Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
1Stroom

Treasurystatuut

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Organisatie1Stroom
OrganisatietypeRegionaal samenwerkingsorgaan
Officiële naam regelingTreasurystatuut
CiteertitelTreasurystatuut
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet gemeenschappelijke regelingen
  2. Wet financiering decentrale overheden
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

28-08-202101-01-2021nieuwe regeling

30-06-2021

bgr-2021-753

Tekst van de regeling

Intitulé

Treasurystatuut

Het Algemeen Bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling 1Stroom besluit gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Wet financiering decentrale overheden en de Financiële verordening van de Gemeenschappelijke Regeling 1Stroom vast te stellen: het navolgende Treasurystatuut.

 

Beleidsregels

Artikel 1. Begrippenkader

In dit artikel worden de belangrijkste begrippen gedefinieerd die met betrekking tot treasury van toepassing zijn.

 

Algemene begrippen treasuryfunctie:

 

  • a.

    De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezichthouden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s;

  • b.

    Het treasurybeleid bestaat uit de uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten, de organisatorische en administratieve kaders, de informatievoorziening en de administratieve organisatie ter uitvoering van de treasuryfunctie. Het beleid wordt vastgelegd in een treasurystatuut;

  • c.

    Het treasurybeheer is de (beleids)uitvoering van de treasuryfunctie, binnen de kaders van het treasurystatuut. In de treasuryparagraaf van achtereenvolgens de programmabegroting en de programmarekening wordt toegelicht hoe dit beleid in de betreffende periode wordt c.q. is vormgegeven.

De treasuryfunctie bestaat uit 3 deelfuncties:

 

  • a)

    Risicobeheer, waaronder rente-, krediet-, koers-, en valutarisicobeheer;

  • b)

    Gemeentefinanciering, waaronder financiering en uitzettingen > 1 jaar;

  • c)

    Kasbeheer, waaronder geldstromenbeheer.

In dit statuut wordt verstaan onder:

 

  • Derivaten: Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals leningen zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren;

  • Financiering: Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen;

  • Geldstromenbeheer: Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer);

  • Intern liquiditeitsrisico: De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen;

  • Intradaglimiet: De intradaglimiet geeft het maximale bedrag weer dat de gemeente per dag van de schatkistbankieren-werkrekening ten laste van de rekening-courant bij de schatkist kan opnemen;

  • Kasgeldlimiet: Een bedrag op basis van de Wet fido ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar;

  • Koersrisico: Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen;

  • Kredietrisico: De risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie of deficit;

  • Liquiditeitenbeheer Het aantrekken en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar;

  • Liquiditeitenplanning: Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld naar aard en tijdseenheid;

  • Renterisico: Het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de gemeente door rentewijzigingen;

  • Rating: De Rating geeft de kredietwaardigheid van een bank aan;

  • Renterisiconorm: Een bij de aanvang van enig jaar op basis van de Wet fido gefixeerd percentage van het begrotingstotaal van de gemeente dat bij de realisatie niet mag worden overschreden;

  • Rentetypische looptijd: Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding;

  • Rentevisie: Toekomstverwachting over de renteontwikkeling;

  • Saldobeheer: Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen;

  • Schatkistbankieren: Decentrale overheden dienen al hun overtollige middelen boven een bepaalde drempel aan te houden in de schatkist bij het ministerie van Financiën;

  • Solvabiliteitsratio: Het voor een financiële onderneming voorgeschreven minimumniveau aansprakelijk vermogen tegenover aangehouden naar risicograad gewogen activum;

  • Treasuryfunctie: De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit drie deelfuncties: risicobeheer, gemeentefinanciering en kasbeheer;

  • Treasurer: De medewerker financieel beleid die is belast met de dagelijkse uitvoering van het treasurybeleid. Hij/zij is daartoe aangewezen door de teamregisseur Financiën;

  • Uitzetting: Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen voorwaarden. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer.

Artikel 2. Doelstellingen van de treasuryfunctie

De treasuryfunctie van de Gemeenschappelijke Regeling dient tot:

 

  • 1.

    Het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities;

  • 2.

    Het beschermen van de organisatie tegen vermogens- en (rente-)resultaten tegen ongewenste financiële risico’s zoals renterisico’s, kredietrisico’s en liquiditeitsrisico’s;

  • 3.

    Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities;

  • 4.

    Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet fido respectievelijk de limieten en richtlijnen van het treasurystatuut;

  • 5.

    Het genereren van informatie ter ondersteuning van het te voeren treasurybeleid en de af te leggen verantwoording over het gevoerde beheer.

Risicobeheer

Artikel 3. Uitgangspunten risicobeheer

Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:

 

  • De gemeenschappelijke regeling gaat uitsluitend leningen aan ten behoeve van de publieke taak;

  • De gemeenschappelijke regeling zet geen middelen uit ten behoeve van de publieke taak;

  • De gemeenschappelijke regeling verstrekt geen borgstellingen of garanties aan derden;

  • Het gebruik van derivaten is niet toegestaan.

