Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Overbetuwe

Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Overbetuwe houdende regels omtrent externe veiligheid

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOverbetuwe
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit van de gemeenteraad van de gemeente Overbetuwe houdende regels omtrent externe veiligheid
CiteertitelBeleidsvisie externe veiligheid Gemeente Overbetuwe
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

11-10-2019nieuwe regeling

03-09-2019

Gemeenteblad 2019, 244826

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Overbetuwe houdende regels omtrent externe veiligheid

De raad van de gemeente Overbetuwe heeft op 3 november 2013 de Beleidsvisie externe veiligheid Gemeente Overbetuwe vastgesteld waarin richtinggevende beleidsuitgangspunten zijn opgenomen die als toetsingskader worden gebruikt bij ruimtelijke ontwikkelingen en vergunningverlening. De raad heeft daarnaast in zijn vergadering van 3 september 2019 het 'Addendum beleidsvisie externe veiligheid gemeente Overbetuwe' vastgesteld. Dit addendum is een toevoeging op de eerder vastgestelde beleidsvisie.

 

Dit besluit ziet op de randvoorwaarden ten aanzien van externe veiligheid in verband met de realisatie van de Railterminal Gelderland zoals bedoeld in het 'Inpassingsplan Railterminal Gelderland'.

 

De Beleidsvisie en het addendum zijn in te zien op Overheid.nl en tijdens openingstijden op het gemeentehuis in Elst (kosteloos) in te zien en op verzoek te krijgen. De Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat het niet mogelijk is tegen dit besluit bezwaar te maken of beroep in te stellen.

Bijlage 1 Beleidsvisie externe veiligheid

 

Colofon

Deze beleidsvisie is tot stand gekomen met medewerking van:

Piet Jaarsma, Milieu Regio Arnhem, Royal HaskoningDHV en medewerkers van TPR, TBR, TOW, TVE en TVG

 

Opmaak:

Tekstverwerking Gemeente Overbetuwe

 

Samenvatting

 

Aanleiding

Het Milieubeleidsplan Overbetuwe 2011-2014 (MBP) is in maart 2011 door de raad vastgesteld. In het plan staat het gebiedsgericht werken aan milieu centraal. Dit werken wordt vorm gegeven met de hoofdthema’s Duurzaamheid, Ecologie en Milieuhygiëne.

Voor externe veiligheid is nog geen beleid en uitvoeringskader. Om een goede afweging tussen de milieuthema’s mogelijk te maken en een inbreng te leveren in plannen en projecten, is dit gewenst.

 

De gemeente Overbetuwe wil haar burgers een veilige leefomgeving bieden. In die zin draagt zij een belangrijke verantwoordelijkheid als het gaat om externe veiligheid. Om die verantwoordelijkheid in te vullen heeft de gemeente Overbetuwe het externe veiligheidsbeleid geformuleerd. Dit heeft in samenwerking met de Milieu-Regio-Arnhem en bureau Royal Haskoning B.V. plaatsgevonden.

 

Bij externe veiligheid gaat het om de risico’s op de omgeving die samenhangen met het produceren, verwerken, opslaan en vervoeren van gevaarlijke stoffen. Deze risico’s doen zich zowel voor bij risicovolle inrichtingen als rondom transportassen en buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

 

De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in landelijke wet- en regelgeving en beleidsnota’s, onder andere in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Invulling geven aan deze wettelijke verplichtingen vormt een belangrijk onderdeel van het gemeentelijke externe veiligheidsbeleid.

 

Doel van het externe veiligheidsbeleid is invulling te geven aan de beleidsvrijheid die de wet biedt waardoor de gemeente meer afwegingsruimte heeft bij ruimtelijke ontwikkelingen. Daarnaast wordt duidelijk gemaakt welke externe veiligheidsrisico’s in de gemeente Overbetuwe aanwezig zijn en hoe er met deze en toekomstige risico’s dient te worden omgegaan. Dit betekent dat onder meer invulling wordt gegeven aan de wettelijke verplichting aangaande het groepsrisico en het plaatsgebonden risico. De beleidsvisie focust op nieuwe situaties.

 

Risicosituatie gemeente Overbetuwe

De gemeente Overbetuwe kent een aantal Bevi-inrichtingen1 . Het betreffen zeven LPG-tankstations en vijf overige inrichtingen. Er zijn momenteel geen situaties die knelpunten opleveren voor wat betreft het plaatsgebonden risico. Binnen de gemeente zijn er tien inrichtingen die vallen onder het vuurwerkbesluit (zie voor een overzicht bijlage 6).

Vervoer van gevaarlijke stoffen vindt plaats over de A15, A50 en de A325. Ook is er een onderzoek geweest naar het instellen van routering vervoer gevaarlijke stoffen over de weg. Uit dit onderzoek is gebleken dat het niet zinvol werd geacht om routering vervoer gevaarlijke stoffen in te stellen over de weg. Men kan volstaan met de landelijke wetgeving. In deze wetgeving is geregeld dat transporteurs met gevaarlijke stoffen zoveel mogelijk de bebouwde kom moeten mijden. Daarnaast vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de Betuweroute,de spoorlijn Arnhem – Nijmegen, de Waal en de Neder-Rijn. Ten aanzien van het vervoer gevaarlijke stoffen bestaan op dit moment geen wettelijke knelpunten.

 

Een actuele signaleringskaart is te downloaden van de gemeentelijke website.

 

Wettelijk kader 

De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in landelijke wet- en regelgeving en beleidsnota’s, onder andere in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Wat betreft het wettelijke ambitieniveau voor externe veiligheid is door de wetgever een minimum veiligheidsniveau gedefinieerd:

  • Voor het plaatsgebonden risico (PR) moet aan een grenswaarde en een richtwaar-de worden getoetst;

  • Voor het groepsrisico (GR) bestaat een verantwoordingsplicht en de verplichting advies te vragen aan de regionale brandweer. Daarbij dient getoetst te worden aan de oriëntatiewaarde.

Binnen deze kaders (zie de toelichting in hoofdstuk 2) is er enige vrijheid voor het bevoegde gezag om eigen ambities te formuleren. De gemeente heeft als bevoegd gezag beleidsvrijheid voor wat betreft de richtwaarde voor het plaatsgebonden risico en de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico. Deze beleidsvisie geeft de kaders aan waarbinnen het bevoegd gezag hieraan invulling kan geven.

 

Uitgangspunten bij het opstellen van de beleidsvisie externe veiligheid

De gemeente houdt zich aan de geldende wet- en regelgeving en houdt rekening met de nieuwe beleidsontwikkelingen, zoals op het gebied van transport van gevaarlijke stoffen en buisleidingen.

Voor de toepassing van dit externe veiligheidsbeleid onderscheidt de gemeente drie gebiedstypen: woongebieden, bedrijventerreinen en het landelijk gebied.

De externe veiligheidsvisie moet zijn geworteld in de gemeentelijke gedachten over ruimtelijke ontwikkeling in het algemeen. Het ruimtelijke ontwikkelingsperspectief voor de gemeente Overbetuwe, te weten de Toekomstvisie+ 2009, de Bestemmingsplannen Kommen, Bedrijventerreinen en Buitengebied en Milieubeleidsplan Overbetuwe 2011 t/m 2014 vormen de onderleggers voor deze beleidsvisie.

 

Generieke beleidsuitspraken

De gemeente streeft ernaar risicobronnen en (beperkt) kwetsbare bestemmingen zoveel mogelijk te scheiden. In woongebieden worden dan ook geen nieuwe risicobronnen geïntroduceerd. In gevallen waarin de gemeente niet het bevoegd gezag is2 , zal zij zich inspannen om de externe veiligheidsrisico’s zo beperkt mogelijk te houden. Daartoe treedt zij in overleg met de initiatiefnemer en eventueel het bevoegd gezag om dit standpunt uit te dragen.

 

Op bedrijventerreinen accepteert de gemeente een minder streng veiligheidsregime dan in woongebieden. Op deze terreinen is de komst van risicobronnen onder voorwaarden mogelijk. Verder moeten bestaande Bevi-inrichtingen niet worden benadeeld in ontwikkelingsperspectief door de groei van kwetsbare objecten in hun omgeving.

 

Gemeentegrensoverschrijdende risicoveroorzakende activiteiten zoals vervoer van gevaarlijke stoffen over spoor, weg en water en door buisleidingen worden in regionaal verband opgepakt. Daarbij wordt gezamenlijk opgetrokken om de risicoveroorzakers te beïnvloeden.

 

Waar zich externe veiligheidsknelpunten voor (kunnen) doen, hebben maatregelen, die de kans op een zwaar ongeval met gevaarlijke stoffen verlagen, de voorkeur boven maatregelen, die het effect daarvan beperken. Verder hanteert de gemeente het principe “de veroorzaker betaalt”. Dit betekent dat degene die de externe veiligheidssituatie verandert, ook betaalt en zorgt voor een veilige omgeving. De gemeente geeft voorrang aan de woningbouw boven de komst van nieuwe Bevi-inrichtingen.

 

In tabel 1 op de volgende bladzijde worden per zone de EV-ambities en beleid beschreven. Voor elke zone is vastgesteld welke risicobronnen acceptabel zijn, of er (beperkt) kwetsbare inrichtingen gevestigd kunnen worden en worden eisen gesteld aan zelfredzaamheid en geaccepteerde scenario’s.

 

Uitvoeringsprogramma

Binnen de diverse taakgebieden van de landelijke, provinciale, regionale en gemeentelijke overheden dienen continue afwegingen te worden gemaakt tussen veiligheid, haalbaarheid en de kosten. Hierbij gaat het onder meer om taken op het gebied van ruimtelijke ordening, verkeer, milieu en rampenbestrijding. De taakstellingen en het uitvoeringsprogramma van deze visie zijn in bijlage 4 terug te vinden.

 

 

1. Inleiding

 

1.1 Waarom deze beleidsvisie?

Het Milieubeleidsplan Overbetuwe 2011-2014 (MBP) is in maart 2011 door de raad vastgesteld. In het plan staat het gebiedsgericht werken aan milieu centraal. Dit werken wordt vorm gegeven met de hoofdthema’s Duurzaamheid, Ecologie en Milieuhygiëne.

