Organisatie | Hof van Twente |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel huishoudelijke ondersteuning Hof van Twente 2021 |
Citeertitel | Beleidsregel Huishoudelijke ondersteuning Hof van Twente 2021 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp | Beleidsregel Huishoudelijke ondersteuning Hof van Twente 2021 |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
13-07-2021 | 01-07-2021 | nieuwe regeling | 13-07-2021 | 176363 |
Burgemeester en wethouders van de gemeente Hof van Twente;
gelet op het bepaalde in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Hof van Twente 2021;
1. vast te stellen de Beleidsregel Huishoudelijke ondersteuning Hof van Twente
2021 voor de toegang tot de Algemene voorziening wasverzorging en beoordeling
van meldingen en aanvragen voor Huishoudelijke ondersteuning (HO) met
inachtneming van het volgende:
a. De Beleidsregel Huishoudelijke ondersteuning Hof van Twente 2020 (vastgesteld
op 24 november 2020) wordt ingetrokken per 1 juli 2021,
b. deze beleidsregel wordt aangehaald als: “Beleidsregel Huishoudelijke
ondersteuning Hof van Twente 2021”;
c. deze beleidsregel treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 juli 2021.
2. dat aanvragen voor de maatwerkvoorziening HO die voor 1 juli 2021 zijn ingediend,
en waarop nog geen besluit is genomen, worden beoordeeld op grond van de
Wmo-verordening 2021 en deze beleidsregel.
3. dat, afwijkend van beslispunt 1, voor toekenningen HO die zijn gedaan op grond
van eerdere beleidsregels Huishoudelijke ondersteuning geldt dat die eerdere
beleidsregels blijven gelden voor die specifieke toekenningen en wel tot het
moment dat het college in de betreffende individuele situaties van cliënten een
De Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo2015) geeft gemeenten de opdracht
om personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale
problemen, zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving, te ondersteunen op het gebied
van de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie.
Om dit te bereiken, kan het college verschillende voorzieningen inzetten. Deze
beleidsregel gaat over de Algemene voorziening Wasverzorging (AV Was) en over de
maatwerk-voorziening Huishoudelijke ondersteuning (HO).
Het doel van de Wmo2015 is dat inwoners kunnen participeren en zoveel mogelijk
zelfredzaam zijn. Zelfredzaamheid is in staat zijn tot het uitvoeren van de noodzakelijke
algemene levensverrichtingen en het voeren van een gestructureerd huishouden.
Onder een gestructureerd huishouden verstaan wij een huishouden waarbij iedere
bewoner van de woning gebruik kan maken van een opgeruimde en functionele
huiskamer, slaapvertrek, keuken, toilet en badkamer en doorgangsruimten (gang, trap).
Het gaat om de binnenkant van de woning. De woning moet zodanig schoon en leefbaar
zijn dat geen vervuiling plaatsvindt en zo een algemeen aanvaardbaar basisniveau van
een schoon en leefbaar huis wordt gerealiseerd. Het hoeft niet overal “spic en span” te
zijn, maar het huishouden moet op orde zijn.
Bij een gestructureerd huishouden horen dus niet de zolder en de niet-gebruikte ruimten in
een woning, ruimten in een woning die het niveau van een sociale huurwoning te boven
gaan (bijvoorbeeld een kelder) en werkzaamheden die buiten de woning plaatsvinden
(ramen lappen buiten en tuinonderhoud). De ondersteuning gaat niet zo ver dat rekening
wordt gehouden met alle wensen van de cliënt ten aanzien van de zelfredzaamheid en
participatie. Ook betekent het niet dat alle ruimten wekelijks schoongemaakt hoeven te
1.1. Voeren van een gestructureerd huishouden
Onder “voeren van een gestructureerd huishouden” horen een aantal resultaten,
a. Een schoon en leefbaar huis
f. Zorg voor minderjarige kinderen
Om het voeren van een gestructureerd huishouden mogelijk te maken, wordt gestuurd
op resultaten. Daarbij zijn van belang de uit te voeren werkzaamheden en de frequentie
ervan. Dit kan bereikt worden door het inzetten van de schoonmaakmodule HO dan wel
de basismodule HO en, indien noodzakelijk, met andere modules.
In opdracht van de Twentse gemeenten heeft bureau HHM in 2016 onderzoek gedaan
naar een (objectieve en onafhankelijke) norm voor de huishoudelijke ondersteuning voor
het resultaat schoon en leefbaar huis. In dat onderzoek is door HHM gebruik gemaakt
van de resultaten van een recent onderzoek dat is uitgevoerd in Utrecht. De resultaten
van het onderzoek uit Utrecht zijn in een expert- en toetsbijeenkomst getoetst aan de
Twentse situatie. Hieruit blijkt dat de resultaten van Utrecht ook van toepassing zijn op
de situatie van de Twentse gemeenten.
De schoonmaak- en de basismodule zijn gebaseerd op het “Onderzoek: Norm
huishoudelijke ondersteuning in Twente” van het bureau HHM. De Centrale Raad van
Beroep (CRvB) heeft vastgesteld dat deze rapporten berusten op onafhankelijk en
deugdelijk onderzoek (o.a. 10 december 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3835).
In aanvulling op het hierboven genoemde onderzoek, heeft bureau HHM ook een nader
en verdiepend onderzoek gedaan naar de aanvullende maatwerkmodule voor de
wasverzorging. Daarbij zijn de activiteiten van de wasverzorging, zoals genoemd in het
CIZ-protocol als uitgangspunt genomen. Verder heeft HHM voor zijn onderzoek gebruik
gemaakt van de resultaten van tijdmetingen in de gemeente Amsterdam en de uitkomst
van praktijkonderzoek bij de medewerkers huishoudelijke ondersteuning in Twente.
De uitkomst van het onderzoek door HHM heeft geresulteerd in een overzicht van
activiteiten, met frequentie die nodig is voor het bereiken van het resultaat: schone en
draagbare kleding en schoon beddengoed. De maatwerkvoorziening wasverzorging is
daarom mede gebaseerd op het “Verdiepend onderzoek prestatie wassen en strijken
binnen huishoudelijke ondersteuning” van het bureau HHM van 5 april 2017.
