Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Achtkarspelen

Beleidsregels tegemoetkomingen kosten kinderopvang

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAchtkarspelen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels tegemoetkomingen kosten kinderopvang
CiteertitelBeleidsregels tegemoetkomingen kosten kinderopvang 2021
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet kinderopvang
  2. artikel 35 van de Participatiewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

26-08-2021nieuwe regeling

15-06-2021

gmb-2021-289019

S2021-14914

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels tegemoetkomingen kosten kinderopvang

INLEIDING

In de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen Peuterspeelzalen (Wko) is, naast onderwerpen als kwaliteitsbeheer, geregeld hoe de financiering van de kinderopvang er uit ziet. Omdat de Peuterspeelzalen met ingang van 2018 ook als kinderopvangorganisatie worden gezien en onder de Wko vallen, wordt onder kinderopvang ook peuteropvang verstaan. Ten behoeve van de leesbaarheid zal in het vervolg echter alleen gesproken worden over kinderopvang.

 

Het uitgangspunt van de Wko is dat de kinderopvang een zaak is van ouders, werkgevers en overheid. Deze partijen dragen de kosten van kinderopvang.

 

Op grond van de Wko heeft de ouder of zijn eventuele partner aanspraak op een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang. Het gaat hierbij om (artikel 1.5 lid 1 Wko):

 

  • kinderopvang in een geregistreerd kindercentrum (waaronder peuterspeelzalen); of

  • gastouderopvang in een geregistreerde voorziening voor gastouderopvang

De wetgever beoogt door het vestigen van een wettelijke aanspraak op ondersteuning in de kosten van kinderopvang, voor ouders en andere verzorgers, de combinatie van arbeid en zorg te vergemakkelijken en de toegankelijkheid van kinderopvang te vergroten.

 

De kinderopvangtoeslag is een toeslag die centraal wordt uitgekeerd door de Belastingdienst. Deze toeslag is afhankelijk van het inkomen van de ouder en diens eventuele partner.

Het college is bevoegd om een tegemoetkoming als aanvulling op de kinderopvangtoeslag te verstrekken voor de volgende doelgroepen:

 

Wettelijke doelgroep

 

  • -

    Inwoner met een PW/IOAW/IOAZ/ANW uitkering die gebruik maakt van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

  • -

    Een ouder, jonger dan 18 jaar, die scholing of een opleiding volgt en een bijstandsuitkering ontvangt of kan ontvangen.

  • -

    Een ouder die student is en staat ingeschreven bij een school of instelling als bedoeld in paragraaf 2.2 of 2.4 van de WTOS of artikel 2.8 t/m 2.11 WSF.

Gemeentelijke doelgroep

 

  • -

    Een NUG'er die gebruik maakt van een voorziening gericht op de arbeidsmarkt.

  • -

    Een inburgeraar die het verplichte inburgeringstraject volgt.

  • -

    Een PW-gerechtigde die een deeltijdbaan heeft.

Verstrekkingen voor de voorgaande twee doelgroepen vinden, in aanvulling op de Kinderopvangtoeslag, plaats via het Participatiebudget.

 

Doelgroep sociaal medische indicatie

 

  • -

    Een ouder/ouders, waarbij op basis van sociale redenen, voortkomend uit de huiselijke situatie, is vastgesteld dat kinderopvang in het belang van een goede en gezonde ontwikkeling van dat kind noodzakelijk is (sociale indicatie).

  • -

    Een ouder/ouders met een lichamelijke, zintuiglijke, verstandelijke of psychische beperking, voor wie is vastgesteld dat een of meer van deze beperkingen kinderopvang noodzakelijk maken (medische indicatie).

Verstrekkingen in dit kader vinden plaats vanuit de bijzondere bijstand.

 

Doelgroep reguliere peuteropvang voor 2 dagdelen per week, waarbij de ouders al dan géén recht hebben op Kinderopvangtoeslag

 

  • -

    Een ouder/ouders, die ten behoeve van het kind gebruik maakt van reguliere peuteropvang voor 2 dagdelen per week op een op grond van de “Deelverordening Peuteropvang en voorschoolse educatie gemeente Achtkarspelen 2014” gesubsidieerde kindplaats.

