Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Tiel

Beleidsregels Drank- en Horecawet/APV-horeca Tiel 2014

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieTiel
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels Drank- en Horecawet/APV-horeca Tiel 2014
CiteertitelBeleidsregels Drank- en Horecawet/APV-horeca Tiel 2014
Vastgesteld doorburgemeester
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Alcoholwet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

06-03-2014nieuwe regeling

17-02-2014

tiel actueel, 05-03-2014

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Drank- en Horecawet/APV-horeca Tiel 2014

In de Drank- en Horecawet (verder: de wet) en de Algemene Plaatselijke Verordening Tiel 2014 (verder: verordening) en de krachtens die verordening vastgestelde nadere regels zijn regels gesteld met betrekking tot het verstrekken van alcoholhoudende drank en de exploitatie van openbare inrichtingen (horecabedrijven) en wat daarmee samenhangt. Hoewel wet, verordening en nadere regels doorgaans voldoende handvatten bieden, kan er in een aantal gevallen behoefte bestaan aan een verdere uitwerking in beleid. In deze beleidsregels wordt vastgelegd hoe de burgemeester als bevoegd orgaan in voorkomende gevallen uitvoering geeft aan genoemde regelgeving. Tevens is in grijze blokken aangegeven hoe bij overtredingen gehandhaafd zal gaan worden.

 

Hoofdstuk 1 Drank- en Horecawet

 

Deze wet kent niet zoveel mogelijkheden tot medebewind. De gemeenteraad is verplicht een verordening vast te stellen waarin ter voorkoming van oneerlijke mededinging regels worden gesteld voor rechtspersonen die zich richten op activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard en in eigen beheer een openbare inrichting exploiteren (Paracommercie). Deze verordening is als hoofdstuk 8a opgenomen in de APV. Daarnaast kan de raad op grond van de artikelen 25a tot en met 25d in een verordening regels stellen ten aanzien van het inperken van alcoholverstrekking naar plaats en/of tijd, het verbinden van leeftijdsgrenzen aan de verstrekking van alcohol, het in bijzondere gevallen tijdelijk verbieden van alcoholverstrekking en het verbieden van prijsacties bij het verstrekken van alcohol. In hetzelfde hoofdstuk van de APV is met betrekking tot het laatste punt een artikel opgenomen. Voor de overige verordenende bevoegdheden heeft de raad vooralsnog geen aanleiding gezien. Ten aanzien van Paracommercie is het gewenst nader beleid vast te stellen. Verder is beleid ten aanzien van de handhaving noodzakelijk.

1.1. Paracommercie

In eerdergenoemd hoofdstuk van de APV zijn de tijden vastgelegd waarbinnen het voor paracommerciële openbare inrichtingen is toegestaan om alcoholhoudende drank te verstrekken. Dit wordt aangeduid als de schenktijden. In artikel 4, lid 4 van de wet is bepaald dat de burgemeester in bijzondere gevallen ontheffing kan verlenen van deze schenktijden. Voor het verlenen van de ontheffing gelden de volgende regels:

  • 1.

    Maximaal 5x per jaar wordt een ontheffing van de schenktijd verleend voor festiviteiten mits deze festiviteiten verband houden met de doelstelling van de paracommerciële rechtspersoon.

  • 2.

    De ontheffing wordt tot uiterlijk 02.00 uur verleend, tenzij sprake is van een bijzondere situatie zoals bijvoorbeeld een 24-uurssporttoernooi of een culturele nacht.

  • 3.

    Er wordt per paracommerciële rechtspersoon slechts 2x per jaar ontheffing verleend voor een later tijdstip dan 02.00 uur.

  • 4.

    Er wordt maximaal 1x per jaar een ontheffing verleend ten behoeve van een paracommerciële rechtspersoon die geen eigen horecafaciliteiten heeft en die gebruik maakt van de inrichting van een andere paracommerciële rechtspersoon, onder de voorwaarde dat er geen enkele binding is tussen de paracommerciële rechtspersoon die de inrichting beschikbaar stelt en de rechtspersoon die er gebruik van maakt. Voor de inrichting die ter beschikking wordt gesteld geldt in dat geval een maximum van 6 ontheffingen per jaar.

In artikel 2:34c van de APV is bepaald dat in bijzondere gevallen een afwijkende schenktijd kan worden vastgesteld. Dit kan gebeuren indien de paracommerciële rechtspersoon aannemelijk kan maken dat men door de geldende schenktijd nadelige gevolgen ondervindt. De schenktijden zijn zodanig bepaald dat in principe voor iedereen na afloop van de paracommerciële activiteit voldoende gelegenheid is om nog gebruik te maken van de horecafaciliteiten. Indien de activiteiten op een bepaalde avond structureel tot bijvoorbeeld 23.30 uur duren is dat echter niet het geval. In zo'n geval kan een latere schenktijd worden bepaald.

De schenktijden zijn niet onderverdeeld naar bijvoorbeeld soort paracommerciële activiteit. De tijden zijn ruim bepaald. Bij de ene instelling vinden de activiteiten hoofdzakelijk overdag plaats en bij de andere 's avonds. En in het ene geval is er helemaal geen sprake van jongeren die in aanraking kunnen komen met alcohol en in het andere geval schuilt daar juist een risico in. Om die reden is gekozen voor een ruim tijdsbestek. Overigens werd dit tijdsbestek in de praktijk al vele jaren gehanteerd op het basis van het paracommercialismebeleid dat het college voor de wetswijziging van 1 januari 2013 hanteerde. Dit heeft altijd naar tevredenheid gewerkt. Ondanks het ruime tijdsbestek zijn geen situaties ontstaan waarvan kan worden gesteld dat de paracommerciële inrichting feitelijk als een reguliere openbare inrichting wordt geëxploiteerd en daardoor een oneerlijke concurrentie vormt.

