Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gorinchem

BELEIDSLIJN WET BIBOB GEMEENTE GORINCHEM 2021

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieGorinchem
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBELEIDSLIJN WET BIBOB GEMEENTE GORINCHEM 2021
Citeertitel
Vastgesteld doorburgemeester
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

N.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

21-07-2021Beleidslijn Wet Bibob gemeente Gorinchem 2021

06-07-2021

gmb-2021-239272

Tekst van de regeling

Intitulé

BELEIDSLIJN WET BIBOB GEMEENTE GORINCHEM 2021

De burgemeester en het college van burgemeester en wethouder van de gemeente Gorinchem, ieder voor zover het zijn bevoegdheden betreft;

 

gelezen het voorstel van 15 juni 2021;

 

gelet op het bepaalde in de Wet Bibob, artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), artikelen 3, 27, 30a , 31 en 32 van de Alcoholwet, artikelen 30b, 30e en 30f van de Wet op de kansspelen, artikelen 2:25A, 2:28, 2:39 en 3:4 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Gorinchem (hierna: de Algemene Plaatselijke Verordening), artikel 2 van de Speelautomatenverordening gemeente Gorinchem 2012, artikelen 2.1, 2.20 en 5.19, vierde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, artikel 2 van de Algemene subsidieverordening gemeente Gorinchem 2011 en het Inkoop- en aanbestedingsbeleid van de gemeente Gorinchem 2019;

 

overwegende dat dat de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: de Wet Bibob) hen beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van hun uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;

 

besluit vast te stellen:

 

Beleidslijn Wet Bibob gemeente Gorinchem 2021

 

 

Paragraaf 1: Algemeen

 

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    De definities in artikel 1.1 van de Wet Bibob zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidslijn.

  • 2.

    In deze beleidslijn wordt verstaan onder:

  • a.

    bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gorinchem (ieder voor zover het zijn bevoegdheden betreft);

  • b.

    bibob-toets: een toets aan de Wet Bibob door het bestuursorgaan / rechtspersoon met een overheidstaak en/of het Bureau bij een aanvraag om beschikking, een verleende beschikking, transactie of een overheidsopdracht. Het eigen onderzoek is een vast onderdeel van de Bibob-toets;

  • c.

    bibob-vragenformulier: een formulier gebaseerd op de regeling als bedoeld in artikel 7a lid 5 van de wet;

  • d.

    Bureau Bibob/Bureau: het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur zoals bedoeld in artikel 8 van de wet;

  • e.

    eigen onderzoek: de wijze waarop de gemeente Gorinchem in beginsel toepassing geeft aan artikel 7a van de wet, waarbij onderzoek wordt gedaan naar feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 3, eerste tot en met zesde lid, en artikel 9, tweede en derde lid van de wet. Het eigen onderzoek is nader omschreven in artikel 4.2 en de toelichting van deze beleidslijn;

  • f.

    rechtspersoon met een overheidstaak: de gemeente Gorinchem;

  • g.

    RIEC: het Regionaal Informatie en Expertisecentrum Rotterdam, het regionaal samenwerkingsverband zoals bedoeld in artikel 28, tweede lid, aanhef en onder onder d., van de wet;

  • h.

    wet: Wet Bibob (Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur).

  • 3.

    Waar in deze beleidsregel ‘gemeente Gorinchem’ wordt genoemd, wordt hiermee zowel het bestuursorgaan als -wanneer van toepassing- de gemeente Gorinchem (hierna: de gemeente) bedoeld.

 

Artikel 1.2 Doel beleidslijn

In deze beleidslijn geeft het bestuursorgaan aan hoe de wet wordt toegepast bij aanvragen om beschikkingen of intrekkingen van beschikkingen als bedoeld in paragraaf 2 (publiekrechtelijke beschikkingen) van deze beleidslijn. Daarnaast geeft deze beleidslijn aan hoe de gemeente de wet toepast bij de gunning dan wel intrekking van aanbestedingen (overheidsopdrachten) als bedoeld in paragraaf 3 (privaatrechtelijke transacties) van deze beleidslijn. Voor vastgoedtransacties geldt een afzonderlijke beleidslijn: de Beleidslijn Wet Bibob vastgoed gemeente Gorinchem.

 

Paragraaf 2: Publiekrechtelijke beschikkingen

 

Artikel 2.1 Toepassingsbereik bij nieuwe beschikkingen

De toepassing van de wet zal door het bestuursorgaan op de hieronder aangeduide beschikkingen op de volgende wijze plaatsvinden:

  • 1.

    Uitvoering van de Bibob-toets vindt plaats bij elke aanvraag van een nieuw (horeca)bedrijf1, voor een beschikking als bedoeld in:

  • a.

    artikel 3 van de Alcoholwet, niet zijnde een horecabedrijf van een paracommerciële rechtspersoon of een slijtersbedrijf (vergunning op grond van de Alcoholwet);

  • b.

    artikel 30b van de Wet op de kansspelen; (aanwezigheidsvergunning kansspelautomaat / -automaten);

  • c.

    artikel 2:28 van de Algemene Plaatselijke Verordening; (exploitatievergunning ‘commerciële’ openbare inrichting, zoals een coffeeshop, hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, afhaalpunten, fast- en foodbezorging, take away en maaltijdbezorging) en een publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden verstrekt of bereid;

  • d.

    artikel 2:39 van de Algemene Plaatselijke Verordening (vergunning speelgelegenheid);

  • e.

    artikel 3:4 van de Algemene Plaatselijke Verordening (exploitatievergunning seksinrichtingen of escortbedrijf);

  • f.

    artikel 2 van de Speelautomatenverordening gemeente Gorinchem (speelautomatenhal);

  • g.

    artikel 2:74c van de Algemene Plaatselijke Verordening (exploitatievergunning voor een smartshop of headshop).

  • 2.

    Uitvoering van de Bibob-toets vindt plaats bij elke aanvraag voor een beschikking als bedoeld in:

  • a.

    artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a., van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning bouwactiviteit), voor zover dat onderdeel betrekking heeft op het bouwen in één van de volgende risicocategorieën:

  • commerciële openbare inrichtingen (horecabedrijven), zoals een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis, clubhuis, afhaalpunten, fast- en foodbezorging, take away, maaltijdbezorging;

  • een commerciële openbare inrichting (horecabedrijf), zoals een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis, clubhuis, afhaalpunt, fast- en foodbezorging, take away en maaltijdbezorging;

  • elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was:

  • logies wordt verstrekt (waaronder hotels, kamerverhuurbedrijven, pensions);

  • dranken worden verstrekt/geschonken (waaronder commerciële openbare inrichtingen);

  • spijzen voor directe consumptie worden verstrekt of bereid (waaronder een commerciële openbare inrichting); of

  • rookwaren (waaronder een coffeeshop) voor directe consumptie worden verstrekt;

  • een voor het publiek toegankelijke gelegenheid waar bedrijfsmatig of in een omvang alsof deze bedrijfsmatig is de mogelijkheid wordt geboden enig spel te beoefenen, waarbij geld of in geld inwisselbare voorwerpen kunnen worden gewonnen of verloren (speelgelegenheid);

  • een voor het publiek toegankelijke ruimte waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet, handelingen en werkzaamheden worden verricht die verband houden met dan wel inherent zijn aan het exploiteren van hetgeen in het maatschappelijk verkeer vaak wordt aangeduid als een smartshop of headshop;

  • een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar of in combinatie met een horecabedrijf/openbare inrichting;

  • een natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt of daarin bemiddelt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend (waaronder een escortbedrijf);

  • een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van erotisch-pornografische aard aan particulieren plegen te worden verkocht of verhuurd (waaronder een sekswinkel);

  • een inrichting, bestemd om het publiek de gelegenheid te geven een spel door middel van onder andere speelautomaten te beoefenen als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder b., van de Wet op de kansspelen (waaronder een speelautomatenhal);

  • de volgende categorieën bedrijven:

  • afvalbewerkings- en verwerkingsbedrijf;

  • wisselkantoor;

  • wellnessbedrijf, zoals massagesalon, beautysalon, nagelstudio, zonnebankstudio of saunabedrijf;

  • sportschool of fitnesscentrum;

  • kapperszaak;

  • belwinkel;

  • internetcafé;

  • uitzendbureau;

  • opkoper en/of handelaar in gebruikte of ongeregelde goederen;

  • belwinkel, internetcafé of gamecenter;

  • kamerverhuurbedrijf;

  • transportonderneming;

  • autoverkoop- of -verhuurbedrijf (waaronder ook koop en verkoop van auto-onderdelen), autosloperij of schadeherstelbedrijf;

  • sloopbedrijf;

  • import- en exportbedrijf (handelsondernemingen; schoenen, kleren, onderdelen);

  • vastgoedbedrijf;

  • vuurwerkbranche;

  • woon-/zorgkantoor waar bedrijfsmatig zorg wordt verleend

  • zorgaanbieder;

  • PGB-bureau;

  • jachthaven;

  • categorieën die een sterke relatie hebben met bovenstaande.