  • -

    Een ouder/ouders, die ten behoeve van het kind gebruik maakt van reguliere peuteropvang voor 2 dagdelen per week maar wie geen gebruik kan maken van een gesubsidieerde kindplaats, omdat aanspraak kan worden gemaakt op kinderopvangtoeslag.

Doelgroep voorschoolse educatie voor 4 dagdelen behorend tot VVE (geïndiceerde vroeg- en voorschoolse educatie), waarbij de ouders al dan géén recht hebben op Kinderopvangtoeslag

 

  • -

    Een ouder/ouders, die ten behoeve van het kind gebruik maakt van een op grond van de “Deelverordening Peuteropvang en voorschoolse educatie gemeente Achtkarspelen 2014” gesubsidieerde kindplaats in het kader van voorschoolse educatie behorend tot VVE (geïndiceerde vroeg- en voorschoolse educatie).

  • -

    Een ouder/ouders, bij wie de noodzaak voor het kind om gebruik te maken van voorschoolse educatie behorend tot VVE is vastgesteld, maar wie geen gebruik kan maken van een gesubsidieerde kindplaats, omdat aanspraak kan worden gemaakt op kinderopvangtoeslag.

Verstrekkingen voor de voorgaande twee doelgroepen vinden plaats via de bijzondere bijstand en betreffen de voor belanghebbende overblijvende kosten, hetzij in aanvulling op de gesubsidieerde kindplaats, hetzij in aanvulling op de Kinderopvangtoeslag.

 

Andere vormen van tegemoetkomingen voor kinderopvang zijn, behoudens zéér bijzondere omstandigheden, niet mogelijk.

 

Het feit dat kinderopvang qua financieringsstructuur niet bepaald eenvoudig is vraagt om nieuw beleid. Deze beleidsregels dienen daarvoor.

 

BELEIDSREGELS TEGEMOETKOMINGEN KOSTEN KINDEROPVANG

 

ALGEMEEN

Artikel 1: begripsbepalingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de IOAW, de IOAZ, de WMO, de Jeugdwet, de AWIR, de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen Peuterspeelzalen, het Besluit Kinderopvangtoeslag, de Awb, de Gemeentewet en het Burgerlijk Wetboek.

  • 2.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Achtkarspelen;

    • b.

      de wet: de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;

    • c.

      de kinderopvang: het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint;

    • d.

      de kinderopvangtoeslag: de via de Belastingdienst Toeslagen te ontvangen tegemoetkoming voor de kosten van kinderopvang;

    • e.

      de ouderbijdrage: de in principe voor eigen rekening voor de ouder(s) blijvende kosten;

    • f.

      de tegemoetkoming: een tegemoetkoming voor de ouderbijdrage via het participatiebudget of de bijzondere bijstand in aanvulling op de kinderopvangtoeslag of de gesubsidieerde kindplaatsen op grond van de Deelverordening Peuteropvang en voorschoolse educatie gemeente Achtkarspelen 2014 of de bijzondere bijstand voor de kosten kinderopvang op sociaal/medische indicatie;

    • g.

      de maximale uurtarieven: de in de wet en het Besluit Kinderopvangtoeslag genoemde bedragen, op basis waarvan de kinderopvangtoeslag en/of de ouderbijdrage worden berekend;

    • h.

      het maximaal aantal uren kinderopvang: de in de wet en het Besluit Kinderopvangtoeslag genoemde norm qua maximum uren kinderopvang per maand, op basis waarvan de kinderopvangtoeslag en/of de ouderbijdrage worden berekend;

    • i.

      de doelgroepen: de verschillende vormen van kinderopvang ten behoeve van bepaalde groepen, waarvoor een tegemoetkoming kan worden verstrekt via het Participatiebudget of via de bijzondere bijstand.

DE DOELGROEPEN

Artikel 2: De wettelijke doelgroep

  • 1.

    De volgende doelgroepen kunnen volgens de wet (art 1.13), naast de Kinderopvangtoeslag, in aanmerking komen voor een aanvullende tegemoetkoming van de gemeente vanuit het Participatiebudget in de kosten van kinderopvang:

    • -

      de ouder met een PW/IOAW/IOAZ/ANW uitkering die gebruik maakt van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling;

    • -

      de ouder, jonger dan 18 jaar, die scholing of een opleiding volgt en een bijstandsuitkering ontvangt of kan ontvangen.