 

Het bestuur van de paracommerciële rechtspersoon moet in een reglement aangeven op welke tijden de alcoholverstrekking plaats vindt. Een dergelijk bestuursreglement is verplicht op grond van artikel 9 van de wet. In het reglement moet ook tot uitdrukking komen op welke tijden er veel jongeren aanwezig zijn en of en onder welke voorwaarden dan alcohol geschonken wordt. Op die manier kan de burgemeester altijd beoordelen of in een paracommerciële inrichting een risico zou ontstaan op alcoholmisbruik door jongeren of dat anderszins sprake kan zijn van alcoholmisbruik. Een bestuursreglement is in principe vormvrij. Voor een juiste beoordeling ervan hanteert de burgemeester het modelbestuursreglement dat is ontwikkeld door het NOC*NSF als uitgangspunt. Het is het bestuur van een paracommerciële rechtspersoon vrij om een ander model aan te houden. Dit dient echter altijd wel minimaal dezelfde kernpunten als genoemd model te bevatten.

 

In artikel 9 van de wet is eveneens bepaald dat vrijwilligers die bardiensten draaien een voorlichtingsinstructie met betrekking tot sociale hygiëne gevolgd moeten hebben. Ook voor deze instructie is niet bij wet bepaald waar deze aan moet voldoen. Het bestuur moet in het reglement vast leggen welke kwalificatienormen gelden. Door diverse koepelorganisaties en gezondheidsinstellingen worden trainingen en instructies aangeboden. Er zijn ook instructies via internet te volgen waarbij een certificaat kan worden behaald. De burgemeester hanteert voor een juiste beoordeling het uitgangspunt dat minimaal een voorlichtingsinstructie moet zijn gevolgd die is gegeven door een officiële instantie en waarbij een tastbaar bewijs van die instantie kan worden overlegd.

1.2 tijdelijke ontheffingen alcohol verstrekken

Op grond van artikel 35 van de wet kan de burgemeester voor bijzondere gelegenheden van zeer tijdelijke aard een ontheffing verlenen voor het verstrekken van zwak-alcoholische dranken. Hierbij moet worden gedacht aan alcoholverstrekking op evenementen of tijdelijke uitbreiding van een terras bij bijzondere gelegenheden of extra verkooppunten op een sportcomplex bij bijvoorbeeld toernooien. Na de wetswijziging van 1 januari 2013, biedt lid 5 van dit artikel de burgemeester de mogelijkheid om een ontheffing voor meerdere jaren te verlenen als de drankverstrekking plaats blijft vinden onder de verantwoordelijkheid van dezelfde persoon. Dit past bij het uitgangspunt van deregulering en heeft voor de aanvrager minder legeskosten tot gevolg. Uitgangspunt is dat een ontheffing steeds voor 3 jaar wordt verleend als aan de voorwaarden wordt voldaan.

Hoewel jongeren onder 18 jaar geen alcohol meer mogen kopen en/of bij zich hebben, bestaat er op evenementen in verhouding een groter risico dat jongeren of jong volwassenen te veel alcohol nuttigen. Om die reden willen preventie-instanties als Iriszorg graag met bijvoorbeeld een voorlichtingsstand op evenementen aanwezig zijn. Sommige organisatoren willen daar echter niet aan mee werken. Met het oog op alcoholmatiging en het bewust maken van jongeren van de risico's van overmatig alcoholgebruik is het echter wel een grote meerwaarde. Om die reden zal standaard aan de ontheffing het voorschrift worden verbonden, dat dergelijke instanties altijd de gelegenheid moet worden geboden om hun werkzaamheden op het terrein waar de ontheffing voor geldt, uit te oefenen.

1.3 Handhavingsbeleid

Rondom de wijziging van de wet per 1 januari 2013 is in de Regio Rivierenland uitgesproken dat het toezicht op de naleving van de wet bij voorkeur gezamenlijk georganiseerd gaat worden. Een regionale werkgroep heeft een handhavingsbeleid ontwikkeld dat ten behoeve van de uniformiteit zoveel mogelijk in alle Regiogemeenten hetzelfde zou moeten zijn. In dit beleid worden sanctiemaatregelen beschreven voor de meest voorkomende overtredingen bij alcoholverstrekkers. In een bijlage is een sanctietabel opgenomen. Het blijft hierbij mogelijk om in individuele gevallen af te wijken. Zodoende kan de burgemeester in bijzondere omstandigheden afwijken van de aard van de sanctie, de zwaarte daarvan, de hoogte van eventuele dwangsommen of bestuurlijke boetes en de duur van begunstigingstermijnen. De burgemeester dient dan in het besluit gemotiveerd aan te geven waarom er van het beleid wordt afgeweken.

 

De vraag met welke ambitie, prioriteit en capaciteit op de Drank- en Horecawet moet worden gehandhaafd is in dit beleid eigenlijk niet aan de orde. Voor 1 juli 2014 moet de gemeenteraad een handhavings- en alcoholmatigingsbeleid vaststellen. Dit beleid moet vervolgens deel gaan uitmaken van de Nota gemeentelijk gezondheidsbeleid. Op dat moment kan over die onderwerpen gediscussieerd worden. Tegelijkertijd wordt binnen de gemeente Tiel gewerkt aan Programmatisch Integraal Handhaven. Daar heeft dit ook zeker raakvlakken mee. Voor dit beleidsdocument is voornamelijk de sanctietabel van belang. Daarbij wordt in dit beleid ook vastgelegd welke stappen gevolgd worden en voor welke sancties gekozen worden.

1.3.1 Sanctiestrategie/maatregelen

De Gemeenwet, Algemene wet bestuursrecht en de Drank- en Horecawet geven aan welke sancties het bevoegde gezag kan inzetten tegen het voorkomen of voortduren van overtredingen. Deze zijn:

  • Opleggen van een last onder bestuursdwang, waarbij door feitelijk handelen de overtreding door of namens gemeente ongedaan wordt gemaakt (artikel 125 van de Gemeentewet en afdeling 5.3 van de Awb). Hieronder valt ook het sluiten en verzegelen van gebouwen en terreinen. De kosten van het toepassen van bestuursdwang kunnen worden verhaald op de overtreder;

  • Opleggen van een last onder dwangsom, waarbij onder dreiging van het invorderen van een geldbedrag de overtreding ongedaan moet worden gemaakt en/of voortduring en herhaling moet worden voorkomen; de last kan ook preventief worden opgelegd (afd. 5.4 van de Awb);

  • (Tijdelijke) sluiting van de inrichting ingevolge de APV, de Drank- en Horecawet en artikel 174 Gemeentewet;

  • Ontzeggen van de toegang tot een ruimte indien in strijd met de Drank- en Horecawet alcoholhoudende drank wordt verstrekt (artikel 36 van de Drank- en Horecawet);

  • Intrekken van de vergunning op grond van artikel 31, eerste lid (imperatief) en artikel 31, tweede en derde lid Drank- en Horecawet (facultatief);

  • Opleggen van een bestuurlijke boete (artikel 44a Drank- en Horecawet en Besluit Bestuurlijke Boete Drank- en Horecawet);

  • Schorsen van de vergunning (artikel 32 Drank- en Horecawet);

  • Tijdelijk stilleggen van de alcoholverkoop in de detailhandel (three-strikes-out; artikel 19a Drank- en Horecawet).

De Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA), voorheen belast met toezicht op de naleving van de Drank- en horecawet, hanteerde een interventiebeleid waarbij een onderscheid werd gemaakt in drie soorten overtredingen:

  • I.

    ernstige overtredingen: overtreding met een ernstig risico voor de gezondheid of de veiligheid van de mens of een overtreding met een ernstig risico dat snel ingrijpen van de overheid vereist);

  • II.

    overtredingen: handeling of gedraging in strijd met de daarop van toepassing zijnde wettelijke voorschriften en normen met een zodanig karakter, dat er weliswaar geen sprake is van een ernstige overtreding, maar dat de handeling of gedraging dusdanig ongewenst is dat herhaling van de overtreding moet worden voorkomen, mede ter voorkoming van het ontstaan van een ernstige overtreding; en

  • III.

    geringe overtredingen: handelingen of gedragingen, die niet in overeenstemming zijn met de wettelijke voorschriften en normen, maar welke niet - ook niet bij herhaalde handeling of gedrag - leiden tot een (ernstige) overtreding).

Het “Besluit bestuurlijke boete Drank- en horecawet” gaat uit van een driedeling in beboetbare gedragingen:

  • A.

    administratieve tekortkomingen;

  • B.

    overige geboden en verboden; en

  • C.

    speerpunten illegale exploitatie en overtreding leeftijdsgrenzen.

Een voorbeeld van een administratieve tekortkoming (boetecategorie A) is het niet in de inrichting aanwezig hebben van een afschrift van de vergunning (artikel 29, tweede lid Drank- en Horecawet). Een voorbeeld van illegale exploitatie (boetecategorie C) is het uitoefenen van het horeca- of slijtersbedrijf zonder dat daartoe een vergunning is aangevraagd (artikel 3 Drank- en Horecawet). Een voorbeeld van overtreding van de leeftijdsgrenzen (ook boetecategorie C) is het verstrekken van alcoholhoudende drank aan een persoon van wie niet is vastgesteld dat deze de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt (artikel 20, eerste lid Drank- en Horecawet). Alle overtredingen die bestuurlijk beboetbaar zijn en niet in categorie A of C vallen, worden beboet volgens het tarief behorend bij categorie B. Het gaat hier bijvoorbeeld om het verrichten van andere bedrijfsactiviteiten in een slijterij (artikel 14, eerste lid, Drank- en Horecawet).

 

Het verdient, in navolging van het interventiebeleid van de NVWA en de categorisering zoals die in het Besluit bestuurlijke boete Drank- en horecawet is opgenomen, uit te gaan van 3 categorieën. De categorieën zijn van licht naar zwaar:

 

  • Categorie A

De overtredingen in deze categorie zijn van minder ernstige overtredingen, bijvoorbeeld administratieve vereisten, signaleringen en gedragingen.

  • Categorie B

De overtredingen in deze categorie zijn ernstige overtredingen, maar er is geen sprake van een acute (gevaar)situatie. Een overtreding kan ook als categorie B worden aangemerkt als er verzwarende omstandigheden met betrekking tot de overtreder aan de orde zijn voor overtredingen die normaliter onder categorie A zouden vallen.

  • Categorie C

Deze overtredingen in deze categorie zijn ernstige overtredingen waarbij het gaat om urgente, ernstige zaken die direct dienen te worden beëindigd. Er is sprake van acuut gevaar voor de volksgezondheid of de veiligheid is in het geding. Er is snelheid vereist om tot beëindiging van de overtreding te komen.

 

Voor het handhaven wordt het volgende stappenplan gehanteerd:

 

Overtreding

Acties

Categorie A

Stap 1 → brief met hersteltermijn

Indien niet tijdig hersteld:

Stap 2 → waarschuwing

  • voornemen met hersteltermijn bekendmaken

  • termijn zienswijze

Indien niet tijdig hersteld:

Stap 3 → herstelsanctie en/of bestuurlijke boete

Indien niet tijdig hersteld:

Stap 4 → (van rechtswege) verbeuren dwangsom en invorderingsbeschikking of ten uitvoer leggen bestuursdwang

Categorie B

Stap 1 → waarschuwing

  • voornemen met hersteltermijn bekendmaken

  • termijn zienswijze

Indien niet tijdig hersteld:

Stap 2 → herstelsanctie en/of bestuurlijke boete

Indien niet tijdig hersteld:

Stap 3 → (van rechtswege) verbeuren dwangsom en invorderingsbeschikking of ten uitvoer leggen bestuursdwang

Categorie C

Stap 1 → direct bestuurlijke boete of herstelsanctie (zo kort mogelijke begunstiginstermijn)

 

Het toezicht op de wet is nieuw voor gemeenten. De toezichthouders zijn ook nieuw in hun functie. De opleiding "Toezichthouder Drank- en Horecawet" wordt pas sinds 2012 gegeven. Het is dus lastig om vooraf exact de strategie te bepalen. Wordt direct ingezet op het waar mogelijk toepassen van de bestuurlijke boete of wordt daar juist terughoudend mee om gesprongen? Een bestuurlijke boete vraagt veel van de toezichthouder. Een goed boeterapport is daarbij van wezenlijk belang en dient aan veel zwaardere eisen te voldoen dan een rapport van bevindingen dat kan worden gebruikt voor bestuurlijke sancties als bestuursdwang en dwangsom. In de praktijk zal moeten blijken wat het best passende handhavingsbeleid is. Daarbij is vooral bepalend op welk niveau het toezicht bij de AVRI wordt georganiseerd en of het ook in de toezicht bij die organisatie ondergebracht blijft. Vooralsnog zal eerder worden gekozen voor bestuurlijke handhaving waarbij de toezichthouder overtreding zal rapporteren en de handhaving door de back office van het stadhuis wordt verzorgd.

