Artikel 1. Begrippenkader
In dit artikel worden de belangrijkste begrippen gedefinieerd die met betrekking tot treasury van toepassing zijn.
Algemene begrippen treasuryfunctie:
- a.
De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezichthouden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s;
- b.
Het treasurybeleid bestaat uit de uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten, de organisatorische en administratieve kaders, de informatievoorziening en de administratieve organisatie ter uitvoering van de treasuryfunctie. Het beleid wordt vastgelegd in een treasurystatuut;
- c.
Het treasurybeheer is de (beleids)uitvoering van de treasuryfunctie, binnen de kaders van het treasurystatuut. In de treasuryparagraaf van achtereenvolgens de programmabegroting en de programmarekening wordt toegelicht hoe dit beleid in de betreffende periode wordt c.q. is vormgegeven;
- d.
De treasuryfunctie van Westervoort is gemandateerd aan de ambtelijke organisatie lStroom, de gemeenschappelijke regeling met de gemeente Duiven, waarin de uitvoering van gemeentelijk taken, waaronder de financiële taken, zoals die van de treasuryfunctie, is ondergebracht.
De treasuryfunctie bestaat uit 3 deelfuncties:
- a)
Risicobeheer, waaronder rente-, krediet-, koers-, en valutarisicobeheer;
- b)
Gemeentefinanciering, waaronder financiering en uitzettingen > 1 jaar;
- c)
Kasbeheer, waaronder geldstromenbeheer.
In dit statuut wordt verstaan onder:
- •
Derivaten: Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals leningen zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren;
- •
Financiering: Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen;
- •
Geldstromenbeheer: Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer);
- •
Intern liquiditeitsrisico: De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen;
- •
Intradaglimiet: De intradaglimiet geeft het maximale bedrag weer dat de gemeente per dag van de schatkistbankieren-werkrekening ten laste van de rekening-courant bij de schatkist kan opnemen;
- •
Kasgeldlimiet: Een bedrag op basis van de Wet fido ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar;
- •
Koersrisico: Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen;
- •
Kredietrisico: De risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie of deficit;
- •
Liquiditeitenbeheer Het aantrekken en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar;
- •
Liquiditeitenplanning: Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld naar aard en tijdseenheid;
- •
Renterisico: Het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de gemeente door rentewijzigingen;
- •
Rating: De Rating geeft de kredietwaardigheid van een bank aan;
- •
Renterisiconorm: Een bij de aanvang van enig jaar op basis van de Wet fido gefixeerd percentage van het begrotingstotaal van de gemeente dat bij de realisatie niet mag worden overschreden;
- •
Rentetypische looptijd: Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding;
- •
Rentevisie: Toekomstverwachting over de renteontwikkeling;
- •
Saldobeheer: Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen;
- •
Schatkistbankieren: Decentrale overheden dienen al hun overtollige middelen boven een bepaalde drempel aan te houden in de schatkist bij het ministerie van Financiën;
- •
Solvabiliteitsratio: Het voor een financiële onderneming voorgeschreven minimumniveau aansprakelijk vermogen tegenover aangehouden naar risicograad gewogen activum;
- •
Treasuryfunctie: De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit drie deelfuncties: risicobeheer, gemeentefinanciering en kasbeheer;
- •
Treasurer: De medewerker financieel beleid, in dienst bij de ambtelijke organisatie lStroom, die bij mandaat van de gemeente is belast met de dagelijkse uitvoering van het treasurybeleid. Hij/zij is daartoe aangewezen door de teamregisseur Financiën, die eveneens bij mandaat van de gemeente daartoe bevoegd is;
- •
Uitzetting: Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen voorwaarden. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer.