Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Geertruidenberg

Beleidskader Sociaal Domein

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieGeertruidenberg
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidskader Sociaal Domein
CiteertitelBeleidskader Sociaal Domein Gemeente Geertruidenberg
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpSociale Zekerheid

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  2. Participatiewet
  3. Jeugdwet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

26-08-2021nieuwe regeling

01-06-2021

gmb-2021-253351

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidskader Sociaal Domein

De raad van de gemeente Geertruidenberg;

 

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Geertruidenberg van 1 juni 2021.

 

Gelet op:

 

Besluit:

 

De raad besluit:

1. Het beleidskader Sociaal Domein Gemeente Geertruidenberg vast te stellen.

2. Kennis te nemen van het advies van de Adviesraad Sociaal Domein en de reactie van het college.

 

Aldus vastgesteld in zijn openbare vergadering van 1 juli 2021,

 

Geertruidenberg,

 

de raad voornoemd,

 

de griffier,

 

drs. K.M.C. Millenaar-Rammelaere

 

de voorzitter,

 

M. Witte

 

 

Beleidskader Sociaal Domein Inhoud

1 Inleiding : Een kader, geen plan 3

1.1 Anno 2021 3

1.2 Doel beleidskader 3

1.3 Opbouw en toepassing 4

2 Visie: Wat we nastreven 5

2.1 Inleiding 5

2.2 Visie op meedoen 5

2.3 Visie op preventie, ondersteuning en zorg 6

2.4 Visie op de rol van de gemeente 7

2.5 Samengevat in één plaat 9

3 Beleid: Hoe we het waarmaken 10

3.1 Vijf perspectieven op meedoen 10

3.2 Persoonlijke ontwikkeling 11

3.3 Thuisbasis 12

3.4 Sociale omgeving 13

3.5 Gezondheid 14

3.6 Bestaanszekerheid 15

4 Ambitie : Wat we te doen hebben 17

4.1 Huidige situatie: Wat we zien 17

4.2 Doelen : Waar we ons op richten 19

4.3 Veranderopgave: Hoe we er komen 23

5 Sturing : Waarmee we vast houden 27

5.1 Inleiding 27

5.2 Sturing op het sociaal domein 27

5.3 Meerjarencyclus 28

 

 

1 Inleiding : Een kader, geen plan

1.1 Anno 2021

 

De decentralisaties van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Jeugdwet en de Participatiewet zijn zes jaar geleden doorgevoerd. De gemeente Geertruidenberg heeft samen met maatschappelijke partners gezorgd voor continuïteit van zorg en de inrichting van het sociaal domein. De belofte van de decentralisaties was dat ondersteuning en zorg korter, lichter en goedkoper zouden worden. Lokaal en dichtbij inwoners. Daar was een transformatie voor nodig die de zorg rond inwoners beter verbindt, schotten tussen subdomeinen slecht en aansluit op maatschappelijke vraagstukken.

 

We kunnen nu vaststellen dat er flinke stappen zijn gezet in de inrichting van voorzieningen en processen maar dat de samenhangende aanpak van maatschappelijke vraagstukken nog achterblijft. Ook constateren we een toename van de kosten voor (individuele) maatwerk-voorzieningen en specialistische zorg. Dit vergroot de urgentie om fundamenteel te kijken naar het functioneren van het sociaal domein, als spiegel van de (collectieve) samenleving. En te komen tot een inhoudelijke overkoepelende visie op de inrichting, ontwikkeling en besturing van het sociaal domein. De echte transformatie moet dus nog inhoud en vorm krijgen. Dit beleidskader biedt daarvoor het houvast.

 

Wat is het sociaal domein?

De term 'sociaal domein' is sinds de decentralisaties in 2015 steeds meer in gebruik geraakt om samenhang te creëren tussen alle inspanningen die de gemeente verricht rond werk, participatie en zelfredzaamheid, zorg en jeugd. De gemeente Geertruidenberg hanteert hierbij een brede, integrale definitie.

Het sociaal domein in onze gemeente omvat alle taken die voortkomen uit de gemeentelijke verantwoordelijkheden op grond van de WMO 2015, de Participatiewet, de Jeugdwet, de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, Wet publieke gezondheid en onderwijs (zachte deel) en kinderopvang. Zover het betrekking heeft op preventie, ondersteuning en zorg zijn ook de domeinen sport, cultuur, inburgering en veiligheid deel van het sociaal domein.

 

 

 

1.2 Doel beleidskader

 

Het beleidskader sociaal domein is een kapstok voor de ontwikkeling, implementatie en monitoring van beleid in het sociaal domein van de gemeente Geertruidenberg. Het ondersteunt het gemeentebestuur en de gemeentelijke organisatie bij het maken van keuzes door te bepalen wat bijdraagt aan, en aansluit op, de uitgezette koers. Het maakt duidelijk welke verantwoordelijkheid en positie de gemeente daarin heeft en welke ambitie en rol daarbij passend is.

De gemeente opereert steeds minder autonoom, en steeds meer in netwerken en samenwerkingsverbanden. Het beleidskader moet helpen om in de dynamiek van alledag koersvast te blijven om zo de gestelde doelen te realiseren. Het beleidskader stimuleert om vraagstukken vanuit meerdere perspectieven te bekijken. De diversiteit aan oplossingen helpt bij het afwegen en sturen van beleid, draagt bij aan een goede uitvoering én biedt ruimte aan zowel de gemeente als haar partners om zelfstandig aan de slag te gaan en de samenwerking te zoeken. Het beleidskader is verder een toetsingsinstrument om gezamenlijke doelen vast te houden en behaalde resultaten te meten. Inhoudelijk ondersteunt het beleidskader het voorkomen en verlichten van problematiek door versterking van de samenleving, met integrale oplossingen in het dagelijkse leven.

Het beleidskader is daarmee een continue inspiratiebron vanaf de start, tijdens de aanpak en bij de evaluatie van opgaven in het brede sociaal domein.

 

 

1.3 Opbouw en toepassing

 

De opbouw van het beleidskader sluit aan bij de verschillende doelen en op de toepassing ervan in de verschillende fasen van beleidsvorming en -realisatie.

Hoofdstuk 1 beschrijft het doel: toepassingsgebied en werkwijze van het beleidskader

Hoofdstuk 2 schetst de visie op meedoen: hoe ziet Geertruidenberg eruit met een goed functionerend sociaal domein en laat zien waarom dat van belang is.

Hoofdstuk 3 biedt uitgangspunten voor beleid. Waarmee kan worden bepaald hoe de visie bereikt kan worden in de uitvoering. De vijf perspectieven borgen een meervoudige kijk, creatieve oplossingen en duurzame verbindingen

Hoofdstuk 4 schetst, vertrekkend vanuit de huidige situatie en wat daarvoor nodig is in vier doelen; en benoemt de taken van participanten (wie doet wat) in de komende jaren.

Hoofdstuk 5 laat zien waarmee sturing wordt gegeven aan het beleidsproces en de uitvoering. En op welke wijze de verbinding met de continu veranderende externe omgeving proactief wordt gezocht. Er wordt aangegeven hoe evaluatie waar nodig tot bijstelling van beleid leidt.

De bijlagen bevatten relevante achtergrondinfo ter verantwoording van het beleidskader.

 

 

 

2 Visie: Wat we nastreven

2.1 Inleiding

 

De gemeentelijke ambitie in het sociaal domein is dat inwoners van Geertruidenberg, Raamsdonksveer en Raamsdonk volwaardig meedoen aan het sociaal, maatschappelijk en economisch verkeer. Integraal beleid voor het sociaal domein gaat vooral over passend aansluiten op kwetsbare momenten in de levensloop van inwoners en hun sociale omgeving en netwerk. Over welke ondersteuning daarbij nodig is en hoe die zo natuurlijk mogelijk beschikbaar komt, voor wie dat nodig heeft.

 

 

2.2 Visie op meedoen

 

Als inwoner van de gemeente Geertruidenberg hoor je erbij. Het maakt niet uit of je familie er al generaties lang woont of dat je er pas recent bent komen wonen. Je maakt deel uit van de gemeenschap, draagt daaraan bij en krijgt steun als dat nodig is.

Iedereen wil meedoen in de samenleving en een gezond en gelukkig leven hebben voor zichzelf en zijn naaste omgeving. Maar ook iedereen loopt in zijn of haar leven tegen het echte leven aan. Tegen situaties die ontregelen, onzeker maken en die een beroep doen op ons incasseringsvermogen en doorzettingsvermogen. Kwetsbare situaties maken we allemaal mee. Kwetsbaar zijn is onderdeel van het leven zelf. Die situaties zelf overwinnen, eventueel samen met je directe omgeving, maakt je weerbaarder. En dat maakt dat je er ook weer voor een ander kunt zijn. Onze droom én opgave is dan ook:

 

Iedereen doet naar vermogen mee

Inwoners kijken naar elkaar om en voelen zich verbonden

 

Met elkaar zijn wij de samenleving

Inwoners geven zelfstandig invulling geven aan het leven. Ze ontwikkelen hun talenten en vervullen gedurende het leven waardevolle rollen die zekerheid creëren, geluk brengen, voldoening geven, en waardering opleveren. En dat in elke fase en elke rol, dus als kind, vriend, partner, collega maar ook als vrijwilliger of mantelzorger. Inwoners bereiden zich bewust of onbewust voor op mogelijke levensgebeurtenissen. Vaak zijn die veranderingen voorspelbaar en hangen ze samen met de levensfase of bewuste keuzes. Maar ook onverwachte gebeurtenissen als conflict, ziekte, beperking of verlies doen zich voor. Meestal zijn dergelijke gebeurtenissen grotendeels zelf of samen met de directe omgeving op te lossen. En waar nodig is meer steun vanuit de gemeenschap beschikbaar.

