Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Weert

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weert houdende regels omtrent het bekostigen van leerlingenvervoer (Beleidsregels bekostiging leerlingenvervoer 2021)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWeert
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weert houdende regels omtrent het bekostigen van leerlingenvervoer (Beleidsregels bekostiging leerlingenvervoer 2021)
CiteertitelBeleidsregels bekostiging leerlingenvervoer 2021
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerponderwijs
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 149 van de Gemeentewet
  2. Algemene wet bestuursrecht
  3. artikel 4 van de Wet op het primair onderwijs
  4. artikel 4 van de Wet op de expertisecentra
  5. artikel 4 van de Wet op het voortgezet onderwijs
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-08-2021nieuwe regeling

20-07-2021

gmb-2021-252278

DJ-1403781

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weert houdende regels omtrent het bekostigen van leerlingenvervoer (Beleidsregels bekostiging leerlingenvervoer 2021)

Het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente Weert,

Gelezen het voorstel nr. DJ-1403781;

 

Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht,

gelet op de artikelen 4 van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs;

Gelet op het gestelde in de Verordening bekostiging leerlingenvervoer gemeente Weert 2021;

 

Overwegende dat het wenselijk is ten behoeve van de praktische uitvoering van het leerlingenvervoer beleidsregels vast te stellen;

Enkele bepalingen van de Verordening bekostiging leerlingenvervoer gemeente Weert 2021 nadere uitleg behoeven;

Er behoefte bestaat om een duidelijke belangenafweging te maken bij de

aanvragen om een vergoeding voor leerlingenvervoer;

 

besluit:

vast te stellen de volgende regeling:

 

 

Beleidsregels bekostiging leerlingenvervoer 2021

 

Algemeen

 

In deze beleidsregels wordt nader ingegaan op afspraken, regels en mogelijkheden betreffende het leerlingenvervoer van de gemeente Weert. Leerlingenvervoer is bedoeld om de toegankelijkheid van het onderwijs te waarborgen. De gemeente heeft de wettelijke taak om te zorgen voor passend vervoer naar de dichtstbijzijnde, toegankelijke school die aansluit op de levensovertuiging van de ouders en/of de beperking van het kind. Ieder kind heeft recht op passend onderwijs. In sommige gevallen kunnen kinderen niet zelfstandig naar school, of kunnen ze niet door hun ouders/verzorgers worden gehaald of gebracht. Als aan bepaalde criteria is voldaan, kunnen de ouders/verzorgers daarvoor dan een beroep doen op de gemeente. Deze heeft hiervoor een gemeentelijke verordening opgesteld. De Verordening gaat over de bekostiging van een vervoersvoorziening in het kader van het leerlingenvervoer.

Op grond van wetgeving en de Verordening is een fietsvergoeding de eerst mogelijke vergoeding. Met andere woorden: het primaat wordt door de gemeente gelegd bij fietsvergoeding.

Pas als deze vorm van reizen voor de leerling niet haalbaar blijkt, kan een andersoortige vergoeding worden verstrekt. Wanneer een leerling (nog) niet zelfstandig, maar wel met begeleiding kan reizen, kunnen ook de vervoerskosten van de begeleider van leerlingen worden vergoed.

 

 

Begripsomschrijving

 

In deze beleidsregels verstaat het college onder:

  • aangepast vervoer: vervoer per besloten busvervoer, schoolbusvervoer, taxi, taxibus, bustaxi of touringcar;

  • Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

  • BSO: buitenschoolse opvang;

  • college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weert;

  • eigen vervoer: ouders die leerlingen zelf naar school vervoeren of laten vervoeren met een eigen vervoermiddel (auto, bromfiets) of een leerling maakt gebruik van fietsvervoer;

  • individuele reistijd: de tijd die een leerling in het voortuig doorbrengt vanaf het moment dat de leerling in het voertuig stapt tot het moment dat hij uitstap bij het afzetadres (woon- of huisadres, dan wel uitstapplaats of school/stage);

  • openbaar vervoer: voor eenieder openstaand personenvervoer per trein, metro, tram, bus, auto of veerboot;

  • ouders: ouders, voogden en verzorgers, waaronder pleegouders;

  • SBO: Speciaal Basisonderwijs;

  • SO: Speciaal Onderwijs;

  • Verordening: de Verordening bekostiging leerlingenvervoer gemeente Weert 2021;

  • VNG: de Vereniging van Nederlandse gemeenten;

  • VSO: Voortgezet speciaal onderwijs;

  • WEC: Wet op de expertisecentra;

  • woning: de plaats waar de leerling structureel en feitelijk verblijft;

  • WPO: Wet op het primair onderwijs;

  • WSF: Wet studiefinanciering 2000.

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

1.1 Ouders

Onder ouders wordt verstaan: ouders, voogden en verzorgers. Ook pleegouders zijn aan te merken als verzorgers en vallen daarmee onder het begrip ‘ouders’, zoals bedoeld in de Verordening. Hetzelfde geldt voor groepsleiders in een gezinsvervangend tehuis, voor groepsopvoeders in een internaat en verder voor alle meerderjarige handelingsbevoegde personen die op hetzelfde adres verblijven als de leerling, bijvoorbeeld mensen die oppassen, groepsbegeleiders.

1.2 Verantwoordelijkheid van ouders

Het vervoer van leerlingen van huis naar school en terug en de begeleiding van de leerling in het vervoer van huis naar school en terug is een verantwoordelijkheid van de ouders.

Deze verantwoordelijkheden kunnen de ouders niet op- of overdragen aan het college. De wettelijke regeling, noch de Verordening beperkt deze verantwoordelijkheid van de ouders.

1.3 Verantwoordelijkheid Gemeente

Gemeenten zijn verplicht een regeling vast te stellen op basis waarvan ouders van leerlingen, onder bepaalde voorwaarden, aanspraak kunnen maken op bekostiging van de vervoerkosten van en naar school (de Verordening). Het college bepaalt het recht op het leerlingenvervoer, ouders ontvangen hiervoor jaarlijks een beschikking.

1.4 Toegankelijke school

Wanneer ouders van mening zijn dat de dichterbij gelegen school of scholen niet toegankelijk zijn, moeten de ouders dit aantonen door een verklaring van die scholen, afgegeven door de school of het samenwerkingsverband, dat de betreffende leerling niet is toegelaten.