Voor externe veiligheid is nog geen gebiedsgericht beleid en uitvoeringskader. Om een goede afweging tussen de milieuthema’s mogelijk te maken en een inbreng te leveren in plannen en projecten, is dit gewenst.

 

De gemeente Overbetuwe wil haar burgers een veilige leefomgeving bieden. In die zin draagt zij een belangrijke verantwoordelijkheid als het gaat om externe veiligheid (EV). Om die verantwoordelijkheid in te vullen, deze goed binnen de gemeente te implementeren en uniformiteit in uitvoering te borgen, heeft de gemeente Overbetuwe deze beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld. Het doel van deze beleidsvisie is om duidelijk te maken welke externe veiligheidsrisico’s in de gemeente aanwezig zijn en hoe met toekomstige risico’s om dient te worden gegaan in relatie tot ruimtelijke ontwikkeling en milieuvergunningverlening. Daarnaast zorgt deze beleidsvisie externe veiligheid voor uniformiteit in het gemeentelijke beleid en worden ad hoc besluiten voorkomen.

 

1.2 Externe veiligheid als afwegingskader

 

Een aantal rampen met gevaarlijke stoffen in binnen- en buitenland heeft aangetoond dat een maatschappij zonder risico’s niet bestaat. Deze incidenten onderstrepen ook het belang om de risico’s tot op zekere hoogte te beheersen. Vanuit dit besef is ‘externe veiligheid’ een belangrijk landelijk thema geworden.

 

Wat is externe veiligheid?

Bepaalde maatschappelijke activiteiten brengen risico’s op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van deze risico’s. Het gaat daarbij om de productie, opslag en gebruik van gevaarlijke stoffen (bijv. vuurwerk, LPG en munitie) en het transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor en door buisleidingen. Dergelijke activiteiten leggen beperkingen op aan de omgeving, doordat veiligheidsafstanden tussen risicovolle activiteiten en bijvoorbeeld woningen nodig zijn. Aan de andere kant is het rijksbeleid er op gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. Het ruimtelijk beleid en het externe veiligheidsbeleid moeten dus goed worden afgestemd.

 

Beleid en wet- en regelgeving rondom externe veiligheid hebben de afgelopen jaren een sterke ontwikkeling doorgemaakt. Hoewel alle nieuwe ontwikkelingen nog niet geheel uitgekristalliseerd zijn, is duidelijk dat gemeenten voor een belangrijke opgave staan.

 

Toepassing van landelijk externe veiligheidsbeleid en wet- en regelgeving vraagt om kennis, capaciteit, vaardigheden en niet in de laatste plaats om integraal werken: weinig andere onderwerpen brengen (met name) de disciplines milieu en ruimte zo dicht bij elkaar als het onderwerp externe veiligheid. Uitvoering van externe veiligheidstaken vraagt om professionele inbreng van ruimtelijke ordening, milieu, brandweer, verkeer & vervoer, communicatie, economische zaken, grondgebied, openbare orde & veiligheid.

 

Absolute veiligheid kan nimmer worden gegarandeerd. Alleen door risico’s tijdig te identificeren, maatregelen ten aanzien van de risicobronnen3 te treffen en voldoende afstand tussen risicobronnen en burgers te creëren, kan de veiligheid worden verhoogd. Om in staat te zijn risico’s tijdig te identificeren, dient geïnvesteerd te worden in kennisvergaring en -uitwisseling binnen de gemeentelijke organisatie.

 

Om voldoende afstand te creëren tussen risicobronnen en kwetsbare objecten dienen duidelijke keuzes te worden gemaakt omtrent de locaties van onder meer woningen, scholen, winkels, kantoren en recreatie in relatie tot risicovolle vormen van bedrijvigheid en transport.

 

Vermeldenswaardig is het Gelders Uitvoeringsprogramma Externe Veiligheid (GUEV) 20112014. Dit GUEV subsidieert de totstandkoming van gemeentelijk externe veiligheidsbeleid en heeft de gemeente Overbetuwe door tussenkomst van de Milieusamenwerking Regio Arnhem een helpende hand geboden bij de realisatie van deze beleidsvisie.

 

1.3 Afbakening

In deze visie is het externe veiligheidsbeleid van de gemeente opgenomen. De beleidsvisie beperkt zich tot:

  • activiteiten met gevaarlijke stoffen4;

  • die risico’s veroorzaken voor de maatschappij; en tot

  • de beïnvloedingsmogelijkheden van de gemeente behoren.

De beleidsvisie is niet gericht op de veiligheid binnen bedrijven die met gevaarlijke stoffen werken. Deze Arbo-veiligheid wordt geregeld in andere wetgeving en kent andere toezichthouders. Ook is de beleidsvisie niet van toepassing op opsporings- en ruimingsactiviteiten van explosieven uit de Tweede Wereldoorlog. Ten slotte heeft de beleidsvisie geen betrekking op overige risico’s die het gevolg zijn van bedrijfsmatige activiteiten of andere activiteiten die risico’s veroorzaken.

 

Externe veiligheid heeft een brede scope en kan via verschillende invalshoeken bekeken worden. De eerste invalshoek is het kijken naar de impact op de omgeving. Het vraagstuk externe veiligheid heeft in brede zin te maken met de kwaliteit van de leefomgeving. Dit betekent dat keuzes op dit vlak afwegingen zijn tussen maatschappelijk gewenste doelen op het gebied van onder meer wonen, werken en recreëren. Een tweede invalshoek is de aard van het externe veiligheidsvraagstuk. Externe veiligheid gaat over het produceren, opslaan, verwerken en vervoeren van gevaarlijke stoffen. Het gaat dus zowel om stationaire bronnen (inrichtingen) als om transport (wegen, vaarwegen, spoorwegen, buisleidingen). Als laatste zijn er de verschillende betrokken beleidsvelden. Te denken valt aan Milieu, Ruimtelijke Ordening, Integrale veiligheid, en Rampenbestrijding.

 

Ten slotte dient er rekening mee te worden gehouden dat de gemeentelijke externe veiligheidstaken onderdeel zijn van de zogenaamde veiligheidsketen (zie fi guur 1.1). Deze veiligheidsketen wordt in deze beleidsvisie toegepast en gehanteerd voor de prioritering van taken en verantwoordelijkheden. In fi guur 1.1 is in de veiligheidsketen weergegeven hoe de rampenbestrijding en de voorbereiding daarop is georganiseerd en wat de relatie is met de gemeentelijke externe veiligheidstaken. Deze beleidsvisie externe veiligheid heeft betrekking op de eerste twee schakels (pro-actie en preventie), maar werkt door op alle schakels van de veiligheidsketen.

 

 

1.4 Doelstelling

Doel van deze beleidsvisie externe veiligheid is om een toetsingskader te bieden dat duidelijk maakt hoe met externe veiligheidsrisico’s, (zowel in de huidige als) in de toekomstige situatie, dient te worden omgegaan. Het toetsingskader voorkomt afwegingen en besluiten op ad hoc basis en brengt consistentie door heldere uitgangspunten en reële ambities. De gemeente neemt bij besluiten in het kader van vergunningverlening en ruimtelijke ordening de in dit document weergegeven ambities en doelstellingen in acht, naast de wettelijke regels. De uitgangspunten uit deze visie worden verder toegepast bij alle overige gemeentelijke activiteiten en ontwikkelingen waarbinnen externe veiligheid een rol speelt (o.a. handhaving, routering gevaarlijke stoffen, ruimtelijk beleid, rampenbestrijding en risicocommunicatie).

 

De gemeente streeft naar een beheersbare externe veiligheidssituatie, waarbij:

  • 1.

    de externe veiligheidsrisico’s binnen de gemeente goed in beeld zijn gebracht en ambtenaren en bestuurders zich bewust zijn van de aanwezige risico’s;

  • 2.

    een zorgvuldige afweging plaatsvindt tussen nut en noodzaak van nieuwe ontwikkelingen en hun gevolgen voor externe veiligheid;

  • 3.

    door middel van beleidsuitvoering en handhaving wordt gezorgd voor de beheersbaarheid en bestrijdbaarheid van bestaande en toekomstige EV risico’s;

  • 4.

    communicatie met de burger plaatsvindt over de aanwezige risico’s en de te volgen gedragsrichtlijn in geval bij een calamiteit.

1.5 Verantwoording proces

Dit EV-beleid is opgesteld door een interne projectgroep, ondersteund door de Milieusamenwerking Regio Arnhem en Royal Haskoning. In de projectgroep zijn belangrijke relevante disciplines vertegenwoordigd, binnen deze gemeente zijn dat: de teams Beleidsrealisatie, Ontwikkeling, Projectrealisatie, Veiligheid en Vergunningen.

 

Voor de wijze van totstandkoming van deze beleidsvisie is gekozen voor:

  • Vroege en tussentijdse bestuurlijke betrokkenheid – te vormen beleid kan alleen rekenen op bestuurlijke acceptatie als de betreffende bestuurders de te volgen koers (blijven) onderschrijven. Op verschillende momenten van het proces waren de portefeuillehouders Milieu (verantwoordelijke), RO en Veiligheid, betrokken, zoals bij de bijeenkomst waarop richtinggevende uitspraken met betrekking tot ambities zijn gedaan.

  • Een multidisciplinaire gemeentelijke aanpak – zowel op bestuurlijk als ambtelijk niveau, waarbij vanuit verschillende disciplines een wezenlijke bijdrage aan het beleidsplan geleverd is. Het betreft concreet de afdelingen die zich bezighouden met milieu, ruimtelijke ordening en veiligheid & hulpverlening.

  • Breed draagvlak - door te werken met een interne projectgroep die niet alleen multidisciplinair is maar waarin ook de mensen zitten ‘die het moeten doen’ mag deze beleidsvisie rekenen op voldoende draagvlak. Intern draagvlak is gezocht in de vertegenwoordiging van de genoemde afdelingen. Extern draagvlak is in het bijzonder gezocht bij de Veiligheids Gezondheidsregio Gelderland Midden die gevraagd is het concept beleid te becommentariëren.

