Organisatie | 's-Hertogenbosch |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Marktreglement gemeente ’s-Hertogenbosch 2021 |
Citeertitel | Marktreglement gemeente 's-Hertogenbosch 2021 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlagen | Bijlage Tekening I Rosmalen Bijlage Tekening B Centrum woensdag Bijlage Tekening C centrum vrijdag Bijlage Tekening D Centrum zaterdag Bijlage tekening H Centrum zondag Weerprotocol |
Geen
artikel 160, eerste lid, van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
29-08-2023 | Wijziging in de regeling | 29-08-2023 | |||
01-11-2021 | 29-08-2023 | Nieuwe regeling | 13-07-2021 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente ’s-Hertogenbosch,
In zijn vergadering van 13 juli 2021,
gelezen het collegevoorstel van 13 juli 2021, reg.nr. 11137684 de Marktverordening en -reglement 2021;
gelet op artikel 160 lid 1 onder g van de Gemeentewet, artikel 4 van de Marktverordening gemeente ’s-Hertogenbosch 2021 en de Algemene wet bestuursrecht;
gezien het advies van de marktadviescommissie;
overwegende, dat het wenselijk is om nadere regels vast te stellen met betrekking tot de uitvoering van de Marktverordening gemeente ’s-Hertogenbosch 2021;
Het “Marktreglement gemeente ’s-Hertogenbosch 2021” als volgt vast te stellen:
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In dit reglement wordt, naast de definities die zijn bepaald in artikel 1 van de Marktverordening gemeente ’s-Hertogenbosch 2021, verstaan onder:
Artikel 4. Inhoud vaste standplaatsvergunning
Een vaste standplaatsvergunning vermeldt in ieder geval:
Artikel 5. Toewijzen schaarse vergunningen
De aanvrager die een onvolledige aanvraag indient, wordt overeenkomstig artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht in de gelegenheid gesteld om deze aan te vullen met de ontbrekende gegevens. De termijn hiervoor bedraagt twee weken. Aanvragen die na de mogelijkheid tot aanvullen nog onvolledig blijven, worden niet in behandeling genomen.
Tenzij reeds sprake is van een andere weigeringsgrond uit artikel 7 van de verordening, dan zoals bedoeld in artikel 7, lid 2, onder f, worden bij de beoordeling van de aanvraag de beoordelingscriteria uit onderstaande tabel gehanteerd, met het daaraan gekoppelde aantal punten. Hierbij geldt dat ofwel het totaal aantal punten ofwel nul punten wordt toegekend.
Artikel 6. Afmelden bij afwezigheid en opvullen meters door andere vergunninghouders
De vergunninghouder die wegens ziekte, bijzondere omstandigheden of vakantie verhinderd is de vaste standplaats in te nemen en geen waarnemer heeft als bedoeld in artikel 9 van de verordening, stelt de marktmeester daarvan minimaal 48 uur voor de betreffende marktdag schriftelijk of per e-mail in kennis. Indien mogelijk geeft de vergunninghouder de duur van de afwezigheid aan.
Wanneer een vergunninghouder zich heeft afgemeld, kunnen de vierkante meters van zijn standplaats door anderen worden ingenomen na toestemming van de marktmeester en onder de volgende voorwaarden:
a. De meters mogen alleen worden ingenomen door standplaatshouders met een standplaats die direct grenst aan de vrijgekomen plaats.
b. Als er meer standplaatshouders gebruik kunnen maken van de vrijgekomen meters, moeten zij hierover, voordat zij toestemming aan de marktmeester vragen, onderling afspraken maken.
Artikel 8. Tijdstippen bezetten standplaats, op- en afbouwen
Een vaste standplaats moet worden ingenomen vanaf één uur vóór het begin van de markt. Voor de markt in Rosmalen geldt dat standplaatshouders, die in het eerste tijdsblok van 8:30 tot 10:30 uur opbouwen, de standplaats uiterlijk om 10:30 uur moeten innemen. De standplaatshouders die in het tweede tijdsblok van 12:00 tot 13:30 uur opbouwen, moeten de standplaats uiterlijk om 13:30 uur innemen.
Artikel 10. Afvalverwijdering en verzorging standplaats
De regels als bedoeld in lid 3:
a. Worden tenminste vier weken vóór de dag waarop deze gelden bekend gemaakt;
b. Gelden voor alle standplaatshouders die eet- en drinkwaren verstrekken die zijn bestemd om ter plaatse te consumeren, ongeacht de branche die in de vergunning staat vermeld;
c. Zullen gelijkluidend zijn aan de normen voor de verpakkingsmaterialen van de eet- en drinkwaren van het evenement, tenzij redelijkerwijs niet van de standplaatshouder kan worden verwacht dat zij aan dezelfde normen voldoen.
De verantwoordelijkheid voor de elektriciteit en de bijbehorende technische middelen (zoals kabels) ligt bij de gebruiker vanaf de stekker die in de contactdoos wordt geplaats. De gemeente is als beheerder verantwoordelijk tot en met het leveringspunt (contactdoos in de kast) en zorgt voor veilige stroompunten.
Artikel 13. Koken, bakken, braden en frituren
Voor het verkrijgen van een ontheffing zoals bedoeld in lid 1, moet de vergunninghouder aantonen dat kan worden voldaan aan paragraaf 5.2 van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen of een gelijkwaardige maatregel wordt getroffen zoals bedoeld in artikel 1.4 van dat besluit.
Bij gebruik van verwarmingstoestellen, bak- en kookinstallaties worden de bij de bereiding van voedingsmiddelen vrijkomende wasem, bakdampen en rook, zonder zich binnen de standplaats te kunnen verspreiden, naar de buitenlucht afgezogen door een gasdicht uitgevoerde afvoerleiding en afgevoerd door een verwisselbaar of reinigbaar vetvangend filter, dan wel een doelmatige ontgeuringsinstallatie.
Het derde lid is niet van toepassing indien naar het oordeel van het college geen geurhinder wordt ondervonden dan wel indien de afvoerleiding naar het oordeel van het college zodanig is gesitueerd dat een afdoende verspreiding van de wasem, bakdampen of rook in de buitenlucht is gewaarborgd en geurhinder wordt voorkomen.
De ontheffing wordt verleend voor dezelfde periode als de standplaatsvergunning, indien de ontheffing wordt verleend aan een vaste standplaatshouder. Wanneer de ontheffing wordt verleend aan een persoon die geen standplaats op de markt inneemt, wordt de ontheffing voor venten verleend voor de periode van 5 jaar.
Hoofdstuk 5 Instellen marktadviescommissie
Artikel 19. Samenstelling marktadviescommissie
De marktadviescommissie bestaat uit maximaal acht leden:
Maximaal vijf leden zijn kooplieden, die op de markt in het centrum een vergunning voor het innemen van een vaste standplaats hebben en die zijn gekozen door de kooplieden die op de markten in het centrum een standplaats bezetten; waarbij gestreefd wordt naar een vertegenwoordiging van alle marktdagen;
De benoeming ter vervulling van een vrijgekomen plaats binnen de marktadviescommissie geschiedt binnen twee maanden na het vrijkomen van die plaats. Als het gaat om een nieuw lid, zoals bedoeld in lid 1 onder a en b, wordt deze gekozen volgens eenzelfde procedure als het aftredend lid. Het nieuwe lid treedt af op het tijdstip waarop degene die wordt vervangen zou hebben moeten aftreden.
Hoofdstuk 6 Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Artikel 22. Intrekken oude regelingen
Het “Marktreglement 2014 gemeente ’s-Hertogenbosch” en “Reglement Markt Advies Commissie gemeente ’s-Hertogenbosch 2018” worden ingetrokken.
Artikel 23. Overgangsbepalingen
Tegelijkertijd met het intrekken van vergunningen en het verlenen van nieuwe vergunningen, zoals bepaald in het overgangsrecht van de verordening, worden alle ontheffingen, verleend op grond van het Marktreglement 2014 gemeente ’s-Hertogenbosch, ingetrokken en voor 15 jaar verleend op grond van dit marktreglement.
Categorie 1: lichte overtredingen
Na de eerste overtreding wordt verzocht de overtreding per direct ongedaan te maken. Wanneer daar niet direct gehoor aan wordt gegeven, wordt een schriftelijke waarschuwing gegeven. De ondernemer ontvangt hiervan een brief/mail. Omdat dit geen besluit is, kan hiertegen nog geen bezwaar worden gemaakt.
Na de tweede overtreding (binnen één jaar na de waarschuwing) wordt een last onder dwangsom opgelegd. Op grond van artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet de betrokkene in de gelegenheid worden gesteld om een zienswijze naar voren te brengen. De zienswijzetermijn bedraagt twee weken nadat het voornemen bekend is gemaakt. De last onder dwangsom bij deze lichte overtredingen wordt opgelegd voor de periode van één jaar. De hoogte van de dwangsom bedraagt:
- € 1.000,- per overtreding waaruit direct financieel voordeel kan worden gehaald, met een maximum van € 3.000,- (3 verbeurde dwangsommen van € 1.000,-).
- € 500,- per overige overtreding, met een maximum van € 1.500 (3 x €500,-).
