Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hendrik-Ido-Ambacht

Beleidsregels gemeentelijke taken uitvoering Wet Kinderopvang gemeente Hendrik-Ido-Ambacht 2021

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHendrik-Ido-Ambacht
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels gemeentelijke taken uitvoering Wet Kinderopvang gemeente Hendrik-Ido-Ambacht 2021
CiteertitelBeleidsregels toezicht- en handhaving kinderopvang 2021
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
  2. artikel 1.61, eerste lid, van de Wet kinderopvang
  3. artikel 1.65, eerste lid, van de Wet kinderopvang
  4. artikel 1.66 van de Wet kinderopvang
  5. artikel 1.72 van de Wet kinderopvang
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

21-07-2021nieuwe regeling

01-06-2021

gmb-2021-238518

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels gemeentelijke taken uitvoering Wet Kinderopvang gemeente Hendrik-Ido-Ambacht 2021

Burgemeester en wethouders van de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht;

 

gelet op artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;

 

gelet op de artikelen 1.61 lid 1, 1.65 lid 1 1.66 en 1.72 lid 1 Wet Kinderopvang; B E S L U I T,

 

vast te stellen: de Beleidsregels gemeentelijke taken uitvoering Wet Kinderopvang gemeente Hendrik-Ido-Ambacht 2021, inclusief afwegingsmodel.

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1 Toepassingsbereik

Deze beleidsregels zijn van toepassing op de handhaving naar aanleiding van een overtreding van de bij of krachtens de Wet kinderopvang (Wko) gestelde regelgeving. De in deze beleidsregels vermelde begrippen hebben de betekenis die de Wko daaraan toekent

(artikel 1.1 Wko).

 

Artikel 2 Vormen van handhaving

  • 1.

    Bij het uitvoeren van het handhavingsbeleid heeft het college de volgende mogelijkheden:

  • 2.

    informeel middel zoals een waarschuwing of een herstelaanbod;

  • 3.

    op herstel gericht handhavingsmiddel zoals een herstelsanctie;

  • 4.

    bestraffende sanctie.

Artikel 3 Kwaliteitseisen

  • 1.

    De kwaliteitseisen, waar aan voldaan moet worden, staan genoemd in de Wet Kinderopvang en alle onderliggende regelgeving.

  • 2.

    De toezichthouder kinderopvang onderzoekt de naleving van deze kwaliteitseisen en legt de bevindingen vast in een inspectierapport.

  • 3.

    In de Beleidsregels toezicht en handhaving kinderopvang wordt uitgegaan van deze kwaliteitseisen.

  • 4.

    In het afwegingsoverzicht worden per domein de kwaliteitseisen geclusterd weergegeven en voorzien van een prioritering en bepaling van de hoogte van de bestuurlijke boete in geval van een overtreding. Het afwegingsoverzicht is als bijlage aan deze beleidsregels toegevoegd.

Hoofdstuk 2 Herstellend traject

Artikel 4 Herstelmaatregel

  • 1.

    Indien gebleken is dat een houder van een kindercentrum, een gastouderbureau of een voorziening voor gastouderopvang niet voldoet aan één of meer kwaliteitseisen van de Wet kinderopvang en alle onderliggende regelgeving, start het college in beginsel een herstellend handhavingstraject. Dit traject is gericht op beëindiging van de overtreding(-en) en op voorkoming van herhaling van de overtreding(-en).

Artikel 5 Informeel herstellend

Een herstelaanbod is het aanbod van de toezichthouder kinderopvang aan de houder om binnen de wettelijke termijn van 6 weken van het opstellen van het concept inspectierapport een geconstateerde overtreding te herstellen. Herstelaanbod is een eerste stap in het bevorderen van de naleving. Het is echter geen handhavingsmiddel en het valt ook niet onder ‘lichte handhaving’. Het betreft een informele methode zonder juridische status en is niet opgenomen in wet- en regelgeving.

 

Het herstelaanbod kan als werkwijze worden ingezet bij het onderzoek na registratie, het jaarlijks onderzoek en het incidenteel onderzoek bij de in de beleidsregels genoemde overtredingen met een gemiddelde prioriteit. Het herstelaanbod wordt niet ingezet bij een onderzoek voor registratie en nader onderzoek volgend op een handhavingsbesluit van de gemeente.

