalswegen Zegwaartseweg, Voorweg en Rokkeveenseweg lintbebouwing aanwezig. Aan het eind van de 19e eeuw en het begin van de 20e eeuw is ook lintbebouwing ontstaan langs de Broekweg en de Molenweg (huidige Stationsstraat). Mogelijk heeft langs de oude lintbebouwingen (plaatselijk) geen ontvening plaatsgevonden.

 

In 1962 is de gemeente Zoetermeer aangewezen als groeigemeente. Sindsdien zijn diverse woonwijken aangelegd.

 

Tot vóór 1900 kende Zoetermeer slechts enkele industrieën. Van 1869 tot 1966 was de boter- en margarinefabriek 'Brinkers' gevestigd ter plaatse van 't Huis te Palenstein (Dorpsstraat).

Vanaf 1966 is 'Brinkers' gevestigd aan de Bleiswijkseweg. Vanaf 1889 is de zuivelfabriek 'Nutricia' gevestigd in Zoetermeer. Daarnaast is er ook een kleine gasfabriek geweest, ten westen van de oude dorpskern.

In Zoetermeer zijn de meeste bedrijven gevestigd ter plaatse van de lintbebouwingen en de industrieterreinen. Een uitzondering hierop was o.a. de asfaltcentrale van Asko die op de hoek van Aïdaschouw en de Zwaardslootseweg was gevestigd. Dit bedrijf is in de jaren '80 verplaatst, waarna de locatie is gesaneerd.

 

Zoetermeer heeft de volgende (onverdachte) bedrijventerreinen:

  • -

    Zoeterhage;

  • -

    Hoornerhage;

  • -

    Rokkehage;

  • -

    Brinkhage;

  • -

    Lansinghage.

Het bedrijventerrein Dwarstocht is door de aanwezigheid van puin en slakken verdacht van het voorkomen van bodemverontreiniging.

 

In de Zoetermeerse Meerpolder zijn in het verleden vier locaties in gebruik geweest bij de NAM voor oliewinning. Deze locaties zijn in het verleden reeds onderzocht; twee locaties zijn reeds gesaneerd. In de Meerpolder was ook een meetstation van de NAM gevestigd. In de Leyens en in het oosten van Zoetermeer (Dwarstocht noord en langs de Hoefweg) waren eveneens NAM- locaties aanwezig.

 

Gemeente Zuidplas

De gemeente Zuidplas is op 1 januari 2010 ontstaan door een vrijwillige fusie van de voormalige gemeenten Moordrecht, Nieuwerkerk aan den IJssel en Zevenhuizen-Moerkapelle.

 

Afbeelding vii: Gemeente Zuidplas (Bron: J.W. van Aalst, www.opentopo.nl)

 

Voormalige gemeente Moordrecht

Moordrecht ligt aan de Hollandsche IJssel, met aan de overkant Gouderak. Tussen beide plaatsen wordt een veerverbinding onderhouden. Moordrecht wordt doormidden gesneden door de Middelweg. Ook de spoorlijn Utrecht - Rotterdam loopt door de plaats, maar Moordrecht heeft sinds 1935 geen station meer aan deze lijn.

 

De geschiedenis van Moordrecht, gesticht bij een oversteekplaats van de IJssel, gaat terug tot 1248, toen de plaats voor het eerst in een geschrift werd genoemd. Uit vondsten is echter gebleken dat het gebied al eerder werd bewoond.

Tijdens de middeleeuwen kreeg Moordrecht regelmatig met geweld te maken. In de dertiende eeuw moest de nederzetting troepen leveren aan de graaf van Holland voor zijn strijd tegen de bisschop van Utrecht. In 1489 vond er een bloedige veldslag plaats in de Moordrechtse venen tussen de Hoeken en de Kabeljauwen en in 1574 troffen de Spanjaarden en de Watergeuzen elkaar in het dorp. Hierbij brandde onder meer de Moordrechtse kerk af. In 1657 werd hij herbouwd.

 

Na deze gewelddadige periode kwam Moordrecht langzaamaan tot bloei. De veenrijke omgeving maakte het mogelijk inkomsten te verwerven door turf te steken. Velen verdienden hun brood in de turfgraverij. Door de winning van turf ontstonden rond het dorp steeds grotere en diepere plassen, die samen de Zuidplas zouden vormen. Het water werd een bedreiging voor de omliggende dorpen, waaronder Moordrecht. In 1825 werd besloten de Zuidplas droog te maken. De vruchtbare grond van de Zuidplaspolder werd gebruikt voor veeteelt en landbouw. Zolang in Moordrecht gedurende de achttiende eeuw nog veel turf werd gestoken en deze moest worden vervoerd, bloeiden ook de scheepvaart en scheepsbouw. Toen omstreeks 1790 het grootste deel van het veenland was ontgonnen, nam de scheepvaart echter af.

 

In het dorp was de industriële activiteit mettertijd toegenomen. Zo kende Moordrecht een bloeiende touwslagerij. Ook de wolkammerijen en linnenblekerijen ging het voor de wind. In een dorp als Moordrecht waren de lonen laag, zodat er in 1800 zes wolkammerijen en vijf linnenblekerijen gevestigd waren. Toch overheerst, tot op de dag van vandaag, het landelijke karakter van Moordrecht, dat tegenwoordig ruim 8000 inwoners telt. Moordrecht is sinds 1 januari 2010 onderdeel van de nieuwe gemeente Zuidplas.

 

Indeling deelgebieden

Voorafgaand aan het opstellen van eerdere bodemkwaliteitskaarten van de gemeente Moordrecht zijn de volgende afspraken en uitgangspunten geformuleerd:

  • De dijk- en lintbebouwing buiten de bebouwde kom zijn samengenomen als één deelgebied. Deze bebouwing wordt in het kader van de bodemkwaliteitskaart gezien als stedelijk gebied.

  • Grenzen tussen zones zijn gebaseerd op perceelsgrenzen. In de bodemkwaliteitskaart is dat, gezien de schaal van de kaart niet altijd duidelijk aan te geven. Het uitgangspunt van ‘grens op perceelsniveau’is echter leidend.

  • Industriegebieden zijn niet als aparte zone aangemerkt omdat de meeste bedrijfsmatige activiteiten in deze gemeente niet bodembedreigend zijn (geweest). Het bedrijventerrein Moordrecht is geheid en de bodem is grotendeels verhard.

De gemeente Moordrecht en de Milieudienst Midden-Holland hebben in eerste instantie het stedelijk gebied ingedeeld in de verschillende deelgebieden en deze (handmatig) ingetekend in de gemeentelijke kaarten.

Op basis van de ouderdom en bebouwingsgeschiedenis van de deelgebieden kan een verwachting worden uitgesproken over de bodemkwaliteit. Verwacht wordt dat in de oude kernen (met bebouwing vanaf reeds voor 1940) door het lange gebruik matig tot sterk verhoogde gehalten aan zware metalen en PAK worden aangetroffen.

 

Voormalige gemeente Nieuwerkerk aan den IJssel

Nieuwerkerk aan den IJssel ontstond rond het midden van de dertiende eeuw in een drassige omgeving aan de rechteroever van de IJssel. De eerste schriftelijke vermelding van Nuwekerke, zoals het destijds heette, dateert uit 1282. De bewoners van deze nederzetting leefden vooral van de visserij en de jacht en werkten hard aan de afwatering van het gebied. De veenrijke omgeving was voor de inwoners van Nieuwerkerk aan den IJssel de belangrijkste inkomstenbron. Aan het einde van de vijftiende eeuw begon men met het afgraven van de veengrond en het 'slagturven’ (turfsteken onder water). Deze bedrijfstak werd gestimuleerd door een stijgende behoefte aan brandstof door de bevolkingsgroei in de steden en op het platteland, en door nieuwe industrieën als de steenbakkerijen. In de eerste helft van de zestiende eeuw telde de nederzetting al zo’n zestig woningen en werd de dorpskerk gebouwd, die er tot op de dag van vandaag staat.

 

Door de winning van turf in het gebied rondom Nieuwerkerk aan den IJssel ontstonden grote plassen, waardoor de plaats een soort eiland werd tussen al het water. In 1825 werd dan ook besloten een begin te maken met de drooglegging van de Zuidplas. Een halve eeuw later, in 1866, gebeurde hetzelfde met de Alexanderpolder, waardoor Nieuwerkerk aan den IJssel werd omringd door vruchtbare landbouwgrond en de agrarische sector groeide. Tegenwoordig ligt het laagste punt van de Europese Unie in deze gemeente, op 6,76 meter onder NAP.

 

Door de aansluiting op het spoorwegennet in 1855 groeide de bevolking van Nieuwerkerk aan den IJssel snel. Ook bloeide de glascultuur op en vestigden enige industrieën zich in deze plaats aan de IJssel. De grootste groei maakte Nieuwerkerk aan den IJssel echter na de Tweede Wereldoorlog door, onder meer doordat zich hier veel forensen vestigden; dat vereiste de bouw van compleet nieuwe wijken, zoals de Oranjebuurt en Zuidplas. Sinds 1 januari 2010 is Nieuwerkerk onderdeel van de nieuwe gemeente Zuidplas.

 

Indeling deelgebieden

Het oude centrum (voor 1900) ligt rond de Dorpsstraat. Behalve rond de Dorpsstraat was ook langs de ’s Gravenweg voor 1900 al aaneengesloten bebouwing aanwezig. Omdat er tussen 1900 en 1940 niet of nauwelijks bebouwing heeft plaatsgevonden is als deelgebied “voor 1940” aangehouden. Vanuit het oude centrum heeft na de oorlog in zuidelijke richting woningbouw plaatsgehad. Ondanks dat deze – en ook latere wijken - op veengrond zijn gebouwd, zijn de wijken niet integraal opgehoogd. Wel hebben particulieren hun percelen opgehoogd om de zetting van circa een halve meter te compenseren. Uit de uitgevoerde bodemonderzoek blijkt dat dit veelal is gebeurd met circa een halve meter zand. De herkomst hiervan is onbekend.

Hoofdwegen zijn bij het bouwrijpmaken wel voorbelast. Vanaf de jaren ’70 heeft uitbreiding naar het noorden plaatsgevonden.

 

De gemeente kent één grootschalig bedrijfsterrein (De Hooge Veenen), welke in de jaren ’70 is aangelegd. Omdat niet verwacht wordt dat dit van invloed is geweest op de diffuse bodemkwaliteit, is dit gebied niet als apart deelgebied beschouwd. Volgens de bodemkaart van Alterra is de bodemopbouw hier bovendien hetzelfde als van de woonwijken uit dezelfde periode.

Langs de Hollandse IJssel komen voorts nog enkele bedrijfsterreinen voor. Deze liggen op zogenaamde zellingen. Zellingen zijn buitendijkse slibophogingen, welke veelal ook met (bedrijfs-)afval zijn opgehoogd. Deze zellingen zijn geregistreerd als gevallen van ernstige bodemverontreiniging en dus niet als apart deelgebied aangegeven.

 

Nieuwerkerk kent een groot glastuinbouwgebied ten noorden van de bebouwde kom. Hier worden verhoogde gehalten aan bestrijdingsmiddelen verwacht. Het glastuinbouwgebied is als apart deelgebied beschouwd.

 

Voormalige gemeente Zevenhuizen-Moerkapelle

Op de westelijke oever van de rivier de Rotte stonden waarschijnlijk in de twaalfde eeuw zeven huisjes, waar de plaats Zevenhuizen zijn naam aan dankt. Zevenhuizen en Moerkapelle zijn onderdeel van de nieuwe gemeente Zuidplas. Vanuit deze eerste kern begon men de nabije woeste gronden te ontginnen, wat ervoor zorgde dat de kern van het dorp Zevenhuizen steeds verder van de rivier vandaan kwam te liggen. Aan het begin van de vijftiende eeuw werd het fundament gelegd van een kerk die een eeuw later met een toren werd voltooid – ondanks een onderbreking van de bouw door de Hoekse en Kabeljauwse twisten.

 

In het noordelijke deel van het ambacht Zevenhuizen bevonden zich de Wilde Veenen. Deze werden in de veertiende eeuw van de rest van het ambacht (dorp) losgemaakt en verpacht. Rond 1400 was hier voor het eerst sprake van bewoning. De plaats werd vernoemd naar de aanwezige kapel.

 

Een definitieve splitsing tussen Zevenhuizen en Moerkapelle kwam er in 1645, toen jonkheer Warnaert van der Wel de Wilde Veenen kocht van de heren van Zevenhuizen. Hij legde de veengronden hier zo voortvarend droog, dat al in 1655 de ‘Honderdmorgenpolder’ voltooid was. De hierdoor ontstane landbouwgrond bracht Moerkapelle de benodigde welvaart: in 1667 werd de oude kapel vervangen door een kerk.