  • De stappen die zijn gezet laten zich in het kort als volgt omschrijven:

    • 1.

      bepalen wat regionaal en wat lokaal is en het gemeentelijk risicobeeld inventariseren;

    • 2.

      beleidsvorming rondom ‘strategische keuzes’. hoe moet met toekomstige risico’s worden omgegaan in relatie tot ruimtelijke ontwikkeling en milieuvergunningverlening? Wat zijn de bestuurlijke ambities? Deze stap leidt tot een aantal beleidsuitspraken;

    • 3.

      beleidsvorming rondom ‘tactische keuzes’; op welke wijze worden de beleidsuitspraken geoperationaliseerd?;

    • 4.

      bepaling uitvoeringsprogramma.

1.6 Actualisatie

Na een periode van zes jaar wordt deze beleidsvisie geëvalueerd en waar nodig door de gemeente Overbetuwe aangepast. Behalve een 6-jaarlijkse evaluatie kan ook een ingrijpende wijziging in relevante wet- en regelgeving aanleiding zijn voor aanpassing van de beleidsvisie.

 

1.7 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 bevat een algemene introductie op het begrip externe veiligheid en biedt inzicht in zowel de wettelijke als de wenselijke onderdelen van externe veiligheidsbeleid. In hoofdstuk 3 wordt specifi ek ingegaan op de aard en omvang van de externe veiligheidsproblematiek binnen de grenzen van de gemeente. Hoofdstuk 4 bevat de gemeentelijke beleidsuitspraken op het gebied van externe veiligheid. Voor een brede toepasbaarheid hiervan zijn deze zoveel mogelijk generiek. Voor de belangrijkste risicobronnen is het generieke beleid verder uitgewerkt.

 

In hoofdstuk 5 is uitgewerkt hoe de uitspraken in deze visie door de gemeente worden geoperationaliseerd. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 ingegaan op de wijze waarop de in hoofdstuk 4 beschreven beleidsuitspraken kunnen worden gerealiseerd.

 

2 Gemeente en externe veiligheid

 

2.1 Waarop is deze beleidsvisie externe veiligheid gericht?

Bij externe veiligheid gaat het om de risico’s die samenhangen met het produceren, verwerken, opslaan en vervoeren van gevaarlijke stoffen. Deze risico’s doen zich zowel voor rondom risicovolle inrichtingen als rondom transportassen en buisleidingen waarover c.q. waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd.

 

Door te investeren in veiligheidsmaatregelen, het aantal risicobronnen te beperken en de inrichting van de omgeving van risicobronnen aan te passen, wordt de veiligheid zo optimaal mogelijk gemaakt. Het volledig wegnemen van alle veiligheidsrisico’s is echter niet betaalbaar, niet praktisch uitvoerbaar en botst met het optimaal benutten van de beschikbare ruimte.

 

Binnen de diverse taakgebieden van de landelijke, provinciale, regionale en gemeentelijke overheden dienen continue afwegingen te worden gemaakt tussen veiligheids-, haalbaarheids- en kostenaspecten. Hierbij gaat het onder meer om taken op het gebied van ruimtelijke ordening, verkeer, milieu en rampenbestrijding. De onderlinge samenhang van de gemaakte afwegingen van verschillende taakvelden is hierbij van cruciaal belang. Hiertoe is een overkoepelend en samenhangend kader noodzakelijk, waarin het externe veiligheidsbeleid voorziet.

 

2.2 Begrippen in externe veiligheid

De mate van risico is afhankelijk van twee aspecten, namelijk de kans op en het mogelijke effect van een ongeval.

 

RISICO=KANS X EFFECT

 

Onder de kans verstaan we de mogelijkheid dat zich een situatie voordoet waarbij in bijvoorbeeld een opslag van gevaarlijke stoffen een grote brand ontstaat. Onder de effecten verstaan we binnen de externe veiligheidswetgeving uitsluitend het aantal dodelijke slachtoffers van een ongeval, bijvoorbeeld het aantal personen dat bij een grote brand in een opslag van gevaarlijke stoffen wordt blootgesteld aan dodelijke concentraties van gevaarlijke dampen. Dat daarnaast ook een groot aantal gewonden kunnen vallen wordt bij het bepalen van externe veiligheidsrisico’s niet meegenomen. Uiteraard is dit aantal gewonden voor de hulpdiensten (bijvoorbeeld brandweer, ambulancediensten, etc.) wél relevant, daarom wordt dit aspect meegenomen bij de verantwoording van het groepsrisico (zie onderstaand kader).

 

In Nederland worden twee maten gehanteerd voor het risico, namelijk het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

 

Plaatsgebonden risico (PR)

 

Bij het plaatsgebonden risico (PR) gaat het om de kans per jaar dat een denkbeeldig persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen als deze persoon zich onafgebroken en onbeschermd in de nabijheid van een risicovolle inrichting of transportas bevindt..

Plaatsen met een gelijk risico kunnen door zogenaamde risicocontouren op een kaart worden weergegeven (Figuur 2.1). Dit kan worden vergeleken met bijvoorbeeld het weergeven van geluidcontouren of hoogtelijnen. Het PR leent zich daarmee goed voor het vaststellen van een veiligheidszone tussen een risicobron (inrichting of transportas) en kwetsbare bestemmingen, zoals woonwijken. In de onderstaande fi guur betekent een plaatsgebonden risicocontour van 1* 10-6/jr, ofwel een PR 10-6 contour, dat een persoon die zich onafgebroken, onbeschermd op die bepaalde plaats bevindt een kans heeft van één miljoenste per jaar om te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen in de inrichting. Bij een PR 10-8 is dat een kans van een honderdmiljoenste, etc.

 

Figuur 2.1 Voorbeeld PR-contouren (zie toelichting in hoofdtekst)

 

Groepsrisico (GR)

 

Het groepsrisico (GR) is de cumulatieve kans dat een (werkelijk) aanwezige groep van 10, 100 of 1000 personen overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico wordt weergegeven als een grafi ek met het aantal personen op de horizontale as en de cumulatieve kans op overlijden op de verticale as.

Het groepsrisico, dat wordt bepaald door het aantal personen binnen het invloedsgebied rondom een risicovolle inrichting of transportas, wordt gezien als een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van een calamiteit.

 

Figuur 2.2 Voorbeeld grafiek waarin het groepsrisico is uitgezet (zg. fN-curve)

 

Risicobeleving; veiligheid is meer dan berekend risico

Het gevoel van veiligheid omvat meer dan het berekende risico. Ook andere elementen spelen een rol, zoals de mate van bekendheid met het risico, de mate van invloed die iemand zelf kan uitoefenen (beheersbaarheid), de vrijwilligheid van blootstelling, het vertrouwen in de informatiebron, media-aandacht en de waarneembaarheid en omvang van het ongeval. Maar ook persoonlijke factoren zoals bijvoorbeeld gevoeligheid en angsten zijn van invloed op het te ervaren risico. Daarnaast veranderen het gevoel van veiligheid en de opvattingen over risico’s in de tijd als gevolg van technologische, economische en culturele ontwikkeling in een samenleving. (bron: MilieuBalans, 2001). Risicobeleving gaat om hoe mensen zélf bepaalde risico’s beleven.

 

2.3 Landelijk toetsingskader

De Rijksoverheid heeft aan externe veiligheidsrisico’s grenswaarden, richtwaarden en een oriëntatiewaarde gesteld. Voor risicovolle inrichtingen is een en ander wettelijk geregeld in het Bevi4 . Voor het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is het een en ander geregeld in het Bevb5 , sinds 2011. Voor het transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor is dezelfde systematiek van risiconormering, opgenomen in de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (CRNVGS)6 met de bedoeling deze wettelijk vast te leggen in de komende AMvB BEVT7 .

 

Plaatsgebonden risico (PR)

De normering voor het plaatsgebonden risico is afhankelijk van de aard van het te beschermen object. Hierbij wordt in wet- en regelgeving onderscheid gemaakt tussen kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten. De kwetsbare objecten (zoals woningen, grote kantoren, ziekenhuizen e.d.) worden beter beschermd dan beperkt kwetsbare objecten (zoals kleinere kantoorgebouwen of bedrijfsgebouwen). De norm voor kwetsbare objecten is een grenswaarde (hieraan moet worden voldaan).

 

De norm voor beperkt kwetsbare objecten is een richtwaarde (hieraan moet zoveel mogelijk worden voldaan; afwijking van deze waarde dient goed gemotiveerd te worden).

 

De grenswaarde voor het plaatsgebonden risico voor kwetsbare objecten is 10-6 per jaar.

De richtwaarde voor het plaatsgebonden risico voor beperkt kwetsbare objecten is 10-6 per jaar.

 

Dus: de kans dat een (denkbeeldig) persoon, die zich een jaar lang permanent op de betreffende plek bevindt (de plek waarvoor het risico is uitgerekend) dodelijk verongelukt door een bedrijfs- of transportongeval, mag niet groter zijn dan eens in de miljoen jaar (dat is 10-6 per jaar).

 

Groepsrisico (GR)

Voor het groepsrisico geldt geen norm, maar een verantwoordingsplicht. Binnen deze verantwoordingsplicht moeten zowel kwalitatieve als kwantitatieve elementen worden beschouwd. Voor toetsing van de kwantitatieve elementen is een oriëntatiewaarde vastgelegd. Deze oriëntatiewaarde kan door het bevoegd gezag als handvat worden gebruikt, maar is geen harde norm.

 

Ten aanzien van risicovolle inrichtingen is elke verandering van het groepsrisico, ook al bevindt het risico zich boven of onder de oriëntatiewaarde, gebonden aan een verantwoordingsplicht. Ten aanzien van transportassen en buisleidingen is elke toename van het groepsrisico, ook al is het risico lager dan de oriëntatiewaarde, gebonden aan een verantwoordingsplicht. Tabel 2.1 laat de onderdelen zien die de verantwoording van het groepsrisico wettelijk dient te bevatten. Voor een gedetailleerde toelichting van deze onderdelen wordt verwezen naar de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico (o.m. Ministerie van VROM).