 

Wanneer volgens de methode herstelaanbod gewerkt wordt, biedt de toezichthouder tijdens een inspectieonderzoek aan de houder een herstelmogelijkheid aan om de geconstateerde tekortkoming binnen een redelijke termijn te herstellen. De houder kan vervolgens besluiten om hier wel of geen gebruik van te maken.

 

In het inspectierapport wordt vastgelegd dat bij een eerste inspectie het voorschrift werd overtreden. Daarnaast wordt vastgelegd of er een herstelaanbod is gedaan en zo ja, of de overtreding daarna nog bestaat of niet meer. Blijkt uit nader onderzoek dat de kwaliteitseis(-en) nog niet of niet volledig worden nageleefd en/of is er vrees voor herhaling van de overtreding(-en), dan zal er een afweging plaatsvinden over een vervolgstap in de handhaving.

 

Ad.1 Herstelaanbod gedaan met positief resultaat

Wanneer een overtreding na herstelaanbod is opgelost wordt er niet handhavend opgetreden. De overtreding is immers verholpen. Wel wordt er nader onderzoek gedaan als er gezien de aard van de overtreding meer risico op herhaling is dan bij andere overtredingen.

 

Ad.2 Herstelaanbod aangeboden maar geen (volledig) herstel

Als de overtreding na herstelaanbod niet (volledig) is opgelost, handhaaft de gemeente in principe conform het reguliere handhavingsbeleid.

 

Ad 3. Geen herstelaanbod aangeboden door toezichthouder

 

Ad 4. Herstelaanbod niet aangenomen door houder

In deze gevallen wordt er gehandhaafd conform het handhavingsbeleid

Het behoort altijd tot de mogelijkheden om in bijzondere situaties gemotiveerd af te wijken van het handhavingsbeleid.

 

Artikel 6 Formeel herstellend

  • 1.

    Bij het uitvoeren van de vervolgstappen hanteert het college de volgende stappen:

    • a.

      stap 1: een aanwijzing;

    • b.

      stap 2: last onder dwangsom/last onder bestuursdwang;

    • c.

      stap 3: exploitatieverbod;

    • d.

      stap 4: intrekken van de toestemming tot exploitatie en verwijdering van de registratie uit het landelijk register kinderopvang.

  • 2.

    Indien de aard van de overtreding hiertoe aanleiding geeft, kan het college besluiten om een bepaalde stap of bepaalde stappen in het herstellende traject over te slaan dan wel meerdere keren toe te passen.

  • 3.

    De duur van de hersteltermijn is afhankelijk van de prioriteit die is toegekend aan de kwaliteitseis, zoals afgeleid kan worden uit het afwegingsoverzicht dat als bijlage is opgenomen.

  • 4.

    Bij het geven van een aanwijzing gelden de volgende hersteltermijnen:

    • a.

      prioriteit hoog: maximaal twee weken;

    • b.

      prioriteit gemiddeld: maximaal twee maanden;

    • c.

      prioriteit laag: maximaal zes maanden.

Deze termijnen worden eveneens gehanteerd als begunstigingstermijn indien ervoor gekozen is om een last onder dwangsom/ last onder bestuursdwang in te zetten.

 

Artikel 7 Intrekken toestemming exploitatie

Indien niet (langer) wordt voldaan aan de definities van de Wko voor wat betreft de geregistreerde voorziening (dagopvang, buitenschoolse opvang, gastouderbureau, voorziening voor gastouderopvang) wordt de gegeven toestemming tot exploitatie ingetrokken door middel van een beschikking overeenkomstig artikel 1.46 lid 5 en 6 Wet kinderopvang.

Hoofdstuk 3 Bestraffend traject

Artikel 8 Gebruik bevoegdheid opleggen bestuurlijke boete

  • 1.

    Het college legt een bestuurlijke boete bij:

    • a.

      overtredingen met de prioriteit 'hoog' zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht in de bijlage;

    • b.

      exploitatie zonder toestemming van college van burgemeester en wethouders;

    • c.

      niet onverwijld melden van een wijziging aan het college van burgemeester en wethouders van in het landelijk register kinderopvang opgenomen gegevens;

    • d.

      overtreding van een norm zoals genoemd in het afwegingsoverzicht onder 'overige overtredingen'.

  • 2.

    Bij overtredingen met een prioriteit 'gemiddeld' of 'laag' zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht in de bijlage kan het college een bestuurlijke boete opleggen.

Artikel 9 Hoogte bestuurlijke boete

  • 1.