 

In het gebied werd ook turf gewonnen. Voor de afvoer daarvan over het water werden sluizen gebouwd. Bij één van deze sluizen of ‘verlaten’ ontstonden twee buurtschappen. Hier stonden onder andere een herberg en een bakkerij voor de wachtende schippers. Na de stichting in 1740 van een ‘Nieuw Verlaat’ gingen deze buurtschappen door het leven onder de naam Oud Verlaat.

 

Dankzij de ontginningen was er van oudsher veel landbouwgrond in dit gebied; Zevenhuizen en Moerkapelle hebben dan ook altijd een agrarisch karakter gehad. De aanwezigheid van de Rotte Meren zorgt er echter voor dat de plaatsen zich de laatste jaren steeds meer als recreatiebestemmingen kunnen profileren.

 

Indeling deelgebieden

Het oudste deel van Zevenhuizen is duidelijk te onderscheiden van het overige bebouwd gebied door de hogere ligging (op veen). Het westelijk deel van Zevenhuizen, ontwikkeld vanaf 1970, ligt circa 3 meter lager dan de oude kern. De Zuidplaspolder, ten oosten van de oude kern, ligt nog lager. Het is een droogmakerij waar het oorspronkelijke veen is afgegraven. Toch is op de bodemkaart van Alterra geen onderscheid te zien in het westelijk en oostelijk deel van Zevenhuizen (beide eerdgronden, zavel en klei).

 

De woonwijken rond de oude kern van Moerkapelle zijn eveneens homogeen van bodemopbouw en de bebouwingsgeschiedenis loopt parallel aan de bodemopbouw: oude kern op veen en de jonge woonwijken op klei/zavel. Er is in de gemeente Zevenhuizen-Moerkapelle bij de aanleg van woonwijken niet grootschalig opgehoogd.

 

De gemeente kent één grootschalig bedrijfsterrein (Nijverheidscentrum), welke in de jaren ’70 is aangelegd. Omdat niet verwacht wordt dat dit van invloed is geweest op de diffuse bodemkwaliteit, is dit gebied niet als apart deelgebied beschouwd.

Anders is dat met de glastuinbouwgebieden. Hier worden verhoogde gehalten aan bestrijdingsmiddelen verwacht. Het glastuinbouwgebied is als apart deelgebied beschouwd.

 

Gebruikte bronnen voor deze bijlage

  • a.

    Bodemkwaliteitskaart Nederlek, CSO, rapportnr. 96.429, 20 november 1996

  • b.

    Bodemkwaliteitskaart van de gemeente Nederlek, CSO, rapportnr. 00.082, 12 februari 2001

  • c.

    Bodemkwaliteitskaart op basisniveau van het landelijk gebied van Zuid-Holland, DHV, RB-

  • SE20044147, december 2004

  • d.

    Bodemkwaliteitskaart inclusief Bodembeheerplan gemeente Zoetermeer, Syncera B.V., projectnr B04A0616, 22 februari 2006

  • e.

    Bodemkwaliteitskaart voor het stedelijk gebied van de gemeente Bergambacht, Royal Haskoning, projectnr 9M8559, 8 oktober 2003

  • f.

    Bodemkwaliteitskaart voor het stedelijk gebied van de gemeente Bodegraven, Royal Haskoning, projectnr 9M2320, 24 februari 2003

  • g.

    Bodemkwaliteitskaart voor het stedelijk gebied van de gemeente Boskoop, Royal Haskoning, projectnr 9M8559, 7 oktober 2003

  • h.

    Bodemkwaliteitskaart Gouda, CSO, rapportnr. 02.140, 16 september 2002

  • i.

    Vernieuwde bodemkwaliteitskaart voor het stedelijk gebied van de gemeente Moordrecht,

  • Royal Haskoning, projectnr 9P3471, 16 juni 2004

  • j.

    Bodemkwaliteitskaart voor het stedelijk gebied van de gemeente Nederlek, Royal Haskoning, projectnr 9P8038, 29 oktober 2004

  • k.

    Bodemkwaliteitskaart voor het stedelijk gebied van de gemeente Nieuwerkerk aan den IJssel, Royal Haskoning, projectnr 9M8559, 1 oktober 2003

  • l.

    Bodemkwaliteitskaart voor het stedelijk gebied van de gemeente Ouderkerk, Royal Haskoning, projectnr 9M8559, 7 oktober 2003

  • m.

    Bodemkwaliteitskaart voor het stedelijk gebied van de gemeente Reeuwijk, Royal Haskoning, projectnr 9M8559, 25 september 2003

  • n.

    Rapportage bodemkwaliteitskaart voor het stedelijk gebied van de gemeente Schoonhoven,

  • Royal Haskoning, projectnr 9M2320, 24 februari 2003

  • o.

    Rapportage bodemkwaliteitskaart voor het stedelijk gebied van de gemeente Vlist, Royal Haskoning, projectnr 9M2320, 24 februari 2003

  • p.

    Bodemkwaliteitskaart voor het stedelijk gebied van de gemeente Waddinxveen, Royal Haskoning, projectnr 9P0470, 15 augustus 2003

  • q.

    Bodemkwaliteitskaart voor het stedelijk gebied van de gemeente Zevenhuizen-

  • Moerkapelle, Royal Haskoning, projectnr 9M8559, 7 oktober 2003

  • r.

    Informatie over de gemeenten en plaatsen afkomstig van www.wikipedia.nl, december 2015

  • s.

    Informatie over historische ontwikkeling van gemeenten en plaatsen afkomstig van www.geschiedenisvanzuidholland.nl, december 2015

  • t.

    Topografisch kaartmateriaal van www.opentopo.nl, juni 2015

Bijlage 3Selectie bodemonderzoeksgegevens

 

MEMO

 

Project Bodemkwaliteitskaart gemeente Alphen aan den Rijn Onderwerp Voorstel selectie dataset

Referentie 14M2027_N_001_v2

Datum 13 april 2015

Auteur Karin Reezigt (LievenseCSO) Bestemd voor Bernd van den Berg (ODMH)

Meike Breedveld (ODMH)

Anka Silvertand (gemeente Alphen aan den Rijn)

 

Algemeen

Deze notitie bevat het voorstel voor de selectiecriteria voor representatieve bodemonderzoeken van de voormalige gemeenten Alphen aan den Rijn en Rijnwoude uit het bodeminformatiesysteem Squit van de omgevingsdienst West-Holland. Deze geselecteerde onderzoeken zullen gebruikt worden voor de actualisatie van de bodemkwaliteitskaart door de gemeente Alphen aan den Rijn.

 

Voor het maken van de bodemkwaliteitskaart is het van belang om een representatieve dataset te maken, zodat de diffuse bodemkwaliteit binnen een bodemkwaliteitzones zo goed mogelijk kan worden bepaald. Aangezien het bodeminformatiesysteem van de Omgevingsdienst West-Holland zowel analysegegevens bevatten van onverdachte als verdachte locaties stelt LievenseCSO, op basis van ervaring, een aantal selecties voor om tot een voor de bodemkwaliteitskaart representatieve dataset te komen.

 

In totaal zijn de volgende aantallen in het bodeminformatiesysteem beschikbaar:

In BIS beschikbare gegevens

Aantal

Locaties

4.021

Onderzoeken

5.113

Analysemonsters

10.768

waarvan: analysemonsters grond met relevante stoffen

7.491

 

Het hieronder beschreven voorstel wordt voorgelegd aan de opdrachtgever. Na goedkeuring van het voorstel voor de dataselectie levert LievenseCSO ter controle de lijsten met geselecteerde en niet- geselecteerde rapporten. De opdrachtgever kan op basis van deze lijsten besluiten gegevens alsnog aan de dataset voor de bodemkwaliteitskaart toe te voegen of te verwijderen.

 

Onderzoeken/locaties die niet aan bovenstaande criteria voldoen, maar wel als geschikt worden aangemerkt bij de selectie in stap 2, worden voorgelegd aan de opdrachtgever. Mogelijk kunnen de ontbrekende gegevens nog worden aangevuld zodat de betreffende analysegegevens toch meegenomen kunnen worden.

 

Stappen selectie

Ons voorstel is om op onderstaande wijze de representatieve gegevens te selecteren:

 

Stap 1: Selectiecriteria algemeen

Analysegegevens uit het bodeminformatiesysteem worden geselecteerd als de gegevens minimaal over de volgende informatie beschikt:

  • De boring, het onderzoek of de locatie is ingetekend. Bij het toekennen van de X-

  • en Y-coördinaten aan een analysemonster wordt in principe het middelpunt van het onderzoek toegevoegd. Als dat niet aanwezig is wordt het middelpunt van de locatie toegevoegd.

  • De rapportdatum is ingevuld. Volgens de Richtlijn mogen alleen analysegegevens voor de bodemkwaliteitskaart worden gebruikt die niet ouder zijn dan 5 jaar. De Richtlijn geeft wel aan dat oudere gegevens gebruikt mogen worden als deze vergelijkbaar zijn met recente gegevens. De gemeente kan dit met haar gebiedskennis beoordelen. Indien zij aangeeft dat de oudere gegevens inderdaad vergelijkbaar zijn met de recente gegevens, stellen wij voor om alle rapporten vanaf 1 januari 2000 te selecteren.

  • De diepte van het analysemonster is ingevuld en de gemiddelde diepte van het analysemonster ligt maximaal 2 meter beneden het maaiveld.

  • Het analysemonster is geanalyseerd voor één of meerdere stoffen van het standaard NEN5740 stoffenpakket.

  • Het analysemonster betreft een grondanalyse. Overige analysemonsters waaronder grondwater- en waterbodemmonster worden niet meegenomen in de dataset.

Onderzoeken/locaties die niet aan bovenstaande criteria voldoen, maar wel als geschikt worden aangemerkt bij de selectie in stap 2, worden voorgelegd aan de opdrachtgever. Mogelijk kunnen de ontbrekende gegevens nog worden aangevuld zodat de betreffende analysegegevens toch meegenomen kunnen worden.

 

Stap 2: Selectiecriteria voor diffuse bodemkwaliteit

In de onderstaande tabellen is een overzicht gegeven van de voor de selectie gebruikte invoervelden en welke items per invoerveld wel/niet/misschien geschikt zijn voor de dataset van de bodemkwaliteitskaart. Het uiteindelijk wel of niet meenemen van een analysemonster is als volgt: indien één of meer invoervelden op ‘nee’ staat dan worden het betreffende onderzoek en de onderliggende analysemonsters niet meegenomen in de dataset voor de bodemkwaliteitskaart.

 

Tabel 3.3 Selectie onderzoeken obv aanleding

Aanleiding (Onderzoek)

Aantal

Geschikt

LEEG

1189

ONBEKEND: VOORSTEL = JA

bestemmingswijziging, VINEX,locatieontwikkeling

233

JA

BOOT

207

NEE

Bouwvergunning

1221

JA

Calamiteit

66

NEE

Civieltechnisch

251

JA

Eindsituatie

2

NEE

ISV-programmering

27

JA

Landsdekkend

21

JA

Nulsituatie

270

JA

Omgevingsvergunning

11

JA

Onbekend

35

ONBEKEND: VOORSTEL = JA

Transactie

500

JA

Vermoeden of melding verontreiniging

211

NEE

Voorgaand

869

JA

 

Tabel 3.4 Selectie onderzoeken obv type onderzoek

Type onderzoek (Onderzoek)

Aantal

Geschikt

(leeg)

21

ONBEKEND: VOORSTEL = JA

(Na)zorgrapportage

50

NEE

ASB - asbest onderzoek NEN 5707

31

NEE

avr (aanvullend rapport)

118

JA

Bijzonder inventariserend onderzoek

4

NEE

Bodemsanering bedrijven (BSB)

26

NEE

BOOT

101

NEE

Bouwstoffenbesluit

58

MISSCHIEN (alleenin-situ)

brf (briefrapport)

100

JA

fax

7

JA

Historisch onderzoek

272

NEE

Indicatief onderzoek

480

JA

Meldingsformulier BUS evaluatieverslag

42

NEE

Meldingsformulier BUS saneringsplan

66

NEE

Monitoringsplan

2

NEE

Monitoringsrapportage

234

NEE

Nader onderzoek

570

JA

Nazorgplan

2

NEE

Nul- of Eindsituatieonderzoek

169

JA

Orienterend bodemonderzoek

414

JA

Partijkeuring grond

16

MISSCHIEN (alleenin-situ)

Plan van aanpak (vooronderhoudsbagger)

1

NEE

Pre-HO

3

NEE

Sanerings evaluatie

388

NEE

Sanerings onderzoek

64

NEE

Saneringsplan

322

NEE

Verkennend onderzoek NEN 5740

858

JA

Verkennend onderzoek NVN 5740

645

JA

Verkennend onderzoek stortplaatsen

1

NEE

Verkennend onderzoek voor waterbodems (NVN5720)