  • b.

    artikel 2:25A van de Algemene Plaatselijke Verordening (evenementenvergunning bedrijf, voor zover het een evenementenvergunning voor vechtsportwedstrijden of -gala’s, bijeenkomsten van motorclubs, dan wel een daarmee gelijk te stellen evenement betreft2);

  • c.

    vergunning tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat, conform de Algemene Plaatselijke Verordening.

  • 3.

    Uitvoering van het eigen onderzoek kan bij onderstaande aanvragen voor een beschikking plaatsvinden als sprake is van:

  • ambtelijke informatie; en/of

  • informatie afkomstig van één van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC; en/of

  • wanneer vanuit het Bureau Bibob informatie als bedoeld in artikel 11 dan wel vanuit het OM informatie als bedoel in artikel 26 van de wet wordt verstrekt,

  • duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat ten aanzien van de betrokkene(n) en/of derde(n) als bedoeld in artikel 3, vierde lid, van de wet, mogelijk sprake is van een ernstige dan wel mindere mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet:

  • a.

    artikel 3 van de Alcoholwet (vergunning op grond van de Alcoholwet: ‘commercieel’ horecabedrijf, horecabedrijf paracommerciële rechtspersoon en slijtersbedrijf);

  • b.

    artikel 30a van de Alcoholwetwet (melding wijziging leidinggevende aanhangsel van de vergunning op grond van de alcoholwet: horecabedrijf, horecabedrijf paracommerciële rechtspersoon en slijtersbedrijf);

  • c.

    artikel 30b van de Wet op de kansspelen; (aanwezigheidsvergunning kansspelautomaat(en));

  • d.

    artikel 2:25A van de Algemene Plaatselijke Verordening; (evenementenvergunning bedrijf);

  • e.

    artikel 2:28 van de Algemene Plaatselijke Verordening; (exploitatievergunning openbare inrichting (‘commercieel’ en ‘niet-commercieel’), zoals een coffeeshop, hotel, restaurant, pensioncafé, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis, afhaalpunten, fast- en foodbezorging, take away of maaltijdbezorging of elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden verstrekt of bereid);

  • f.

    artikel 2:39 van de Algemene Plaatselijke Verordening (vergunning speelgelegenheid);

  • g.

    artikel 3:4 van de Algemene Plaatselijke Verordening (exploitatievergunning seksinrichting en escortbedrijf);

  • h.

    artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a., van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning bouwactiviteit);

  • i.

    artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e., van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning inrichting Wet Milieubeheer, waaronder de gevallen die behoren tot de afval en/of vuurwerkbranche);

  • j.

    artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i., van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is bepaald, dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden bedoeld in artikel 3 Wet Bibob, kan worden geweigerd (omgevingsvergunning beperkte milieutoets, waaronder gevallen die onder de categorie afvalstoffen vermelde activiteiten autodemontage, banden van voertuigen, kunststofafval, medisch en hygiënisch afval, mengen van afval in de betonindustrie en schroot vallen).

  • 4.

    Uitvoering van het eigen onderzoek kan bij overige aanvragen om een beschikking, wanneer deze aanvragen niet genoemd zijn in deze beleidsregel, plaats vinden wanneer uit:

  • ambtelijke informatie; en/of

  • informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC; en/of

  • wanneer vanuit het Bureau Bibob informatie als bedoeld in artikel 11 dan wel vanuit het OM informatie als bedoel in artikel 26 van de wet wordt verstrekt,

  • duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat ten aanzien van de betrokkene(n) en/ of derden als bedoeld in artikel 3 lid 4 van de wet, mogelijk sprake is van een ernstige dan wel mindere mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

 

Artikel 2.1a Uitbreiding toepassing Bibob-toets bij aanvragen voor een beschikking genoemd in artikel 2.1

Naast de in artikel 2.1 aangeduide gevallen, voert het bestuursorgaan een Bibob-toets uit als bij navraag door het bestuursorgaan bij het Bureau blijkt, dat tegen de aanvrager van een beschikking in de afgelopen twee jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Bureau.

 

Artikel 2.1b Beperking toepassing Bibob-toets bij aanvragen voor een beschikking genoemd in artikel 2.1

De Bibob-toets wordt ten aanzien van de in artikel 2.1 aangeduide gevallen niet toegepast, als de aanvraag afkomstig is van:

  • 1.

    overheidsinstanties;

  • 2.

    semi-overheidsinstanties3;

  • 3.

    toegelaten woning(bouw)corporaties (toegelaten door de Minister van Volkshuisvesting conform Woningbesluit 1932 met een daartoe verstrekte vergunning);

  • 4.

    door het college van burgemeester en wethouders bij (specifiek) besluit aangewezen aanvragers (b.v. PPS-constructies van particuliere ondernemingen en overheid).

 

Artikel 2.2 Toepassingsbereik weigering volledig invullen Bibob-vragenformulieren en verleende beschikkingen

 

Artikel 2.2a Weigering volledig invullen Bibob-vragenformulieren

Bij een weigering om de Bibob-vragenformulieren volledig ingevuld te retourneren, zullen bij aanvragen om een beschikking de daartoe gestelde regels van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toegepast worden. Bij volharding zal de gevraagde beschikking buiten behandeling worden gesteld ingevolge artikel 4:5 van de Awb.

 

Artikel 2.2b Toepassingsbereik bij reeds verleende beschikkingen

  • 1.

    Het bestuursorgaan past de wet toe met betrekking tot reeds verleende beschikkingen als:

  • a.

    de verstrekte beschikking betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in bijlage 3 in deze beleidslijn en/of op een locatie, die gelegen is in een concreet bepaald gebied, dat op basis van een daartoe genomen besluit van het bestuursorgaan na de verstrekking van de beschikking is aangewezen als risicogebied;

  • b.

    de verstrekte beschikking onderdeel uitmaakt van een branche of onderdeel in deze branche, die op basis van een door het bestuursorgaan genomen besluit na de verstrekking van de beschikking is aangewezen voor een generieke Bibob-toets;

  • c.

    er vanuit eigen informatie, vanuit informatie van het Bureau, dan wel vanuit informatie van één of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC, aanwijzingen zijn dat er sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet;

  • d.

    informatie als bedoeld in artikel 26 jo. artikel 11 van de wet wordt verkregen vanuit het OM, direct of als reactie op een door haar ontvangen signaal van het Bureau, die duidt op een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet;

  • e.

    bekend wordt, dat tegen betrokkene in een andere gemeente bij een Bibob-toets een ernstig gevaar is geconstateerd en aan betrokkene alhier een soortgelijke beschikking is verstrekt. In geval aan betrokkene in meerdere gemeenten binnen het samenwerkingsverband RIEC eerder al een soortgelijke beschikking is verleend, verzoekt het bestuursorgaan het RIEC om coördinatie in de Bibob-toets.

  • 2.

    Ten aanzien van de reeds verleende beschikking wordt de volharding in de weigering om de Bibob-vragenformulieren volledig ingevuld te retourneren, beschouwd als een ernstig gevaar als genoemd in artikel 4 jo. artikel 3 van de wet. De reeds verleende beschikking wordt als gevolg daarvan ingetrokken.

