Organisatie | Rotterdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam houdende regels omtrent vergunningen en deelmobiliteit |
Citeertitel | Nota vergunningen deelmobiliteit |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
23-07-2021 | nieuwe regeling | 19-11-2019 Rotterdams gemeenteblad 2019, nummer 219 | 2863998 |
Aldus vastgesteld in de vergadering van 19 november 2019.
De secretaris,
V.J.M. Roozen
De burgemeester,
A. Aboutaleb
Dit gemeenteblad is uitgegeven op 20 december 2019 en ligt op dins-, woens- en donderdagen van 9.00 tot 13.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Wachtruimte Timmerhuis, Halvemaanpassage 1 (trap op, melden bij Informatiebalie)
(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)
De deelfiets en andere vormen van deelmobiliteit dragen bij aan de mobiliteitstransitie in de stad. Deelmobiliteit zorgt voor een versterking van het mobiliteitssysteem en vult het huidige OV-netwerk verder aan. Daarnaast vormt deelmobiliteit een aanvulling als onderdeel van ketenmobiliteit en als vervanging voor de auto op kortere afstanden. Deelmobiliteit kan ook bijdragen aan efficiënt(er) gebruik van bestaande fietsparkeervoorzieningen doordat ze vaker door meerdere mensen op één dag gebruikt worden en daardoor dus ook vaker rijden dan stilstaan. Daarnaast kan deelmobiliteit bijdragen aan het terugdringen van vervoersarmoede van Rotterdammers. Door de beschikbaarheid van deelmobiliteit worden voorzieningen (zoals onderwijs, winkels en zorginstellingen) en werkgelegenheid makkelijker bereikbaar. Deelmobiliteit heeft daardoor maatschappelijke meerwaarde en draagt bij aan het mobieler maken van de Rotterdammer.
In februari 2019 heeft het college de ‘beleidsaanpak deelfietsen’ vastgesteld. In deze beleidsaanpak wordtduidelijk gemaakt hoe de gemeente Rotterdam invulling wil geven aan deelfietsen- en andere deeltweewielerconcepten in Rotterdam. Een belangrijk onderdeel is datvanaf 2020 een vergunningstelsel met laagdrempelige toetreding van kracht wordt voor aanbieders van deelfietsen enandere vormen van deelmobiliteit. Een nieuw vergunningstelsel vraagt ook om duidelijke processen, voorschriften en afspraken met betrekking tot het vergunningsproces. In deze nota is al deze informatie gestroomlijnd. Het vergunningsstelsel treedt per 1 januari 2020 in werking.
1.2 Waarom een vergunningstelsel
Rotterdam stimuleert deelmobiliteit omdat het bijdraagt aan de mobiliteitstransitie en de opgaven waar deze stad voor staat. Daarom gaan we door op de positieve ingezette lijn met voldoende vrijheden voor exploitanten van deelfietsen, deelbakfietsen, elektrische deelsnorfietsen en elektrische deelsteps, etc. Een vergunningstelsel zorgt voor een level-playing field voor alle ondernemers en afdwingbare kwaliteit. Hoewel de meeste exploitanten van deelmobiliteit momenteel bereid zijn om hun product op een positieve manier en conform afspraken met de gemeente aan te bieden, heeft de gemeente Rotterdam onvoldoende instrumenten om in te grijpen op het moment dat zich excessen voordoen (te veel voertuigen in relatie tot de ruimte, te veel klachten/meldingen, overlast van rondslingerende voertuigen en weesfietsen in de openbare ruimte, verhoging verkeersonveiligheid, etc.).Daarom is een andere samenwerkingsvorm gewenst.
Het is vanaf 1 januari 2020 verboden om zonder vergunning bedrijfsmatig voertuigen aan te bieden voor derden in de openbare ruimte. Een vergunning is bedoeld om overlast en beslaglegging in de openbare ruimte te voorkomen en de verkeersveiligheid zo veel mogelijk te waarborgen. Een vergunning verplicht een exploitant om de risico’s zorgvuldig in kaart te brengen en te beheersen. Denk daarbij aan kwalitatief goede voertuigen, manier van stallen, plek op de weg, manier van rijden en de hoeveelheid voertuigen in relatie tot de openbare ruimte. Vooraf wordt beoordeeld of een exploitant in staat is hierin te voorzien. Ook vormt de vergunning de basis voor bestuurlijk toezicht en handhaving.
De aanvrager van de vergunning is degene voor wiens rekening en risico deelmobiliteit wordt geëxploiteerd. De exploitant is aansprakelijk voor alle schade die door het gebruik van de vergunning aan eigendommen wordt toegebracht. De exploitant sluit daarvoor een aansprakelijkheidsverzekering af, die zowel materiële als letselschade dekt die voortvloeit uit de exploitatie.