 

Spoedeisende bestuursdwang

Spoedeisende bestuursdwang in de vorm van sluiting van een openbare inrichting kan bijvoorbeeld geschieden wanneer:

  • daar door misdrijf verkregen voorwerpen zijn verworven, voorhanden zijn of worden overgedragen dan wel zijn bewaard of verborgen;

  • daar wapens als bedoeld in artikel 2 van de Wet wapens en munitie aanwezig zijn waarvoor geen ontheffing, vergunning dan wel verlof is verleend;

  • zich daar andere feiten of omstandigheden hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat het geopend blijven van die ruimte ernstig gevaar oplevert voor de openbare orde;

  • daar is gehandeld in strijd met het bepaalde in de Opiumwet.

1.3.2 sanctietabel

De mogelijke overtredingen en de bestuurlijke opvolging die daarop kan worden toegepast is weergegeven in de bij deze beleidsregels horende sanctietabel. Hieronder volgt een toelichting op een aantal begrippen.

 

Dwangsom

Bij het sanctiemiddel ‘dwangsom’ zijn de hoogtes van de dwangsommen vermeld die opgelegd kunnen worden. Bij deze bedragen is de categorie-indeling van de bestuurlijke boete als uitgangspunt genomen. Het maximum van de dwangsom is gesteld op 3 x de voorgestelde hoogte van de dwangsom zoals die in de sanctietabel is opgenomen. De in de sanctietabel genoemde dwangsommen betreffen dwangsommen per overtreding’ en niet ‘dwangsommen ineens’. Als zulks is vermeld, geldt de dwangsom per tijdseenheid waarin de last niet is uitgevoerd. Bij veel overtredingen is uitgegaan van een dwangsom per m2. Het aantal m2’s wordt berekend aan de hand van de oppervlakte van de lokaliteiten in het horeca- dan wel slijtersbedrijf. Het terras behoort ook tot de openbare inrichting. Deze oppervlaktes zijn onder andere terug te vinden in de Drank- en Horecavergunning.

 

Bestuurlijke boete

De bestuurlijke boete is in een aparte kolom opgenomen. Er dient rekening gehouden te worden met verhoging van de genoemde bestuurlijke boetebedragen in verband met recidive (zie hiervoor het Besluit Bestuurlijke boete Drank- en Horecawet). In de sanctietabel is aangegeven in welke gevallen een bestuurlijke boete kan worden opgelegd. Een bestuurlijke boete (punitieve sanctie) kan naast een situatieve sanctie (last onder dwangsom/bestuursdwang) worden opgelegd. In een aantal gevallen (als het voornemen bestaat om een vergunning in te trekken), kan géén bestuurlijke boete worden opgelegd.

 

Schorsen vergunning

Nieuw in de wet is de mogelijkheid om met toepassing van artikel 32 een vergunning te schorsen voor ten hoogste 12 weken. Uitgangspunt moet zijn dat in principe altijd eerst voor deze mogelijkheid gekozen wordt, alvorens tot definitieve intrekking van de vergunning wordt overgegaan. In dat geval zal in eerste instantie tot schorsing voor 4 weken worden overgegaan. Bij herhaling van de overtreding binnen een tijdvak van 3 jaar volgt een schorsing van 8 weken en uiteindelijk de maximale 12 weken als de overtreding opnieuw binnen 3 jaar wordt herhaald. Tenslotte volgt de definitieve intrekking van de vergunning.

Hoofdstuk 2 APV-Muziekdagen

 

Het Activiteitenbesluit is vastgesteld op grond van de Wet milieubeheer. Het stelt regels aan inrichtingen (in de zin van de wet milieubeheer) ter bescherming van het milieu, waaronder begrepen de bescherming van het milieu ter zake van geluidhinder. Het college is bevoegd om op grond van artikel 2.20 lid 5 van het Activiteitenbesluit maatwerkvoorschriften te stellen ten aanzien van de waarden zoals opgenomen in de artikelen 2.17 en 2.19. Een beroep op de muziekdagenregeling zet de normen van de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 tijdelijk aan de kant.

Sommige inrichtingen hebben nadere gedragsregels opgelegd gekregen, zoals de verplichting om ramen en deuren gesloten te houden. Ook is het mogelijk technische voorzieningen zoals geluidbegrenzers verplicht te stellen. Dit worden maatwerkvoorschriften genoemd. Die maatwerkvoorschriften zijn er uitsluitend voor bedoeld om ervoor te zorgen dat de horecaondernemer aan de normen van het Activiteitenbesluit voldoet. Als de ondernemer op grond van de muziekdagenregeling niet aan de normen hoeft te voldoen, komt aan de maatwerkvoorschriften dan ook geen (zelfstandige) betekenis toe. De maatwerkvoorschriften gelden dan ook niet gedurende het tijdvak waarvoor een muziekdag is gemeld.

 

Het ten gehore brengen van muziek als ware een muziekdag gemeld, terwijl deze dag niet overeenkomstig de geldende regels is gemeld.

Er is niet voldaan aan lid 2 van artikel 4:3 van de APV of artikel 2, lid 4 van de Nadere regels APV-horeca Tiel 2014 en dus is de dag niet aangemerkt als collectieve of incidentele festiviteit. Indien toch wordt geconstateerd dat de geluidsvoorschriften worden overschreden, dan kan hiertegen op de gebruikelijke wijze worden opgetreden. In ieder geval krijgt de exploitant een brief waarin nogmaals wordt gewezen op de spelregels en waarbij tevens wordt aangegeven dat bij een volgende overtreding het recht op festiviteiten voor een tijdvak van een jaar komt te vervallen.

Het overschrijden van de eindtijd van een muziekdag

Het bepaalde in en krachtens het gestelde in de artikelen 4:2 en 4:3 van de APV is na het verstrijken van de eindtijd niet meer van toepassing. Indien toch wordt geconstateerd dat de geluidsvoorschriften worden overschreden, dan kan hiertegen op de gebruikelijke wijze worden opgetreden. In dat geval krijgt de exploitant ook een brief waarin nogmaals wordt gewezen op de spelregels en waarbij tevens wordt aangegeven dat bij een volgende overtreding het recht op festiviteiten voor een tijdvak van een jaar komt te vervallen.

