Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug

Verordening van het algemeen bestuur van het openbaar lichaam Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug houdende regels omtrent de ondersteuning bij arbeidsinschakeling, het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling, loonkostensubsidie, de tegenprestatie, scholing en beschut werk (Verordening re-integratie Participatiewet RDWI 2021)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRegionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug
OrganisatietypeRegionaal samenwerkingsorgaan
Officiële naam regelingVerordening van het algemeen bestuur van het openbaar lichaam Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug houdende regels omtrent de ondersteuning bij arbeidsinschakeling, het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling, loonkostensubsidie, de tegenprestatie, scholing en beschut werk (Verordening re-integratie Participatiewet RDWI 2021)
CiteertitelVerordening re-integratie Participatiewet RDWI 2021
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening re-integratie, beschut werk en tegenprestatie Participatiewet 2017.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 147 van de Gemeentewet
  2. artikel 6, tweede lid, van de Participatiewet
  3. artikel 8a van de Participatiewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

16-07-2021nieuwe regeling

30-06-2021

bgr-2021-637

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening van het algemeen bestuur van het openbaar lichaam Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug houdende regels omtrent de ondersteuning bij arbeidsinschakeling, het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling, loonkostensubsidie, de tegenprestatie, scholing en beschut werk (Verordening re-integratie Participatiewet RDWI 2021)

Het Algemeen Bestuur van de Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug (RDWI), in zijn vergadering van 30 juni 2021,

 

gelet op:

artikel 147 van de Gemeentewet,

artikel 6, tweede lid van de Participatiewet

artikel 8a, onderdelen a, b, c & e van de Participatiewet

 

besluit:

vast te stellen de volgende verordening:

 

VERORDENING RE-INTEGRATIE PARTICIPATIEWET RDWI 2021

Deze verordening bevat regels met betrekking tot onder meer de ondersteuning bij arbeidsinschakeling, het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling, loonkostensubsidie, de tegenprestatie, scholing en beschut werk.

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen.

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

  •  

    • a.

      RDWI: de Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug;

    • b.

      Dagelijks Bestuur: het Dagelijks Bestuur van de RDWI;

    • c.

      Algemeen Bestuur: het Algemeen Bestuur van de RDWI;

    • d.

      de wet: de Participatiewet;

    • e.

      uitkeringsgerechtigde: de bijstandsgerechtigde die algemene bijstand ontvangt of een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) of de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ);

    • f.

      doelgroep: de personen bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a van de Participatiewet;

    • g.

      Verordening: Verordening re-integratie Participatiewet RDWI 2021;

Artikel 2a. Opdracht bestuur

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur biedt aan een persoon uit de doelgroep waar mogelijk ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en draagt zorg voor een passend aanbod van voorzieningen, in overeenstemming met de bepalingen van deze verordening en de daarop gebaseerde beleidsregels.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur kan een of meer voorzieningen met betrekking tot personen uit de doelgroep toekennen aan de werkgever of beoogde werkgever van deze persoon.

Artikel 2b. Uitgangspunten

Bij de uitvoering van de opdracht op het gebied van re-integratie en participatie door het Dagelijks Bestuur wordt uitgegaan van een aantal uitgangspunten:

 

  • 1.

    Evenwichtig aanbod: er wordt een evenwichtig aanbod aan ondersteuning en voorzieningen aangeboden aan personen behorende tot de doelgroep van deze verordening.

  • 2.

    Maatwerk: bij de keuze van de mogelijkheden tot ondersteuning en voorzieningen, wordt rekening gehouden met de individuele omstandigheden van een persoon, zoals de afstand tot de arbeidsmarkt, functionele beperkingen, omstandigheden die betrekking hebben op zorgtaken van die persoon en de mogelijkheid dat hij behoort tot de doelgroep voor loonkostensubsidie of gebruik maakt van de voorziening beschut werk. Onder zorgtaken wordt in ieder geval verstaan:

  •  

    • a.

      de opvang van ten laste komende kinderen tot vijf jaar, en

    • b.

      de noodzaak van het verrichten van mantelzorg.

