Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Valkenswaard

Horecastappenplan 2021 Gemeente Valkenswaard

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieValkenswaard
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingHorecastappenplan 2021 Gemeente Valkenswaard
CiteertitelHorecastappenplan 2021 Gemeente Valkenswaard
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Tevens vastgesteld door de burgemeester.

Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

06-08-2021nieuwe regeling

13-07-2021

gmb-2021-265092

Tekst van de regeling

Intitulé

Horecastappenplan 2021 Gemeente Valkenswaard

1. INLEIDING

1.1 Introductie

De aanwezigheid van een groot aantal horecabedrijven in Valkenswaard zorgt mede voor een levendige omgeving. Voor vele mensen is de horeca een sociale ontmoetingsplaats. Daarnaast vervult de horeca een ondersteunende rol voor activiteiten zoals winkelen en diverse evenementen. De horeca is een belangrijke factor in het economisch en sociaal functioneren van Valkenswaard. Dat is ook nog eens bevestigd in de Toekomstvisie 2030, waarin de koers voor Valkenswaard 2030 is uitgezet. Een koers waarbinnen een duidelijke keuze is gemaakt voor de versterking van de vrijetijdssector. Tevens is in december 2016 het Economisch Beleid 2017-2020 vastgesteld, waarin vrije tijd als een van de speerpunten van de citymarketingsstrategie is benoemd.

De exploitatie van horecabedrijven kan echter leiden tot aantasting van de openbare orde en een bron zijn van overlast voor de omgeving.

Een strikte aanpak van horecabedrijven die zich niet aan de regels houden is daarom van belang voor de openbare orde c.q. voor een goed woon- en leefklimaat en de ontwikkelingsmogelijkheden van de horeca-inrichtingen.

 

In dit horecastappenplan wordt het handhavingsinstrumentarium uiteengezet. Voor een effectieve en efficiënte handhaving is een integrale benadering en samenwerking tussen de partners, zoals politieregio Oost-Brabant, Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant, Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost en gemeente noodzakelijk. In deze beleidsnotitie is aangegeven wie, wanneer, wat doet. De beleidsnotitie bevordert de praktische oriëntatie en de snelheid waarmee deze functionarissen kunnen optreden. Daarnaast biedt het horecastappenplan ook voor vergunninghouders en derdebelanghebbenden meer inzicht in het bestuursrechtelijk optreden.

 

Het toezicht, hoewel zeer belangrijk in de handhavingsketen, wordt in dit plan buiten beschouwing gelaten. Wij merken op dat in situaties waarin het horecastappenplan van toepassing is tevens andere vigerende handhavingsprotocollen van toepassing kunnen zijn. Voorzover van belang wordt hiernaar in dit stappenplan verwezen.

 

Het horecastappenplan is een beleidsregel, ingevolge artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, welke is vastgesteld door het college en de burgemeester, ieder voor wat betreft de eigen bevoegdheden.

1.2 Opbouw horecastappenplan

Eerst zal kort worden ingegaan op een aantal juridische handhavingsmiddelen. Vervolgens wordt het handhavingsbeleid uiteengezet ten aanzien van de meest voorkomende overtredingen.

 

Het horecastappenplan bestaat uit twee delen. In deel A worden de overtredingen besproken waarbij de Burgemeester bevoegd is handhavend op te treden. Deel B bevat de overtredingen waarbj het college van Burgemeester en Wethouders deze bevoegdheid bezit.

2. JURIDISCHE HANDHAVINGSMIDDELEN

 

Er worden twee categorieën handhavingsmiddelen gehanteerd, te weten:

  • -

    Bestuursrechtelijke middelen;

  • -

    Strafrechtelijke middelen.

2.1 Bestuursrechtelijke middelen

  • A.

    Het opleggen van een last onder bestuursdwang, zoals dit is geregeld in artikel 125 van de Gemeentewet en afdeling 5.3.1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb);

  • B.

    Het opleggen van een last onder dwangsom, zoals dit is geregeld in afdeling 5.3.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • C.

    Het overgaan tot sluiting van de inrichting overeenkomstig de bepalingen in de APV (artikel 2.30 van de APV).

  • D.

    De toegang tot een ruimte ontzeggen ingevolge artikel 36 van de Alcoholwet indien daar in strijd met de wet alcoholhoudende drank wordt verstrekt;

  • E.

    Het intrekken van de vergunning of ontheffing of het verbinden van voorschriften aan de vergunning of ontheffing;

  • F.

    Het stellen van nadere eisen ingevolge de Wet milieubeheer en/of het Activiteitenbesluit.

2.2 Strafrechtelijke middelen

De bestuursrechtelijke regelingen die verbods- en gebodsbepalingen bevatten bestempelen die overtredingen als een strafbaar feit. De hantering van strafrechtelijke handhavingsmiddelen is geen gemeentelijke aangelegenheid en worden in de volgende hoofdstukken dan ook niet nader uitgewerkt. Het horecastappenplan ziet enkel toe op bestuursrechtelijke handhaving. Het Openbaar Ministerie (hierna: OM) beslist over de strafvervolging.

De strafrechtelijke aanpak is nader bepaald in overleg met politie en het OM. Deze aanpak bestaat uit een proces-verbaal (PV), dat leidt tot een dagvaarding, dan wel een aangeboden transactiebedrag.

2.3 Afstemming juridische handhavingsmiddelen

De kracht schuilt soms in de combinatie van verschillende typen handhavingsmiddelen. Een goede communicatie tussen de politie, het gemeentebestuur, het OM en andere bevoegde opsporingsambtenaren is daarom van essentieel belang. Strafvervolging en een bestuursrechtelijke maatregel kunnen zowel los van elkaar, gelijktijdig als naast elkaar worden toegepast.

2.4 Overtredingen en handhavingsmiddelen

Op de horecabranche is diverse wet- en regelgeving van toepassing, die ten doel heeft kwaliteitseisen te stellen aan de bedrijven en haar medewerkers en de overlast van de horeca voor de woon- en leefomgeving te voorkomen dan wel te beperken. Een aantal overtredingen en de handhavingsmiddelen die daarop vervolgens kunnen worden toegepast, worden hierna beschreven.

2.5 Termijn tussen overtredingen

Binnen de overtredingen genoemd in dit plan is per stap een sanctie bepaald. Indien betrokkene na de eerste stap binnen een bepaalde termijn wederom eenzelfde soort overtreding (recidive) begaat, kan gesanctioneerd worden conform de tweede stap in dit stappenplan. Hiervoor wordt een recidivetermijn gehanteerd van 6 maanden. Bij deze recidivetermijn wordt gerekend vanaf de eerste dag na verzenddatum van het besluit zoals dat genomen is ten behoeve van de eerste stap. Als binnen deze periode een recidive wordt gepleegd dan wordt de volgende stap toegepast, buiten deze termijn wordt weer gestart bij de eerste stap. Bij zwaardere overtredingen, geldt een recidivetermijn van 12 maanden. De geldende recidivetermijn wordt per hoofdstuk vermeld.

2.6 Mutatie c.q. advies richting het bestuursorgaan

Bij het constateren van een overtreding wordt door de bevoegde opsporingsinstantie, indien de omstandigheden dat toelaten, een proces verbaal of een boeterapport opgemaakt. In ieder geval worden de relevante gegevens beschikbaar gesteld door middel van een voldoende onderbouwde mutatie aan het bestuursorgaan. De bevoegde opsporingsambtenaren geven ongevraagd of gevraagd advies aan het bestuursorgaan na een geconstateerde overtreding.