 

Oriëntatiewaarde

Risicovolle inrichtingen 8

 

De kans op een ongeval met 10 of meer dodelijke slachtoffers is ten hoogste 10-5 per jaar

De kans op een ongeval met 100 of meer dodelijke slachtoffers is ten hoogste 10-7 per jaar

De kans op een ongeval met 1000 of meer dodelijke slachtoffers is ten hoogste 10-9 per jaar

 

Dus: Hoe groter de potentiële omvang van de ramp hoe strenger de oriëntatiewaarde. Immers, een ongeval met 100 doden leidt tot meer ontwrichting, leed en emoties, dan een ongeval met tien dodelijke slachtoffers. Dit is naar normering vertaald door aan de kans op een ramp met 100 doden een richtwaarde te stellen - de oriëntatiewaarde - die een factor honderd lager ligt dan voor een ramp met tien doden. Dus voor 10 dodelijke slachtoffers is de oriëntatiewaarde eens in de honderdduizend jaar (10-5), voor 100 dodelijke slachtoffers is de oriëntatiewaarde eens in de tien miljoen jaar (10-7) en voor 1000 dodelijke slachtoffers is de oriëntatiewaarde eens in de miljard jaar (10-9).

 

Tabel 2.1 Wettelijke onderdelen verantwoordingsplicht groepsrisico (Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico, o.m. Ministerie van VROM)

 

Onderdeel

11

22

Aanwezige dichtheid van personen in het invloedsgebied van de betrokken inrichting

v

v

De omvang van het groepsrisico

v

v

De mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen ter beperking van het groepsrisico bij betrokken inrichtingen

v

v

De mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen ter beperking van het groepsrisico in het ruimtelijk besluit

v

De mogelijkheden tot voorbereiding op en bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval

v

v

De mogelijkheden van personen die zich in het invloedsgebied van de inrichting bevinden om zichzelf in veiligheid te brengen

v

v

De voor- en nadelen van andere mogelijkheden tot ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico

v

De mogelijkheden en voorgenomen maatregelen ter beperking van het groepsrisico in de nabije toekomst

v

v

De voorschriften die het bevoegd gezag voornemen is te verbinden in geval van het afgeven van een oprichtingsvergunning, in geval deze verhogend werkt op het groepsrisico van het betrokken gebied

v

  • 1.

    In de eerste kolom zijn de onderdelen aangevinkt die behoren in de verantwoording ten behoeve van een oprichtingsvergunning conform artikel 2.1, 1e lid onder e, onder 1o van de Wet algemene bepaling omgevingsrecht of veranderings-vergunning conform hetzelfde artikel, lid en onder e, onder 2o.

  • 2.

    In de tweede kolom zijn de onderdelen aangevinkt die behoren in de verantwoording ten behoeve van de vaststelling van een bestemmingsplan of verlening van een ontheffing daarvan.

Kanttekeningen bij de normen voor risico’s

De normen voor risico’s sluiten lang niet altijd aan bij de wijze waarop burgers risico’s beleven. Zo is de kans op een dodelijk verkeersongeluk voor de gemiddelde burger veel groter dan de kans om slachtoffer te worden van een ramp met gevaarlijke stoffen. Toch achten veel burgers de risico’s van het verkeer acceptabeler.

 

Beoordeling effecten

Zoals hierboven aangegeven wordt in de risiconormering alleen gekeken naar het directe aantal dodelijke slachtoffers. Ook als wordt voldaan aan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is lager dan de oriëntatiewaarde kan een calamiteit nog altijd zeer veel gewonden en zieken tot gevolg hebben. Daarom is het van belang om naast aandacht voor de risico’s ook de mogelijke effecten te beschouwen, zodat ook de mogelijkheden voor beperking, beheersing en bestrijding van deze effecten aan bod komen. Dit gebeurt door het beschouwen van de kwalitatieve elementen van de verantwoordingsplicht van het groepsrisico (zie tabel 2.1). Hiervoor dient een bestuurlijke afweging te worden gemaakt.

 

2.4 Provinciaal beleid

Gedeputeerde Staten van Gelderland heeft op 12 maart 2008 beleidsregels voor het groepsrisico vastgesteld. Hieruit blijkt dat de Gedeputeerde Staten bij externe veiligheidssituaties de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico (uitgegeven door onder meer het Ministerie van VROM) hanteren. Zij stellen verder dat gemotiveerd mag worden afgeweken van de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. Indien er sprake is van een relevante wijziging van het groepsrisico, wordt een uitgebreide groepsrisicoverantwoording opgesteld. Hiervan is sprake indien het groepsrisiconiveau de lijn van een factor 10 onder de oriëntatiewaarde overschrijdt of de toename van het groepsrisico bedraagt meer dan 10%.

 

De bovenstaande beleidsregels leveren geen belemmeringen op voor de ambities zoals die in deze gemeentelijke beleidsvisie zijn vastgesteld.

 

2.5 Invulling geven aan de gemeentelijke beleidsvisie externe veiligheid

Bij het vaststellen van de eigen gemeentelijk beleidsvisie externe veiligheid zijn een aantal wetten en regels van belang (zie bijlage 2). Invulling geven aan deze wettelijke verplichtingen vormt een belangrijk onderdeel van de gemeentelijke beleidsvisie. Om de gemeentelijke externe veiligheidstaken inzichtelijk te maken is in bijlage 4 weergegeven welke gemeentelijke incidentele en structurele taken te onderkennen zijn en of deze al dan niet wettelijk verplicht zijn.

 

Waar wettelijke verplichtingen ophouden, ontstaat een gebied waarbinnen de gemeente voor wenselijke ontwikkelingen kan kiezen. Zo kan de gemeente keuzes maken rond de oriëntatiewaarde van het groepsrisico en rond richtwaarden voor het plaatsgebonden risico bij beperkt kwetsbare objecten. Bij deze keuzes is de gemeente gehouden tot degelijke motiveringen en communicatie aan haar burgers.

 

Voorheen was het college van B&W verplicht te communiceren over de risico’s van rampen en zware ongevallen. Met de inwerkingtreding van de Wet veiligheidsregio’s is deze verantwoordelijkheid verschoven naar het bestuur van de veiligheidsregio (wet veiligheidsregio’s artikel 46, lid 2 respectievelijk lid 3).

 

3 Risicobeeld gemeente Overbetuwe

 

3.1 Inleiding

Het risicobeeld van de gemeente betreft de aanwezigheid van activiteiten met gevaarlijke stoffen en de locatie van deze activiteiten ten opzichte van gebieden of gebouwen waar mensen verblijven.

Zonder vertrekpunt is de route naar een gewenste bestemming niet uit te stippelen. Vanuit die logica is het voor het formuleren van passende gebiedsgerichte externe veiligheidsuitgangspunten en –ambities dan ook een voorwaarde om inzicht te hebben in:

  • De huidige risicobronnen – welke risicovolle inrichtingen, transportassen en buisleidingen bevinden zich op het grondgebied van de gemeente en directe omgeving en met welke risicocontouren, invloedsgebieden dan wel effectafstanden wordt daarbij gerekend? Wat is de relatie tot (beperkt) kwetsbare objecten?

  • Het ruimtelijk ontwikkelingsperspectief – wat is de huidige ligging van diverse gebieden in de gemeente (wonen, werken, recreëren, etc.) en wat zijn de toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen voor deze gebieden? Zijn er EV knelpunten dan wel aandachtspunten vanuit deze ontwikkelingen in bijvoorbeeld grensgebieden tussen wonen en werken of in ongewenste bestemmingen in afzonderlijke gebieden?

  • De gebiedstyperingen – op basis van de beschrijving en ligging van de risicobronnen, bedrijventerreinen, woongebieden, etc. is vanuit het perspectief van externe veiligheid een indeling te maken in gebieden waarvoor het wenselijk is om een verschillend veiligheidsniveau na te streven.

  • De huidige EV taakuitvoering en werkprocessen – hoe is het gesteld met het huidige kennisniveau, de uitvoering en borging van EV-taken, alsmede de interne en externe afstemming en samenwerking door en tussen de verschillende gemeentelijke afdelingen en met externe organisaties (Veiligheids- Gezondheidsregio Gelderland Midden en Milieusamenwerking Regio Arnhem).

Onderstaand wordt ingegaan op de genoemde aspecten van de gemeente als basis voor de geformuleerde uitgangspunten en gekozen ambities in het volgende hoofdstuk.

 

3.2 Risicobronnen

Risicobronnen bestaan uit externe veiligheidsrelevante inrichtingen, transportassen (weg, water en spoor) waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt en ondergrondse buisleidingen bestemd voor het transport van gevaarlijke stoffen. Onderstaand worden deze risicobronnen voor de gemeente beschreven. Een zogenaamde signaleringskaart (zie hiervoor bijlage 3) laat het huidige beeld zien van de risicobronnen in de gemeente.

 

Signaleringskaart

Een actuele signaleringskaart is te downloaden van de gemeentelijke website. Op de signaleringskaart zijn behalve de risicobronnen ook de afstanden opgenomen, die volgen uit wet- en regelgeving en waaraan, ten aanzien van (beperkt) kwetsbare objecten aan moet worden voldaan.

 

Zo zijn voor zover van toepassing de PR-contouren en de invloedsgebieden (vlgs Bevi, de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen) opgenomen. Verder laat de signaleringskaart de veiligheidsafstanden zien volgend uit de huidige Circulaire Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen en voor zover bekend de PR-contouren en inventarisatieafstanden volgend uit het ontwerp Besluit externe veiligheid buisleidingen. Ten slotte zijn overige EV-relevante inrichtingen (zoals inrichtingen uit het Vuurwerkbesluit) opgenomen. Behalve risicobronnen zijn op de signaleringskaart ook geplande ruimtelijke ontwikkelingen opgenomen met (beperkt) kwetsbare objecten.

 

3.2.1 Bevi-inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) heeft betrekking op een aantal nader omschreven inrichtingen namelijk op BRZO bedrijven9b , LPG-tankstions, bedrijven met een ammoniak koelinstallatie(1.500 – 10.000 kg), bedrijven met een opslag voor gevaarlijke stoffen van meer dan 10 ton (zogenaamde PGS 15-bedrijven) en spoorwegemplacementen die zijn aangewezen voor het rangeren van gevaarlijke stoffen. Door middel van een ministeriële aanwijzing kunnen in de toekomst ook andere categorieën van bedrijven onder de werkingssfeer van het Bevi gebracht worden. Deze categorieën bedrijven zullen waarschijnlijk afkomstig zijn van de zogenaamde drempelwaardenlijst. Dit is reeds enkele malen gebeurd. De meest recente wijziging van het Revi (Revi-III) is per 13 februari 2009 in werking getreden.