 

Artikel 2.3 Toepassingsbereik bij subsidies

Het bestuursorgaan (het college) past de wet toe met betrekking tot een aanvraag voor dan wel de intrekking van een reeds verleende subsidie als bedoeld in de Algemene subsidieverordening gemeente Gorinchem. Een Bibob-toets wordt uitgevoerd als:

  • 1.

    de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd valt onder één of meer van de in de bijlage 1 genoemde risicocategorieën; of

  • 2.

    sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of wanneer er vanuit het Bureau Bibob informatie als bedoeld in artikel 11 dan wel vanuit het OM informatie als bedoel in artikel 26 van de wet wordt verstrekt, duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat ten aanzien van de betrokkene(n) en/of derden als bedoeld in artikel 3 lid 4 van de wet, mogelijk sprake is van een ernstige dan wel mindere mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

 

Artikel 2.4 Aanvullend toepassingsbereik

Uitvoering van de Bibob-toets vindt plaats bij aanvragen voor een beschikking die in artikel 2.1, eerste tot en met het derde lid en artikel 2.3 van deze beleidslijn zijn opgesomd, als:

  • 1.

    de aanvraag betrekking heeft op een locatie, die gelegen is in een concreet bepaald gebied, dat op basis van een daartoe genomen besluit van het bestuursorgaan is aangewezen als risicogebied;

  • 2.

    de aanvraag onderdeel uitmaakt van een branche of onderdeel in deze branche, die op basis van een door het bestuursorgaan genomen besluit is aangewezen voor een generieke Bibob-toets.

 

Paragraaf 3: Privaatrechtelijke transacties

 

Artikel 3.1 Toepassingsbereik bij aanbestedingen

  • 1.

    De gemeente kan een Bibob-toets uitvoeren ten aanzien van een alle overheidsopdrachten als bedoeld in artikel 1.1 van de Aanbestedingswet 2012, als op grond van de activiteiten behorend tot een als zodanig door de gemeente Gorinchem benoemde risicocategorie en/of risicogebied zoals benoemd in bijlage 3;

  • 2.

    De gemeente kan een Bibob-toets uitvoeren als er grond van eigen ambtelijke informatie en/of informatie verkregen van het Bureau (artikel 11 en/ of 11a van de wet) en/of informatie verkregen vanuit het OM conform artikel 26 van de wet (OM-tip) en/of informatie verkregen van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC, vragen ontstaan of bestaan over de integriteit van de betrokkene en/ of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid, van de Wet Bibob en/ of over de organisatiestructuur en/ of wijze van financiering.

  • 3.

    De gemeente kan in iedere fase van een aanbesteding ter zake een overheidsopdracht als in het eerste lid van dit artikel bedoeld, een Bibob-toets uitvoeren. Derhalve kunnen aan een Bibob-toets worden onderworpen zowel degenen die de gemeente voornemens is te selecteren tot een volgende fase van de aanbesteding, dan wel degene(n) aan wie de gemeente voornemens is de betreffende overheidsopdracht te gunnen.

  • 4.

    De gemeente kan ook na gunning van een overheidsopdracht als bedoeld in dit artikel besluiten een Bibob-toets uit te voeren. Daartoe wordt in de betreffende aanbestede (concept)overeenkomst(en) een nadere bepaling opgenomen. Die bepaling heeft als strekking dat de overeenkomst kan worden ontbonden door het bestuursorgaan, als (alsnog) feiten of omstandigheden in relatie tot het bedrijf op de persoon van de opdrachtgever bekend zijn geworden die, ware deze bekend geweest vóór het tot stand komen van de overeenkomst, aanleiding zouden zijn geweest om de opdrachtnemer uit te sluiten van verdere deelname aan de aanbesteding. De gemeente kan in het hiervoor bedoelde geval besluiten niet tot ontbinding over te gaan, als zij van oordeel is dat uit de Bibob-toets gebleken mate van gevaar in voldoende mate valt te reduceren door het stellen van (nadere) uitvoeringsvoorwaarden.

 

Paragraaf 4: Afwijkingsbevoegdheid en overgangsrecht

 

Artikel 4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bestuursorgaan / de gemeente kan op basis van feiten en omstandigheden in bijzondere gevallen gemotiveerd afwijken van de maatregelen zoals deze zijn vastgesteld in deze beleidslijn (artikel 4:84 van de Awb, de zogenaamde inherente afwijkingsbevoegdheid).

 

Artikel 4.2 Overgangsrecht

Deze beleidslijn is van toepassing op ontvangen aanvragen, aangevangen onderhandelingen en aanbestedingen, en op reeds verleende beschikkingen, aangegane transacties en gegunde overheidsopdrachten, vanaf de datum van inwerkingtreding.

 

Paragraaf 5: Inwerkingtreding en citeertitel

 

Artikel 5.1 Inwerkingtreding beleidslijn en intrekking oude beleidsregels

  • 1.

    De Beleidslijn Wet Bibob gemeente Gorinchem, vastgesteld op 8 januari 2019, wordt ingetrokken.

  • 2.

    De Beleidslijn Wet Bibob gemeente Gorinchem 2021 treedt in werking op de dag na bekendmaking in het Gemeenteblad.

 

Artikel 5.2 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als de ‘Beleidslijn Wet Bibob gemeente Gorinchem 2021’.

 

Aldus vastgesteld door de burgemeester respectievelijk het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gorinchem (ieder voor zover het zijn bevoegdheden betreft) op 6 juli 2021.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bijlagen:

  • 1.

    Toelichting algemeen: Beleidslijn Wet Bibob gemeente Gorinchem 2021.

  • 2.

    Stappenplan eigen onderzoek.

  • 3.

    Risicocategorieën.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bijlage 1. Toelichting algemeen: Beleidslijn Wet Bibob Gorinchem 2021

 

1. Inleiding

Eén van de conclusies die de Parlementaire Enquête Commissie Van Traa in 1996 trok was dat de ernst van georganiseerde criminaliteit vooral was gelegen in het grote financiële gewin en de economische macht die daaruit voortvloeit. Die economische macht beperkt zich niet tot de onderwereld, maar dringt in allerlei gedaanten in de bovenwereld door, aldus de commissie. Criminele personen kunnen met al dat geld infiltreren in het economische leven door onder meer gebruik te maken van bestuurlijke faciliteiten, zoals vergunningen, subsidies en overheidsopdrachten. Dit heeft een aantasting van de integriteit van de overheid tot gevolg.

 

2. De Wet Bibob

2.1 Algemeen

De integriteit van het bestuursorgaan/de gemeente wordt aangetast als er bij een verleende of te verlenen beschikking (vergunning, ontheffing of subsidie), overheidsopdracht of vastgoedtransactie, sprake is van het aanwenden van financieel voordeel uit (reeds gepleegde) criminele activiteiten, dan wel het plegen van strafbare feiten door betrokkene.

Ter bescherming van hun integriteitsrisico, hebben bestuursorganen er sinds 1 juni 2003 een instrument bij gekregen: de Wet Bibob. Deze wet dient primair ter bescherming van het integriteitsrisico van bestuursorganen (tegenwoordig ook voor de rechtspersonen met een overheidstaak, dat wil zeggen bij privaatrechtelijke overheidshandelingen zoals aanbestedingen en vastgoedtransacties). Zij is dus niet het instrument om criminele gedragingen van personen / organisaties te bestrijden.

De toepassing van dit instrument is beperkt tot de gevallen, die zijn opgenomen in de Wet Bibob en het Besluit Bibob. Na uitvoerige evaluatie van deze regelgeving, zijn er per 1 januari 2013 onder andere een aantal aanvullingen / wijzingen doorgevoerd op het toepassingsbereik van de Wet Bibob en het Besluit Bibob.

 

2.2 Uitbreiding Wet Bibob per 1 augustus 2020

2.2.1 Uitbreiding reikwijdte overheidsopdrachten

Alle overheidsopdrachten vallen onder het bereik van de Wet Bibob. Voorheen kon de Wet Bibob enkel worden toegepast bij overheidsopdrachten in de sectoren bouw, milieu en ICT. Zie artikel 1, eerst lid, van de Wet Bibob; begripsbepaling ‘overheidsopdracht’

 

2.2.2 Beoordeling en gevolgen

Strafbaar feit gepleegd ter verkrijging of ter behoud van een beschikking of vastgoedtransactie

De gewijzigde Wet Bibob maakt geen onderscheid meer tussen strafbare feiten die zijn gepleegd ter verkrijging van of ter behoud van een beschikking. Indien sprake is van (een vermoeden van)

zo’n strafbaar feit, kan de beschikking worden geweigerd of ingetrokken. Het voorgaande is op grond van de gewijzigde wet ook van toepassing bij vastgoedtransacties. Zie artikel 3, zesde lid en artikel 9, derde lid, aanhef en onder c., van de Wet Bibob.