  • 3.

    Doelmatigheid: naast maatwerk maakt het Dagelijks bestuur de afweging of de voorziening, gelet op de mogelijkheden, capaciteiten en wensen van een persoon, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid.

  • 4.

    Doelgroepen: het Dagelijks bestuur maakt onderscheid naar de onder artikel 7, eerste lid, onder a van de Participatiewet genoemde doelgroepen:

  •  

    • a.

      personen die een uitkering op grond van de Participatiewet, IOAW of IOAZ ontvangen van de RDWI;

    • b.

      personen die behoren tot de doelgroep banenafspraak, ongeacht of zij een uitkering ontvangen van de RDWI;

    • c.

      jongeren tot 27 jaar, ongeacht of zij een uitkering ontvangen van de RDWI;

    • d.

      overige doelgroepen uit artikel 7a Participatiewet, waaronder niet uitkeringsgerechtigden, personen die aan Algemene Nabestaande Wet (ANW) uitkering ontvangen en personen van wie de Werkloosheidswet (WW) uitkering binnen drie maanden afloopt.

  • 5.

    Prioriteiten: het Dagelijks bestuur stelt prioriteiten bij het aanbieden van voorzieningen. Hierbij wordt:

  •  

    • a.

      rekening gehouden met de financiële mogelijkheden zoals het beschikbare budget van de RDWI en maatschappelijke, economische en conjuncturele ontwikkelingen;

    • b.

      prioriteit gegeven aan de doelgroepen als bedoeld in het vierde lid onder a, b en c;

    • c.

      beperkingen vastgesteld ten aanzien van het aanbod aan voorzieningen voor personen die behoren tot de doelgroep als bedoeld in het vierde lid onder d.

Artikel 2c. Beperkingen verstrekken ondersteuning of voorziening

  • 1.

    Het Dagelijks bestuur kan een financieel plafond vaststellen van een budget en/of subsidie voor bepaalde ondersteuning of een specifieke voorziening. Hierbij wordt rekening gehouden met wettelijke verplichtingen.

  • 2.

    Het Dagelijks bestuur kan een plafond vaststellen voor het aantal personen dat maximaal in aanmerking komt voor bepaalde ondersteuning of een specifieke voorziening. Hierbij wordt rekening gehouden met wettelijke verplichtingen.

  • 3.

    Indien een financieel plafond of het maximaal aantal personen is bereikt van bepaalde ondersteuning of een specifieke voorziening, kan dit er toe leiden dat het Dagelijks bestuur deze voorziening niet verstrekt.

Artikel 3. Rechten en plichten personen uit de doelgroep

  • 1.

    De persoon uit de doelgroep kan aanspraak maken op ondersteuning bij arbeidsinschakeling ten behoeve van het realiseren van de, naar het oordeel van het Dagelijks Bestuur, kortste weg naar arbeid naar vermogen. Het Dagelijks Bestuur bepaalt hoe deze aanspraak wordt ingevuld.

  • 2.

    Onverminderd alle overige verplichtingen, voortvloeiend uit de wet, waaronder de verplichting om mee te werken aan een door het Dagelijks Bestuur geboden voorziening, is de belanghebbende die gebruik maakt van een voorziening op grond van deze verordening verplicht alle inlichtingen te verstrekken die van belang kunnen zijn voor de beoordeling van de aanspraak op ondersteuning en de noodzaak van voortzetting ervan.

  • 3.

    Als een belanghebbende de wettelijke verplichtingen niet nakomt, kan het Dagelijks Bestuur beslissen dat zijn aanspraak op iedere voorziening vervalt.

Artikel 4. Plichten werkgevers

  • 1.