 

De bedrijven die vallen onder het Bevi dienen continu te worden geïnventariseerd. Binnen de gemeente Overbetuwe bevinden zich de volgende Bevi- inrichtingen:

  • 7 LPG tankstations;

  • 5 overige inrichtingen.

Voor de volledigheid wordt verwezen naar signaleringskaart zoals eerder beschreven.

Bijlage 6 geeft een overzicht van de risicovolle bedrijven in Overbetuwe (peiljaar 2013).

 

3.2.2 Overige inrichtingen

Inrichtingen die vallen onder het Vuurwerkbesluit

Het vuurwerkbesluit (maart 2002) geeft een definitie van consumenten- en professioneel vuurwerk, bepaalt de veiligheidsafstanden die tussen vuurwerkbedrijven en de bebouwde omgeving moeten worden aangehouden en beschrijft de eisen die gesteld worden aan de opslag van vuurwerk. Met de Regeling nadere eisen aan vuurwerk uit 2004, is het Vuurwerkbesluit nader ingevuld.

 

Binnen de gemeente Overbetuwe bevinden zich tien inrichtingen waarop het Vuurwerkbesluit van toepassing is.

 

Het BRZO stelt eisen aan het veiligheidsbeleid van bedrijven die op grote schaal met gevaarlijke stoffen werken. Dergelijke bedrijven dienen onder meer over een veiligheidsbeleid en een veiligheidsbeheerssysteem te beschikken.

 

3.2.3 Vervoer van gevaarlijke stoffen

Transportassen

Voor transportassen heeft het Rijk specifiek op externe veiligheid gerichte wet- en regelgeving opgesteld. De Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Circulaire RNVGS) richt zich op transport van gevaarlijke stoffen via weg water en spoor. Voor wat betreft de risiconormering (inclusief de verantwoording van het groepsrisico) sluit de Circulaire aan bij het Bevi. De Circulaire wordt te zijner tijd omgezet in een Amvb transportroutes externe veiligheid (Btev), waarmee de risiconormering wettelijk zal zijn verankerd. Het concept Btev is op 4 december 2008 door de Minister van V&W aangeboden aan de Tweede Kamer.

 

Hieronder wordt kort de aanwezigheid van deze transportstromen in de gemeente Overbetuwe behandeld.

 

Vervoer over de weg

Over de A15, A50, A325 en de provinciale wegen vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Het instellen van routering vervoer gevaarlijke stoffen is niet zinvol gebleken binnen de gemeente Overbetuwe (zie MRA onderzoek ‘transport gevaarlijke stoffen over gemeentelijke wegen’, juni 2011). Dit heeft te maken met het volgende:

  • 1.

    Het transport van gevaarlijke stoffen bestaat in hoofdzaak uit: vloeistofverdichte gassen (propaan, LPG), brandbare vloeistoffen (benzine en diesel) en consumentenvuurwerk.

  • 2.

    De frequentie van de transport gevaarlijke stoffen en bevolkingsdichtheid is te laag voor het ontstaan van een plaatsgebonden 10-6 risicocontour of een groepsrisico boven de oriëntatiewaarde.

  • 3.

    Uit het onderzoek blijkt dat de hoeveelheid woonbebouwing beperkt is binnen het effectgebied van het vervoer van gevaarlijke stoffen.

  • 4.

    De risicovolle inrichtingen hebben een snelle ontsluiting op de A15, A50 en de A325. Hierdoor hoeft het transport van gevaarlijke stoffen geen grote afstanden af te leggen over gemeentelijke wegen. Daarnaast zijn er natuurlijke barrières aanwezig (Neder-Rijn en Waal). Waardoor doorgaand verkeer van gevaarlijke stoffen te verwaarlozen is.

  • 5.

    Alternatieve routes werden telkens als onveiliger of niet haalbaar beoordeeld.

Vervoer over het spoor

Daarnaast vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over het spoor. Dit is de spoorlijn ‘ArnhemNijmegen’ en de ‘Betuweroute’.

 

Vervoer over het water

Ten slotte vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over het water. Dit is de Neder-Rijn en de Waal.

 

3.2.4 Buisleidingen

Op 1 januari 2011 is het ‘besluit externe veiligheid buisleidingen (BEVB)’ in werking getreden. Het BEVB regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De normstelling is in lijn met het ‘Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)’. Binnen de gemeente Overbetuwe zijn enkele ondergrondse aardgastransportleidingen aanwezig. Voor de volledigheid wordt verwezen naar de signaleringskaart zoals eerder beschreven.

 

Daarnaast wordt er door het rijk aan een landelijke structuurvisie buisleidingen gewerkt. Deze is in concept gereed. Binnen de gemeente Overbetuwe is een buisleidingstrook gelegen voor nieuwe buisleidingen zoals opgenomen in de structuurvisie buisleidingen.

 

3.3 Ruimtelijk ontwikkelingsperspectief

De Gelderse gemeente Overbetuwe ligt tussen Nederrijn en Waal, heeft een oppervlakte van 5.540 ha en telt ruim 45.000 inwoners. Overbetuwe is een samenstel van kernen en gebieden. Deze kernen en gebieden vormen enerzijds een eenheid, anderzijds zijn zij heel verschillend. Juist dat maakt Overbetuwe bijzonder. Het begrip ‘eenheid in verscheidenheid’ is nog steeds een belangrijk kenmerk van de identiteit van Overbetuwe.

 

De eenheid zit in de onderlinge uitwisseling. Bewoners maken gebruik van voorzieningen in diverse kernen. Maar ook de kwaliteiten van de verschillende gebieden worden door diverse gebruikers benut. Ook qua ligging zijn de 11 kernen verbonden: Elst, Andelst, Herveld, Zetten, Heteren, Randwijk, Driel, Oosterhout, Hemmen, Valburg en Slijk-Ewijk maken allemaal onderdeel uit van de stadsregio Arnhem Nijmegen. Er is een gemeenschappelijke noemer in de gemeente: de Overbetuwse maat en schaal zowel in ruimtelijke zin als in de samenleving, omgaan met elkaar en ligging in de regio. De diversiteit is uitgangspunt en leidt tot maatwerk bij beleid en maatwerk in oplossingen en in de aanpak van opgaven.

 

De verscheidenheid zien we vooral in de omgeving. Overbetuwe kan in ruimtelijk opzicht worden onderverdeeld in twee delen: het oostelijk deel en het westelijk deel. De grens tussen de delen is niet hard, er is sprake van een overgangszone. En ook binnen een zone bestaan er verschillen. Het oostelijk deel (waarin de kernen Elst en Oosterhout liggen) is overwegend een intermediair gebied in de stadsregio tussen Arnhem en Nijmegen. Zo is Elst een kern ‘tussen stad en dorp’ (tussenstad). Hier is sprake van een intensiever gebruikt gebied waar veranderingen zich relatief sneller opvolgen. In deze zone zijn meer functies gevestigd die een rol spelen voor de gehele stadsregio. Vooral dit oostelijk deel heeft te maken met de grote regionale opgaven op het gebied van wonen, werken, verkeer en recreatie. Het westelijk deel van de gemeente is een gebied met meer een landelijke functie. In deze zone liggen de overige kernen. Daarnaast liggen hier ook diverse buurtschappen. Het westelijke deel is ook aan veranderingen onderhevig, zij het dat deze veranderingen passend zijn bij de meer landelijke functie. Het westelijk deel is een relatief rustig gebied, waar geen grote ontwikkelingen plaatsvinden. Dit gebied ontleent haar kwaliteiten aan de openheid, de natuurwaarden, het landschap en de cultuurhistorische waarden.

 

De gemeente verzorgt de uitgifte van bedrijventerreinen conform het Sociaal Economisch Beleidsplan Overbetuwe 2010-2015. Ten aanzien van bedrijventerreinen richt het beleid zich op de uitgifte van nieuwe bedrijventerreinen voor zowel lokale als boven-lokale bedrijvigheid en het bewaken van de kwaliteit van de bestaande bedrijventerreinen.

 

De bestaande bedrijventerreinen van gemeente Overbetuwe zijn De Aam in Elst, Poort van Midden Gelderland-Noord in Heteren, St. Walburg in Zetten en De Schalm en Andelst-Oost in Andelst. De gemeente stimuleert bedrijvigheid in brede zin, maar richt zich niet op het aantrekken van bedrijven met een groot externe veiligheidsrisico. Bedrijven zijn welkom mits ze voldoen aan alle regels. De komende jaren wordt het Betuws Bedrijvenpark (later: Park15) bij Oosterhout (Gld.) ontwikkeld. Dit bedrijventerrein is volgens de afspraken uit het Regionaal Plan Stadsregio Arnhem Nijmegen 20052020 bedoeld voor regionale opvang in de A15-zone. Ook op dit terrein geldt dat bedrijven welkom zijn mits ze aan de regels van het bestemmingsplan en aan de regels van de Wet milieubeheer voldoen. Bedrijven die in milieucategorie 5 vallen, kunnen volgens afspraken in het Regionaal Plan een plaats vinden op bedrijventerrein Roelofshoeve 2 in Duiven.

 

3.4 Indeling in typen gebieden

Op basis van de aard en ligging van de risicobronnen is vanuit het perspectief van externe veiligheid een indeling gemaakt in gebieden waarvoor het wenselijk is om een verschillend veiligheidsniveau na te streven.

 

Deze gebiedstypen zijn:

  • 1.

    Woongebieden, te weten gebieden met als voornaamste bestemming wonen;

  • 2.

    Bedrijventerreinen, te weten gebieden met als voornaamste bestemming bedrijventerrein. Dit zijn de bedrijventerreinen De Aam, Merm, De Schalm, Andelst Oost, Poort van midden Gelderland en St. Walburg;

  • 3.

    Landelijk gebied, te weten gebieden met voornaamste bestemmingen agrarisch, natuur en recreatie.

De begrenzing van de woongebieden, bedrijventerreinen en landelijk gebied komt overeen met de begrenzing van respectievelijk de bestemmingsplannen Kommen, Bedrijventerreinen en Buitengebied. Landschapspark Danenberg en Park Lingezegen worden tot het gebiedstype Landelijk Gebied gerekend.