Voor de andere aanvullende modules kon het HHM-onderzoek niet de activiteiten met
bijbehorende frequentie objectief inzichtelijk maken. Bij de totstandkoming van de
aanvullende modules is daarom gebruik gemaakt van het CIZ-protocol uit 2011 en is de
hieruit voortvloeiende norm gehanteerd bij het opstellen van de aanvullende modules. Dit
protocol wordt door de CRvB gezien als objectief.
De vijf aanvullende modules zijn:
Zorg voor minderjarige kinderen
1.3. Besluiten van de gemeenteraad
In haar vergadering van 4 november 2020 heeft de gemeenteraad besloten geen
financiële middelen meer beschikbaar te stellen voor de activiteit strijken uit de
aanvullende module wasverzorging.
Later, op 12 mei 2021, heeft de gemeenteraad de Verordening maatschappelijke
ondersteuning 2021 vastgesteld. In die verordening is de Algemene voorziening
wasverzorging opgenomen. Dit is de juridische grondslag. De Algemene voorziening
wasverzorging gaat voor op toekenning van een maatwerkvoorziening. De aanvullende
module wasverzorging blijft beschikbaar voor die cliënten die, naar oordeel van het
college, geen gebruik kunnen maken van de algemene voorziening of voor wie deze
Hoofdstuk 2 Voorgaande oplossingen bij HO
De maatwerkvoorziening HO wordt ingezet als de cliënt onvoldoende in staat is om zelf
zorg te dragen voor een gestructureerd huishouden. De eigen kracht, gebruikelijke hulp,
mantelzorg, hulp vanuit het sociaal netwerk of een algemene voorziening kunnen dit
probleem dan niet (voldoende) oplossen.
Onder eigen kracht wordt verstaan de activiteiten die door de cliënt zelf kunnen worden
uitgevoerd. Deze activiteiten hoeven dan niet te worden overgenomen. In de praktijk kan
dit betekenen dat een deel van het huishouden door de cliënt wordt uitgevoerd en voor
een ander deel een maatwerk-voorziening wordt ingezet. Een andere vorm van het
benutten van de eigen kracht is het verlenen van medewerking aan een zo efficiënt
mogelijke ondersteuning. Bijvoorbeeld de inrichting van de woning door de cliënt of op
een andere manier meehelpen zodat de hulpverlener efficiënt het werk kan uitvoeren.
Bij de beoordeling welke ondersteuning ingezet moet worden, wordt rekening gehouden
met deze eigen kracht. Dit geldt voor alle modules.
In de Wmo2015 staat voorop dat allereerst wordt bezien of en in hoeverre iemand zelf
dan wel met gebruikelijke hulp in staat is zijn problemen op te vangen. In de Wmo2015
wordt gebruikelijke hulp beschreven als hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen
in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of
andere huisgenoten. Huisgenoten zijn meerderjarige personen met wie de cliënt
duurzaam gemeenschappelijk een woning bewoont en waarbij geen sprake is van een
commerciële huurders- of kostgangersrelatie. Al deze personen die samen met de cliënt
in de woning wonen, vallen onder ons begrip leefeenheid.
De leefeenheid is dus primair zelf verantwoordelijk voor het eigen huishouden. Dat
betekent dat van een leefeenheid wordt verwacht dat, bij uitval van een van de leden van
die leefeenheid, door een herverdeling van huishoudelijke taken, andere leden van de
leefeenheid de huishoudelijke taken overnemen.
Beoordeling gebruikelijke hulp
Gebruikelijke hulp heeft een verplichtend karakter en betreft alle leden van de
leefeenheid ouder dan 17 jaar. Vanaf 18 jaar wordt men verondersteld in verband met
studie op kamers te kunnen wonen en een eenpersoonshuishouden te kunnen voeren.
Iedere volwassene van 23 jaar en ouder wordt verondersteld naast een volledige baan of
opleiding een volledig, meerpersoonshuishouden te kunnen voeren. Dit betekent dat
deze persoon geacht wordt alle huishoudelijke taken te kunnen verrichten, ook als dit
moet gebeuren naast een volledige baan of een dagopleiding. Immers, iedereen die
werkt, zal naast zijn werk het huishouden moeten doen of hier eigen oplossingen voor
zoeken (zoals het inhuren van particuliere hulp).
Gebruikelijke hulp gaat voor op andere activiteiten van leden van de leefeenheid in het
kader van hun maatschappelijke participatie.
2.2.1. Geen gebruikelijke hulp
Van ieder meerderjarig lid van de leefeenheid wordt dus bezien of dat lid in staat is de
gebruikelijke hulp te bieden. Maar er zijn situaties denkbaar dat de veronderstelde
gebruikelijke hulp niet kan worden geboden. Hieronder worden enkele situaties
Gezondheidsproblemen of (dreigende) overbelasting
Gebruikelijke hulp kan niet worden geleverd als de partner of ander lid van de
leefeenheid waarvan deze zorg wordt verwacht, zelf zodanige gezondheidsproblemen en
beperkingen heeft dat redelijkerwijs moet worden geconcludeerd dat (een deel van) de
huishoudelijke taken niet door hem/haar kunnen worden uitgevoerd.
Altijd moet worden onderzocht of een leefeenheid, gegeven de voor die leefeenheid
geldende gebruikelijke hulp, door de uitval van de persoon met beperkingen, niet alsnog
onevenredig belast wordt of dat overbelasting dreigt. Overbelasting heeft dus altijd
betrekking op personen binnen een leefeenheid van wie wordt verwacht dat zij de
gebruikelijke hulp binnen het huishouden leveren.
Overbelasting kan worden gedefinieerd als “meer belasting dan het prestatievermogen
toelaat”. Het is een (on)balans tussen draagkracht (belastbaarheid) en draaglast
Belastbaarheid en de beperkingen daardoor moeten worden beoordeeld en vastgesteld
door of onder verantwoordelijkheid van een door het college aangewezen onafhankelijke
Wanneer dreigende overbelasting wordt veroorzaakt door een combinatie van
gebruikelijke hulp, werk en andere activiteiten dan gaan gebruikelijke hulp en werk voor.
Het beoefenen van vrijetijdsbesteding is op zich geen reden te veronderstellen dat de
gebruikelijke hulp niet kan worden geboden.
Overbelasting door combinatie werk en zorg /verzorging
In de situatie dat overbelasting ontstaat of dreigt vanwege een combinatie van werk of
opleiding en de verzorging van de zieke partner/gezinslid, kan tijdelijk een indicatie voor
HO worden verstrekt voor die huishoudelijke taken die normaliter tot de gebruikelijke
hulp zouden worden gerekend. In eerste instantie is deze indicatie van tijdelijke duur
(maximaal 3 maanden) om de leefeenheid in die periode de gelegenheid te geven de
onderlinge taakverdeling aan de nieuw ontstane situatie aan te passen.