48

NEE

 

Tabel 3.5 Selectie locaties obv verontreinigingsstatus

Status oordeel (Locatie)

Aantal

Geschikt

(leeg)

95

ONBEKEND: VOORSTEL = JA

ernstig, geenrisico''s bepaald

2

MISSCHIEN (alleendiffuus ernstig)

ernstig, geenspoed

39

MISSCHIEN (alleendiffuus ernstig)

Ernstig, niet urgent

103

MISSCHIEN (alleendiffuus ernstig)

ernstig, spoed,risico''s wegnemen en uiterlijk sanerenvoor 2015

11

NEE

Ernstig, urgentie niet bepaald

16

MISSCHIEN (alleendiffuus ernstig)

Niet ernstig

272

JA

niet ernstig, licht tot matigverontreinigd

106

JA

niet ernstig, plaatselijk sterk verontreinigd

38

JA

Onverdacht/Niet verontreinigd

950

JA

Pot. verontreinigd

1075

JA

Potentieel Ernstig

1166

JA

Potentieel Ernstigen Urgent

130

JA

potentieel spoed

6

JA

Urgent, san binnen 4 jaar

8

NEE

Urgent, san binnen 5-10jaar

2

NEE

Urgent, startsan voor 2015

2

NEE

 

Tabel 3.6 Selectie locaties obv vervolgactie

Vervolgactie Wbb (Locatie)

Aantal

Geschikt

(leeg)

48

ONBEKEND: VOORSTEL = JA

monitoring

28

NEE

opstellen SP

30

MISSCHIEN (alleendiffuse

verontreiniging)

registratie restverontreiniging

23

MISSCHIEN (alleendiffuse

verontreiniging)

starten sanering

51

MISSCHIEN (alleendiffuse

verontreiniging)

Uitvoeren aanvullend NO

15

JA

uitvoeren aanvullend onderzoek

11

JA

Uitvoeren aanvullend OO

119

JA

Uitvoeren aanvullend SO

1

NEE

Uitvoeren aanvullend SP

1

NEE

Uitvoeren aanvullende sanering

1

NEE

uitvoeren actievenazorg

3

NEE

uitvoeren evaluatie

17

NEE

Uitvoeren historisch onderzoek

807

JA

uitvoeren NO

189

JA

uitvoeren OO

188

JA

uitvoeren SO

6

NEE

voldoende gesaneerd

134

NEE

voldoende onderzocht

2349

JA

 

Bijlage 4Overzicht uitbijters

 

Bodemkwaliteitszone

Bodemlaag

Bron

Locatie

Onderzoek

Rapnr

Monster

Bov

Ond

Uitbijter

Zone 01A: Binnenstad Gouda

Bovengrond

Nazca MH Gouda

Wachtelstraat 1, 1a,1b

Verkennend Onderzoek 1

01,4720,05

MM1

0

0,5

PAK (44)

Zone 01B: Binnenstad Schoonhoven

Bovengrond

Nazca MH Krimpenerwaard

De Montignylaan 2

Verkennend Onderzoek 2

854203

MM BG

0

0,5

Cu (290)

Zone 01C: Kern Bodegraven

Bovengrond

Nazca MH Bodegraven-Reeuwijk

Wilhelminastraat/ Van Tolstraat

Nader Onderzoek 1

f:\bodem\B5180\B5180,rap

Onderzoek alle individuele monsters op alleenlood

Zone 01D: Oudedorp Zoetermeer

Bovengrond

Zoetermeer

ex Garage C.P.Bos

vm Garage C.P.Bos

99.10.0259.219

MM3

0,5

Olie (360)

Zone 01D: Oudedorp Zoetermeer

Bovengrond

Zoetermeer

ex Garage C.P.Bos

vm Garage C.P.Bos

99.10.0259.219

MM2

0,2

0,7

Hg (3,1)

Zone 01D: Oudedorp Zoetermeer

Bovengrond

Zoetermeer

ex Garage C.P.Bos

vm Garage C.P.Bos

99.10.0259.219

M4

0,2

0,3

Olie (1100)

Zone 01D: Oudedorp Zoetermeer

Bovengrond

Zoetermeer

ex Garage C.P.Bos

vm Garage C.P.Bos

99.10.0259.219

MM1

0,5

Ni (44)

Zone 01D: Oudedorp Zoetermeer

Bovengrond

Zoetermeer

Delftsewallen 23-25

Delftsewallen 23-25

20130934

103

0,1

0,5

Pb (1500)

Zone 01D: Oudedorp Zoetermeer

Bovengrond

Zoetermeer

Voormalige Muziekschool

Voormalige Muziekschool

12114

M2

0,5

Zn (1600)

Zone 01D: Oudedorp Zoetermeer

Bovengrond

Zoetermeer

Carl van Waay Beheer bv

Carl van Waay Beheer bv

PB01290/B01

M1

0,5

Pb (1400), Zn (1600)

Zone 01D: Oudedorp Zoetermeer

Bovengrond

Zoetermeer

Schildersbedrijf Verlaan

Schildersbedrijf Verlaan

01.21698/JU

MM1

0,05

0,5

PAK (517)

Zone 01D: Oudedorp Zoetermeer

Bovengrond

Zoetermeer

Dorpsstraat 40

Dorpsstraat 40

OHZO120388

005-A

0,4

PCB (0,7)

Zone 01D: Oudedorp Zoetermeer

Bovengrond

Zoetermeer

Dorpsstraat 40

Dorpsstraat 40

OHZO120388

M01

0,5

PCB (0,7)

Zone 01E: Historische bebouwing Alphen

Bovengrond

Alphen

Gouwsluisseweg 20-38

Gouwsluisseweg 20 - 36

BO2360302

M4

0,5

PAK (74)

Zone 01E: Historische bebouwing Alphen

Bovengrond

Alphen

Gouwsluisseweg 20-38

Gouwsluisseweg 20 - 36

BO2360302

M9

0,05

0,5

PAK (470), Olie (800)

Zone 01E: Historische bebouwing Alphen

Bovengrond

Alphen

Hooftstraat 229

Hooftstraat 229

20081580/JABO

M3

0,25

0,7

Pb (1700)

Zone 01E: Historische bebouwing Alphen

Bovengrond

Alphen

Hooftstraat 229

Hooftstraat 229

20081580/JABO

M12

0,2

0,5

PB (1100)

Zone 01E: Historische bebouwing Alphen

Bovengrond

Alphen

Raadhuisstraat 105-129

Raadhuisstraat 105-129

5813

5

0,15

0,4

Olie (3100)

Zone 01E: Historische bebouwing Alphen

Bovengrond

Alphen

Raadhuisstraat 105-129

Raadhuisstraat 105-129

5813

8

0,1

0,5

PAK (480)

Zone 02: Hist beb 2 - Krimpenerwaard

Bovengrond

Nazca MH Krimpenerwaard

Bovenkerkseweg 17A-23 en tracé Hoflaan

(Plangebied Centrum)

Verkennend Onderzoek 1

00,20251/DZ

Heel onderzoek, bovengrond

Zone 02: Hist beb 2 - Krimpenerwaard

Bovengrond

Nazca MH Krimpenerwaard

Bovenkerkseweg 21 en 23

Verkennend Onderzoek 1

5227

5 (0-0,5)

0

0,5

PAK (1200), Olie(1000)

Zone 02: Hist beb 2 - Krimpenerwaard

Bovengrond

Nazca MH Krimpenerwaard

Bovenkerkseweg 21 en 23

Nader Onderzoek 1

05227B

103 (0-0,5)

0

0,5

PAK (310)

Zone 03: Historische bebouwing zeekleipolders

Bovengrond

Alphen

Dorpsstraat 99 (Benthuizen)

Dorpsstraat 99

PM 0410102

M4

0,2

0,6

Olie (4060)

Zone 03: Historische bebouwing zeekleipolders

Bovengrond

Alphen

Dorpsstraat 133

Dorpsstraat 133

10125VLH

0,2

0,7

Pb (4600)

Zone 03: Historische bebouwing zeekleipolders

Bovengrond

Alphen

Torengaarde

Torengaarde

250857-06

Heel onderzoek, bovengrond

Zone 03: Historische bebouwing zeekleipolders

Bovengrond

Nazca MH Waddinxveen

Noordkade 133-135 en naastgelegen terrein

Nader Onderzoek 1

05,R408

1

0,06

0,5

PAK (250), Olie (1900)

Zone 03: Historische bebouwing zeekleipolders

Bovengrond

Nazca MH Waddinxveen

Noordkade 133-135 en naastgelegen terrein

Nader Onderzoek 1

05,R408

1

0,1

0,6

HG (2,1)

Zone 03: Historische bebouwing zeekleipolders

Bovengrond

Nazca MH Zuidplas

Burgemeester Klinkhamerweg 2

Verkennend Onderzoek 1

GM02207

MM2

0

0,55

Cu (520)

Zone 03: Historische bebouwing zeekleipolders

Bovengrond

Nazca MH Zuidplas

Lange Zijde 6

Verkennend Onderzoek 1

04-P-310

2 (0-0,5)

0

0,5

PAK (96)

Zone 03: Historische bebouwing zeekleipolders

Bovengrond

Nazca MH Zuidplas

Lange Zijde 6

Verkennend Onderzoek 1

04-P-310

10 (0-0,5)

0

0,5

PAK (180)

Zone 03: Historische bebouwing zeekleipolders

Bovengrond

Nazca MH Zuidplas

Middelweg 62

Verkennend onderzoek Middelweg 62 te

Moordrecht

14M1269-B

MM2

0

0,5

PAK (1277)

Zone 04A: Oude beb 1

Bovengrond

Nazca MH Boskoop

Noordeinde 365

Verkennend Onderzoek 2

0118BRB

Heel onderzoek, bovengrond

Zone 04A: Oude beb 1

Bovengrond

Nazca MH Boskoop

Reijerskoop 341 nabij

Verkennend bodemonderzoek Reijerskoop 341 nabij

271776-76

MM03

0

0,5

Olie (2300)

Zone 04A: Oude beb 1

Bovengrond

Nazca MH Bodegraven-Reeuwijk

Raadhuisplein 1

Verkennend Onderzoek 4

S2056-80-001

MM3

0,05

0,7

PB (420)

Zone 04A: Oude beb 1

Bovengrond

Nazca MH Bodegraven-Reeuwijk

Willemsplein

Verkennend Onderzoek 3

05,R093

1

0,3

0,5

PB (440)

Zone 04A: Oude beb 1

Bovengrond

Nazca MH Gouda

Schielands Hoge Zeedijk 20b

Verkennend Onderzoek 2

07L434

1

0

0,5

PAK (360)

Zone 04A: Oude beb 1

Bovengrond

Nazca MH Gouda

Watergraspad ong,

Verkennend onderzoek 1

0806A122/RHA/rap1

M1-2

0,3

0,6

Zn (1100)

Zone 04A: Oude beb 1

Bovengrond

Nazca MH Gouda

Watergraspad ong,

Nader onderzoek 1

0806A122/RHA/rap2

M104-1

0

0,5

Zn (640)

Zone 05: Uitbreidingen 1

Bovengrond

Alphen

Stuyvesantlaan ongenummerd

Stuyvesantlaan ongenummerd

80803

M6

0,1

0,7

PCB (0,3), PAK(90)

Zone 05: Uitbreidingen 1

Bovengrond

Alphen

Rijndijk 129

Rijndijk 129

274973.MBG.340.R004

M2

0,5

PCB (0,23)

Zone 05: Uitbreidingen 1

Bovengrond

Alphen

Rijndijk 129

Rijndijk 129

274973.MBG.340.R004

M3

0,5

PCB (0,25)

Zone 05: Uitbreidingen 1

Bovengrond

Nazca MH Bodegraven-Reeuwijk

Kennedypark

Monitoring PAK-afbraak

20051992/BBOE

2

0,2

0,6

PAK (2100), Olie(3300)

Zone 05: Uitbreidingen 1

Bovengrond

Nazca MH Bodegraven-Reeuwijk

Kennedysingel Hockeyveld en AWZI

Nader Onderzoek 1

06,R058

2

0,2

0,7

Zn (820)

Zone 05: Uitbreidingen 1

Bovengrond

Nazca MH Bodegraven-Reeuwijk

Moerweide, ongenummerd (noordelijk deel)

Verkennend Onderzoek 1

02137MOR

M1

0

0,5

Hg (140)

Zone 05: Uitbreidingen 1

Bovengrond

Nazca MH Gouda

Abel Tasmanlaan 11

Verkennend Onderzoek 1

43017

mm1

0

0,5

Hg (180)

Zone 05: Uitbreidingen 1

Bovengrond

Nazca MH Gouda

Bodemkwaliteitskaart2010 (BKK 2010)