    Bij de berekening van de bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 1.72 lid 1 van de Wet kinderopvang wordt voor alle overtredingen het boetebedrag dat ik neergelegd in het afwegingsoverzicht als uitgangspunt gehanteerd.

  • 2.

    In afwijking van het vorige lid, geldt voor voorzieningen voor gastouderopvang als uitgangspunt dat het boetebedrag zoals neergelegd in het afwegingsoverzicht met 0,5 kan worden vermenigvuldigd.

Artikel 10 Recidive

Bij vaststelling van de boete wordt uitgegaan van:

  • a.

    anderhalf maal het onder artikel 7 bepaalde boetebedrag indien een door een bestuurlijke boete te handhaven overtreding plaatsvindt binnen een periode van twee jaar nadat een eerdere overtreding van dezelfde wettelijke norm heeft plaatsgevonden waarvoor eveneens een bestuurlijke boete was opgelegd.

  • b.

    twee maal het onder artikel 7 bepaalde boetebedrag indien er sprake is van een derde of volgende overtreding van dezelfde wettelijke norm binnen een periode van twee jaar nadat de daaraan voorafgaande overtreding zich heeft voorgedaan waarvoor eveneens een bestuurlijke boete was opgelegd.

Artikel 11 Matiging

  • 1.

    Het college kan besluiten om de bestuurlijke boete te matigen, indien de belanghebbende aannemelijk maakt op grond van:

    • a.

      de ernst van de overtrading;

    • b.

      de mate van verwijtbaarheid;

    • c.

      de omstandigheden waaronder de overtrading is begaan of;

    • d.

      de omstandigheden waarin de overtreder verkeert, boeteoplegging volgens deze beleidsregels handhaving Wet Kinderopvang onevenredig is.

  • 2.

    Van een situatie als bedoeld in het vorige lid kan in beginsel slechts sprake zijn, indien sprake is van bijzondere omstandigheden waarin bij de vaststelling van deze beleidsregels niet is voorzien.

Artikel 12 Samenloop

De totale boetebeschikking op te leggen boete bestaat, ingeval er sprake is van meerdere overtredingen, uit de som van de per overtreding berekende boetebedragen.

Artikel 13 Intrekking van vorige besluiten

Met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit wordt het "Toezicht en handhavingsbeleid kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen", laatstelijk vastgesteld op 22 november 2011, ingetrokken.

Artikel 14 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag na bekendmaking ervan.

Artikel 15 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als 'Beleidsregels toezicht- en handhaving kinderopvang 2021'.

 

 

Aldus besloten in de vergadering van 1 juni 2021.

Het college van Burgemeester en Wethouders

Secretaris Burgemeester

A.J.M. Martens J. Heijkoop

Toelichting

op de beleidsregels toezicht- en handhaving kinderopvang

 

Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 2 Herstellend traject

Artikel 2

In dit artikel worden de vormen van handhaving benoemd. Een herstelmaatregel is gericht op

herstel van een overtreding en/of voorkoming van herhaling. Een bestraffende sanctie is gericht op het bestraffen va neen begane overtreding. In de Algemene wet bestuursrecht wordt ook wel gesproken over leedtoevoeging.

 

Artikel 3

De kwaliteitseisen waaraan bij of krachtens de Wet kinderopvang voldaan moet worden staan in de wet- en regelgeving. Een volledige opsomming is ook terug te vinden in een de door de toezichthouder kinderopvang gebruikte modelrapporten.

 

Artikel 5

Herstelaanbod is voor de houder geen recht of plicht maar een mogelijkheid. De GGD-ZHZ bepaalt op basis van hun professionele inzicht en de geldende afspraken met de gemeente of herstelaanbod wordt ingezet. Wanneer een houder een herstelaanbod heeft geaccepteerd maar niet binnen de door de GGD-ZHZ gestelde termijn de overtreding(en) herstelt, zal de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht in beginsel handhaven. De gemeente kan ook nog steeds handhaven wanneer na herstelaanbod de overtredingen wel beëindigd zijn, er was immers sprake van een overtreding van de Wko. Maar hier streeft de gemeente niet naar.