    De werkgever of beoogd werkgever die met betrekking tot een persoon uit de doelgroep in aanmerking wil komen voor een voorziening is verplicht:

     

    • a.

      opgaven en inlichtingen te verstrekken die hem in verband met een aanspraak op een voorziening door het Dagelijks Bestuur worden gevraagd dan wel waarvan hij redelijkerwijs kan verwachten dat zij voor deze aanspraak van belang kunnen zijn;

    • b.

      mee te werken aan onderzoek door of in opdracht van het Dagelijks Bestuur met het oog op het toekennen of voortzetten van een voorziening;

    • c.

      in persoon of met inzet van werknemers of derden de benodigde aansturing en begeleiding te bieden aan werknemers voor wie aan hem voorzieningen zijn verleend;

    • d.

      zich als een goed werkgever te gedragen.

Artikel 5a. Voorzieningen

  • 1.

    Rekening houdend met en afgestemd op de mogelijkheden en beperkingen van belanghebbende kan het Dagelijks Bestuur de volgende voorzieningen inzetten:

  •  

    • a.

      een praktijkomgeving voor het opdoen van arbeidsritme en toepassen van werknemers- en beroepsvaardigheden;

    • b.

      training of scholing, als bedoeld in artikel 10 van de wet, gericht op uitstroom naar werk of terugkeer naar school;

    • c.

      een proefplaatsing van maximaal 3 maanden, waarbij het doel is om te onderzoeken of een persoon geschikt is voor een functie en eventueel de loonwaarde te bepalen

    • d.

      een werkstage of werkervaringsplaats met het oog op het tot stand komen van een dienstverband, hieronder begrepen het gedurende maximaal 6 maanden bij een werkgever onbeloonde werkzaamheden laten verrichten;

    • e.

      ondersteuning bij een leer-werktraject voor jongeren als bedoeld in artikel 10f van de wet;

    • f.

      persoonlijke ondersteuning of jobcoaching als bedoeld in artikel 10 van de wet, gericht op uitstroom naar werk dan wel behoud van werk;

    • g.

      activiteiten in het kader van sociale activering gericht op het op enig moment algemeen geaccepteerde arbeid kunnen verkrijgen;

    • h.

      een voorbereidingstraject voor startende ondernemers of begeleiding voor reeds gestarte ondernemers;

    • i.

      een maatwerkbudget.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur kan een persoon van 27 jaar of ouder overeenkomstig artikel 10a van de wet (participatieplaats) onbeloonde additionele werkzaamheden laten verrichten. Het Dagelijks Bestuur zorgt ervoor dat de te verrichte werkzaamheden worden vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst.

  • 3.

    Met betrekking tot degene die op grond van het vorige lid additionele werkzaamheden verricht, beoordeelt het Dagelijks Bestuur na een periode van 9 maanden na de aanvraag van de werkzaamheden of het voortzetten van de werkzaamheden de kans op uitstroom naar werk vergroot. Als dit het geval is kan het Dagelijks Bestuur door middel van een gemotiveerd besluit overeenkomstig artikel 10d, eerste lid, de termijn van 6 maanden verlengen tot maximaal 2 jaar. Deze termijn kan opnieuw verlengd worden met telkens een jaar tot maximaal 4 jaar in totaal overeenkomstig artikel 10a, negende en tiende lid van de Participatiewet.

  • 4.

    Het Dagelijks Bestuur kan aan een persoon van 27 jaar of ouder die werkzaamheden verricht zoals bedoeld in het derde lid (participatieplaats) een premie verstrekken, als bedoeld in artikel 10a, zesde lid, van de wet. De hoogte van de premie bedraagt €300 per 6 maanden.

  • 5.

    Het Dagelijks Bestuur kan aan een persoon van 27 jaar en ouder die niet beschikt over een startkwalificatie en die werkzaamheden verricht zoals bedoeld in het derde lid, opleiding of scholing aanbieden als bedoeld in artikel 10a, vijfde lid van de wet.

Artikel 5b. Beëindigen voorzieningen

  • 1.