Bij de derde, vierde en vijfde overtreding wordt de dwangsom verbeurd. Een dwangsom kan worden verbeurd in de periode dat nog bezwaar kan worden gemaakt tegen de opgelegde last onder dwangsom (ofwel: het besluit nog niet onherroepelijk is). Voordat het invorderingsbesluit wordt genomen, wordt de betrokkene op grond van artikel 4:8 van de Awb in de gelegenheid gesteld om een zienswijze naar voren te brengen.
Dit stappenplan geldt voor de volgende overtredingen:
Categorie 2: middelzware overtredingen
Na de eerste overtreding wordt verzocht de overtreding per direct ongedaan te maken. Wanneer daar niet direct gehoor aan wordt gegeven, wordt een last onder dwangsom opgelegd. Op grond van artikel 4:8 Awb moet de betrokkene in de gelegenheid worden gesteld om zienswijze naar voren te brengen. De zienswijzetermijn bedraagt twee weken nadat het voornemen bekend is gemaakt. De last onder dwangsom bij deze middelzware overtredingen wordt opgelegd voor de periode van twee jaar. De hoogte van de dwangsom bedraagt € 2.000,- per overtreding, met een maximum van € 4.000,- (2 verbeurde dwangsommen van € 2.000,-).
Bij de tweede en derde overtreding wordt de dwangsom verbeurd. Een dwangsom kan worden verbeurd in de periode dat nog bezwaar kan worden gemaakt tegen de opgelegde last onder dwangsom (ofwel: het besluit nog niet onherroepelijk is). Voordat het invorderingsbesluit wordt genomen, wordt de betrokkene op grond van artikel 4:8 van de Awb in de gelegenheid gesteld zienswijze naar voren te brengen.
Bij de vierde overtreding wordt de vergunning ingetrokken. Voorafgaand aan dit besluit kan de betrokkene vooraf zienswijze kenbaar maken op grond van artikel 4:8 Awb. De termijn hiervoor is twee weken. In geval van een standwerker is het intrekken van een vergunning niet mogelijk en wordt besloten tot uitsluiting van een jaar (op grond van artikel 15 van de verordening).
Dit stappenplan geldt voor de volgende overtredingen:
Categorie 3: zware overtredingen
Na de eerste overtreding wordt de vergunninghouder voor één week geschorst van de markt. In tegenstelling tot bovenstaande sancties, die er in de eerste plaats op zijn gericht om herhaling te voorkomen, is dit in de eerste plaats een bestraffende sanctie. Deze heeft het meeste effect als deze zo snel mogelijk in werking treedt. Daarom wordt een voornemen tot schorsen zo snel mogelijk na de overtreding gedaan. De betrokkene heeft dan twee weken om zienswijze kenbaar te maken. Het besluit tot schorsing zal eveneens zo snel mogelijk worden genomen.
Een derde overtreding leidt tot het intrekken van de vergunning. Voorafgaand aan dit besluit kan de betrokkene vooraf zienswijze kenbaar maken op grond van artikel 4:8 Awb. De termijn hiervoor is twee weken.
In geval van een standwerker is het intrekken van een vergunning niet mogelijk en wordt besloten tot uitsluiting van één jaar (op grond van artikel 15 van de verordening).
Dit stappenplan geldt voor de volgende overtredingen:
Aldus vastgesteld in de vergadering van 13 juli 2021.
Burgemeester en wethouders van ’s-Hertogenbosch
De secretaris,
Drs. B. van der Ploeg
De burgemeester,
drs. J.M.L.N. Mikkers
Als gevolg van de Europese Dienstenrichtlijn en de jurisprudentie rondom 'schaarse vergunningen' is de marktverordening op een aantal punten herzien. Om deze reden is ook een nieuw marktreglement nodig. Naast de wijzigingen die nodig zijn om te voldoen aan de nieuwe Marktverordening gemeente 's-Hertogenbosch 2021, zijn bij deze wijziging praktische en juridische onvolkomenheden in het marktreglement weggenomen.
De warenmarkten worden volgens het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening (hierna: Besluit bgbop) aangemerkt als een 'overige plaats'. Dat wil zeggen dat de regels uit dat besluit, onverminderd wat in dit marktreglement is bepaald, van toepassing zijn op de warenmarkten. Bij het inrichten van de markt en het toewijzen van standplaatsen moet rekening worden gehouden met de bepalingen uit het besluit, zoals bijvoorbeeld de afstandscriteria voor bakkramen en bakwagens en de bereikbaarheid voor hulpdiensten. Daarnaast moeten individuele standplaatshouders voldoen aan de regels uit het besluit, waaronder bijvoorbeeld regels over de opslag en gebruik van gas.
In dit artikel zijn de begrippen, die in dit reglement worden gebruikt, uitgelegd.
Artikel 2. Dagen, plaatsen en tijdstippen van de markten
Door middel van het eerste lid geeft het college invulling aan de bevoegdheid, uit artikel 160 lid 1 onder h van de Gemeentewet en artikel 2 van de verordening, om marktdagen in te stellen. Hier wordt het type markt bepaald, de dag waarop de markt plaatsvindt en de verkooptijden.
Ten opzichte van het vorige marktreglement is het volgende gewijzigd:
In Rosmalen is door de jaren heen een situatie ontstaan, waarbij de eerste kooplieden al om 8:30 uur startten met opbouwen en verkopen en andere kooplieden pas om 13:30 uur (1,5 uur na de starttijd van de markt) arriveerden. Dit terwijl opbouwen vanaf 9:00 uur was toegestaan, iedereen om 11:00 uur aanwezig moest zijn en om 12:00 uur de verkoop startte. De marktkooplieden hebben aangegeven dat zij de ontstane situatie wenselijk vinden. In verband met een ordelijk verloop van de opbouw (voorkomen dat er een hele ochtend wordt opgebouwd), was het tegelijkertijd wenselijk om de opbouwtijden engiszins te reguleren. Daarnaast is het uitgangspunt om geen regels vast te stellen en die te gedogen, zoals in de ontstane situatie. Rekening houdend met de ondernemerswensen (ruimere opbouwtijden), het stellen van duidelijke regels en het ordelijk verloop van de opbouw, is ervoor gekozen om de opbouw toe te staan in twee tijdsblokken. Ook de aanvangstijd van de markt is hierdoor vervroegd van 12:00 uur naar 9:30 uur.
Markttijden Maaspoort en De Rompert
Volgens het vorige marktreglement was de begintijd van de markt in Maaspoort 10:00 uur. In de praktijk begon de verkoop echter al rond 9:00 uur, zonder klachten of problemen. Om die reden wordt de begintijd op de markt in Maaspoort vervroegd naar 9:00 uur. Voor De Rompert geldt hetzelfde, maar dan voor de begintijd van 7:00 uur.
Juridisch gezien is op dinsdag sprake van een markt op de Markt in het centrum van 's-Hertogenbosch. Deze markt bestaat echter uit twee standplaatsen. Feitelijk is daarom nauwelijks sprake van een markt. Tevens doet zich op de Markt de situatie voor dat er op de betreffende dag tegelijkertijd vier standplaatsen staan, met een standplaatsvergunning op grond van de Algemene plaatselijke verordening (APV). Dit leidt tot de bijzondere situatie dat op één plein, voor eenzelfde activiteit (ambulante handel) twee verschillende regimes gelden. Als gevolg daarvan worden verschillende kosten berekend, gelden andere regels, andere tijden, zijn andere toezichthouders bevoegd en gelden andere sancties bij overtredingen. Op termijn is dit een ongewenste situatie en daarom wordt de markt op dinsdag opgeheven. Voor de huidige vergunninghouders geldt wel een overgangsrecht van één vergunningsduur. Het opheffen van de markten is geregeld in het tweede lid.
Het vierde lid regelt dat de marktterreinen en de inrichting daarvan worden vastgelegd op de tekeningen in de bijlage bij dit reglement. Het besluit tot het vaststellen van zo'n inrichtingstekening wordt op grond van de uitspraak AWB 10 / 6055 aangemerkt als een algemeen verbindend voorschrift.
Lid 3 en 5 spreken voor zich en behoeven geen nadere toelichting.
Artikel 3. Inrichtingsbepalingen en branchering
De branchering in dit artikel is een uitwerking van artikel 3 van de verordening. In de toelichting op dat aritkel is reeds benoemd dat het doel van de branchering is om erop te sturen dat op de markten een gevarieerd aanbod van producten verkocht wordt zodat de markten aantrekkelijk zijn voor de consument. Tevens staat in die toelichting benoemd dat het doel van de op te stellen branchering nadrukkelijk niet het reguleren van concurrentieverhoudingen mag zijn. Met dat als uitgangspunt en om ondernemers meer ruimte te bieden voor het aanbieden van een breder assortiment (stimuleren ondernemerschap), is ervoor gekozen om zo min mogelijk verschillende branches te hanteren, maar wel genoeg om te sturen op een gevarieerd aanbod aan producten. Dit heeft geleid tot de branchering die is opgenomen in het eerste lid, waarbij ten opzichte van de vorige branchering het aantal branches is teruggebracht van 52 naar 31. Hieronder wordt beschreven wat er onder de betreffende branches wordt verstaan.
Biologische en/of ecologische levensmiddelen kunnen producten zijn die in principe ook verkocht kunnen worden in de branches a tot en met i en k. We spreken echter van de branche "biologische en/of ecologische producten", wanneer een ondernemer een overwegend aanbod aan biologische en ecologische producten aanbiedt. Of producten biologisch of ecologisch zijn, is na te gaan via verschillende keurmerken.