2 Reikwijdte, duur vergunning en aantallen voertuigen
Het vergunningstelsel is van toepassing op exploitanten die bedrijfsmatig (tegen betaling) voertuigen voor gebruik door derden op de openbare weg plaatsen (verhuren). In beginsel geldt dit voor alle deelvoertuigen en voertuigen voor verhuur, met uitzondering van voertuigen die door middel van een aanwijzingsbesluit worden uitgezonderd. Dit betekent dat (huur)fietsen van bijvoorbeeld hotels en de OV-fiets, die in de openbare ruimte worden aangeboden, hier ook een vergunning voor nodig hebben. Zolang de huur/deelvoertuigen vanuit eigen terrein worden aangeboden, vallen ze niet onder de vergunningplicht.
De vergunning geldt voor alle deelvoertuigen met uitzondering van:
Deze systemen maken gebruik van (stadsbrede) parkeervergunningen. Deze categorie deelmobiliteit zijn dan ook andere vergunningen voor nodig ten aanzien van de exploitatie.
Concreet betekent dit dat de volgende voertuigcategorieën onder het vergunningstelsel vallen:
Vaste deelfietsstations kennen een permanent ruimtebeslag. De druk op de openbare ruimte in grote delen van Rotterdam is groot. Door toekomstige ontwikkelingen, zoals de verdichtingsopgave, energietransitie en circulaire economie, neemt deze druk alleen maar meer toe.
De voorliggende nota regelt alleen de vergunning voor de exploitatie van een deelmobiliteitssysteem. Voor plaatsing, locatie en eisen die gesteld worden een vaste deelstations moeten aparte afspraken met de gemeente worden gemaakt. Recent is gebleken dat vaste deelfietsstations in Rotterdam moeilijk in te passen zijn in de huidige openbare ruimte. Tevens wil de gemeente geen diversiteit aan verschillende deelfietsstations.
Met het voertuigplafond komt niet iedereen meer in aanmerking voor een vergunning, waardoor gesproken wordt van een schaarse vergunning. Een schaarse vergunning mag niet voor onbepaalde tijd worden verleend. Om de termijn voor de vergunning te bepalen, hebben wij gekeken naar de investering die aanbieders mogelijk moeten doen en hoeveel tijd zij nodig hebben om deze investering terug te verdienen. Op basis daarvan is gekozen voor een duur van vijf jaar. Na deze periode dient de exploitant opnieuw een aanvraag te doen.
We willen de negatieve gevolgen van deelmobiliteit op de openbare ruimte zoveel mogelijk beperken. Daarom wordt het aantal deelvoertuigen gemaximeerd met het instellen van een zogenaamd voertuigplafond. De belangrijkste reden voor het invoeren van dit plafond is dat we niet te veel voertuigen willen in relatie tot de openbare ruimte. Indien het plafond is bereikt, worden er geen nieuwe vergunningen meer verleend. Afhankelijk van het aanbod, spreiding en overlast kan jaarlijks het vigerende plafond worden herzien. Rotterdam stimuleert diversiteit in aanbod van exploitanten en voertuigen, maar te veel verschillende exploitanten is niet wenselijk. Dit heeft te maken met de herkenbaarheid en toegankelijkheid voor de gebruikers. Tevens weten we uit eerdere ervaringen in Rotterdam en uit andere steden dat er protesten en tegenbeweging ontstaan wanneer er te veel voertuigen en aanbieders actief zijn (zie onderstaande afbeeldingen). Ook in het buitenland is overlast door een wildgroei aan deelmobiliteit. Deze situaties wil Rotterdam voorkomen. Indien het plafond is bereikt, dienen de exploitanten te wachten tot er ruimte is.
Figuur 1 Bron: Instagram (Berlijn)
Het uitgangspunt bij start (1 januari 2020) is maximaal 6.500 deelvoertuigen. Dit aantal is gebaseerd op het maximaal aantal deelfietsen dat in Rotterdam aanwezig was in 2018 (ca. 4.500). De meeste van de deelfietsenwerden toen in of rond het centrum geplaatst en dit zorgde op verschillende plekken voor extra druk op de openbare ruimte en overlast. Na die tijd heeft een betere spreiding van deelvoertuigen plaatsgevonden. We zien dat er veel vraag is naar deelvoertuigen en dat exploitanten de meldingen rondom overlast snel en adequaat afhandelen. Daarom laten we 2.000 voertuigen meer toe.