1.5 Toelatingsleeftijd

Kinderen worden pas als zij de leeftijd van vier jaar hebben bereikt leerling in de zin van de WPO (artikel 39, eerste lid, WPO). Het college verstrekt bekostiging van het vervoer naar de basisschool of speciale school voor basisonderwijs vanaf het moment dat een kind vier jaar is geworden en aan de voorwaarden uit de Verordening wordt voldaan.

De toelatingsleeftijd voor kinderen in het speciaal onderwijs is geregeld in artikel 39 van de WEC. Voor leerlingen die op grond van de onderwijswetgeving toegelaten zijn op een school voor SO, ongeacht of zij de leerplichtige leeftijd hebben bereikt of al voorbij zijn, kunnen de ouders, indien zij voldoen aan de voorwaarden van de Verordening, aanspraak maken op bekostiging van de vervoerskosten.

Hoofdstuk 2. Aanvraag van de vervoersvoorziening

2.1 Woning

Onder ‘woning’ wordt verstaan: de plaats waar de leerling structureel en feitelijk verblijft. Met andere woorden, de plaats van waaruit het kind de school bezoekt. Het is daarbij niet relevant in welke gemeente de ouders en/of het kind staan ingeschreven.

Niet ter zake doet of de ouders, in de gemeente hun officiële verblijf hebben in de zin van de artikelen 10 en verder van Boek I van het Burgerlijk wetboek. Dit betekent dat als een leerling tijdelijk in een andere gemeente verblijft, bij deze andere gemeente (in beginsel) bekostiging van de vervoerkosten van de leerling aangevraagd moet worden. Dit geldt overigens niet voor een leerling die bijvoorbeeld vanwege een vakantie van de ouders tijdelijk elders verblijft.

2.2 Gescheiden ouders/co-ouderschap

Een kind van gescheiden ouders kan twee woningen hebben in de zin van de Verordening. Wanneer er bijvoorbeeld sprake is van co-ouderschap, waarbij het kind zowel bij de ene als bij de andere ouder verblijft, is er sprake van twee hoofdverblijven. Waar de leerling staat ingeschreven doet niet ter zake; doorslaggevend is de feitelijke verblijfplaats van de leerling.

Om aanspraak te maken op bekostiging van leerlingenvervoer moeten beide ouders, afzonderlijk, een aanvraag indienen bij de gemeente waar hij of zij woonachtig is. De gemeente toetst de aanvraag aan de eigen Verordening, waarbij onder meer wordt bekeken of er sprake is van een woning in de zin van de Verordening, of de school wel de dichtstbijzijnde toegankelijke is en of voldaan is aan de afstandsgrens. Het kan voorkomen dat slechts voor één van beide woningen aanspraak op leerlingenvervoer bestaat, doordat de betreffende school niet de dichtstbijzijnde toegankelijke school is.

Hoofdstuk 3. Beoordelingsfase

3.1 Gesprek over zelfredzaamheid

Het college stelt, in overleg met de ouders en zo mogelijk met de leerling, een persoonlijk vervoersontwikkelingsplan voor de leerling op. In dit plan wordt vastgelegd waar de leerling qua mobiliteit naartoe kan groeien en hoe dit begeleid moet worden. Het doel hiervan is om te beschrijven welke mogelijkheden er zijn om de leerling zelfstandiger te laten reizen, wat hiervoor nodig is, welke periode hiervoor gepland wordt, wat ouders hierin kunnen betekenen en waar de gemeente ondersteunt. Het onderwijs heeft ook tot doel om leerlingen zelfstandig te leren functioneren in de maatschappij. Onder meer voor dit doel wordt door de school een ontwikkelingsperspectief opgesteld voor de leerling. Dit plan wordt betrokken bij het vervoersontwikkelingsplan en het is aan te raden met scholen frequent overleg te hebben over wat te verwachten valt in het leerlingenvervoer.

Het moment waarop de leerling de leeftijd van elf jaar bereikt, lijkt een goed moment om het eerste persoonlijke vervoersontwikkelingsplan samen met de ouders en de leerling te maken. Dit plan kijkt twee tot drie jaar vooruit, maar kan jaarlijks naar aanleiding van de nieuwe aanvraag geëvalueerd worden. De ontwikkeling van kinderen staat immers niet stil en maakt dat een kind zich sneller kan ontwikkelen dan gedacht. Voor de leeftijd van elf jaar in dit artikel geldt geen peildatum, waardoor er spreiding van gesprekken is.

Wanneer ouders geen medewerking willen verlenen aan het opstellen van een persoonlijk vervoersontwikkelingsplan voor de leerling kan het college overwegen om een onafhankelijk medisch advies in te winnen, waarmee de vervoersmogelijkheden van de leerling duidelijk worden.

 

3.1.1 Inhoud vervoersontwikkelingsplan

Het vervoersontwikkelingsplan bevat minimaal de volgende onderwerpen om de zelfstandigheid van de leerling te vergroten:

  • Afspraken met ouders;

  • Afspraken met school en/of samenwerkingsverband;

  • Afspraken met eventueel aanwezige maatschappelijke ondersteuning;

  • Welke vorm van vervoer is mogelijk;

  • Wie of wat is er nodig om het doel te realiseren;

  • Periode en termijnen;

  • Het advies beperkt zich tot de mogelijkheden van de leerling en gaat niet in op de gezinssituatie en de vraag of ouders in de gelegenheid zijn de leerling te begeleiden.

Het vervoersontwikkelingsplan wordt opgesteld in samenspraak met minimaal ouder(s) en school en/of samenwerkingsverband.

3.2 Commissie voor de begeleiding

De WEC maakt verschil tussen een school (cluster 3 en cluster 4) en een instelling (cluster 1 en cluster 2). Zie ook artikel 1 van de Verordening bij het begrip ‘school’.

De commissie voor de begeleiding wordt ingesteld op een school, niet zijnde een instelling, om:

  • te adviseren over het vaststellen en bijstellen van het ontwikkelingsperspectief van een leerling en deze jaarlijks te evalueren;

  • te adviseren over terug- of overplaatsing van een leerling naar het regulier basis-, speciaal basis- of het regulier voortgezet onderwijs en die scholen te adviseren over de benodigde begeleiding van de leerling.