 

Voorschriften bij een beschikking

Er zijn aanvullingen opgenomen ten aanzien van het verbinden van voorschriften aan een beschikking.

Het verbinden van voorschriften aan een beschikking is nu ook mogelijk bij een ernstig gevaar waarbij weigering of intrekking niet proportioneel is. Voorschriften mogen worden gewijzigd, aangevuld of ingetrokken. Voorschriften kunnen ook op een later moment alsnog aan een beschikking worden verbonden. Tot slot kan een beschikking worden ingetrokken als de daaraan verbonden voorschriften niet worden nageleefd. Zie artikel 3, zevende lid, van de Wet Bibob. Zie artikel 3, zevende lid, van de Wet Bibob.

 

Feiten en omstandigheden die erop wijzen dat de betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten

Voorheen was enkel bij een strafrechtelijke veroordeling sprake van feiten en omstandigheden die erop wijzen dat de betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten. In tegenstelling tot feiten en omstandigheden die doen vermoeden dat de betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten. Nu geldt dat ook in de volgende gevallen:

  • onherroepelijke strafbeschikkingen;

  • voldane transacties;

  • onherroepelijke bestuurlijke boetes; of

  • bestuurlijke boetes die in stand zijn gelaten door de bestuursrechter.

Het betreft telkens gevallen waarin de rechter een strafbaar feit bewezen dan wel aannemelijk acht of de betrokkene zich niet (langer) tegen een sanctie heeft verzet (Zie artikel 3a, eerste lid, van de Wet Bibob)

 

Beoordeling van feiten en omstandigheden bij een sepot

Een strafbaar feit ter zake waarvan het OM niet tot vervolging overgaat of de vervolging niet voortzet (een zogenaamd sepot), kan (weer) worden betrokken bij de beoordeling van de mate van gevaar. Dit is met name een wijziging bij bewijssepots. Jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van de State (ECLI:NL:RVS:2015:333, r.o. 3.1.) stond hier eerder aan in de weg, zodat deze feiten en omstandigheden buiten de gevaarsbeoordeling bleven. Zie artikel 3a, tweede lid, van de Wet Bibob.

 

Sanctie bij niet-antwoorden op aanvullende vragen van het Bureau aan betrokkene

Het Bureau kan met aanvullende vragen de betrokkene om aanvullende gegevens verzoeken. Als de betrokkene weigert deze gegevens te verstrekken, concludeert het Bureau in het advies dat sprake is van een ernstig gevaar. Deze sanctie is nu zowel bij een reeds verleende als bij een aangevraagde beschikking van toepassing. (Zie artikel 4, tweede lid, van de Wet Bibob)

 

2.2.3 Eigen onderzoek bestuursorganen

Versterking eigen onderzoek

De mogelijkheden tot het doen van eigen onderzoek door bestuursorganen zijn versterkt (zie ook hierna). In Wet Bibob staat voorts het artikel dat ziet op dit eigen onderzoek op een prominentere en logischere plek, namelijk in artikel 7a. Zie artikel 7a, voorheen artikel 30 van de Wet Bibob.

 

Versterking informatiepositie voor bestuursorganen

Met de uitbreiding van de Wet Bibob per 1 augustus 2020 heeft het bevoegde bestuursorgaan toegang tot meer justitiële gegevens. Niet meer enkel de gegevens van de betrokkene en (indirecte) bestuurders, maar ook van een aantal categorieën derden (artikel 15, eerste lid, aanhef en onder b. jo. 15, tweede lid, van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens). Het betreft:

  • degene die direct of indirect leiding geeft of heeft gegeven aan betrokkene;

  • degene die direct of indirect zeggenschap heeft of heeft gehad over betrokkene;

  • degene die direct of indirect vermogen verschaft of heeft verschaft aan betrokkene;

  • degene die als leidinggevende, beheerder, bedrijfsleider of vervoersmanager is of zal worden vermeld op de beschikking die is aangevraagd of is gegeven; en

  • degene die redelijkerwijs met betrokkene gelijk kan worden gesteld op grond van zijn feitelijke invloed op de betrokkene. Kort gezegd ziet dit op een zogenaamde achterman bij een stromanconstructie

 

Weigeren adviesaanvraag door het Bureau

Het Bureau kan een adviesaanvraag buiten behandeling laten als:

  • het bestuursorgaan de resultaten van het eigen onderzoek niet met het Bureau heeft gedeeld; of

  • het bestuursorgaan onvoldoende eigen onderzoek heeft verricht. Zie artikel 9, vijfde lid, van de Wet Bibob. Hieruit blijkt dat het eigen onderzoek door bestuursorganen erg belangrijk is

 

2.2.4 Aanvullende vragen over zakelijk samenwerkingsverband

Het Bureau heeft met de gewijzigde wet de mogelijkheid gekregen om aanvullende vragen aan de betrokkene te stellen die zien op een (mogelijk) zakelijk samenwerkingsverband. Zie artikel 12, derde lid, van de Wet Bibob.

 

2.2.5 Andere wijzigingen

Directe tipmogelijkheid Bureau

Waar het Bureau voorheen enkel een zogeheten ‘tip-mogelijkheid’ had richting het OM, kan het nu ook rechtstreeks bestuursorganen tippen om een Bibob-onderzoek te doen. Zie artikel 11 van de Wet Bibob.

 

Termijn van hergebruik verruimd

De termijn van hergebruik is verruimd van twee jaar naar vijf jaar voor:

  • het hergebruiken van informatie door het Bureau voor een ander advies. Zie artikel 19 van de Wet Bibob); en

  • het hergebruiken van een advies door een bestuursorgaan voor een andere beslissing (artikel 29).

 

Melden van overtreding en doen van aangifte door het Bureau

Het Bureau mag nu ook in de volgende gevallen persoonsgegevens delen:

  • Bij het melden van een (mogelijk) begane bestuurlijk beboetbare overtreding (aan een bestuursorgaan).

  • Bij het doen van aangifte van een (mogelijk) begaan strafbaar feit (bij een opsporingsambtenaar).

Zie artikel 20 derde lid, onder g en h, van de Wet Bibob).

 

3. Algemeen toepassingsbereik Wet Bibob

De Wet Bibob en het daarbij behorende Besluit Bibob bieden de mogelijkheid tot toepassing van de Wet Bibob door bestuursorganen en de gemeente. Daarbij is een onderscheid te maken tussen enerzijds de status van de gemeente (bestuursorganen) als publiekrechtelijk orgaan en anderzijds haar status als privaatrechtelijke partij.

Toepassing van het Bibob-instrumentarium vanuit de positie van publiekrechtelijk orgaan kan bij:

  • 1.

    een beschikking ter zake van een subsidie, alsmede een beschikking ter zake van een vergunning, toekenning, goedkeuring, erkenning, registratie, aanwijzing of ontheffing voor zover:

  • 1°. bij de wet is bepaald dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3, kan worden geweigerd, dan wel ingetrokken, of

  • 2°. bij de wet is bepaald dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3, kan worden geweigerd, dan wel ingetrokken;

  • 2.

    artikel 7 Wet Bibob: een gemeentelijke vergunning die op grond van een verordening verplicht is gesteld voor een inrichting of bedrijf;

  • 3.

    Toepassing van het Bibob-instrumentarium vanuit haar positie van betrokkene in privaatrechtelijke transacties kan bij:

  • de gunning dan wel intrekking van een overheidsopdracht aan een gegadigde of een onderaannemer, voor zover het een overheidsopdracht als bedoeld in artikel 1.1 van de Aanbestedingswet 2012; en

  • het aangaan, opschorten of ontbinden van een overeenkomst of een andere rechtshandeling met betrekking tot een onroerende zaak met als doel:

  • 1°. het verwerven of vervreemden van een recht op eigendom of het vestigen, vervreemden of wijzigen van een zakelijk recht;

  • 2°. huur of verhuur;

  • 3°. het verlenen van een gebruikrecht;

  • 4°. de deelname, met inbegrip van de vergroting, vermindering of beëindiging daarvan, aan een rechtspersoon, een commanditaire vennootschap of een vennootschap onder firma die het recht op eigendom of een zakelijk recht met betrekking tot die onroerende zaak heeft of zal hebben of die onroerende zaak huurt, zal huren, verhuurt, of zal verhuren; of

  • 5°. toestemming voor vervreemding van erfpacht als bedoeld in artikel 91, eerste lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek.