2.7 Passende interventie

In dit stappenplan is zo zorgvuldig mogelijk omgegaan met het vaststellen van een passende interventie per type overtreding. In dit stappenplan is echter geen rekening gehouden met de verschillende gedragingen van overtreders. Daarom wordt voor maatwerk gebruik gemaakt van onderstaande matrix uit de Landelijke Handhavingsstrategie. Afhankelijk van de positionering op de interventiematrix kan het college of de burgemeester besluiten tot een lichter regime dan wel tot een zwaarder regime van bestuursrechtelijke handhaving waardoor in afwijking van het stappenplan maatwerk geleverd kan worden. Hierbij valt te denken aan een waarschuwing voor een overtreder die altijd goedwillend is of direct een zwaardere stap voor een overtreder die calculerend en bewust belemmerend te werk gaat.

 

Deel A: handhavend optreden namens of door de burgemeester

 

1. DE ALCOHOLWET VERGUNNINGEN

1.1 Alcoholwet vergunning

Op grond van de Alcoholwet dienen ondernemers van horeca- en slijterijbedrijven in het bezit te zijn van een Alcoholwet vergunning. Artikel 3 van de Alcoholwet verbiedt het zonder vergunning van de burgemeester uitoefenen van een horecabedrijf of een slijterijbedrijf. Deze vergunning wordt afgegeven als aan zedelijkheids- en inrichtingseisen (artikel 8 lid 3 Alcoholwet) wordt voldaan en over kennis van sociale hygiëne wordt beschikt (artikel 8 lid 4 Alcoholwet). Wordt niet aan de vergunningseisen voldaan, dan wordt de drankvergunning geweigerd.

 

De volgende overtredingen op basis van de Alcoholwet worden onderscheiden:

1.2 Exploitatie horecabedrijf zonder vergunning artikel 3 van de Alcoholwet

 

Eerste stap

Na ontvangst mutatie van de bevoegde opsporingsinstantie krijgt de overtreder van de burgemeester, een schriftelijke aanschrijving dat de exploitatie met onmiddellijke ingang moet worden gestaakt en legt de burgemeester direct een last onder dwangsom op ad € 3000,- per geconstateerde overtreding/per dag met een maximum van € 3.000,-. Daarnaast wordt op grond van artikel 36 van de Alcoholwet en/of artikel 125, eerste en/of derde lid van de Gemeentewet een toegangsverbod opgelegd.

 

Tweede stap

Wanneer de exploitatie nog steeds niet wordt beëindigd, wordt door de burgemeester, een last onder bestuursdwang opgelegd door middel van sluiting van de inrichting, met als doel de overtreding onmiddellijk te beëindigen.

1.3 Intrekking Alcoholwet vergunning 1.3.1 Intrekking vergunning conform artikel 31 lid 1 Alcoholwet

Een vergunning wordt door de burgemeester ingetrokken conform het bepaalde in artikel 31, eerste lid Alcoholwet indien:

  • -

    de verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig blijken, dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen, als bij de beoordeling daarvan de juiste omstandigheden volledig bekend waren geweest;

  • -

    niet langer wordt voldaan aan de bij of krachtens artikelen 8 en 10 Alcoholwet geldende eisen;

  • -

    zich in de betrokken inrichting feiten hebben voorgedaan, op grond waarvan de gerechtvaardigde vrees bestaat, dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar zou opleveren voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid;

  • -

    de vergunninghouder in de in de artikelen 30 en 30a, eerste lid, Alcoholwet bedoelde gevallen geen melding als in die artikelen bedoeld heeft gedaan.

Eerste stap

Indien de overtreder na het intrekken van de vergunning de exploitatie niet beëindigt dan legt de burgemeester een last onder dwangsom op ad € 5000,- per geconstateerde overtreding/per dag met een maximum van € 5000,-. Tevens wordt op grond van artikel 36 Alcoholwet andere personen dan hen, die wonen in de ruimte, waarin in strijd met deze wet alcoholhoudende drank wordt verstrekt, de toegang tot die ruimte ontzegd.

 

Tweede stap

Wanneer de exploitatie nog steeds niet wordt beëindigd, wordt door de burgemeester, een last onder bestuursdwang opgelegd door middel van sluiting van de inrichting, met als doel de overtreding onmiddellijk te beëindigen.

1.3.2 Schorsing en intrekking vergunning conform artikel 31 lid 2 en 3 en artikel 32 Alcoholwet

Een vergunning kan door de burgemeester conform het bepaalde in artikel 31 lid 2 Alcoholwet worden ingetrokken indien de vergunninghouder de bij of krachtens deze wet gestelde regels, dan wel de aan een vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen, niet nakomt.

Een vergunning kan voorts door de burgemeester conform het bepaalde in artikel 31 lid 3, worden ingetrokken, indien:

  • -

    er sprake is van het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur. Voordat daaraan toepassing wordt gegeven, kan het Bureau bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van voornoemde wet, om een advies als bedoeld in artikel 9 van die wet worden gevraagd.

  • -

    een vergunninghouder in een periode van twee jaar ten minste drie maal op grond van artikel 30a, eerste lid, om bijschrijving van een persoon op het aanhangsel bij de vergunning heeft verzocht en de burgemeester die wijziging van het aanhangsel ten minste driemaal heeft geweigerd op grond van artikel 30a, vijfde lid.

Een vergunning kan conform het bepaalde in artikel 32 in de gevallen bedoeld in artikel 31, tweede en derde lid, door de burgemeester worden geschorst voor een periode van ten hoogste 12 weken. Tijdens de schorsing verleent de burgemeester de vergunninghouder geen nieuwe vergunning op grond van artikel 3.

 

Na ontvangst mutatie van de bevoegde opsporingsinstantie worden in ieder geval de volgende stappen genomen, waarbij een verjaringstermijn geldt van 1 jaar:

 

Eerste stap

De burgemeester schorst de vergunning voor een periode van 12 weken.

 

Tweede stap

De vergunning wordt door de burgemeester ingetrokken.

 

Indien de overtreder na het intrekken van de vergunning de exploitatie niet beëindigt dan gelden de stappen genoemd onder 1.2 van dit hoofdstuk.

 

Overtreding van een of meerdere verboden zoals gesteld in de artikelen 12 tot en met 19 Alcoholwet en artikelen 22 tot en met 25 Alcoholwet

 

Na ontvangst mutatie van de bevoegde opsporingsinstantie waaruit blijkt dat een of meerdere verboden zoals gesteld in de artikelen 12 DWH tot en met 19 Alcoholwet wordt/worden overtreden, worden in ieder geval de volgende stappen genomen waarbij een verjaringstermijn van 6 maanden wordt gehanteerd:

 

Eerste stap

De overtreden ontvangt, naar aanleiding van de aangeleverde mutatie, van de burgemeester een waarschuwingsbrief.

 

Tweede stap

De overtreder wordt, naar aanleiding van de aangeleverde mutatie, door de burgemeester, een last onder dwangsom opgelegd ad € 750,- per dag met een maximum van € 1500,-.

 

Derde stap

De vergunning wordt door de burgemeester ingetrokken.

 

Indien de overtreder na het intrekken van de vergunning de exploitatie niet beëindigt dan legt de burgemeester een dwangsom op ad € 7500,- per dag met een maximum van € 7500,-. Tevens wordt op grond van artikel 36 Alcoholwet andere personen dan hen, die wonen in de ruimte, waarin in strijd met deze wet alcoholhoudende drank wordt verstrekt, de toegang tot die ruimte ontzegd.

 

Wanneer de exploitatie nog steeds niet wordt beëindigd, wordt door de burgemeester, een last onder bestuursdwang opgelegd door middel van sluiting van de inrichting, met als doel de overtreding onmiddellijk te beëindigen.