 

In de basis is herstelaanbod mogelijk bij:

- Alle type voorzieningen

- Alle kleuren risicoprofielen

 

En bij verschillende type onderzoeken:

- Onderzoek na registratie

- Jaarlijks onderzoek

- Incidenteel onderzoek

 

Maar niet bij:

- Onderzoek voor registratie

- Nader onderzoek

 

De methode herstelaanbod kan niet ingezet worden indien er sprake is van recidive; er teveel voorschriften niet nageleefd worden; indien herstel niet binnen de 4 weken te realiseren is en/of een overtreding is geconstateerd waarvoor een bevel wordt opgelegd.

Artikel 6

In een herstellend traject zijn verschillende stappen te onderscheiden, zie tabel hieronder.

 

 

Stap 1 aanwijzing

art. 1.65 Wet kinderopvang

 

 

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin zicht een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang of een gastouderbureau bevindt dat de bij of krachtens de artikelen 1.47 lid tot en met 1.59 voorschriften (de 'kwaliteitseisen') niet of in onvoldoende mate naleeft, geeft de houder een schriftelijke aanwijzing.

 

  • 1.

    In een aanwijzing wordt met redenen omkleed aangegeven op welke punten de bedoelde voorschriften niet of in onvoldoende mate worden nageleefd. Ook wordt aangegeven welke maatregelen door de houder binnen de gestelde termijn genomen dienen te worden. De duur van de hersteltermijn is afhankelijk van de prioriteit die is toegekend aan de kwaliteitseis zoals afgeleid kan worden uit het afwegingsoverzicht dat als bijlage is opgenomen.

  • 2.

    In geval van een overtreding met de prioriteit hoog, bedraagt de hersteltermijn maximaal 14 dagen. Is er sprake van een overtreding met een gemiddelde of lage prioriteit dan bedraagt de hersteltermijn maximaal 2 respectievelijk 6 maanden.

  • 3.

    Na het verstrijken van een overtreding van de hersteltermijn dient de overtreding duurzaam beëindigd te zijn. Ter controle kan de handhaver schriftelijke bewijsstukken opvragen dan wel aan de GGD opdracht geven voor een herinspectie. Is de overtreding niet beëindigd, dan wordt een volgende stap ingezet.

 

 

 

 

 

 

Stap 2 Last onder dwangsom of last onder bestuursdwang

art. 125 lid 1 Gemeentewet, en 5:32 Awb

 

 

De algemene bestuursdwangbevoegdheid is neergelegd in artikel 125 van de Gemeentewet. In gevallen waarin het bestuursorgaan de mogelijkheid heeft om zelf de overtreding te beëindigen (op kosten van de overtreder) kan een last onder bestuursdwang opgelegd worden. De bevoegdheid tot het opleggen van een last onder dwangsom is een van de bestuursdwangbevoegdheid afgeleide bevoegdheid; neergelegd in artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht.

 

  • 1.

    Een last onder dwangsom wordt opgelegd met als doel herstel van de overtreding en/of voorkoming van herhaling van de overtreding.

  • 2.

    De stap onder dwangsom kan meerdere keren worden genomen voor een geconstateerde overtreding. Indien een eerste last onder dwangsom geen resultaat heeft gehad, kan worden overwogen, een nieuwe, hogere last onder dwangsom op te leggen. Dit vereist dan wel een nieuw besluit. Ook kan besloten worden tot een volgende stap in het herstellend handhavingstraject.

  • 3.

    De last onder dwangsom kan ook preventief worden opgelegd. Van een preventieve last is sprake als de last wordt opgelegd voordat enige overtreding heeft plaatsgevonden. Hiervoor geld dat het gevaar van de overtreding klaarblijkelijk dreigt: dat wil zeggen dat de overtreding zich met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal voldoen.

 

 

 

 

 

 

Stap 3 Exploitatieverbod

art. 1.66 Wet Kinderopvang

 

 

Het college kan de houder verbieden een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang of een gastouderbureau in exploitatie te nemen dan wel de exploitatie voort te zetten. Dit kan het college onder andere in de volgende gevallen:

 

  • 1.

    Zolang de houder een bevel of aanwijzing niet opvolgt en het opleggen van een last onder bestuursdwang niet mogelijk is (lid 1).

  • 2.

    Als een kindercentrum, een gastouderbureau, of voorziening voor gastouderopvang niet of niet langer aan de kwaliteitseisen voldoet (lid 2).

 

 

 

 

 

Stap 4

Het intrekken van de beschikking met toestemming tot exploitatie en het verwijderen van de registratie uit het landelijk register kinderopvang

art. 1.46 lid 5 en 6 en 1/47a lid 2 Wet kinderopvang en artikel 8 lid 1 Besluit landelijk register kinderopvang en register buitenlandse opvang.