Grootschalig bodemonderzoek tbvhet opstellen van

een BKK Midden-Holland en Zoetermeer

197239

z06d08b02-1

0

0,5

Ba (1900), Mo (55), Ni (630),PAK (82)

Zone 05: Uitbreidingen 1

Bovengrond

Nazca MH Gouda

Julianasluis 'Deellocatie 4' te Gouda

Verkennend milieukundig bodemonderzoek

Julianasluis in Gouda'Deellocatie 4'

NC10260103/4-II

39-1 39-1

0

0,5

PAK (1200), Olie(1400)

Zone 05: Uitbreidingen 1

Bovengrond

Nazca MH Gouda

Ruys de Beerenbroucklaan 3

Verkennend Onderzoek 2

C02-188-O

M1

0

0,5

Cd (4,1)

Zone 06: Uitbreidingen 2

Bovengrond

Alphen

Christinastraat 7a

Christinastraat 7a

220443

M7

0,1

0,6

PAK (390), Olie (4700)

Zone 06: Uitbreidingen 2

Bovengrond

Zoetermeer

Groen En Bregman

Hele locatie

Zone 06: Uitbreidingen 2

Bovengrond

Zoetermeer

ID College

ID College

NC14090300

MM3

0,55

PAK (31)

Zone 06: Uitbreidingen 2

Bovengrond

Zoetermeer

ID College

ID College

NC14090300

14-jan

0,5

PAK (130)

Zone 06: Uitbreidingen 2

Bovengrond

Zoetermeer

Leidsewallenpad

Leidsewallenpad

ZOOS130308

MM3

0,3

0,7

Hg (2,3), Zn (630)

Zone 06: Uitbreidingen 2

Bovengrond

Zoetermeer

Leidsewallenpad

Leidsewallenpad

ZOOS130308

6

0,3

0,7

Hg (3,3), Zn (850)

Zone 06: Uitbreidingen 2

Bovengrond

Nazca MH Krimpenerwaard

Buiten de Veerpoort 5 (Wbb)

Nader Onderzoek 2

06,L480,20

Heel onderzoek, bovengrond

Zone 06: Uitbreidingen 2

Bovengrond

Nazca MH Krimpenerwaard

Hoofdstraat hoek Rijsdijk

Nader Onderzoek 1

C03-401-N

MM-2

0,03

0,5

PAK (76)

Zone 06: Uitbreidingen 2

Bovengrond

Nazca MH Krimpenerwaard

Hoofdstraat hoek Rijsdijk

Verkennend Onderzoek 1

C03-200-O

12(0-50)

0

0,5

Cu (890), Pb (1400), Zn (1100)

Zone 06: Uitbreidingen 2

Bovengrond

Nazca MH Krimpenerwaard

Hoofdstraat hoek Rijsdijk

Verkennend Onderzoek 1

C03-200-O

10(0-50)

0

0,5

PB (2300)

Zone 06: Uitbreidingen 2

Bovengrond

Nazca MH Zuidplas

Raadhuisplein 1

Verkennend Onderzoek 1

40302

2

0,3

0,5

Pb (640), Zn (1200)

Zone 06: Uitbreidingen 2

Bovengrond

Nazca MH Zuidplas

Schoolstraat 1-39

Verkennend onderzoek Schoolstraat 1 - 39 te

Zevenhuizen

14M1054

MM05

0

0,5

PAK (1057)

Zone 06: Uitbreidingen 2

Bovengrond

Nazca MH Zuidplas

Schoolstraat 1-39

Verkennend onderzoek Schoolstraat 1 - 39 te

Zevenhuizen

14M1054

MM07

0

0,5

PAK (1637)

Zone 07: Recente uitbreidingen

Bovengrond

Alphen

Sportlaan 3

Sportlaan 3

20080774/SWIJ

M1

0,5

Hg (10,5)

Zone 07: Recente uitbreidingen

Bovengrond

Alphen

N11 / GoudseSchouw

N11 / GoudseSchouw

MNO-HJB-110022707

MM4

0,5

PAK (62)

   

Bodemkwaliteitszone

Bodemlaag

Bron

Locatie

Onderzoek

Rapnr

Monster

Bov

Ond

Uitbijter

Zone 07: Recente uitbreidingen

Bovengrond

Alphen

N11 / GoudseSchouw

N11 / GoudseSchouw

MNO-HJB-110022707

30

0,4

Cu (300)

Zone 07: Recente uitbreidingen

Bovengrond

Alphen

Gruttolaan, B4142, B4143

Gruttolaan, B4142, B4143

06-05-0336

M2

0,5

Cd (3,1), Pb (2400), Zn (800)

Zone 07: Recente uitbreidingen

Bovengrond

Zoetermeer

Stichting Pelgrimshoeve

Pelgrimshoeve

PB06014/D01

MM5

0,7

Ni (140)

Zone 07: Recente uitbreidingen

Bovengrond

Zoetermeer

Ibm, Johnson Controls Ifm

Breevast BV

254028.1

MM2

0,5

Cd (7)

Zone 07: Recente uitbreidingen

Bovengrond

Zoetermeer

Middengebied Vlamingstraat

Hele locatie

Zone 07: Recente uitbreidingen

Bovengrond

Zoetermeer

Fietscrossbaan

Fietscrossbaan

20120158

MM03

0,1

Ni (210)

Zone 07: Recente uitbreidingen

Bovengrond

Nazca MH Gouda

Bodemkwaliteitskaart2010 (BKK 2010)

Grootschalig bodemonderzoek tbvhet opstellen van

een BKK Midden-Holland en Zoetermeer

197239

Z21D05B01-1

0

0,5

Heel monster

Zone 07: Recente uitbreidingen

Bovengrond

Nazca MH Gouda

Bodemkwaliteitskaart2010 (BKK 2010)

Grootschalig bodemonderzoek tbvhet opstellen van

een BKK Midden-Holland en Zoetermeer

197239

z14d15b01-1

0

0,5

Pb (1600)

Zone 07: Recente uitbreidingen

Bovengrond

Nazca MH Gouda

Bodemkwaliteitskaart2010 (BKK 2010)

Grootschalig bodemonderzoek tbvhet opstellen van

een BKK Midden-Holland en Zoetermeer

197239

z15d01b01-1

0

0,5

Heel monster

Zone 07: Recente uitbreidingen

Bovengrond

Nazca MH Krimpenerwaard

Tiendhoek II

Verkennend Onderzoek 1

C01-234,O

27,s1

0

0,5

PAK (203)

Zone 07: Recente uitbreidingen

Bovengrond

Nazca MH Krimpenerwaard

Volière 1 / De Boezemnaast 1

Verkennend Onderzoek 1

05,R179

2

0,2

0,6

PAK heel onderzoek, Olie (1400)

Zone 07: Recente uitbreidingen

Bovengrond

Nazca MH Zuidplas

Hollevoeterlaan (steeg achternr 1-25)

Verkennend onderzoek steeg nabij Hollevoeterlaan

te Moerkapelle

14M1077

MM3

0,05

0,8

PAK (2417)

Zone 07: Recente uitbreidingen

Bovengrond

Nazca MH Zuidplas

Parallelweg Zuid 123A

Verkennend Onderzoek 1

C06-436-0

3 (0,3-0,5)

0,3

0,5

Olie (11000)

Zone 07: Recente uitbreidingen

Bovengrond

Nazca MH Zuidplas

Zaagmolenpad 1 e,o,

Verkennend Onderzoek 1

AT04277

Heel onderzoek

Zone 07: Recente uitbreidingen

Bovengrond

Nazca MH Zuidplas

Zuidplasweg 12 - 14

Verkennend Onderzoek 1

02,23041_A/ML

3(10-50)

0,1

0,5

PAK (60)

Zone 08A: Lintbebouwing veenweidegebied

Bovengrond

Alphen

Dorpsstraat 25

Dorpsstraat 25

3961

M2

0,2

Olie (3000)

Zone 08A: Lintbebouwing veenweidegebied

Bovengrond

Alphen

Zuideinde 17b

Zuideinde 17b

6216/HH

M4

0,5

Zn (1500)

Zone 08A: Lintbebouwing veenweidegebied

Bovengrond

Alphen

Dorpsstraat 64 (Aarlanderveen)

Dorpsstraat 64

04X2257.001

M3

0,2

0,7

Olie (10000)

Zone 08A: Lintbebouwing veenweidegebied

Bovengrond

Alphen

Ridderbuurt 37

Ridderbuurt 37

35102

MM1

0,5

Cd (33), Cu (780), Zn (5400)

Zone 08A: Lintbebouwing veenweidegebied

Bovengrond

Alphen

Ridderbuurt 37

Ridderbuurt 37

10-03

MM2

0,5

Co (45), Ni (120), Zn (1000)

Zone 08A: Lintbebouwing veenweidegebied

Bovengrond

Alphen

Dorpsstraat 1-5

Dorpsstraat 1-5

10-2124-RO1NL

MM1

0,5

Cu (260)

Zone 08A: Lintbebouwing veenweidegebied

Bovengrond

Alphen

Ridderbuurt 73

Ridderbuurt 73

14364

M12

0,5

Cu (580)

Zone 08A: Lintbebouwing veenweidegebied

Bovengrond

extra invoer Alphen

Zuideinde 61

Zuideinde 61

131205

MM1 bg

0,5

Ba (820), Cu (98), Pb (510), Zn (1600), Olie (1500)

Zone 08A: Lintbebouwing veenweidegebied

Bovengrond

Alphen

Laag Boskoop 6-8

Laag Boskoop 6-8

GM01052

MM1

0,5

Cu (330), Pb (870)

Zone 08A: Lintbebouwing veenweidegebied

Bovengrond

Alphen

Laag Boskoop 6-8

Laag Boskoop 6-8

GM01109

M2

0,5

Cu (250), Zn (1100)

Zone 08A: Lintbebouwing veenweidegebied

Bovengrond

Nazca MH Gouda

Bloemendaalseweg 52

Nader Onderzoek 1

05,R404

1

0,04

0,5

Pb (1900)

Zone 08A: Lintbebouwing veenweidegebied

Bovengrond

Nazca MH Gouda

Bloemendaalseweg 52

Nader Onderzoek 1

05,R404

1

0,04

0,5

Pb (4300)

Zone 08A: Lintbebouwing veenweidegebied

Bovengrond

Nazca MH Gouda

Bloemendaalseweg 52

Verkennend Onderzoek 1

05,R120

06(0-50)

0

0,5

Pb (1600), Zn (1100)

Zone 08B: Lintbebouwing Oude Rijn

Bovengrond

Alphen

Goudse Rijpad 3

Goudse Rijpad 3

70136ROA

M2

0,05

0,3

Olie (830)

Zone 08B: Lintbebouwing Oude Rijn

Bovengrond

Alphen

Hoorn 316 (FirmaSprey Houtimport B.V.)

Hoorn 316-320

PB04326/A/D01

M1

0,5

PAK (160) Olie(830)

Zone 08B: Lintbebouwing Oude Rijn

Bovengrond

Alphen

Hoorn 316 (FirmaSprey Houtimport B.V.)

Hoorn 320

10.10.2905.2116

MM2

0,19

0,4

Cd (130)

Zone 08B: Lintbebouwing Oude Rijn

Bovengrond

Alphen

Hoorn 316 (FirmaSprey Houtimport B.V.)

Hoorn 320

10.10.2905.2116

MM4

0,5

Mo (8.1)

Zone 08B: Lintbebouwing Oude Rijn

Bovengrond

Alphen

Hoorn 316 (FirmaSprey Houtimport B.V.)

Hoorn 320

10.10.2905.2116

MM5

0,5

PAK (56)

Zone 08B: Lintbebouwing Oude Rijn

Bovengrond

Alphen

Hoorn 316 (FirmaSprey Houtimport B.V.)