    Onverminderd artikel 3 van deze verordening, kan het Dagelijks Bestuur een voorziening beëindigen als:

     

    • a.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in de artikelen 9 en 17 van de wet, de artikelen 13 en 37 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de artikelen 13 en 37 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen niet nakomt;

    • b.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep;

    • c.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een in deze verordening genoemde voorzieningen, tenzij het betreft een persoon als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, van de wet;

    • d.

      naar het oordeel van het Dagelijks Bestuur de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling;

    • e.

      de voorziening naar het oordeel van het Dagelijks Bestuur niet meer geschikt is voor de persoon die gebruik maakt van de voorziening;

    • f.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt niet naar behoren gebruik maakt van de aangeboden voorziening;

    • g.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt niet meer voldoet aan de voorwaarden die in deze verordening worden gesteld om in aanmerking te komen voor die voorziening.

Artikel 6. Participatievoorziening beschut werken

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur biedt de voorziening beschut werk aan een persoon uit de doelgroep die door een lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking een zodanige mate van begeleiding op en aanpassingen van de werkpleknodig heeft dat van een reguliere werkgever redelijkerwijs niet kan worden verwacht dat hij deze persoon in dienst neemt.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur maakt uit de personen uit de doelgroep een voorselectie en wint bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) advies in voor de beoordeling of zij uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben. Sinds januari 2017 is het mogelijk dat de personen uit de doelgroep zelf een advies beschut werk aanvragen bij UWV.

  • 3.

    Om de in artikel 10b, eerste lid, van de Participatiewet, bedoelde werkzaamheden mogelijk te maken zet het Dagelijks Bestuur de volgende ondersteunende voorzieningen in: fysieke aanpassingen van de werkplek of de werkomgeving, uitsplitsing van taken of aanpassingen in de wijze van werkbegeleiding, werktempo of arbeidsduur.

  • 4.

    Het Dagelijks Bestuur biedt beschut werk conform de raming van het aantal beschut werkplekken dat jaarlijks bij ministeriële regeling voor de vijf deelnemende gemeenten gezamenlijk wordt bepaald. In het geval van een wachtlijst worden de personen met een positief UWV advies voor wie in een jaar geen plek is in het volgende jaar met voorrang geplaatst. Gedurende de wachttijd kunnen die personen op de wachtlijst gebruik maken van andere voorzieningen als vrijwilligerswerk, werkstage en dagbesteding.

  • 5.

    Indien het aantal geraamde beschut werkplekken is gerealiseerd maar er zijn meer personen met een positief advies beschut werk, kan het Dagelijks Bestuur besluiten om additionele werkplekken aan te bieden.

Artikel 7. Loonkostensubsidies-BUIG

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur verleent een subsidie ter dekking van een deel van de loonkosten aan de werkgever bij wie een persoon behorende tot de doelgroep in dienst treedt of blijft, op basis van de objectieve loonwaardemeting conform artikel 3 van het Besluit Loonkostensubsidie Participatiewet 2021.

  • 2.

    Na inwerkingtreding van deze verordening kan het Dagelijks Bestuur ten aanzien van de verstrekking van deze subsidies nadere regels vaststellen met betrekking tot:

  •  

    • a.

      De aanvraag van een subsidie en de besluitvorming daarover.

    • b.

      De voorwaarden waaronder een subsidie wordt verstrekt.

    • c.

      De activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt.

    • d.

      De weigeringsgronden voor een subsidie.

    • e.

      De verplichtingen voor de subsidieontvanger.

Artikel 8. Vaststelling doelgroep loonkostensubsidie-BUIG

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur stelt vast of een persoon tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort.

  • 2.

    Hierbij neemt het Dagelijks Bestuur de volgende criteria in acht:

  •  

    • a.

      Een persoon behoort tot de doelgroep zoals omschreven in artikel 7,eerste lid onderdeel a, van de Participatiewet, of als bedoeld in artikel 10d, tweede lid, van de Participatiewet;

    • b.

      Die persoon is niet in staat met voltijdse arbeid het wettelijk minimumloon te verdienen;

  • 3.