Het ten gehore brengen van muziek als ware een muziekdag gemeld, gedurende de periode dat het recht op muziekdagen is komen te vervallen

Er wordt een last onder dwangsom opgelegd waarbij bovendien wordt aangekondigd dat bij herhaalde overtredingen het recht op muziekdagen voor 3 jaar wordt ontzegd.

Het overschrijden van de maximale geluidsniveaus die gelden tijdens een muziekdag

- na 1e constatering volgt een aanschrijving waarbij op de overtreding wordt gewezen. Daarbij wordt tevens aangekondigd dat bij een volgende overtreding een last onder dwangsom kan worden opgelegd.

- na 2e constatering binnen een periode van 3 jaar volgt een 2e aanschrijving waarbij tevens de last onder dwangsom wordt opgelegd en waarbij bovendien wordt aangekondigd dat bij herhaalde overtredingen het recht op muziekdagen voor 3 jaar wordt ontzegd.

Hoofdstuk 3 APV-exploitatievergunning

3.1 Voorlopige vergunning

Een openbare inrichting mag pas worden geëxploiteerd als de exploitatievergunning is verleend. In de Apv is bepaald dat binnen 12 weken op de aanvraag moet zijn beslist en dat deze termijn met 12 weken kan worden verlengd.

 

In onderstaande gevallen kan de burgemeester een voorlopige vergunning verlenen opdat de ondernemer niet onnodig lang wordt gehinderd in de bedrijfsvoering:

  • 1.

    aanvrager neemt een openbare inrichting over met de bedoeling om dit bedrijf op dezelfde wijze te exploiteren. De ondernemer is immers gebaat bij continuïteit van het bedrijf. Dit kan alleen onder de volgende voorwaarden:

    • -

      de aanvraag moet compleet zijn ingediend;

    • -

      de aanvraag moet uiterlijk een week na overname zijn ingediend;

    • -

      voor de openbare inrichting is een exploitatievergunning van kracht;

    • -

      er lopen voor de betreffende openbare inrichting geen procedures of er zijn geen procedures gepland gebaseerd op andere horecagerelateerde wetgeving.

  • 2.

    op voorhand staat vast dat door omstandigheden een advies niet snel verwacht kan worden, maar het adviserende team of de adviserende instantie geeft aan dat er geen problemen zijn te verwachten. Als verder alle adviezen binnen zijn, zou dit betekenen dat een ondernemer onnodig lang moet wachten op de vergunning.

3.2 Omgeving openbare inrichting

Op grond van artikel 2:28 lid 3 onder a. van de APV kan een exploitatievergunning worden ingetrokken als de openbare orde en/of de woon- of leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed. Voor het bepalen van de directe omgeving van de openbare inrichting, geldt in principe dat de omgeving binnen een straal van 25 meter rondom de openbare inrichting onder de verantwoordelijkheid van de ondernemer valt. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij het afstandcriterium van artikel 2.13 van het Activiteitenbesluit. Indien aan de hand van waarnemingen en rapportages aannemelijk te maken is dat bijvoorbeeld een overlastsituatie die op een grotere afstand is gelegen, toch een direct verband heeft met de openbare inrichting, dan houdt die verantwoordelijkheid niet op bij de grens van 25 meter. In een eventuele aanschrijving zal dan duidelijk aan de ondernemer aangegeven moeten worden dat deze situatie tot zijn of haar verantwoordelijkheid wordt gerekend, zodat men ook de gelegenheid heeft om - indien gewenst - die verantwoordelijkheid gemotiveerd te weerleggen.

3.3 Portierplicht

 

Inleiding

Iedere openbare inrichting dient over een veiligheidsplan te beschikken. Dit veiligheidsplan maakt onderdeel uit van de exploitatievergunning. Op grond van deze vergunning is de ondernemer gehouden conform dit plan te handelen. De politie dient een positief advies af te geven ten aanzien van het veiligheidsplan. In bepaalde gevallen geeft de politie slechts een positief advies, als de ondernemer op vrijdagen en zaterdagen vanaf 23.00 uur tot sluitingstijd één of meer portiers in dienst heeft. In welke gevallen dat vereist is, kan niet op voorhand aangegeven worden. Het kan bijvoorbeeld niet gerelateerd worden aan oppervlakte of bezoekersaantallen. Het heeft veeleer te maken met (de combinatie van) muziekstijl, dansvloer, soort bezoekers, nadruk op nachtexploitatie, enz. Het is altijd maatwerk.

 

Probleem

Als een horecaondernemer portiers in dienst heeft, dan moeten deze gecertificeerd zijn en aangesloten zijn bij een erkend beveiligingsbedrijf. Dat is voor een ondernemer een behoorlijke investering. Er ontstaat – zeker op rustige uren – dus altijd een spanningsveld tussen omzet en veiligheid. Hoewel iedere ondernemer uiteraard zegt dat hij of zij veiligheid hoog in het vaandel heeft staan, maakt men natuurlijk wel altijd een financiële afweging. Dat heeft tot gevolg dat het voor de ondernemer regelmatig niet rendabel is om een portier in te huren, terwijl men dat op grond van de vergunning wel verplicht is. In het geval men de verplichting heeft om zelfs 2 portiers in dienst te hebben, is dat des te meer een probleem. Dit heeft tot gevolg dat de betrokken ondernemer zo nu en dan om wijziging van het veiligheidsplan vraagt, dan wel het er niet mee eens is als een (extra) portier verplicht wordt gesteld. Het is dan telkens aan de politie om de noodzaak van het vergunningvoorschrift te onderbouwen. Terwijl het wel primair de verantwoordelijkheid van de ondernemer is om zijn bedrijf veilig te exploiteren. Bovendien is het in deze economisch moeilijke tijden, ook niet irreëel om oog te hebben voor de financiële belangen van de ondernemers. Het gaat de ondernemers er ook niet om, om helemaal geen portiers meer in dienst te hebben. Men wil alleen wat flexibeler kunnen inspelen op de bezoekersaantallen.