 

 

Er zijn verschillende gronden waarop het college, in het kader van handhaving, de toestemming tot exploitatie kan intrekken en de registratie van deze voorziening verwijdert uit het register:

 

  • 1.

    Indien is gebleken dat de houder niet langer de kinderopvangvoorziening exploiteert.

  • 2.

    Indien uit een GGD-onderzoek of anderszins is gebleken dat de houder naar verwachting niet dan wel niet langer voldoet aan de bij of krachtens hoofdstuk 1 afdeling 3, paragrafen 2 en 3 gegeven voorschriften.

  • 3.

    Indien drie maanden na de registratie van de exploitatie van de kinderopvangvoorziening niet daadwerkelijk is aangevangen.

 

 

 

 

Vanaf het moment dat voor een voorziening voor kinderopvang de toestemming tot exploitatie is ingetrokken en de registratie van deze voorziening verwijderd is uit het landelijk register kinderopvang, is er geen sprake meer van kinderopvang in de zin van de wet. Voortzetten van de exploitatie leidt tot niet geregistreerde kinderopvang (illegale kinderopvang) en kan leiden tot een bestuurlijke boete of vervolging door het Openbaar Ministerie op basis van de Wet Economische Delicten.

Artikel 7

Indien een geregistreerde voorziening, te weten dagopvang, buitenschoolse opvang, gastouderbureau of voorziening voor gastouderopvang niet meer voldoet aan de definitie in de Wet kinderopvang wordt de gegeven toestemming tot exploitatie door middel van een beschikking ingetrokken en wordt de registratie uit het landelijk register kinderopvang verwijderd. Dit, omdat uitsluitend kinderopvangvoorzieningen die aan de definitie voldoen worden geregistreerd en geëxploiteerd mogen worden. Er zal in dit geval geen herstellend handhavingstraject worden ingezet.

 

Hoofdstuk 3 Bestraffend traject

Een bestraffende sanctie bestraft een overtreding die 'in het verleden' begaan is. Er is dus een overtreding geconstateerd en dat feit wordt bestraft. De vorm van een bestraffende sanctie onder de Wet kinderopvang is de bestuurlijke boete (artikel 1.72 lid 1 Wet kinderopvang).

 

In de beleidsregels toezicht- en handhaving kinderopvang is neergelegd op welke het college invulling geeft aan zijn beleidsvrijheid.

  • 1.

    Het beleid houdt in dat het college in geval van een overtreding met prioriteit 'hoog' altijd gebruikt maakt van zijn bevoegdheid en een boete ter hoogte van het in het afwegingsoverzicht genoemde bedrag (met inachtneming van de bepalingen over de boete in deze beleidsregels) oplegt.

  • 2.

    Uitzondering hierop is de voorziening voor gastouderopvang. Hiervoor geldt dat de hoogte van de boete zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht wordt gehalveerd. De achterliggende gedachte hierbij is het bijzondere karakter van deze voorziening.

  • 3.

    Als er sprake is van een overtreding zoals genoemd in het afwegingsoverzicht onder 'overige overtredingen' dan legt het college eveneens een boete op.

 

Bij overtredingen met een prioriteit gemiddeld of laag, kan het college besluiten een boete op te leggen. De hoogte van de boete zal met inachtneming van de algemene bepalingen hieromtrent worden bepaald.

 

Artikel 8

Het opleggen van een bestuurlijke boet is een bevoegdheid van het college. Dit betekent dat het college een bestuurlijke boete op kan leggen, maar daartoe niet verplicht is. Voor een aantal hierna te noemen overtredingen is bepaald dat het college altijd van deze bevoegdheid gebruik maakt. Dit laat onverlet dat het college bevoegd blijft voor de overige overtredingen een boete op te leggen. Indien het college daartoe overgaat, is hetgeen in deze beleidsregels is bepaald onverkort van toepassing.

 

In geval van de volgende overtredingen legt het college altijd een boete op.

  • 1.

    Overtredingen met de prioriteit hoog; de bij of krachtens artikelen 1.47 lid 1, 1.48d tot en met 1.59 Wet kinderopvang gestelde eisen, waaraan het college in verband met de naleving ervan een hoge prioriteit heeft toegekend en,

  • 2.

    Overige overtredingen; de overige in artikel 1.72 lid 1 Wet kinderopvang genoemde overtredingen.