    • -

      de ouder die student is en staat ingeschreven bij een school of instelling als bedoeld in paragraaf 2.2 of 2.4 van de WTOS of artikel 2.8 t/m 2.11 WSF.

  • 2.

    Voor de belanghebbende wordt vastgesteld welke vorm en omvang de kinderopvang moet hebben. Hierbij is leidend wat voor het kunnen volgen van de voorziening of de opleiding/studie nodig is.

  • 3.

    De tegemoetkoming wordt berekend met behulp van de berekeningstool op Belastingdienst/Toeslagen.nl (proefberekening) op de wijze zoals in de toelichting op dit artikel staat omschreven.

  • 4.

    Het toekennen van de tegemoetkoming vindt plaats als onderdeel van het met belanghebbende af te sluiten trajectplan.

  • 5.

    Het verstrekken van de tegemoetkoming duurt voort zolang er een noodzaak is aan te wijzen.

  • 6.

    De inlichtingenplicht als bedoeld in de Participatiewet is onverkort op deze verstrekkingen van toepassing.

  • 7.

    Jaarlijks vindt in augustus/september aan de hand van de jaaropgave van het kinderopvangorganisatie en de definitieve beschikking van de Belastingdienst rondom de ontvangen kinderopvangtoeslag de definitieve vaststelling van de tegemoetkoming plaats.

Artikel 3: De gemeentelijke doelgroep

  • 1.

    Aanvullend heeft de gemeente de volgende doelgroepen aangewezen, die eveneens in aanmerking komen voor een op de Kinderopvangtoeslag aanvullende tegemoetkoming van de gemeente vanuit het Participatiebudget in de kosten van kinderopvang:

    • -

      de NUG’er die gebruik maakt van een voorziening gericht op de arbeidsmarkt;

    • -

      de inburgeraar die het verplichte inburgeringstraject volgt;

    • -

      de PW-gerechtigde die een deeltijdbaan heeft.

  • 2.

    Voor de belanghebbende wordt vastgesteld welke vorm en omvang de kinderopvang moet hebben. Hierbij is leidend wat voor het kunnen volgen van de voorziening, het inburgeringstraject of het doen van het deeltijdwerk nodig is.

  • 3.

    De tegemoetkoming wordt berekend met behulp van de berekeningstool op Belastingdienst/Toeslagen.nl (proefberekening) op de wijze zoals in de toelichting op dit artikel staat omschreven.

  • 4.

    Het toekennen van de tegemoetkoming vindt plaats als onderdeel van het met belanghebbende af te sluiten trajectplan.

  • 5.

    Het verstrekken van de tegemoetkoming duurt voort zolang er een noodzaak is aan te wijzen.

  • 6.

    De inlichtingenplicht als bedoeld in de Participatiewet is onverkort op deze verstrekkingen van toepassing.

  • 7.

    Jaarlijks vindt in augustus/september aan de hand van de jaaropgave van het kinderopvangorganisatie en de definitieve beschikking van de Belastingdienst rondom de ontvangen kinderopvangtoeslag de definitieve vaststelling van de tegemoetkoming plaats.

Artikel 4: De doelgroep sociaal medische indicatie

  • 1.

    In het kader van kinderopvang op basis van sociale en medische indicatie zijn de volgende doelgroepen aangewezen, welke voor de voor hun rekening komende kosten een tegemoetkoming uit de bijzondere bijstand kunnen ontvangen:

    • a.

      de ouder/ouders, waarbij op basis van sociale redenen, voortkomend uit de huiselijke situatie, is vastgesteld dat kinderopvang in het belang van een goede en gezonde ontwikkeling van dat kind noodzakelijk is (sociale indicatie).

    • b.

      de ouder/ouders met een lichamelijke, zintuiglijke, verstandelijke of psychische beperking, voor wie is vastgesteld dat een of meer van deze beperkingen kinderopvang noodzakelijk maken (medische indicatie).

  • 2.

    Voor de belanghebbende wordt in het kader van de aanvraag bijzondere bijstand de noodzaak, de vorm en de omvang van de kinderopvang vastgesteld. Hierbij wordt het advies van bij het gezin betrokken externe instanties ingewonnen. Eventueel wordt, wanneer het gaat om een situatie als bedoeld in lid 1, sub b van dit artikel een medisch advies gevraagd bij de instantie waarbij dit is ingekocht.