Overige levensmiddelen zijn alle levensmiddelen die niet tot een van bovenstaande branches horen, waaronder bijvoorbeeld begrepen de volgende producten die volgens het vorige reglement als branche waren benoemd: traiteur, reformartikelen, rijsttafelartikelen, specifieke internationale artikelen, koffie en thee.
Biologische en/of ecologische artikelen non-food kunnen artikelen zijn die in principe ook verkocht kunnen worden in de branches l tot en met dd en ee. We spreken echter van de branche "biologische en/of ecologische artikelen", wanneer een ondernemer een overwegend aanbod aan biologische en ecologische artikelen aanbiedt. Of artikelen biologisch of ecologisch zijn, is na te gaan via verschillende keurmerken.
Het tweede lid regelt het aantal standplaatsen per branche per markt. Hierbij moet worden opgemerkt dat het aantal toegestane ondernemers nooit of zelden exact past bij de omvang van het marktterrein. Wanneer er relatief veel kleine standplaatsen zijn, zal het marktterrein groter zijn dan nodig om invulling te geven aan de branchering. Wanneer daarentegen de standplaatsen groter zijn, dan kan het zijn dat de markt fysiek vol is, terwijl er nog ruimte is in de branchering. Dit is geen probleem. De branchering is er immers niet op gericht om een exact vooraf bepaald aanbod van producten te plaatsen, maar om enigszins te sturen op diversiteit.
De maximum aantallen standplaatsen per branche gelden slechts voor de markten op woensdag, vrijdag en zaterdag in het centrum. Op de overige markten, met uitzondering van zondag, gold geen branchering. Ondanks het ontbreken van een branchering, was er op die markten geen branche oververtegenwoordigd. Omdat is gebleken dat de samenstelling van die markten daar tot stand komt door vraag en aanbod, is het instellen van een branchering op die markten niet nodig.
Voor de markt op zondag gold wel een branchering. De animo voor deze markt is beperkt. Om toch een markt van enige omvang te plaatsen en daarmee kostendekkend te zijn, worden op de markt op zondag geen ondernemers geweerd vanwege branchering. Hierbij is tevens overwogen dat de samenstelling van branches zich op deze markt ook wezenlijk onderscheidt van de overige markten in 's-Hertogenbosch.
De branchering wordt jaarlijks met de marktadviescommissie bekeken en waar nodig herijkt, zodat deze blijft voorzien in de actuele vraag en het aanbod.
Vrijdag vindt er een biologische/ecologische levensmiddelenmarkt plaats. Op deze markt staan naast de verkopers van biologische/ecologische levensmiddelen, ook ondernemers met 'reguliere' (niet biologische/ecologische) levensmiddelen. Het doel is om enerzijds het biologische/ecologische karakter van deze markt te versterken en tegelijkertijd te borgen dat de huidige ondernemers met niet biologische/ecologische levensmiddelen hun plaats kunnen behouden. Daarvoor worden de volgende drie zaken geregeld in de branchering:
Het derde lid regelt dat binnen de branches met levensmiddelen, ook producten mogen worden verkocht die bestemd zijn om ter plaatse genuttigd te worden. Daarbij valt te denken aan een broodje haring bij een standplaats in de branche vis of kipnuggets bij de poelier. Met de bepaling uit dit lid is geregeld dat het verstrekken van eet- en drinkwaren voor consumptie ter plaatse, niet uitsluitend is toegestaan voor de ondernemers in de branche "eet- en drinkwaren, bestemd om ter plaatse te consumeren".
Het vierde lid regelt dat het niet is toegestaan om andere producten te verkopen dan vanuit de branche die in de vergunning is vermeld. Zonder een dergelijke verbodsbepaling heeft het opnemen van een branche immers geen toegevoegde waarde. In dit lid wordt gesproken over "branche" en niet over "branches". Hiermee is geregeld dat in een vergunning slechts één branche kan worden opgenomen.
In het vijfde lid is direct een nuance aangebracht ten aanzien van lid 4 en is geregeld dat de verkoop van aanverwante producten, passend bij de branche waarvoor vergunning is verleend, wel is toegestaan. Deze nuance wordt gemaakt om het mogelijk te maken dat ondernemers hun assortiment verbreden, zonder dat dat direct tot een overtreding van de branchering leidt. De verkoop van aanverwante artikelen doet geen afbreuk aan het sturen op een gevarieerd aanbod aan producten op de markt. Er is immers geregeld dat het moet gaan om een ondergeschikt karakter en aanverwante producten. Hieronder enkele voorbeelden ter verduidelijking van wat hieronder wordt verstaan:
Het ondergeschikte karakter is ter beoordeling aan de marktmeester. In deze bepaling is bewust geen percentage opgenomen of is anderszins gepoogd de ondergeschiktheid te definiëren. De regeling is hoofdzakelijk bedoeld om excessen aan te pakken.
Voor een divers aanbod aan producten is het tevens van belang dat de omvang van standplaatsen wordt beperkt. Wanneer de omvang niet wordt beperkt, kan vanuit een bepaalde branche een groot beslag worden gelegd op de beschikbare ruimte op een marktterrein. Naast dat daardoor kansen voor andere ondernemers op beschikbare meters worden ontnomen, ontstaat daardoor een eenzijdig aanbod aan producten. De maximale standplaatsgrootte is bepaald op 64 vierkante meter. Deze grootte is bepaald op basis van de standplaatsgroottes ten tijde van vaststelling van dit marktreglement. Met uitzondering van vijf standplaatsen op zaterdag, kunnen alle vergunninghouders daaraan voldoen. Het gaat hier om standplaatsen van 69, 72 (3x) en 94 vierkante meter in de branches bloemen, AGF en gereedschap. Om deze ondernemers niet onevenredig in hun bedrijfsvoering aan te tasten kunnen zij een ontheffing krijgen op grond van lid 7. De ontheffingsmogelijkheid uit lid 7 is er tevens voor toekomstige gevallen, waarbij in bijzondere omstandigheden kan worden afgeweken van de 64 vierkante meter. Deze maximale afmeting, wordt samen met de branchering jaarlijks opnieuw bekeken. Ontwikkelingen in het gebruik van verkoopmateriaal en vraag en aanbod van producten, kunnen onder andere leiden tot andere inzichten over de maximale afmeting.
Het achtste lid regelt dat bepaalde plaatsen op de markt kunnen worden bestemd voor een bepaalde branche of activiteit. Ook kunnen bepaalde plaatsen juist specifiek als "niet geschikt voor een bepaalde branche of activiteit" worden aangeduid. Onder een bepaalde activiteit wordt bijvoorbeeld verstaan: standwerken of bakken en braden. in de legenda op de tekening wordt aangegeven welke plaatsen het betreft. Een plaats kan bijvoorbeeld worden aangewezen omdat er bepaalde voorzieningen aanwezig zijn die voor de verkoop van bepaalde producten vereist zijn of om te sturen op een mix van food en non-food. Het aanwijzen van plaatsen die niet geschikt zijn, kan bijvoorbeeld als een plaats niet geschikt is voor bakken en braden in verband met de brandveiligheid.
Artikel 4. Inhoud vaste standplaatsvergunning
Dit artikel regelt welke onderdelen ten minste zijn opgenomen in de vergunning. De meeste onderdelen spreken voor zich en behoeven geen nadere toelichting. Een uitzondering geldt voor de volgende punten:
De woordkeuze "en/of" bij dit onderdeel geeft aan dat er meerdere typen verkoopmateriaal op de vergunning vermeld kunnen worden. Daardoor kan de standplaatshouder per marktdag kiezen met welk verkoopmateriaal hij/zij komt (bijvoorbeeld afhankelijk van het weer). Als een vergunninghouder ervoor kiest om meerdere verkoopmiddelen in de vergunning op te laten nemen, moet de standplaatslocatie de verschillende typen verkoopmiddel wel toestaan.
Op grond van de verordening of dit reglement, kunnen verschillende ontheffingen worden verleend. Om de toestemmingen voor zowel de standplaatshouder als het toezicht overzichtelijk te houden, worden alle ontheffingen opgenomen in de vergunning. De ontheffingen die hier worden bedoeld, zijn de volgende:
- ontheffing om zich te laten waarnemen (artikel 9 verordening);
- ontheffing tijden innemen standplaats (artikel 8 reglement);
- ontheffing voertuig op marktterrein (artikel 9 reglement);
- ontheffing gebruik geluidsapparatuur (artikel 12 reglement);
- ontheffing gebruik verwarmingstoestellen (artikel 13 reglement);
- ontheffing om te venten (artikel 15 reglement);
- ontheffing regels verkoopmateriaal (artikel 17 reglement).
Artikel 5. Toewijzen schaarse vergunningen
Dit artikel beschrijft het toewijzingsbeleid van de schaarse vergunningen en is een nadere uitwekring van artikel 8 uit de verordening. In het kader van een transparant vergunningenstelsel is in het eerste lid bepaald dat beschikbare vergunningen bekend worden gemaakt en de wijze waarop dit gebeurt. Na de bekendmaking kunnen ondernemers binnen vier weken een aanvraag indienen. Deze termijn is gekozen om enerzijds ondernemers een ruime tijd te geven voor het aanvragen van de vergunning. Tegelijkertijd is de termijn niet onnodig lang omdat iedere week dat de procedure loopt, een week leegstand op de markt is.