 

Vrijblijvend politieadvies

Het hiervoor beschreven probleem kan worden opgelost, door de inzet van portiers inderdaad meer de eigen verantwoordelijkheid van de ondernemer te laten zijn. Het dwingende politieadvies, gevolgd door een voorschrift met betrekking tot portier(s) in de exploitatievergunning, moet dan worden vervangen door een vrijblijvend politieadvies. De ondernemer heeft dan de keuze om al dan niet het advies op te volgen. Ten behoeve van de handhaving dient wel in de vergunning vastgelegd te worden of de ondernemer zich aan het advies wenst te houden. (lees: indien de exploitant het advies overneemt, wordt/blijft dit onderdeel een voorschrift in de exploitatievergunning)

 

Verhoogde risicocategorie

Uiteraard staat veilige horeca-exploitatie altijd voorop. Zeker in het geval de ondernemer niet zijn of haar verantwoording neemt, is het de verantwoordelijkheid van de burgemeester om de veilige exploitatie – conform het politieadvies – af te dwingen. In dit hoofdstuk zijn het beleid en de handhavingsarrangementen opgenomen. Het niet exploiteren conform het veiligheidsplan en de vergunningvoorschriften leidt tot een dwangsomprocedure. Het kan niet zo zijn dat versoepeling van het portiersvoorschrift kan leiden tot een groter risico bij de exploitatie van de openbare inrichting. Met andere woorden, indien blijkt dat de ondernemer een onverantwoord risico neemt met betrekking tot de veilige exploitatie, moet snel kunnen worden ingegrepen. Dat kan bereikt worden door de openbare inrichting dat afwijkt van het politieadvies te plaatsen in een verhoogde risicocategorie. Dit houdt in dat voor dit bedrijf in snellere stappen het moment wordt bereikt dat de dwangsom wordt verbeurd. In onderstaand overzicht wordt dit schematisch weergegeven.

 

Exploitant kiest voor (behouden) vergunning met portiersvoorschrift

Exploitant geeft aan zich niet (geheel) te houden aan het politieadvies

Politieadvies met betrekking tot portiers

Geen gevolgen

Wijziging vergunning. Brief burgemeester waarin tevens wordt aangegeven dat de verhoogde risicocategorie van toepassing is.

Politie rapporteert dat voorschrift is overtreden, dan wel dat bij een incident aanwezigheid portier noodzakelijk was geweest

1e waarschuwing conform handhavingsarrangement

waarschuwing en alsnog ambtshalve opleggen portierplicht*

Nieuwe rapportage politie

2e waarschuwing conform handhavingsarrangement

Verbeuren dwangsom

Nieuwe rapportage politie

Verbeuren dwangsom conform handhavingsarrangement

Verdere verbeuring dwangsommen

* dit betekent dus weer een gewijzigde vergunning en biedt de ondernemer de mogelijkheid om zijn zienswijze kenbaar te maken en bezwaar aan te tekenen.

 

NB. Bovenstaand schema gaat uit van overtredingen of incidenten. Het kan in theorie ook zo zijn dat de politie signaleert dat een exploitant in de rechterkolom te veel risico's neemt met betrekking tot de veiligheid, maar dat het in de praktijk nog niet tot incidenten heeft geleid. In dat geval kan in een persoonlijk onderhoud, dan wel schriftelijk nogmaals het politieadvies onder de aandacht worden gebracht. Dit verandert echter niets aan de te nemen stappen.

3.4 gebied en categorie openbare inrichtingen zonder sluitingstijden

In artikel 2:29 van de APV zijn de vaste sluitingstijden bepaald. Lid 9 kent de burgemeester de mogelijkheid toe om een categorie horecabedrijven of een gebied aan te wijzen waarvoor deze sluitingstijden niet gelden. Voor die categorie of voor dat gebied gelden dus helemaal geen sluitingstijden. Er is ook geen aparte nachtvergunning meer vereist.

Tiel kende tot begin jaren '90 vrije sluitingstijden. Daarna kon voor iedere openbare inrichting in Tiel een nachtvergunning worden aangevraagd mits aan bepaalde veiligheidsvoorschriften werd voldaan. Eenmaal in bezit van de vergunning had de exploitant nog altijd vrije sluitingstijden. Later is aan de hand van het bestemmingsplan bepaald dat nieuwe nachtvergunningen alleen nog maar verstrekt zouden worden voor het Plein. Bestaande vergunningen vielen onder het overgangsrecht en bleven van kracht zolang de exploitatie werd voortgezet. In de praktijk bleek later dat dit tot vreemde situaties ging leiden. In een straat kon het voorkomen dat bij vergelijkbare horecabedrijven de ene wel een nachtvergunning had en de andere niet. Bovendien ging van het Plein als horecaplein ook niet die vanzelfsprekende aantrekkingskracht uit zodat dit plein kon gelden als exclusief nachthorecagebied. Na een beeldvormingsavond voor de gemeenteraad over dit onderwerp in 2012 kon de conclusie worden getrokken dat er draagvlak is voor verruiming van het nachthorecagebied. In de praktijk anno eind 2013 kan worden vastgesteld dat het merendeel van de horecabedrijven in de binnenstad zijn gevestigd in het gebied dat wordt begrensd door de Kerkstraat (inclusief de Kerkstraat zelf), Oliemolenwal (ged.), Santwijckse Poort, Havendijk, Waalstraat, Rechtbankstraat, Schoolstraatje. In dat gebied zijn ook vrijwel alle horecabedrijven met nachtvergunning gevestigd. Dit gedeelte is zeker in de nachtelijke uren wat rumoeriger deel van de binnenstad. Het ligt dan ook voor de hand om dit gebied aan te wijzen als gebied waar de sluitingstijden niet gelden.

Daarnaast geldt dat ook voor hotels met bar- en zaalfaciliteiten kan worden gesteld dat een nachtexploitatie onontbeerlijk is. Deze categorie is dus ook vrijgesteld van de sluitingstijden.

 

Voor alle buiten dit gebied gevestigde openbare inrichtingen of niet tot genoemde categorie behorende openbare inrichtingen, die op het moment van vaststellen van dit beleid in het bezit zijn van een nachtvergunning, geldt een overgangsrecht. Voor deze openbare inrichtingen gelden ook geen sluitingstijden. Dit recht blijft gelden zolang de openbare inrichting ononderbroken wordt voortgezet. Indien deze openbare inrichting van exploitant wisselt heeft dit geen invloed op het overgangsrecht. In het geval de openbare inrichting voor een periode van vijf maanden of meer gesloten is geweest, vervalt het overgangsrecht. Indien sprake is van een onvrijwillige sluiting als gevolg van een bestuurlijke sanctie, geldt deze regel in beginsel niet.