Hoorn 320

R001-4731853SVM-per-V02-NL

16

0,5

PCB (0,74)

Zone 08B: Lintbebouwing Oude Rijn

Bovengrond

Alphen

Gnephoek 42

Gnephoek achter 42 en 42B

16536

bg2

0,7

Cu (2500)

Zone 08B: Lintbebouwing Oude Rijn

Bovengrond

Alphen

Steekterweg 77

Steekterweg 77

41006

M2

0,5

Cd (4)

Zone 08B: Lintbebouwing Oude Rijn

Bovengrond

Alphen

Rijndijk 300

Rijndijk 300

11155RYH

Heel onderzoek

Zone 08B: Lintbebouwing Oude Rijn

Bovengrond

Alphen

Rijndijk 158-168 ev

Rijndijk 158-168 ev

U08-1332

MM2

0,5

PCB (130)

Zone 08B: Lintbebouwing Oude Rijn

Bovengrond

Alphen

Rijndijk 158-168 ev

Rijndijk 158-168 ev

U08-1332

M1

0,05

0,5

PCB (290)

Zone 08B: Lintbebouwing Oude Rijn

Bovengrond

Alphen

Rijndijk 49

Rijndijk 49

GM01233

MM1

0,5

PAK (62)

Zone 08B: Lintbebouwing Oude Rijn

Bovengrond

Alphen

Dorpsstraat 1 (to)

Dorpsstraat 1 (to)

LEKO110840

004A

0,5

PAK (63)

Zone 08B: Lintbebouwing Oude Rijn

Bovengrond

Nazca MH Bodegraven-Reeuwijk

Hoge Rijndijk 90

Verkennend Onderzoek 1

GM01208

3,1

0

0,5

Pb (1200)

Zone 09: Lintbebouwing op toemaakdek

Bovengrond

Alphen

Voorweg 135a

Voorweg 135a

65396

B4-A

0,5

PAK (170)

Zone 09: Lintbebouwing op toemaakdek

Bovengrond

Alphen

Voorweg 135a

Voorweg 135a

65396

B108-A

0,5

PAK (120)

Zone 09: Lintbebouwing op toemaakdek

Bovengrond

Nazca MH Boskoop

Nesse, wegtrace thv7-12

Verkennend Onderzoek 1

3848663

26,1

0

0,5

Olie (4200)

Zone 09: Lintbebouwing op toemaakdek

Bovengrond

Nazca MH Bodegraven-Reeuwijk

Dorpsweg 18

Verkennend Onderzoek 1

06,R056

1

0

0,5

PAK (140)

Zone 09: Lintbebouwing op toemaakdek

Bovengrond

Nazca MH Bodegraven-Reeuwijk

Dorpsweg 18

Verkennend Onderzoek 1

06,R056

1

0

0,5

PAK (150)

Zone 09: Lintbebouwing op toemaakdek

Bovengrond

Nazca MH Bodegraven-Reeuwijk

Oud Reeuwijkseweg 7

Nader Onderzoek 1

05,R367

1

0

0,5

PB (4500)

Zone 09: Lintbebouwing op toemaakdek

Bovengrond

Nazca MH Waddinxveen

Bloemendaalseweg 17bis

Verkennend Onderzoek 1

04186JOW

6,1

0

0,5

Pb (3400), Zn (2700)

Zone 10: Lint 3 - Krimpenerwaard

Bovengrond

Nazca MH Krimpenerwaard

Benedenberg 74

Verkennend Onderzoek 1

AT03288

1

0,05

0,35

Pb (650)

Zone 10: Lint 3 - Krimpenerwaard

Bovengrond

Nazca MH Krimpenerwaard

Benedenberg 74

Verkennend Onderzoek 1

AT03288

1

0,05

0,3

PB (720)

Zone 10: Lint 3 - Krimpenerwaard

Bovengrond

Nazca MH Krimpenerwaard

Oost-Vlisterdijk 15-16

Verkennend Onderzoek 1

LA,02,132,A1

MM1

0

0,5

PB (790)

Zone 10: Lint 3 - Krimpenerwaard

Bovengrond

Nazca MH Krimpenerwaard

Oost-Vlisterdijk 15-16

Verkennend Onderzoek 1

LA,02,132,A1

MM2

0

0,5

Ni (110)

Zone 10: Lint 3 - Krimpenerwaard

Bovengrond

Nazca MH Krimpenerwaard

Provincialeweg Oost 123

Verkennend Onderzoek 1

LA,03,164

MM1

0

0,5

Ni (130)

Zone 11: Lint4 - dijkbebouwing Krimpenerwaard

Bovengrond

Nazca MH Krimpenerwaard

Opperduit 52

Verkennend Onderzoek 1

07,01,0266

MM1

0

0,5

Ni (160)

Zone 12: Lintbebouwing zeekleipolders

Bovengrond

Alphen

Ambachtspolder

Voorweg er Roemer

11075GRH

47

0,3

PAK (140)

Zone 12: Lintbebouwing zeekleipolders

Bovengrond

Alphen

Ambachtspolder

Voorweg er Roemer

11075GRH

52

0,3

PAK (310)

Zone 12: Lintbebouwing zeekleipolders

Bovengrond

extra invoer Alphen

Westeinde 31

Westeinde 31

13-2117-R01AvH

MM1

0,5

Ba (1200)

Zone 12: Lintbebouwing zeekleipolders

Bovengrond

Zoetermeer

P. V/D BurgB.V. Opel Dealer

P. V/D BurgB.V. Opel Dealer

20130125

MM1

0,08

0,5

Hg (5,2)

Zone 12: Lintbebouwing zeekleipolders

Bovengrond

Zoetermeer

Voorweg 170B

Voorweg 170B

PB07220/D03

M8

0,3

0,6

PAK (290)

Zone 12: Lintbebouwing zeekleipolders

Bovengrond

Zoetermeer

Voorweg 226 en 226a

Voorweg 226/226a

15242

MM02

0,5

PAK (152)

Zone 12: Lintbebouwing zeekleipolders

Bovengrond

Zoetermeer

Voorweg 105B

Voorweg 105B

05-05-616

M3

0,05

0,5

Olie (2800)

Zone 12: Lintbebouwing zeekleipolders

Bovengrond

Nazca MH Gouda

Bodemkwaliteitskaart2010 (BKK 2010)

Grootschalig bodemonderzoek tbvhet opstellen van

een BKK Midden-Holland en Zoetermeer

197239

z23d06b01-1

0

0,5

PAK (290)

Zone 12: Lintbebouwing zeekleipolders

Bovengrond

Nazca MH Gouda

Bodemkwaliteitskaart2010 (BKK 2010)

Grootschalig bodemonderzoek tbvhet opstellen van

een BKK Midden-Holland en Zoetermeer

197239

Z23D12B03-1

0

0,5

Heel monster

   

Bodemkwaliteitszone

Bodemlaag

Bron

Locatie

Onderzoek

Rapnr

Monster

Bov

Ond

Uitbijter

Zone 12: Lintbebouwing zeekleipolders

Bovengrond

Nazca MH Zuidplas

Eerste Tochtweg 22

Verkennend en naderMilieukundig

bodemonderzoek aan de 1e Tochtweg 22 te Nieuwerkerk a/d Ijssel

KLNI110170

M01 uitsplitsing

0

0,5

Ni (94)

Zone 12: Lintbebouwing zeekleipolders

Bovengrond

Nazca MH Zuidplas

Eerste Tochtweg 27

Verkennend Onderzoek 1

C00-277,0

1,1

0,05

0,5

Pb (2500)

Zone 12: Lintbebouwing zeekleipolders

Bovengrond

Nazca MH Zuidplas

Noordeinde 71b

Verkennend en afperkend bodemonderzoek

Noordeinde 71b te Zevenhuizen

13-2136-R01JV

315-1

0,25

0,7

Olie (3100)

Zone 13: Oudeindustrie

Bovengrond

Alphen

Eikenlaan 4a

Eikenlaan 4a

20101694_a1rap

mm1

0,1

0,6

PCB (0,7)

Zone 13: Oudeindustrie

Bovengrond

Alphen

Eikenlaan 4a

Eikenlaan 4a

20101694_a1rap

mm2

0,5

PCB (0,7)

Zone 13: Oudeindustrie

Bovengrond

Alphen

Hoogewaard 231

Hoogewaard 231

13.20.3593.2079

MM-2

0,05

Heel monster

Zone 13: Oudeindustrie

Bovengrond

Alphen

Hoogewaard 231

Hoogewaard 231

13.20.3593.2079

MM-3

0,1

0,3

Cu (260), Olie (1800)

Zone 13: Oudeindustrie

Bovengrond

Alphen

Ontwikkelingsgebied Koudekerk Oost

Rijnpark

1102C898/DBI/rap2

A78

0,4

0,6

Olie (645)

Zone 13: Oudeindustrie

Bovengrond

Alphen

Heerewegh 44-46

Heerewegh 44-46

110.300

mm1

0,6

Cu (220), PAK(56)

Zone 13: Oudeindustrie

Bovengrond

Zoetermeer

Nutricia

Nutricia

250220.2

MMD1

0,26

0,5

Co (41)

Zone 13: Oudeindustrie

Bovengrond

Zoetermeer

Nutricia

Nutricia

250220.2

MMG1

0,07

0,5

Olie (1200)

Zone 13: Oudeindustrie

Bovengrond

Nazca MH Gouda

Oudebrugweg, perceel L439

Verkennend Onderzoek 1

200021

5-1

0

0,5

PAK (140)

Zone 14: Lichteindustrie en bedrijven

Bovengrond

Zoetermeer

Nieuwe Miss Etam

Galvanistraat ong

PB07094/D02

MM3

0,25

PAK (120)

Zone 14: Lichteindustrie en bedrijven

Bovengrond

Zoetermeer

McDonald's

McDonald's

03.02.060

MM1

0,6

PAK (68)

Zone 14: Lichteindustrie en bedrijven

Bovengrond

Zoetermeer

Goedegebuure

Goedegebuure

04.10.1195.889

M9

0,12

0,35

Olie (2600)

Zone 14: Lichteindustrie en bedrijven

Bovengrond

Zoetermeer

Goedegebuure

Goedegebuure

04.10.1195.889

M5

0,12

0,4

Olie (4600)

Zone 14: Lichteindustrie en bedrijven

Bovengrond

Zoetermeer

Goedegebuure

Goedegebuure

04.10.1195.889

M7

0,3

0,5

Olie (760)

Zone 15: Kantoren, bedrijven na 1990en kassen

Bovengrond

Alphen

Albert Einsteinweg 27 (sociale werkplaats)

Albert Einsteinweg 27

1210E743/GGE/rap1

M10

0,5

PCB (0,107)

Zone 15: Kantoren, bedrijven na 1990en kassen

Bovengrond

Alphen

A. van Leeuwenhoekweg ong. (Lions Parc)

A. van Leeuwenhoekweg ong. (Lions Parc)

9T3089

M4

0,15

0,25

PAK (76)

Zone 15: Kantoren, bedrijven na 1990en kassen

Bovengrond

Alphen

Belgielaan naast 9

Belgielaan naast 9

11010432

MM1

0,5

PCB (0,56)

Zone 15: Kantoren, bedrijven na 1990en kassen

Bovengrond

Alphen

Belgielaan naast 9

Belgielaan naast 9

11010432

MM2

0,2

0,8

PCB (0,35)

Zone 15: Kantoren, bedrijven na 1990en kassen

Bovengrond

Zoetermeer

Vulcana B.V.

voorheen Vulcana B.V.

PZZO101006

24A

0,2

0,25

Co (31), CU (210), Mo (85), Ni (1900), Zn (360)

Zone 15: Kantoren, bedrijven na 1990en kassen

Bovengrond

Zoetermeer

Sterigenics

Sterigenics

stw.ztm.07161.r01

111

0,1

0,4

Olie (1400)

Zone 15: Kantoren, bedrijven na 1990en kassen

Bovengrond

Zoetermeer

Philipsstraat 13

Philipsstraat 13

20101314/rap01

0,5

Mo (60)

Zone 16: Buitengebied - zeekleipolders incl rand

Bovengrond

Alphen

Heimansbuurt 1

Heimansbuurt 1

63757

MM1

0,5

PCB (0,48)

Zone 16: Buitengebied - zeekleipolders incl rand

Bovengrond

Alphen

Hoogeveenseweg 51

Hoogeveenseweg 51

GM04159

M2

0,5

Olie (1100)

Zone 16: Buitengebied - zeekleipolders incl rand

Bovengrond

Alphen

Hoogeveenseweg 51

Hoogeveenseweg 51

GM04191

M15

0,5

Olie (2600)

Zone 16: Buitengebied - zeekleipolders incl rand

Bovengrond

Alphen

Hoogeveenseweg 51

Hoogeveenseweg 51

GM04191

M5

0,5

Olie (1000)

Zone 16: Buitengebied - zeekleipolders incl rand

Bovengrond

Alphen

Hoogeveenseweg 51

Hoogeveenseweg 51

GM04191

M8

0,1

0,5

Olie (820)

Zone 16: Buitengebied - zeekleipolders incl rand

Bovengrond

Zoetermeer

A.J. Van Der Helm

A.J. Van Der Helm

B14.5830

MM01

0,4

PCB (10,6), PAK (66,4)

Zone 16: Buitengebied - zeekleipolders incl rand

Bovengrond

Zoetermeer

A.J. Van Der Helm

A.J. Van Der Helm

B14.5830

M05

0,1

0,4

PAK (83,9)

Zone 16: Buitengebied - zeekleipolders incl rand

Bovengrond

Zoetermeer

A.J. Van Der Helm

A.J. Van Der Helm

B14.5864/BRFRPP-01

M100

0,5

PAK (5033)

Zone 16: Buitengebied - zeekleipolders incl rand

Bovengrond

Zoetermeer

Stortplaats Broekweg/Slootweg

P-plaats Het Geertje

10.10.2966.2165

MM1

0,5

Cu (250), PB (720), Zn (1300)