  •  

  • Vastgoedtransacties zijn geen onderdeel van deze beleidslijn, maar zijn in de Beleidslijn Wet Bibob vastgoed gemeente Gorinchem opgenomen.

 

4. Toepassingsbereik Wet Bibob voor de gemeentelijke bestuursorganen

  • 1.

    Voor de gemeentelijke overheid als publiekrechtelijk orgaan beperken de toepassingsmogelijkheden van de Wet Bibob en Besluit Bibob zich tot:

  • Beschikking ingevolge de artikel 3 (vergunning) en 30a (aanhangsel) van de Alcholwet.

  • Vergunning voor het aanwezig hebben van kansspelautomaten.

  • Vergunningen/ontheffingen, voortkomende uit gemeentelijke verordeningen, zoals de APV en de Speelautomatenverordening. Voorbeelden zijn de exploitatievergunning voor een openbare inrichting (waaronder een coffeeshop) en een seksinrichting, en de exploitatievergunning voor een speelautomatenhal of een smart- of headshop.

  • Omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op het bouwen in één van de volgende risicocategorieën:

  • commerciële openbare inrichtingen (horecabedrijven), zoals een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis, clubhuis, afhaalpunten, fast- en foodbezorging, take away, maaltijdbezorging;

  • een commerciële openbare inrichting (horecabedrijf), zoals een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis, clubhuis, afhaalpunt, fast- en foodbezorging, take away en maaltijdbezorging;

  • elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was:

  • logies wordt verstrekt (waaronder hotels, kamerverhuurbedrijven, pensions);

  • dranken worden verstrekt/geschonken (waaronder commerciële openbare inrichtingen);

  • spijzen voor directe consumptie worden verstrekt of bereid (waaronder een commerciële openbare inrichting); of

  • rookwaren (waaronder een coffeeshop) voor directe consumptie worden verstrekt;

  • een voor het publiek toegankelijke gelegenheid waar bedrijfsmatig of in een omvang alsof deze bedrijfsmatig is de mogelijkheid wordt geboden enig spel te beoefenen, waarbij geld of in geld inwisselbare voorwerpen kunnen worden gewonnen of verloren (speelgelegenheid);

  • een voor het publiek toegankelijke ruimte waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet, handelingen en werkzaamheden worden verricht die verband houden met dan wel inherent zijn aan het exploiteren van hetgeen in het maatschappelijk verkeer vaak wordt aangeduid als een smartshop of headshop;

  • een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar of in combinatie met een horecabedrijf/openbare inrichting;

  • een natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt of daarin bemiddelt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend (waaronder een escortbedrijf);

  • een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van erotisch-pornografische aard aan particulieren plegen te worden verkocht of verhuurd (waaronder een sekswinkel);

  • een inrichting, bestemd om het publiek de gelegenheid te geven een spel door middel van onder andere speelautomaten te beoefenen als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder b., van de Wet op de kansspelen (waaronder een speelautomatenhal);

  • de volgende categorieën bedrijven:

  • afvalbewerkings- en verwerkingsbedrijf;

  • wisselkantoor;

  • wellnessbedrijf, zoals massagesalon, beautysalon, nagelstudio, zonnebankstudio of saunabedrijf;

  • sportschool of fitnesscentrum;

  • kapperszaak;

  • belwinkel;

  • internetcafé;

  • uitzendbureau;

  • opkoper en/of handelaar in gebruikte of ongeregelde goederen;

  • belwinkel, internetcafé of gamecenter;

  • kamerverhuurbedrijf;

  • transportonderneming;

  • autoverkoop- of -verhuurbedrijf (waaronder ook koop en verkoop van auto-onderdelen), autosloperij of schadeherstelbedrijf;

  • sloopbedrijf;

  • import- en exportbedrijf (handelsondernemingen; schoenen, kleren, onderdelen);

  • vastgoedbedrijf;

  • vuurwerkbranche;

  • woon-/zorgkantoor waar bedrijfsmatig zorg wordt verleend

  • zorgaanbieder;

  • PGB-bureau;

  • jachthaven;

  • categorieën die een sterke relatie hebben met bovenstaande.

  • Omgevingsvergunning voor milieuactiviteiten:

  • vergunningsplichtige inrichtingen binnen de sector afval;

  • omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM).

  • Subsidies.

  • 2.

    Voor de gemeentelijke overheid als privaatrechtelijke partner in transacties, beperken de toepassingsmogelijkheden van de Wet Bibob en Besluit Bibob zich tot:

  • de gunning dan wel intrekking van een overheidsopdracht aan een gegadigde of een onderaannemer, voor zover het een overheidsopdracht als bedoeld in artikel 1.1 van de Aanbestedingswet 2012;

  • Het aangaan, opschorten of ontbinden van een vastgoedtransactie.

 

5. Waarom een beleidslijn?

Gemeenten zijn onder andere verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wet Bibob. Het betreft een facultatieve wet, waarbij het bestuursorgaan/de gemeente zelf de bevoegdheid heeft om te bepalen in welke van de door de wet geboden mogelijkheden hij dit instrument daadwerkelijk toepast.

Door het vaststellen en implementeren van een beleidslijn, biedt de gemeente meer structuur en zekerheid in haar werkwijze aan zowel de inwoners/ondernemers, als aan de medewerkers van de gemeente. In de beleidslijn is aangegeven op welke beschikkingen (vergunningen, ontheffingen en subsidies), vastgoedtransacties (in aparte beleidsregels) en aanbestedingen de Wet Bibob wordt toegepast en in welke gevallen de Bibob-toets, zoals bedoeld in artikel 3 van de wet, plaatsvindt.

Voor de inwoners en ondernemers wordt via de beleidslijn voorkomen dat sprake is van willekeur in de toepassing van de wet. Voor de gemeente wordt door de beleidslijn een nadrukkelijk signaal voor de bescherming van haar integriteit afgegeven en kan daar een preventieve werking van uitgaan.

In de gevallen, waarin toepassing van het Bibob-instrument beperkt wordt tot aangewezen branches/ gebieden en daarop toegeschreven risico-indicatoren is het noodzakelijk, dat hierin een zorgvuldige afweging wordt gemaakt. In de modelbeleidslijn van het RIEC is daarbij op onderdelen al een suggestie gedaan.

In de hier toe te passen beleidsafweging kan bijvoorbeeld gebruik gemaakt worden van bestuurlijke rapportages en bestuurlijke criminaliteitsbeeldanalyses. Het RIEC kan bij deze beleidsafweging een adviserende en ondersteunende rol vervullen.

Juist in deze categorie binnen de modelbeleidslijn kan dus sprake zijn van een wat grotere beleidsdiversiteit tussen gemeenten.

 

6. Omzetting Modelbeleidslijn RIEC naar de plaatselijke situatie van de gemeente Gorinchem

De kracht van het Bibob-instrument neemt nadrukkelijk toe als de toepassing door zoveel mogelijk bestuursorganen/rechtspersonen met een overheidstaak gebeurt en de onderliggende toepassingscriteria binnen deze organen zo veel mogelijk eenduidig zijn. Het RIEC kan daarbij een sterke ondersteunende en coördinerende rol vervullen.

Paragraaf 2 Publiekrechtelijke beschikkingen

In paragraaf 2, artikel 2.1, eerste en tweede lid, van deze beleidslijn zijn de beschikkingen opgenomen, waarbij het wenselijk is om bij elke aanvraag een Bibob-toets uit te voeren. Het gaat hierbij om nieuwe (horeca)bedrijven en een omgevingsvergunning voor de opgesomde risicobranches. Een nieuw (horeca)bedrijf is een bedrijf dat zich nieuw in de gemeente vestigt, de overname van een bestaand bedrijf, de overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaand bedrijf of een bedrijf dat zijn rechtsvorm wijzigt. De keuze om bij elke aanvraag een Bibob-toets uit te voeren, is ingegeven door ervaringen in de achterliggende jaren, waarbij gebleken is dat de onderhavige bedrijfsmatige activiteiten via deze beschikkingen gekenmerkt worden door onder andere:

  • zeer laagdrempelig door de geringe functie-eisen voor de onderhavige ondernemingen;

  • grootschalig gebruik van zogenaamd cash-geld, waardoor zij extra bevattelijk zijn voor invloeden vanuit criminele organisaties voor zogenaamde "witwaspraktijken";

  • bedrijfsmatige activiteiten die minder locatie-/plaatsgebonden zijn, waardoor het zogenaamde "waterbedeffect" zich hier nadrukkelijk kan voordoen.