 

AD 1. De overtredingen van de kwaliteitseisen zijn geprioriteerd. In dit geval van een overtreding met een hoge prioriteit maakt het college gebruik van zijn bevoegdheid een bestuurlijke boete op te leggen.

 

AD 2. Deze overige overtredingen betreffen het niet melden van wijzingen als bedoeld in artikel 1.47 Wet kinderopvang; de verplichtingen op grond van artikel 5:20 van de Algemene

wet bestuursrecht; het exploiteren van een kinderopvangvoorziening in strijd met artikel 1.45 Wet kinderopvang; het niet naleven van een aanwijzing of bevel als bedoeld in artikel 1.65 Wet kinderopvang en het niet nakomen, dan wel in strijd handelen met een verbod krachtens artikel 1.66 van laatstgenoemde wet. Als er sprake is van dergelijke ‘overige overtredingen’ maakt het college eveneens gebruik van zijn bevoegdheid.

 

Artikel 9

Eerste lid. In de Wet kinderopvang is het maximaal op te leggen boetebedrag aangegeven. Het college heeft derhalve beleidsvrijheid ten aanzien van het bepalen van het op te leggen boetebedrag naar aanleiding van een specifieke overtreding. Voor overtreding van de kwaliteitseisen geldt dat het college de hoogte van de boetebedragen heeft afgestemd op de prioritering van de overtreding. Een hoge prioritering betekent dat er ook in algemene zin sprake is van een ernstige overtreding, terwijl aan minder ernstige overtredingen een lagere prioritering (gemiddeld of laag) is toegekend.

 

Mede gelet op het in artikel 1.72 van de Wet kinderopvang neergelegde boetemaximum heeft dit geleid tot de volgende verdeling.

 

Prioritering

Boetebedrag

Hoog

€ 1.000 tot € 8.000

Gemiddeld

€ 750 tot € 3.000

Laag

Maximaal € 1.500

 

Uitzonderingen hierop zijn:

  • In geval van overtreding van de artikelen 1.66 en 1.45 Wet kinderopvang is er sprake van economische delicten, gesanctioneerd in de Wet op de Economische Delicten. In artikel 1 en 6 van deze wet is bepaald dat deze overtredingen beboet worden met een boete van de vierde categorie. De boetebedragen in onderhavig beleid komen hiermee overeen.

  • Overtreding van artikel 5:20 Algemene wet bestuursrecht is een strafbaar feit: strafbaar gesteld in artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht: “Hij die opzettelijk niet voldoet aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast of door een ambtenaar belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten, alsmede hij die opzettelijk enige handeling, door een van die ambtenaren ondernomen ter uitvoering van enig wettelijk voorschrift, belet, belemmert of verijdelt, wordt gestraftmet gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.” Het boetebedrag voor deze overtreding, komt overeen met het in het Wetboek van Strafrecht genoemde bedrag voor overtredingen van de tweede categorie.

 

Tweede lid. Gezien het bijzondere karakter van de voorziening voor gastouderopvang is ervoor gekozen de hoogte van de op te leggen boete met de helft te verlagen. Dit geldt niet wanneer het een kwaliteitseis is die specifiek alleen aan de gastouder wordt gesteld. In dat geval is de boete al op deze situatie afgestemd.

 

Het voorgaande laat onverlet dat het college op grond van artikel 5:46 lid 2 Algemene wet bestuursrecht gehouden is de hoogte van de bestuurlijke boete af te stemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten, waarbij het college zo nodig rekening houdt met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. Het college heeft door middel van prioritering en de aansluiting op de betreffende strafrechtelijke overtredingen de ernst van de overtredingen geobjectiveerd.

Artikel 10

Bij recidive treedt strafverzwaring op. Dit artikel bepaalt de hoogte van de strafverzwaring. In het geval de overtreder de afgelopen twee jaar al eerder is beboet voor eenzelfde overtreding verhoogt het college de boete met 50%. Daarbij is irrelevant of de in het verleden gepleegde overtreding(en) al dan niet betrekking hadden op hetzelfde kindercentrum, gastouderbureau of gastouderopvang waarvoor de nieuwe boete wordt opgelegd. Bepalend is of de overtreder als houder al eerder een boete is opgelegd. Iedere volgende overtreding binnen de periode van twee jaar wordt bestraft met een boete van 2 maal het in het afwegingsoverzicht opgenomen boetebedrag