Inwoners maken deel uit van de lokale gemeenschap. Dat is de buurt waar ze wonen en de plek waar ze wellicht werken of ondernemen. Ook omvat het sociale netwerken van familie, vrienden en kennissen met mogelijkheden voor bijvoorbeeld ontspanning of sport. Die activiteiten zijn informeel maar ook in formeel verband bij verenigingen, stichtingen, instellingen of bedrijven. Dit alles bij elkaar vormt ‘onze’ gemeenschap.

 

Maar… wat als

Maar …. wat als dit allemaal niet zo stevig en logisch is, als je je eigen plek niet zo makkelijk en vanzelfsprekend vindt. Als je in de knoop zit met jezelf of je omgeving en tegenslagen zich opstapelen. Als je gezondheid je in de steek laat, je onveiligheid ervaart, grote zorgen hebt en je simpelweg de kracht en mogelijkheden mist om op te staan voor wat je wilt en nodig hebt. Dat je het gevoel hebt dat je uit beeld verdwijnt, er alleen voorstaat, uitvalt, er niet toe doet en niemand je ziet.

Juist dan moet je erop kunnen rekenen dat er altijd iemand voor je is. Iemand die je helpt om jezelf te herpakken, perspectief te bepalen, stappen te zetten en waardevolle rollen in de gemeenschap te (her)vinden. Iemand uit een gemeenschap waar mensen elkaar zien, en naar elkaar omzien. Een gemeenschap waar je wordt geaccepteerd zoals je bent, waar je gezien wordt als dat voor jou nodig is. Een gemeenschap waar initiatief, spontaniteit en creativiteit worden gewaardeerd. Waar wordt uitgegaan van onderling vertrouwen en in het oplossend en verbindend vermogen van mensen. Gebruikmakend van de kennis en kracht die in de samenleving aanwezig is.

 

Meedoen is een samenspel

Meedoen is nadrukkelijk een samenspel tussen de inwoner en de gemeenschap. Een dubbelzijdige opdracht. Meedoen is alleen gegarandeerd als het samenspel klopt. Met een goede balans tussen individu en groep, individueel en collectief, correctief versus preventief en regulier of speciaal.

In onze visie zetten we dat samenspel meer centraal. Veel vraagstukken in het sociaal domein zijn individueel niet op te lossen. Eenzaamheid, overgewicht, armoede, overlast of verslaving hebben vaak een directe persoonlijke aanleiding, maar gedijen in positieve of negatieve zin in een gemeenschap. Onze visie is om de gemeenschap een centralere plek te geven bij het definiëren én oplossen van vraagstukken en gebruik te maken van het initiatief en ondernemerschap dat in de samenleving aanwezig is. Met als doel destructieve patronen en structuren te vernietigen en te versterken wat goed gaat.

Deze visie op meedoen gaat uit van de volgende kernwaarden die leidend zijn voor de uitvoering en de inrichting van preventie, ondersteuning en zorg:

• Verantwoordelijk voor je eigen leven

• Streven naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid

• Ruimte om te leren en je eigen pad te lopen

• Geaccepteerd zoals je bent

• Oprechte belangstelling voor en in elkaar

• Uitgaan van vertrouwen en goede wil.

• Waardering van ervaringskennis

• Aandacht voor verschillen

 

 

2.3 Visie op preventie, ondersteuning en zorg

 

Voorkomen is beter dan genezen. Preventie staat voorop en is een collectieve verantwoordelijkheid. Preventie heeft een breed perspectief. Een gezonde leefstijl is belangrijk, en ook ontmoetingen, zelfstandigheid, bestrijding van armoede en een zinvolle tijdsbesteding dragen bij aan preventie. Soms is voor preventie een extra zetje nodig. Denk aan meer aandacht voor weerbaarheid, veerkracht en empowerment of door het leren van (gezondheids)vaardigheden.

Als inwoners tegen vragen of problemen aanlopen die het meedoen beperken, dan is passende ondersteuning vanuit de gemeenschap van belang. Daarbij is de echte vraag van de inwoner altijd het vertrekpunt. Die vraag is niet altijd helder en ontwikkelt die zich in de tijd.

Voor betrokkenen geldt dat (onnodig) overnemen niet de oplossing is, maar dat aansluiten op, en vragen stellen over, beter werkt. Met als doel zelf de oplossing te zoeken of te creëren. De insteek daarbij moet altijd zijn dat de inwoner weer door kan ondanks wat hem of haar is overkomen en de kwetsbaarheid die daarmee samenhangt.

 

Kwetsbaarheid 1 , zelfredzaamheid en ondersteuning

Kwetsbaarheid is heel dynamisch en context gebonden en heeft altijd te maken met zelfredzaamheid. Een belangrijke vraag is: Is de inwoner in staat om om te gaan met wat hem overkomt, of eerder overkomen is. Als er sprake is van een min of meer continue kwetsbaarheid als gevolg van een beperking of stoornis, dan is er vaak wel een ‘vinger aan de pols’ in de buurt die optreedt zodra het lastig wordt. Bij een ingrijpende levensgebeurtenis is dat anders. Dan is presentie, snelheid, nabijheid, maatwerk (regelruimte) en het (vervolgens) kunnen werken aan duurzame oplossingen van belang. Tijdige signalering en actie vanuit de eigen omgeving, indien nodig richting hulpverleners, is dan noodzakelijk.

Dit betekent dat hulpverleners in de eerste plaats vindbaar moeten zijn. En dat zij vervolgens een goede inschatting moeten maken voor wat nodig is voor een passende oplossing voor de hulpvraag. Zonder de vraag automatisch te herformuleren vanuit het eigen normenkader of bekend aanbod. Het is dan belangrijk om los te komen van regels maar juist te focussen op de zorg en ondersteuning die echt nodig is. En hoe dat op een spontane, creatieve en praktische manier kan worden ingevuld. Naar de geest van de wet zonder dat het eigen initiatief wordt geremd door bureaucratie.

 

Netwerkversterking

In veel gevallen biedt netwerkversterking een belangrijke en duurzame bijdrage. Dit kan informeel door een buurgenoot die spontaan een nuttig contact legt, maar ook meer weloverwogen waarin het netwerk wordt gemobiliseerd, waar nodig aangevuld met professionals. In algemene zin wordt bij de aanpak van vraagstukken, individueel of collectief, ingestoken op verrijking van netwerken, het verbreden van betrokkenheid en het werken aan borging binnen dat netwerk. En ondertussen voor ogen houden waar het om gaat: mensen in staat stellen zichzelf te ontwikkelen zodat ze goed mee kunnen blijven doen.

 

 

2.4 Visie op de rol van de gemeente

 

Als gemeente zijn we vooral de regisseur van het sociaal domein. De hoeder en facilitator van het geschetste samenspel tussen de individuele inwoner, de gemeenschap en de organisaties die daarin actief zijn. En waarin meedoen mogelijk is binnen de gestelde en beschikbare kaders.

We monitoren het sociaal domein, anticiperen doelgericht op vraagstukken vanuit de samenleving en acteren in een netwerk vanuit een goed begrepen belang, positie en rol. We gaan uit van de vitaliteit van de gemeenschap zelf. En vanuit de potentie en het initiatief van de gemeenschap om met elkaar vraagstukken op te lossen. We hebben en geven vertrouwen, scheppen ruimte en maken mogelijk. Met de insteek om het daarna zelf te doen. De gemeente staat vooral aan de lat om basisvoorzieningen die veelal behoren tot de wettelijke taken te verzorgen én te financieren. Om zo veiligheid, gezondheid en participatie van inwoners te waarborgen.

Onze rol

Als gemeente zijn we scherp op onze verantwoordelijkheid. De gemeenschap is niet van de gemeente maar de gemeente maakt onderdeel uit van de gemeenschap en is partner. We hoeven daarom niet alles te weten en in beeld te hebben. En ook hoeven we niet iedereen te bedienen of voor iedereen af te rekenen.