Daarnaast is het wenselijk om bij elke aanvraag voor evenementenvergunningen voor vechtsportwedstrijden of -gala’s, bijeenkomsten van motorclubs, dan wel evenementen die betrekking hebben op free fight, MMA (Braziliaans Mixed Martial Arts), cage fight (kooigevecht), kickboksen en Muay Thai (Thaiboksen) in al hun varianten voorzover zij plaatsvinden in een gebouw in de gemeente, een Bibob-toets uit te voeren.

Op het moment dat het bestuursorgaan met de betrokken ondernemer via een Bibob-toets een verantwoorde inschatting maakt van zijn integriteitsrisico, kan in het verdere verloop van de bestuurlijke relatie tussen het bestuursorgaan en betrokkene, maatwerk worden ontwikkeld. Dit geldt in geval dat sprake is van een aanvraag voor een nieuwe beschikking. Belangrijk daarbij is dat, zowel ten aanzien van de betrokkene zelf als de personen die op hem invloed kunnen uitoefenen, geen sprake is van veranderingen.

In artikel 2.1, derde lid, van deze beleidslijn wordt de toepassing nader omschreven bij bepaalde aanvragen, zoals aanvragen voor evenementenvergunningen en omgevingsvergunningen. Uitgangspunt daarbij is dat een Bibob-toets niet bij elke aanvraag plaats hoeft te vinden, maar dat de toepassing beperkt blijft tot de gevallen waarin sprake is van informatie van de ambtelijke organisatie, één van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of het OM (als bedoeld in artikel 26 jo. artikel 11 van de wet), die een aanleiding vormen om te vermoeden dat bij de aanvraag sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet. Belangrijk daarbij is het wel/niet aanwezig zijn van specifieke relevante informatie, die kan duiden op een integriteitsrisico voor het bestuursorgaan.

Tot slot is in artikel 2.1, vierde lid, van deze beleidslijn opgenomen dat er ten aanzien van alle aanvragen voor beschikkingen die opgesomd zijn in artikel 2.1, eerste tot en met het derde lid en artikel 2.3 van deze beleidslijn, standaard een Bibob-toets wordt uitgevoerd. Voorwaarde is wel dat:

  • 1.

    de aanvraag betrekking heeft op een locatie, die gelegen is in een concreet bepaald gebied, dat op basis van een daartoe genomen besluit van het bestuursorgaan is aangewezen als risicogebied;

  • 2.

    een risicocategorie als bedoeld in bijlage drie van deze beleidslijn; of

  • 3.

    de aanvraag onderdeel uitmaakt van een branche of onderdeel in deze branche, die op basis van een door het bestuursorgaan genomen besluit is aangewezen voor een generieke Bibob-toets.

 

7. Versterking eigen onderzoek

Algemeen

In dit onderdeel wordt de uitvoering van het eigen onderzoek beschreven. Het eigen onderzoek is een vast onderdeel van de Bibob-toets. Bij de uitvoering van het eigen onderzoek, maakt het bestuursorgaan/de gemeente in eerste aanleg gebruik van alle relevante gegevens uit haar eigen informatiehuishouding. Ook kan hij gebruik maken van de relevante informatie die voor het orgaan beschikbaar is in zogenaamde open en half open bronnen.

De beschikbaarheid van relevante informatie in de zogenaamde gesloten bronnen is door de onderliggende regelgeving beperkt. Wel heeft het bestuursorgaan (per 1 januari 2013) een ruimere bevoegdheid tot het handelsregister van de Kamer van Koophandel en het Justitieel Documentatie Systeem gekregen. Met de uitbreiding van de Wet Bibob per 1 augustus 2020 heeft het bevoegde bestuursorgaan toegang tot meer justitiële gegevens. Niet meer enkel de gegevens van de betrokkene en (indirecte) bestuurders, maar ook van een aantal categorieën derden (artikel 15, eerste lid, aanhef en onder b. jo. 15, tweede lid, van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens). Zie voor een nadere toelichting onderdeel 2.2.3. van deze toelichting.

De RIEC’s zijn bevoegd om het volledige eigen onderzoeksdossier als ook een daarop gebaseerd adviesrapport van het Bureau in te zien. Op die manier wordt hun ondersteunende en coördinerende rol naar bestuursorganen/de rechtspersonen met een overheidstaak bij de uitvoering van de Bibob-wetgeving, nadrukkelijk versterkt. Het RIEC kan de eigen onderzoeksfase van het bestuursorgaan/de gemeente versterken door het verstrekken van relevante informatie, die afkomstig is van de partners in het RIEC-samenwerkingsverband. Ook kan het RIEC adviseren om in concrete gevallen wel/niet over te gaan tot het doen van een adviesverzoek bij het Bureau.

Als het bestuursorgaan/de gemeente een adviesrapport van het Bureau heeft ontvangen, rust daar voor dit orgaan een vergewisplicht op. In de wetswijziging is voorzien in de mogelijkheid om dit adviesrapport daartoe voor te leggen aan de leden van het lokale driehoeksoverleg.

De beslissing aan het einde van een Bibob-toets blijft uiteindelijk een zelfstandige bevoegdheid voor het bestuursorgaan, waarbij hij, in geval van weigering dan wel intrekking, zijn besluit zorgvuldig moet motiveren.

 

Bibob-onderzoek

Aanvraag (buiten behandeling stellen)

Bij een weigering om de Bibob-vragenformulieren volledig ingevuld te retourneren, wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld om binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn de aanvraag voor een beschikking aan te vullen. Een weigering om de gevraagde extra informatie aan te leveren, dan wel onvolledig aan te leveren, leidt tot het buiten behandeling stellen van de aanvraag voor een beschikking (artikel 4:5 van de Awb).

 

Eigen onderzoek (vast onderdeel van de Bibob-toets)

  • 1.

    Het onderzoek door het bestuursorgaan/de gemeente naar het zich voordoen van weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de wet bestaat uit:

  • a.

    het beoordelen van de aanvraag tot het verlenen van een beschikking dan wel het beoordelen van een reeds verleende beschikking of het aangaan van een transactie of een opdracht en in dat kader overgelegde gegevens, mede aan de hand van bij het bestuursorgaan/de gemeente bekende feiten en omstandigheden, alsmede aan de hand van de ingevulde Indicatorenlijst(en);

  • b.

    het verzamelen, bewerken en analyseren van informatie die, al dan niet via de gegevens zoals vermeld in het Bibob-vragenformulier en bijbehorende bijlagen, is verstrekt door de betrokkene en de gegevens die zijn verkregen uit informatiebronnen die het bestuursorgaan/de gemeente volgens de wet kan raadplegen.

  • 2.

    Het bestuursorgaan/de gemeente kan zich bij het onderzoek laten ondersteunen door het RIEC.

  • 3.

    Als het hierboven beschreven onderzoek onvoldoende uitsluitsel geeft over de mate van gevaar dat de in artikel 3 van de wet bedoelde feiten zich zullen voordoen, wordt een advies als bedoeld in artikel 9 van de wet ingewonnen bij het Bureau.

  • 4.

    Het voornemen om een advies te vragen aan het Bureau wordt gemotiveerd. Het Bureau kan een adviesaanvraag buiten behandeling laten als het bestuursorgaan onvoldoende eigen onderzoek heeft verricht. Zie artikel 9, vijfde lid, van de Wet Bibob. Hieruit blijkt dat het eigen onderzoek door bestuursorganen erg belangrijk is

 

Informatieplicht

  • 1.

    Het bestuursorgaan/de gemeente informeert betrokkene schriftelijk over een adviesaanvraag aan het Bureau. Dit gebeurt via een notificatiebrief. Betrokkene wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 31 jo. artikel 15 van de wet (geldt alleen voor beschikkingen). Een afschrift van deze brief wordt gevoegd bij het adviesverzoek aan het Bureau.

  • 2.

