Organisatie | Hendrik-Ido-Ambacht |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels gemeentelijke taken uitvoering Wet Kinderopvang gemeente Hendrik-Ido-Ambacht 2021 |
Citeertitel | Beleidsregels toezicht- en handhaving kinderopvang 2021 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-07-2021 | nieuwe regeling | 01-06-2021 |
Burgemeester en wethouders van de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht;
gelet op artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;
gelet op de artikelen 1.61 lid 1, 1.65 lid 1 1.66 en 1.72 lid 1 Wet Kinderopvang; B E S L U I T,
vast te stellen: de Beleidsregels gemeentelijke taken uitvoering Wet Kinderopvang gemeente Hendrik-Ido-Ambacht 2021, inclusief afwegingsmodel.
Deze beleidsregels zijn van toepassing op de handhaving naar aanleiding van een overtreding van de bij of krachtens de Wet kinderopvang (Wko) gestelde regelgeving. De in deze beleidsregels vermelde begrippen hebben de betekenis die de Wko daaraan toekent
Hoofdstuk 2 Herstellend traject
Indien gebleken is dat een houder van een kindercentrum, een gastouderbureau of een voorziening voor gastouderopvang niet voldoet aan één of meer kwaliteitseisen van de Wet kinderopvang en alle onderliggende regelgeving, start het college in beginsel een herstellend handhavingstraject. Dit traject is gericht op beëindiging van de overtreding(-en) en op voorkoming van herhaling van de overtreding(-en).
Artikel 5 Informeel herstellend
Een herstelaanbod is het aanbod van de toezichthouder kinderopvang aan de houder om binnen de wettelijke termijn van 6 weken van het opstellen van het concept inspectierapport een geconstateerde overtreding te herstellen. Herstelaanbod is een eerste stap in het bevorderen van de naleving. Het is echter geen handhavingsmiddel en het valt ook niet onder ‘lichte handhaving’. Het betreft een informele methode zonder juridische status en is niet opgenomen in wet- en regelgeving.
Het herstelaanbod kan als werkwijze worden ingezet bij het onderzoek na registratie, het jaarlijks onderzoek en het incidenteel onderzoek bij de in de beleidsregels genoemde overtredingen met een gemiddelde prioriteit. Het herstelaanbod wordt niet ingezet bij een onderzoek voor registratie en nader onderzoek volgend op een handhavingsbesluit van de gemeente.
Wanneer volgens de methode herstelaanbod gewerkt wordt, biedt de toezichthouder tijdens een inspectieonderzoek aan de houder een herstelmogelijkheid aan om de geconstateerde tekortkoming binnen een redelijke termijn te herstellen. De houder kan vervolgens besluiten om hier wel of geen gebruik van te maken.
In het inspectierapport wordt vastgelegd dat bij een eerste inspectie het voorschrift werd overtreden. Daarnaast wordt vastgelegd of er een herstelaanbod is gedaan en zo ja, of de overtreding daarna nog bestaat of niet meer. Blijkt uit nader onderzoek dat de kwaliteitseis(-en) nog niet of niet volledig worden nageleefd en/of is er vrees voor herhaling van de overtreding(-en), dan zal er een afweging plaatsvinden over een vervolgstap in de handhaving.
Ad.1 Herstelaanbod gedaan met positief resultaat
Wanneer een overtreding na herstelaanbod is opgelost wordt er niet handhavend opgetreden. De overtreding is immers verholpen. Wel wordt er nader onderzoek gedaan als er gezien de aard van de overtreding meer risico op herhaling is dan bij andere overtredingen.
Ad.2 Herstelaanbod aangeboden maar geen (volledig) herstel
Als de overtreding na herstelaanbod niet (volledig) is opgelost, handhaaft de gemeente in principe conform het reguliere handhavingsbeleid.
Ad 3. Geen herstelaanbod aangeboden door toezichthouder
Ad 4. Herstelaanbod niet aangenomen door houder
In deze gevallen wordt er gehandhaafd conform het handhavingsbeleid
Het behoort altijd tot de mogelijkheden om in bijzondere situaties gemotiveerd af te wijken van het handhavingsbeleid.
Deze termijnen worden eveneens gehanteerd als begunstigingstermijn indien ervoor gekozen is om een last onder dwangsom/ last onder bestuursdwang in te zetten.