 

Overtreding van een of meerdere verboden zoals gesteld in de artikelen 20 en 21 DWH

 

Na ontvangst mutatie van de bevoegde opsporingsinstantie waaruit blijkt dat een of meerdere verboden zoals gesteld in de artikelen 20 en 21 Alcoholwet wordt/worden overtreden, worden in ieder geval de volgende stappen genomen waarbij een verjaringstermijn van 6 maanden wordt gehanteerd:

 

Eerste stap

De overtreden ontvangt, naar aanleiding van de aangeleverde mutatie, van de burgemeester een waarschuwingsbrief.

 

Tweede stap

De overtreder wordt, naar aanleiding van de aangeleverde mutatie, door de burgemeester, een last onder dwangsom opgelegd ad € 1500,- per dag met een maximum van € 3000,-.

 

Derde stap

De vergunning wordt door de burgemeester ingetrokken.

 

Indien de overtreder na het intrekken van de vergunning de exploitatie niet beëindigt dan legt de burgemeester een dwangsom op ad € 7500,- per dag met een maximum van € 7500,-. Tevens wordt op grond van artikel 36 Alcoholwet andere personen dan hen, die wonen in de ruimte, waarin in strijd met deze wet alcoholhoudende drank wordt verstrekt, de toegang tot die ruimte ontzegd.

 

Wanneer de exploitatie nog steeds niet wordt beëindigd, wordt door de burgemeester, een last onder bestuursdwang opgelegd door middel van sluiting van de inrichting, met als doel de overtreding onmiddellijk te beëindigen.

 

Geattendeerd wordt hier op de overtreding van artikel 20 van de Alcoholwet, waarin is aangegeven dat het verboden is bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank te verstrekken aan een persoon van wie niet is vastgesteld dat deze de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt alsmede waarin het verboden is bedrijfsmatig of anders dan om niet sterke drank te verstrekken aan een persoon van wie niet is vastgesteld dat deze onmiskenbaar de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt.

 

Bij gerede twijfel dient aan de hand van een legitimatiebewijs de leeftijd te worden vastgesteld. De vaststelling geschiedt aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet op de identificatieplicht, dan wel een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen document. Om te voorkomen dat iedereen moet worden gecontroleerd is bepaald dat de leeftijd niet hoeft te worden vastgesteld van personen die duidelijk ouder zijn dan 18 jaar.

 

Een bepaling uit een krachtens artikel 4 Alcoholwet vastgestelde verordening c.a. bepalingen wordt overtreden

Bij gemeentelijke verordening worden ter voorkoming van oneerlijke mededinging regels gesteld waaraan paracommerciële rechtspersonen zich te houden hebben bij de verstrekking van alcoholhoudende drank.

Na ontvangst mutatie van de bevoegde opsporingsinstantie worden in ieder geval de volgende stappen genomen waarbij een verjaringstermijn van 6 maanden wordt gehanteerd:

 

Eerste stap

De overtreden ontvangt, naar aanleiding van de aangeleverde mutatie, van de burgemeester een waarschuwingsbrief.

 

Tweede stap

De overtreder wordt, naar aanleiding van de aangeleverde mutatie, door de burgemeester, een last onder dwangsom opgelegd ad € 1500,- per dag met een maximum van € 3000,-.

 

Derde stap

De vergunning wordt door de burgemeester ingetrokken.

 

Tevens wordt op grond van artikel 36 Alcoholwet andere personen dan hen, die wonen in de ruimte, waarin in strijd met deze wet alcoholhoudende drank wordt verstrekt, de toegang tot die ruimte ontzegd.

 

Wanneer de exploitatie nog niet wordt beëindigd, wordt door de burgemeester, een last onder bestuursdwang opgelegd door middel van sluiting van de inrichting, met als doel de overtreding onmiddellijk te beëindigen.

1.3.3 Overtreding bestuursreglement

Het reglement bedoeld in artikel 9, eerste lid Alcoholwet, wordt niet nageleefd

Het bestuur van een paracommerciële inrichting is verplicht een bestuursreglement op te stellen. Het reglement moet waarborgen dat de verstrekking van alcoholhoudende drank op sociaalhygiënische wijze geschiedt.

 

Na ontvangst van de mutatie van de bevoegde opsporingsinstantie worden in ieder geval de volgende stappen genomen waarbij een verjaringstermijn van 6 maanden wordt gehanteerd:

 

Eerste stap

De overtreden ontvangt, naar aanleiding van de aangeleverde mutatie, van de burgemeester een waarschuwingsbrief.

 

Tweede stap

De overtreder wordt, naar aanleiding van de aangeleverde mutatie, door de burgemeester, een last onder dwangsom opgelegd ad € 1000,- per geconstateerde overtreding/per dag met een maximum van € 2000,-.

 

Derde stap

De vergunning wordt door de burgemeester ingetrokken.

 

Tevens wordt op grond van artikel 36 Alcoholwet andere personen dan hen, die wonen in de ruimte, waarin in strijd met deze wet alcoholhoudende drank wordt verstrekt, de toegang tot die ruimte te ontzegd.

 

Wanneer de exploitatie niet wordt beëindigd, wordt door de burgemeester, een last onder bestuursdwang opgelegd door middel van sluiting van de inrichting, met als doel de overtreding onmiddellijk te beëindigen.

 

In geval er sprake is van afwezigheid van de leidinggevende en schijnbeheer

Ingevolge artikel 24 van de Alcoholwet dient er altijd een leidinggevende in de inrichting aanwezig te zijn tijdens openingsuren van de inrichting voor publiek. Na één overhandigde mutatie zal de leidinggevende van de burgemeester, een schriftelijke waarschuwing ontvangen. Als na hercontrole wederom geen leidinggevende aanwezig is, dan wordt de vergunning op grond van artikel 24 eerste lid jo. artikel 31, eerste lid, het tweede lid onder b van de Alcoholwet ingetrokken, waarbij een verjaringstermijn van 6 maanden wordt gehanteerd.

 

Bij schijnbeheer wordt een vergunning direct ingetrokken. Van schijnbeheer is sprake als blijkt dat niet de vergunninghouder feitelijk zeggenschap heeft over (en leidinggeeft aan) het horecabedrijf, maar een persoon die niet als zodanig op de vergunning staat vermeld.

 

Indien de overtreder na het intrekken van de vergunning de exploitatie niet beëindigt dan legt de burgemeester een dwangsom op ad € 5000,- per dag met een maximum van € 5000,- en wordt op grond van artikel 36 Alcoholwet andere personen dan hen, die wonen in de ruimte, waarin in strijd met deze wet alcoholhoudende drank wordt verstrekt, de toegang tot die ruimte ontzegd.

2. TERRASSEN

2.1 Verwijzing naar beleidsnota's en convenanten

Een exploitatievergunning terras wordt verleend op grond van artikel 2.28b van de APV. Ook zijn de Beleidsregels Terrassen vastgesteld in juli 2017 van toepassing. Het terras is onderdeel van de inrichting.

2.2 Terras zonder vergunning

Indien er een terras wordt geëxploiteerd zonder dat de eigenaar van de inrichting hiervoor een exploitatievergunning heeft, worden in ieder geval de volgende stappen genomen:

 

Eerste stap

De overtreder wordt mondeling verzocht het terras te verwijderen en verwijderd te houden totdat hiervoor de benodigde terrasvergunning is aangevraagd en verleend.