  • 3.

    De bijzondere bijstand wordt berekend met behulp van de berekeningstool op Belastingdienst/Toeslagen.nl (proefberekening) op de wijze zoals in de toelichting op dit artikel staat omschreven.

  • 4.

    Aanspraak op een tegemoetkoming via de bijzondere bijstand moet worden gedaan door middel van het indienen van een aanvraag.

  • 5.

    De inlichtingenplicht als bedoeld in de Participatiewet alsmede de bepalingen in de Beleidsregels Bijzondere Bijstand zijn onverkort op deze verstrekkingen van toepassing.

  • 6.

    Jaarlijks vindt in augustus/september aan de hand van de jaaropgave van het kinderopvangorganisatie en de definitieve beschikking van de Belastingdienst rondom de ontvangen kinderopvangtoeslag de definitieve vaststelling van de bijzondere bijstand plaats.

Artikel 5: De doelgroep reguliere peuteropvang

  • 1.

    In het kader van reguliere peuteropvang voor 2 dagdelen per week zijn de volgende groepen aangewezen, welke voor de voor hun rekening komende kosten ter hoogte van de ouderbijdrage een tegemoetkoming uit de bijzondere bijstand kunnen ontvangen:

    • -

      de ouder/ouders, die ten behoeve van het kind gebruik maakt van reguliere peuteropvang op een op grond van de “Deelverordening Peuteropvang en voorschoolse educatie gemeente Achtkarspelen 2014” gesubsidieerde kindplaats.

    • -

      de ouder/ouders, die ten behoeve van het kind gebruik maakt van reguliere peuteropvang maar wie geen gebruik kan maken van een gesubsidieerde kindplaats, omdat aanspraak kan worden gemaakt op kinderopvangtoeslag.

  • 2.

    Uit het feit dat de gemeente ook reguliere peuteropvang wil stimuleren vloeit de noodzaak voort.

  • 3.

    De bijzondere bijstand wordt berekend met behulp van de berekeningstool op Belastingdienst/Toeslagen.nl (proefberekening) op de wijze zoals in de toelichting op dit artikel staat omschreven.

  • 4.

    Aanspraak op een tegemoetkoming via de bijzondere bijstand moet worden gedaan door middel van het indienen van een aanvraag.

  • 5.

    De inlichtingenplicht als bedoeld in de Participatiewet alsmede de bepalingen in de Beleidsregels Bijzondere Bijstand zijn onverkort op deze verstrekkingen van toepassing.

  • 6.

    Jaarlijks vindt in augustus/september aan de hand van de jaaropgave van het kinderopvangorganisatie en de definitieve beschikking van de Belastingdienst rondom de ontvangen kinderopvangtoeslag de definitieve vaststelling van de bijzondere bijstand plaats.

Artikel 6: De doelgroep voorschoolse educatie behorend tot VVE

  • 1.

    In het kader van kinderopvang als gevolg van voorschoolse educatie behorend tot VVE voor 4 dagdelen per week zijn de volgende groepen aangewezen, welke voor de voor hun rekening komende kosten ter hoogte van de ouderbijdrage een tegemoetkoming uit de bijzondere bijstand kunnen ontvangen:

    • -

      de ouder/ouders, die ten behoeve van het kind gebruik maakt van een op grond van de “Deelverordening Peuteropvang en voorschoolse educatie gemeente Achtkarspelen 2014” gesubsidieerde kindplaats in het kader van voorschoolse educatie behorend tot VVE (geïndiceerde vroeg- en voorschoolse educatie).

    • -

      Een ouder/ouders, bij wie de noodzaak voor het kind om gebruik te maken van voorschoolse educatie behorend tot VVE is vastgesteld, maar wie geen gebruik kunnen maken van een gesubsidieerde kindplaats, omdat aanspraak kan worden gemaakt op kinderopvangtoeslag.

  • 2.

    Wanneer een kind wordt toegelaten in de voorschoolse educatie is de noodzaak vastgesteld.

  • 3.