3.3 Commissie van onderzoek

Deze commissie wordt ingesteld op een instelling (cluster 1 en cluster 2), niet zijnde een school, om:

  • te beoordelen of een leerling in aanmerking komt voor het onderwijs op een instelling, dan wel voor begeleiding door de instelling op het regulier basis-, speciaal basis of het regulier voortgezet onderwijs en voor welke periode;

  • te adviseren over het vaststellen en bijstellen van het ontwikkelingsperspectief van een leerling en deze jaarlijks te evalueren;

  • te adviseren over terug- of overplaatsing van een leerling naar het regulier of voortgezet onderwijs en die scholen te adviseren over de benodigde begeleiding van de leerling.

In deze commissie heeft een vertegenwoordiger van de instelling, een psycholoog of pedagoog (gespecialiseerd in de jeugd- en kinderpsychologische richting, dan wel in de orthopedagogische richting), een maatschappelijk deskundige en een arts zitting.

3.4 Tweede afzetadres

Als structurele verblijfsplaats mogen per leerling die recht heeft op bekostiging van vervoer twee adressen worden opgegeven. Beide adressen dienen gelegen te zijn binnen dezelfde gemeente en dienen te voldoen aan het afstandscriterium. Met structureel wordt hier bedoeld dat dit adres volgens een vast stramien in de planning is verwerkt. Leerlingen hebben recht op maximaal twee vervoersbewegingen per dag. Ouders van leerlingen uit het leerlingenvervoer kunnen BSO gebruiken als "structurele verblijfsplaats”. Dit betekent dat leerlingen na bezoek aan school (waarvoor aan een leerling leerlingenvervoer is toegekend) gebracht kunnen worden naar het afwijkende tweede afzet adres in plaats van naar het thuisadres. Ouders halen vervolgens de leerling/hun kind weer op van dit adres. Het betreft alleen vervoer naar een afwijkend tweede afzetadres binnen de gemeentegrenzen. Voor de duidelijkheid, het tweede afwijkende afzetadres wordt niet gezien als "school" die valt onder het leerlingenvervoer. Daarvoor is het leerlingenvervoer niet van toepassing.

3.5. Combinatie onderwijs en zorg

Het leerlingenvervoer betreft slechts het vervoer naar en van scholen in de zin van de onderwijswetgeving. Zorginstellingen, medisch kinderdagverblijven en dergelijke vallen hier niet onder. Volgt een kind ook onderwijs op of nabij een zorglocatie, dan kunnen de ouders een (gedeeltelijke) tegemoetkoming voor het leerlingenvervoer krijgen, als het kind voor meer dan 50% onderwijs ontvangt en aan de overige eisen van de Verordening is voldaan. Hierbij geldt dat het college leerlingenvervoer aanbiedt in aansluiting op het begin en einde van de schooldag volgens de schoolgids (zie Verordening artikel 1, onder “reistijd”). Krijgen leerlingen voor, tijdens of na schooltijd zorg of behandelingen, dan zijn toch de schooltijden leidend voor het leerlingenvervoer.

3.6 Dependances/nevenvestigingen van scholen

Het vervoer voor leerlingen die op dislocaties/nevenvestigingen worden geplaatst waar passend onderwijs wordt gegeven dat aansluit op de levensovertuiging van de ouders en/of de beperking van het kind, wordt getoetst aan de afstandscriteria dichtstbijzijnde toegankelijke school.

3.7 Wachtlijsten

Wanneer leerlingen te maken krijgen met wachtlijsten op de dichtstbijzijnde school, wordt het vervoer naar de dan dichtstbijzijnde school vergoed voor de duur van een schooljaar.

Bij het nieuwe schooljaar, indien er dan wel plek is voor de leerling, zal de vergoeding echter wel worden gebaseerd op dichtstbijzijnde toegankelijke school. Hieraan wordt wel als voorwaarde gesteld, dat de leerling op de wachtlijst blijft staan. Wanneer de ouders de leerling van de wachtlijst afhalen, vervalt het recht op een vergoeding naar de verdere weg gelegen school. Ditzelfde geldt wanneer bij het nieuwe schooljaar blijkt, dat er voor de nog op de wachtlijst staande leerling plaats is op dichtstbijzijnde school.

3.8 Hoogbegaafdheid

Het onderwijs voor hoogbegaafden valt onder regulier basisonderwijs en valt daardoor onder de WPO. Een belangrijk criterium voor het verstrekken van een vergoeding leerlingenvervoer is dat deze slechts wordt aangeboden naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school. In dit geval dus de dichtstbijzijnde toegankelijke reguliere basisschool. Hoogbegaafdheid alleen is geen reden om vervoer te verstrekken naar een verder weg gelegen school voor primair onderwijs. De ouders moeten aantonen door een verklaring van het schoolbestuur van dichterbij gelegen scholen dat hun kind in de dichtstbijzijnde school niet het onderwijs kan worden toegelaten. Als een kind is aangewezen op voltijds hoogbegaafdenonderwijs is leerlingenvervoer mogelijk naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school als wordt voldaan aan de voorwaarden uit de Verordening. Ouders dienen bewijzen te overleggen dat het kind is aangewezen op voltijds hoogbegaafdenonderwijs.

 

Toelichting: Uit jurisprudentie volgt dat kinderen in het primair onderwijs die aangewezen zijn op voltijds hoogbegaafdenonderwijs wel aanspraak kunnen maken op het leerlingenvervoer.

3.9 Praktijkonderwijs

Het praktijkonderwijs valt onder het VMBO en daarmee onder het regulier voortgezet onderwijs. Naar dit type onderwijs wordt in principe geen vergoeding leerlingenvervoer verstrekt, tenzij de structurele beperking van de leerling maakt, dat hij/zij daardoor niet zelfstandig met het openbaar vervoer kan reizen. De gemeente kan zich laten adviseren door een medisch deskundige over de vervoersmogelijkheden van de leerling.

3.10 Scholen in het buitenland

De Verordening Leerlingenvervoer is voortgekomen en gebaseerd op de WPO, de WEC en de WVO. Dit brengt met zich mee, dat schoolsoorten waarop deze wetten geen betrekking hebben, niet voor een vergoeding in aanmerking komen. Buitenlandse scholen zijn dan ook uitgesloten van een vergoeding.

3.11 Kilometergrens

In de Verordening is per type onderwijs opgenomen vanaf welke afstand tussen woning en school er recht bestaat op een vergoeding in het kader van leerlingenvervoer; dat wil zeggen hoeveel kilometer er minimaal tussen woning en school moeten liggen om aanspraak te kunnen maken op leerlingenvervoer. Dit wordt ook wel de kilometergrens genoemd.