Een van de doelen uit het Stedelijk Verkeersplan Rotterdam 2019 is een gezonde en aantrekkelijke stad. Daarbij geeft Rotterdam in eerste instantie de voorkeur aan actieve mobiliteit (lopen en fietsen). Daarom laten we het eerste jaar maximaal 3.000 deelfietsen toe in de stad. Vervolgens geven we de voorkeur aan schone- en ruimte-efficiënte mobiliteit. Waarbij we 2.000 elektrische brom- en snorfietsentoelaten. Voertuigen die de lucht verontreinigen worden niet toegelaten. In tabel 2.1 is de verdeling van het maximaal aantal voertuigen per voertuigcategorie opgenomen. Omdat de e-step een nieuw vervoersmiddel is, en verkeersdeelnemers nog moeten wennen aan de snelheid en deelname van dit voertuig aan het verkeer, laten we het eerste jaar maximaal 1000 stepjes toe. Op deze manier waarborgen we op voorhand de verkeersveiligheid rondom de elektrische deelstep. Vooralsnog zijn er op dit moment geen RDW-goedgekeurde deelsteps, maar zijn we wel voorbereid als deze de weg op mogen. Tot slot hebben we nog een categorie ‘Overige vormen’ waar we 500 voertuigen van toelaten het eerste jaar. De ontwikkelingen op deelmobiliteit volgen elkaar razendsnel op. Met deze categorie willen we flexibiliteit en ruimte voor innovatie waarborgen
Tabel 2.1: Maximaal aantal deelvoertuigen per categorie
In het verleden hebben zich in een korte tijd excessen voorgedaan met diverse exploitanten. Om hier grip op te houden en om de continuïteit en beheersbaarheid van de systemen beter te kunnen waarborgen moeten nieuwe exploitanten zich eerst ‘bewijzen’ voordat ze een groot aantal voertuigen in de openbare ruimte plaatsen. Nieuwe exploitanten mogen het eerste jaar daarom maximaal 500 voertuigen plaatsen in de stad. Dit strookt met de wens van de exploitanten. Vanuit hen is aangegeven dat een minimum van 300 tot 350 voertuigen wenselijk is om mee te kunnen starten. Deze voorwaarde geldt niet voor aanbieders die al langer actief zijn in Rotterdam.
3 Proces aanvraag en voorwaarden
In dit hoofdstuk leggen we het proces uit van aanvraag van vergunning tot toetsing tot evaluatie en opschaling.
Stap 1 Vergunning aanvragen via de gemeente
De exploitant dient een vergunning of wijziging aan te vragen via de website van de gemeente Rotterdam. Dit gebeurt via een daartoe bestemd aanvraagformulier via www.Rotterdam.nl. Om in aanmerking te komen voor de vergunning dient de exploitant aan de toelatingsvoorwaarden te voldoen, en de indieningsvereisten samen met de aanvraag van de vergunning aan te leveren. De aanvrager ontvangt een bevestiging van de aanvraag per mail.
De exploitant ontvangt een ontvangstbevestiging van zijn aanvraag. Indien blijkt dat de aanvraag niet volledig is, wordt de exploitant in de gelegenheid gesteld om binnen een termijn van twee weken de ontbrekende documenten aan te leveren. Indien de aanvraag niet tijdig wordt aangevuld, wordtdeze buiten behandeling gesteld. Het college beslist binnen vier weken na de datum van ontvangst van de aanvraag op een aanvraag.
Voorafgaand aan de verlening van de vergunning kan de exploitant uitgenodigd worden om de aanvraag en het implementatieplan toe te komen lichten. Op deze manier waarborgen we dat het deelsysteem op een zorgvuldige manier wordt uitgerold over Rotterdam.
Stap 3 Verstrekken van de vergunning
Wanneer het maximaal aantal voertuigen nog niet is bereikt, kan de vergunning worden verleend en kan de exploitant starten. Wanneer het maximaal aantal voertuigen (plafond) is bereikt, zal een aanvraag worden afgewezen. Het kan voorkomen dat een vergunning wordt ingetrokken, aanbieders zich terugtrekken of het plafond wordt verhoogd, wat betekent dat er weer ruimte vrijkomt.
Als de vergunning is verstrekt dient de exploitant het aantal voertuigen aan te bieden conform de vergunning. De exploitant heeft tot 3 maanden de tijd na afgifte van de vergunning de vloot op straat aan te bieden.