 

Tweede stap

De overtreder wordt, naar aanleiding van de aangeleverde mutatie, door de bevoegde Teammanager, namens de burgemeester, een last onder dwangsom opgelegd ad € 150,- voor elke vierkante meter dat het terras beslaat per geconstateerde overtreding/per dag, met een maximum van € 1500,-. Indien concreet zicht is op legalisatie, zal de eigenaar schriftelijk worden gewaarschuwd door de bevoegde Teammanager namens de burgemeester.

 

Derde stap

Indien de situatie niet in overeenstemming wordt gebracht met de wettelijke/gemeentelijke voorschriften, wordt overgegaan tot bestuursdwang bestaande uit sluiting van het terras en verwijdering van het terrasmeubilair.

2.3 Overtreding voorschriften exploitatievergunning terras

De volgende stappen worden doorlopen als in strijd wordt gehandeld met de voorschriften of beperkingen:

 

Na ontvangst mutatie van de bevoegde (opsporings)instantie worden in ieder geval de volgende stappen genomen waarbij een verjaringstermijn van 6 maanden wordt gehanteerd:

 

Eerste stap

De overtreden ontvangt, naar aanleiding van de aangeleverde mutatie, van de burgemeester een waarschuwingsbrief.

 

Tweede stap

De overtreder wordt, naar aanleiding van de aangeleverde mutatie, door de bevoegde Teammanager, namens de burgemeester, een last onder dwangsom opgelegd ad € 500,- per geconstateerde overtreding/per dag, met een maximum van € 1000,- per overtreding, waarbij wordt gewezen hoe de situatie in overeenstemming te brengen met de voorschriften van de terrasvergunning.

 

Derde stap

Indien men wederom de terrasvoorschriften overtreedt, trekt de burgemeester de vergunning in.

 

Spoedeisend karakter

Indien bij eerste constatering de veiligheid in het geding is, wordt in afwijking van het vorenstaande door de burgemeester spoedeisende bestuursdwang toegepast en wordt de vergunning ingetrokken.

3. DROGE HORECA

 

Op basis van artikel 2.28 van de APV is het verboden om zonder vergunning van de burgemeester een bedrijf te exploiteren waar enkel alcoholvrije dranken worden geschonken en / of spijzen voor consumptie worden bereid of verstrekt, te exploiteren. Indien er geconstateerd wordt dat dergelijke bedrijven geëxploiteerd worden zonder vergunning van de burgemeester, dan worden de volgende stappen ondernomen:

 

Eerste stap

Na ontvangst mutatie van de bevoegde opsporingsinstantie krijgt de overtreder van de burgemeester, een schriftelijke aanschrijving dat de exploitatie met onmiddellijke ingang moet worden gestaakt en legt de burgemeester direct een last onder dwangsom op ad € 3000,- per geconstateerde overtreding/per dag met een maximum van € 3.000,-. Daarnaast wordt op grond van artikel 125, eerste en/of derde lid van de Gemeentewet een toegangsverbod opgelegd.

 

Tweede stap

Wanneer de exploitatie nog steeds niet wordt beëindigd, wordt door de burgemeester, een last onder bestuursdwang opgelegd door middel van sluiting van de inrichting, met als doel de overtreding onmiddellijk te beëindigen.

4. SPEELAUTOMATEN

 

De voornaamste regelingen die op dit onderwerp van toepassing zijn, zijn de Wet op de Kansspelen en afdeling 6 van de APV (‘Toezicht op speelgelegenheden’). Het verbod op het exploiteren van een speelgelegenheid zonder vergunning is geregeld in artikel 2.39 lid 2.

4.1 Exploitatie speelautomatenhal zonder vergunning

In 2001 heeft de raad van de gemeente Valkenswaard zich expliciet uitgesproken tegen de vestiging van een speelautomatenhal in Valkenswaard en daarbij besloten geen speel-automatenhallenverordening vast te stellen.

In zijn vergadering van 1 september 2005 heeft de raad van de gemeente Valkenswaard ter bestendiging van het tot dan gevoerde ‘nulbeleid’ inzake speelautomatenhallen wederom besloten geen speelautomatenhallenverordening vast te stellen.

 

Bovenstaande betekent dus concreet dat vestiging van een speelautomatenhal in Valkenswaard niet mogelijk is. Tegen deze mededeling en het besluit van de raad tot het niet vaststellen van een speelautomatenhallenverordening staan geen rechtsmiddelen open.

 

Wordt een speelautomatenhal wel geconstateerd, dan worden de volgende stappen ondernomen:

 

Stap

Indien geconstateerd wordt dat de speelautomatenhal zonder vergunning wordt geëxploiteerd, wordt door de burgemeester een last onder bestuursdwang opgelegd door middel van sluiting van de inrichting, met als doel de overtreding onmiddellijk te beëindigen.

4.2 Overtreding Wet op de kansspelen

 

4.2.1 Overtreding wet op de kansspelen ex art. 30b

Indien geconstateerd wordt dat men speelautomaten aanwezig heeft zonder dat men een aanwezigheidsvergunning bezit op grond van art. 30b Wet op de kansspelen, worden de volgende stappen genomen:

 

Eerste stap

De overtreder wordt, naar aanleiding van de aangeleverde mutatie, door de bevoegde Teammanager, namens de burgemeester, een last onder dwangsom opgelegd ad € 1000,- per geconstateerde overtreding met een maximum van € 1000,-, waarbij wordt gewezen hoe de situatie in overeenstemming te brengen met de wettelijke/gemeentelijke voorschriften (legalisatie van de illegale situatie).

 

Tweede stap

Indien de situatie niet in overeenstemming wordt gebracht met de wettelijke/gemeentelijke voorschriften, wordt overgegaan tot verwijdering van de speelautomaten middels bestuursdwang.

4.2.2 Intrekking vergunning wegens overtreding Wet op de kansspelen

Een aanwezigheidsvergunning dient conform het bepaalde in artikel 30 F, lid 1 Wet op de kansspelen te worden ingetrokken indien is gehandeld in strijd met artikel 30c, eerste lid, onder a en b of artikel 30d, vierde lid, onder a.

 

Na ontvangst mutatie van de bevoegde opsporingsinstantie wordt de volgende stap genomen:

 

Stap

De vergunning wordt door de burgemeester ingetrokken.

 

Een vergunning kan conform het bepaalde in artikel 30F, lid 2 Wet op de kansspelen worden ingetrokken indien gehandeld wordt in strijd met 30 F lid 2 onder a en b.

 

Stap

De vergunning wordt door de burgemeester ingetrokken.

5. SLUITINGSUUR

 

Het sluitingstijdstip is geregeld in artikel 2.29 van de APV. Bij overtreding van het sluitingstijdstip kan de burgemeester op grond van artikel 2.30 van de APV bevelen tot tijdelijk andere dan de in artikel 2.29 van de APV genoemde sluitingsuren of tijdelijk algehele sluiting van de inrichting bevelen.

 

5.1 Overtreding reguliere sluitingstijden op grond van art. 2.29 lid 1 van de APV.

Na ontvangst van de mutatie van de bevoegde opsporingsinstantie, worden in ieder geval de volgende stappen genomen, waarbij een verjaringstermijn van 6 maanden wordt gehanteerd:

 

Eerste stap

De overtreden ontvangt, naar aanleiding van de aangeleverde mutatie, van de burgemeester een waarschuwingsbrief.

 

Tweede stap

De overtreder wordt, naar aanleiding van de aangeleverde mutatie, door de bevoegde Teammanager, namens de burgemeester, een last onder dwangsom opgelegd ad € 2000,- per geconstateerde overtreding met een maximum van € 2000,-.