    In geval een van het Bureau ontvangen adviesverzoek leidt tot het voornemen om een gevraagde beschikking te weigeren dan wel een eerder verleende beschikking in te trekken, wordt aan betrokkene een kopie van het adviesrapport ter hand gesteld. Betrokkene wordt daarbij door het bestuursorgaan gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de wet.

 

Adviestermijn

  • 1.

    Als het bestuursorgaan een advies aanvraagt bij het Bureau wordt, op grond van artikel 31 van de wet, de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies door het Bureau in behandeling wordt genomen en eindigt met de dag waarop het advies is ontvangen. Met dien verstande dat deze opschorting niet langer duurt dan de termijn, zoals genoemd in artikel 15, eerste lid, van de wet.

  • 2.

    Als het Bureau het advies niet binnen de in het eerste lid gestelde termijn kan geven, heeft het de mogelijkheid om, op grond van artikel 15, derde lid, van de wet, de termijn te verlengen. Deze verlenging bedraagt niet meer dan de termijn, genoemd in artikel 15, derde lid, van de wet.

  • 3.

    Het bestuursorgaan informeert betrokkene onverwijld over een verlenging als bedoeld in het vorige onderdeel.

  • 4.

    De verlenging van de adviestermijn van het Bureau, alsmede eventuele tijdelijke opschorting van de adviestermijn van het Bureau in gevallen als bedoeld in artikel 15, tweede lid, van de wet, leiden tot een verdere opschorting van de wettelijke beslistermijn op de aanvraag van de beschikking.

 

Beslissing

  • 1.

    Het bestuursorgaan/de gemeente gaat over tot een negatieve beslissing op de aanvraag van de beschikking dan wel inschrijving op een overheidsopdracht, dan wel intrekking van een reeds verleende beschikking, als uit het eigen onderzoek en een eventueel daarop afgegeven advies van het Bureau blijkt dat er sprake is van ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet. Daarbij zal in geval van een inschrijving op een overheidsopdracht, het geconstateerde ernstig gevaar dienen als versterking van één of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2012.

  • 2.

    Als het bestuursorgaan/de gemeente voornemens is negatief te beslissen op de aanvraag van de beschikking dan wel inschrijving op een overheidsopdracht op grond van de wet, dan wel een reeds verleende beschikking in te trekken, wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld daartegen een zienswijze in te brengen.

  • 3.

    Een door het bestuursorgaan op grond van de wet genomen negatief besluit op de aanvraag voor een beschikking, is voor bezwaar en beroep vatbaar.

  • 4.

    Het bestuursorgaan/de gemeente, die een advies van het Bureau als bedoeld in de wet ontvangt, kan dit advies gedurende vijf jaren gebruiken in verband met een andere beslissing.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bijlage 2: Stappenplan eigen onderzoek

 

In de in deze beleidslijn bepaalde gevallen moet betrokkene, naast de gebruikelijke aanvraagformulieren, de Bibob-vragenformulieren invullen en inleveren bij het bestuursorgaan. Daarbij moeten ook de documenten worden gevoegd, die in deze vragenformulieren zijn vermeld en/of bij de uitreiking van de formulieren door of namens het bestuursorgaan zijn genoemd. De Bibob-vragenformulieren bevatten in elk geval de in artikel 7a, tweede lid, van de Wet Bibob genoemde vragen en daarnaast aanvullende vragen, die het bestuursorgaan zo goed mogelijk in staat stellen om het eigen onderzoek te kunnen verrichten. Deze stappen gelden grotendeels ook voor de rechtspersonen met een overheidstaak.

In geval de aanvraag betrekking heeft op een nieuwe beschikking, maken de Bibob-vragenformulieren onderdeel uit van de aanvraag hiervoor.

Voordat het eigen onderzoek wordt gestart naar het zich voordoen van weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de wet, wordt een aanvraag in eerste instantie beoordeeld conform de bepalingen van de Awb en de reguliere weigeringsgronden vanuit de onderliggende regelgeving van de desbetreffende beschikking. Het eigen onderzoek van het bestuursorgaan naar het zich voordoen van de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de wet, bestaat uit de onderstaande (tweetal) stappen. De stappen zijn, waar mogelijk, ook van toepassing op de gemeente.

 

Stap 1

Het onderzoek behelst in ieder geval de controle en analyse van:

  • 1.

    de door de aanvrager/houder van de beschikking aangereikte informatie/documenten bij de Bibob-vragenformulier(en) (inclusief bijlagen) en de door hem/haar daarbij aangeleverde documenten;

  • 2.

    eventuele extra, op verzoek van het bevoegd gezag, door aanvrager / houder overlegde documenten of informatie;

  • 3.

    open-bronnen-onderzoek en half-open-bronnen-onderzoek (zoals internetbronnen, Kamer van Koophandel, Kadaster etc). Daarnaast heeft het bestuursorgaan de mogelijkheid politie-en justitie-informatie op te vragen. Met de uitbreiding van de Wet Bibob per 1 augustus 2020 heeft het bevoegde bestuursorgaan toegang tot meer justitiële gegevens. Niet meer enkel de gegevens van de betrokkene en (indirecte) bestuurders, maar ook van een aantal categorieën derden (artikel 15, eerste lid, aanhef en onder b. jo. 15, tweede lid, van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens). Verder mag het bestuursorgaan ten behoeve van het eigen onderzoek in een concreet geval het handelsregister van de Kamer van Koophandel op naam van een natuurlijk persoon bevragen. Dat maakt een efficiëntere bevraging van het handelsregister mogelijk. Door een wijziging van het Besluit controle rechtspersonen kunnen bestuursorganen ook informatie opvragen over rechtspersonen bij de afdeling TRACK van Justis. Die afdeling verschaft informatie over bepaalde natuurlijke of rechtspersonen in de vorm van een netwerktekening. In deze netwerktekening worden de onderlinge relevante relaties weergegeven tussen de bevraagde natuurlijke of rechtspersonen en de daarbij betrokken personen en bedrijven. Ook worden de relevante faillissementen en ontbindingen opgenomen. De gegevens die in de netwerktekening worden verwerkt zijn afkomstig uit het handelsregister, Brp (Basisregistratie personen), CIR en openbare bestanden.

  • 4.

    Op grond van artikel 11a van de Wet Bibob kan een bestuursorgaan het Bureau vragen of over de betrokkene de afgelopen twee jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen. Is dat het geval, dan bericht het Bureau over het type beschikking of aanbesteding, aan wie het advies is uitgebracht of ten behoeve van wie de adviesaanvraag in behandeling is genomen. Als een advies is uitgebracht, meldt het Bureau Bibob de conclusie van het advies. De gegevens die door het Bureau worden verstrekt kunnen een indicatie zijn voor het starten van een Bibob‑onderzoek. Daarbij moet worden benadrukt dat deze informatie als zodanig onvoldoende is om tot een weigering of intrekking over te gaan. Door het Bureau is een standaard ‘Verzoekformulier artikel 11a bericht’ opgesteld.

De Bibob-gronden vormen een aanvulling op de reeds bestaande mogelijkheden om (een aanvraag voor) een beschikking te weigeren of in te trekken. Het bestuursorgaan zal echter altijd eerst de bestaande weigerings- en intrekkingsgronden onderzoeken en, zo mogelijk, toepassen.

Wanneer het Bibob-vragenformulier niet volledig wordt ingevuld, wordt de aanvraag op grond van artikel 4:5 van de Awb (mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen) buiten behandeling gesteld. Een weigering om gevraagde extra informatie aan te leveren, dan wel onvolledig aan te leveren leidt tot het buiten behandeling stellen van de nieuwe aanvraag, dan wel de mogelijkheid tot het intrekken van de reeds verstrekte vergunning of andere beschikking. De intrekking van de beschikking vindt op grond van artikel 4 jo. artikel 3 van de wet plaats.

RIEC

Bij de uitvoering van het eigen onderzoek kan de informatiepositie van bestuursorganen/rechtspersonen met een overheidstaak versterkt worden vanuit het RIEC. Het RIEC kan in concrete onderzoeken namens het bestuursorgaan/de gemeente de benodigde persoonsgegevens van de betrokkene(n) en andere informatie verzamelen. Het RIEC kan ook het bestuursorgaan/de gemeente ondersteunen met de interpretatie van de informatie en deze organen van een advies voorzien.