Artikel 4. Renterisicobeheer

  • 1.

    Conform de Wet fido wordt de kasgeldlimiet niet overschreden.

  • 2.

    Conform de Wet fido wordt de renterisiconorm niet overschreden.

  • 3.

    Nieuwe leningen/uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en de liquiditeitenplanning;

  • 4.

    De rentetypische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening wordt zo veel mogelijk afgestemd op de actuele rentestand en de rentevisie.

Artikel 5. Kredietrisicobeheer

Met betrekking tot het kredietrisicobeheer geldt het uitgangspunt dat overtollige middelen worden aangehouden in de schatkist.

Artikel 6. Intern liquiditeitsrisicobeheer

De gemeenschappelijke regeling beperkt haar interne liquiditeitsrisico’s door haar treasuryactiviteiten te baseren op een liquiditeitenplanning.

Artikel 7. Valutarisicobeheer

Valutarisico’s worden door de gemeenschappelijke regeling uitgesloten. Leningen worden uitsluitend aangegaan in de Europese geldeenheid (de euro).

Artikel 8 Financiering (lange termijn)

Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

 

  • 1.

    Financieringen worden enkel aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak;

  • 2.

    Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen te gebruiken teneinde de renterisico’s en het renteresultaat te optimaliseren;

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van financieringen zijn onderhandse leningen;

  • 4.

    De Gemeenschappelijke Regeling vraagt offertes op bij minimaal 2 instellingen voordat een financiering wordt aangetrokken. De offertes worden intern schriftelijk vastgelegd;

  • 5.

    Per transactie mag er maximaal € 5.000.000 per keer overeengekomen worden;

  • 6.

    Het dagelijks bestuur, de voorzitter algemeen bestuur van 1Stroom en de algemeen directeur worden vooraf geïnformeerd over het aan te trekken lange geld;

  • 7.

    De algemeen directeur en de voorzitter algemeen bestuur 1Stroom paraferen voor het aan te trekken lange geld. Achteraf wordt direct het overeengekomen tarief aan de algemeen directeur en voorzitter 1Stroom doorgegeven;

  • 8.

    De geldleningsovereenkomst van lang geld wordt door voorzitter van het algemeen bestuur getekend.

Artikel 9. Schatkistbankieren

  • 1.

    Overtollige liquide middelen (boven het drempelbedrag) moeten in rekening-courant of in deposito bij de schatkist gebracht worden;

  • 2.

    Het drempelbedrag is gelijk aan 0,75% van het begrotingstotaal, met een minimum van € 250.000 en een maximum van € 2.500.000.

Artikel 10: Relatiebeheer

De Gemeenschappelijke Regeling beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:

 

  • 1.

    Financiële instellingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen) dienen onder Nederlands of anderszins EU-toezicht te vallen, zoals De Nederlandsche Bank.

  • 2.

    Financiële dienstverleners dienen minimaal geregistreerd te staan bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en daarvan een vergunning als makelaar te hebben ontvangen.

Kasbeheer

Artikel 11: Geldstromenbeheer

Teneinde de kosten van geldstromenbeheer te minimaliseren wordt:

 

  • 1.

    Het liquiditeitsgebruik beperkt door de geldstromen op elkaar en de liquiditeitenplanning af te stemmen. Hierbij wordt er op toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om te garanderen dat de verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen;

  • 2.

    Het betalingsverkeer zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd door één bank (BNG);

  • 3.

    De kashouder is verplicht de door hem of haar beheerde gelden beperkt te houden door regelmatige afstorting hiervan naar een bankrekening van de GR.

Artikel 12. Saldo- en liquiditeitenbeheer

Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:

 

  • 1.

    De GR 1Stroom streeft naar concentratie van de liquiditeiten binnen één rentecompensatiecircuit bij de bank met de gunstigste condities;

  • 2.

    Indien er een liquiditeitsbehoefte ontstaat kan de GR kortlopende middelen aantrekken. Hierbij wordt conform artikel 4 lid 1 de kasgeldlimiet niet overschreden;

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn daggeld, kasgeldleningen en kredietlimiet op rekening courant;

  • 4.

    Alvorens middelen worden aangetrokken met een looptijd korter dan één jaar, worden er offertes opgevraagd bij minimaal 2 instellingen.

Administratieve organisatie en interne controle

Artikel 13. Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle

In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle:

 

  • 1.

    De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasuryactiviteiten zijn op eenduidige wijze schriftelijk vastgelegd;

  • 2.

    Bevoegdheden zijn via delegatie en mandaat nader schriftelijk vastgelegd;

  • 3.

    Bij de uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:

  • a.

    Iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd (het vier-ogen-principe);

  • b.

    de uitvoering en de controle geschiedt door afzonderlijke functionarissen;

  • c.

    de uitvoering en de registratie in de financiële administratie geschiedt door afzonderlijke functionarissen.

Artikel 14 Inwerkingtreding

Dit treasurystatuut treedt met terugwerkende kracht in werking met ingang van 1 januari 2021.