Het tweede lid beschijft de indieningsvereisten voor het verkrijgen van een vergunning.
De verplichting om een aanvrager in de gelegenheid te stellen om aanvullende gegevens aan te laten leveren bij een onvolledige aanvraag, vloeit rechtstreeks voort uit artikel 4:5 van de Awb. Met lid 3 van dit artikel is voornamelijk beoogd om vooraf duidelijkheid te scheppen over de termijn die daarvoor wordt geboden.
Het vierde lid spreekt voor zich en behoeft geen toelichting. De maximale beslistermijn voor de beoordeling is geregeld in de verordening.
De beoordelingscriteria voor het verdelen van schaarse vergunningen, zijn uitgewerkt in het vijfde lid. Allereerst wordt opgemerkt dat het hier gaat om criteria die bepalend zijn bij de keuze als er meerdere gegadigden zijn voor een vergunning en niet om weigeringsgronden. De selectiecriteria zijn ook pas van toepassing op aanvragen waarop geen andere weigeringsgronden van toepassing zijn. Als men voldoet aan het criterium, krijgt men het volledig aantal bijbehorende punten. Voldoet men niet, dan worden op dat criterium geen punten toegekend. Punten worden dus niet gedeeltelijk toegekend, tenzij dit expliciet in de tabel is vermeld.
Bij het samenstellen van de beoordelingscriteria zijn twee uitgangspunten gehanteerd.
Jurisprudentie rondom selectiecriteria voor schaarse vergunningen is zelf nog schaars; ten aanzien van markten zelfs onbekend. Nieuwe jurisprudentie kan leiden tot wijzigingen in de selectiecriteria.
Toegevoegde waarde voor de markt
De kwaliteit van de markt wordt mede bepaald door de toegevoegde waarde van de waarde van de standplaatshouders. Voor een divers aanbod van producten op de markt, worden punten toegekend aan ondernemers met unieke producten of diensten.
Een markt beschouwen wij niet als een op zichzelf staand fenomeen. De permanente detailhandel en markten kunnen elkaar versterken. Dat versterken gebeurt hoofdzakelijk als ze elkaar aanvullen qua aanbod van producten. Eenzelfde aanbod van producten vanuit de markt dan vanuit de naastgelegen detailhandel wordt niet uitgesloten; dat is niet wenselijk en juridisch niet mogelijk. Wel worden extra punten toegekend aan een marktondernemer die (geheel of gedeeltelijk) producten aanbiedt welke in het naastgelegen winkelcentrum niet te verkrijgen zijn. Om praktische redenen geldt dit criterium niet voor het centrum van 's-Hertogenbosch. Het aanbod vanuit de permanente detailhandel is daar zo groot, dat dit nauwelijks na te gaan is.
Op de markt willen we de verkoop van streekproducten stimuleren. Enerzijds draagt dit bij aan duurzaamheid omdat producten die dichtbij worden geproduceerd minder belastend zijn voor het milieu vanwege minder transportbewegingen. Daarnaast draagt dit bij aan de ambitie uit het bestuursakkoord om een sterke lokale economie te realiseren.
De laagdrempeligheid van een standplaats op de markt, leidt er tevens toe dat het soms een komen en gaan van ondernemers is. Omdat de standplaatsen op de markt schaars zijn, wordt het belangrijk geacht dat deze bij voorkeur worden vergeven aan ondernemers die weloverwogen de stap maken om op de markt (in 's-Hertogenbosch) te gaan ondernemen. Om die reden wordt een punt toegekend als de ondernemer een marktverkenning heeft gedaan. De marktverkenning moet op papier zijn uitgewerkt en tenminste de volgende onderdelen bevatten:
- beschrijving publiek van de markt;
- inventarisatie van de concurrentie.
De kwaliteit van de marktverkenning wordt niet beoordeeld. Dat is een eigen verantwoordelijkheid van de ondernemer.
Klantenbinding wordt door de marktondernemers belangrijk gevonden. Een goede klantenbinding draagt bij aan herhaalbezoeken aan de markt, wat de markt in zijn totaal succesvoller maakt. Om deze reden wordt klantenbinding opgenomen als criterium. Onder "aantoonbare klantenbinding" kan onder andere worden verstaan: klanten informeren via een mailing of social media of het gebruik van een klantenkaart.
De presentatie van de ondernemers is belangrijk voor de uitstraling van de markt. Hiervoor worden punten toegekend aan het verzorgd uiterlijk van het verkoopmateriaal, een uitzonderlijke wijze van presenteren van de producten, online diensten en het dragen van personeelskleding. Met name bij de eerste twee criteria binnen deze categorie, is enige mate van beoordelingsruimte. Ten aanzien van het verzorgd uiterlijk van het verkoopmiddel, toetst de gemeente terughoudend. Deze bepaling dient vooral om bij excessen te sturen door de punten niet toe te kennen. Wanneer de gemeente het nodig acht, kan voor het beoordelen van de criteria met beoordelingsruimte, een onafhankelijk advies worden ingewonnen.
Zowel de marktadviescommissie (blijkt uit de visie op de markt) als de gemeente, hechten waarde aan de maatschappelijke betrokkenheid van ondernemers. Sociale kwaliteit is immers een speerpunt uit het bestuursakkoord. Die maatschappelijke betrokkenheid kan zich op verschillende manieren uiten. Deels gaat het daarbij om duurzaamheid en afvalreductie. Daarnaast gaat het om sociaal maatschappelijke betrokkenheid, zoals het bieden van stageplaatsen of het steunen van goede doelen. Duurzaamheid is een van de speerpunten uit het bestuursakkoord. Om die reden worden punten toegekend voor het treffen van aantoonbare duurzaamheidsmaatregelen. "Duurzaamheid" is een veelzijdig begrip waaronder per gemeente verschillende aspecten worden verstaan. Voor de beoordeling van de duurzaamheidsmaatregelen wordt aangesloten bij wat er volgens het gemeentelijk beleid in 's-Hertogenbosch onder duurzaamheid wordt verstaan. De thema's, ten tijde van het opstellen van dit reglement, zijn:
- Gezonde, groene en klimaatbestendige leefomgeving,
- Waardebehoud van grondstoffen,
Punten worden slechts toegekend aan maatregelen die worden getroffen bovenop hetgeen wettelijk verplicht is. Wanneer iemand bijvoorbeeld met een verkoopwagen komt, die voldoet aan de norm om de milieuzone te mogen betreden, is dat geen duurzaamheidsregel.
Door de marktadviescommissie wordt ook grote waarde gehecht aan ervaring van de marktkooplieden. In deze categorie zijn punten te verdienen voor werkervaring en diploma's. Ten aanzien van het criterium "werkervaring", wordt één kanttekening geplaatst. Deze kanttekening is dat jonge nieuwe ondernemers hierin in het nadeel zijn. Dit nadeel is afgewogen tegen het voordeel dat hiermee wordt gestuurd op ervaring (die doorgaans is terug te zien in kwaliteit).
Ondernemers hechten grote waarde aan de aanwezigheidsplicht. Samen zorgen ze immers voor een succesvolle markt. Ondernemers die regelmatig afwezig zijn, krijgen op dit criterium minder punten. Het moet daarbij uiteraard gaan om aantoonbare afwezigheid. Dit moet blijken uit opgelegde waarschuwingen of andere sancties. Dit criterium wordt beperkt tot de aanwezigheidsplicht op markten in de gemeente 's-Hertogenbosch. Ook is hier opgenomen dat het om overtredingen van de afgelopen vijf jaar geldt. Overtredingen van de aanwezigheidsplicht uit het verleden, hoeven een ondernemer immers niet zijn/ haar hele loopbaan te blijven achtervolgen. Dit criterium geldt eveneens voor het betalen van het marktgeld.
Om ondernemers te stimuleren om ook op de wijkmarkten te ondernemen, wordt er één punt toegekend aan de ondernemers die op een of meerdere wijkmarkten een standplaats innemen. Deze wijkmarkten zijn veelal minder goed bezet dan de markt in het centrum. Een stimulans kan het aantrekkelijker maken voor ondernemers om ook op die markt een standplaats in te nemen.
Het college beoordeelt de aanvragen op bovenstaande criteria. In het vorige marktreglement was nog bepaald dat hiervoor een sollicitatiecommissie zou worden ingesteld, bestaande uit de marktmeester en drie leden van de marktadviescommissie. Artikel 14 lid 6 van de Europese Dienstenrichtlijn maakt het echter niet langer mogelijk om concurrerende marktdeelnemers directe of indirecte betrokkenheid te geven bij het verlenen van vergunningen, door bijvoorbeeld deelname in een sollicitatiecommissie.
Het zesde lid regelt dat de ondernemer met het hoogst aantal punten de schaarse vergunning krijgt. In het zevende en achtste lid wordt beschreven hoe wordt omgegaan bij gelijke scores.