3.2 Toelatingsvoorwaarden en aanvraag
Een exploitant kan in aanmerking komen voor een vergunning indien hij aan de volgende toelatingsvoorwaarden voldoet:
Om volledig te zijn voegt de exploitant bij zijn aanvraag minstens de volgende stukken toe:
Een exploitatieplan (op welke manier systeem bijdraagt aan de doelen en ambities van de stad, werking systeem, aantal voertuigen, locaties, communicatie met gemeente en klanten, naleving wet- en regelgeving, afhandeling klachten en meldingen, werking van de app, werking onderhoud en distributie voertuigen, hoe omgegaan wordt met kapotte voertuigen, naleving exploitatievoorschriften, welke bijdrage aan eerst actieve, dan schone- en ruimte-efficiënte mobiliteit etc.)
In dit hoofdstuk staan de voorschriften waaraan de exploitant moet voldoen. Een van de uitgangspunten hierbij is om de verantwoordelijkheid voor een goed en juist gebruik van de openbare ruimte zo veel mogelijk bij de vergunninghouders neer te leggen. De exploitant zorgt ervoor dat hij voldoet aan de gestelde voorschriften zoals die zijn opgenomen in de vergunning en de daarbij behorende informatie.
De volgende exploitatievoorschriften zijn van toepassing:
Overlast en verkeersveiligheid
De exploitant dient een continuïteit in aanbod te garanderen. Indien de exploitant een onderbreking van de werking van het systeem wil, waardoor gebruikers geen of slechts gedeeltelijk beschikking hebben over de deelvoertuigen, dient hij deze onderbreking per mail te melden bij de gemeente. De voertuigbeschikbaarheid zegt iets over de betrouwbaarheid van het systeem. De exploitant zorgt ervoor dat 90% van de voertuigen op straat overdag beschikbaar is. Indien de exploitant minder voertuigen op straat wil plaatsen die dit ook gemeld te worden bij de gemeente. Een voertuig wordt geacht beschikbaar te zijn als:
De deelvoertuigen moeten steeds conform de Wegenverkeerswet en conform de Algemene plaatselijke verordening worden gebruikt, gestald of geparkeerd. De exploitant geeft in zijn vergunningsaanvraag aan hoe hij zijn klanten zal aanzetten om deze regels na te leven. Deze inspanning dient minstens elk werkingsjaar of op verzoek van de gemeente bij de klanten herhaald te worden. De exploitant is te allen tijde verantwoordelijk voor het correct stallen van de deelvoertuigen en neemt de nodige maatregelen om hinderlijk of foutief gestalde voertuigen binnen 24 uur op tehalen of op een correcte wijze te stallen.
De deelvoertuigen mogen niet achtergelaten worden in de parkeerverbodszones waar het achterlaten van voertuigen verboden is. Deze zones zijn vastgelegd (aanwijsbesluit) door het college van burgemeester en wethouders. Elke exploitant dient zijn software voor de gebruiker zo op te maken en te exploiteren dat het onmogelijk is voor gebruikers om een gebruikssessie te beëindigen indien de gebruiker zich in dergelijke zone bevindt.
De deelvoertuigen dienen aan de volgende voorschriften te voldoen:
Deelvoertuigen dienen voor wat betreft al hun onderdelen voldoende te zijn beveiligd tegen diefstal en vandalisme. Dit houdt onder meer in dat ze voorzien zijn van een slot of systeem dat het deelvoertuig onbruikbaar maakt voor verplaatsingen indien het staat gestald, en dat onderdelen niet zonder meer afneembaar zijn.
Om het gebruiksniveau van de deelsystemen te bewaken met het oog op overlast, de openbare orde en veiligheid dienen deelvoertuigen zo min mogelijk stil te staan. Het eerste jaar dienen de voertuigen gemiddeld 1,0 rit per dag gebruikt te worden. Na het eerste jaar dient minstens een gemiddeld gebruik van 2,0 rit per deelvoertuig per dag gehaald te worden. Sommige voertuigen worden voor een langere periode gehuurd. De “back-to-one” systemen zoals de bakfiets en OV-fiets vallen hier dan ook nietonder.
Stilstandtijd: Om de druk op de openbare ruimte en overlast van deelvoertuigen in onder meer woonstraten te beperken, mag een deelvoertuig niet langer dan vier dagen stilstaan op dezelfde locatie. De exploitant moet voor die tijd het voertuig op eenandere locatie neerzetten. Daarbij moet rekening gehouden worden met de spreiding van de voertuigen, zoals in voorgenoemd punt is beschreven.
De exploitant stelt de geanonimiseerde verplaatsingsgegevens van het deelsysteem beschikbaar met het dashboard van het CROW, die gebruik maakt van de GBFS+, Openbike of TOMP-API. Een gelijkwaardig equivalent voldoet ook. Zo kan de gemeente de uitvoering van de vergunning controleren. Het dashboard toont op elk moment van de dag waar welke vanuw deelfietsen staan/zijn, wat de status is (verhuurd, beschikbaar) en hoe lang de fiets al die status heeft.