Zone 16: Buitengebied - zeekleipolders incl rand

Bovengrond

Zoetermeer

Stortplaats Broekweg/Slootweg

P-plaats Het Geertje

10.10.2966.2165

B2

0,5

Cu (380), PB (1300), Zn (2000)

Zone 16: Buitengebied - zeekleipolders incl rand

Bovengrond

Zoetermeer

Stortplaats Broekweg/Slootweg

P-plaats Het Geertje

10.10.2966.2165

B3

0,5

Cu (250), PB (990), Zn (1100)

Zone 16: Buitengebied - zeekleipolders incl rand

Bovengrond

Zoetermeer

Stortplaats Broekweg/Slootweg

P-plaats Het Geertje

10.10.2994.2165A

M4

0,5

Cu (220), PB (800), Zn (1500)

Zone 16: Buitengebied - zeekleipolders incl rand

Bovengrond

Nazca MH Zuidplas

Hoofdweg Noord 7

Verkennend Onderzoek 2

05,R345

3

0,15

0,4

PAK (610)

Zone 16: Buitengebied - zeekleipolders incl rand

Bovengrond

Nazca MH Zuidplas

Tulpstraat (ten oosten van) Oostpoldererf

Verkennend bodemonderzoek ter plaatse van een

locatie ten oostenvan de Tulpstraat te Moordrecht (Oostpoldererf)

C14-010-O

MM1

0

0,5

PAK (1967)

Zone 16: Buitengebied - zeekleipolders incl rand

Bovengrond

Nazca MH Zuidplas

Tulpstraat (ten oosten van) Oostpoldererf

Verkennend bodemonderzoek ter plaatse van een

locatie ten oostenvan de Tulpstraat te Moordrecht (Oostpoldererf)

C14-010-O

M-2

0

0,5

PAK (1627)

Zone 17: Buitengebied - toemaakdek

Bovengrond

extra invoer Alphen

Rietveldsepad nabij 15 a

Rietveldsepad nabij 15 a

AT08155

MM1

0,5

PCB (0,86)

Zone 17: Buitengebied - toemaakdek

Bovengrond

extra invoer Alphen

Rietveldsepad nabij 15 a

Rietveldsepad nabij 15 a

AT08155

MM2

0,5

PCB (1,7)

Zone 17: Buitengebied - toemaakdek

Bovengrond

extra invoer Alphen

Rietveldsepad nabij 15 a

Rietveldsepad nabij 15 a

AT08155

MM3

0,5

PCB (2)

Zone 17: Buitengebied - toemaakdek

Bovengrond

Alphen

Nieuwkoopseweg 1

Nieuwkoopseweg 1

110731

MM1

0,5

PAK (210)

Zone 17: Buitengebied - toemaakdek

Bovengrond

Nazca MH Bodegraven-Reeuwijk

Dorpsweg 20

Verkennend Onderzoek 1

05,R163

1

0

0,4

Cd (4,3), PAK(380)

Zone 17: Buitengebied - toemaakdek

Bovengrond

Nazca MH Bodegraven-Reeuwijk

Dorpsweg 20

Verkennend Onderzoek 1

05,R163

2

0,3

0,6

Pb (2000), Zn (1500)

Zone 17: Buitengebied - toemaakdek

Bovengrond

Alterra

Zn (1618)

Zone 18: Buitengebied - boomkwekerijen Boskoop

Bovengrond

Alphen

Roemer 11

Roemer 11

01116BOH

MM1

0,6

Zn (600)

Zone 18: Buitengebied - boomkwekerijen Boskoop

Bovengrond

Alphen

Ambachtspolder

Voorweg en Roemer

20111626/RKLO

2

0,5

PAK (68)

Zone 18: Buitengebied - boomkwekerijen Boskoop

Bovengrond

Alphen

Ambachtspolder

Voorweg en Roemer

20111626/RKLO

4

0,5

PAK (140)

Zone 18: Buitengebied - boomkwekerijen Boskoop

Bovengrond

Alphen

Ambachtspolder

Voorweg en Roemer

20111626/RKLO

7

0,5

PAK (46)

Zone 18: Buitengebied - boomkwekerijen Boskoop

Bovengrond

Alphen

Ambachtspolder

Voorweg en Roemer

20111626/RKLO

6

0,1

0,6

PAK (90)

Zone 19: Buitengebied - veenweide

Bovengrond

Nazca MH Bodegraven-Reeuwijk

Dubbele Wiericke

Verkennend Onderzoek 1

06,R077

1

0

0,45

Pb (2500)

Zone 19: Buitengebied - veenweide

Bovengrond

Nazca MH Bodegraven-Reeuwijk

Dubbele Wiericke

Nader Onderzoek 1

06,L488,10

1

0

0,5

PAK (89)

Zone 19: Buitengebied - veenweide

Bovengrond

Nazca MH Bodegraven-Reeuwijk

Hazekade 16-18

Verkennend Onderzoek 1

412159

MM1

0

0,5

Hg (63,7)

Zone 19: Buitengebied - veenweide

Bovengrond

Nazca MH Krimpenerwaard

Benedenheulseweg 19 (baggerdepot)

Verkennend Onderzoek 1

B03,045,V1

MM3

0

1

Cu (400), PB (2100), Zn (970), Olie (1400)

Zone 01A: Binnenstad Gouda

Ondergrond

Nazca MH Gouda

Kuiperstraat e,o,

Indicatief bodemonderzoek Kuiperstraat en

omgeving

15M1039

12-2

0,5

1

Hg (25)

Zone 01C: Kern Bodegraven

Ondergrond

Nazca MH Bodegraven-Reeuwijk

Wilhelminastraat/ Van Tolstraat

Nader Onderzoek 1

f:\bodem\B5180\B5180,rap

4-2

0,4

1

Pb (1050)

Zone 01C: Kern Bodegraven

Ondergrond

Nazca MH Bodegraven-Reeuwijk

Wilhelminastraat/ Van Tolstraat

Nader Onderzoek 1

f:\bodem\B5180\B5180,rap

8-2

0,5

1

Pb (1350)

Zone 01C: Kern Bodegraven

Ondergrond

Nazca MH Bodegraven-Reeuwijk

Wilhelminastraat/ Van Tolstraat

Nader Onderzoek 1

f:\bodem\B5180\B5180,rap

12-2

0,5

1

Hg (0,86), Pb (800)

Zone 01C: Kern Bodegraven

Ondergrond

Nazca MH Bodegraven-Reeuwijk

Wilhelminastraat/ Van Tolstraat

Nader Onderzoek 1

f:\bodem\B5180\B5180,rap

15-2

0,5

1

Pb (630)

Zone 01D: Oudedorp Zoetermeer

Ondergrond

Zoetermeer

Sparlocatie

Sparlocatie

00.10.0484.385

M3

1,3

1,5

Olie (1500)

Zone 01D: Oudedorp Zoetermeer

Ondergrond

Zoetermeer

Sparlocatie

Sparlocatie

00.10.0484.385

M4

1,1

1,4

Olie (970)

   

Bodemkwaliteitszone

Bodemlaag

Bron

Locatie

Onderzoek

Rapnr

Monster

Bov

Ond

Uitbijter

Zone 01D: Oudedorp Zoetermeer

Ondergrond

Zoetermeer

Sparlocatie

Sparlocatie

02.10.0778.385

M6

1,7

2

Olie (6200)

Zone 01D: Oudedorp Zoetermeer

Ondergrond

Zoetermeer

ex Garage C.P.Bos

vm Garage C.P.Bos

99.10.0259.219

M3

0,4

0,8

Olie (8600)

Zone 01D: Oudedorp Zoetermeer

Ondergrond

Zoetermeer

Rinck Opticien

Heembouw

5048.02

M1

1

1,5

Olie (3100)

Zone 01D: Oudedorp Zoetermeer

Ondergrond

Zoetermeer

Dorpsstraat 40

Dorpsstraat 40

OHZO120388

M02

0,4

1

Pb (820), PCB(0,7)

Zone 01E: Historische bebouwing Alphen

Ondergrond

Alphen

Julianastraat 27 / Kerkstraat Alphenaan den Rijn

Julianastraat 27

04025286/RG/rap1

MM1

0,5

1,5

Hg (4,7)

Zone 01E: Historische bebouwing Alphen

Ondergrond

Alphen

Gouwsluisseweg 42 - 44

Gouwsluisseweg 42 - 44

8704-0293-000

M1

0,5

1

Zn (520)

Zone 01E: Historische bebouwing Alphen

Ondergrond

Alphen

Gouwsluisseweg 42 - 44

Gouwsluisseweg 42 - 44

8704-0293-000

M4

0,5

1

Zn (470)

Zone 01E: Historische bebouwing Alphen

Ondergrond

Alphen

Wilhelminalaan 28

Wilhelminalaan 28

9588

MM1

1

1,5

Hg (2,6)

Zone 01E: Historische bebouwing Alphen

Ondergrond

Alphen

Hooftstraat 229

Hooftstraat 229

20081580/JABO

M9

0,8

1

Olie (2600)

Zone 01E: Historische bebouwing Alphen

Ondergrond

Alphen

Hooftstraat 229

Hooftstraat 229

20081580/JABO

M10

0,6

1

Olie (2500)

Zone 01E: Historische bebouwing Alphen

Ondergrond

Alphen

Hooftstraat 229

Hooftstraat 229

20081580/JABO

M5

1

1,5

Pb (1100)

Zone 01E: Historische bebouwing Alphen

Ondergrond

Alphen

Oudhoorseweg (riooltrac?®)

Oudhoorseweg (riooltrac?®)

20091209_rap01

MM6

1,5

2,1

Cu (920)

Zone 01E: Historische bebouwing Alphen

Ondergrond

Alphen

Wilhelminalaan 38-54

Wilhelminalaan 38-54

17036-06

M02

0,9

1,2

Olie (1200)

Zone 01E: Historische bebouwing Alphen

Ondergrond

Alphen

Raadhuisstraat 105-129

Raadhuisstraat 105-129

5813

4

1,7

2,2

Olie (1900)

Zone 01E: Historische bebouwing Alphen

Ondergrond

Alphen

Raadhuisstraat 105-129

Raadhuisstraat 105-129

5813

6

0,7

0,9

Olie (9800)

Zone 01E: Historische bebouwing Alphen

Ondergrond

Alphen

Prins Hendrikstraat 59

Prins Hendrikstraat 59

1110D639/GGE/rap1

M03

0,5

1

Cu (203), Zn (904)

Zone 01E: Historische bebouwing Alphen

Ondergrond

extra invoer Alphen

Wilhelminalaan 26

4807716

MM03 513926

0,5

1,5

Hg (19)

Zone 01E: Historische bebouwing Alphen

Ondergrond

extra invoer Alphen

Aarkade 90

Aarkade 90

270376-76

MM1

0,5

0,9

PAK (240)

Zone 03: Historische bebouwing zeekleipolders

Ondergrond

Alphen

Dorpsstraat 195

Dorpsstraat 195

B00A0105

M5

1,2

1,5

Olie (5800)

Zone 03: Historische bebouwing zeekleipolders

Ondergrond

Alphen

Dorpsstraat 195

Dorpsstraat 195

B00A0105

M4

1,5

1,7

Olie (10000)

Zone 03: Historische bebouwing zeekleipolders

Ondergrond

Alphen

Van Leeuwenhoekweg (tussennr. 9 en nr. 12)

Van Leeuwenhoekweg tussen9 en 12

WAB20187

M1

1,1

1,5

Cu (850)

Zone 04A: Oude beb 1

Ondergrond

Nazca MH Gouda

Koekoekstraat 69 - 75 achter

Hele locatie, ondergrond

Zone 04B: 1900-1940 Alphen ad Rijn

Ondergrond

Alphen

Havenstraat 5 (brandweerkazerne)

Havenstraat 5 (brandweerkazerne)

1109D553/DB/rap1

M04

0,9

1,5

PAK (283)

Zone 04B: 1900-1940 Alphen ad Rijn

Ondergrond

Alphen

Stationsplein 2

Stationsplein 2

20120339/TPEP

M3

1,6

2

olie (3300)

Zone 04B: 1900-1940 Alphen ad Rijn

Ondergrond

Alphen

Stationsplein 2

Stationsplein 2

20120339/TPEP

M3

1,6

2

PAK (220)

Zone 04B: 1900-1940 Alphen ad Rijn

Ondergrond

Alphen

Javastraat, Nassaustraat en Burg. Visserpark

Javastraat, Nassaustraat en Burg. Visserpark

20110928_a1rap

12

1,4

1,6

Pb (2400)

Zone 04B: 1900-1940 Alphen ad Rijn

Ondergrond

Alphen

Javastraat, Nassaustraat en Burg. Visserpark

Javastraat, Nassaustraat en Burg. Visserpark

20110928_a1rap

101

0,5

0,9

Ba (410), Zn (1100)