Als de leefeenheid een langere periode ondersteuning nodig heeft, dan is dit slechts
men aantoonbaar moeite heeft gedaan om het huishouden zodanig te reorganiseren
dat geen maatwerkvoorziening nodig zou zijn en
dat deze pogingen aantoonbaar en niet-verwijtbaar niet succesvol zijn geweest
(hierbij valt ook te denken aan het benutten van allerlei voorliggende voorzieningen,
zoals buitenschoolse kinderopvang, maaltijdvoorzieningen, zorgverlof,
ouderschapsverlof, bedrijfszorg, e.d.) en
inzicht bestaat (via een medisch advies) in de belasting en belastbaarheid van de
persoon, die geacht wordt de gebruikelijke hulp te bieden en mogelijke
behandelwijzen om die overbelasting te voorkomen dan wel te beperken en
de vraag “Wat als er geen persoon met een participatieprobleem aanwezig zou zijn?”
de leefeenheid niet over de financiële mogelijkheden beschikt zelf de oplossing te
In terminale situaties, waarin de partner zwaar belast wordt met zorgtaken, worden de
richtlijnen met betrekking tot gebruikelijke hulp soepeler gehanteerd. Deze situatie is per
definitie van tijdelijke aard. HO kan dan worden geïndiceerd zolang de situatie zich
voordoet, dus ook langer dan 3 maanden.
Bij werkenden wordt geen rekening gehouden met zeer drukke werkzaamheden en
(zeer) lange werkweken. Fysieke afwezigheid van de huisgenoot geldt in principe niet als
reden voor compensatie. Uitgangspunt is dat een volwassene wordt geacht een
volledige school- of werkweek inclusief reistijden te (kunnen) hebben en deze te kunnen
combineren met huishoudelijke taken. Afwezigheid vanwege school- of werkgerelateerde
activiteiten heeft niet tot gevolg dat de persoon deze huishoudelijke taken niet kan doen,
maar dat hij de uitvoering van de huishoudelijke taken plant op momenten waarop hij wel
thuis is. Ook afwezigheid vanwege overwerk, vrijwilligerswerk, sportactiviteiten etc. leidt
De verantwoordelijkheid voor het huishouden gaat voor op andere activiteiten.
Een uitzondering geldt voor langdurige afwezigheid (meer dan 6 etmalen), waardoor ook
uitstelbare taken te lang blijven liggen. De afwezigheid moet wel een regelmatig
terugkerend en verplichtend karakter hebben en inherent zijn aan het werk. Te denken
valt aan internationaal vrachtverkeer, off-shore werk, werk in het buitenland.
Als sprake is van gebruikelijke hulp, wordt dus geen of minder ondersteuning geboden.
Van gebruikelijke hulp is sprake als één of meerdere huisgenoten aanwezig zijn, die in
staat worden geacht het huishouden over te nemen.
2.3. Mantelzorg en het sociale netwerk
Ook deze vorm van ondersteuning gaat voor op een maatwerkvoorziening. Mantelzorg is
altijd vrijwillig en niet afdwingbaar. In de praktijk kan dit betekenen dat een deel van het
huishouden door de mantelzorger wordt overgenomen en voor een ander deel
aanvullend of tijdelijk ondersteuning wordt geboden door de inzet van een algemene
voorziening of een maatwerkvoorziening. Naast mantelzorg kan ook de inzet van
vrijwilligers een oplossing bieden bij het verzorgen van het huishouden.
Een algemene voorziening is voor een brede doelgroep toegankelijk en biedt
(gedeeltelijk) ondersteuning. Het is een aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder
voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van
de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning
(artikel 1 van de wet). Steeds moet worden nagegaan of een algemene voorziening
daadwerkelijk beschikbaar en passend is.
In artikel 2.3.5. lid 3 van de Wmo2015 en ook in de gemeentelijke Wmo-verordening is
bepaald dat geen aanspraak op een maatwerkvoorziening bestaat als het gebruik van
algemene voorzieningen de beperkingen in zelfredzaamheid of participatie kunnen
wegnemen of verminderen. Dat houdt in dat wanneer een adequate oplossing wordt
geboden door het gebruik maken van een algemene voorziening, er geen recht bestaat
op een Wmo-maatwerkvoorziening.
Voor deze beoordeling is het niet doorslaggevend of men gebruik wil maken van een
algemene voorziening. Dit is de vrije keus van de cliënt. Als gebruik gemaakt kan worden
van een algemene voorziening maar men dit niet wil, dan leidt dat dus niet tot een recht
Een algemene voorziening gaat voor op een maatwerkvoorziening mits die algemene
daadwerkelijk beschikbaar is;
door de belanghebbende financieel gedragen kan worden en
2.4.1. Algemene voorziening wasverzorging (AV Was)
In Hof van Twente bestaat sinds 1 juli 2021 de Algemene voorziening Wasverzorging
(AV Was). De gemeente heeft hiervoor een contract gesloten met Stichting De
Washand. Deze Stichting is de aanbieder van de AV Was.
De AV Was is toegankelijk voor alle inwoners van Hof van Twente. Maar de
voorwaarden waaronder de AV Was gebruikt kan worden, zijn niet voor iedereen
hetzelfde. Voor bepaalde doelgroepen mogen andere regels gelden.
In Hof van Twente wordt een onderscheid gemaakt tussen enerzijds inwoners voor wie
gebruik van de AV Was een noodzaak is en anderzijds inwoners voor wie gebruik van de
AV Was als een luxe-voorziening kan worden aangemerkt. Dit betekent dat duidelijk
moet zijn op basis waarvan wordt bepaald of gebruik van de AV Was noodzaak dan wel
Uitgangspunt is dat gebruik van de AV Was luxe is en inwoners zonder tussenkomst van
de gemeente hiervan gebruik kunnen maken. Inwoners voor wie gebruik van de AV Was
als een luxe-voorziening kan worden aangemerkt, betalen een commercieel tarief aan de
aanbieder van de AV Was. De aanbieder bepaalt zelf dit tarief.