De eerste acht leden van dit artikel zien vooral op perioden waarin de daadwerkelijke vraag naar een vergunning voor een standplaats in een bepaalde branche groter is dan het aanbod. Vergunningen kunnen echter ook op andere momenten worden aangevraagd. Het negende lid regelt dat de vergunningen op dat moment op volgorde van binnenkomst worden behandeld. Voor deze andere wijze van het verdelen van de vergunningen is gekozen omdat een procedure met een vergelijkende toets dan onnodig veel tijd kost voor een vergunning waarvoor kennelijk weinig interesse is. Het verdelen van de vergunningen op volgorde van binnenkomst, is dan praktischer en voldoet eveneens aan de richtlijnen uit hoofdstuk III van de Europese Dienstenrichtlijn. Hierbij geldt uiteraard dat er voor iedere beschikbare vergunning tenminste eenmaal de procedure uit lid 2 van dit artikel moet zijn doorlopen.
Artikel 6. Afmelden bij afwezigheid
Voor het dagelijks beheer van de markt is het wenselijk dat de marktmeester weet welke ondernemers hun standplaats wel en niet innemen. Om die reden is een meldingsplicht voor afwezigheid opgenomen. Dit gebeurt bij voorkeur schriftelijk, maar het artikel biedt ook de mogelijkheid om dit telefonisch te doen als men plotseling verhinderd is.
Wanneer een standplaatshouder zich afmeldt binnen de gestelde termijn, blijft de intrekkingsgrond voor de vergunning, zoals bedoeld in artikel 11 lid 2 van de verordening, van kracht. Met andere woorden: als een ondernemer zich afmeldt en minder dan 46 weken per kalenderjaar de standplaats inneemt, kan de vergunning nog steeds worden ingetrokken. Of de vergunning ook daadwerkelijk wordt ingetrokken, zal mede afhankelijk zijn van de reden van afwezigheid en tijdige afmelding.
Dit artikel bevat de regels die gelden voor standwerkers. De locaties waar deze mogen staan, worden aangeduid op de tekeningen van de markt. Dit is geregeld in lid 1. Het tweede lid regelt het aantal standwerkersplaatsen per markt. Het aantal standwerkersplaatsen is verlaagd (ten opzichte van het vorige marktreglement) omdat de vraag naar standwerkersplaatsen is afgenomen. Omdat standwerkers doorgaans alleen interesse hebben in markten van enige omvang, wordt op de kleine markten niet voorzien in standwerkersplaatsen.
Standwerkers melden zich op de ochtend van de marktdag bij de marktmeester (lid 4). Ook plaatsen voor standwerkersplaatsen zijn zogenaamde schaarse rechten, waarvoor een vooraf duidelijke en transparante verdelingsmethodiek moet worden bepaald. Het verdelen van standwerkersplaatsen gaat via loting. Voor deze methode wordt gekozen omdat deze eenvoudig en snel is uit te voeren op de betreffende marktdag.
Lid 6 regelt dat voor de standwerkers dezelfde vereisten gelden als voor standplaatshouders van een vaste standplaats op de markt. In het zevende lid is geregeld wie zijn uitgesloten om een standwerkersplaats in te mogen nemen. Dat zijn twee groepen personen, namelijk:
Vergunninghouders van een vaste standplaats omdat zij in beginsel hun eigen standplaats persoonlijk horen in te nemen. Zij kunnen zich op die standplaats wel laten waarnemen voor als zij niet aanwezig kunnen zijn, maar de waarneming is niet bedoeld zodat men een standwerkersplaats kan innemen op dezelfde markt.
Personen die verse consumptieartikelen aanbieden. Een standwerker verzamelt publiek om zich heen en presenteert daar zijn product. Verse consumptiegoederen lenen zich doorgaans niet voor die wijze van verkoop. De ervaring met standwerkers met verse consumptieartikelen is ook dat zij niet als standwerker optreden, maar meer het karakter hebben van een reguliere standplaats. Daarmee bezetten zij onnodig standwerkersplaatsen.
Omdat standwerkers zich kort voor aanvang van de markt melden en vrijwel direct worden geplaatst, is het praktisch gezien nauwelijks mogelijk om daarvoor een vergunning op te stellen. Toewijzing van standwerkersplaatsen gebeurt daarom mondeling.
Om te sturen op een gevarieerd aanbod producten op de standwerkersplaatsen, is in lid 9 geregeld dat per markt slechts één ondernemer met een bepaald artikel mag staan. Wanneer een eerste ondernemer met het betreffende product is ingeloot, kunnen anderen met hetzelfde product niet meer worden ingeloot.
Standwerkers verkopen van oudsher slechts één artikel. Bij de verkoop van meerdere artikelen kan het immers het karakter krijgen van een reguliere standplaats. het begrip "één artikel" wordt niet zo strikt uitgelegd dat het artikel bijvoorbeeld niet in verschillende kleuren of afmetingen mag worden verkocht of dat de verkoop een optionele accessoire niet is toegestaan. Of sprake is van de verkoop van één artikel en varianten daarvan of de verkoop van meerdere artikelen, is ter beoordeling aan de marktmeester. Dit is geregeld in lid 11.
In lid 13 is geregeld dat de standwerkers een half uur vóór het eind van de markt hun standplaats opgeruimd en verlaten hebben. Deze afwijkende tijd geldt in verband met het veilig afbouwen van de markt.
In de begripsbepaling is beschreven dat een standwerker publiek om zich heen verzamelt door over het te verkopen artikel te vertellen. Standwerkers verrijken de markt en zorgen voor extra levendigheid. Om die reden is er ook een aantal plaatsen voor hen gereserveerd. Het is niet gewenst als die plaatsen worden ingenomen door ondernemers die niet daadwerkelijk als standwerker optreden, maar als reguliere standplaatshouder. Tegelijkertijd geldt voor de reguliere standplaatsen een branchering en zijn de standwerkersplaatsen niet bedoeld om buiten de branchering om een plaats te bemachtigen. Het is daarom van belang dat de standwerkersplaatsen ook uitsluitend door échte' standwerkers worden ingenomen. Dit is geregeld in lid 14. In lid 15 is hier op een aantal punten nader invulling aan gegeven. Het gebruik van prijskaarten en aanduidingsborden is niet toegestaan omdat het de bedoeling is dat een standwerker met zijn verhaal/presentatie het product verkoopt. Omdat verse consumptiegoederen niet zijn toegestaan, zijn ook meet- en weegtoestellen niet toegestaan voor een standwerker. Audiovisuele middelen zijn in zijn geheel niet toegestaan op de markt en daarom ook niet op standwerkersplaatsen.
Lid 10 en 12 spreken voor zich en zijn daarom hierboven niet nader toegelicht.
Artikel 8. Tijdstippen bezetten standplaats, op- en afbouwen
Voor een ordelijk verloop van de markt en de op- en afbouw daarvan, zijn in dit artikel tijdstippen voor op- en afbouw en bezetten standplaats geregeld. Dit is een aanvulling op artikel 2, waarin reeds de verkooptijden zijn geregeld.
Het eerste lid regelt het tijdstip waarop mag worden begonnen met de opbouw. Het hanteren van een begintijd is wenselijk in verband met het beperken van (geluids)hinder voor omwonenden. Daarnaast weten andere gebruikers van de openbare ruimte, wanneer het marktterrein in gebruik is, zodat zij hun activiteiten en werkzaamheden daarop kunnen afstemmen. Het tijdstip waarop mag worden gestart met opbouwen verschilt per markt en ligt ongeveer op drie uur voorafgaand aan de markt. Voor de grote markten op woensdag en zaterdag in het centrum, is de opbouwtijd bijna vier uur vanwege het grotere aantal standplaatshouders. Deze tijden zijn enerzijds lang genoeg om de markt op te bouwen en verkoopklaar te maken. Anderzijds is die periode beperkt om de hinder te beperken. Voor de opbouw in Rosmalen geldt dat dit in twee tijdsblokken is toegestaan (zie toelichting bij artikel 2).
Het tweede lid regelt wanneer de standplaats moet worden ingenomen. Om verkeersbewegingen tijdens de openingstijden te voorkomen en ervoor te zorgen dat iedereen op tijd 'verkoopklaar' is, is geregeld dat iedereen een uur van te voren op de standplaats aanwezig moet zijn. In incidentele gevallen kan het voorkomen dat een standplaatshouder niet op tijd op de markt kan zijn. In die gevallen kan de marktmeester toestemming geven. De standplaatshouder moet dan een geldige reden opgeven waarom hij/zij te laat is. Dit lid voorziet in incidentele gevallen. Wanneer het gaat om structureel later de standplaats bezetten, is een ontheffing zoals bedoeld in lid 8 noodzaeklijk. Ook hier geldt voor de markt in Rosmalen een apart regime.
Het vierde lid regelt dat het uitsluitend is toegestaan om vanaf één uur vóór de opening van de markt tot uiterlijk sluitingstijd te verkopen. Voor het voortbestaan van de markt, is collectiviteit belangrijk. Het is bijvoorbeeld niet gewenst dat een aantal ondernemers (dat snel kan op- of afbouwen) een aantal uur eerder start of langer doorverkoopt en daarmee consumenten bedient die niet terugkomen als de markt volledig in bedrijf is. Daarnaast is het in het kader van de veiligheid, niet gewenst om tijdens de op- en afbouw van de markt extra publiek aan te trekken door verkoop toe te staan. Voor de verkoop in het uur vóór de opening van de markt geldt een uitzondering. Deze uitzondering is opgenomen op advies van de marktadviescommissie en sluit aan bij de praktijk. Omdat een markt niet is af te sluiten zoals een winkel, lopen tijdens de opbouw consumenten over de markt. De incidentele verkoop aan hen, wordt door de commissie niet als een probleem ervaren.