Zone 04B: 1900-1940 Alphen ad Rijn

Ondergrond

Alphen

Javastraat, Nassaustraat en Burg. Visserpark

Javastraat, Nassaustraat en Burg. Visserpark

20110928_a1rap

207

0,4

0,8

Ba (740), Zn (1800)

Zone 04B: 1900-1940 Alphen ad Rijn

Ondergrond

Alphen

Plangebied Centrum LageZijde

Centrum Lage Zijde

20130170b1rap versie1

M14

1

1,5

Hg (13)

Zone 04B: 1900-1940 Alphen ad Rijn

Ondergrond

Alphen

Plangebied Centrum LageZijde

Centrum Lage Zijde

20130170b1rap versie1

M15

0,07

1

Hg (18)

Zone 04B: 1900-1940 Alphen ad Rijn

Ondergrond

Alphen

Plangebied Centrum LageZijde

Centrum Lage Zijde

20130170b1rap versie1

M17

0,7

2

Hg (13)

Zone 04B: 1900-1940 Alphen ad Rijn

Ondergrond

Alphen

Plangebied Centrum LageZijde

Centrum Lage Zijde

20130170b1rap versie1

M18

1

1,5

Hg (21)

Zone 05: Uitbreidingen 1

Ondergrond

Nazca MH Gouda

Abel Tasmanlaan 11

Verkennend Onderzoek 1

43017

mm2

0,5

1,5

Hg (71)

Zone 05: Uitbreidingen 1

Ondergrond

Nazca MH Gouda

Bleulandweg 10

Verkennend Onderzoek 3

MF - 01749

MF5

0,5

2

PB (950)

Zone 05: Uitbreidingen 1

Ondergrond

Nazca MH Gouda

Gemaal Willens te Gouda

Milieukundig bodemonderzoek

11,10,3261,2340

M12

0,4

0,8

Hg (81)

Zone 06: Uitbreidingen 2

Ondergrond

Zoetermeer

C. Paul

C. Paul

PB01369/d01

MM2

0,5

1,5

PAK (94)

Zone 06: Uitbreidingen 2

Ondergrond

Zoetermeer

OBS De Meerpaal

OBS De Meerpaal

60500526

MM1

1

1,5

Pb (0,035)

Zone 06: Uitbreidingen 2

Ondergrond

Zoetermeer

Flat

plantsoen bij flat

10.10.3030.1643

1

1,4

Olie (5400)

Zone 06: Uitbreidingen 2

Ondergrond

Nazca MH Gouda

Bodemkwaliteitskaart2010 (BKK 2010)

Grootschalig bodemonderzoek tbvhet opstellen van

een BKK Midden-Holland en Zoetermeer

197239

MM289

0,5

2

Heel monster

Zone 06: Uitbreidingen 2

Ondergrond

Nazca MH Gouda

Bodemkwaliteitskaart2010 (BKK 2010)

Grootschalig bodemonderzoek tbvhet opstellen van

een BKK Midden-Holland en Zoetermeer

197239

MM429

0,5

1,3

Pb (910)

Zone 06: Uitbreidingen 2

Ondergrond

Nazca MH Krimpenerwaard

Burgemeester Neetstraat 39

Verkennend bodemonderzoek Burg,Neetstraat 39 te

Ouderkerk aan denIjssel

R001-1213857MYE-kmi-V01-NL

306163-4-0

1

2

PAK (68), Olie (1400)

Zone 06: Uitbreidingen 2

Ondergrond

Nazca MH Krimpenerwaard

Burgemeester Neetstraat 39

Verkennend bodemonderzoek Burg,Neetstraat 39 te

Ouderkerk aan denIjssel

R001-1213857MYE-kmi-V01-NL

306451-3-0

1

1,1

PAK (1200)

Zone 06: Uitbreidingen 2

Ondergrond

Nazca MH Krimpenerwaard

Jan Ligthartstraat 68,het Venster

Verkennend Onderzoek 1

20,0247,JJB/V01

MMOG

0,5

1

PAK (390)

Zone 06: Uitbreidingen 2

Ondergrond

Nazca MH Krimpenerwaard

Schoolstraat 1-19 (achter)

Verkennend onderzoek NEN 5740 Schoolstraat 1-19

te Krimpen aan de Lek

14M1157

08-2

0,5

1

PAK (2697)

Zone 06: Uitbreidingen 2

Ondergrond

Nazca MH Zuidplas

Raadhuisplein 1

Nader Onderzoek 1

40302

3

1

1,1

PAK (1500)

Zone 07: Recente uitbreidingen

Ondergrond

Zoetermeer

J.L.J. Kneppers

J.L.J. Kneppers

14P001199

B06

1,3

1,5

Zn (8000)

Zone 07: Recente uitbreidingen

Ondergrond

Zoetermeer

Middengebied Vlamingstraat

Hele locatie

Zone 07: Recente uitbreidingen

Ondergrond

Nazca MH Bodegraven-Reeuwijk

Oudeweg, baggerdepot (tonr 1)

Verkennend Onderzoek 1

00,20941/JBK

MM5

0,6

1,3

Cd (12)

Zone 07: Recente uitbreidingen

Ondergrond

Nazca MH Gouda

Bodemkwaliteitskaart2010 (BKK 2010)

Grootschalig bodemonderzoek tbvhet opstellen van

een BKK Midden-Holland en Zoetermeer

197239

MM493

0,5

2

Pb (6800)

Zone 07: Recente uitbreidingen

Ondergrond

Nazca MH Krimpenerwaard

Volière 1 / De Boezemnaast 1

Nader Onderzoek

05,R333

PAK heel onderzoek

Zone 07: Recente uitbreidingen

Ondergrond

Nazca MH Zuidplas

Bermweg 22

Nader bodemonderzoek Bermweg22 te

Nieuwerkerk a/d Ijssel

R001-1207262MBQ-agv-V01-NL

295073-1-0

0,5

1

Zn (1600)

Zone 07: Recente uitbreidingen

Ondergrond

Nazca MH Zuidplas

Parallelweg Zuid 123A

Verkennend Onderzoek 1

C06-436-0

PAK heel onderzoek, ondergrond

Zone 08A: Lintbebouwing veenweidegebied

Ondergrond

Alphen

Dorpsstraat 25

Dorpsstraat 25

3961

M3

0,6

0,8

Olie (1800)

Zone 08A: Lintbebouwing veenweidegebied

Ondergrond

Alphen

Dorpsstraat 94-96

Dorpsstraat 94

20100077

M1

1,7

1,9

Olie (2600)

Zone 08A: Lintbebouwing veenweidegebied

Ondergrond

Alphen

Dorpsstraat 94-96

Dorpsstraat 94

20100077

M2

1

1,2

Olie (6800)

Zone 08A: Lintbebouwing veenweidegebied

Ondergrond

Alphen

Dorpsstraat 64 (Aarlanderveen)

Dorpsstraat 64

04X2257.001

M4

0,3

0,8

Olie (4600)

Zone 08A: Lintbebouwing veenweidegebied

Ondergrond

Alphen

Hogedijk 10

Hogedijk 10

519.130.102.r1

M1

0,8

1,2

Olie (2400)

Zone 08A: Lintbebouwing veenweidegebied

Ondergrond

Alphen

Hogedijk 10

Hogedijk 10

519.130.102.r1

M5

0,5

1

Mo (22,2)

Zone 08A: Lintbebouwing veenweidegebied

Ondergrond

Nazca MH Boskoop

Rijneveld 110 en openbare weg

Verkennend bodemonderzoek Rijneveld 110

270376-95

MM02

0,1

1,1

Mo (95)

Zone 08A: Lintbebouwing veenweidegebied

Ondergrond

Nazca MH Gouda

Achterwillenseweg 124

Verkennend Onderzoek 2

07L436

MM1

0,3

1,5

Ni (350)

Zone 08A: Lintbebouwing veenweidegebied

Ondergrond

Nazca MH Gouda

Bloemendaalseweg 52

Verkennend Onderzoek 1

05,R120

04(60-100)

0,6

1

Cd (6,3), Hg (53), Ni (170)

Zone 08B: Lintbebouwing Oude Rijn

Ondergrond

Alphen

Steekterweg 210

Steekterweg 210

5910/PV

M6

0,8

1,5

Olie (840)

   

Bodemkwaliteitszone

Bodemlaag

Bron

Locatie

Onderzoek

Rapnr

Monster

Bov

Ond

Uitbijter

Zone 08B: Lintbebouwing Oude Rijn

Ondergrond

Alphen

Steekterweg 210

Steekterweg 210

5910/PV

M1

1

1,7

olie (1200)

Zone 08B: Lintbebouwing Oude Rijn

Ondergrond

Alphen

Steekterweg 210

Steekterweg 210

5910/PV

M4

0,5

0,95

Olie (37000)

Zone 08B: Lintbebouwing Oude Rijn

Ondergrond

Alphen

Steekterweg 210

Steekterweg 210

5910/PV

M8

0,4

1

Olie (910)

Zone 08B: Lintbebouwing Oude Rijn

Ondergrond

Alphen

Steekterweg 210

Steekterweg 210

5910/PV

M7

0,8

1,4

olie (840)

Zone 08B: Lintbebouwing Oude Rijn

Ondergrond

Alphen

Lindenhovestraat 25

Lindenhovestraat 25

BOOAO851

M2

0,5

1

Olie (6200)

Zone 08B: Lintbebouwing Oude Rijn

Ondergrond

Alphen

Hoorn 316 (FirmaSprey Houtimport B.V.)

Hoorn 320

10.10.2905.2116

MM8

0,5

1,1

Co (42)

Zone 08B: Lintbebouwing Oude Rijn

Ondergrond

Alphen

Hoorn 316 (FirmaSprey Houtimport B.V.)

Hoorn 320

10.10.2905.2116

MM9

0,6

1,1

Co (90)

Zone 08B: Lintbebouwing Oude Rijn

Ondergrond

Alphen

Rijndijk 79

Rijndijk 79

1011C518/RKO/rap1

M12

0,44

0,6

Co (58,2)

Zone 08B: Lintbebouwing Oude Rijn

Ondergrond

Alphen

Rijndijk 300

Rijndijk 300

11155RYH

Heel onderzoek

Zone 08B: Lintbebouwing Oude Rijn

Ondergrond

Alphen

Rijndijk 158-168 ev

Rijndijk 158-168 ev

11286SOH

MM2

1

1,5

Mo (20)

Zone 08B: Lintbebouwing Oude Rijn

Ondergrond

Alphen

Hoogewaard 84-86

Hoogewaard 84-86

110111

3e

1,7

2,2

Olie (720)

Zone 08B: Lintbebouwing Oude Rijn

Ondergrond

Alphen

Hoogewaard 84-86

Hoogewaard 84-86

110111

4E

1,6

2,1

olie (1500)

Zone 08B: Lintbebouwing Oude Rijn

Ondergrond

Nazca MH Bodegraven-Reeuwijk

Weijland 42a

Verkennend Onderzoek 1

GM02004

MM3

0,5

1

Cu (800), Zn (870)

Zone 08B: Lintbebouwing Oude Rijn

Ondergrond

Nazca MH Bodegraven-Reeuwijk

Weijland 42a

Verkennend Onderzoek 1

GM02004

11 (0,5-1,0)

0,5

1

Cu (730), Zn (2000)

Zone 08B: Lintbebouwing Oude Rijn

Ondergrond

Nazca MH Bodegraven-Reeuwijk

Zuidzijde 92

Verkennend bodemonderzoek Zuidzijde 92 te

Bodegraven

17964

MM3

0,1

1

PCB (3)

Zone 11: Lint4 - dijkbebouwing Krimpenerwaard

Ondergrond

Nazca MH Krimpenerwaard

Schuwacht 36

Verkennend Onderzoek 1

00,20710/RV

14

0,5

1

Olie (27000)

Zone 12: Lintbebouwing zeekleipolders

Ondergrond

Alphen

Westeinde 33

Westeinde 33

63654

mm2

1,5

PAK (220

Zone 12: Lintbebouwing zeekleipolders

Ondergrond

Zoetermeer

Huurman Autoservice B.V.F

vm. Huurman Autoservice B.V.