Aan het einde van de levensduur van de deelvoertuigen worden deze niet verkocht in dezelfde verschijningsvorm als waarin ze door de exploitant worden aangeboden teneinde verwarring in het straatbeeld te vermijden (de voertuigen dienen bv. te worden overgeschilderd, ontdaan van karakteristieke elementen, ontdaan van naam deelsysteem en identificatienummer deelfiets, enz.).
Na beëindiging of intrekken van vergunning krijgt de exploitant één maand de tijd om alle voertuigen en in deopenbare ruimte aangebrachte deelstations e.d. te verwijderen. Indien dit niet adequaat gedaan wordt, kan de gemeente overgaan tot verwijdering. De kosten die daarmee gemoeid zijn worden doorberekend aan de exploitant.
Service(help)desk: de exploitant is zowel telefonisch als per e-mail bereikbaar voor zijn klanten, gemeente en derden (o.a. bewoners). De exploitant zorgt ervoor dat klachten en meldingen binnen 48 uur worden behandeld en houdt een klachten- en meldingenregister bij metomschrijving van de klacht of melding en de opvolging hiervan. Dit kan worden opgevraagd door de gemeente of de politie, met inachtneming van de wetgeving over bescherming persoonsgegevens.
Naast de bovengenoemde voorschriften, willen wij als gemeente ook sturen op de volgende zaken:
De exploitant dient mee te werken aan interoperabiliteitstrajecten om een zo laag mogelijke belasting van de publieke ruimte te waarborgen en zo optimaal mogelijk in de mobiliteitsbehoeftes van de stad te voorzien. Interoperabiliteit betekent dat u toestaat en mogelijk maakt dat andere partijen (onder voorwaarden) uw deelvoertuigen verhuren. Dit omvat alle stappen van het verhuurproces, dus: alle interactie met de gebruiker, het zoeken en selecteren van een voertuig, het starten en beëindigen van de huur, het openen en sluiten van het slot én het betalen voor het gebruik.
De exploitant werkt mee aan het gebruiken van een open standaard. Op dit moment zijn een aantal standaarden in ontwikkeling die voldoen, zoals GBFS+, Openbike en TOMP-API. Maar ook een andere open standaard, die voldoet aan de functionaliteit zoals genoemd in voorschrift 10, openbaar is (en door iedereen zonder kosten gebruikt mag worden) en wordt toegepast wordt door ten minste 5 bedrijven voldoet.
De exploitant voert frequent (1x per jaar) onderzoek uit naar de gebruikers van de dienst. In dit onderzoek, dat mede door de gemeente wordt opgesteld wordt onderzoek gedaan naar o.a. modal shift en effect op autogebruik, trends en ontwikkelingen over het verplaatsingsgedrag van hun gebruikers met o.a. herkomst- en bestemmingen van ritten en verschillen in ochtend- en avondspits, weekend en feestdagen, etc.
4.3 Uitbreidingsmogelijkheden vergunning
Indien een exploitant zich na één jaar heeft bewezen in Rotterdam is hetmogelijk om gedurende de looptijd van de vergunning het systeem uit te breiden. Dit kan alleen na bewezen succes en rekening houdend met het maximale aantal deelvoertuigen per deelvoertuigcategorie. Bewezen succes wordt gedefinieerd als:
Bij het aanvragen voor een vergunning worden leges in rekening gebracht voor de kosten die gemoeid zijn met de behandeling van de aanvraag en het verlenen van een vergunning. Indien er gehandhaafd moet worden, heeft de gemeente de reguliere mogelijkheden die het bestuursrecht biedt om de kosten van handhaving op de overtreder te verhalen.
De exploitant dient de voorschriften van de vergunning na te leven. Elk kwartaal vinden er evaluatiegesprekken plaats. Zowel de gemeente als de exploitant levert data aan die we toetsen aan de kwaliteitscriteria voor overlast en verkeersveiligheid. Indien de exploitant hier niet aan voldoet wordt de exploitant hierop geattendeerd. De exploitant krijgt dan drie maanden de tijd om de dienstverlening te verbeteren. Indien er geen verbetering plaats vindt, kan het college van burgemeerster en wethouders (mede op advies van de politie en toezichhouders) overgaan tot schorsing of intrekken van de vergunning. Wanneer een exploitant een deelsysteem aanbiedt op straat en hier geen vergunning voor heeft is het college bevoegd om bestuursdwang en ook onder last een dwangsom op te leggen.