Lid 5 en 6 regelen dat ondernemers tot het eind van de markt moeten blijven staan. Hier gelden dezelfde argumenten als bij lid 4: collectiviteit en veiligheid.
Voor de eindtijd van de afbouw, zoals bepaald in lid 7, gelden dezelfde overwegingen als voor het opnemen van een begintijd van de opbouw (lid 1).
Het achtste lid regelt dat ontheffing kan worden verleend van een of meer van de tijden zoals in dit artikel geregeld. Daarbij is bepaald dat het om een bijzonder geval moet gaan. Bij het beoordelen of een ontheffing wordt verleend, wordt het algemeen belang van de markt (dat is gebaat bij collectiviteit en een ordelijk en veilig verloop) afgewogen tegen het belang dat de ondernemer heeft bij het afwijken van de tijden en de noodzaak daartoe. Hier volgen enkele voorbeelden:
Wanneer een ondernemer op meerdere markten op één dag staat is dat geen bijzondere gelegenheid om af te wijken van bijvoorbeeld de begintijd. De bedrijfsvoering van de ondernemer (het al-dan-niet kiezen voor meerdere markten op één dag) weegt niet zwaarder dan het algemeen belang van de markt. Des te meer omdat sprake is van een schaarse vergunning en er tegelijkertijd wellicht ondernemers zijn die wel 100 % voor de markten in de gemeente 's-Hertogenbosch kiezen.
Ondernemers die een kraam innemen, laten deze vaak zetten door een kramenzetter. Een kramenzetter zet per markt vaak kramen voor meerdere marktkooplieden. Het is wenselijk dat de kramen klaar staan op het moment dat de kooplieden mogen opbouwen. Om die reden mag de kramenzetter eerder starten met opbouwen. De kramenzetter heeft ook meer af te bouwen en kan pas starten als de ondernemers hun kramen hebben verlaten. Daarom geldt er voor het afbouwen van de kramen ook een ruimere eindtijd. In de nachten dat het drukker is in de horeca mag pas om 2:30 uur worden gestart met de opbouw van kramen. Dit is vanwege de veiligheid en om vandalisme tegen te gaan.
Artikel 9. Voertuigen en koelwagens
Voor een zorgvuldig aanzicht van het marktterrein zijn voertuigen niet toegestaan. In verband met de veiligheid van de consument is geregeld dat voertuigen gedurende de hele verkooptijden van het marktterrein verwijderd moeten zijn. Zo wordt voorkomen dat men tijdens de verkooptijden door het publiek rijdt met de voertuigen.
Het tweede lid regelt dat een voertuig dat tevens is ingericht om vanuit te verkopen - op de markt beter bekend als 'verkoopwagen' of 'markavan' - wel is toegestaan. Daarbij geldt wel dat het voertuig ook moet zijn ingericht om vanuit te verkopen. Een busje dat een deur open schuift en van daaruit artikelen verkoopt, is bijvoorbeeld niet ingericht om vanuit te verkopen.
Het derde lid regelt dat ontheffing kan worden verleend. Omdat het tweede lid al regelt welke voertuigen wel zijn toegestaan, wordt heel terughoudend omgegaan met het verlenen van deze ontheffingen.
Artikel 10. Afvalverwijdering en verzorging standplaats
In het eerste lid is geregeld dat de standplaatshouder of diens waarnemer afval moet inzamelen.
sub a bepaalt dat de standplaats steeds een goed verzorgd aanzien moet bieden. Deze bepaling geeft nog ruime mate van beoordelingsruimte. De bepaling is hoofdzakelijk bedoeld om excessen aan te pakken. In een handhavingsbesluit ten aanzien van dit 'verzorgd aanzien', moet worden gemotiveerd waarom geen sprake is van een verzorgd aanzien.
sub d regelt dat de standplaats en onmiddellijke omgeving veegschoon achtergelaten moeten worden. Wat onder de "onmiddellijke omgeving" wordt verstaan, is niet nader gedefinieerd omdat dit per markt en standplaats kan verschillen. De afstand tot overige standplaatsen is daarbij mede bepalend. Bovendien doet het niet ter zake hoe ver van de standplaats afval wordt aangetroffen als het aantoonbaar en verwijtbaar is te herleiden naar een bepaalde standhouder.
Lid 2 regelt dat de standplaatshouder de ondergrond schoon moet houden en achterlaten.
In verband met de nadelige gevolgen voor het milieu wordt stroom door middel van aggregaten en generatoren niet toegestaan. Daarnaast komt het de uitstraling van de markt niet ten goede als iedereen aggregaat bij zich heeft. De gemeente zorgt daarom voor de stroomvoorzieningen. Het gebruik van die voorzieningen is in beginsel verplicht, als men stroom gebruikt. Naast het gebruik van die gemeentelijke stroomvoorzieningen is het zelf opwekken van duurzame stroom wel toegestaan. Dergelijke innovaties passen bij de duurzaamheidsambities die de gemeente heeft.
Voor het gebruik van gemeentelijke stroom is toestemming nodig. Deze toestemming wordt opgenomen in de vergunning. Het stroomgebruik wordt doorbelast aan de gebruiker op basis van werkelijk gemaakte kosten of een reële schatting daarvan op basis van gemiddeld stroomgebruik voor het type standplaats.
Het vierde lid regelt de verantwoordelijkheidsverdeling voor het veilig gebruik van stroom. Lid 5 en 6 regelen de veiligheidseisen voor het gebruik van stroom. De eisen uit lid 6 zijn gebaseerd op de brochure "Elektriciteit en brandgevaar" van het verbond van verzekeraars.
Om geluidshinder voor de omgeving maar ook op het marktterrein zelf te voorkomen, is het gebruik van geluidsapparatuur niet toegestaan. Dat geldt zowel voor versterkte als onversterkte geluidsapparatuur.
In uitzonderlijke gevallen, kan het college daarvan ontheffing verlenen. Een eventuele ontheffing wordt opgenomen in de vergunning. Op grond van artikel 5 van de verordening kunnen aan de ontheffing voorschriften worden verbonden.
Het tweede lid regelt dat achtergrond wel is toegestaan, zolang andere ondernemers of consumenten daar geen hinder van ondervinden. Dit lid is op verzoek van de marktadviescommissie toegevoegd. De commissie stelt dat consumenten achtergrondmuziek op prijs stellen. Het ten gehore brengen van achtergrondmuziek is beperkt tot de openingstijden van de markt. Omdat de markt soms vroeg wordt opgebouwd (te vroeg om muziek toe te staan) en de bepaling volgens het advies ten behoeve van de consument is, is dit beperkt tot de openingstijden van de markt. Onder de andere ondernemers, die hiervan geen hinder mogen ondervinden, worden niet alleen marktondernemers verstaan, maar ook naastgelegen horecaondernemers, winkeliers en andere ondernemers verstaan.
Het derde lid is eveneens toegevoegd op advies van de marktadviescommissie. In het advies stelt de commissie het volgende: "individuele of kleine groepen muzikanten kunnen de sfeer op de markt zeker vergroten. Maar grotere muziekgezelschappen kosten ondernemers in de directe omgeving zeker een halfuur omzet". De voorwaarden waaronder mag worden opgetreden, zijn opgenomen om de hinder te beperken.
Artikel 13. Koken, bakken, braden en frituren
Wanneer een vergunninghouder vanaf de standplaats wil koken, bakken, braden of frituren is daarvoor een ontheffing nodig. Deze ontheffing wordt opgenomen in de vergunning.
In het tweede en derde lid is bepaald dat de ontheffing wordt geweigerd wanneer niet kan worden voldaan aan paragraaf 5.2 van het Besluit bgbop. Deze paragraaf regelt het veilig gebruik van bakkramen en bakwagens. De paragraaf regelt voornamelijk de afstanden van bakwagens of bakkramen met een gasinstallatie of waar wordt gefrituurd. Het regelt de afstand tot de naastgelegen gebouwen en de afstand tot andere bakwagens en bakkramen.
Lid 2 regelt dat de vergunninghouder moet aantonen (bewijslast) dat kan worden voldaan aan de eisen uit het Besluit bgbop. Het derde lid regelt dat de ontheffing voor bakken/braden kan worden geweigerd als de ondernemer niet kan aantonen aan het besluit te voldoen.
Aan de overige regels uit het Besluit bgbop moet eveneens worden voldaan, echter zijn deze niet opgenomen als weigeringsgrond voor het verlenen van de ontheffing voor koken, bakken, braden en frituren. Een dergelijke toets vooraf zou immers zwaarder zijn, dan het Besluit bgbop voor soortgelijke activiteiten voorschrijft. Daarnaast kan met het koken, bakken, braden of frituren op de standplaats aan de meeste overige bepalingen nog wel worden voldaan, al-dan-niet na enkele investeringen of wijzigingen in de bedrijfsvoering. Voor het voldoen aan de afstandscriteria is dat anders. Als men op een bepaalde standplaatslocatie niet voldoet, kan men niet zomaar op diezelfde locatie later wel voldoen. Het gevolg zou dan zijn dat de standplaats niet kan worden ingenomen vanwege strijd met het Besluit bgbop (ondanks een verleende marktstandplaatsvergunning). Om die reden wordt vooraf getoetst op de afstandscriteria uit paragraaf 5.2.