Artikel 7 Intrekken toestemming exploitatie
Indien niet (langer) wordt voldaan aan de definities van de Wko voor wat betreft de geregistreerde voorziening (dagopvang, buitenschoolse opvang, gastouderbureau, voorziening voor gastouderopvang) wordt de gegeven toestemming tot exploitatie ingetrokken door middel van een beschikking overeenkomstig artikel 1.46 lid 5 en 6 Wet kinderopvang.
Hoofdstuk 3 Bestraffend traject
De totale boetebeschikking op te leggen boete bestaat, ingeval er sprake is van meerdere overtredingen, uit de som van de per overtreding berekende boetebedragen.
Aldus besloten in de vergadering van 1 juni 2021.
Het college van Burgemeester en Wethouders
Secretaris Burgemeester
A.J.M. Martens J. Heijkoop
op de beleidsregels toezicht- en handhaving kinderopvang
Hoofdstuk 2 Herstellend traject
In dit artikel worden de vormen van handhaving benoemd. Een herstelmaatregel is gericht op
herstel van een overtreding en/of voorkoming van herhaling. Een bestraffende sanctie is gericht op het bestraffen va neen begane overtreding. In de Algemene wet bestuursrecht wordt ook wel gesproken over leedtoevoeging.
De kwaliteitseisen waaraan bij of krachtens de Wet kinderopvang voldaan moet worden staan in de wet- en regelgeving. Een volledige opsomming is ook terug te vinden in een de door de toezichthouder kinderopvang gebruikte modelrapporten.
Herstelaanbod is voor de houder geen recht of plicht maar een mogelijkheid. De GGD-ZHZ bepaalt op basis van hun professionele inzicht en de geldende afspraken met de gemeente of herstelaanbod wordt ingezet. Wanneer een houder een herstelaanbod heeft geaccepteerd maar niet binnen de door de GGD-ZHZ gestelde termijn de overtreding(en) herstelt, zal de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht in beginsel handhaven. De gemeente kan ook nog steeds handhaven wanneer na herstelaanbod de overtredingen wel beëindigd zijn, er was immers sprake van een overtreding van de Wko. Maar hier streeft de gemeente niet naar.
In de basis is herstelaanbod mogelijk bij:
- Alle kleuren risicoprofielen
En bij verschillende type onderzoeken:
De methode herstelaanbod kan niet ingezet worden indien er sprake is van recidive; er teveel voorschriften niet nageleefd worden; indien herstel niet binnen de 4 weken te realiseren is en/of een overtreding is geconstateerd waarvoor een bevel wordt opgelegd.
In een herstellend traject zijn verschillende stappen te onderscheiden, zie tabel hieronder.
Vanaf het moment dat voor een voorziening voor kinderopvang de toestemming tot exploitatie is ingetrokken en de registratie van deze voorziening verwijderd is uit het landelijk register kinderopvang, is er geen sprake meer van kinderopvang in de zin van de wet. Voortzetten van de exploitatie leidt tot niet geregistreerde kinderopvang (illegale kinderopvang) en kan leiden tot een bestuurlijke boete of vervolging door het Openbaar Ministerie op basis van de Wet Economische Delicten.
Indien een geregistreerde voorziening, te weten dagopvang, buitenschoolse opvang, gastouderbureau of voorziening voor gastouderopvang niet meer voldoet aan de definitie in de Wet kinderopvang wordt de gegeven toestemming tot exploitatie door middel van een beschikking ingetrokken en wordt de registratie uit het landelijk register kinderopvang verwijderd. Dit, omdat uitsluitend kinderopvangvoorzieningen die aan de definitie voldoen worden geregistreerd en geëxploiteerd mogen worden. Er zal in dit geval geen herstellend handhavingstraject worden ingezet.
Hoofdstuk 3 Bestraffend traject
Een bestraffende sanctie bestraft een overtreding die 'in het verleden' begaan is. Er is dus een overtreding geconstateerd en dat feit wordt bestraft. De vorm van een bestraffende sanctie onder de Wet kinderopvang is de bestuurlijke boete (artikel 1.72 lid 1 Wet kinderopvang).
In de beleidsregels toezicht- en handhaving kinderopvang is neergelegd op welke het college invulling geeft aan zijn beleidsvrijheid.
Bij overtredingen met een prioriteit gemiddeld of laag, kan het college besluiten een boete op te leggen. De hoogte van de boete zal met inachtneming van de algemene bepalingen hieromtrent worden bepaald.