3.5 tijdelijke afwijking sluitingstijd

Op grond van artikel 2:30 van de APV kan de burgemeester onder andere in het belang van de openbare orde tijdelijk een andere sluitingstijd vast stellen voor een of meer openbare inrichtingen. In het kader van openbare orde is het van groot belang dat er in de nacht van 31 december op 1 januari zo veel mogelijk openbare inrichtingen geopend zijn. Gelet op deze bijzondere nacht is dit voor openbare inrichtingen waarop het bepaalde bij 3.5 niet van toepassing is, feitelijk niet reëel. Het publiek komt veelal pas na de jaarwisseling maar dan volgt al snel het tijdstip van sluiting. In artikel 4:3 van de APV is bepaald dat voor deze nacht een afwijkende eindtijd voor muziekdagen geldt van 04.00 uur. Dit tijdstip sluit aan bij het bijzondere karakter van deze nacht. Daarom geldt ook voor de hiervoor bedoelde horecabedrijven in de nacht van 31 december op 1 januari een sluitingstijd van 04.00 uur.

 

exploitatie zonder exploitatievergunning

- na constatering zal de exploitant worden aangeschreven om onmiddellijk de exploitatie te beëindigen tot de exploitatievergunning is verleend (last onder bestuursdwang).

- indien na het verstrijken van 1 week na de aanschrijving hieraan nog geen gevolg is gegeven, zal de openbare inrichting worden gesloten (effectuering bestuursdwang).

exploitatie in strijd met de vergunningvoorschriften of het niet naleven van het veiligheidsplan

exploitatie zonder dat een in de vergunning genoemde leidinggevende aanwezig is

het veroorzaken van overlast waardoor de woon- en leefsituatie nadelig wordt beïnvloed.

(zoals overlast van gestalde fietsen, overlast op straat van en door bezoekers van de openbare inrichting)

het overtreden van de sluitingstijden

- na 1e constatering volgt een aanschrijving waarbij op de overtreding wordt gewezen. Daarbij wordt tevens aangekondigd dat bij een volgende overtreding een dwangsom kan worden opgelegd.

- na 2e constatering binnen een periode van 3 jaar volgt een 2e aanschrijving waarbij tevens de last onder dwangsom wordt opgelegd en waarbij bovendien wordt aangekondigd dat bij herhaalde overtredingen de vergunning uiteindelijk zal worden ingetrokken.

- na volgende constatering binnen een periode van 3 jaar na de laatste aanschrijving, wordt de dwangsom verbeurd en zonodig wordt dit herhaald bij volgende constateringen binnen een periode van 3 jaar nadat de laatste dwangsom is verbeurd.

- na 5e verbeurdverklaring van de dwangsom wordt de exploitatievergunning op grond van artikel 1.6, lid c APV ingetrokken en wordt de openbare inrichting gesloten

Geen portiers in afwijking van het politieadvies

- de ondernemer aanschrijven dat de zaak in de verhoogde veiligheidscategorie valt.

- als de politie meldt dat er een incident is geweest en dat er een portier noodzakelijk was, legt de gemeente de horecaondernemer een portierplicht op.

- als uit een nieuw rapport van de politie blijkt dat nadien door hen geen portier werd aangetroffen, volgt een aanschrijving waarbij een last onder dwangsom wordt opgelegd en waarbij bovendien wordt aangekondigd dat bij herhaalde overtredingen de exploitatievergunning zal worden ingetrokken.

- als de gelegenheid om portiers aan te stellen niet wordt benut wordt de dwangsom verbeurd.

- als ook het verbeuren van dwangsommen geen uitkomst biedt wordt de last onder dwangsom ingetrokken en wordt vervolgens de exploitatieverdunning ingetrokken.

Hoofdstuk 4 APV-Terrassen

4.1 Situering terras

Terrassen worden in beginsel direct voor een inrichting geplaatst en de voetgangers dienen vrije doorgang te hebben langs het terras. Daar waar terrassen aaneengesloten voor¬komen – dan wel er dusdanig veel terrassen op een weggedeelte zijn gesitueerd dat dit invloed heeft op de voetgangersstromen – zal overleg met de exploitan¬ten wor¬den gevoerd om de inrichtingen en de noodzakelijke ruimte voor voetgangers op elkaar af te stem¬men bin¬nen door de ge¬meente vast te stellen gren¬zen. In sommige situaties betekent dit dat een loopstrook over het terras verplicht gesteld kan worden. In dergelijke gevallen zal de loopstrook tenminste 2 meter breed moeten zijn, zodat voetgangers elkaar kunnen passeren. In bijzondere gevallen mag een loop¬strook het ter¬ras schei¬den van de inrich¬ting of mag het terras aan de overzijde van een rijbaan of voet- of fietspad worden geplaatst.

Met toestemming van de exploitant/eigenaar van het belendende perceel mag een terras eventueel ook onmiddellijk voor dat perceel worden opge¬steld. In gevallen dat – naar het oordeel van de burgemeester – geen onoverkomelijke belemmering voor het belendende perceel ontstaat, mag een terras ook op enige meters uit de gevel voor dat perceel worden geplaatst.

4.2 vrijliggende terrassen

Vergunningen voor vrijliggende terrassen (veelal op pleinen en/of pleinvormige weggedeelten) worden slechts verstrekt aan inrichtingen die aan alle onderstaande voorwaarden voldoen:

  • -

    de terraslocatie ligt recht tegenover of ter hoogte van de gevel van de inrichting dan wel in onmiddellijke nabijheid van de inrichting.

  • -

    er is vanuit de inrichting ongehinderd zicht op de gang van zaken op het betreffende terras.

  • -

    er is een zo kort mogelijke, logische route voor de bediening op het terras. De bediening mag uitsluitend vanuit de inrichting gebeuren.

  • -

    er ontstaan geen verkeersonveilige situaties.