Aan de ontheffing kunnen op grond van artikel 5 van de verordening voorschriften worden verbonden. Hierbij moet worden opgemerkt dat het niet is toegestaan om bepalingen uit het Besluit bgbop als voorschrift aan de vergunning te verbinden. Het is juridisch gezien niet toegestaan om iets wat in 'hogere wetgeving' is geregeld (een koninklijk besluit in dit geval), lokaal te regelen (in bijvoorbeeld voorschriften). Bovendien is het overbodig omdat de bepalingen rechtstreeks uit het besluit gelden.
Artikel 14. Uitstallingen en objecten van derden
Om een 'wildgroei' aan uitstallingen te voorkomen, is in dit artikel een verbod opgenomen op het plaatsen van uitstallingen buiten de vergunde standplaatas. Binnen de vergunde standplaats is de ondernemer vrij om uitstallingen te plaatsen.
Het tweede lid van dit artikel regelt de afstemming van objecten van derden. In verband met bijvoorbeeld bouwwerkzaamheden op of rondom het marktterrein, kan het voorkomen dat er steigers, containers of andere objecten moeten worden geplaatst. De gemeente spant zich in dergelijke gevallen in om de hinder voor kooplieden te beperken.
In verband met een ordelijk verloop van de warenmarkten is het niet toegestaan dat ondernemers rondlopend of rijdend hun producten aanbieden (venten).
Hierop geldt een uitzondering, namelijk voor de verkoop van eet- en drinkwaren bestemd om ter plaatse te consumeren ten behoeve van de standplaatshouders. Het is gebruikelijk dat er op warenmarkten een ondernemer eet- en drinkwaren voor de andere marktkooplieden verzorgt.
De venter maakt doorgaans gebruik van een karretje voor het vervoeren van de verkoopwaren. Om de verkeersbewegingen met karretjes te beperken, is in het belang van het ordelijk verloop van de markt een maximum gesteld voor het aantal te verlenen ontheffingen voor venten. Dit maximum is vastgesteld op één ontheffing per markt.
Een ontheffing kan worden aangevraagd door een van de vaste standplaatshouders of een persoon die niet op de markt staat (bijvoorbeeld een naastgelegen horecabedrijf).
Lid 4 van dit artikel regelt de duur van de ontheffing. De ontheffing voor venten wordt doorgaans verleend aan een vaste standplaatshouder. In die gevallen wordt de ontheffing voor dezelfde duur als de vergunning verleend. Wanneer een ontheffing voor venten wordt verleend aan een ondernemer die geen vaste standplaats op de markt inneemt, wordt de ontheffing verleend voor de periode van vijf jaar. Deze periode is korter dan voor een vaste standplaats. Voor deze kortere periode is gekozen omdat:
Omdat het aantal te verlenen ontheffingen aan een maximum is gebonden, is ook hier sprake van een schaars recht. De procedure uit artikel 5 is daarom overeenkomstig van toepassing. In het vijfde lid zijn de beoordelingscriteria bepaald voor wanneer er meerdere gegadigden zijn voor één ontheffing. Dit zijn dezelfde criteria als in artikel 5, min de criteria die gericht zijn op de consument. Die criteria zijn overbodig omdat de venter zich niet op de consument richt.
Artikel 16. Verspreiden gedrukte stukken
In het belang van de bescherming van het milieu is het niet toegestaan om op de markt gedrukte stukken (folders/flyers) te verspreiden. Onder verspreiden wordt verstaan het uitreiken aan willekeurige voorbijgangers op de markt. Hieronder wordt niet verstaan het uitreiken aan klanten op de betreffende standplaats. Dit maakt het mogelijk om klanten wel een folder, flyer of bestellijst mee te geven.
In het Marktreglement 2014 gemeente 's-Hertogenbosch was opgenomen dat het op de markt eveneens niet was toegestaan om godsdienstige, politiek of andere propaganda te voeren. Die bepaling was in strijd met artikel 6 en 9 van de Grondwet en de Wet openbare manifestaties. Om die reden is de betreffende passage vervangen door lid 2, waarin expliciet is vermeld dat de activiteiten die grondrechtelijk zijn beschermd wel mogen plaatsvinden.
Artikel 17. Regels verkoopmateriaal
In het vorige marktreglement was bepaald dat er op de inrichtingstekening plaatsen aangewezen zouden worden voor voertuigen (verkoopwagens) en kramen. Op de tekeningen werden echter weinig plaatsen voor een van beide aangewezen. Daar waar op de tekening dat onderscheid wel werd gemaakt, werd er vaak van afgeweken. Omdat in beginsel iedere standplaats geschikt is voor het innemen daarvan met een voertuig of kraam en om de ondernemers vrij te laten in de keuze voor het verkoopmiddel, wordt er minimaal gestuurd op de toegestane type verkoopmiddelen In uitzonderlijke gevallen, wordt op de inrichtingstekening bepaald dat standplaatsen slechts geschikt zijn voor bepaalde verkoopmiddelen. Daarvan kan bijvoorbeeld sprake zijn:
In lid 3 worden enkele type verkoopmateriaal uitgesloten in verband met het uiterlijk aanzien van de markt. Hier wordt gesproken over het verkoopmateriaal wat in ieder geval niet mag worden gebruikt. Deze opsomming is daarmee niet uitputtend, maar bevat de meest voorkomende ongewenste verkoopmaterialen.
In het vierde lid is geregeld dat een standplaats qua oppervlakte moet passen binnen de kaders die daarvoor op de tekening zijn gesteld. De tekening regelt immers veilige doorgangen en een ordelijke opstelling van de markt. Afwijking van die inrichtingstekening is daarom niet gewenst. Het vijfde lid regelt hoe de oppervlaktes worden gemeten. Daarbij wordt uitgegaan van alle benodigde ruimte, ongeacht de hoogte daarvan. De omtrek wordt bepaald alsof je een lijn trekt rondom de ingenomen ruimte vanaf een luchtfoto. Zowel luifels die boven de grond hangen en waaronder men doorloopt, als objecten op de grond worden meegenomen. Hierbij enkele voorbeelden ter verduidelijking.
zie bijlage Toelichting inrichtingstekening
Lid 9 regelt dat verkoopmaterialen zoals kramen en tenten verankerd moeten zijn. Voor de verankering op de marktterreinen brengt de gemeente ankers aan waarvan de ondernemers gebruik kunnen maken. Dit is geregeld in lid 10. De gemeente brengt ankers aan voor 'standaardkramen'. Wanneer het verkoopmateriaal niet op de aangebrachte ankers verankerd kan worden, is de ondernemer verantwoordeljk voor een alternatief zodat hij de standplaats veilig kan innemen.
Lid 13 regelt dat door het innemen van de standplaatsen het zicht op andere ondernemingen (marktondernemingen, vaste winkels of horecabedrijven) wordt ontnomen. Bij verkoopwagens is het vaak technisch onmogelijk om een transparant karakter te hebben aangezien de verkoopwagen aan één of meerdere zijden gesloten blijft. Om deze reden kan het plaatsen van verkoopwagens op bepaalde locaties ook worden uitgesloten (zie lid 2).
Lid 15 regelt dat ontheffing kan worden verleend van de bepalingen in dit artikel. Voor een aantal te verlenen ontheffingen zijn regels opgenomen die in ieder geval gelden. Over deze onderwerpen is duidelijkheid aan de voorkant noodzakelijk. Bij het verlenen van ontheffingen worden tenminste de volgende belangen tegen elkaar afgewogen:
Lid 6, 7, 11, 12 en 14 spreken voor zich en worden hier niet toegelicht.
In het vorige marktreglement was opgenomen dat het in de binnenstad alleen was toegestaan om gebruik te maken van door het college aangewezen kramen. Een aanwijzingsbesluit daarover is echter nooit genomen. Deze bepaling is daarom komen te vervallen.
Tevens was bepaald dat nadere eisen konden worden gesteld over het gebruik van overig materiaal. Deze nadere eisen zijn nooit vastgesteld. Bovendien wordt er nu gekozen om de regels zoveel mogelijk gecentreerd in dit marktreglement te houden. De mogelijkheid om nadere regels op te stellen, is daarom komen te vervallen.
Artikel 13 van de verordening regelt dat het college een marktadviescommissie instelt en in het marktreglement regels opstelt over de samenstelling en werkwijze van die commissie. De uitwerking van dat artikel is terug te vinden in de artikelen 18 tot en met 20. Vóór inwerkingtreding van dit marktreglement, waren regels over samenstelling en werkwijze marktadviescommissie geregeld in een apart "Reglement voor de Markt Advies Commissie 2018" (hierna: reglement marktadviescommissie). Om zoveel mogelijk regels bij elkaar te houden, is ervoor gekozen om deze regels op te nemen in het marktreglement.
In het eerste lid is de primaire taak van de marktadviescommissie benoemd, namelijk het gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen aan het college. Het college neemt een dergelijk advies in overweging en kan eventueel ook adviezen van derden inwinnen. Met alle adviezen weegt het college alle belangen af en neemt zij uiteindelijk besluiten. In het reglement marktadviescommissie werd gesproken over het 'stemmen' door de leden van de marktadviescommissie. De term 'stemmen' kan de indruk wekken dat de uitkomst bepalend is voor de besluitvorming van het college. In de nieuwe regels is daarom nadrukkelijker aangegeven dat het om een adviesrol gaat en dat niet wordt gestemd.