Waar we investeren in voorzieningen doen we dat altijd met een brede en meetbare doelstelling ter versterking van de gemeenschap. Gericht op informele en formele ondersteuning en zorg die helpt om problemen op eigen kracht op te lossen en de omgeving te versterken. Dit om institutionele afhankelijkheid te voorkomen die juist vaak kracht weghaalt, bijvoorbeeld als gevolg van wachten, onduidelijke opdrachten of verwachtingen, administratie en diskwalificaties van (netwerk- en ervarings-) kennis. Waar dit leidt tot langdurige gemeentelijke financiering blijven we continu evalueren: zowel financieel als passend bij de gemeentelijke opdracht. Dit alles betekent dat we goed moeten zijn in:

 

• Monitoren en evalueren wat er speelt en bereikt wordt in het sociaal domein

• Spontaniteit, creativiteit en initiatief waarderen

• Gaan denken in, en organiseren op, (tijdelijke) netwerken, beweging, dynamiek en processen

• Gedeeld eigenaarschap creëren en hierin vanuit een goed begrepen eigen rol opereren

• Versimpelen van het ondersteunings- en zorglandschap

• Van buiten naar binnen werken, écht luisteren naar inwoners en eigen normen opzij zetten

• Er zijn wanneer het nodig is en vindbaar, bereikbaar en dienstbaar zijn

• Initiatief bij de ander laten; volgen, meebewegen en faciliteren in plaats van overnemen

• Financiële middelen inzetten als (doelgerichte) investering

 

 

2.5 Samengevat in één plaat

 

 

 

3 Beleid: Hoe we het waarmaken

3.1 Vijf perspectieven op meedoen

 

Meedoen kent veel kanten en aspecten. Dat maakt dat niet altijd zomaar duidelijk is wat er aan de hand is en wat nodig is. Vaak ligt dat ook niet in elkaars verlengde. Oplossingen liggen meestal op hele andere vlakken dan waar problemen zich openbaren. Om beter zicht te krijgen, tot creatieve, integrale en duurzame oplossingen te komen, en focus aan te brengen in preventie, ondersteuning en zorg, is een meervoudige kijk noodzakelijk. We hebben vijf perspectieven gedefinieerd 1 die elk een ander aspect van meedoen belichten vanuit de vraag van inwoners.

 

Dit zijn de vijf perspectieven:

1. Persoonlijke groei: Werken aan je kennis en vaardigheden zodat je mee kunt (gaan/blijven) doen, ervaart en ervaring deelt.

2. Thuisbasis: Een plek waar je echt jezelf kunt zijn en veiligheid en liefde vindt.

3. Sociaal leven: Onderdeel zijn van een grotere gemeenschap waarin je actief bent en gewaardeerd wordt.

4. Gezondheid: In staat zijn om fysiek en mentaal mee te doen, ondanks een eventuele beperking, stoornis of ziekte.

5. Bestaanszekerheid: Voldoende mogelijkheden hebben om in het levensonderhoud van jezelf en je naasten te voorzien.

 

 

 

 

 

Gezondheid en bestaanszekerheid vormen de basis. Persoonlijke groei en zingeving zijn de drijfveren. Een goede thuisbasis en passende sociale omgeving zorgen voor veiligheid, vertrouwen, kennis, reflectie, netwerk en inspiratie. Het zijn voorwaarden om persoonlijke doelen te realiseren. Door aan de vijf perspectieven uitgangspunten voor beleid te verbinden, kunnen we het sociaal domein en de gewenste uitvoering van ondersteuning en zorg integraal inrichten en sturen. In de volgende paragrafen is de ambitie per perspectief uitgewerkt en zijn de relevante uitgangspunten toegelicht.

 

 

3.2 Persoonlijke ontwikkeling

 

3.2.1 Ambitie

 

De wil om mee te doen en van waarde te zijn is een diepmenselijke drijfveer en een belangrijke bron voor ontwikkeling, om tegenslagen te overwinnen én om van waarde te zijn voor een ander. De intrinsieke motivatie om ‘beter’ te worden en ‘erbij te horen’ moet daarom altijd centraal staan en worden gerespecteerd, in iedere vorm van ondersteuning en zorg. In het perspectief Persoonlijke ontwikkeling kijken we naar dromen en angsten. Wat wil je in het leven, waar sta je? Waar wil je naar toe en hoe ga je dat doen? Welke ervaringen wil je delen? En wat is daarin je eerstvolgende stap?

 

Het perspectief persoonlijke groei kijkt naar de aan- en afwezigheid van de benodigde randvoorwaarden. Zeker in het geval van kinderen en jongeren zijn goede randvoorwaarden nodig om te zorgen dat zij de ruimte en middelen hebben om de wereld en zichzelf te ontdekken, ervaringen op te doen, een opleiding te volgen en zelfstandig te worden. Ook richt het zich op het doorgeven van ervaringen aan anderen waarmee zij ook zichzelf versterken. Het beleid is gericht op aansluiting bij de leefwereld van mensen en het herstel of versterken van zelfredzaamheid en participatie.

 

 

3.2.2 Uitgangspunten voor beleid

 

Om dit te waarborgen en waar nodig te verbeteren of op te lossen zijn vanuit het perspectief Persoonlijke ontwikkeling de volgende uitgangspunten geformuleerd:

 

1. Alle inwoners zijn in de basis gemotiveerd en actief om het beste uit zichzelf te halen.

Inwoners willen regie nemen over hun leven, verantwoordelijkheid dragen voor hun naasten en zich daarvoor actief inzetten als belemmeringen worden weggehaald. Die belemmeringen kunnen groot en hardnekkig en zelfs onoverkomelijk zijn. Bijvoorbeeld in geval van verslaving of geestelijke beperking. Dan voorzien we in een vangnet en waar nodig tijdelijke compensatie of een bescherming. En ook dan betekent het dat inwoners daarin hun eigen weg zoeken, ook al vinden we daar wat van.

 

2. Door zelfwerkzaamheid naar zelfredzaamheid.

Inwoners worden alleen zelfredzaam als ze zelf aan de oplossing hebben gewerkt, en weten hoe en waarom die tot stand kwam. Als ze moeite hebben om de oplossing te creëren, helpt hun informele netwerk daarbij. Dat kan ook een vrijwilliger zijn. Daarnaast heeft iedere inwoner recht op onafhankelijke cliëntondersteuning. Is dit niet voldoende en is er professionele ondersteuning nodig? Dan zo kortdurend mogelijk en gericht op het versterken van de eigen regie en van de ondersteuning vanuit het eigen netwerk. Bij voorkeur ook met de inzet van ervaringskennis en lotgenotencontact.

 

3. Brede en doorgaande ontwikkeling.

Als professionele begeleiding nodig is, dan gebeurt dat middels een brede kijk en doorgaande lijn. Of het nu gaat om peuters, jongvolwassenen of ouderen. Beleidsmatig betekent dit één plan en één regisseur. Dat plan is opgesteld met de inwoner en zijn of haar naasten en omvat afspraken van de inwoner met alle relevante betrokkenen: formeel én informeel.

 

4. Aandacht voor het naaste netwerk

Is een inwoner ‘ziek’ is, dan zijn de naasten dat, in meer of mindere mate, ook. Iemand die langdurig mantelzorger is kan zichzelf minder goed ontwikkelen.

Dit speelt met name bij jonge mantelzorgers. Er is daarom expliciet aandacht en ondersteuning gewenst bij (preventieve) ondersteuning voor jonge mantelzorgers en voor kinderen van ouders met een psychische en/of verslavingsproblematiek.

 

 

3.3 Thuisbasis

 

3.3.1 Ambitie

 

Iedere inwoner heeft een plek nodig waar hij of zij echt thuis is. Thuis in de zin van een fysieke plek om te wonen en een eigen domein. En een thuis in relationele zin met mensen die te vertrouwen zijn, liefhebben en meeleven in voor- en tegenspoed. Een veilige plek, comfortabel en waar iemand zichzelf kan en mag zijn. Het beleid is erop gericht dat iedere inwoner van de gemeente zo’n omgeving heeft. En waar dat niet zo is, dat dit tijdig wordt gesignaleerd zodat er op tijd adequate ondersteuning wordt ingeschakeld.

 

 

3.3.2 Uitgangspunten voor beleid

 

Vanuit dit perspectief en deze ambitie zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd:

1. Iemand voor jou

Iedereen heeft iemand nodig om lief en leed mee te delen en die het gevoel geeft dat hij of zij er mag zijn. Bij voorkeur is dat in een duurzame en liefdevolle relatie. Als er in het eigen netwerk niemand aanwezig is, kunnen vrijwilligers deels die rol invullen. Professionele inzet is er op gericht de inwoner te helpen met aangaan van betekenisvolle contacten en het opbouwen van een informeel netwerk. Als iemand er alleen voorstaat is extra alertheid noodzakelijk.

 

2. Inwoner als deel van een netwerk

Inwoners maken deel uit van een huishouden met anderen, vaak als gezin. De interactie met de andere gezinsleden is van grote invloed op de kansen en mogelijkheden voor participatie. Bij de diagnose en aanpak van problematiek, neemt het natuurlijke netwerk een centrale plek in. Gezinnen en families waar langdurig en vaak gedurende meerdere generaties complexe problemen spelen, krijgen extra aandacht. Die aandacht richt zich op het onderkennen van de kern van de problemen, het doorbreken van destructief gedrag en het voorkomen dat de geschiedenis zich herhaalt. Dit alles door alternatieve leefwijzen te introduceren en te borgen.

 

3. Veiligheid boven alles

Veiligheid is een speerpunt in preventie. Het is daarom nodig om de stille zorgbehoefte achter de voordeur eerder te herkennen. En huiselijk geweld, mishandeling of uitbuiting te voorkomen door tijdig in te grijpen. Hierdoor wordt het veilig opgroeien en opvoeden van eventuele kinderen gewaarborgd en worden kwetsbare ouderen beter beschermd.