Als de cliënt van mening is dat gebruik van de AV Was noodzakelijk is, dan vindt een
globaal onderzoek plaats door het college. Aan de hand van de uitkomst kan toegang
vanuit noodzaak tot de AV Was worden gegeven.
1. inwoners uit de doelgroep van de Wmo2015, personen met een beperking, een
chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem die niet in staat zijn zelf
de wasverzorging uit te voeren (doelgroepbepaling) en
2. die geen beroep kunnen doen op gebruikelijke hulp van huisgenoten en
3. die geen recht hebben op zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz).
Als aan deze 3 voorwaarden is voldaan, kan de cliënt met korting gebruik maken van de
In situaties waarin niet alleen de wasverzorging een probleem is, maar de cliënt ook
andere problemen ondervindt op het gebied van zelfredzaamheid en participatie, zal de
toegang tot de AV Was vaak onderdeel uitmaken van het onderzoek zoals bedoeld in
Cliënten voor wie gebruik van de AV Was een noodzaak is (Wmo-doelgroep), ontvangen
een korting op het commerciële tarief. De korting is zodanig dat nog een eigen bijdrage
resteert waarvan de hoogte overeenkomt met genormeerde kosten van de
wasverzorging thuis. Deze normkosten zijn berekend door het Nibud. In deze berekening
zijn de kosten van 2 wasbeurten thuis verwerkt. Het gaat dan om de kosten van
onderhoud/afschrijving van de wasmachine, het wasmiddel, elektra en water en ook de
kosten van het drogen van de was. De hoogte van deze eigen bijdrage die cliënten in
rekening wordt gebracht, is opgenomen in de Wmo-verordening.
Tijdelijk gebruik van de AV Was
De korting wordt ook geboden als de cliënt slechts tijdelijk, voor een korte periode,
voldoet aan deze 3 voorwaarden. De cliënt kan dan voor een korte periode toegelaten
worden om met korting gebruik te maken van de AV Was
Het doel en het te bereiken resultaat van een wasvoorziening is dat de cliënt kan
beschikken over schone, draagbare kleding en schoon beddengoed. Dat kan door
gebruik te maken van de algemene voorziening. De AV Was in Hof van Twente biedt
voor zoveel mogelijk mensen uit de Wmo-doelgroep voldoende compensatie om dat
resultaat te bereiken. Het college maakt hiervoor prestatieafspraken met de aanbieder
De AV Was is zo ingericht dat wasgoed op de locatie van de aanbieder wordt gewassen.
De cliënt biedt het wasgoed aan in een waszak. Die waszak wordt geleverd door de
aanbieder en wordt door de aanbieder bij de cliënt op afspraak opgehaald. Het wasgoed
wordt bij de aanbieder gesorteerd, gewassen, gedroogd en opgevouwen. Schoon
wasgoed wordt vervolgens op afspraak weer teruggebracht naar de cliënt. Wasgoed van
verschillende gebruikers van de AV Was wordt niet gemengd.
De aanbieder is niet verantwoordelijk voor het verzamelen van het wasgoed in de
De Washand stuurt een factuur aan de cliënt voor de geleverde dienstverlening. De
cliënt verleent aan De Washand een machtiging voor automatisch incasso van de eigen
bijdrage. Als De Washand de eigen bijdrage niet kan incasseren, bestaat de
mogelijkheid dat de dienstverlening wordt beëindigd. Dit gebeurt echter alleen na overleg
met en instemming van het college.
Het college kan verdere afspraken maken met de aanbieder over doorlooptijden en
kwaliteit van de dienstverlening.
In die gevallen dat de AV Was geen (voldoende) compensatie biedt, blijft recht bestaan
op de maatwerkvoorziening Aanvullende module Wasverzorging zoals die is beschreven
Hoofdstuk 3 De maatwerkvoorziening Huishoudelijke ondersteuning
Om te komen tot het resultaat van een gestructureerd huishouden, kunnen verschillende
modules, afhankelijk van de individuele cliëntsituatie, worden ingezet. Verschillende
modules om verschillende beperkingen in de zelfredzaamheid zo goed mogelijk op te
lossen. Bij een gestructureerd huishouden worden een aantal resultaten onderscheiden.
Om het resultaat ‘een schoon en leefbaar huis’ te bereiken, kan of de
schoonmaakmodule HO of de basismodule HO worden ingezet. Voor de andere
resultaatgebieden kunnen aanvullende maatwerkmodules worden toegekend.
Voor een schoon en leefbaar huis kennen we de schoonmaakmodule HO. In deze
module zijn alle huishoudelijke activiteiten opgenomen die nodig zijn om het resultaat
van een schoon en leefbaar huis te bereiken. Schoon en leefbaar houdt in dat de woning
op orde moet zijn volgens algemeen gebruikelijke hygiënische normen. Daarnaast moet
het huis opgeruimd en functioneel zijn. HO heeft betrekking op de ruimten die nodig zijn
voor het normale gebruik van de woning en die daadwerkelijk dagelijks in gebruik zijn.
Het gaat concreet om activiteiten als stofzuigen, schoonmaken van badkamer, keuken
en toilet, het schoonmaken van vloeren en het schoonhouden van de woonkamer en de
in gebruik zijnde slaapkamer(s).
Als na onderzoek blijkt dat de cliënt de huishoudelijke activiteiten niet zelf kan uitvoeren
en ook geen andere oplossingsmogelijkheden heeft, dan wordt deze module ingezet. Het
college geeft dan aan de gekozen aanbieder opdracht om alle activiteiten die in de
schoonmaakmodule zijn opgenomen, uit te voeren.
In principe geldt dit voor de volgende woonruimten: de woonkamer, de slaapkamer(s) die
in gebruik is/zijn bij de cliënt en huisgenoten, de badkamer, het toilet, de keuken,
verkeersruimten in de woning (met name de hal en overloop) en de trap mits één of
meer van de hiervoor genoemde ruimten zich op een andere etage bevinden.
Uitgezonderd zijn in ieder geval: berging, kelder, zolder en buitenruimten.
Zorg voor dieren en planten en werkzaamheden buiten de woning (o.a. tuinonderhoud,
ramen lappen buiten) en de grote schoonmaak vallen buiten de maatwerkvoorziening.
De aanwezigheid van dieren (uitgezonderd hulphonden) is geen aanleiding voor het
toekennen van een aanvullende ondersteuning. De gevolgen hiervan voor het schoon en
leefbaar houden van het huis en het zoeken naar oplossingen hiervoor, behoort tot de
eigen verantwoordelijk van de cliënt.