De kilometergrens geldt niet voor leerlingen van het reguliere onderwijs die vanwege een handicap niet of niet zelfstandig gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer. Zij kunnen in veel gevallen ook binnen de kilometergrens aanspraak maken op leerlingenvervoer. Het leerlingenvervoer moet immers “passend” zijn. De kilometergrens voor alle schooltypen is:

 

Niet gehandicapte leerlingen in het:

Basisonderwijs

SBO

V(S)0

Voortgezet

(speciaal)

onderwijs

Afstand waarna er recht op een vergoeding bestaat

> 6 km

>6 km

> 6 km

3.12 Structurele beperking

De gemeente gaat bij de toetsing van een beperking uit van een structurele beperking. Hierbij gaat de gemeente uit van de in artikel 1 van de Verordening opgenomen kenmerken. Dat wil zeggen dat een leerling door een beperking geen gebruik kan maken van het openbaar vervoer, ook niet onder begeleiding. Een structurele beperking ziet zij als een beperking die langer duurt dan drie maanden. Als de noodzaak voor het vervoer verdwijnt, heeft de leerling geen recht meer op het vervoer.

3.13 Opstapplaatsen

Leerlingen worden aan de woning, bij de voordeur, opgehaald en teruggebracht tenzij een leerling de indicatie opstapplaats heeft. Opstapplaatsen worden door de gemeente aangewezen en dienen te voldoen aan de volgende criteria:

  • Maximale afstand van 1000 meter tot de woning;

  • Veilig, overzichtelijk, instap aan veilige zijde van de weg en zo mogelijk met bescherming tegen weersinvloeden;

  • Ouders zijn verantwoordelijk voor de begeleiding van de leerling naar en van de opstapplaats.

3.14 Wisselende schooltijden

Aangepast vervoer wordt slechts georganiseerd op standaard schooltijden per schoollocatie zoals deze genoemd zijn in de schoolgids, zonodig uitgesplitst naar groep of onderbouw/bovenbouw. Dit betekent, dat het aangepaste vervoer op wisselende en afwijkende schooltijden niet wordt bekostigd. Voor het vervoeren van leerlingen van dezelfde locatie of van meerdere locaties gecombineerd in één route, die afwijkende begintijden of eindtijden hebben, geldt als uitgangspunt dat de leerlingen zoveel mogelijk op dezelfde begin- en/of eindtijden worden vervoerd. Wachttijden tot maximaal twee klokuren (120 minuten) voor het regulier voortgezet onderwijs worden daarbij geaccepteerd. Het kan dus voorkomen dat leerlingen twee klokuren op school moeten wachten omdat ze gecombineerd vervoerd worden met leerlingen van dezelfde school of van een school waarmee een combinatie gemaakt wordt.

De gemeente kan uitzonderingen maken voor leerlingen die dit vanwege hun structurele handicap niet kunnen volbrengen of voor wie het algemene schoolplan is aangepast in een individueel schoolplan, omdat voor deze leerling de tijden van het regulier schoolplan niet haalbaar zijn. Geprobeerd wordt dan wel om in overleg met de school het vervoer in de ochtend of in de middag gelijktijdig te laten plaatsvinden met het reguliere leerlingenvervoer. Verzoeken om leerlingen op afwijkende tijden op te halen, bijvoorbeeld door huiswerkbegeleiding, straf of doktersbezoek, worden niet gehonoreerd. Ouders zijn dan zelf verantwoordelijk voor het vervoer van hun kind.

3.15 Aanvang- en eindtijden/ophaal en afzetmarge

Per school zijn de vaste aanvang- en eindtijden vooraf bekend. De afzet- en ophaaltijd aan school moet gelegen zijn binnen een tijdsmarge van vijftien (15) minuten voor het aanvangstijdstip respectievelijk na het eindtijdstip van de school. Het ophaaltijdstip aan het einde van de lessen is nooit eerder dan het tijdstip waarop de lessen eindigen. Bij een gewijzigde eindtijd door o.a. lesuitval is de school of de ouder/verzorger verantwoordelijk voor opvang van de leerlingen. Indien een leerling tijdens het onderwijs/de lessen bijvoorbeeld ziek wordt of naar tandarts of huisarts moet, zijn de ouders verantwoordelijk voor het vervoer. De leerlingen worden alleen op de normale begin- en eindtijd gebracht dan wel opgehaald.

3.16 Vergoeding bij crisissituaties

Op grond van de Verordening wordt een vergoeding verstrekt naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school van de onderwijssoort die de leerling nodig heeft en van de gewenste richting. Ingeval er sprake is van een crisissituatie blijft de leerling over het algemeen zijn oude school bezoeken, omdat dit voor hem/haar vaak nog de enige stabiele en veilige factor is. Formeel genomen hoeft de gemeente het vervoer naar de oude school niet te vergoeden, omdat dit veelal niet de dichtstbijzijnde toegankelijke is. Om te voorkomen dat de kinderen direct al van school moeten wisselen vergoeden de gemeenten daarop gedurende maximaal zes weken het vervoer naar de oude school. Na zes weken wordt de vergoeding gebaseerd op de kosten van het vervoer naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school. Indien een leerling tijdelijk ergens anders verblijft in verband met bijvoorbeeld vakantie of afwezigheid in verband met werk of verbouwing aan de woning, wordt er geen leerlingenvervoer verzorgt vanaf het tijdelijke verblijfsadres.

3.17 Stage

Stage vormt een onderdeel van het onderwijsprogramma. Vergoeding voor leerlingenvervoer naar stage is alleen mogelijk voor leerlingen die voor hun schoolbezoek ook recht hebben op een vergoeding. Alleen dan wordt op verzoek van ouders/scholen het vervoer naar één stageplaats vergoed. Ten bewijze hiervan vraagt de gemeente om het stagecontract. Stageadressen zullen zoveel mogelijk binnen de eigen gemeentegrenzen liggen. Vervoer naar stageadressen buiten de gemeente wordt alleen vergoed als de school toereikend motiveert waarom in het betreffende geval een stage binnen de gemeente niet voldoet en een stage buiten de eigen gemeente een duidelijke meerwaarde heeft voor de leerling. Vervoer naar het stageadres vindt plaats wanneer de stage zich in een straal van maximaal 10 kilometer van de structurele verblijfplaats van de leerling bevindt. Om het plannen van stageritten beter mogelijk te maken, vindt aangepast vervoer naar en van een stageadres op schooldagen plaats op vaste uren in de ochtend (tussen 07.30 en 09.00 uur) en de middag (tussen 15.00 en 17.30 uur) of aansluitend aan de schooltijden zoals die in de schoolgids zijn opgenomen, met een marge van plus of min 30 minuten. Leerlingen lopen stage om zich voor te bereiden op deelname in het maatschappelijk verkeer. Met dit als achtergrond verwacht de gemeente Weert van de leerling, zijn/haar ouders, maar ook van de school, dat de maximaal mogelijke zelfstandigheid in het reizen naar het stageadres wordt nagestreefd.