 

4. Een fysieke plek voor iedereen

Een eigen fysieke plek is een eerste voorwaarde om volwaardig te kunnen participeren, maar ook om bijvoorbeeld in te kunnen inburgeren. Het zorgt voor een sociale omgeving met nood-zakelijke rust, stabiliteit en veiligheid. Dit betekent dat er voor iedere inwoner een passende woning beschikbaar is. Ook voor inwoners met specifieke wensen of randvoorwaarden.

 

5. Zo (lang) mogelijk zelfstandig

Inwoners hebben de wens om zo lang mogelijk zelfstandig te wonen. Voor ouderen betekent dit dat ze tijdig moeten kijken naar de levensloopbestendigheid van hun woning én netwerk. Dit gecombineerd met effectieve en integrale ondersteuning en toegankelijkheid en bereikbaarheid van de buitenruimte.

 

 

3.4 Sociale omgeving

 

3.4.1 Ambitie

 

Iedere inwoner maakt deel uit van de lokale samenleving. De mate waarin er in de samenleving ook echt samen wordt geleefd en er sprake is van sociale cohesie, bepalen inwoners met elkaar. In informele en formele netwerken zoals buurtgenoten, vriendengroepen, collega’s, scholen, verenigingen en maatschappelijke organisaties geven inwoners daar samen invulling aan. Dat geldt eveneens voor nieuwe contacten en relaties die spontaan ontstaan rond bijvoorbeeld een eenmalig evenement, initiatief of vraagstuk. Enerzijds richt het beleid zich op individuele inwoners om effectief te participeren in deze netwerken en daar geluk, voldoening en steun te vinden. Anderzijds wordt gestuurd op de effectiviteit van de netwerken gericht op laagdrempelige en levensloopbestendige participatie van alle inwoners. Ook is het beleid gericht op het stimuleren, (h)erkennen van, en anticiperen op, maatschappelijke initiatieven in de samenleving.

 

 

3.4.2 Uitgangspunten voor beleid

 

Dit leidt tot de volgende uitgangspunten voor de beleidsvorming:

 

1. Inwoners voelen zich aangesproken en gehoord

Inwoners nemen kennis van de mogelijkheden in de gemeente en gaan er zelf op uit om contacten aan te gaan, waar nodig begeleid door vrijwilligers. Dit gebeurt onder meer bij statushouders om hen zo snel mogelijk in de Nederlandse maatschappij te laten inburgeren.

 

2. Inclusieve netwerken stimuleren

Alle maatschappelijke organisaties zoals sportverenigingen, ouderenbonden, onderwijs en ontmoetingscentra worden geacht toegankelijk en inclusief te zijn voor diverse groepen inwoners. Ze worden gestimuleerd om bij hun leden of deelnemers signalen van eenzaamheid, verwaarlozing of onveiligheid op te vangen. Dit geldt niet alleen voor gesubsidieerde organisaties, maar ook voor bijvoorbeeld sportscholen.

 

3. Zelforganiserend vermogen van inwoners benutten

Inwoners zijn actief in informele netwerken waarin ze elkaar ondersteunen en ervaringskennis uitwisselen. Voorbeelden zijn buurtcirkels en vormen van maatjescontacten, waarbij oudere jongeren zich inzetten om jongere jongeren te informeren en te begeleiden vanuit eigen ervaringen. Dit soort initiatieven wordt gestimuleerd waardoor meer opdrachtgeverschap en eigenaarschap bij inwoners komt en de gemeente faciliteert.

 

4. Gemeentelijke middelen gericht op versterken van sociale cohesie en inclusie

In lijn hiermee zet de gemeente middelen via beleidsrijk accommodatie- en subsidiebeleid in om sociale cohesie en participatie te bevorderen.

Het subsidiebeleid van de gemeente Geertruidenberg richt zich met name op structurele ondersteuning van prioritaire groepen inwoners (jeugd, ouderen en mensen met een beperking), en stimuleert inclusiviteit en verbinding. Categoraal aanbod wordt zo veel mogelijk voorkomen.

 

3.5 Gezondheid

 

3.5.1 Ambitie

 

De fysieke en mentale fitheid en gezondheid van inwoners beïnvloeden de ontwikkeling tot zelfstandig volwassene en de mogelijkheden tot participatie. En daarmee de kans op het verlies van zelfredzaamheid. Gezondheid is dus onlosmakelijk verbonden met participatie. Een gezonde leefstijl voorkomt problemen, maakt ze minder ernstig of versnelt het herstel. Is er sprake van een chronische ziekte, beperking of stoornis, dan is gezond leven nóg belangrijker. Het vergroot de veerkracht bij zorgen over naasten, gezondheid, werk en financiën.

Het beleid is er op gericht om inwoners gezond op te laten groeien en gezond te laten leven zodat zij regie over hun leven houden en tegenslagen zo goed mogelijk zelf kunnen opvangen. Maar waar dat niet lukt, is het zaak problemen snel te signaleren en deze, in nauwe samenwerking met het medisch domein, passend te ondersteunen. De huisarts vervult daarin een centrale rol als belangrijke continue factor in het leven van inwoners.

 

 

3.5.2 Uitgangspunten voor beleid

 

Om deze ambitie bij het perspectief gezondheid te realiseren worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

 

1. Bewuste en gezonde leefstijl

Inwoners, jong en oud, zijn verantwoordelijk voor hun eigen leven en daarmee voor de gevolgen ervan voor zichzelf en hun omgeving. Dit vraagt om een bewuste en gezonde leefstijl. Het beleid is erop gericht dit bewustzijn waar nodig te vergroten. En te zorgen dat de mogelijkheden hiervoor makkelijk bereikbaar zijn als zich risico’s voordoen die volwaardige deelname kunnen belemmeren. Preventie en voorlichting zijn belangrijk. Over de volle breedte. Dus zowel over mogelijkheden om te sporten of te ontspannen, maar ook over stoppen met alcohol en drugs, omgaan met groepsdruk en verleidingen en het aanpakken van overgewicht en valpreventie.

 

2. Positieve gezondheid

Mentale gezondheid en lichamelijke gezondheid hebben invloed op elkaar. Hoe die wisselwerking uitpakt, hangt samen met levenshouding zoals de omgang met tegenslag, de acceptatie van de huidige situatie en het vinden van een nieuw, haalbaar en praktisch hanteerbaar perspectief. Met ons beleid willen we gezondheidsproblemen benaderen vanuit ‘positieve gezondheid’. Deze benadering maken we onderdeel van ondersteuningsafspraken gericht op wat er wel kan! Het is daarbij belangrijk om rust te creëren, te ontzorgen, het verleden een plaats te geven en de lessen daaruit mee te nemen.

 

3. Stimulerende omgeving

Een gezonde leefstijl wordt gestimuleerd door een omgeving die gezond en uitnodigend is.Dat betekent dat in lijn met de omgevingsvisie, de buitenruimte ingericht moet zijn om inwoners van alle leeftijden uit te dagen om te bewegen. Iedereen heeft de mogelijkheid om te werken aan een fit en gezond leven. Is dit om lichamelijke, financiële of praktische redenen lastig? Dan zoeken inwoners hiervoor samen een oplossing. En waar dat onvoldoende kan, zijn basisvoorzieningen beschikbaar. Eventueel met ondersteuning, maar altijd gericht op het weer gebruik gaan maken van gangbare activiteiten en mogelijkheden.

 

4. Gelijke kansen voor iedereen

De levensverwachting en het aantal gezonde levensjaren nemen beide toe. Maar bijvoorbeeld mensen met lagere inkomens en een lagere opleiding leven gemiddeld zeven jaar korter en maar liefst negentien jaar in minder goed ervaren gezondheid dan hoger opgeleiden. In ons beleid hebben wij aandacht voor deze gezondheidsverschillen.

 

5. Samenwerking met medisch domein

Juist vanuit het perspectief van gezondheid overlappen het sociaal en het medisch domein elkaar deels waarbij ze elkaar kunnen versterken en ontlasten. Samen kunnen ze invulling geven aan meer preventieve en duurzame oplossingen voor gezondheidsvraagstukken. Ons beleid richt zich op een eenvoudige en integrale toegang met een brede kijk en benadering van vragen over gezondheid en ziekte. Dit moet leiden tot een heldere en snelle besluitvorming over de te nemen vervolgstappen en eventuele inzet van ondersteuning of zorg.

 

 

3.6 Bestaanszekerheid

 

3.6.1 Ambitie

 

Er is sprake van een inclusieve samenleving waarin kwetsbare burgers zoals mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt en inwoners die langdurig afhankelijk zijn van een uitkering een zinvolle invulling van de dag hebben en mee kunnen doen. Bestaanszekerheid is de zekerheid dat er voldoende middelen beschikbaar zijn voor levensonderhoud en een levenspatroon volgens de geldende normen van welvaart en welzijn.

Middelen zijn in principe inkomen uit werk. Betaald werk geeft de meeste voldoening en autonomie. Als betaald werk niet haalbaar is, dan wordt hier actief naar toegewerkt door middel van bijvoorbeeld onderwijs en/of re-integratie. Tussentijds kan een uitkering zorgen voor overbrugging. Indien betaald werk niet mogelijk blijkt, wordt binnen de ruimte die er is gezocht naar een andere zinvolle daginvulling. Deze inzet wordt erkend en gewaardeerd.