 

Derde stap

Na ontvangst mutatie wordt de inrichting door de burgemeester op grond van artikel 2.30 van de APV geheel of gedeeltelijk gesloten voor de periode van vier weken. Bij gedeeltelijke sluiting kan gedurende vier weken de inrichting bijvoorbeeld alleen in het weekend gesloten worden.

5.2 Overtreding sluitingstijden ontheffingenbeleid ex art. 2.29 lid 2 van de APV.

In 2013 is door de burgemeester de beleidsregel (‘verruiming openingstijden horecabedrijven 2013’) vastgesteld inzake het ontheffingenbeleid sluitingstijden op grond van art. 29 lid 2 van de APV. De ontheffing kan worden verleend mits er geen weigeringsgrond op basis van art. 1.8 van de APV aanwezig is. Bij de beoordeling van de aanvraag ontheffing sluitingstijden kan door de burgemeester rekening gehouden worden met eerdere overtredingen.

 

Overtreding van een verleende ontheffing van het sluitingsuur voor horecabedrijven leidt conform artikel 4 lid 1 van de beleidsregel ‘Verruiming openingstijden horecabedrijven 2013, bij de eerste overtreding tot intrekking van desbetreffende ontheffing voor een periode van 3 maanden.

 

In afwijking van artikel 4 lid 1 wordt, indien gedurende een periode van drie jaar voorafgaand aan de overtreding niet eerder de sluitingstijden zijn overtreden, een schriftelijke waarschuwing gegeven.

 

De duur van de intrekking van de ontheffing zoals bepaald in artikel 4 lid 1 wordt verdubbeld indien binnen 12 maanden na een voorgaande intrekking opnieuw de sluitingstijden worden overtreden.

 

Eerste stap

De overtreden ontvangt, naar aanleiding van de aangeleverde mutatie, van de burgemeester een waarschuwingsbrief.

 

Tweede stap

De ontheffing wordt, naar aanleiding van de aangeleverde mutatie, door de burgemeester ingetrokken

voor een periode van 3 maanden. Dit is echter niet het geval indien gedurende een periode van drie jaar voorafgaand aan de overtreding niet eerder de sluitingstijden zijn overtreden, als dat het geval is wordt eerst een schriftelijke waarschuwing gegeven.

 

Derde stap

Na ontvangst mutatie binnen 12 maanden na de voorgaande intrekking wordt de ontheffing door de burgemeester ingetrokken voor een periode van 6 maanden.

6. VERSTORING (OPENBARE) ORDE

 

De verbodsbepaling voor het verstoren van de orde in een horeca-inrichting is opgenomen in artikel 2.33 van de APV. Verder is ook artikel 172 Gemeentewet (bevoegdheid van de burgemeester om op te treden bij verstoring van de openbare orde) van toepassing. Verder is er een verbod tot verstoring van de openbare orde opgenomen in artikel 21 van de Alcoholwet. In artikel 31 lid 2 onder b van de Alcoholwet is opgenomen dat de vergunning ingetrokken kan worden bij overtreding van dit artikel.

 

Daarnaast is in artikel 2.30 van de APV de bevoegdheid van de burgemeester neergelegd op grond waarvan hij een inrichting kan sluiten in het belang van o.a. de openbare orde, veiligheid en zedelijkheid.

 

Bij constatering van verstoring van de (openbare) orde worden de volgende stappen genomen waarbij een verjaringstermijn van 12 maanden wordt gehanteerd:

 

Eerste stap

Mocht de aard van de overtreding na ontvangst van de mutatie van dermate ernstige aard zijn dat er vrees bestaat voor ernstige verstoring van de openbare orde in de toekomst, dan wordt door de burgemeester de inrichting voor de duur van drie weken gesloten op grond van artikel 2.30 van de APV.

 

Indien de aard van de overtreding niet van dermate ernstige aard is dat er vrees bestaat voor verstoring van de openbare orde in de toekomst, dan wordt namens de burgemeester een last onder dwangsom opgelegd ad € 3000,- per geconstateerde overtreding/per dag met een maximum van € 3000,-.

 

Tweede stap

Door de burgemeester wordt de Alcoholwet en horecavergunning ingetrokken op grond van artikel 31 lid 1 onder c van de Alcoholwet.

7. WAPENS

 

De APV voorziet op dit moment niet in een regeling betreft handhaving van illegaal wapengebruik en/of –bezit. De Wet Wapens en Munitie en de Regeling Wapens en Munitie zijn dan ook uitgangspunt.

7.1 Bevoegdheden

Bevoegdheden gemeente in het kader van het houden van toezicht

De gemeente heeft in deze geen bevoegdheden om toezicht te houden in het kader van de Wet Wapens en Munitie. Volgens artikel 45 lid 1 Wet Wapens en Munitie zijn alleen ambtenaren als bedoeld in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, aangewezen ambtenaren van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat en ambtenaren van de rijksbelastingdienst inzake belastingen bevoegd om toezicht te houden.

 

Bevoegdheden gemeente in het kader van handhaving

Als illegaal wapengebruik of –bezit wordt geconstateerd in een horeca-inrichting dan is er een aantal stappen dat genomen moet worden en vooral een aantal zaken dat afgewogen moet worden. Allereerst wordt verwezen naar de bevoegdheden van de burgemeester in deze.

 

De burgemeester heeft bij verstoring van de openbare orde dan wel ernstige vrees daarvoor de bevoegdheid om de horeca-inrichting meteen te sluiten (artikel 172 Gemeentewet juncto artikel 174 Gemeentewet). Wel moet worden opgemerkt dat het sluiten van een inrichting op basis van artikel 174 Gemeentewet in het kader van wapens een zware sanctie is en dat verboden of geboden van langere duur zich niet makkelijk laten verenigen met dit artikel (zie uitspraak: LJN: AA6158 Rechtbank Utrecht). Opgemerkt moet worden dat de Alcoholwet vergunning tijdens de periode dat de inrichting gesloten is van kracht blijft.

 

Nadat de termijn van sluiting van de inrichting is verlopen, wordt door het Team Klantcontact Omgeving bekeken of er eventueel gronden zijn om de vergunning in te trekken. De grond die hier het meest voor zal komen is neergelegd in artikel 31 lid 1 onder d van de Alcoholwet, dat bepaalt dat een vergunning kan worden ingetrokken als er zich feiten hebben voorgedaan die de openbare orde sterk verstoren.

7.2 Overtredingen en handhaving

Bij het constateren van illegaal wapengebruik of –bezit wordt het volgende stappenplan doorlopen waarbij een verjaringstermijn van 12 maanden wordt gehanteerd.

 

Eerste stap

De burgemeester sluit op grond van de hierboven beschreven bevoegdheid de horeca-inrichting tijdelijk. Indien de burgemeester de horeca-inrichting tijdelijk sluit, moeten onderstaande criteria in acht genomen worden bij de bepaling van de duur van de sluiting:

  • -

    Is het wapenbezit en/of –gebruik incidenteel?

  • -

    Heeft de vergunninghouder zelf de overtreding begaan?

  • -

    Soort wapen.

Tweede stap

De inrichting wordt door de burgemeester gesloten voor een periode van twaalf maanden.

 

Wanneer redelijkerwijs verwacht mag worden dat het van kracht blijven van de Alcoholwet vergunning gevaar zou opleveren voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid, dan wordt tegelijkertijd door de burgemeester de vergunning op grond van artikel 31, eerste lid onder c, van de Alcoholwet ingetrokken.

8. HANDEL IN HORECABEDRIJF

 

Van toepassing is artikel 2.32 afdeling 8 van de APV en titel II van het Wetboek van Strafrecht.