De gemeente zal bij een verzoek om stagevervoer opnieuw beoordelen wat voor de leerling passend vervoer is. Dit kan betekenen dat een leerling voor het schoolbezoek een vergoeding voor het aangepaste vervoer ontvangt en voor stagevervoer een vergoeding voor de (brom-) fiets of het openbaar vervoer. Vervoer naar stageadressen vindt niet plaats tijdens het weekend en gedurende schoolvakanties. Op het moment dat de school een studie(mid)dag heeft en de stage doorgang vindt, biedt het college vervoer naar het stageadres.

We gaan er van uit dat bij stages, ook voor een niet-arbeidsgericht uitstroompofiel, ouders, school en de stageplek eerst bespreken of er andere mogelijkheden van vervoer zijn dan het leerlingenvervoer. Als de stageplek vervoer biedt is dat voorliggend op het leerlingenvervoer.

Hoofdstuk 4. Onderzoeksfase

4.1 Berekening afstand

Gemeten wordt langs de kortste en voor de leerling voldoende en begaanbare, geasfalteerde veilige weg. Bij de berekening wordt gebruik gemaakt van de ANWB-routeplanner op basis van de kortste route met de auto of fiets, afhankelijk van het vervoersmiddel waarmee de afstand overbrugd moet worden.

Als de afstand van de heenreis en de terugreis verschillend is, wordt bij het meten van de afstand niet uitgegaan van de gemiddelde afstand van de heenweg (’s morgens) en de terugweg (’s middags). Indien de reisafstand op de heenweg onder de in de Verordening gestelde grens ligt, maar de reisafstand op de terugweg daarboven of omgekeerd, dan wordt een gedeeltelijke bekostiging verstrekt: alleen de reis boven de in de Verordening gestelde kilometergrens.

4.2 Vergoeding voor het fietsen

Waar mogelijk wil de gemeente Weert de mogelijkheden van de leerling benutten en het reizen met de fiets stimuleren. Dit houdt in, dat op basis van onderstaande criteria fietsvergoedingen zullen worden verstrekt op basis van een kilometervergoeding voor de fiets (dan wel bromfiets), afgeleid van de Reisregeling Binnenland. De fietsroute wordt op basis van de ANWB-routeplanner, kortste route, berekend. Deze route wordt als veilig gezien. Overigens zal zo nodig een medisch deskundige gevraagd worden de reismogelijkheden van de leerling te onderzoeken. De gemeente Weert zet de fietsvergoeding in principe in vanaf groep 8. Voor groep 8 geldt een maximale afstand van 7 te fietsen kilometer tussen huis en school. Voor het VSO geldt een afstand van maximaal 8 te fietsen kilometer. Indien de afstand groter is, zal gekeken worden naar een andere type vervoer.

4.3 Openbaar vervoer

Na de fietsvergoeding is de vergoeding voor het (al dan niet onder begeleiding) reizen met openbaar vervoer de eerstvolgende mogelijkheid. In de praktijk blijkt dat heel veel leerlingen medisch in staat zijn om hier, eventueel met hulp van een begeleider, gebruik van te maken.

Daar waar scholen goed met het openbaar vervoer bereikbaar zijn en de leerlingen in staat zijn hier zelfstandig, eventueel na een kort durende begeleiding van hooguit enkele maanden, naar toe te reizen, wordt het gebruik van het openbaar vervoer in het leerlingenvervoer gestimuleerd en vergoed. Vooral leerlingen in het VSO dienen te worden voorbereid op zelfstandig reizen met het openbaar vervoer. Wanneer er begeleiding nodig is, dienen ouders hiervoor zorg te dragen. De gemeenten bekostigen de kosten ten behoeve van een begeleider, indien wordt aangetoond dat de leerling niet in staat is zelfstandig met het openbaar vervoer te reizen. Als er recht bestaat op leerlingenvervoer, de leerling jonger is dan elf jaar en de ouders kunnen aantonen dat hun kind niet in staat is zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik te maken, komen de ouders in aanmerking voor de bekostiging van de vervoerskosten voor een begeleider. Hierbij kan men denken aan de volgende situaties:

  • de leerling moet een of meerdere malen overstappen;

  • de route van het uitstappunt van de bus naar de school kent gevaarlijke kruisingen.

Wanneer de leerling op 1 augustus van het schooljaar 10 jaar is, geldt voor het hele schooljaar dat de leerling als 10 jaar wordt aangemerkt, ook al wordt de leerling in de loop van het schooljaar 11 jaar.

De kosten van het openbaar vervoer worden berekend met behulp van www.9292.nl en de informatie die verstrekt wordt op de websites van het openbaar vervoer bedrijf.

Indien de goedkoopst adequate manier van vervoer bestaat uit een combinatie van verschillende vormen van vervoer (bus en trein, fiets en trein etc.), staat het het college vrij om de wijze van bekostiging te kiezen.

4.4 Aangepast vervoer

Indien voorliggende vervoersmogelijkheden (fiets, openbaar vervoer) niet mogelijk zijn dan zal de gemeente voorzien in passend leerlingenvervoer middels aangepast (taxi)vervoer. Met betrekking tot het aangepast vervoer is het beleid beschreven in de Verordening gebaseerd op wet en regelgeving. Ook zijn hierover afspraken gemaakt tussen de gemeente en de vervoerder.

4.5 Eigen vervoer

Indien aanspraak bestaat op bekostiging van de vervoerskosten kan op aanvraag ook een vergoeding worden verstrekt voor het zelf vervoeren of laten vervoeren van een of meerdere leerlingen. Deze bekostiging kan zijn een bedrag op basis van de kosten van het openbaar vervoer, indien aanspraak zou bestaan op basis van het openbaar vervoer, dan wel een vergoeding op basis van een kilometervergoeding voor de auto, afgeleid van de Reiskostenregeling Binnenland. Indien aanspraak bestaat op bekostiging van de vervoerskosten en de leerling kan gebruik maken van de fiets dan wordt de vergoeding bepaald op basis van de kilometervergoeding voor de fiets.