Een ander aspect van bestaanszekerheid is het voorkomen van schulden en armoede. Met ons beleid willen we schulden, die volwaardige participatie belemmeren, voorkomen. Ook het hebben van een woning is een aspect van bestaanszekerheid, mede omdat dit ook een voorwaarde is om aanmerking te komen voor sociale voorzieningen zoals een uitkering.

 

 

3.6.2 Uitgangspunten voor beleid

 

1. Diversiteit in werk

Werk is een belangrijk fundament voor een zelfstandig en zinvol leven.

Door ontwikkelingen in de samenleving en op de arbeidsmarkt wordt het vinden van passend werk voor verschillende groepen steeds lastiger. Werk vinden wordt makkelijker als er meer variatie en overzicht is, en als er meer mogelijkheden zijn om te leren in de praktijk. Ons beleid is er op gericht om deze match te ondersteunen. Daarbij wordt aan de aanbodkant nadrukkelijk gekeken naar hoe lokale ondernemers en organisaties hierin een groter aandeel kunnen en willen nemen. Aan de vraagkant is er specifieke aandacht voor de arbeidsparticipatie van jongeren die al gebruik maken van ondersteuning en zorg. En bij inburgering van statushouders richt de aandacht zich op een startkwalificatie en werkfit zijn. Daarnaast is er ook aandacht voor randvoorwaarden die nodig zijn om te kunnen werken. Denk aan werk in combinatie met zorg voor kinderen.

 

2. Financiële basis op orde brengen

Om te kunnen werken aan herstel is het belangrijk dat mensen hun financiële basis op orde hebben. Inwoners met te weinig financiële middelen moeten toch de mogelijkheid hebben om zo volwaardig mogelijk deel te nemen aan de samenleving. Er wordt financiële en preventieve ondersteuning gegeven met als doel schulden te voorkomen, te saneren en/of armoede duurzaam te verlichten, zonder daarbij stigmatiserend te zijn. Hierbij is toegang tot schuldhulpverlening en het beschikbaar stellen van (vrijwillig) budgetbeheer van belang.

 

3. Omgekeerde toets, doelmatig en rechtmatig verbinden

Waar wel of geen recht op bestaat en wat wel of niet nodig is om te participeren: het staat nog te vaak op gespannen voet met elkaar. Het stopzetten van een uitkering of een uithuisplaatsing kan grote consequenties hebben voor de direct betrokkenen én de samenleving. Ons beleid is gericht op het forceren van een cultuuromslag, de integratie van het domein financiën in het sociaal domein en het stimuleren van duurzame financiële zelfredzaamheid en participatie. Daarbij wordt uitgegaan van de omgekeerde toets. We bedoelen daarmee dat we eerst kijken naar wat nodig is en daarna naar de juridische mogelijkheden. Dit wordt geborgd in de integrale verordening sociaal domein én de gemeentelijke organisatie.

 

 

4 Ambitie : Wat we te doen hebben

4.1 Huidige situatie: Wat we zien

 

4.1.1 Inleiding

 

Een goed zicht op de huidige situatie in het sociaal domein is van belang om de juiste doelen te stellen en daar welbewust en doordacht op te anticiperen. Verschillende landelijke kenniscentra hebben in 2019 en 2020 de belangrijkste ontwikkelingen in het sociaal domein in kaart gebracht 1 . Deze ontwikkelingen zijn aangevuld met lokale gegevens en samengevat in zes dominante trends die bij uitstek relevant zijn voor de gemeente Geertruidenberg:

1. Grote demografische veranderingen, diversiteit neemt toe

2. Toenemende druk op de samenleving

3. Meer aandacht voor leefstijl

4. Houdbaarheid van de zorg(kosten)

5. Digitalisering en informatisering

6. Toename politieke afstand en complexiteit

 

 

4.1.2 Grote demografische veranderingen, diversiteit neemt toe

 

Grote demografische veranderingen zorgen voor een snelle toename van de diversiteit in de samenleving. Diversiteit tussen mensen, tussen wat ze willen en kunnen en tussen wat er nodig en passend is. Voorbeelden van deze veranderingen zijn de vergrijzing, waaronder een groeiende groep van zelfstandig wonende 75-plussers en ouderen met dementie.

Daarnaast stijgt het aantal alleenstaanden en eenpersoonshuishoudens en groei het aantal mensen met een migratie achtergrond. De diversiteit wordt extra merkbaar doordat veel intramurale voorzieningen zijn afgebouwd en meer kwetsbare groepen in de samenleving hun weg moeten vinden. Ook in Geertruidenberg uit zich dit onder meer in een grote druk op de woningmarkt.

 

Niet-westers allochtone herkomst: 3% gemeente Geertruidenberg, 12% landelijk

Inwoners boven de 75 jaar: 6% gemeente Geertruidenberg, 7% landelijk

Huurwoningen: Geertruidenberg 40%, landelijk 30%

Koopwoningen: Geertruidenberg 60%, landelijk 70%

 

 

4.1.3 Toenemende druk op de samenleving

Een tweede trend is de toename van de druk op het dagelijks leven van inwoners. Voorbeelden hiervan zijn prestatiedruk bij jongeren om te voldoen aan hoge eigen verwachtingen en die van hun omgeving en sociale media. Het percentage onder jongeren dat te maken krijgt met voortijdig schooluitval of zelfs burn-out neemt weer toe na jaren van daling. Verwacht wordt dat de effecten van de coronacrisis de komende jaren na zullen ijlen. Dit beperkt zich overigens niet alleen tot jongeren. Geertruidenberg kent relatief veel gezinnen waar sprake is van meervoudige en langdurige problematiek met ook alcohol- en drugsgebruik.

Ook de vergrijzing heeft impact. De druk op het werkzame deel van de bevolking neemt toe. Dit gaat samen met intensieve periodes van mantelzorg voor familieleden. Meer dan gemiddeld willen inwoners van gemeente Geertruidenberg mantelzorg verlenen.

Ondertussen ervaren we afnemende onderlinge solidariteit met nieuwkomers en met meer kwetsbare en verwarde mensen. Mensen leven steeds meer in hun eigen bubbels met vooral ontmoetingen tussen gelijkgestemden en hebben minder of geen contact of verbinding met andere groepen en andere werkelijkheden. Dat staat op gespannen voet met een samenleving die steeds complexer wordt en waarin mensen elkaar steeds meer nodig hebben.

 

 

4.1.4 Meer aandacht voor leefstijl

Leefstijl én leefomgeving hebben direct invloed op gezondheid. Bij kwetsbare groepen zien we vaak een stapeling van problemen met gezondheid én sociale problemen. Landelijk wordt geconstateerd dat mensen enerzijds meer gaan bewegen en minder roken en drinken, maar dat er anderzijds sprake is van een toename van overgewicht en psychische klachten. In Geertruidenberg geldt dat de gemeente over de hele lijn iets minder goed scoort dan de rest van het land. Fitheid is extra van belang om de druk die deze tijd meebrengt, het hoofd te bieden en gezond te blijven.

 

Bewegen:

Gezond bewegen (30 min matig intensieve activiteit op tenminste 5 dagen per week): Geertruidenberg 29%, landelijk 34%.

Overgewicht (BMI boven de 25): Geertruidenberg 66%, landelijk 59%

Obesitas (BMI boven de 30): Geertruidenberg 22%, landelijk 16%

 

Mentale gezondheid:

Psychische klachten onder ouderen licht (65+): Geertruidenberg 40%, landelijk 34%

Psychische klachten onder ouderen ernstig (65+): Geertruidenberg 8%, landelijk 4%.

Psychische klachten volwassenen licht (24 – 65 jaar): Geertruidenberg 29%, landelijk 32%.

Psychische klachten volwassenen (24 – 65 jaar) ernstig: Geertruidenberg 5%, landelijk 6%.

 

4.1.5 Houdbaarheid van de zorg(kosten)

 

De zorguitgaven blijven stijgen door demografie en technologie. Ook in het sociaal domein zijn op alle onderliggende financieringen toenemende tekorten te zien. Anders dan verwacht, doen bijvoorbeeld steeds meer jongeren een beroep op (professionele) jeugdzorg. Die toenemende vraag geldt ook voor Wmo-maatwerkvoorzieningen voor begeleiding en huishoudelijke hulp (lokale stijgingen van respectievelijk 19 en 23,6% ).

Veel intramurale voorzieningen zijn afgebouwd en meer kwetsbare groepen in de samenleving moeten hun eigen weg vinden. Hierdoor leggen verwante sociaal maatschappelijke problemen als eenzaamheid, overbelasting door mantelzorg en conflicten in de relationele sfeer meer druk op zorg en ondersteuning. Die druk wordt naar verwachting nog groter door extramuralisering van beschermd wonen.

Een gevolg hiervan is dat steeds meer middelen besteed worden aan individuele zorg. Met als gevolg dat er minder ruimte is voor collectieve investeringen in preventie en daarmee transformatie is. Het is nodig ons daarop te bezinnen.