    De bijzondere bijstand wordt berekend met behulp van de berekeningstool op Belastingdienst/Toeslagen.nl (proefberekening) op de wijze zoals in de toelichting op dit artikel staat omschreven.

  • 4.

    Aanspraak op een tegemoetkoming via de bijzondere bijstand moet worden gedaan door middel van het indienen van een aanvraag.

  • 5.

    De inlichtingenplicht als bedoeld in de Participatiewet alsmede de bepalingen in de Beleidsregels Bijzondere Bijstand zijn onverkort op deze verstrekkingen van toepassing.

  • 6.

    Jaarlijks vindt in augustus/september aan de hand van de jaaropgave van de kinderopvangorganisatie en de definitieve beschikking van de Belastingdienst rondom de ontvangen kinderopvangtoeslag de definitieve vaststelling van de bijzondere bijstand plaats.

Artikel 7: Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in de beleidsregels, indien strikte toepassing ervan tot onbillijkheden van overwegende aard zou leiden. Dit is zeker het geval als de ouder(s) in redelijkheid gebruik moeten maken van kinderopvang, die meer kost dan waarin de tegemoetkomingen via de Kinderopvangtoeslag en de gemeente voorzien.

Artikel 8: Onvoorziene situaties

In alle gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien beslist het college.

Artikel 9: Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als “Beleidsregels tegemoetkomingen kosten kinderopvang 2021”.

Artikel 10: Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 juli 2021.

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Achtkarspelen op 15 juni 2021,

de secretaris,

(Mr. M.P. de Jong)

de burgemeester,

(Mr. O.F. Brouwer)

TOELICHTING BELEIDSREGELS TEGEMOETKOMINGEN KOSTEN KINDEROPVANG

INLEIDING

Deze beleidsregels zijn bedoeld om helderheid te verschaffen in de financieringsstromen binnen de verschillende vormen van kinderopvang.

 

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

 

ALGEMEEN

 

Artikel 1

Dit artikel geeft aan wat onder de verschillende begrippen moet worden verstaan,

 

Artikel 2

In dit artikel is de wettelijke doelgroep omschreven. Het vaststellen van de tegemoetkoming is als volgt:

 

  • 1.

    Benader de proefberekening op: https://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/nl/toeslagen/content/ hulpmiddel-proefberekening-toeslagen.

  • 2.

    Stel vast wat de benodigde kinderopvang is.

  • 3.

    Kies op de pagina proefberekening voor Kinderopvangtoeslag en vul de gevraagde gegevens naar waarheid in.

  • 4.

    Het resultaat is het bedrag van de Kinderopvangtoeslag.

  • 5.

    Zet dit resultaat af tegen het toepasselijke percentage uit Bijlage 1 van het Besluit Kinderopvangtoeslag (te benaderen in Grip op Participatiewet) en controleer of een verhoging van dat bedrag tot 100% daadwerkelijk leidt tot de totale kosten van de kinderopvang, te weten het (gemaximeerd) aantal uren x het (gemaximeerde) uurtarief.

  • 6.

    De totale kosten van de hier berekende kinderopvang verminderd met het bedrag van de Kinderopvangtoeslag is het bedrag van de tegemoetkoming dat door middel van het participatiebudget kan worden verstrekt.

Voorts is aangegeven dat dat de inlichtingenplicht uit de Participatiewet geldt. Tussentijdse wijzigingen zullen dus gemeld moeten worden, zodat zoveel mogelijk telkens de juiste tegemoetkoming kan worden verstrekt.

 

Achteraf vindt een definitieve vaststelling plaats. Terugvordering van tegemoetkomingen vanuit het Participatiebudget behoort op basis van de Participatiewet niet tot de mogelijkheden, maar er kan wel verrekening plaatsvinden met nog toe te kennen tegemoetkomingen.

 

Artikel 3

In dit artikel is de gemeentelijke doelgroep omschreven. De vaststelling van de tegemoetkoming vindt plaats overeenkomstig voorgaande berekening. Ook geldt hier hetgeen in de toelichting bij het voorgaande artikel gesteld is omtrent inlichtingenplicht en definitieve vaststelling.