    Het Dagelijks Bestuur kan op schriftelijke aanvraag van een persoon als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, vaststellen of die persoon tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 10c, eerste lid, onderdeel b, van de wet kan de vaststelling ook ambtshalve plaatsvinden, behalve voor niet uitkeringsgerechtigden en Algemene nabestaandenwet (Anw) gerechtigden.

  • 4.

    Een aanvraag als bedoeld in artikel 8, lid 3 van deze verordening kan slechts eenmaal per twaalf maanden worden ingediend.

  • 5.

    De methode op basis waarvan de loonwaarde wordt vastgesteld is vastgesteld bij AMvB in het Besluit Loonkostensubsidie Participatiewet 2021.

Artikel 9. Persoonlijke voorzieningen bij werk of scholing

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur kan aan de persoon, behorend tot de doelgroep, die arbeid in dienstbetrekking verricht of gaat verrichten of arbeid op een proefplaats verricht of gaat verrichten, voorzieningen toekennen die strekken tot behoud, herstel of bevordering van de mogelijkheid tot het verrichten van arbeid, het volgen van scholing of opleiding.

  • 2.

    Onder voorzieningen als bedoeld in het eerste lid worden uitsluitend verstaan:

  •  

    • a.

      vervoersvoorzieningen die er toe strekken dat de belanghebbende zijn werkplek of opleidingslocatie kan bereiken;

    • b.

      intermediaire activiteiten ten behoeve van personen met een visuele, auditieve of motorische handicap;

    • c.

      meeneembare voorzieningen ten behoeve van de inrichting van de arbeidsplaats, de productie- en werkmethoden, de inrichting van de opleidingsplaats of de proefplaats en de bij de arbeid of opleiding te gebruiken hulpmiddelen, die in overwegende mate op het individu van de belanghebbende zijn afgestemd; en

    • d.

      noodzakelijke persoonlijke ondersteuning bij het verrichten van de aan de belanghebbende opgedragen taken, indien die ondersteuning geen compensatie vormt voor zijn beperkingen.

  • 3.

    Het Dagelijks Bestuur kan bij nadere regels bepalen dat voor een voorziening een eigen bijdrage is verschuldigd of dat een voorziening niet wordt verstrekt of wordt beëindigd indien het inkomen of vermogen van de belanghebbende meer bedraagt dan een door het Dagelijks Bestuur vast te stellen bedrag.

Artikel 10. Overige vergoedingen

Het Dagelijks Bestuur kan, ter stimulering van de arbeidsinschakeling, besluiten diverse kosten te vergoeden voor activiteiten die daaraan bijdragen. Men kan denken aan reiskosten, verhuiskosten en kosten van kinderopvang.

Artikel 11. Tegenprestatie

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur wijst uitkeringsgerechtigden op de mogelijkheden tot en het belang van het verrichten van maatschappelijke activiteiten. Indien nodig kan lokaal ondersteuning worden geboden. Klanten die een activeringstraject naar werk volgen, of een maatschappelijke bijdrage leveren door mantelzorg te bieden of vrijwilligerswerk, dan wel anderszins actief zijn in de samenleving, zijn daarvan uitgezonderd.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur kan een uitkeringsgerechtigde een tegenprestatie naar vermogen opdragen. Als hiertoe wordt overgegaan moet het gaan om maatschappelijk nuttige activiteiten, die additioneel van aard zijn en niet tot verdringing van betaalde arbeid leiden. Er wordt rekening gehouden met individuele omstandigheden en de aard, duur en omvang worden in overleg met betrokkene vastgesteld.

  • 3.

    Het vrijwillig uitvoeren van een maatschappelijke bijdrage door een uitkeringsgerechtigde wordt beschouwd als tegenprestatie.

Artikel 12. Eigen bijdrage

Het Dagelijks Bestuur kan besluiten dat en op welke wijze en onder welke voorwaarden de niet-uitkeringsgerechtigde of de ANW-gerechtigde ouder dan 27 jaar aan wie een voorziening wordt aangeboden, een eigen bijdrage verschuldigd is.