 

 

4.1.6 Digitalisering en informatisering

 

De samenleving wordt steeds digitaler. Digitalisering en informatisering bieden zowel kansen als risico’s. Informatietechnologie wordt de grote game changer van onze samenleving genoemd. Een leven zonder is nauwelijks meer voor te stellen. De toegankelijkheid van informatie en de mogelijkheden om zelf regie te voeren lijken eindeloos. Dat vraagt wel wat van de gebruiker. Zowel qua kennis, middelen als vaardigheden. Zaken die niet iedereen tot zijn beschikking heeft. Hierdoor neemt het aantal mensen toe dat de digitalisering en informatisering van de samenleving niet meer kan bijbenen. Ze haken af en dreigen daarmee de toegang tot cruciale diensten kwijt te raken. Ook worden ze makkelijker slachtoffer van digitaal misbruik. Dit alles vraagt om een actieve regulerende rol van de overheid om zo brede beschikbaarheid van collectieve diensten te garanderen en uitwassen te voorkomen.

 

 

4.1.7 Toename politieke afstand en complexiteit

 

Een grote en groeiende groep inwoners voelt zich onzeker over de toekomst en heeft er weinig vertrouwen in dat het ook voor hen beter wordt. Die scepsis wordt ook op de overheid geprojecteerd. Voor een kleine gemeente is het extra lastig om het vertrouwen van inwoners te behouden. Inwoners weten raadsleden en bestuurders makkelijk te vinden. Een toezegging is dan zo gedaan, maar kan het wel uitgevoerd worden? Het werk van het gemeentebestuur wordt bemoeilijkt door zaken als de uitbreiding van de intergemeentelijke samenwerking. Maar ook door systeemfalen zoals bijvoorbeeld tussen de Wmo en de Participatiewet, die van verschillende en elkaar tegenwerkende principes uitgaan. Een snelle en korte ambtelijke reactie op de vele raadsvragen is dan niet zo eenvoudig te geven. Dit maakt het extra noodzakelijk om vanuit een duidelijk toekomstbeeld, rolbegrip en volgens de menselijke maat te handelen.

 

 

4.2 Doelen : Waar we ons op richten

 

 

Visie en beleid krijgen pas waarde in de toepassing op concrete vraagstukken en in de realisatie van duurzame oplossingen. Daarin zijn we niet onbegrensd. De bestuurlijke, organisatorische en financiële middelen zijn beperkt. Dat vraagt om een weloverwogen prioritering en strategie, die zich niet alleen richt op externe resultaten, maar ook op de claim die gelegd wordt op de gemeente zelf. De gemeente is immers vaak initiatiefnemer én object van verandering tegelijkertijd. De samenleving is een samenspel. De gemeente kan hier en daar een duwtje geven, maar is niet de allesbepalende factor.

 

We hebben onze visie voor een gezonde en vitale gemeenschap als volgt geformuleerd:

Iedereen doet naar vermogen mee

Inwoners kijken naar elkaar om en voelen zich verbonden

 

 

 

 

Op basis van deze visie en de trendanalyse komen we tot vier inhoudelijke doelen die de komende jaren richtinggevend zijn voor de ontwikkeling van het sociaal domein en de daarvoor te maken keuzes.

Deze vier doelen zijn feitelijk vier grote opgaven voor inwoners, gemeenschap, professionals en gemeente. Ieder doel spreekt één van de vier genoemde partijen nadrukkelijk aan. Zonder daarbij uit het oog te verliezen dat doelen alleen samen met anderen zijn te realiseren.

Want juist het samenspel tussen de vier doelen zorgt voor een goed functionerend sociaal domein. Keuzes worden uitgewerkt en geïmplementeerd volgens de eerder uitgewerkte uitgangspunten voor beleid én naar de mogelijkheden van de gemeentelijke organisatie.

 

De vier doelen zijn:

1. Zelf vitaal worden en blijven

Gaat over inwoners en hun eigen verantwoordelijkheid om gezond en fit te blijven, zich te blijven ontwikkelen, weerbaar te zijn, deel te nemen, actief te zijn, en er te zijn voor een ander.

 

2. Inclusieve samenleving

Gaat over een ontvangende, toegankelijke en initiatiefrijke gemeenschap van inwoners, ondernemers en informele en formele organisaties. In een passende omgeving.

 

3. Eerder erbij en integrale ondersteuning

Gaat over verbinding tussen (met name) professionals: eerder, integraler en sneller. Over heldere procesregie, informatie delen en expertise naar voren brengen in de keten waardoor preventie wordt gestimuleerd.

 

4. Doelmatige inzet van middelen

Gaat over verdeling van steeds schaarsere collectieve middelen. Waar wel en niet van te zijn, hoe te sturen en te investeren. Effectmeting en waar mogelijk de koek groter maken.

 

 

4.2.1 Doel 1: Zelf vitaal worden en blijven

 

Doel één richt zich op de individuele inwoner van Geertruidenberg. We constateren dat veel inwoners hun leven prima op orde hebben en houden, voluit en volwaardig meedoen, en goed in staat zijn om met hun netwerk te anticiperen op verwachte en onverwachte gebeurtenissen die kwetsbaar maken.

We zien ook een diverse groep inwoners, voor wie dit minder vanzelfsprekend is, of minder lukt. De onderliggende redenen hiervoor zijn divers en dat geldt dus ook voor de oplossingen die nodig zijn. Maar uitgaande van de geformuleerde visie speelt in alle gevallen de versterking van de eigen persoonlijkheid, kracht en (behoud of herstel van) regie een belangrijke rol. Daarop richt zich dan ook dit eerste doel:

 

Alle inwoners nemen verantwoordelijkheid én initiatief om gezond en fit te blijven, zich te blijven ontwikkelen en er te zijn voor een ander.

 

Van inwoners wordt verwacht dat ze eigen verantwoordelijkheid nemen om mee te blijven doen, goed voor zichzelf en hun omgeving te zorgen en oplossingen te zoeken als dat niet lukt. Dat begint met je ervan bewust te zijn: Als je iets nodig hebt, dan heb je zelf iets te doen en moet je weten welke eerste stap je moet zetten. Het doel vraagt over de hele breedte van het sociaal domein een meer preventieve aanpak van vraagstukken in het sociaal domein, gericht op het nemen van eigen verantwoordelijkheid en initiatief door inwoners. En het ontwikkelen van activiteiten gericht op voorlichting, vaardigheden, beschikbaarheid en toegankelijkheid in plaats van op meer zorg. Op basis van analyses richten die activiteiten zich onder meer op leefstijl, opvoeden en opgroeien, levenslang leren, omgang met ouder worden, terugdringen van laaggeletterdheid en ondersteuning van mantelzorg.

 

 

4.2.2 Doel 2: Inclusievere samenleving

 

Doel twee richt zich op de gemeenschap en de informele en formele organisaties en netwerken waarin inwoners de gemeenschap samen vorm geven en laten leven. We zien dat de gemeenschap die bijdraagt aan het voorkomen en oplossen van individuele en collectieve vraagstukken en problemen, een nadrukkelijke plek moet krijgen in de ontwikkeling van het sociaal domein. En daarmee in het beleidskader. De rijkdom, variatie, initiatief en kracht in de samenleving bieden nog veel mogelijkheden voor een duurzame participatie, ook van inwoners die daar niet zomaar in lijken te passen. Doel twee luidt dan ook:

 

De gemeente Geertruidenberg is een gastvrije, toegankelijke en initiatiefrijke gemeenschap van inwoners en informele en formele organisaties waar iedereen bij hoort en gezien wordt.

 

Dat vraagt een appél op het maatschappelijk bewustzijn van organisaties en een uitnodiging om maatschappelijke vraagstukken als uitdaging te zien. En om het creëren van randwaarden om deze ontwikkeling mogelijk te maken. Randvoorwaarden gaan over expertise en gelabelde middelen, maar ook over veiligheidsgaranties en presentie of overname als dat nodig is. Als die randvoorwaarden op orde zijn krijgen spontane initiatieven vanuit de gemeenschap de ruimte om zich binnen de samenleving te ontwikkelen. Tot volwaardige aanvullingen op, of vervanging van, categorale voorzieningen. En belangrijker, ook voor inwoners voor wie dat minder vanzelfsprekend is, wordt het mogelijk gewoon mee te doen. Om het doel te realiseren is aandacht nodig voor het versterken van buurtcontact, het stimuleren of verbreden van maatschappelijke initiatieven, het vervullen van vrijwilligerswerk, de toegankelijkheid van fysieke ruimten en het realiseren van een gedifferentieerder én inclusiever leerwerk-aanbod.

 

 

4.2.3 Doel 3: Eerder erbij en integralere ondersteuning

 

Veel inspanningen in het sociaal domein zijn bedoeld om problemen te voorkomen en ondersteuning zoveel mogelijk informeel, collectief of regulier in te vullen. Als problemen (maatschappelijk en/of individueel) de mogelijkheden van deze ondersteuning te boven gaan, is het zaak om dit snel te signaleren en krachtig en passend te reageren met specialistisch aanbod. Zonder daarbij de eigen regie van de betrokken inwoner(s) en de verbinding met het eigen netwerk onnodig te verstoren. Met zicht op de context en het systeem waarin de problematiek zich afspeelt, en waarin zich wellicht creatieve en duurzame oplossingen bevinden.

Dat blijkt in de praktijk van alledag nog niet zo eenvoudig. Doel drie luidt dan ook:

 

Professionele expertise wordt effectief en doelmatig ingezet ín én met de leefwereld van inwoners: Krachtig, zo kort als nodig, gericht op netwerkversterking, integrale ondersteuning en procesregie.