 

Artikel 2.32, lid 2 van de APV bepaalt dat de exploitant van een horecabedrijf het niet toelaat dat een handelaar of een voor hem handelend persoon in dat bedrijf enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enig andere wijze overdraagt.

 

Na ontvangst mutatie van de bevoegde opsporingsinstantie waarbij een verjaringstermijn van 6 maanden wordt gehanteerd, worden in ieder geval de volgende stappen genomen:

 

Eerste stap

Namens de burgemeester wordt, naar aanleiding van de aangeleverde mutatie, door de bevoegde Teammanager een last onder dwangsom opgelegd ad € 1000,- per geconstateerde overtreding/per dag met een maximum van € 1000,-.

 

Tweede stap

Na ontvangst mutatie van de bevoegde opsporingsinstantie blijkt dat er sprake is van het stelselmatig verhandelen van goederen in de inrichting. De burgemeester sluit de inrichting tijdelijk op grond van artikel 2.30 van de APV. Indien de burgemeester de horeca-inrichting tijdelijk sluit, moeten onderstaande criteria in acht genomen worden bij de bepaling van de duur van de sluiting:

  • -

    aard van de verhandelde goederen;

  • -

    hoeveelheid;

  • -

    aantal betrokken personen;

  • -

    aard betrokken personen (vergunninghouder?).

Wanneer redelijkerwijs verwacht mag worden dat het van kracht blijven van de Alcoholwet vergunning of een geldend verlof (open blijven van de inrichting), verleend op basis van de verordening gevaar zou opleveren voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid, dan wordt door de burgemeester de Alcoholwet vergunning op grond van artikel 31, eerste lid onder c, van de Alcoholwet ingetrokken.

 

Indien er sprake is van een ernstig incident en/of ernstige verstoring van de openbare orde dan wel dreigende ernstige verstoring van de openbare orde, dan zal de burgemeester direct tot sluiting van de inrichting en/of het intrekken van de Alcoholwet vergunning over gaan. Het direct sluiten van de inrichting gebeurt op basis van de bevoegdheid van de burgemeester, die hem is toegewezen krachtens artikel 172 Gemeentewet juncto artikel 174 Gemeentewet.

9. HANDEL IN DRUGS IN EEN INRICHTING

 

Handel in drugs en de handhavingsmaatregelen zijn opgenomen in het Damoclesbeleid van de gemeente Valkenswaard.

10. TOEPASSING STAPPENPLAN WET BIBOB

 

Op 1 juni 2003 is de Wet bevordering integriteitbeoordeling door het openbaar bestuur (verder te noemen: Wet BIBOB) in werking getreden. De wet heeft als doel om misbruik van vergunningen, subsidies en aanbestedingen voor criminele doeleinden te voorkomen. De wet fungeert als een instrument om de integriteit van aanvragers van bijvoorbeeld een vergunning te toetsen. De belangrijkste bepalingen worden hieronder kort uiteengezet:

  • Artikel 3 Wet BIBOB geeft bestuursorganen met een bevoegdheid om een vergunning te weigeren of in te trekken, de mogelijkheid om een aangevraagde beschikking te geven dan wel een gegeven beschikking in te trekken, indien ernstig gevaar bestaat dat de beschikking mede zal worden gebruikt om op geld waardeerbare voordelen te benutten die voortvloeien uit gepleegde strafbare feiten (a) of strafbare feiten te plegen (b).

  • Om de mate van gevaar voor het gebruiken van het op geld waardeerbare voordeel dat voortvloeit uit een strafbaar feit vast stellen (a), geeft de wet BIBOB in artikel 3 lid 2 de volgende richtlijnen:

    • a.

      Feiten en omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat de betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten;

    • b.

      Ingeval van vermoeden, de ernst ervan;

    • c.

      De aard van de relatie;

    • d.

      De grootte van de verkregen of te verkrijgen voordelen.

  • Om de mate van gevaar voor het plegen van strafbare feiten vast te stellen (b), geeft de wet BIBOB in artikel 3 lid 3 de volgende richtlijnen:

    • a.

      Feiten en omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat de betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten die zijn gepleegd bij activiteiten die overeenkomen of samenhangen met activiteiten waarvoor de beschikking wordt aangevraagd dan wel is gegeven;

    • b.

      Ingeval van vermoeden de ernst daarvan;

    • c.

      De aard van de relatie;

    • d.

      Het aantal van de gepleegde strafbare feiten.

  • Als er overgegaan wordt tot weigering of intrekking, dan vindt dit slechts plaats indien dit handelen evenredig is met de mate van het gevaar en, voor zover het gaat om gevaar omschrijven bij onderdeel (b), de ernst van de strafbare feiten.

  • Verder zegt lid 7 van artikel 3 dat als er geen sprake is van ernstig gevaar maar een mindere mate van gevaar, het bestuursorgaan voorschriften kan verbinden aan de beschikking. Deze voorschriften moeten gericht zijn op het wegnemen of beperken van gevaar.

  • De weigerings- en intrekkingsgronden zijn in de Alcoholwet opgenomen in artikel 27 lid 3 en 4 Alcoholwet (weigeringsgronden) en artikel 31 Alcoholwet (intrekkingsgronden).

10.1 Vermoeden van het benutten van voordelen uit strafbare feiten dan wel het plegen van strafbare feiten bij aanvraag nieuwe Alcoholwet vergunning

Door de bevoegde opsporingsinstantie wordt geconstateerd dat er gevaar aanwezig is dat de aangevraagde Alcoholwet vergunning mede gebruikt zal worden voor het benutten van voordelen uit strafbare feiten dan wel voor het plegen van strafbare feiten, of bij de politie en/of de gemeente bestaat een redelijk vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde vergunning een strafbaar feit is gepleegd.

 

Beoordeling

Door het bevoegde Team wordt beoordeeld of de reguliere weigerings- c.q. intrekkingsgronden van de Alcoholwet vergunning van toepassing zijn. Zo ja dan behoeft het BIBOB-instrumentarium niet toegepast te worden. Indien dit niet het geval is, kan het BIBOB-instrumentarium uitkomst bieden.

 

De toepassing van de Wet Bibob ziet er als volgt uit:

Het bestuursorgaan geeft een opdracht aan Bureau BIBOB om een onderzoek in te stellen naar de aanvrager van een vergunning van een horeca-inrichting. Het mag hiervoor gebruik maken van informatie uit politie- en justitieregisters, gegevens van de Belastingdienst, de Kamers van Koophandel en rijksinspecties. Ook het RIEC (Regionaal Informatie- en Expertisecentrum) kan het bestuursorgaan ondersteunen in een onderzoek naar de integriteit van de aanvrager.

Met de resultaten uit het onderzoek zal het bureau en/of het RIEC een advies formuleren over het gevaar dat met de afgifte van de gevraagde beschikking, criminele activiteiten worden gefaciliteerd. Het bestuursorgaan kan dit advies gebruiken als motivering van de beslissing.

 

Het bestuursorgaan neemt een beslissing, op grond van de bevindingen van de betrokken opsporingsinstanties. De gevraagde beschikking wordt verleend (soms onder voorwaarden) of geweigerd, de reeds afgegeven beschikking al of niet ingetrokken. Het bestuursorgaan dient te kunnen aantonen dat de toepassing van het BIBOB-instrument proportioneel is. Dat wil zeggen dat het BIBOB-instrument in juiste verhouding dient te staan tot het belang van de gevraagde beslissing.