 

3.5 Huidige EV taakuitvoering

In het verleden zijn bij de verschillende teams binnen de gemeente de werkprocessen die betrekking hebben op externe veiligheid geïnventariseerd. De processen zijn gebundeld en vernieuwd. Bij het TVG is externe veiligheid voor inrichtingen ondergebracht. In de praktijk wordt bij nieuwe plannen het aspect externe veiligheid aan de hand van een standaardwerkwijze en formulier steevast beoordeeld en betrokken bij de besluitvorming. Hiervoor is een verifi catieformulier. Ervaring en inventarisatie heeft geleerd dat genoemde werkprocessen en verifi catieformulier onvoldoende voorzien in de borging van de benodigde acties.

 

Bij milieuvergunningverlening is veiligheid een vast onderdeel in de toetsing van de aanvraag voor een milieuvergunning. Dit is vastgelegd in een standaarddocument voor het opstellen van een ontwerpbeschikking. Verder wordt bij milieuvergunningen voor Bevi-bedrijven en voor bedrijven voor de opslag van vuurwerk de Veiligheids- Gezondheidsregio Gelderland Midden om advies gevraagd. Dit is wettelijk verplicht. Wanneer er sprake is van vervoer gevaarlijke stoffen overeenkomstig de ‘Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen’ wordt er eveneens advies ingewonnen bij Veiligheids- Gezondheidsregio Gelderland Midden.

Per 1 april 2013 heeft Overbetuwe inrichtingsgebonden milieutaken ondergebracht bij de Omgevingsdienst ODRA. De ODRA stelt nieuwe werkprocessen op die borging geven aan de wettelijke taken. In een Dienstverleningsovereenkomst zullen mogelijk aanvullende taken op het gebied van niet-inrichtingsgebonden milieutaken (bijvoorbeeld transport) bij de ODRA worden ondergebracht. Hiervoor zullen eveneens werkprocessen worden opgesteld. Ook zal daarin worden opgenomen dat veranderingen worden verwerkt op de signaleringskaart.

 

4 Beleidsuitspraken gemeente overbetuwe

 

4.1 Inleiding

Eén van de kerntaken van de overheid is het bieden van een veilige leefomgeving voor haar inwoners. De gemeente wil op de hoogte zijn van de risico’s en de effecten op haar grondgebied en voert op basis hiervan haar beleid. In die zin draagt de gemeente een belangrijke verantwoordelijkheid als het gaat om externe veiligheid. Om deze verantwoordelijkheid in te vullen formuleert de gemeente deze beleidsvisie. Er bestaat een spanningsveld tussen ruimtelijke ontwikkeling en externe veiligheid (de veiligheid buiten het bedrijf of de activiteit). De beleidsvisie is het afwegingskader voor de benadering van externe veiligheidssituaties.

 

Ambities binnen wettelijke kaders

Als het gaat om het ambitieniveau voor externe veiligheid binnen de gemeente is door de wetgever een minimum-veiligheidsniveau gedefi nieerd. Zo bestaat voor het plaatsgebonden risico een grenswaarde en een richtwaarde waar aan moet worden getoetst. Voor groepsrisico bestaat een verantwoordingsplicht en de verplichting advies te vragen aan de regionale brandweer. Daarbij dient getoetst te worden aan een oriëntatiewaarde. Binnen deze kaders staat het de gemeente vrij om eigen ambities te formuleren. In onderstaand kader staan de twee aspecten waarbij de gemeente een eigen afweging kan maken, nog eens toegelicht.

 

Gemeentelijke beleidsvrijheden

 

Plaatsgebonden Risico (PR)

De grenswaarde voor het plaatsgebonden risico is een harde juridische grens en mag in geen geval overschreden worden. De richtwaarde voor het plaatsgebonden risico is een juridische norm waarvan slechts met goed gemotiveerde redenen mag worden afgeweken.

 

Groepsrisico (GR)

De verandering van het groepsrisico dient te worden verantwoord. Hierover dient een bestuurlijke afweging plaats te vinden. Dit is wettelijk verankerd. De oriëntatiewaarde kan door het bevoegd gezag als handvat worden gebruikt. De oriëntatiewaarde heeft niet de status van een grens- of richtwaarde, maar dient als een oriënterende toetsingswaarde.

 

De gemeente Overbetuwe conformeert zich aan haar wettelijke verplichtingen. Dit betekent dat invulling wordt gegeven aan de wettelijke verplichting aangaande het groepsrisico en het plaatsgebonden risico. Zoals hiervoor is toegelicht heeft de gemeente beleidsvrijheid voor wat betreft de richtwaarde voor het plaatsgebonden risico en de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico. Dit maakt het noodzakelijk om als gemeente eigen uitgangspunten vast te leggen in de beleidsvisie externe veiligheid.

 

4.2 Uitgangspunten

De volgende uitgangspunten zijn gehanteerd om tot de beleidsuitspraken in dit hoofdstuk te komen:

  • De externe veiligheidsvisie moet zijn geworteld in de gemeentelijke gedachten over ruimtelijke ontwikkeling in het algemeen. Het ruimtelijke ontwikkelingsperspectief voor de gemeente Overbetuwe, te weten de Toekomstvisie+ 2009, de Bestemmingsplannen Kommen, Bedrijventerreinen en Buitengebied en het ‘Milieubeleidsplan Overbetuwe 2011 – 2014’, vormen de onderleggers voor deze beleidsvisie.

  • Behalve aan de wettelijke verplichtingen conformeert de gemeente Overbetuwe zich ook aan de wettelijke kaders voor het omgaan met de externe veiligheidsproblematiek; zij houdt rekening met circulaire en beleidsontwikkelingen rond het transport van gevaarlijke stoffen. Dit houdt in dat rekening wordt gehouden met:

  • de wettelijke bepalingen voor (de omgeving van) risicobronnen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) t.a.v. het plaatsgebonden risico (PR) en de verantwoording van het groepsrisico (GR).

  • De wettelijke bepalingen voor hogedruk aardgasleidingen en brandstofleidingen in het besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) t.a.v. het plaatsgebonden risico (PR) en de verantwoording van het groepsrisico;.

  • De veiligheidsafstanden rond overige risicobronnen, zoals opgenomen in Algemene maatregelen van bestuur (AMvB’s) op grond van art. 8.40 van de Wet milieubeheer, waaronder ook het Activiteitenbesluit. Voorbeelden hiervan zijn de veiligheidsafstanden die gelden rond propaantanks en vuurwerkverkooppunten.

  • De bepalingen voor de omgeving van transportassen in de Circulaire; risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen t.a.v. het PR en verantwoording van het GR. Daarnaast wordt rekening gehouden met de komende Amvb transportroutes externe veiligheid (Btev), die deze Circulaire vervangt en waarin onder meer eisen zijn opgenomen ten behoeve van het toekomstige Landelijke Basisnet.

  • Voor de toepassing van dit externe veiligheidsbeleid onderscheidt de gemeente drie gebiedstypen: woongebieden, bedrijventerreinen en het landelijk gebied.

  • Externe veiligheid is geen geïsoleerd beleidsterrein. Bij de ontwikkeling en uitvoering van beleid op andere terreinen (milieu, integrale veiligheid, ruimtelijke ordening) houdt de gemeente rekening met de uitgangspunten zoals verwoord in deze beleidsvisie. Dit betekent dat de beleidsvisie externe veiligheid een plek zal krijgen in onder meer de volgende gemeentelijke toekomstige plannen: ‘Nota Integraal Veiligheid 2010 – 2014’, ‘Milieubeleidsplan Overbetuwe 2011 – 2014’, omgevingsvergunningen en bestemmingsplannen.

4.3 Generieke beleidsuitspraken

De gemeente Overbetuwe streeft naar een verantwoord evenwicht tussen externe veiligheidsrisico’s en de behoefte aan de activiteiten die de risico’s veroorzaken.

Dit streven is gebaseerd op de overtuiging dat externe veiligheidsrisico’s een onderdeel zijn van het maatschappelijke verkeer. De gemeente kan daarbij niet op alle gevaarlijke activiteiten direct invloed uitoefenen.

 

Deze verantwoordelijkheid ligt ook bij de gebruiker of de eigenaar en bij de provinciale- en de rijksoverheid. Dit laat onverlet dat de gemeente wel een verantwoordelijkheid heeft om externe veiligheidsrisico’s te minimaliseren en beheersbaar te maken. De gemeente wil een substantiële bijdrage leveren aan het bewaken van belangen en het realiseren van ambities door het formuleren en uitvoeren van gemeentelijk beleid.

 

Op basis van het risicobeeld en de gewenste (ruimtelijke) ontwikkelingen van de gemeente Overbetuwe (zie hoofdstuk 3), zijn de onderstaande generieke beleidsuitspraken op het gebied van externe veiligheid bepaald. Hieronder wordt eerst het beleid ten aanzien van bestaande situaties kort toegelicht. Vervolgens worden de uitgangspunten en de ambities voor nieuwe situaties behandeld. Eerst zijn generieke beleidsuitspraken gedaan, waarna in de volgende paragraaf deze specifi ek worden uitgewerkt voor de onderscheiden gebiedstypen.

 

Bestaande situaties

Bij bestaande situaties is het niet altijd mogelijk om de uitgangspunten en ambities toe te passen. Voor bestaande situaties geldt dat deze worden geaccepteerd indien ze voldoen aan de wettelijke grenswaarden. Daarnaast dienen de hulpdiensten in samenwerking met de gemeentelijke organisatie aandacht te besteden aan de voorbereiding op een eventuele calamiteit.

 

De externe veiligheidssituatie van bestaande risicobronnen in of gelegen direct naast woongebieden mag niet verslechteren. Mochten zich hier EV-relevante ontwikkelingen voordoen, dan wordt per situatie bekeken welke maatregelen kunnen worden ingezet om ervoor te zorgen dat de EV-situatie niet verslechtert en mogelijk zelfs verbetert. Hiertoe wordt het beoordelingskader groepsrisico toegepast zoals opgenomen in de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico (o.m. Ministerie van VROM).

 

Nieuwe situaties

Onderstaande ambities gelden voor nieuwe situaties. Voor het onderscheid tussen bestaande en nieuwe situaties wordt uitgegaan van de definities uit de Handleiding Bevi en Circulaire RNVGS 10 . Er is sprake van een nieuwe situatie indien een Wet milieubeheervergunning dient te worden aangevraagd waarbij externe veiligheid een rol speelt of wanneer een (bestemmingsplan)procedure in het kader van de Wet ruimtelijke ordening gevoerd wordt. Het betreft de bestemmingsplanprocedures conform de in artikel 5 van het Bevi benoemde artikelen.