De adviesrol van de marktadviescommissie heeft betrekking op algemene zaken over de markt. De adviesrol heeft geen betrekking op individuele casussen of personen. Individuele casuïstiek is aan het college om af te doen met beschikkingen (vergunningen, ontheffingen, intrekkingen daarvan, waarschuwingen en handhavingbesluiten).
Vanzelfsprekend is de marktadviescommissie er om het functioneren van de markt te bevorderen. Tegelijkertijd wordt van hen verwacht dat daarbij tevens rekening wordt gehouden met de omgeving. Daaronder worden ook de andere functies op en rondom het marktterrein verstaan zoals horeca, detailhandel en evenementen. De markt is immers geen op zichzelf staande activiteit, maar maakt onderdeel uit van centra van stad en dorpskernen met meerdere voorzieningen.
In het derde lid is expliciet geregeld waarover de marktadviescommissie tenminste adviseert. Dit sluit advisering op andere onderwerpen niet uit, maar regelt dat het college de marktadviescommissie over de genoemde onderwerpen in ieder geval raadpleegt.
Artikel 19. Samenstelling marktadviescommissie
In dit artikel is de samenstelling van de marktadviescommissie geregeld. De samenstelling is op de volgende punten gewijzigd ten opacithe van het reglement marktadviescommissie:
Aan de commissie worden twee leden toegevoegd, zijnde kooplieden die op een markt buiten de binnenstad staan. De marktadviescommissie adviseert immers over regels uit de verordening en het marktreglement, die ook betrekking hebben op de andere markten. Deze markten waren tot op heden niet vertegenwoordigd in de marktadviesocmmissie. Vanwege de omvang van de markt Rosmalen, is tenminste één van deze twee plekken gereserveerd voor een standplaatshouder van die markt. Afhankelijk van de uitkomst van de verkiezingen voor de marktadviescommissie, kunnen dat ook twee kooplieden van de markt Rosmalen zijn.
Het aantal leden, voorgedragen door de CVAH, wordt teruggebracht van twee naar één. Volgens het reglement marktadviescommissie vaardigde de CVAH twee vertegenwoordigers af, namelijk een regiomanager en een door de CVAH aangewezen marktkoopman of -vrouw. Aangezien de marktkooplieden hun eigen vertegenwoordigers kiezen, is het niet logisch en minder democratisch dat de CVAH in aanvulling daarop een marktkoopman of -vrouw aanwijst om in de marktadviescommissie plaats te nemen.
Afgevaardigden van het centrummanagement (wat later wordt opgevolgd door het binnenstadmanagement) worden niet langer als lid van de marktadviescommissie benoemd, maar sluiten als gesprekspartner aan. De aanwezigheid van hen tijdens de vergadering is belangrijk voor een goede dialoog over alle belangen (ook die van de ondernemers rondom de markt). Omdat zij soms andere belangen kunnen hebben, is ervoor gekozen om hen niet als lid van de commissie aan te merken, maar een apart advies te laten uitbrengen. Het is uiteindelijk aan het college om de verschillende adviezen en belangen tegen elkaar af te wegen.
Zeven van de acht leden in de marktadviescommissie zijn kooplieden die worden gekozen door de kooplieden zelf als vertegenwoordigers van hen. Van deze vertegenwoordigers mag de gemeente verwachten dat zij hun achterban raadplegen waar nodig en een representatieve gesprekspartner zijn namens de achterban.
Standwerkers hebben geen vaste plaats op de markt en hun belangen worden daarom mogelijk in mindere mate vertegenwoordigd door de leden in de marktadviescommissie, zijnde marktkooplieden. In het reglement marktadviescommissie stond dat er een afgevaardigde van de afdeling standwerken van de CVAH aanschuift als daarover onderwerpen op de agenda staan. De belangen van de standwerkers kunnen ook ter sprake komen als dat onderwerp niet expliciet op de agenda staat. Daarom mag van de afgevaardigde van de CVAH worden verwacht dat deze de belangen van de standwerkers altijd meeneemt. Dit is nu geregeld in lid 2.
Zitting in de marktadviescommissie is niet voor onbepaalde tijd. In verband met het democratische proces, waarbij de marktkooplieden hun vertegenwoordigers kiezen, is het legitiem om die verkiezingen periodiek te houden. Voor de periode is de termijn gekozen van vier jaar.
In het vierde lid is bepaald dat het college de verkiezingen organiseert voor de commissieleden die door de kooplieden uit hun midden worden gekozen. Het college tuigt daarvoor een transparante en eerlijke procedure op.
Hierboven is toegelicht waarom afgevaardigden van het centrummanagement geen lid meer zijn van de commissie. Lid 5 regelt dat zij aanschuiven waar nodig en separaat advies uitbrengen.
Lid 6 en 7 spreken voor zich en behoeven geen nadere toelichting.
In het achtste lid is geregeld dat een commissielid binnen twee maanden na vertrek wordt vervangen. Als het om een marktkooplid gaat, schrijft de gemeente daarvoor een nieuwe verkiezing uit.
Artikel 20. Vergadering en agenda
In het eerste lid is bepaald dat de voorzitter bepaalt wanneer de marktadviescommissie vergader. De frequentie is afhankelijk van de actuele onderwerpen waarover de marktadviescommissie advies uitbrengt.
In verband met de transparantie zijn de vergaderingen openbaar. Dit is des te meer van belang omdat zeven van de acht leden een achterban vertegenwoordigen en de achterban vertegenwoordigen en de achterban dan kan volgen hoe zij worden vertegenwoordigd. Er kunnen echter onderwerpen op de agenda staan, waarbij een besloten bespreking nodig is. In die gevallen kan de marktadviescommissie besluiten om de bespreking besloten te houden.
Voor een goede voorbereiding op het overleg, is geregeld dat de uitnodiging en bijbehorende stukken tien dagen voorafgaand aan de vergadering worden toegezonden aan de leden.
Het vierde lid regelt de afbakening van waarover de marktadviescommissie vergadert. De zinsnede "het beleid en de ontwikkeling van de warenmarkt" geeft aan dat niet wordt vergaderd over individuele gevallen.
In lid 5 is de adviesrol benadrukt. Deze bepaling vervangt bepalingen over het stemmen over onderwerpen. Door een schriftelijk advies te laten uitbrengen, wordt benadrukt dat wat tijdens de vergadering wordt gezegd, niet als advies wordt aangemerkt.
Het zesde lid regelt de afmeldingsplicht bij afwezigheid. Zitting in de marktadviescommissie brengt ook enige verplichting met zich mee. Mede omdat de leden een achterban vertegenwoordigen, mag aanwezigheid in beginsel worden verwacht. Omdat aanwezigheid niet in alle gevallen mogelijk is, bijvoorbeeld door ziekte of vakantie, wordt die niet afgedwongen. Wel wordt tenminste verwacht dat men zich afmeldt.
Bij de nieuwe sanctiematrix is aansluiting gezocht bij de Landelijke handhavingsstrategie (LHS). Deze LHS wordt in 's-Hertogenbosch ook toegepast in het beleid voor de handhaving in de fysieke leefomgeving. Bij de LHS wordt de eerste sanctie na een overtreding bepaald op basis van de gevolgen van een overtreding en het gedrag van de overtreder (mate waarin de overtreding wordt begaan uit onverschilligheid, calculerend gedrag of bewust).
De verschillende overtredingen die men kan begaan op grond van de verordening en het marktreglement zijn, aan de hand van de gevolgen van de overtreding en het gedrag van de overtreder, ingeschaald in drie categorieën. Hierdoor is vooraf duidelijk hoe zwaar de overtreding wordt ingeschaald en welk stappenplan gevolgd gaat worden bij een bepaalde overtreding.
In uitzonderlijke gevallen kan van de sanctiematrix worden afgeweken. Lid 2 van dit artikel regelt immers dat de sanctiematrix "in beginsel" wordt toegepast. Wanneer de openbare orde of veiligheid in gevaar komt, kan worden overgegaan tot directe verwijdering voor overtredingen als bedoeld in artikel 16 van de verordening.
Artikel 22. Intrekken oude regeling
Dit artikel regelt de intrekking van de oude regeling "Marktreglement 2014 gemeente 's-Hertogenbosch". Regels over de marktadviescommissie, die nu zijn geregeld in dit marktreglement, waren geregeld in een aparte regeling. Dat "Reglement Markt Advies Commissie gemeente 's-Hertogenbosch 2018" wordt ook ingetrokken.
Artikel 23. Overgangsbepalingen
In het overgangsrecht van de verordening is geregeld dat ondernemers binnen een bepaalde periode een nieuwe vergunning ontvangen. Omdat de verordening geen overgangsbepalingen voor ontheffingen op grond van dit reglement kent, is dit hier geregeld.
Artikel 19 regelt dat er een nieuwe samenstelling van de marktadviescommissie komt. Dit betekent dat er ook nieuwe verkiezingen moeten komen voor de leden van de marktadviescommissie.
Dit artikel regelt de inwerkingtreding en regelt dat het marktreglement tegelijkertijd met de verordening in werking treedt. Een aantal bepalingen is namelijk onlosmakelijk met elkaar verbonden.