 

Stap 2

Aanvullend op de controle en analyse van de (extra) verstrekte informatie als hiervoor genoemd, kan een advies bij het Bureau worden gevraagd als:

  • na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager en/of daarmee in verband te brengen betrokkenen, de financier van de betreffende activiteiten en/of onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd;

  • na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de bedrijfsstructuur van aan de uitvoering van de beschikking te verbinden onderneming(en);

  • na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de financiering van de aan de betreffende beschikking te verbinden activiteiten;

  • de officier van justitie of het Bureau het bestuursorgaan /de gemeente de tip geeft om in een bepaalde zaak een Bibob-advies aan te vragen.

 

Indicatorenlijsten

Een handig aanvullend instrument voor stap 2 is de Indicatorenlijst openbare inrichtingen van de Dienst Justis van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Deze indicatorenlijst is geschikt voor intern gebruik bij het bestuursorgaan om te bepalen of het zinvol is om een Bibob-advies aan te vragen ten aanzien van de vergunninghouder of -aanvrager van een openbare inrichting.

De indicatoren in de indicatorenlijst openbare inrichtingen zijn opgesteld aan de hand van expertmeetings met Bibob-experts, branchespecialisten en vergunningverleners van bestuursorganen. De indicatoren hebben onder andere betrekking op de bedrijfsstructuur, het financiële aspect van de onderneming, de aanvrager en aanwijzingen van (betrokkenheid bij) criminaliteit. Ten slotte is er ook een categorie ‘overig’. Op deze wijze komen verschillende aspecten van de openbare inrichting en de vergunninghouder of -aanvrager in beeld.

Dienst Justis heeft ook indicatorenlijsten voor de milieubranche en subsidies ontwikkeld en vastgesteld.

De indicatorenlijst is een hulpmiddel om de integriteit van de betrokken partij te beoordelen. Door de afzonderlijke indicatoren te bekijken kan de behandelend ambtenaar een breed beeld krijgen van de omstandigheden rondom (de aanvraag) om een beschikking. Het is echter op voorhand niet eenduidig te zeggen of het voldoen aan één of meer indicatoren voldoende is om een Bibob-advies bij het Bureau aan te vragen. Dit kan per aanvraag verschillen. De beslissing om over te gaan tot een Bibob-adviesaanvraag is dus het resultaat van de integrale afweging van de behandelend ambtenaar, in overleg met de burgemeester en de medewerker(s) die een vergunning-, ontheffing-, subsidieaanvraag of aanbesteding behandelt.

Een toetsing aan de Wet Bibob met behulp van een advies van het Bureau geldt in beginsel als een uiterst middel om de integriteit van een betrokken (rechts)persoon te controleren. Bij deze zware inbreuk op de privacy moet het bestuursorgaan/de gemeente de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht nemen.

Deze eisen brengen mee dat het bestuursorgaan/de gemeente eerst, zoals hierboven is uitgewerkt, gebruik moet maken van de eigen instrumenten. Voorts moet het vragen van een advies evenredig zijn, gelet op de mate van gevaar en de ernst van de strafbare feiten.

De adviesaanvraag bij het Bureau is geen beschikking in de zin van de Awb. Hiertegen staat derhalve geen bezwaar en beroep open. Wel is het de aanvrager van een beschikking te allen tijde toegestaan om zijn aanvraag in te trekken.

Uitkomsten onderzoek

Als het bestuursorgaan op basis van het eigen onderzoek in het kader van de wet genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat er sprake is van een 'ernstig gevaar' als bedoeld in de wet, kan het de vergunning/de ontheffing weigeren, intrekken en in bepaalde gevallen schorsen4. Hetzelfde geldt voor subsidies.

Als er duidelijke risicofactoren zijn, maar het bestuursorgaan beschikt niet over voldoende informatie, dan kan een Bibob-advies worden aangevraagd bij het Bureau.

Het wegen van alle feiten en omstandigheden in een dossier om te bepalen of er sprake is van een ernstige mate van gevaar is niet eenvoudig. Bij twijfel kan het bestuursorgaan contact opnemen met het Bureau om te bespreken of het verstandig is een Bibob-advies aan te vragen.

In tegenstelling tot de beschikkingen, verstrekt de Wet Bibob geen extra weigeringsgrond bij aanbestedingen. De reden hiervoor is, dat het binnen deze sector in beginsel gaat om een gesloten stelsel van selectie- en gunningscriteria. De uitkomst van een Bibob-toets kan dan ook slechts gelden als versterking voor één van deze criteria.

Bij een 'mindere mate van gevaar' dat de (aangevraagde) beschikking wordt gebruikt voor het plegen van strafbare feiten en witwaspraktijken kan het bestuursorgaan extra voorschriften aan de beschikking verbinden. Deze voorschriften zijn gericht op het wegnemen of beperken van dergelijk gevaar. De voorschriften moeten wel Bibob-gerelateerd zijn. Het verbinden van voorschriften aan een beschikking is per 1 augustus 2020 ook mogelijk bij een ernstig gevaar, waarbij weigering of intrekking niet proportioneel is.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bijlage 3: Risicocategorieën

Risicocategorieën waarbij de gemeente Gorinchem de Wet Bibob kan toepassen:

hotels;

  • kamerverhuurbedrijven (alsmede omgevingsvergunningen voor kamerverhuur- en/ of logiespanden waarbij sprake is van vijf of meer kamers);

  • omzettingsvergunningen kamerverhuur;

  • pensions;

  • recreatieparken en jachthavens;

  • horecabedrijven;

  • coffeeshops;

  • shisha-lounges;

  • prostitutie- en seksbedrijven, escortbedrijven, seksbioscopen, erotische massagesalons;

  • sekswinkels;

  • vechtsportgala’s (of vergelijkbare evenementen);

  • ride outs motorclubs (of vergelijkbare evenementen);

  • smartshops/ Headshops;

  • speelautomatenhallen/ Gamecenters;

  • afvalbewerkings- en -verwerkingsbedrijven;

  • afvalrecyclingbedrijven;

  • inrichtingen voor het reinigen van drukhouders, insluitsystemen, ketels, vaten, mobiele tanks, tankauto's, tank- of bulkcontainers ;

  • autohandel (verkoop en verhuur);

  • sloopbedrijven;

  • autodemontagebedrijven;

  • vuurwerkbranche;

  • wellnesscentra/zonnestudio’s;

  • kappers;

  • nagelstudio’s;

  • tattooshops;

  • fitnessbedrijven;

  • sporthallen/complexen;

  • religieuze instellingen;

  • scholen;

  • energieproducenten (w.o. vergisters, windmolens etc.);

  • zonneparken;

  • zorgbureaus/ zorgaanbieders;

  • reïntegratiebedrijven en/ of activiteiten;

  • kavelverkoop;

  • verhuur gemeentelijke vastgoed;

  • verkoop (voormalige) overheidsgebouwen;

  • transformatie kantoorpanden;

  • overheidsopdrachten boven de € 500.000.

 

Bovenstaande opsomming van risicocategorieën is niet-limitatief, maar geeft een indicatie van mogelijke risicocategorieën. Deze opsomming kan aangepast worden, indien ontwikkelingen hiertoe aanleiding geven.

Aangewezen risico-gebieden:

PM

 

De burgemeester van Burgemeester en wethouders van Gorinchem,

Gorinchem,

de secretaris, de burgemeester,

Drs. R.W.J. Melissant - Briene MSM P. Fillekes Drs. R.W.J. Melissant - Briene MSM


1

Een nieuw (horeca)bedrijf is een bedrijf dat zich nieuw in de gemeente vestigt, de overname van een bestaand bedrijf, de overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaand bedrijf of een bedrijf dat zijn rechtsvorm wijzigt.

2

Evenementen die betrekking hebben op free fight, MMA (Braziliaans Mixed Martial Arts), cage fight (kooigevecht), kickboksen en Muay Thai (Thaiboksen) in al hun varianten voorzover zij plaatsvinden in een gebouw in de gemeente.

3

Semi-overheid is een algemene aanduiding voor allerlei soorten overheidsorganisaties, die “dicht tegen de overheid aan zitten”. Kenmerken van semi-overheid is dat er sprake is van:a. wettelijke taken en/of het dienen van een uitgesproken publiek belang enb. een (flinke) publieke financiering.

4

Zie bijvoorbeeld artikel 32 van de Alcoholwet.