 

Voor nieuwe situaties gelden de volgende generieke beleidsuitspraken. Deze zijn toepasbaar voor het gehele grondgebied van de gemeente Overbetuwe. In de volgende paragrafen zijn de uitspraken voor de belangrijkste risicobronnen verder geconcretiseerd.

 

Generieke beleidsuitspraken

 

  • De gemeente geeft voorrang aan de woningbouw boven de komst van nieuwe Bevi-inrichtingen.

  • Bestaande Bevi-inrichtingen moeten niet worden benadeeld in ontwikkelingsperspectief door de groei van kwetsbare objecten in hun omgeving.

  • Risicobronnen en (beperkt) kwetsbare bestemmingen worden zoveel mogelijk gescheiden.

  • In woongebieden worden geen nieuwe risicobronnen geïntroduceerd. In gevallen waarin de gemeente niet het bevoegd gezag is 11 , zal zij zich inspannen om de contouren van het plaatsgebonden risico zo dicht mogelijk bij de bron te houden. Daartoe treedt zij in overleg met de initiatiefnemer en eventueel het bevoegd gezag om dit standpunt uit te dragen.

  • Gemeentegrensoverschrijdende risicoveroorzakende activiteiten zoals vervoer van gevaarlijke stoffen over spoor, weg en water en door buisleidingen worden in regionaal verband opgepakt. Daarbij wordt gezamenlijk opgetrokken om de risicoveroorzakers te beïnvloeden.

  • Op bedrijventerreinen accepteert de gemeente een enigszins minder streng veiligheidsregime dan in woongebieden. Op deze terreinen is de komst van risicobronnen onder voorwaarden mogelijk.

  • Bij het beoordelen van risicosituaties rondom Bevi-inrichtingen, transportassen en buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen worden het plaatsgebonden risico, het groepsrisico en de mogelijke effecten en beheersbaarheid van een calamiteit betrokken (wettelijke taken). Toch blijft altijd, als aan alle regelgeving wordt voldaan en alle voorgenomen maatregelen zijn genomen, een restrisico over. Dit restrisico wordt meegenomen in de bestuurlijke afweging over de omvang en de verandering van het groepsrisico. Bij het nemen van een Wro-besluit, Wm-besluit of Vervoersbesluit waarbij de verantwoording van het groepsrisico van toepassing is, accepteert de gemeente het restrisico.

  • In navolging van het vorige punt wordt bij LPG tankstations ook het restrisico buiten het invloedsgebied (150 meter) tot aan de 1% letaliteitscontour (307 meter 12 ) meegenomen. Hiertoe wordt de Veiligheids- Gezondheidsregio Gelderland Midden vroegtijdig in het proces betrokken. De hoogte van het restrisico wordt meegenomen in de besluitvorming.

  • Waar zich externe veiligheidsknelpunten voor (kunnen) doen, hebben maatregelen die de kans op een zwaar ongeval met gevaarlijke stoffen verlagen, de voorkeur boven maatregelen die het effect daarvan beperken. De operationalisering van zowel kansreducerende- als effectbeperkende maatregelen op grond waarvan het groepsrisico acceptabel wordt geacht, moet goed zijn geborgd.

  • De gemeente hanteert het principe “de veroorzaker betaalt”. Dit betekent dat degene die de externe vei-ligheidssituatie verandert, ook betaalt en zorgt voor een veilige omgeving.

  • De besluitvorming vindt op basis van bestaande regelgeving plaats. De gemeente houdt rekening met komende wet- en regelgeving. Dit houdt in dat de gemeente inzichtelijk maakt in welke mate de nieuwe (veranderde) regelgeving consequenties zal hebben voor het te nemen besluit. Het verkregen inzicht neemt zij mee in haar afweging om tot een besluit te komen.

  • De betrouwbaarheid van de brongegevens moet duidelijk zijn. Er wordt uitgegaan van bestaande gege-vens, kennis, kunde en ervaring. Er wordt rekening gehouden met mogelijke veranderingen van gegevens en aangepaste prognoses in de toekomst. Bij transportassen wordt bij voorkeur een vergelijk gemaakt tussen realisatiecijfers (daadwerkelijke transportintensiteiten van vervoer gevaarlijke stoffen) en de meest recente prognoses van transportintensiteiten vervoer gevaarlijke stoffen. Bij de afweging worden zowel een realistisch als het meest worstcase scenario meegenomen.

  • Daar waar het belangrijk wordt geacht neemt de gemeente ook cumulatie van risico´s en domino-effecten in de afweging mee.   

 

4.4 Beleidsuitspraken Bevi-inrichtingen

Bovenstaande generieke beleidsuitspraken voor externe veiligheid zijn hierna verder uitgewerkt voor de Bevi-inrichtingen per onderscheiden gebiedstype.

 

Woongebieden

  • Binnen een PR 10-6 contour zijn nieuwe beperkt kwetsbare objecten in principe niet toe-gestaan. Hiervan afwijken is slechts toegestaan bij gewichtige redenen, indien het bestuur hiertoe besluit.

  • Nieuwvestiging van een Bevi-inrichting is niet toegestaan.

  • De verandering van een Bevi-inrichting is toegestaan, mits de externe veiligheidssituatie niet verslechtert.

  • Met de oriëntatiewaarde wordt omgegaan zoals bedoeld in wet- en regelgeving. Toename van het groepsrisico, waarbij eventueel de oriëntatiewaarde wordt overschreden kan gemotiveerd worden toegestaan. Hierbij wordt invulling gegeven aan de verantwoordingsplicht.

Bedrijventerreinen

 

  • Binnen een PR 10-6 contour zijn nieuwe beperkt kwetsbare objecten, mits gemotiveerd, toe-gestaan. Dit betekent dat met de richtwaarde voor het PR wordt omgegaan zoals bedoeld in wet- en regelgeving.

  • Met de oriëntatiewaarde wordt omgegaan zoals bedoeld in wet- en regelgeving. Toename van het groepsrisico, waarbij eventueel de oriëntatiewaarde wordt overschreden, kan gemotiveerd worden toegestaan. Hierbij wordt invulling gegeven aan de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico zoals opgenomen in wet- en regelgeving.

  • Nieuwvestiging van een Bevi-inrichting die zijn invloedsgebied over woongebieden heeft, is niet toegestaan.

  • De verandering van een Bevi-inrichting, die zijn invloedsgebied over woongebieden heeft, is toegestaan, mits de externe veiligheidssituatie niet verslechtert.

Landelijk gebied

  • Binnen een PR 10-6 contour zijn nieuwe beperkt kwetsbare objecten niet toegestaan. Hiervan afwijken is slechts toegestaan bij gewichtige redenen, indien het bestuur hiertoe besluit.

  • Nieuwvestiging van Bevi-inrichtingen is niet toegestaan. Gebiedseigen, functiegerelateerde, Bevi-inrichtingen kunnen gemotiveerd worden toegestaan, mits hun invloedsgebied niet over een woongebied is gelegen.

  • Met de oriëntatiewaarde wordt omgegaan zoals bedoeld in wet- en regelgeving. Toename van het groepsrisico, waarbij eventueel de oriëntatiewaarde wordt overschreden, kan gemotiveerd worden toegestaan. Hierbij wordt invulling gegeven aan de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico zoals opgenomen in wet- en regelgeving.

 

4.5 Beleidsuitspraken overige inrichtingen

De generieke beleidsuitspraken voor externe veiligheid zijn hieronder verder uitgewerkt voor de overige inrichtingen met gevaarlijke stoffen.

 

Drempelwaardenlijstbedrijvem 13 (niet zijnde Bevi-inrichtingen)

  • Op bedrijventerreinen wordt nieuwvestiging of uitbreiding van drempelwaardenlijstbedrijven toegestaan.

  • In woongebieden en landelijk gebied kunnen eventueel gebiedseigen, functiegerelateerde, bedrijven met een beperkte extern veiligheidsrisico gemotiveerd worden toegestaan, zoals bijvoorbeeld propaantanks of koelinstallaties in landelijk gebied of een zwembad met beperkte opslag van gevaarlijke stoffen in een woongebied.

Vuurwerkverkooppunten

  • In woongebieden worden geen verkooppunten van consumentenvuurwerk die vallen onder de drempelwaardenlijst toegestaan. Alleen vuurwerkverkooppunten tot 10 ton opslag mogen zich hier vestigen. Aan eventueel geldende regelgeving, zoals veiligheidsafstanden, dient te worden voldaan.

 

4.6 Beleidsuitspraken vervoer van gevaarlijke stoffen

De generieke beleidsuitspraken voor externe veiligheid zijn hieronder verder uitgewerkt voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

 

 

  • Binnen een PR 10-6 contour zijn nieuwe beperkt kwetsbare objecten niet toegestaan. Hiervan afwijken is slechts toegestaan bij gewichtige redenen, indien het bestuur hiertoe besluit.

  • Met de oriëntatiewaarde wordt omgegaan zoals bedoeld in wet- en regelgeving. Toename van het groepsrisico, waarbij eventueel de oriëntatiewaarde wordt overschreden, kan gemotiveerd worden toegestaan. Hierbij wordt invulling gegeven aan de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico zoals opgenomen in wet- en regelgeving.

  • Aanleg of verbreding van transportassen (wegen, vaarwegen en spoorwegen) waarover ver-voer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, door of nabij woongebieden is niet gewenst. In voorkomende gevallen trekt de gemeente in regionaal verband samen op met andere betrokken gemeenten uit de regio om de veiligheidsrisico’s (PR en GR) zo laag mogelijk te houden bij een tegelijkertijd zo’n optimaal mogelijke bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.

 

4.7 Beleidsuitspraken buisleidingen

De generieke beleidsuitspraken voor externe veiligheid zijn hieronder verder uitgewerkt voor de buisleidingen waar gevaarlijke stoffen doorheen vervoerd worden.