Of van bekostiging van eigen vervoer sprake kan zijn is ter beoordeling van het college, waarbij mede bepalend is of dit vervoer voor het college de goedkopere wijze van vervoer is.

Voor eigen vervoer per auto geldt dat de bekostiging van het eigen vervoer is gerelateerd aan de bekostiging waar de ouders op basis van de bepalingen in de Verordening voor in aanmerking komen: voor openbaar vervoer of voor aangepast vervoer. Als het college besluit aan ouders een kilometervergoeding voor eigen vervoer toe te kennen, verstrekt zij een vergoeding volgens de artikelen 18 van de Verordening, die is afgeleid van hoofdstuk 10.2 van de CAO Rijk(€ 0,37 per km op 1 juni 2020).

Er worden maximaal twee enkele reizen per dag vergoed: aan het begin en aan het einde van de schooldag. Geen bekostiging wordt verstrekt voor de kosten die ontstaan indien de leerling ook tussen de middag wordt vervoerd.

Indien ouders twee of meer leerlingen vervoeren die aangepast vervoer behoeven, wordt uitgegaan van de rijafstand uitgaande van de woning van de te vervoeren leerling die het verst van de school verwijderd woont.

4.6 Uitbetaling vergoeding

De vergoeding wordt na de toekenning berekend naar rato van het aantal schooldagen de vergoeding wordt vooraf uitbetaald in gelijke maandelijkse termijnen. Een volledig schooljaar betreft tien maandelijkse termijnen.

4.7 Medisch advies

De gemeente kan in aanvulling op de door ouders aangeleverde informatie, indien nodig aanvullend medisch advies inwinnen. Het aangeleverde medische advies van ouders mag geen verklaring zijn van een huisarts. Dit advies kan zich richten op de reis/vervoersmogelijkheden van een leerling. Denk aan het soort vervoersmiddel dat passend is voor de leerling, de noodzaak tot begeleiding, of het noodzakelijk zijn van individueel of kleinschalig vervoer. Het aanvullende advies kan ook ingewonnen worden wanneer er geen of geen eenduidig advies voorhanden is. Indien er een beroep gedaan wordt op leerlingenvervoer als gevolg van een (structurele) beperking, wordt er bij onduidelijkheid ook aanvullend medisch advies ingewonnen. Het aanvullende advies wordt uitgevoerd door een onafhankelijke adviesorganisatie. Het advies beperkt zich tot de mogelijkheden van de leerling en gaat niet in op de gezinssituatie en de vraag of ouders in de gelegenheid zijn de leerling te begeleiden. De kosten van het aanvullende advies komen voor rekening van de gemeente.

4.8. Ernstige benadeling van het gezin

Indien het begeleiden van een leerling door de ouders of anderen onmogelijk is, dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zou leiden, kunnen de ouders worden vrijgesteld van begeleiding en kan aangepast vervoer worden toegekend. Er dient rekening te worden gehouden met van de ouders redelijkerwijs te vergen inzet. Uiteraard indien er voldaan wordt aan de in de Verordening genoemde afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school. Van ouders wordt geen begeleiding verlangd c.q. er is sprake van redelijkerwijs te vergen inzet van ouders, indien er aantoonbaar sprake is van minimaal één van onderstaande situaties:

  • De ouder van een eenoudergezin kan niet langer zijn/haar werk uitoefenen als hij zorg moet dragen voor de begeleiding naar school van zijn kind. Het volgen van een (re-)integratietraject of voltijdsopleiding wordt gelijkgesteld met werk. In deze gevallen kan een inschrijfbewijs van de opleiding worden opgevraagd;

  • Er sprake is van een eenoudergezin waar nog een ander jonger kind is dat, gelet op de leeftijd van het kind in kwestie niet geacht kan worden zelfstandig naar school te gaan, en tevens vaststaat dat de ouder de begeleiding van het ene kind niet kan combineren met het vervoeren van en naar school van het andere kind;

  • Er structurele medische redenen zijn die langer dan drie maanden duren en die ouders belemmeren hun kind te begeleiden. In deze gevallen kan een (medische) verklaring worden opgevraagd;

  • De reistijd van de begeleidende ouders, om de betrokken leerling naar school te begeleiden meer dan 3 uur per dag in beslag neemt;

  • Bij een tweeoudergezin en een combinatie van bovenstaande leidt tot eenzelfde ernstige benadeling.

Het enkele feit dat de ouders beiden werken is zonder bijkomende omstandigheden die een belemmering zijn om zelf te begeleiden of anderen namens hen te laten begeleiden geen reden om aangepast vervoer toe te kennen.

4.9 Begeleiding

Het is mogelijk dat een leerling individuele (medische) begeleiding nodig heeft. Begeleiding is primair een taak van de ouders. Als het niet mogelijk is dat ouders zelf de begeleiding uitvoeren, dienen zij zelf voor een oplossing te zorgen. Ingeval de leerling een andere structurele verblijfplaats heeft dan de ouders, bijvoorbeeld een instelling, blijven de ouders en de structurele verblijfplaats verantwoordelijk voor de zorg en de daarmee samenhangende begeleiding van de leerling naar school en terug. Als ouders en de structurele verblijfplaats er zelf niet in slagen de begeleiding te leveren, kunnen zij daarvoor bijvoorbeeld een oppas, buren, familie of vrijwilligers inschakelen. Het college bepaalt of in het aangepast vervoer en/of openbaar vervoer begeleiding ingezet mag worden c.q. wordt vergoed. Wanneer besloten wordt tot inzet van ouders als begeleider, houdt de vervoerder rekening met deze extra zitplaats. De begeleider in het aangepast vervoer zal bij een heenrit na afloop naar woning/halte gebracht worden en bij een retourrit eerst bij de woning/halte opgehaald worden. Voor deze begeleiding geldt dat het ophaal/afleveradres gelijk is aan het adres van de te begeleiden leerling.