Bij de totstandkoming van de schoonmaakmodule is gebruik gemaakt van het HHMonderzoek.
HO is een aanvulling op de eigen mogelijkheden van de cliënt. Het is daarom van belang
ook de eigen kracht in beeld te brengen. Deze eigen kracht wordt in elke individuele
situatie toegespitst op een aantal (vijf) huishoudelijke taken. Dit zijn lichte huishoudelijke
taken die een aantal cliënten zelf kan uitvoeren, bijvoorbeeld opruimen van spullen.
Op het moment dat een cliënt al deze specifieke, lichte huishoudelijke taken zelf kan
uitvoeren, dan bestaat geen recht op de schoonmaakmodule HO, maar op de
basismodule HO. De basismodule HO is dus feitelijk de schoonmaakmodule HO zonder
een (vijf)tal lichte huishoudelijke activiteiten (eigen kracht).
Uiteraard kan de cliënt, op het moment dat zijn situatie is gewijzigd, zich bij het college
melden. Als dan uit onderzoek blijkt dat ook een of meerdere lichte huishoudelijke
activiteiten overgenomen moeten worden, bestaat daarna recht op de volledige
De vijf lichte huishoudelijke activiteiten zijn:
Woonkamer Stof afnemen midden 1x per week
Woonkamer Opruimen 1x per week
Slaapkamers Stof afnemen midden 1x per week
Slaapkamers Opruimen 1x per week
Hal Stof afnemen midden 1x per week
Hieronder zijn de schoonmaakmodule en de basismodule weergegeven. In beide modules is
onderscheid gemaakt tussen werkzaamheden die frequent uitgevoerd moeten worden
(regulier, tabel 1A en 2A) en werkzaamheden die incidenteel uitgevoerd worden (tabel 1B en
2B). De frequentie is duidelijk, de momenten waarop de werkzaamheden worden uitgevoerd,
worden bepaald in overleg tussen de zorgaanbieder en de cliënt.
Tabel 1 de schoonmaakmodule HO
Tabel 1A: de schoonmaakmodule HO reguliere activiteiten
Tabel 1B: de schoonmaakmodule HO incidentele activiteiten
Tabel 2A: de basismodule HO reguliere activiteiten
Tabel 2B: de basismodule HO incidentele activiteiten
Inhoud maatwerkvoorziening: De maatwerkvoorziening voor een schoon en leefbaar huis
bestaat dus of uit de volledige schoonmaakmodule HO (tabel 1) of uit de volledige
basismodule HO (tabel 2). Er wordt binnen deze modules niet geïndiceerd op
3.3. Aanvullende module Extra hygiëne
De module Extra hygiëne kan worden ingezet wanneer sprake is van beperkingen:
•waardoor een meer dan gebruikelijke hygiëne noodzakelijk is;
•die leiden tot een snellere vervuiling van het huis;
De extra noodzakelijke ondersteuning bij het huishouden moet een medische en/ of
fysieke oorzaak hebben bij de cliënt, welke objectief medisch aantoonbaar is.
Voorbeelden hiervan zijn (niet limitatief) ernstige klachten ten gevolge van COPD of een
hogere vervuilingsgraad door gebruik van noodzakelijke hulpmiddelen.
De module Extra hygiëne is qua activiteiten gelijk aan de toegekende schoonmaak- of
basismodule HO. Alleen de frequentie van (enkele van) de activiteiten verschilt met deze
modules. De module Extra hygiëne kan worden ingezet als blijkt dat vanwege een
objectiveerbare beperking niet kan worden volstaan met de frequentie zoals in die
schoonmaak- of basismodule is vermeld. Schoonmaakactiviteiten moeten dus vaker
worden verricht. Er kan echter geen vaste frequentie worden genoemd te noemen bij
huishoudelijke activiteiten. Dit omdat dit per cliënt verschillend kan zijn. De consulent
beschrijft in het ondersteuningsplan welke specifieke activiteiten met welke frequentie
moeten worden verricht bij de cliënt. Dit wordt ook gecommuniceerd met de aanbieder
De werkzaamheden bij deze module zijn afgeleid van/overgenomen uit het protocol van
Tabel 3 Activiteiten Extra hygiëne
Inhoud maatwerkvoorziening: afhankelijk van de noodzaak wordt één of worden beide
activiteiten uit deze aanvullende module toegekend.
3.4 Aanvullende module Wasverzorging
Deze module Wasverzorging kan worden ingezet als een cliënt het niet lukt om zijn
kleding en beddengoed zelfstandig op orde en schoon te houden en de AV Was hiervoor
geen of onvoldoende oplossing biedt. Het resultaat van deze aanvullende module is dat
de cliënt de beschikking heeft over schone en draagbare kleding en schoon
beddengoed. Dit betekent niet dat bovenkleding ook gestreken moet zijn om dit resultaat
te kunnen bereiken. Strijken hoort niet tot compensatieplicht van de gemeente.
Van de cliënt wordt verwacht dat hij beschikt over een wasmachine. Ook een wasdroger
is een algemeen gebruikelijk hulpmiddel. Als er geen wasmachine en/of droger is,
behoort het tot de verantwoordelijkheid van de cliënt om hierover te beschikken.
Daarnaast wordt van de cliënt verwacht al het mogelijke te doen om het ontstaan van
extra was te beperken. Door bijvoorbeeld incontinentiemateriaal of anti-allergieproducten
Voor het bepalen van de frequenties van de activiteiten is gebruik gemaakt van de
uitkomst van het onderzoek in Twente onder de huishoudelijke hulpen van aanbieders.
De module wasverzorging bestaat uit een drietal activiteiten, namelijk sorteren/wassen,
drogen/ophangen en vouwen/opbergen. In de praktijk blijkt dat veel cliënten in staat zijn
bepaalde activiteiten binnen de module zelf uit te voeren. Bijvoorbeeld het sorteren van
de was en het vullen van de machine. Door bij de wasverzorging te indiceren op
activiteitenniveau, wordt de eigen kracht van cliënten beter benut en wordt een passende
ondersteuning aan de cliënt geboden.
Tabel 4a: Overzicht activiteiten module Wasverzorging eenpersoonshuishouden
Tabel 4b Overzicht activiteiten module Wasverzorging meerpersoonshuishouden
Het sorteren van het wasgoed hoeft overigens niet bij elke was gedaan te worden. Dat kan
ook één keer per week plaatsvinden.