 

Professionele inzet kan daarmee ook weer zo snel mogelijk worden afgebouwd. Dit stelt hoge eisen aan de expertise en vaardigheden van de betrokken professionals én aan de invulling van randvoorwaarden. De positie van de professional en de ruimte om te mogen beslissen en handelen vraagt expliciet aandacht. Alleen met de besten aan de voorkant, is het mogelijk om tot een diepgaande en brede analyse te komen, passend maatwerk te definiëren en ondersteuning integraal uitgevoerd te krijgen. Zo hard als nodig en zo kort als mogelijk. Dit vraagt aanwezigheid van professionals met een pedagogische grondhouding, in directe leefwereld van inwoners. Hierdoor kan integraler, fundamenteler en preventiever worden ingezet. Het signaleren van (dreigende) schulden of armoede vraagt daarbij extra aandacht.

 

4.2.4 Doel 4: Doelmatiger inzet van middelen

 

De gemeente Geertruidenberg kent een uitgebreid voorzieningenpakket ook in vergelijking met andere gemeenten. Met het toenemen van de zorgvraag over de volle breedte van het sociaal domein, het schaarser worden van de gemeentelijke middelen en de huidige periode van sociale, economische en maatschappelijke onzekerheid wordt de weloverwogen en verantwoorde inzet van middelen steeds belangrijker. Hier is nog een wereld te winnen. Doel vier luidt dan ook:

 

Beschikbare middelen worden ingezet, passend bij de ambitie, visie, positie en verantwoordelijk-heid van de gemeente, en voor bewezen effectieve interventies die niet op andere manieren gerealiseerd worden.

 

In gesprekken met lokale en regionale partners, komt de vraag centraal te staan en niet het aanbod. Door te vertrekken vanuit de vraag, komen nieuwe combinaties in beeld, wordt de koek groter en wordt normalisering en zelfwerkzaamheid gestimuleerd. De gemeentelijke sturing richt zich meer op investeren en minder op exploiteren. Goed om daarbij te realiseren dat ambtelijke capaciteit en expertise ook een middel is. De realisatie van dit doel vraagt om een sterke verbinding tussen inhoud en financiën. Daarvoor is een integraler zicht op het sociaal domein nodig, gevolgd door de mogelijkheid om integraal toe te kennen en te budgetteren. De eigen mogelijkheden van de gemeente Geertruidenberg zijn beperkt. Dat maakt dat er structureel meer lokale en regionale samenwerking nodig is.

 

 

4.3 Veranderopgave: Hoe we er komen

 

We hebben een heldere visie op het sociaal domein. Tegelijkertijd realiseren we ons dat deze visie ver afstaat van waar we nu zijn. En ook dat de trends, die op zich de relevantie van de visie onderstrepen, lang niet altijd meewerken.

 

Vaart maken met transformatie

We hebben de afgelopen jaren zo goed mogelijk gezorgd voor continuïteit van zorg en ondersteuning, met een sterke focus op individuele, reactieve hulp. Waar we meer preventief en collectief inzetten, is nog vaak sprake van versnippering en verkokering met weinig zicht op maatschappelijk rendement. Onder invloed van de huidige dynamiek en urgente vraagstukken moeten we vaart maken met de transformatie van het sociaal domein van een verkokerd, reactief en aanbodgericht voorzieningenpalet naar een vraaggerichte, responsieve en integrale netwerk-samenwerking. Daarbij maakt het in de kern niet uit of het gaat om individuele hulpvragen of om grotere maatschappelijke opgaven. De insteek is dat iedere betrokkene, eigenaar is van zijn eigen probleem en oplossing en dat er samenwerking ontstaat uit erkenning van elkaars positie én herkenning van de te behalen synergie.

 

Wat we van elkaar verwachten

Een ander verander je alleen door zelf te veranderen. De veranderopgave begint dus bij ons: de gemeente ofwel de gemeentelijke organisatie, bestuur en raad. Als de kern van de veranderopgave is: meer uitgaan van de gedeelde vraag in een dynamische context, dan begint dat bij de dialoog. Dit relevante gesprek met elkaar gaat over wat er aan de hand is, wat nodig is, wat de eigen rol daarin kan zijn en wat we van elkaar verwachten. Om de waan van de dag te ontstijgen zijn relevante en betrouwbare data en een transparant proces nodig. Dit legt de basis voor een meer extern gerichte en dus meer integrale sturing op het sociaal domein. Een sturing die gevoed wordt door externe ontwikkelingen en interne evaluaties (monitor). Alleen door te meten mag de maat worden genomen. De monitor heeft een goede balans van tellen en vertellen en komt in dialoog met inwoners, professionals en organisaties tot stand. De informatie wordt gebruikt voor reflectie naar elkaar.

 

Transformatieproces van oud naar nieuw

De inzichten die hieruit ontstaan, stimuleren het transformatieproces, zorgen voor zicht op onderliggende mechanismen in de samenleving en geven de aanzet voor meer preventieve en collectieve interventies. Zodra het rendement hiervan meetbaar wordt en kan worden afgezet tegen een effectievere inzet van individuele zorg, ontstaat borging van het transformatieproces en wordt oud meer en meer ingeruild voor nieuw. Deze borging vraagt een herbezinning op een duurzame, effectieve en efficiënte organisatie en (regionale) samenwerking.

 

We beogen de volgende ontwikkeling van het sociaal domein gedurende de looptijd van dit beleidskader:

1. Visie delen en positie uitdragen

2. Visie toepassen en opgaven oppakken

3. Nieuw voor oud, collectiviteit en preventie versterkt

4. Borgen van het integrale sociaal domein

De beoogde ontwikkeling schetsen we hierna. En we geven aan wat dat ons inziens vraagt van de verschillende betrokken partijen. De ontwikkelingen gaan in elkaar over en beïnvloeden elkaar en zijn vooral bedoeld als richtlijn, accent en illustratie. Ondertussen realiseren we ons dat de echte transformatie een uitkomst wordt van het gezamenlijke proces met onze partners in onze samenleving en waarin het tempo een resultaat is en geen kader.

 

 

4.3.1 Visie delen en positie uitdragen

 

In de eerste periode staat het delen van de visie uit het beleidskader en het bewust worden van de eigen rol, positie en ambitie centraal. Lopende activiteiten worden daaraan getoetst en de principes worden bewuster toegepast in de dagelijkse praktijk. In de dienstverlening wordt gekeken hoe het beleidskader houvast kan geven bij het terugdringen van het aantal maatwerkvoorzieningen. Inwoners worden gestimuleerd zich nadrukkelijker uit te spreken en samen te werken aan eigen oplossingen.

 

Betrokkenen

Wat vraagt dit

Inwoners

Spreken zich uit over meedoen in Geertruidenberg. Ze gaan het gesprek met elkaar en de gemeente. In algemene zin, en meer specifiek als ze zelf zorg en/of ondersteuning krijgen.

Professionals (betaald en onbetaald)

Reflectie op de eigen werkwijze. Is die in lijn met de visie en wat zijn mogelijke acties? Expliciet maken van de noodzakelijke randvoorwaarden voor professioneel handelen en dit uitdragen (informatie, kwaliteit, capaciteit, beslisruimte).

Maatschappelijke organisaties

Spreken zich uit over de eigen positie, maatschappelijke rol en verantwoordelijkheid en ambities in het sociaal domein. Zoeken daarvoor het gesprek en delen beschikbare informatie binnen de wettelijke mogelijkheden.

Gemeente

Beleidskader tot kader maken in de dagelijkse contacten. Visie uitdragen als start voor het gesprek en deze voorleven. Basisvoorwaarden creëren voor de kwaliteit van de dialoog en regievoering door de inwoners. De consequenties aanvaarden dat het weleens niet of anders gaat dan gewild.

 

 

4.3.2 Visie toepassen en opgaven oppakken

 

De ondersteuning en ontwikkeling in het sociaal domein wordt meer vanuit en samen met de samenleving ingevuld en opgepakt. Integraliteit wordt steeds meer vanzelfsprekend. Maatschappelijke vraagstukken worden door de gemeente samen met betrokken inwoners en organisaties gesignaleerd en geagendeerd. Initiatieven worden geïnitieerd vanuit gedeelde analyses of daarmee verbonden.

Beleidsmatig betekent dit investeren in datagestuurd werken. En in het ontwikkelen (of liever samenstellen) van een monitor sociaal domein en de inbedding hiervan in een integraal sturingsmodel. De inzichten hieruit leiden tot een doelgerichte, gemeentelijke agenda als basis voor het gesprek met inwoners en organisaties.

De trajecten voor opgavegericht samenwerken en zelforganisatie, faciliteren deze werkwijze en zorgen dat een onomkeerbaar proces wordt ingezet.

Betrokkenen

Wat vraagt dit

Inwoners

Oriënteren zich op de eigen vraag en toekomst en pakken regie. Hebben oog voor elkaar en pakken actief vragen en vraagstukken in de eigen leefomgeving op.

Professionals (betaald en onbetaald)

Bekijken met de inwoner wat nodig is en bewaken daarbij de minimale condities, zoals veiligheid en netwerk. Hebben inwoners in beeld die niet mee kunnen komen en houden een vinger aan de pols. Signaleren onderliggende vragen in de wijk.