Artikel 13. Beleidsregels

Het Dagelijks Bestuur kan nadere regels stellen met betrekking tot de inhoud en duur van de aangeboden voorzieningen alsmede met betrekking tot de wijze waarop wordt vastgesteld of een voorziening passend is.

Artikel 14. Hardheidsclausule

  • 1.

    In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het Dagelijks Bestuur.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur kan in zeer bijzondere gevallen van deze verordening afwijken, als strikte toepassing van de bepalingen in deze regeling onevenredig nadeel voor de belanghebbende(n) tot gevolg zou hebben.

Artikel 15. Inwerkingtreding en intrekking

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendingmaking.

  • 2.

    Met de inwerkingtreding van deze verordening wordt de ‘Verordening re-integratie, beschut werk en tegenprestatie Participatiewet 2017’ ingetrokken.

Artikel 16. Citeertitel

  • 1.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening re-integratie Participatiewet RDWI 2021.

Aldus besloten door het Algemeen Bestuur van de gemeenschappelijke regeling Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug (RDWI)

De directeur,

De voorzitter,

Algemene toelichting Verordening re-integratie Participatiewet RDWI 2021

Er is gekozen voor een raamverordening. Dit heeft te maken met de aard van de opdracht die het Algemeen Bestuur heeft gekregen, te weten het bij verordening regels stellen waarin het beleid van de RDWI ten aanzien van zijn re-integratietaak wordt neergelegd. Hieruit moet onder andere aandacht blijken voor de in de Participatiewet onderscheiden doelgroepen en de daarbinnen te onderscheiden subgroepen. Dit leent zich niet tot het formuleren van gedetailleerde regels die op iedere situatie van toepassing zijn. Immers, re-integratie is maatwerk. Het is helemaal afhankelijk van iemands mogelijkheden en beperkingen wat in het concrete geval een passend re-integratietraject is. Daarom wordt aan het Dagelijks Bestuur de bevoegdheid gegeven om op een aantal punten eigen afwegingen te maken.

 

Artikelsgewijze toelichting Verordening re-integratie Participatiewet RDWI 2021

 

Enkel die bepalingen die nadere toelichting behoeven worden hier behandeld.

 

Artikel 1. Begripsomschrijving.

 

Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, Algemene wet bestuursrecht of de Gemeentewet worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze verordening. Deze zijn vanzelfsprekend van toepassing op deze verordening.

 

De doelgroep wordt gevormd door personen zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a van de Participatiewet.

 

Artikel 2. Opdracht Dagelijks Bestuur

 

Op grond van artikel 8a, tweede lid, onderdeel a, van de Participatiewet moet de gemeenteraad (en in het geval van de gemeenschappelijke regeling RDWI: het Algemeen bestuur) in de verordening regels stellen met betrekking tot de verdeling van de voorzieningen over personen, waarbij rekening wordt gehouden met de omstandigheden en de functionele beperkingen van die personen. Hierin ligt besloten dat de gemeenteraad ook rekening houdt met de omstandigheden en functionele beperkingen van personen met een handicap. Dit is in overeenstemming met het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. De doelstelling van dit verdrag is het bevorderen, beschermen en waarborgen van het volledige genot door alle personen meteen handicap van alle mensenrechten en fundamentele vrijheden op voet van gelijkheid en het bevorderen van de eerbiediging van hun inherente waardigheid. In dit artikel is aan het voorgaande uitvoering gegeven.

 

Artikel 3. Rechten en plichten personen uit de doelgroep

 

De Participatiewet legt in beginsel aan iedereen de verplichting op om naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen en te aanvaarden. Uiteraard wordt er wel gekeken naar de aansluiting bij de individuele mogelijkheden van de persoon in verband met gezondheid en belastbaarheid. Hiertegenover staat dat iemand ook aanspraak kan maken op ondersteuning, overeenkomstig de bepalingen in deze verordening.

 

Tegen beslissingen op grond van deze verordening staat bezwaar en beroep open op grond van de Algemene wet bestuursrecht (AWB). Het recht op inzage in gegevens en zonnodig correctie daarvan is geregeld in de Wet bescherming persoonsgegevens (WBP).