 

Artikel 4

In dit artikel is de doelgroep sociaal medische indicatie (SMI) omschreven. De vaststelling van het eventuele bedrag aan bijzondere bijstand vindt overeenkomstig voorgaande berekening plaats met dien verstande dat altijd moet worden ingevuld dat belanghebbende 36 uur per week werkt (ook al is dat niet zo). Het resultaat (de Kinderopvangtoeslag) moet worden afgezet tegen het toepasselijke percentage uit Bijlage 1 van het Besluit Kinderopvang en worden opgehoogd tot 100%, wat dan leidt tot de totale kosten van de kinderopvang (zie punt 5 van de werkwijze voor het berekenen van de werkelijke kosten van de kinderopvang, genoemd onder de toelichting op artikel 2 van deze beleidsregels). Dit bedrag is het uitgangspunt voor de bijzondere bijstand, dat met inachtneming van alle bepalingen uit de Beleidsregels Bijzondere Bijstand, waaronder het draagkrachtprincipe, tot een vaststelling van een bedrag aan bijzondere bijstand leidt. In augustus/september van ieder jaar vindt vervolgens de definitieve vaststelling van de bijzondere bijstand voor SMI over het voorgaande jaar plaats. Dit gebeurt aan de hand van de jaaropgave van de kinderopvangorganisatie en het eventuele bewijsstuk rondom de ontvangen kinderopvangtoeslag. Voorts geldt ook voor deze vorm van ondersteuning de inlichtingenplicht uit de Participatiewet.

 

Voorbeeld berekening:

 

Bij het echtpaar P. is vastgesteld dat er voor het kind een noodzaak is voor kinderopvang op grond van SMI. Voor de berekening van het eventuele bedrag aan bijzondere bijstand moet de proefberekening op https://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/nl/toeslagen/content/ hulpmiddel-proefberekening-toeslagen.rekentool worden ingevuld als bij de toelichting op artikel 2 staat aangegeven.

 

Wanneer een gezamenlijk toetsingsinkomen van bijvoorbeeld € 50.000,- is ingegeven en door de verdere invulling van de rekentool komt er een kinderopvangtoeslag uit van € 1474,- per maand, dan moet deze kinderopvangtoeslag conform de tabel 1 uit het Besluit Kinderopvang 82,4% zijn van de totale kosten van kinderopvang. 100% is dan € 1789,-. Dit komt (nagenoeg) overeen met de ingevoerde gegevens omtrent (maximale) uurprijzen en (maximaal) aantal uren. Het bedrag van € 1789,- is dan de basis voor de beoordeling van de bijzondere bijstand. Hierbij wordt opgemerkt dat met inachtneming van alle eisen rondom bijzondere bijstand (draagkracht e.d.) en een gezamenlijk toetsingsinkomen van € 50.000,- de kans op verstrekking niet erg groot is.

 

Artikel 5

In dit artikel is de doelgroep reguliere peuteropvang omschreven. De berekening van het eventuele bedrag aan bijzondere bijstand voor de ouderbijdrage geschiedt als in de berekening bij de toelichting op artikel 2. Dit geldt zowel voor ouders die hun kinderen in dit kader hebben geplaatst op een gesubsidieerde kindplaats en geen recht hebben op Kinderopvangtoeslag als voor ouders die recht hebben op Kinderopvangtoeslag en dus geen gebruik kunnen maken van een gesubsidieerde kindplaats. Ook ten aanzien van de inlichtingenplicht en de definitieve vaststelling van de bijzondere bijstand geldt hetgeen in de toelichting bij het voorgaande artikel is gesteld.

 

Artikel 6

In dit artikel is de doelgroep voorschoolse educatie behorend tot VVE omschreven. De berekening van het eventuele bedrag aan bijzondere bijstand voor de ouderbijdrage geschiedt als in de berekening bij de toelichting op artikel 2. Dit geldt zowel voor ouders die hun kinderen in dit kader hebben geplaatst op een gesubsidieerde kindplaats en geen recht hebben op Kinderopvangtoeslag als voor ouders die recht hebben op Kinderopvangtoeslag en dus geen gebruik kunnen maken van een gesubsidieerde kindplaats. Ook ten aanzien van de inlichtingenplicht en de definitieve vaststelling van de bijzondere bijstand geldt hetgeen in de toelichting bij het voorgaande artikel is gesteld.

 

Artikelen 7, 8, 9 en 10

Deze artikelen behoeven geen nadere toelichting.