Het college is niet verantwoordelijk voor medische begeleiding in het leerlingenvervoer. Wel zal er een zitplaats ter beschikking worden gesteld voor de medische begeleiding

4.10 Kleinschalig vervoer

Slechts in uitzonderlijke situaties kan het voorkomen dat een leerling om medische en/of psychosociale reden met een beperkt aantal andere leerlingen vervoerd moet worden. De gemeente kent deze indicatie uitsluitend toe op basis van een advies van bijvoorbeeld een van onderstaande deskundige:

  • een pedagogisch deskundige;

  • de ambulante begeleider van de leerling;

  • de jeugdgezondheidsdienst;

  • de geneeskundige dienst;

  • een sociaal-medische adviesdienst;

  • een medicus gespecialiseerd in de betreffende belemmering;

  • een orthopedagoog;

  • kinderpsycholoog.

De gemeenten zijn terughoudend in het verstrekken van indicaties omdat deze sterk kostenverhogend zijn binnen het aangepast vervoer.

4.11 Individueel vervoer

Indien een leerling om medische en/of psychosociale reden niet samen met andere leerlingen vervoerd mag worden kan de gemeente deze leerling voor het aangepaste vervoer de indicatie “individueel vervoer” geven. De leerling zal dan individueel vervoerd worden. De indicatie zal uitsluitend worden afgegeven indien hiervoor ook een medische indicatie c.q. verklaring is afgegeven door bijvoorbeeld een van onderstaande (medisch) deskundigen:

  • een pedagogisch deskundige;

  • de ambulante begeleider van de leerling;

  • de jeugdgezondheidsdienst;

  • de geneeskundige dienst;

  • een sociaal-medische adviesdienst;

  • een medicus gespecialiseerd in de betreffende belemmering;

  • een orthopedagoog;

  • kinderpsycholoog.

De gemeenten zijn terughoudend in het verstrekken van indicaties omdat deze sterk kostenverhogend zijn binnen het aangepast vervoer.

4.12 Voorin zitten

Indien een leerling voorin vervoerd dient te worden om medische en/of sociaal-medische reden dan geldt hiervoor ook dat dit onderbouwd dient te zijn middels een verklaring alvorens hiervoor de indicatie wordt afgegeven.

De gemeenten zijn terughoudend in het verstrekken van indicaties omdat deze sterk kostenverhogend zijn binnen het aangepast vervoer.

4.13 Weerscalamiteiten

Bij extreme weersomstandigheden beslist de gemeente of het vervoer al dan niet op een later tijdstip plaats moet vinden. Ook kan worden besloten om bij een door het KNMI afgegeven code rood het aangepast vervoer niet plaats te laten vinden.

4.14 Combinatiemogelijkheden

De gemeente stelt geen beperkingen ten aanzien van combinatiemogelijkheden in het aangepaste vervoer. Er zijn enkele uitzonderingen: Cluster 4 leerlingen (voorheen ZMOK, REC4, PI) mogen alleen met Cluster 4 leerlingen gecombineerd worden. Cluster 3 leerlingen (voorheen ZMLK) mogen alleen met Cluster 3 leerlingen gecombineerd worden. Een aparte uitzondering op voorgaande regel geldt voor de volgende situatie: als Cluster 4 leerlingen en Cluster 3 leerlingen dezelfde schoollocatie bezoeken mogen deze onderling wel gecombineerd worden. De maximale groepsgrote voor Cluster 3 en Cluster 4 leerlingen is maximaal 8 leerlingen.

4.15 Individuele reistijd

De individuele reistijd per leerling in het voertuig is gelimiteerd tot maximaal 90 minuten tenzij het door de afstand niet mogelijk is om binnen deze maximale tijdsduur te blijven. Een combinatie van leerlingen mag niet leiden tot overschrijding van dit criterium. Voor de bepaling van de individuele reistijd geldt de werkelijk, in de praktijk, realiseerbare tijd.

4.16 Weekend- vakantievervoer

De gemeenten bekostigen desgewenst het weekeinde- en vakantievervoer aan de in de gemeente wonende ouders van de leerlingen die, met het oog op het volgen van voor hem passend VSO in een internaat of een pleeggezin verblijft. Dit vervoer wordt eenmaal per weekeinde vergoed van het internaat of het pleeggezin waar de leerling verblijft naar de woning van de ouders en terug voor zover de weekenden niet vallen binnen de schoolvakanties welke in de schoolgids staan vermeld. De gemeenten bekostigen tevens eenmaal per vakantie (van twee dagen of meer) het vakantievervoer van het internaat of het pleeggezin waar de leerling verblijft naar de woning van de ouders en terug.

4.17 Drempelbedrag

Voor vervoer naar het basisonderwijs (BO) en het SBO mag de gemeente een drempelbedrag in rekening brengen. Dit drempelbedrag is gekoppeld aan de kilometergrens. Ouders boven een verzamelinkomen van € 27.450 (schooljaar 2021-2022; wordt jaarlijks geïndexeerd) met kinderen in het BO of SBO, moeten de kosten van het vervoer tot aan deze kilometergrens zelf betalen. De gemeente moet voor het drempelbedrag een tarief hanteren dat gelijk ligt aan een busabonnement op zone-indeling. De zone-indeling is afhankelijk van de afstand van de woning tot de kilometergrens. De bedragen worden jaarlijks aangepast. De gemeente mag geen drempelbedrag in rekening brengen voor leerlingen van het speciaal onderwijs of voor leerlingen in het regulier onderwijs met een handicap en die niet of niet zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik kunnen maken.

De gemeente Weert heeft de kilometergrens vastgesteld op 6 kilometer. Dit betekent dat vrijwel altijd de hoogte van het drempel bedrag gelijk is aan de kosten van een 1- of 2-sterren ov-abonnement. In het schooljaar 2021-2022 is dit een bedrag van €350,83 of €575,90 per jaar. Voor leerlingen die binnen de gemeentegrenzen een school bezoeken gelden de kosten voor een 1-sterabonnement. Voor leerlingen die een school buiten de gemeentegrenzen bezoeken gelden de kosten voor een 2-sterrenabonnement.

4.18 Terugval in inkomen

Als peiljaar voor het inkomen moet op grond van de WPO (artikel 4, zevende lid) worden aangemerkt het tweede kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar, waarin het schooljaar waarvoor bekostiging van de vervoerskosten wordt gevraagd, begint.