Maatschappelijke organisaties

Nemen een actieve rol in het signaleren van vragen en ontwikkelingen in hun eigen werkveld en de samenleving. Agenderen deze bij betrokkenen, pakken gedeelde vraagstukken samen op en dragen hun deel bij.

Gemeente

Monitor samenstellen en (laten) vullen en het brede gesprek hierover aangaan. Regievoeren over eigen inhoudelijke agenda én samenspel in duidelijke (wisselende) rolverdeling. Consistente visie en aanpak van gemeenteraad, college en ambtelijke organisatie.

 

 

4.3.3 Nieuw voor oud, collectiviteit en preventie versterkt

 

Kansrijke of succesvolle initiatieven leiden tot vernieuwende werkwijzen en organisatievormen. Naast specifieke specialistische interventies zijn dit veel meer collectieve activiteiten, gericht op preventie of laagdrempelige ondersteuning in de eigen omgeving. Effectiviteit wordt bepaald aan de hand van de monitor die steeds beter in staat is een compact, relevant en concreet beeld te geven van de Geertruidenbergse samenleving. Inkoop en subsidiering is beleidsrijk en ondersteunt de visie en de beoogde beweging. De rol van de gemeente is duidelijk meer faciliterend geworden.

 

Betrokkenen

Wat vraagt dit

Inwoners

Bereidheid om te investeren in eigen gezondheid en die van de directe omgeving. Bij vragen bewust afwegen wat zelf op te lossen is en wanneer een professionele blik nodig is.

Professionals (betaald en onbetaald)

Steeds beter worden in op de handen blijven zitten en zo nodig juist eerder preventief inzetten. Samen leren, bijvoorbeeld door middel van casuïstiekoverleg, om niet te vroeg en niet te laat te handelen. Zicht krijgen op de effectiviteit van preventie en collectiviteit.

Maatschappelijke organisaties

Nemen steeds meer verantwoordelijkheid om iedereen mee te laten doen. Maken zichtbaar welke mogelijkheden zij bieden, welk effect ze daarmee bereiken. Ze ontwikkelen waar nodig in samenwerking beter of aanvullend nieuw aanbod.

Gemeente

Leiderschap en lef. Dit is een spannende fase waar steeds meer aan inwoners en maatschappelijk partners wordt overgelaten en de gemeente indirecter stuurt via effectmeting, monitoring en integrale financiering. Enerzijds betekent dit het goed waarborgen van zaken als privacy en veiligheid en anderzijds financiële ontschotting en het bieden van handelingsvrijheid.

 

 

4.3.4 Borgen van het integrale sociaal domein

 

We weten dan veel beter wat wel en niet werkt en waarom. Met elkaar zijn stappen gemaakt met een aantoonbaar effect. We weten welke opgaven opgepakt zijn, wat dat opgeleverd heeft en wat er nu moet gebeuren om de effectiviteit te waarborgen en verder te komen. Dit betekent het met partners borgen van de doorontwikkelde basisinfrastructuur in het sociaal domein; en van het vernieuwde samenspel via de beleidscyclus. Het is ook het moment om weer nadrukkelijk vooruit te kijken en een passend vervolg te geven aan dit beleidskader. Een vervolg dat start met een gedeelde visie met alle betrokkenen omdat het sociaal domein dan allang niet meer een exclusief onderwerp van de gemeente is, maar een dynamisch domein van de hele gemeenschap.

 

Betrokkenen

Wat vraagt dit

Inwoners

Kijken naar de gemeente als ze er zelf niet uitkomen. Het maakt dan niet uit waar ze hun vraag stellen. Ze herkennen eenzelfde visie en werkwijze, weten wat er van henzelf verwacht wordt en hechten eraan dat ook zelf te doen.

Professionals (betaald en onbetaald)

Delen elkaars visie en werkwijze en zijn verbonden. Ze weten elkaar op de achtergrond makkelijk te vinden waardoor kwaliteit en efficiëntie gewaarborgd is. Leren is vast onderdeel van alle samenwerkingen.

Maatschappelijke organisaties

Bereidheid om meer onder één vlag en verhaal samen te werken richting inwoners. Echte duurzame samenwerkingen aangaan, medebepalend zijn, en ervan leren op het juiste niveau.

Gemeente

Integrale regierol in het sociaal domein. Goede afstemming, meer inhoudelijk. Lef om nee te zeggen en in staat te onderbouwen waarom iets wel of niet kan. Passend maken van de gemeentelijke organisatie op een realiteit waarin intern en extern steeds meer door elkaar is gaan lopen en de gemeente partner is in tal van netwerken.

 

 

5 Sturing : Waarmee we vast houden

5.1 Inleiding

 

In de voorgaande hoofdstukken hebben we vastgelegd wat we willen bereiken en hoe we daar naartoe willen groeien. Daarbij aansluitend op de individuele en maatschappelijke vragen én initiatieven. Dat gaat niet zomaar gebeuren door los te laten. Het vraagt juist meer regie van de gemeente, maar wél op een andere manier. In dit hoofdstuk is uitgewerkt hoe de sturing op het sociaal domein wordt ingevuld. En waarmee de transformatie van de voorzieningen en werkwijzen in het sociaal domein naar een toekomstbestendige ondersteuningsstructuur gerealiseerd moet worden.

 

 

5.2 Sturing op het sociaal domein

 

De sturing op het sociaal domein verloopt in de kern via de zogenaamde Big 8, hiernaast afgebeeld. Er wordt onderscheid gemaakt tussen het proces van regie, beleid en programmeren, en het proces van uitvoeren en verantwoorden. Deze processen worden verbonden middels het jaarplan sociaal domein. De beschikbare middelen worden daarin gekoppeld aan geselecteerde opdrachten en activiteiten.

Met deze beleidscyclus kan de gemeente effectief invulling geven aan haar (wettelijke) verantwoordelijkheden en taken in het sociaal domein en aan de positie die de samenleving daarin van haar verwacht.

 

 

 

 

5.2.1 Proces van regie, beleid en programmeren

 

In dit (beleidsvormend) proces houdt de gemeente continu voeling met de interne en externe omgeving, analyseert vraagstukken, initiatieven en rapportages, toetst deze aan de visie en vertaalt ze naar opdrachten op de beleidsagenda voor het sociaal domein. De agenda is dynamisch en wordt beheerd door een interne kerngroep sociaal domein, waaraan zowel beleid en uitvoering deelnemen. De beleidsagenda is hét houvast bij afspraken met maatschappelijke partners, en bij prioritering van de inzet van de gemeentelijke middelen. In het jaarplan sociaal domein, of waar nodig ad hoc.

 

 

5.2.2 Proces van uitvoeren en verantwoorden

 

In dit (beleidsuitvoerend) proces worden de middelen, conform het jaarplan, ingezet voor het uitvoeren van de beleidsagenda. Dat alles op basis van de visie, beleidsuitgangspunten en doelen uit het beleidskader. Dat betreft dus zowel de eigen dienstverlening van de gemeentelijke organisatie, de gemeentelijke gefinancierde dienstverdeling door derden (via inkoop en/of subsidiering) en aanpak van maatschappelijke opgaven via opgavegericht werken. Via een monitor is zicht op de realisatie van de activiteiten.

 

 

 

De sturing vindt plaats in een complexe en dynamische context. Zie afbeelding.

 

5.3 Meerjarencyclus

 

Deze dynamiek wordt ook vertaald naar de meerjarencyclus en de houdbaarheid van de verschillende plannen en agenda’s. Het beleidskader is geldig zolang het in de behoefte en functie voorziet. De beleidsagenda is dynamisch, en wordt per kwartaal door het cluster Beleid geactualiseerd. Dit zo veel mogelijk gekoppeld aan de P&C-cyclus van de gemeente. Het jaarplan sociaal domein is gekoppeld aan de begrotingscyclus.

 

De monitoring en evaluatie verloopt in aansluitende horizon en frequentie. Dat geldt intern binnen de gemeente, maar ook in de afspraken met maatschappelijke partners.


1

Kwetsbaarheid gaat om de balans tussen draaglast en draagkracht. Hoe meer risicofactoren spelen die het meedoen bedreigen (draaglast), hoe meer dit vraagt van de inwoner en zijn omgeving (draagkracht), en hoe groter de kans dat de fragiele balans door levensgebeurtenissen wordt verstoord

1

In de verschillende subdomeinen Wmo, Jeugd, Participatie en Publieke gezondheid worden vergelijkbare modellen gebruikt. Bijvoorbeeld de Zelfredzaamheidsmatrix, Positieve gezondheid, Maslow, GIRFEC en de Participatieladder. Deze modellen passen echter minder goed op de aanpalende domeinen of zetten het samenspel tussen individu en collectief onvoldoende centraal. Vandaar dat ervoor gekozen is om een eigen model voor het sociaal domein te maken dat beter aansluit op de visie. En waarbij de genoemde modellen natuurlijk waardevolle instrumenten blijven om de blik verder te verruimen.

1

https://www.consultancy.nl/nieuws/19803/berenschot-studie-brengt-trends-in-het-sociaal-domein-in-kaart

https://www.cbs.nl/nl-nl/corporate/2019/22/trends-in-nederland-maatschappelijke-thema-s-in-beeld

https://www.movisie.nl/sites/movisie.nl/files/2020-03/Wij-in-de-wijk.pdf

https://vng.nl/sites/default/files/gemeenten2024.pdf