10.2 Vermoeden van het benutten van voordelen uit strafbare feiten dan wel het plegen van strafbare feiten bij bestaande Alcoholwet vergunning

Op grond van artikel 31 lid 3 onder a kan een vergunning door de burgemeester worden ingetrokken, indien er sprake is van het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur. Voordat daaraan toepassing wordt gegeven, kan het Bureau bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van voornoemde wet, om een advies als bedoeld in artikel 9 van die wet worden gevraagd.

 

Door de bevoegde opsporingsinstantie wordt geconstateerd dat er gevaar aanwezig is dat de verleende Alcoholwet vergunning mede gebruikt zal worden voor het benutten van voordelen uit strafbare feiten dan wel voor het plegen van strafbare feiten, of bij de politie en/of de gemeente bestaat een redelijk vermoeden dat onder de verleende vergunning een strafbaar feit is gepleegd

 

Het bestuursorgaan geeft een opdracht aan Bureau BIBOB om een onderzoek in te stellen naar de vergunninghouder van een horeca-inrichting. Ook het RIEC (Regionaal Informatie- en Expertisecentrum) kan het bestuursorgaan ondersteunen in een onderzoek naar de integriteit van de vergunninghouder.

 

Het bestuursorgaan neemt een beslissing, op grond van de bevindingen van de betrokken opsporingsinstanties, het advies van Bureau BIBOB en/of de bevindingen ven het RIEC. De verleende beschikking wordt al of niet ingetrokken, geschorst voor de periode van 12 weken, of er worden voorwaarden verbonden aan de beschikking.

10.3 Overtreding voorschriften gegeven beschikking

Ingevolge artikel 3 lid 7 BIBOB kunnen er ook voorschriften aan de beschikking worden verbonden.

Voor zover blijkt dat geen sprake is van ernstig gevaar als bedoeld in het eerste lid van dit artikel, kan het bestuursorgaan bij mindere mate van gevaar aan de beschikking voorschriften verbinden. Deze voorschriften zijn gericht op het wegnemen of beperken van dergelijk gevaar.

 

Een vergunning kan door de burgemeester conform het bepaalde in artikel 31 lid 2 worden ingetrokken indien de vergunninghouder de bij of krachtens deze wet gestelde regels, dan wel de aan een vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen, niet nakomt.

 

De volgende stappen wordt ondernomen waarbij een verjaringstermijn van 12 maanden wordt gehanteerd.

 

Eerste stap

Namens het bevoegd bestuursorgaan wordt door de burgemeester een last onder dwangsom opgelegd ad € 5000,- per geconstateerde overtreding/per dag met een maximum van € 5000,-.

 

Tweede stap

Door de burgemeester wordt de Alcoholwet vergunning ingetrokken op grond van artikel 31 lid 2 van de Alcoholwet.

11. CUMULATIE VAN INCIDENTEN

 

Aantasting openbare orde en/of het woonklimaat

Bij een cumulatie van incidenten, zoals omschreven in dit beleid, in of in de nabijheid van de inrichting met een zodanige negatieve invloed op de omgeving dat de openbare orde en/of het woon- en leefklimaat in ernstige mate wordt aangetast, worden de afzonderlijke stappen per incident niet meer gevolgd.

 

Indien de vergunninghouder al in een eerder stadium met een of meerdere stappen te maken heeft gehad, wordt door de burgemeester de inrichting ingevolge artikel 2.30 van de APV gesloten. Afhankelijk van de ernst van de gepleegde feiten wordt de duur van de sluiting op maximaal 12 maanden gesteld.

 

Door de burgemeester zal afhankelijk van de ernst van de gepleegde feiten de Alcoholwet vergunning, of het nog geldende verlof (open houden van de inrichting) ingetrokken worden.

Deel B: handhavend optreden namens of door het college

1. BRANDVEILIGHEID

 

Bepalingen over de brandveiligheid en de voorschriften met betrekking tot brandveiligheid waar een horeca-inrichting zich aan moet houden zijn primair terug te vinden in het Bouwbesluit 2012* . Daarnaast heeft de Gemeente Valkenswaard de Brandbeveiligingsverordening vastgesteld van toepassing zijnde op tijdelijke bouwwerken.

 

De brandweer controleert de voorschriften bij de horeca-inrichting en constateert eventuele overtredingen. Het college verstuurt een aanschrijving naar de eigenaar van de horeca-inrichting. Wat de inhoud is van de aanschrijving, en of er meteen gehandhaafd moet worden middels opleggen van een dwangsom of toepassen bestuursdwang, hangt af van de ernst van de situatie.

 

Aangezien horecagelegenheden met regelmaat gebruik maken van de mogelijkheid van tijdelijke bouwwerken, volgt hieronder een overzicht van de belangrijkste artikelen uit de Brandbeveiligingsverordening Valkenswaard. De brandbeveiligingsverordening is een vangnet, een restregelgeving, zij regelt de brandveiligheid die niet op basis van het Bouwbesluit 2012 is geregeld. Afwijking van het Bouwbesluit 2012 is alleen mogelijk indien de bepalingen uit het besluit hiertoe gelegenheid bieden.

 

* Daar waar in dit document over het Bouwbesluit 2012 gesproken wordt dient na inwerkingtreding van het Besluit Bouwwerken Leefomgeving (BBL) gelezen te worden “Besluit Bouwwerken Leefomgeving”.

 

Het beleid bij overtredingen brandveiligheid komt neer op:

1.1 Bij niet spoedeisende situaties

Eerste stap

De overtreden ontvangt, naar aanleiding van de aangeleverde mutatie, van de burgemeester een waarschuwingsbrief.

 

Tweede stap

Namens het college wordt door de bevoegde teammanager een last onder dwangsom opgelegd ad € 1.000,- per geconstateerde overtreding/per dag met een maximum van € 1.000, -.

 

Derde stap

Namens het college wordt door de bevoegde teammanager een last onder bestuursdwang ingevolge artikel 5:21 Awb (tijdelijke gehele of gedeeltelijke sluiting om de overtreding ongedaan te laten maken) toegepast, zo nodig zonder voorafgaande ‘zienswijzenfase’ (artikel 4:11 Awb).

 

Het overslaan van het horen van de vergunninghouder of belanghebbende kan volgens het artikel 4:11 Awb alleen als:

  • -

    De vereiste spoed zich daartegen verzet;

  • -

    De belanghebbende reeds eerder in de gelegenheid is gesteld zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden voor hebben gedaan;

  • -

    Het met de beschikking beoogde doel slechts kan worden bereikt indien de belanghebbende daarvan niet reeds tevoren in kennis is gesteld.

1.2 Bij spoedeisende situaties

 

Dit betreft het aantreffen van onbruikbare nooduitgangen en/of nooduitgangen die ontbreken en brandgevaarlijke versiering, of een anderszins ernstige en levensbedreigende situatie. In deze gevallen kan gezien de ernst en de mate van de overtreding overgegaan worden tot het uitoefenen van spoedeisende bestuursdwang, zoals (gedeeltelijke) sluiting van het betreffende pand. In de te volgen procedure kan het volgende onderscheid worden gemaakt.

 

Legalisatie (op zeer korte termijn) is mogelijk:

 

Eerste stap

Namens het college wordt door de bevoegde teammanager een last onder dwangsom opgelegd ad € 4.000,- per geconstateerde overtreding/per dag met een maximum van € 4.000,- en krijgt de vergunninghouder namens het college een mondelinge aanzegging om de overtreding binnen maximaal 24 uur, ongedaan te maken. Er dient duidelijk aangegeven te worden welke voorzieningen er getroffen moeten worden.