Als het inkomen van de betrokken ouders in de periode die ligt tussen het peiljaar waarin het inkomen wordt bepaald en het jaar waarin de aanvraag wordt ingediend, op een structurele wijze is gedaald, is het redelijk om in het voordeel van de ouders een later peiljaar te kiezen door gebruik te maken van de afwijkingsmogelijkheid van artikel 23 van de Verordening. Door het kiezen van een later peiljaar kan het voorkomen dat ouders in dat latere peiljaar niet voldoen aan de inkomensgrens en dus geen drempelbedrag hoeven te betalen.

Op aanvraag van de ouders gaat het college bij de toepassing van artikel 27 uit van het inkomen van een ander jaar dan het inkomen over het tweede jaar voorafgaande aan het schooljaar waarvoor de bekostiging is gevraagd als:

  • sprake is van een terugval in inkomen over het voorafgaande aan het jaar waarvoor bekostiging is gevraagd, in welk geval het college uitgaat van het jaar voorafgaande aan het schooljaar waarvoor de bekostiging is vastgesteld; of

  • sprake is van een terugval in inkomen over het jaar waarvoor de bekostiging is vastgesteld, in welk geval het college uitgaat van het jaar waarvoor de bekostiging is vastgesteld.

Onder een terugval in inkomen wordt verstaan een vermindering van het toetsingsinkomen van de ouders van ten minste 15% ten opzichte van het tweede jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de bekostiging wordt vastgesteld. De terugval in inkomen moet dan geen normaal risico van het beroep zijn.

Hoofdstuk 5 Toekenning, herziening en intrekking

5.1 Ongewenst gedrag

Een leerling aan wie een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer is verstrekt, kan tijdelijk of voor de rest van het schooljaar de toegang tot dit ontzegd indien bij herhaling is gebleken dat de leerling (of diens ouders) door agressief gedrag of anderszins de orde in de bus verstoort of de veiligheid van bus en inzittenden in gevaar brengt. Hierbij worden de volgende stappen ondernomen:

  • a.

    Klachten worden in beginsel door de vervoerder opgelost.

  • b.

    Na de melding van een klacht door de vervoerder bij de gemeente wordt een onderzoek opgestart. In het kader van dat onderzoek spreekt de contactpersoon van de gemeente Weert met vervoerder, uitvoerende chauffeur, ouders en/of school. Indien na het onderzoek blijkt dat sprake is van verwijtbaar gedrag van de leerling (of diens ouders) volgt een eerste waarschuwingsbrief aan de ouders. Indien blijkt dat het voorval terug te voeren is op de ernstige beperking van de leerling, en dus aan de leerling niet is aan te rekenen, dan wordt met de vervoerder, ouders en eventueel school een passende oplossing gezocht (bijvoorbeeld begeleiding in het aangepaste vervoer, openbaar vervoer (eventueel met begeleiding) of eigen vervoer).

  • c.

    Bij een volgende klacht wordt stap twee herhaald en volgt een tweede waarschuwingsbrief. Het college zorgt in deze fase voor een extra zitplaats in de taxi om begeleiding van de leerling door één van de ouders mogelijk te maken. Als er een begeleider meegaat, anders dan de ouders en hier kosten aan zijn verbonden, zijn de kosten voor de ouders.

  • d.

    Bij een volgende klacht kan een schorsing per direct volgen, voor een periode van één volle schoolweek. Er volgt een derde brief aan ouders, hier kan een schorsing van het aangepaste vervoer op volgen.

  • e.

    Bij een volgende klacht volgt met een vierde brief totale uitsluiting van het vervoer tot het eind van het schooljaar met een minimum van drie maanden exclusief vakanties (schorsing aan het eind van het schooljaar kan dus doorlopen in het nieuwe schooljaar).

Bij wapenbezit, geweld, bedreiging en vernieling bestaat de mogelijkheid om per direct te schorsen voor een of meerdere dagen (maximaal één week). Dit is ook van toepassing wanneer niet direct kan worden vastgesteld wat er is gebeurd. Voordat het vervoer weer wordt opgestart vindt eerst een gesprek plaats met alle betrokkenen.

5.2 Loosmeldingen

  • Op de heenrit: de chauffeur stelt de centrale in kennis indien een leerling niet aanwezig is op het ophaaladres. De centrale probeert contact op te nemen met de ouders om te informeren naar de situatie. Bij herhaalde loosmeldingen, wordt de gemeente geïnformeerd en volgt vanuit de gemeente een waarschuwingsbrief aan ouders/verzorgers. Dit wordt gezien als wangedrag.

  • Op de terugrit: de chauffeur stelt de centrale in kennis indien er niemand aanwezig is op het afzetadres. De centrale probeert contact op te nemen met de ouders om te informeren naar de situatie. De leerling blijft in het voertuig en de chauffeur rijdt aan het einde van de route nogmaals langs het afzetadres. Indien er nog niemand aanwezig is wordt de leerling mogelijk bij de buren afgezet en zo nodig bij de politie. Bij herhaalde loosmeldingen wordt de gemeente geïnformeerd en volgt een waarschuwingsbrief. Dit wordt gezien als wangedrag.

5.3 Wijzigingen en terugvordering

Ouders moeten in ieder geval onverwijld de volgende wijzigingen doorgeven:

  • wijziging van de reistijd, in verband met verandering in bijvoorbeeld het openbaar vervoer;

  • wijziging in het woonadres van de leerling, bijvoorbeeld door verhuizing;

  • wijziging in de gezinssituatie of gezinssamenstelling, die invloed heeft op het al dan niet kunnen begeleiden van leerlingen;

  • wijziging van het adres van de school;

  • wijziging van de schooltijden van de school;

  • wijziging van school door de leerling;

  • Wijziging in de toekenning van bekostiging voor het reizen van en naar school.

Het college hanteert het uitgangspunt dat ten onrechte ontvangen tegemoetkomingen voor leerlingenvervoer altijd van de ouders worden terug gevorderd.

5.4 Terugvordering van te veel betaalde vergoeding (ov/fiets of eigen vervoer)

De gemeente kan ouders vragen om een aanwezigheidsoverzicht op te vragen op school. Bij veel gemiste schooldagen, of uitschrijving op de locatie waar een vergoeding voor is aangevraagd, kan de gemeente een deel van de vergoeding terugvorderen.

 

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: Beleidsregels bekostiging leerlingenvervoer 2021.

Weert,

Burgemeester en wethouders,

de secretaris,

drs. M.J.M. Meertens

de burgemeester,

mr. R.J.H. Vlecken