Uit het aanvullende onderzoek van HHM van 5 april 2017 (“Verdiepend onderzoek
prestatie wassen en strijken binnen huishoudelijke ondersteuning”) blijkt verder dat met
name beddengoed erg zwaar is om te wassen. Vaak kunnen cliënten het wassen van
kleding en ander licht wasgoed nog wel zelf doen, maar is hulp nodig bij het wassen en
drogen of ophangen van het beddengoed. In situaties waarin dat aan de orde is, kan uit
deze aanvullende module enkel activiteit 5 uit de overzichten 4a en 4b worden verstrekt.
De frequente is eenmaal per 2 weken, gelijk aan de frequentie van het verschonen van
Als niet alleen het beddengoed, maar ook het wassen en drogen of ophangen van ander
wasgoed problemen geeft, dan kunnen de activiteiten 1, 2 of 3 en 4 worden verstrekt.
Het beddengoed is daarin dan al opgenomen.
Naast deze activiteiten zijn er ook nog factoren waardoor meer hulp bij de wasverzorging
noodzakelijk kan zijn. Hierbij kan gedacht worden aan (meerdere opties mogelijk):
Thuiswonende kind(eren) jonger dan 16 jaar;
Extra bewassing in verband met overmatige transpiratie, incontinentie,
Als sprake is van deze factoren dan kan aanvullend op de module Wasverzorging extra
ondersteuning worden ingezet. De wekelijkse frequentie wordt dan verhoogd.
Tabel 4c Factoren voor meer hulp
Inhoud maatwerkvoorziening: afhankelijk van de noodzaak worden 1 of meerdere
activiteiten uit deze aanvullende module toegekend.
3.5 Aanvullende module Maaltijdverzorging
Ondersteuning bij (voor)bereiden van maaltijden en het eventueel begeleiden (stimuleren
of herinneren) bij de maaltijden valt onder de Wmo 2015. Deze module bestaat uit
activiteiten die moeten worden verricht om het resultaat “beschikken over benodigde
dagelijkse maaltijden” te bereiken. Hieronder valt ook het doen van de boodschappen.
Tijdens het onderzoek worden alle mogelijkheden besproken. Is er een (volwassen)
huisgenoot aanwezig die in staat is de maaltijd klaar te zetten en/of op te warmen? Zo ja,
dan is er sprake van gebruikelijke hulp en wordt geen ondersteuning geboden. Kan cliënt
op eigen kracht of met ondersteuning van de mensen om hem heen een maaltijd
Ook wordt onderzocht of een ander aanbod een oplossing biedt. Te denken valt aan
kant-en-klaarmaaltijden, mee-eten bij een welzijnsvoorziening, maaltijdbezorging aan
huis, etc. Als een cliënt niet (meer) in staat is zelf of met hulp van de omgeving
maaltijden te verzorgen en ander aanbod niet of onvoldoende de noodzakelijke
oplossing biedt, kan deze module worden ingezet. De kosten voor de aanschaf van de
maaltijden c.q. de maaltijdvoorziening komen ten laste van de cliënt. In de onderstaande
tabel zijn de activiteiten voor de module Maaltijden opgenomen.
Ondersteuning bij maaltijden valt onder de Zorgverzekeringswet als:
Een cliënt niet in staat is zelfstandig te eten en te drinken (in de mond doen);
Maaltijdondersteuning medisch noodzakelijk is (bijv. bijvoeding);
Toezicht tijdens het eten noodzakelijk is.
Voor de maaltijdverzorging gelden de volgende activiteiten (op basis van het CIZprotocol)
Tabel 5a Activiteiten maaltijdverzorging
Daarnaast is het mogelijk dat de cliënt ondersteuning nodig heeft bij het doen van
boodschappen. Ook hier geldt dat andere oplossingen, zoals een boodschappenservice
geboden via een supermarkt, voor gaan aan een maatwerkvoorziening. Eigen keuzes,
zoals de keuze voor speciaal voedsel dat maar beperkt wordt aangeboden, waardoor
extra reizen nodig is of het doen van boodschappen in een groot aantal winkels,
resulteert niet in het recht op deze aanvullende module.
Voor de boodschappen gelden de volgende activiteiten (op basis van het CIZ-protocol):
Tabel 5b Activiteiten boodschappen
Inhoud maatwerkvoorziening: afhankelijk van de noodzaak worden 1 of meerdere
activiteiten uit deze aanvullende module toegekend.
Deze module kan worden ingezet wanneer de cliënt op eigen kracht of met zijn sociale
netwerk niet in staat is tot regie en planning van de werkzaamheden met betrekking tot
het organiseren van huishoudelijke taken. Behalve dat er huishoudelijke taken moeten
worden overgenomen, heeft de hulpverlener dan ook aansturende en regietaken. Het
overnemen van de regie over het huishouden kan noodzakelijk zijn als in redelijkheid niet
meer van cliënt verwacht kan worden dat hij zelfstandig beslissingen neemt ten aanzien
van zijn huishouden of als disfunctioneren dreigt ten gevolge van bijvoorbeeld dementie.
Dat kan zich uiten in vervuiling (van de woning of kleding), verwaarlozing (eten en
drinken) of ontreddering van zichzelf of van afhankelijkheid van huisgenoten.
De ondersteuning (al dan niet aan de gezonde partner) kan ook bestaan uit het helpen
handhaven, verkrijgen of herkrijgen van structuur in het huishouden.
Het resultaat van het voeren van de regie over het huishouden is een goede
regievoering op en organisatie van het huishouden.
Bij de module Regie moet worden overwogen of de deze aanvullende module moet
worden ingezet of dat een andere maatwerkvoorziening meer passend is. Te denken valt
aan de voorziening Ondersteuning zelfstandig leven (OZL, individuele ambulante
begeleiding). Een afweging die hierbij gemaakt kan worden is of de ondersteuning alleen
gericht is op het huishouden (module Regie) of dat er ook ondersteuning op andere
gebieden (maatwerkvoorziening OZL) noodzakelijk is.
Advies, instructie en voorlichting (AIV)
AIV is een kortdurende ondersteuning (maximaal 6 weken). AIV kan een activiteit zijn die
onder de module Regie hoort. Het gaat dan om:
Instructie omgaan met (technische) hulpmiddelen;
Instructie huishoudelijke taken; boodschappen doen, maaltijd bereiden, het licht
en zwaar huishoudelijke werk, de wasverzorging en de dagelijkse organisatie van
Inhoud maatwerkvoorziening: afhankelijk van de noodzaak worden 1 of meerdere
activiteiten uit deze aanvullende module toegekend.