4.3 promenadegebied

Gezien het huidige drukte beeld van voetgangers en verzorgingsverkeer worden terrassen geweerd in het promenadegebied in de binnenstad, op de volgende weggedeelten:

# het smalle gedeelte van de Waterstraat

# het smalle gedeelte van de Voorstad

# het noordelijk deel van de Weerstraat, tussen de Markt en het Jodenstraatje

# smalle gedeelte Chasséstraat

# Hof van Arkel

# Scheidingsstraatje

# Oliemolensteeg

# Korte Nieuwsteeg

# Walstraatje

4.4 Toewijzing vrije vakken Terrasplan Plein

In 2009 is het Terrasplan Plein vastgesteld. Aan de hand daarvan is de beschikbare terrasruimte toebedeeld aan openbare inrichtingen. Zolang niet alle percelen op het Plein worden geëxploiteerd als horeca, blijven er altijd vakken vrij die niet primair als terrasvak bij een openbare inrichting horen. Zowel direct voor de panden, als in de middenvakken. Het is aannemelijk dat in de nabijheid gevestigde openbare inrichtingen deze vakken ook zouden willen gebruiken. Datzelfde kan in theorie ook gelden voor een terrasvak dat wel bij een openbare inrichting hoort, maar waarvan de betreffende horeca-exploitant heeft aangegeven er geen gebruik van te willen maken. Hiervoor gelden de volgende regels:

  • -

    voor het gebruik van een terrasvak dat direct is gelegen voor een niet-openbare inrichting, is altijd de toestemming nodig van de betreffende gebruiker. Ook als het terras uitsluitend buiten winkeltijden wordt geplaatst. De toestemming is niet vereist voor de middenvakken.

  • -

    Deze gebruiker kan de toestemming per direct intrekken.

  • -

    Indien een vrij terrasvak in één van de middenvakken wordt toegewezen aan een horeca-exploitant, dan geldt dit in principe tot het moment dat in het bijbehorende pand een openbare inrichting wordt gevestigd. Als dit tijdens het lopende terrasseizoen gebeurt, dan mag de exploitant die een terras aldaar exploiteert, dit blijven doen tot het einde van het terrasseizoen. Deze ondernemer heeft voor die ruimte immers geïnvesteerd en misschien zelfs wel extra personeel aangesteld. Het zou dan niet fair zijn om dat tijdens het lopende het seizoen te beëindigen. Hetzelfde geldt overigens ook als een horeca-exploitant een vrij vak gebruikt dat eigenlijk toebehoort aan een andere exploitant, maar in een eerder stadium te kennen heeft gegeven daar geen gebruik van te willen maken. Deze laatste exploitant kan dus niet per direct het vak "opeisen" dat feitelijk wel bij zijn of haar openbare inrichting hoort.

  • -

    In beginsel kan een exploitant alleen aanspraak maken op een vrij vak dat direct grenst aan zijn of haar reguliere vak. Tenzij aanspraak wordt gemaakt op een vak waar niemand anders aanspraak op maakt.

  • -

    Uitgangspunt is dat zoveel mogelijk horeca-exploitanten aanspraak kunnen maken op een vrij vak. In beginsel kan een exploitant dus slechts aanspraak maken op 1 extra vrij vak. Ook hier geldt dat dit uitgangspunt kan worden los gelaten als niemand anders aanspraak maakt op het vak dat de betreffende exploitant zou willen gebruiken. Zo'n 2e of 3e extra vrij vak kan aan het begin van een nieuw terrasseizoen aan een andere exploitant worden toegewezen, als deze zijn of haar interesse ervoor heeft aangegeven en zelf nog geen extra vrij vak toegewezen heeft gekregen.

  • -

    Eventueel kan een exploitant ook aanspraak maken op een deel van een vrij vak dan wel kan een vrij vak in twee delen worden gesplitst en aan twee exploitanten worden toegekend.

  • -

    Indien meerdere exploitanten aanspraak maken op (een) vrij(e) terrasvak(ken) zal in eerste instantie worden geprobeerd om in onderling overleg een dusdanige verdeling te maken waarbij aan alle wensen tegemoet wordt gekomen. Mochten de exploitanten onderling niet tot een oplossing komen, zal de gemeente hierin een beslissing nemen. Daarbij wordt rekening gehouden met "logische" aspecten als afstand tussen openbare inrichting en terrasvak, totaal aantal m²'s terras en eventuele alternatieve vakken.

  • -

    In onderling overleg kunnen exploitanten ervoor kiezen om de aan hen toegewezen vakken anders te verdelen. Dit dienen zij gezamenlijk schriftelijk aan te geven. Er is altijd sprake van vrijwilligheid en goedvinden van betrokkenen. Indien één van de betrokken exploitanten aangeeft zich niet meer te kunnen vinden in de herverdeling, vervalt deze automatisch. Dan geldt weer de toedeling van de terrasvakken op basis van dit Terrasplan, dan wel de eerder vastgelegde toedeling van vrije vakken. Deze mogelijkheid geldt niet alleen voor vrije terrasvakken, maar ook voor vaste vakken of een combinatie ervan.

4.5 Gebruik podiumvakken op het Plein

In de bij het Terrasplan Plein behorende plattegrond zijn rood gearceerd de podiumlocaties aangegeven. Deze locaties kunnen gewoon gebruikt worden als terras, tenzij een evenementenvergunning is verleend waarin op die locatie een podium is vergund. Het terras mag dan niet worden uitgezet. De beoordeling van een aanvraag om een evenementenvergunning staat verder geheel los van dit terrasplan. De evenementencommissie beoordeelt of en door wie gebruik gemaakt kan worden van een podiumlocatie. Eveneens wordt in die commissie beoordeeld of als gevolg van de evenementenvergunning omliggende terrassen wel of niet geëxploiteerd kunnen worden. Een exploitant heeft in bepaalde gevallen de mogelijkheid om een podium op het eigen terras te plaatsen. Dit wordt altijd gezien als evenement. Hiervoor moet een melding worden gedaan, dan wel een vergunning worden aangevraagd op grond van het evenementenbeleid.

In gevallen dat een grootschalig evenement wordt georganiseerd waarbij slechts 1 groot podium wordt geplaatst, dan geldt het terrasvak met de nummers 36 t/m 40 als hoofdpodiumlocatie. In dat geval kan in genoemde commissie worden bepaald dat alle terrassen in dat vak tijdens het evenement moeten wijken. Overigens zijn om die reden in dit terrasvak geen bomen gesitueerd.

 

in werking getreden op 27 februari. Let wel dit was op basis van onjuiste publicatie. Op 5 maart is rectificatie geplaatst

 

Aldus vastgesteld op 17 februari 2014

de burgemeester van Tiel