 

Artikel 5a. Voorzieningen.

 

Voorzieningen worden alleen ingezet als deze de kortste weg naar werk bieden. Onder 'werk' zijn begrepen werkvormen als deeltijdbanen, flexwerk, detacheringsplaatsen en tijdelijke klussen.

 

Werken met behoud van uitkering in de vorm van proefplaatsing blijft mogelijk. Tot 1 januari 2017 was in de wet geregeld dat een persoon die behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d, eerste lid van de Participatiewet, maximaal gedurende 3 maanden bij een werkgever onbeloonde werkzaamheden mag verrichten met het oog op een reële vaststelling van de loonwaarde (proefplaatsing, zie: artikel 10d, derde lid, Participatiewet oud). Dit is vanaf 1 januari 2017 niet meer wettelijk geregeld. Desondanks blijft de mogelijkheid van een proefplaatsing gewoon bestaan na 1 januari 2017. Deze mogelijkheid is bij uitstek geschikt om aan elkaar te wennen, werkervaring op te doen, maar ook om via jobcarving na te gaan wat het beste bij betrokkene past (zie TK 2015-2016, 34 514, nr. 3, p. 3).

 

Werken in een participatieplaats, dus met behoud van uitkering, vindt conform de wet slechts plaats door bijstandsgerechtigden van 27 jaar en ouder met een kleine kans op inschakeling in het arbeidsproces ten gevolge van persoonlijke werkbelemmeringen. Voor personen jonger dan 27 jaar is ondersteuning in de vorm van een participatieplaats niet mogelijk (artikel 7 lid 8 Participatiewet).

 

Het gaat bij participatieplaatsen dus om mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt en het doel is om belanghebbende dichter bij de arbeidsmarkt te brengen. De te verrichten werkzaamheden moeten dan ook nuttig zijn voor de ontwikkeling van betrokkene richting arbeidsmarkt. De werkzaamheden op een participatieplaats zijn altijd additioneel, dat wil zeggen dat de werkzaamheden normaal gesproken niet in de gemeente worden verricht. Van belang is dat de concurrentieverhoudingen niet nadelig worden beïnvloed.

 

De duur van een participatieplaats is (in beginsel) 2 jaar overeenkomstig artikel 10a, eerste lid van de Participatiewet. Andere voorzieningen waarbij wordt gewerkt met behoud van de uitkering zoals een werkervaringsplaats of proefplaatsing tellen ook mee voor deze periode. Dit is om te voorkomen dat de duur van een participatieplaats op een oneigenlijke manier wordt opgerekt. Uitzonderingen op deze regel staan in artikel 10a lid 3 Participatiewet. De duur van 2 jaar kan wel tot 2 keer toe met 1 jaar verlengd worden, op de voorwaarde dat voortzetting van de voorziening de kans van de belanghebbende op inschakeling in het arbeidsproces aanmerkelijk verbetert. Als voorwaarde geldt dat in het derde jaar andere additionele werkzaamheden in een andere omgeving moeten worden verricht dan die van de eerste 2 jaar (artikel 10a lid 9 Participatiewet). Deze voorwaarden gelden ook voor de tweede verlening met 1 jaar (artikel 10a lid 10 Participatiewet).

 

Na 9 maanden moet het Dagelijks Bestuur nagaan of de participatieplaats nog wel de meest geschikte voorziening is of dat er een andere meer geschikte voorziening is. Als het Dagelijks Bestuur tot het oordeel komt dat een andere voorziening meer geschikt is, moet het college de participatieplaats 12 maanden na aanvang van de additionele werkzaamheden beëindigen en in plaats daarvan die andere voorziening aanbieden (artikel 10a lid 8 Participatiewet).