NB: Als de module Regie noodzakelijk is, stelt dat extra eisen aan de kwaliteit van de
hulpverlener. De volledige ondersteuning, dus ook de schoonmaak- of basismodule HO
en eventueel andere aanvullende modules, wordt dan geboden door een hoger
gekwalificeerd medewerker. Dit wordt Professional + genoemd
3.7 Aanvullende module Zorg voor minderjarige kinderen
De zorg voor kinderen die tot het huishouden behoren is primair een taak van de ouders.
Dit houdt in: het zorgen voor hun geestelijk en lichamelijk welzijn en het bevorderen van
de ontwikkeling van hun persoonlijkheid en het naar draagkracht voorzien in de kosten
van dit alles. Dat geldt ook voor ouders die door een beperking niet in staat zijn hun
Ook bij de opvang en verzorging van kinderen geldt dus dat eigen oplossingen voor
gaan. Indien nodig, dient de ouder gebruik te maken van de voor hem/haar geldende
regeling voor zorgverlof. Ook wordt bezien welke mogelijkheden tot mantelzorg
redelijkerwijs kunnen worden benut. Is dit niet mogelijk, dan dient de ouder gebruik te
maken van (een combinatie van) crèche, opvang op school (voor-, tussen- en
naschoolse opvang), buitenschoolse opvang, gastouder e.d. (dus de zogenoemde
algemeen gebruikelijke voorliggende voorzieningen). Het gebruik van dergelijke
alternatieve opvangmogelijkheden voor kinderen gedurende 5 dagen per week is
redelijk, ook als daaraan kosten zijn verbonden.
Daarbij moet ook betrokken te worden of de persoon aanspraak kan maken op
ondersteuning via de zorgverzekering. Individuele ondersteuning voor structurele opvang
van kinderen is niet mogelijk binnen de Wmo 2015. Het passen op kinderen valt niet
Als er sprake is van uitval van de ouder in een éénoudergezin, of beide ouders
ondervinden beperkingen in de opvang en verzorging van de kinderen, wordt allereerst
nagegaan welke mogelijkheden er zijn van mantelzorg, vrijwilligerswerk als vervangende
mantelzorg en van (algemeen) voorliggende voorzieningen.
Zoals hiervoor is aangegeven, geldt dat de ouder zelf in oppas en opvang van gezonde
kinderen moet voorzien. Gebruik van kinderopvang/crèche als voorliggende voorziening
voor oppas en opvang van gezonde kinderen gedurende 5 dagen per week is redelijk.
Blijkt dat voorliggende voorzieningen niet (voldoende) beschikbaar zijn, dan kan deze
maatwerk-module worden ingezet voor de oppas, opvang en verzorging van gezonde
kinderen. Deze module wordt afgegeven met een maximale duur van drie maanden om
ouders/verzorgers de mogelijkheid te bieden een oplossing te creëren. Van hen mag
worden verwacht dat zij zich tot het uiterste zullen inspannen om die oplossing zo snel
mogelijk te vinden. In die tijdspanne heeft men de gelegenheid eigen oplossingen te
Indien aantoonbaar en alle inspanningen ten spijt, eigen oplossingen niet kunnen worden
gerealiseerd, dan kan voor langere tijd deze maatwerkmodule worden toegekend. Deze
toekenning moet worden heroverwogen als de leeftijd van het kind/de kinderen daartoe
aanleiding geeft en in geval de omstandigheden van de leefeenheid wijzigen.
Voor de module Zorg voor minderjarige kinderen gelden de volgende activiteiten (op
Tabel 7 Activiteiten Zorg voor minderjarige kinderen
Inhoud maatwerkvoorziening: afhankelijk van de noodzaak worden 1 of meerdere
activiteiten uit deze aanvullende module toegekend. De frequentie per dag/per week is
ter beoordeling aan het college.
NB. Als de module Zorg voor minderjarige kinderen noodzakelijk is, stelt dat extra eisen
aan de kwaliteit van de hulpverlener. De volledige ondersteuning, dus ook de
schoonmaak- of basismodule HO en eventueel andere aanvullende modules, wordt dan
geboden door een hoger gekwalificeerd medewerker. Dit wordt Professional + genoemd.
Tijdens het onderzoek wordt onderzocht of de cliënt op eigen kracht of met behulp van
zijn netwerk en algemene voorzieningen het gewenste resultaat, een gestructureerd
huishouden, kan behalen. Met de cliënt wordt besproken welke beperkingen hij hierin
In het ondersteuningsplan wordt vervolgens opgenomen welke ondersteuning geboden
moet worden. Dat kan dus zijn het gebruik van de AV Was, maar ook welke maatwerkmodule(s) moet(en) worden ingezet om het beoogde resultaat te bereiken.
Als kan worden volstaan met gebruik van de AV Was, dan meldt het college de cliënt
aan bij de aanbieder. Een formele aanvraag en beschikking zijn niet aan de orde.
Er kan recht bestaan op de schoonmaak- dan wel basismodule HO. Binnen deze
modules wordt geen verder onderscheid gemaakt op basis van bijvoorbeeld eigen
kracht. De van toepassing zijnde module wordt verstrekt. Dit kan worden aangevuld met
activiteiten uit de aanvullende modules.
De noodzakelijke ondersteuning wordt vastgelegd in een beschikking. De zorgaanbieder
heeft zich contractueel geconformeerd aan uitvoering van de werkzaamheden zoals
beschreven in de diverse modules. Op deze wijze wordt invulling gegeven aan de
opdracht die het college heeft om zelf samen met de cliënt te bepalen waaruit de
maatwerkvoorziening HO bestaat (activiteiten, ruimten en frequentie).
Tenzij er redenen zijn om de maatwerkvoorziening voor een kortere periode toe te
kennen, wordt de voorziening toegekend voor een periode van 3 jaar. Cliënten van 75
jaar en ouder waarbij kan worden volstaan met de basismodule HO krijgen een recht
Bijvoorbeeld medische redenen (wisselend ziektebeeld, revalidatie, herstel na opname in
ziekenhuis) en de leeftijd van thuiswonende kinderen (bereiken van de 18jarige of
23jarige leeftijd) kunnen redenen zijn de voorziening voor een kortere periode toe te
Om dezelfde redenen kan de duur waarbinnen de cliënt tegen een gereduceerd tarief
gebruik kan maken van de AV Was, worden beperkt.