Het opleggen van een bestuurlijke boet is een bevoegdheid van het college. Dit betekent dat het college een bestuurlijke boete op kan leggen, maar daartoe niet verplicht is. Voor een aantal hierna te noemen overtredingen is bepaald dat het college altijd van deze bevoegdheid gebruik maakt. Dit laat onverlet dat het college bevoegd blijft voor de overige overtredingen een boete op te leggen. Indien het college daartoe overgaat, is hetgeen in deze beleidsregels is bepaald onverkort van toepassing.
In geval van de volgende overtredingen legt het college altijd een boete op.
AD 1. De overtredingen van de kwaliteitseisen zijn geprioriteerd. In dit geval van een overtreding met een hoge prioriteit maakt het college gebruik van zijn bevoegdheid een bestuurlijke boete op te leggen.
AD 2. Deze overige overtredingen betreffen het niet melden van wijzingen als bedoeld in artikel 1.47 Wet kinderopvang; de verplichtingen op grond van artikel 5:20 van de Algemene
wet bestuursrecht; het exploiteren van een kinderopvangvoorziening in strijd met artikel 1.45 Wet kinderopvang; het niet naleven van een aanwijzing of bevel als bedoeld in artikel 1.65 Wet kinderopvang en het niet nakomen, dan wel in strijd handelen met een verbod krachtens artikel 1.66 van laatstgenoemde wet. Als er sprake is van dergelijke ‘overige overtredingen’ maakt het college eveneens gebruik van zijn bevoegdheid.
Eerste lid. In de Wet kinderopvang is het maximaal op te leggen boetebedrag aangegeven. Het college heeft derhalve beleidsvrijheid ten aanzien van het bepalen van het op te leggen boetebedrag naar aanleiding van een specifieke overtreding. Voor overtreding van de kwaliteitseisen geldt dat het college de hoogte van de boetebedragen heeft afgestemd op de prioritering van de overtreding. Een hoge prioritering betekent dat er ook in algemene zin sprake is van een ernstige overtreding, terwijl aan minder ernstige overtredingen een lagere prioritering (gemiddeld of laag) is toegekend.
Mede gelet op het in artikel 1.72 van de Wet kinderopvang neergelegde boetemaximum heeft dit geleid tot de volgende verdeling.
In geval van overtreding van de artikelen 1.66 en 1.45 Wet kinderopvang is er sprake van economische delicten, gesanctioneerd in de Wet op de Economische Delicten. In artikel 1 en 6 van deze wet is bepaald dat deze overtredingen beboet worden met een boete van de vierde categorie. De boetebedragen in onderhavig beleid komen hiermee overeen.
Overtreding van artikel 5:20 Algemene wet bestuursrecht is een strafbaar feit: strafbaar gesteld in artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht: “Hij die opzettelijk niet voldoet aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast of door een ambtenaar belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten, alsmede hij die opzettelijk enige handeling, door een van die ambtenaren ondernomen ter uitvoering van enig wettelijk voorschrift, belet, belemmert of verijdelt, wordt gestraftmet gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.” Het boetebedrag voor deze overtreding, komt overeen met het in het Wetboek van Strafrecht genoemde bedrag voor overtredingen van de tweede categorie.
Tweede lid. Gezien het bijzondere karakter van de voorziening voor gastouderopvang is ervoor gekozen de hoogte van de op te leggen boete met de helft te verlagen. Dit geldt niet wanneer het een kwaliteitseis is die specifiek alleen aan de gastouder wordt gesteld. In dat geval is de boete al op deze situatie afgestemd.
Het voorgaande laat onverlet dat het college op grond van artikel 5:46 lid 2 Algemene wet bestuursrecht gehouden is de hoogte van de bestuurlijke boete af te stemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten, waarbij het college zo nodig rekening houdt met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. Het college heeft door middel van prioritering en de aansluiting op de betreffende strafrechtelijke overtredingen de ernst van de overtredingen geobjectiveerd.
Bij recidive treedt strafverzwaring op. Dit artikel bepaalt de hoogte van de strafverzwaring. In het geval de overtreder de afgelopen twee jaar al eerder is beboet voor eenzelfde overtreding verhoogt het college de boete met 50%. Daarbij is irrelevant of de in het verleden gepleegde overtreding(en) al dan niet betrekking hadden op hetzelfde kindercentrum, gastouderbureau of gastouderopvang waarvoor de nieuwe boete wordt opgelegd. Bepalend is of de overtreder als houder al eerder een boete is opgelegd. Iedere volgende overtreding binnen de periode van twee jaar wordt bestraft met een boete van 2 maal het in het afwegingsoverzicht opgenomen boetebedrag