B6901

M9

0,5

1

Olie (16000)

Zone 12: Lintbebouwing zeekleipolders

Ondergrond

Zoetermeer

Inside Cleaning ServiceBV

F. De Nijs Holding Bv

PB00155/D01

M7

0,5

0,8

PAK (110)

Zone 12: Lintbebouwing zeekleipolders

Ondergrond

Zoetermeer

Houthandel A.J. Van Eck

Houthandel A.J. Van Eck

1835

MM2

0,4

0,9

PAK (180)

Zone 12: Lintbebouwing zeekleipolders

Ondergrond

Zoetermeer

Firma Louws

Firma Louws

ZOZ80926

M8

0,9

1,4

Olie (10400)

Zone 12: Lintbebouwing zeekleipolders

Ondergrond

Zoetermeer

Firma Louws

Firma Louws

ZOZ80926

M5

1

1,4

Olie (9400)

Zone 12: Lintbebouwing zeekleipolders

Ondergrond

Nazca MH Zuidplas

Noordeinde 71b

Verkennend en afperkend bodemonderzoek

Noordeinde 71b te Zevenhuizen

13-2136-R01JV

307-3

0,5

1

Olie (4000)

Zone 13: Oudeindustrie

Ondergrond

Alphen

Energieweg 5 (vanDam)

Energieweg 5 (van Dam)

07-M3939

M3

1

1,3

Olie (1400)

Zone 13: Oudeindustrie

Ondergrond

Alphen

Eikenlaan 4a

Eikenlaan 4a

20101694_a1rap

mm3

0,8

1,7

PCB (0,7)

Zone 13: Oudeindustrie

Ondergrond

Alphen

Eikenlaan 4a

Eikenlaan 4a

20101694_a1rap

mm4

0,6

1,5

PCB (0,7)

Zone 13: Oudeindustrie

Ondergrond

Alphen

Rondom de Baronie

Rondom de Baronie

20112768/TPEP

205-3

1

1,5

PCB (0,37)

Zone 13: Oudeindustrie

Ondergrond

Alphen

Industrieweg 12

Industrieweg 12

1211101A

MM3

0,5

2,4

Molybdeen (27)

Zone 13: Oudeindustrie

Ondergrond

Alphen

Ontwikkelingsgebied Koudekerk Oost

Hoogewaard 167

P5970/EH/pho

M10

1,4

1,8

Olie (1600)

Zone 13: Oudeindustrie

Ondergrond

Alphen

Ontwikkelingsgebied Koudekerk Oost

Rijnpark

1102C898/DBI/rap2

C21.1

0,5

0,8

Kwik (1,57)

Zone 13: Oudeindustrie

Ondergrond

Nazca MH Gouda

Bodemkwaliteitskaart2010 (BKK 2010)

Grootschalig bodemonderzoek tbvhet opstellen van

een BKK Midden-Holland en Zoetermeer

197239

MM487

1,2

2

Heel moster

Zone 14: Lichteindustrie en bedrijven

Ondergrond

Alphen

Produktieweg 5

Produktieweg 5

10x5407.001

M3

1

1,5

Olie (5760)

Zone 14: Lichteindustrie en bedrijven

Ondergrond

Alphen

Produktieweg 5

Produktieweg 5

10x5407.001

M6

1,2

1,7

Olie (6520)

Zone 14: Lichteindustrie en bedrijven

Ondergrond

Alphen

Kalkovenweg 5a, b en c

Kalkovenweg 5a, b enc

02-24469/ML

M2

0,5

1

Olie (3200)

Zone 14: Lichteindustrie en bedrijven

Ondergrond

Alphen

Staalweg 4 (F.P.Bos & Zoon.B.V.)

Staalweg 4 (F.P.Bos & Zoon.B.V.)

B08.3611

M9

0,5

1

Olie (2100)

Zone 14: Lichteindustrie en bedrijven

Ondergrond

Alphen

Staalweg 4 (F.P.Bos & Zoon.B.V.)

Staalweg 4 (F.P.Bos & Zoon.B.V.)

B08.3611

M21

0,5

1

PAK (110)

Zone 14: Lichteindustrie en bedrijven

Ondergrond

Alphen

Zinkweg 7

Zinkweg 7 (VADautosloperij)

20062438/MOOS

M1

0,3

1,1

Zink (600)

Zone 14: Lichteindustrie en bedrijven

Ondergrond

Zoetermeer

Goedegebuure

Goedegebuure

04.10.1195.889

M1

0,28

0,78

Olie (4200)

Zone 14: Lichteindustrie en bedrijven

Ondergrond

Zoetermeer

Goedegebuure

Goedegebuure

04.10.1281.889

M17

1,1

1,5

Olie (1200)

Zone 14: Lichteindustrie en bedrijven

Ondergrond

Nazca MH Gouda

Bodemkwaliteitskaart2010 (BKK 2010)

Grootschalig bodemonderzoek tbvhet opstellen van

een BKK Midden-Holland en Zoetermeer

197239

MM528

0,5

1,5

Pak (58), Olie (1200)

Zone 14: Lichteindustrie en bedrijven

Ondergrond

Nazca MH Waddinxveen

Kouwe Hoek 4

Verkennend Onderzoek 2

20062732/IDIJ

Olie voor heel onderzoek, ondergrond

Zone 14: Lichteindustrie en bedrijven

Ondergrond

Nazca MH Waddinxveen

Staringlaan 11a

Verkennend Onderzoek 1

1104608

3,3

1

1,4

Koper (380)

Zone 15: Kantoren, bedrijven na 1990en kassen

Ondergrond

Alphen

Distributieweg

Distributieweg

ALP.002.R.001

M7

1,5

2

Kwik (2)

Zone 15: Kantoren, bedrijven na 1990en kassen

Ondergrond

Alphen

Belgielaan naast 9

Belgielaan naast 9

11010432

MM3

1

2

PCB (0,35)

Zone 15: Kantoren, bedrijven na 1990en kassen

Ondergrond

Alphen

Belgielaan 2-4

Belgielaan 2-4

12103HAL

MM1

0,5

1

Molybdeen (27)

Zone 15: Kantoren, bedrijven na 1990en kassen

Ondergrond

Alphen

Belgielaan 2-4

Belgielaan 2-4

12103HAL

MM2

0,5

1

Molybdeen (26)

Zone 15: Kantoren, bedrijven na 1990en kassen

Ondergrond

Alphen

Belgielaan 2-4

Belgielaan 2-4

12103HAL

MM3

0,9

1,5

Molybdeen (28)

Zone 15: Kantoren, bedrijven na 1990en kassen

Ondergrond

Zoetermeer

Vulcana B.V.

voorheen Vulcana B.V.

14045424

Heel onderzoek, ondergrond

Zone 15: Kantoren, bedrijven na 1990en kassen

Ondergrond

Nazca MH Bodegraven-Reeuwijk

BodemkwaliteitskaartReeuwijk

Nader Onderzoek 1

0

4,4

1,5

2

PAK (2000), Olie(10000)

Zone 17: Buitengebied - toemaakdek

Ondergrond

extra invoer Alphen

Rietveldsepad nabij 15 a

Rietveldsepad nabij 15 a

AT08155

MM4

0,5

1

PCB (0,385)

Zone 17: Buitengebied - toemaakdek

Ondergrond

extra invoer Alphen

Rietveldsepad nabij 15 a

Rietveldsepad nabij 15 a

AT08155

MM5

0,5

1

PCB (0,301)

Zone 17: Buitengebied - toemaakdek

Ondergrond

Alphen

Compierenkade 8

Compierenkade 8

63892

mm2

0,3

1

Lood (1400)

Zone 16 t/m 19: Buitengebied

Ondergrond

Alphen

Hoogeveenseweg 51

Hoogeveenseweg 51

GM04159

M4

0,7

1,1

Olie (2400)

Zone 16 t/m 19: Buitengebied

Ondergrond

Alphen

Hoogeveenseweg 51

Hoogeveenseweg 51

GM04159

M5

1,3

1,8

Olie (1300)

Zone 16 t/m 19: Buitengebied

Ondergrond

Alphen

Hoogeveenseweg 51

Hoogeveenseweg 51

GM04191

M9

0,6

1

Olie (11000)

Zone 16 t/m 19: Buitengebied

Ondergrond

Alphen

Roemer 11

Roemer 11

01116BOH

M3

1

2

Olie (2800)

Zone 16 t/m 19: Buitengebied

Ondergrond

Alphen

Burgemeester Ten Heuvelhofweg naast 42

Burgemeester Ten Heuvelhofweg naast 42

1017200/HA-0859

mm5

0,5

1,9

PCB (0,22)

Zone 16 t/m 19: Buitengebied

Ondergrond

Zoetermeer

A.J. Van Der Helm

A.J. Van Der Helm

B14.5830

MM04

0,4

1,7

Kwik (3,5)

Zone 16 t/m 19: Buitengebied

Ondergrond

Zoetermeer

Erven Wiegel

Erven Wiegel

NEN.20020200

M3

0,8

1,3

Olie (9200)

Zone 16 t/m 19: Buitengebied

Ondergrond

Zoetermeer

Erven Wiegel

Erven Wiegel

NEN.20020200

M2

1,3

1,8

Olie (11000)

Zone 16 t/m 19: Buitengebied

Ondergrond

Zoetermeer

Erven Wiegel

Erven Wiegel

NEN.20020200

M4

1

1,5

Olie (4700)

Zone 16 t/m 19: Buitengebied

Ondergrond

Nazca MH Boskoop

Boezemlaan 35

Verkennend bodem- en waterbodemonderzoek

achter Boezemlaan 35 te Boskoop

R001-1207762MBQ-ibs-V01-NL

296209-6-0

0,5

1,5

Zink (0,00007)

Zone 16 t/m 19: Buitengebied

Ondergrond

Nazca MH Boskoop

Boezemlaan 35

Verkennend bodem- en waterbodemonderzoek

achter Boezemlaan 35 te Boskoop

R001-1207762MBQ-ibs-V01-NL

297599-1-0

1,2

1,7

Molybdeen (79), Nikkel(120)

Zone 16 t/m 19: Buitengebied

Ondergrond

Nazca MH Bodegraven-Reeuwijk

Dorpsweg 20

Verkennend Onderzoek 1

05,R163

2

0,5

1,1

Zink (1200)

  

Bodemkwaliteitszone

Bodemlaag

Bron

Locatie

Onderzoek

Rapnr

Monster

Bov

Ond

Uitbijter

Zone 16 t/m 19: Buitengebied

Ondergrond

Nazca MH Krimpenerwaard

Schoolstraat 1-19 (achter)

Verkennend onderzoek NEN 5740 1

14M1157

08-2

0,5

1

PAK (2697)

 

Bijlage 5Statistische parameters

Statistische parameters, toetsing aan Besluit Bodemkwaliteit

* De normen voor barium zijn ingetrokken. Gebleken is dat de interventiewaarde voor barium lager was dan het gehalte dat van nature in de bodem voorkomt. Indien er sprake is van verhoogde bariumgehalten

ten opzichte van de natuurlijke achtergrond als gevolg van een antropogene bron, kan dit gehalte door het bevoegd gezag worden beoordeeld op basis van de voormalige interventiewaarde voor barium van 625 mg/kg d.s.

De gegevens voor barium zijn wel opgenomen in onderstaande tabellen, ze kunnen een indicatie zijn voor de aanwezigheid van antropogene bronnen die ook andere verontreinigingen met zich mee kunnen brengen.

 

Bijlage 6Bodemfunctieklassenkaart

Bijlage 7 Deelgebiedenkaarten

Bijlage 8 Ontgravingskaarten

Bijlage 9 Generieke toepassingskaarten

 

 

 


1

RAG is een keurmerk voor aanvulgrond en wordt in de tuinbouw gebruikt als bodemverbeteraar.

2

Let wel: er is getoetst met de 95-percentielwaarde. Dit betekent dat 95 procent van alle waarnemingen in de zone beneden deze waarde ligt. De berekende risico’s zijn dus voor 95 procent van de zone lager, maar deze ‘worst-case’ benadering wordt voorgeschreven in de Richtlijn BKK.

3

Bij kleine hoeveelheden grond (< 100m3) mag dit een indicatieve keuring zijn op alleen de kritische stoffen.

4

Met uitzondering in grondwaterbeschermingsgebieden. Zie paragraaf 5.3.6.

5

Met uitzondering van kassen (glastuinbouw). Hier moet de kwaliteit van toe te passen grond voldoen aan Klasse Wonen.

6

M.u.v. molybdeen (zie hieronder)

7

Definitie bodembeheergebied in het Besluit bodemkwaliteit: “Aaneengesloten, door de gemeente afgebakend deel van de oppervlakte van één of meer gemeenten.”

8

Zeven zonder dat een bodemkwaliteitsklasse-verbetering wordt beoogd, wordt in het kader van het Bbk niet beschouwd als een bewerking. Zeven bij tijdelijke uitname wordt ook niet als bewerking gezien. Uitzondering hierop is het (nat) zeven van asbesthoudende grond, wat namelijk als kwaliteitsverbetering wordt gezien.

9

Artikel 39 Bbk

10

Besluit bodemkwaliteit, artikel 63, lid 6

11

Zie artikel 4.3.4 uit de Regeling bodemkwaliteit in welke situaties waterbodemonderzoek noodzakelijk is.

12

Voor barium, kobalt en molybdeen gelden onder bepaalde voorwaarden afwijkende eisen. [8]