4.2 HO, overlijden en achterblijvende gezinsleden
Bij de beoordeling of recht bestaat op maatwerkvoorziening HO, worden ook
beperkingen en belemmeringen van de partner en andere volwassen leden van de
leefeenheid in beeld gebracht en beoordeeld. Als blijkt dat de medebewoners geen of
onvoldoende gebruikelijke hulp kunnen bieden, bestaat recht op HO. In die zin is HO,
afwijkend van andere Wmo-maatwerkvoorzieningen, aan te merken als een voorziening
Als de cliënt, aan wie de HO is toegekend, overlijdt, bestaat uiteraard geen recht meer
op de voorziening. Dit is mogelijk anders als er achterblijvende gezinsleden zijn. Ook zij
zullen veelal de huishoudelijke taken niet of niet volledig kunnen uitvoeren. Immers, de
beperkingen van andere leden van de leefeenheid zijn bij de toekenning van de HO
De HO wordt dan op naam van de achterblijvende partner korte tijd voortgezet. Deze
korte periode is vastgesteld op de laatste dag van de maand volgend op de maand
waarin de cliënt is overleden. In deze periode is het mogelijk om samen met de
achterblijvende gezinsleden te beoordelen of en welke ondersteuning in de nieuwe
4.3 Vereenvoudigde procedure na periode van ziekenhuisopname
Na een periode van ziekenhuisopname kan met spoed hulp noodzakelijk zijn. Hierbij is
helder dat de hulp noodzakelijk is. Dit wordt aangegeven door het transferpunt van het
ziekenhuis. De duur is beperkt tot maximaal 3 maanden. Het is in deze situatie
ongewenst om een uitgebreide meldings- en/of aanvraagprocedure te volgen, omdat dit
zou leiden tot een te lange periode dat men op hulp moet wachten.
In deze situatie wordt de keuze tussen ZIN en PGB niet geboden. De HO wordt geboden
Hoofdstuk 5 Verstrekkingsvormen
De maatwerkvoorziening HO kan worden geboden als zorg in natura (ZIN) of in de vorm
van een persoonsgebonden budget (PGB). Het is evident dat deze verstrekkingsvormen
niet aan de orde zijn als en voor zover kan worden volstaan met gebruik van een
De HO wordt geboden door een door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieder. De
zorgaanbieder ontvangt digitaal de opdracht tot het bieden van de HO. In die opdracht
worden de modules vermeld die geleverd moeten worden.
De kostprijs van de HO in natura is contractueel afgesproken.
5.2 HO in de vorm van een persoonsgebonden budget (PGB)
De cliënt kan ervoor kiezen zelf de HO in te kopen. Voor de betaling daarvan kan een
PGB worden toegekend. Hierbij is relevant bij welke aanbieder de HO wordt ingekocht.
Ook is relevant welke activiteiten uit de aanvullende modules moeten worden ingekocht.
Zowel de kwaliteit van de hulpverlener die met een PGB wordt ingekocht als de kwaliteit
van de dienstverlening moeten worden beoordeeld.
Is dit bij een met ZIN vergelijkbare aanbieder die evenzeer aan de kwaliteitseisen voldoet
(een organisatie of ZZP’er)? Mits deze aanbieder voldoet aan alle eisen die aan ZINaanbieder worden gesteld, dan bestaat recht op een PGB dat vergelijkbaar is met de
Op dit tarief wordt wel een korting van 10% toegepast. Dit omdat een gecontracteerde
aanbieder van HO diverse verplichtingen heeft jegens het college die een niet
gecontracteerde aanbieder niet heeft. Bijvoorbeeld het digitale berichtenverkeer
(opdrachtverstrekking en –acceptatie, facturatieproces). Dit rechtvaardigt een lagere prijs
voor aanbieders die deze verplichtingen niet hebben en die extra administratieve
activiteiten niet hoeven te verrichten.
Een alternatief is dat de HO wordt ingekocht bij een particulier persoon, bijvoorbeeld een
persoon uit het eigen sociaal netwerk. Deze constructie is vergelijkbaar met de
zogeheten alfaconstructie. Hiervoor is een tarief beschikbaar dat is gebaseerd op een
reëel uurloon voor alfahulpen. Voor vaststelling van de hoogte van dit tarief wordt
aansluiting gezocht bij Alphatrots, de belangenvereniging van alfahulpen. De hoogte is
vastgelegd in de Wmo-verordening
Dit tarief geldt ook als de HO wordt geboden door een zorgaanbieder die de HO wel kan
en mag bieden, maar niet aan alle kwaliteitseisen voldoet.
indien activiteiten uit de module Regie en/of uit de module Zorg voor minderjarige
kinderen moeten worden ingekocht, stelt dat extra eisen aan de kwaliteit van de
hulpverlener. De volledige ondersteuning, dus ook de schoonmaak- of basismodule HO
en eventueel andere aanvullende modules, wordt dan geboden door een hoger
gekwalificeerd medewerker, Professional +. De hoogte van het PGB wordt aangepast
aan deze duurdere vorm van ondersteuning.
Een PGB wordt overigens alleen beschikbaar gesteld als deze combinatie van modules
wordt ingekocht bij een professionele aanbieder die aan alle kwaliteitseisen voldoet. Het
bieden van de combinatie van deze modules vanuit het sociaal netwerk of ander
particulier initiatief wordt uit kwaliteitsoogpunt niet wenselijk geacht. Daarom wordt voor
de modules Regie en Zorg voor minderjarige kinderen, al dan niet in combinatie met
andere (aanvullende) modules geen PGB verstrekt als deze ondersteuning wordt
ingekocht in het sociaal netwerk of bij een ander particulier persoon.
De hoogte van het PGB wordt bepaald door de over te nemen huishoudelijke activiteiten
uit de toegekende maatwerkvoorziening, de kwaliteit van de aanbieder van de HO, het
ZIN-tarief en van het uurtarief. De hoogte van de diverse budgetten staan vermeld in de
Wmo-verordening dan wel het Besluit maatschappelijke ondersteuning. Dit Besluit
Maatschappelijke ondersteuning wordt vastgesteld door het college.