 

Tweede stap

Namens het college wordt door de bevoegde teammanager een last onder bestuursdwang ingevolge artikel 5:21 Awb (tijdelijke gehele of gedeeltelijke sluiting om de overtreding ongedaan te laten maken) toegepast, zo nodig zonder voorafgaande ‘zienswijzenfase’ (artikel 4:11 Awb). Dat wil zeggen dat de inrichting (tijdelijk) wordt gesloten totdat de voorziening is getroffen en/of de versiering door de toezichthouder zelf is verwijderd (of een andere maatregel).

 

Het overslaan van het horen van de vergunninghouder of belanghebbende kan volgens het artikel 4:11 Awb alleen als:

  • -

    De vereiste spoed zich daartegen verzet;

  • -

    De belanghebbende reeds eerder in de gelegenheid is gesteld zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden voor hebben gedaan;

  • -

    Het met de beschikking beoogde doel slechts kan worden bereikt indien de belanghebbende daarvan niet reeds tevoren in kennis is gesteld.

Legalisatie (op zeer korte termijn) is niet mogelijk

Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn indien de nooduitgang helemaal ontbreekt, of een andere ingrijpende voorziening die veel tijd gaat kosten moet getroffen worden. In dat geval zal tot onmiddellijke sluiting worden overgegaan namens het college.

2. MILIEUWETGEVING

 

Een horecabedrijf is een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer. Iedere inrichting valt onder een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB), tenzij de inrichting vergunningplichtig is. Het Activiteitenbesluit geldt nagenoeg voor alle horecabedrijven.

 

Ieder horecabedrijf is een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer. Voor horecabedrijven gelden doorgaans sinds 1990 algemene regels. Sinds 2008 vallen alle horecabedrijven onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit. Dit houdt in dat bij oprichting of wijziging een melding nodig kan zijn. Het is de verantwoordelijkheid van het bedrijf zelf om een melding in te dienen, al dan niet vergezeld van de nodige rapportages. Bij constatering van het niet indienen van een melding of van het niet naleven van voorschriften uit het Activiteitenbesluit of nadere regels, kan handhavend opgetreden worden.

 

Afhankelijk van de aard en de ernst van de overtreding, is het mogelijk om een of meerdere van hiernavolgende stappen over te slaan. De volgende criteria zijn hierbij van belang:

Onomkeerbaarheid : de gevolgen van de overtreding zijn niet meer te herstellen zonder milieuschade

Ernst: ontoelaatbare hinder/omvangrijke gevolgen

Herhalings(gevaar) : overtreding is eerder begaan en/of herhaling dreigt.

2.1 Overtreding met acuut gevaar

Indien er sprake is van een overtreding waardoor er acuut gevaar ontstaat, wordt er meteen bestuursdwang toegepast (volgens de landelijke handhavingsstrategie). Hierbij wordt:

  • -

    geen begunstigingstermijn gegeven;

  • -

    en geen afschrift aan relevante partners verstrekt.

Prioriteit in deze ligt bij het opheffen van het gevaar en niet bij de procedure. Vandaar dat deze stap meteen mag worden genomen.

 

Strafrechtelijk gezien kan er een proces-verbaal worden opgemaakt en kan eventueel een voorlopige maatregel worden opgelegd.

2.2 Categorie 1-overtreding

Categorie 1 overtredingen zijn ernstige overtredingen. Er is echter geen sprake van een acute gevaar)situatie. Een overtreding kan ook als categorie 1 worden aangemerkt als er verzwarende omstandigheden met betrekking tot de overtreder aan de orde zijn. Categorie 2 zijn de overige overtredingen, de bestuursrechtelijke afhandeling hiervan wordt in de volgende paragraaf behandeld.

De indeling van deze categorieën is gebaseerd op de hierboven genoemde landelijke handhavingstrategie.

 

Indien er sprake is van een categorie 1-overtreding, worden de volgende stappen ondernomen waarbij een verjaringstermijn van 6 maanden wordt gehanteerd.

 

Eerste stap

Namens het college wordt door de bevoegde Teammanager een last onder dwangsom opgelegd ad € 5000,- per dag met een maximum van € 5000,-.

 

Tweede stap

Indien de situatie niet in overeenstemming wordt gebracht met de wettelijke/gemeentelijke voorschriften, wordt door het college overgegaan tot sluiting van het horecabedrijf middels bestuursdwang.

2.3 Categorie 2-overtreding

Indien er sprake is van een categorie 2-overtreding, worden de volgende stappen ondernomen waarbij een verjaringstermijn van 6 maanden wordt gehanteerd:

 

Eerste stap

De overtreden ontvangt, naar aanleiding van de aangeleverde mutatie, van de burgemeester een waarschuwingsbrief.

 

Tweede stap

Namens het college wordt door de bevoegde Teammanager een last onder dwangsom opgelegd ad € 5000,- per per dag met een maximum van € 5000,-.

 

Derde stap

Indien de situatie niet in overeenstemming wordt gebracht met de wettelijke/gemeentelijke voorschriften, wordt door het college overgegaan tot sluiting van het horecabedrijf middels bestuursdwang.

2.4 Geluidsoverlast

Het besluit Algemene regels voor Inrichtingen milieubeheer biedt bescherming tegen lawaai afkomstig van horeca inrichtingen. Alle bestaande en nieuwe horeca-inrichtingen dienen zich in beginsel te houden aan de geluidsnormen vastgesteld in artikel 2.17 van het besluit.

Het bevoegd gezag kan op grond van artikel 2.20 van het besluit maatwerkvoorschriften bepalen, welke technische voorzieningen in de inrichting worden aangebracht en welke gedragsregels in acht moeten worden genomen teneinde aan de geldende geluidsnormen te voldoen.

Bij diverse inrichtingen heeft het bevoegd gezag gebruik gemaakt van deze mogelijkheid door middel van toepassing van de HOLA-methode (HOrecaLAwaai). Bij een HOLA-meting wordt het maximale zendniveau (binnenwaarde) van één of meerdere lokaliteiten bepaald.

Ten aanzien van de inrichtingen waarbij gebruik is gemaakt van de systematiek, gleden de volgende bestuursrechtelijke handhavingstappen. Daarin wordt onderscheidt gemaakt in:

2.4.1 Horecagelegenheden waarbij een HOLA-meting is uitgevoerd en geen maatwerk is vastgelegd

Indien er een overtreding van de geluidsnormen wordt geconstateerd, wordt namens het college de volgende stappen ondernomen waarbij een verjaringstermijn van 6 maanden wordt gehanteerd:

 

Eerste stap

Indien er een overtreding van de geluidsnormen wordt geconstateerd, wordt de overtreder schriftelijk gewaarschuwd. In de waarschuwing wordt de inrichtinghouder verzocht zich te conformeren aan de geluidsnormering. Ook wordt de overtreder erop gewezen dat ramen, deuren en puiten gesloten dienen te zijn tijdens het ten gehore brengen van muziekgeluid.

 

Tweede stap

Wanneer een volgende overtreding wordt geconstateerd, wordt namens het college door de bevoegde Teammanager een last onder dwangsom opgelegd ad € 2000,- per geconstateerde overtreding met een maximum van € 2000,-.

 

Derde stap

Wanneer een volgende overtreding wordt geconstateerd, wordt een last onder dwangsom opgelegd ad € 4000,- per geconstateerde overtreding met een maximum van € 8000,-.

 

2.4.2 Horecagelegenheden waarbij een HOLA meting is uitgevoerd en maatwerk is vastgesteld

Indien er een overtreding van de geluidsvoorschriften wordt geconstateerd, wordt gehandhaafd conform hoofdstuk 2.4.1 van dit plan.

 

Vastgesteld door de burgemeester en burgemeester en wethouders d.d. 13 juli 2021

in werking getreden d.d. 1 augustus 2021