 

Daarnaast kunnen voorzieningen worden ingezet om belanghebbenden aan het werk te houden, zoals begeleiding op de werkplek of scholing. Alleen als uitstroom naar werk niet tot de mogelijkheden behoort, kan maatschappelijke participatie een doel van de inzet van een voorziening zijn. Uiteindelijk ligt de verantwoordelijkheid voor de inhoud ende inzet van een voorziening bij het Dagelijks Bestuur. Het Dagelijks Bestuur kan in beleidsregels vastleggen op welke wijze een specifieke voorziening wordt ingezet.

 

Het Dagelijks Bestuur moet bij de inzet van de voorzieningen rekening houden met de omstandigheden en functionele beperkingen van een persoon.

 

Artikel 6. Beschut werken

 

Het Dagelijks Bestuur biedt de voorziening beschut werk aan een persoon uit de doelgroep. Het Dagelijks Bestuur biedt beschut werk conform de raming van het aantal beschut werkplekken dat jaarlijks bij ministeriële regeling voor de deelnemende gemeenten wordt bepaald.

 

Artikel 7. Loonkostensubsidie

 

Het doel van het verstrekken van een subsidie aan een werkgever is extra uitstroom naar werk te realiseren voor bijstandsgerechtigden. Door het verstrekken van subsidies worden de financiële risico's en/of de extra inzet van een werkgever om iemand uit de doelgroep in dienst te nemen gecompenseerd en wordt de kans op uitstroom naar werk groter.

 

Artikel 8. Vaststellen doelgroep loonkostensubsidie

 

Het doel van de loonkostensubsidie is het bieden van compensatie voor het feit dat voor een persoon ten minste het wettelijk minimumloon wordt betaald, terwijl de werkgever iemand (nog) niet ten volle kan inzetten. In dit artikel staat omschreven wie tot de doelgroep loonkostensubsidie behoren.

 

De methode voor het bepalen van de loonwaarde is landelijk geüniformeerd. Dit is vastgelegd in het Besluit Loonkostensubsidie (2021).

 

Artikel 9. Persoonlijke voorzieningen bij werk of scholing

 

Het gaat hier om werkvoorzieningen voor personen met arbeidsbeperkingen zoals hulpmiddelen en werkplekaanpassingen maar ook om persoonlijke ondersteuning door een jobcoach.

 

Artikel 11. Tegenprestatie

 

In het kader van een tegenprestatie en wederkerigheid klanten vragen/verleiden én activeren we bijstandsgerechtigden om een maatschappelijk nuttige bijdrage aan de samenleving te leveren. Het Dagelijks Bestuur wijst hen actief op de mogelijkheid en het belang hiervan.

 

Klanten die mantelzorg bieden of formeel (in organisatieverband) dan wel informeel vrijwilligerswerk doen, voldoen al aan het principe van wederkerigheid. Zij zijn daarom uitgezonderd. Uitstroom naar werk staat altijd voorop, het uitvoeren van een maatschappelijke bijdrage mag dit niet in de weg staan. Daarom zijn klanten die al bezig zijn met een activeringstraject naar werk eveneens uitgezonderd.

 

Wel kan het verrichten van maatschappelijke activiteiten een onderdeel van een ontwikkelingstraject naar werk, wanneer dergelijke activiteiten de kansen op uitstroom vergroten. Daarbij sluiten we aan bij de eigen kracht, de zelfwerkzaamheid en demogelijkheden van betrokkene. Lokaal kan ondersteuning worden geboden. We geloven dat het verrichten van een bijdrage op basis van vrijwilligheid het beste resultaat oplevert voor de maatschappij en voor ontwikkeling naar een hogere trede op de Participatieladder. Vrijwilligheid betekent echter niet vrijblijvendheid.

 

De afspraken over het leveren van een tegenprestatie worden opgenomen in het Plan van aanpak. Als betrokkene onvoldoende meewerkt aan afspraken in het Plan van aanpak die te maken hebben met haar/zijn ontwikkeling naar werk en we vaststellen dat betrokkene verwijtbaar gedrag vertoont, dan kunnen we overgaan tot het opleggen van een sanctie. De basis hiervoor is geregeld in de afstemmingsverordening.