 

  • Aanleg of uitbreiding van buisleidingen met gevaarlijke stoffen door of nabij woongebieden is niet gewenst. In voorkomende gevallen trekt de gemeente in regionaal verband samen op met andere betrokken gemeenten uit de regio om de veiligheidsrisico’s (PR en GR) zo laag mogelijk te houden bij een tegelijkertijd zo optimaal mogelijke bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.

 

4.8 Niet zelfredzame functies

‘Veiligheid Gezondsheidsregio Gelderland Midden (hierna: VGGM)’ wordt door de gemeente betrokken bij de vraag of een functie wel of niet zelfredzaam is. Bij het al dan niet toestaan van een object in een nader te bepalen zone rondom een risicobron, wordt rekening gehouden met het wel- of niet zelfredzaam zijn van de betreffende functie. Indien een object niet- zelfredzaam is, wordt de VGGM om advies gevraagd. Door de VGGM wordt onder meer bepaald of de aanwezige personen zich snel genoeg (zelfstandig) in veiligheid kunnen brengen en hoe het gesteld is met de bestrijdbaarheid in het betreffende gebied. Vervolgens brengt VGGM hierover advies uit.

De zones waarbinnen getoetst wordt of een functie zelfredzaam is of niet, zullen op voorstel van en in overleg met VGGM worden vastgesteld. Dit gebeurt op basis van effectafstanden van ongevalscenario’s die na optreden binnen zeer korte tijd het object bereiken (bijv. een BLEVE 14 ).

 

In het kader hieronder wordt aangegeven welke functies in ieder geval niet zelfredzaam zijn. Dit is een nadere uitwerking van de eisen uit Bevi.

 

Niet-zelfredzame functies, zijn: 

Instellingen (speciaal) basisonderwijs, kinderopvang en dagverblijven, gezondheidsinstellingen en gevangenissen.

 

Beperkt zelfredzame functies zijn onder meer: stadions, kantoren >5 verdiepingen, asielzoekerscentra en mogelijk ook theaters, bioscopen, buurthuizen, crematoria en uitvaartcentra, gebedshuizen, sport- en recreatiegelegenheden, winkels, grootschalige horeca, locatiegebonden evenementen en zalencentra of soortgelijke functies.

 

4.9 Risicocommunicatie

Risicocommunicatie is vanaf oktober 2010 een wettelijke verplichting voor de veiligheidsregio conform Artikel 46, lid 2 van de Wet veiligheidsregio’s. Dit staat als volgt geformuleerd: Het bestuur van de veiligheidsregio draagt er zorg voor dat de bevolking informatie wordt verschaft:

  • -

    over de rampen en de crises die de regio kunnen treffen;

  • -

    over de maatregelen die zijn getroffen ter voorkoming en bestrijding of beheersing hiervan;

  • -

    en over de daarbij te volgen gedragslijn.

In de toelichting van de “Wet veiligheidsregio’s Deel I - Hoe, wat en waarom?” staat nog aanvullend: “Communicatie dient een bijdrage te leveren aan de weerbaarheid en zelfredzaamheid van de bevolking. De risicocommunicatie dient te zijn gebaseerd op het risicoprofiel.

 

 

Een ramp kan overal gebeuren. Laat u niet verrassen, wees voorbereid!

 

In deze regio heeft de Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden de taak haar inwoners en belanghebbende organisaties vooraf te informeren over mogelijke rampen en ongevallen. Hiervoor is samen met de gemeenten een regionaal meerjaren- beleid- en uitvoeringsplan opgesteld: het meerjaren -beleidsplan risicocommunicatie regio Gelderland Midden 2009-2013 (“Samen voorbereid zijn op een ramp”, ).

 

Met alle gemeenten in de regio is een keuze gemaakt voor structurele communicatiemiddelen die we gaan inzetten voor risicocommunicatie, deze zijn:

 

Website

Op de website van VGGM is vanaf januari 2012 een aparte pagina over rampen. Op de gemeentelijke site een banner waarmee men op onze site terecht komt.

 

Filmpjes

VGGM is bezig om voor een aantal risicothema’s filmpjes te maken gericht op bewustwording van de risico’s en de zelfredzaamheidstrategie.

 

Twitter

Elke eerste maandag van de maand wordt sinds januari 2012 een risicocommunicatie twitterbericht door VGGM en alle gemeenten uitgezet.

 

Informatiekrant “Veilig Gevoel”

1x Per jaar verschijnt een risicokrant met daarin diverse onderwerpen op het gebied van veiligheid. Deze krant zal per post worden verspreid aan alle inwoners van Gelderland-Midden.

 

Advertenties huis aan huis bladen

VGGM verzorgt de advertentie en de gemeenten zorgen voor de plaatsing.

 

Stadsgids/afvalwijzer

Kernboodschap met verwijzing naar de website. VGGM verzorgt de tekst en de gemeenten zorgen voor de plaatsing.

 

Met subsidie uit het Gelders Uitvoeringsprogramma Externe Veiligheid (GUEV) worden algemene communicatiemiddelen ingezet. Financiering loopt tot en met 2014 en is alleen gericht op externe veiligheidsthema’s. VGGM neemt echter ook al structureel de andere thema’s uit het risicoprofi el mee in samenwerking met Politie, GHOR en GGD. Voor de regionale risicocommunicatie campagne wordt een bijdrage verwacht van de gemeentelijke organisatie. Deze bijdrage valt buiten de totstandkoming van dit beleid.

 

5 Van beleid naar uitvoering

 

5.1 Inleiding

De in dit externe veiligheidsbeleid geformuleerde beleidsuitspraken geven richting aan de wijze waarop de gemeente Overbetuwe invulling geeft aan de eigen EV-taken die uitgevoerd worden binnen diverse organisatieonderdelen. Dankzij het EV-beleid is sprake van een goed afgestemd kader, zodat de verschillende betrokken instanties niet bij ieder besluit een volledig nieuwe afweging en motivering dienen op te nemen. Tevens wordt met dit EV-beleid duidelijkheid gegeven aan burger, bedrijfsleven en medeoverheid. In de onderstaande paragrafen is uitgewerkt hoe uitspraken in deze visie door de gemeente worden geoperationaliseerd. Hierbij wordt ingegaan op de borging van externe veiligheid in werkprocessen, uitspraken met betrekking tot de verantwoording van het groepsrisico, de samenwerking met de ‘Veiligheids Gezondheidsregio Gelderland Midden ’ en de afstemming met andere gemeenten uit de regio.

 

5.2 Borging in werkprocessen

De gemeente komt tot goed gemotiveerde besluiten door te regelen dat alle basiskennis aanwezig is om EV-vraagstukken tijdig te signaleren, EV-taken uit te voeren én specialistische zaken door te verwijzen. In de complexe gemeentelijke organisatie zijn hier vaak meerdere afdelingen en derden bij betrokken, zoals de ODRA en de Veiligheid Gezondheidsregio Gelderland Midden. Om zeker te zijn dat ook in deze complexe organisatorische situatie de afhandeling goed verloopt, zijn hiervoor in ODRA verband werkprocessen voor opgesteld. Deze werkprocessen moeten nog geïmplementeerd worden binnen de gemeente.

 

5.3 Verantwoordingsplicht groepsrisico

Het bevoegd gezag heeft een zekere beleidsvrijheid bij de invulling van de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico. De paragrafen 4.3 t/m 4.7 geven aan welke ambities de gemeente Overbetuwe hanteert bij de verantwoording van het groepsrisico. Bij besluitvorming wordt conform de wettelijke verplichte verantwoording groepsrisico met behulp van deze uitspraken uit deze beleidsvisie afgewogen of het groepsrisico acceptabel is. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de handreiking verantwoordspicht groepsrisico (van ministerie van I&M). Onderstaand wordt in gegaan hoe eventuele maartregelen die worden afgesproken bij een verantwoording groepsrisico, geborgd moeten worden.

 

5.3.1 Borging van maatregelen

Bij het bepalen of een groepsrisico acceptabel is wordt door de gemeente meegewogen of de kans op of het effect van een ongeval kan worden gereduceerd. In het besluit worden bijvoorbeeld maatregelen voorgeschreven die bij de bron kunnen worden genomen om de kans op een ernstig ongeval te beperken.

Of er wordt rekening gehouden met voorzieningen die de effecten van een calamiteit voor de omgeving kunnen verminderen. Het is dan ook vanzelfsprekend dat de operationalisering van de maatregelen en voorzieningen op grond waarvan het groepsrisico acceptabel wordt geacht, goed moeten zijn geborgd. De gemeente geeft op de volgende wijze invulling aan deze borging:

 

  • 1.

    In de bij een bestuurlijk besluit behorende voorschriften worden eisen opgenomen waarmee het realiseren van de maatregelen en voorzieningen kan worden afgedwongen.

  • 2.

    Indien blijkt dat realisatie niet kan worden afgedwongen binnen het besluit zal bij de verantwoording GR geen rekening worden gehouden met de betreffende maatregelen en voorzieningen.

  • 3.

    Van hetgeen genoemd bij punt 2 kan worden afgeweken als het College van B&W besluit om gebruik te maken van hun mogelijkheid om als bevoegd gezag de uitvoering van de maatregelen en voorzieningen te borgen met een ander daartoe geschikt besluit (bijv. privaat-rechtelijk besluit).

5.4 Samenwerking met Veiligheids- Gezondheidsregio Gelderland Midden (VGGM)

Het bestrijden van incidenten en zware ongevallen met gevaarlijke stoffen vergt grote inspanning en is niet altijd mogelijk. Om hier verbetering in aan te brengen wordt ingezet (bij nieuwe ontwikkelingen) op het verbeteren van de bestrijdbaarheid door risicoveroorzakers zelf en het verbeteren van de zelfredzaamheid van de risico-ontvangers. De hulpverlening door de overheid dient zich voor te bereiden op het beheersen van de restrisico’s. Een goede samenwerking tussen betrokken organisaties is hierbij een pré. Voor een optimale samenwerking met de VGGM worden de volgende richtinggevende afspraken gemaakt.

  • 1.

    VGGM wordt betrokken bij de vraag of een functie wel of niet zelfredzaam is. Het wel- of niet zelfredzaam zijn van een functie beïnvloedt de mogelijkheid om de functie al dan niet toe te staan in een door VGGM nader te bepalen zone rondom de risicobron. Deze zones zullen op voorstel van en in overleg met VGGM worden vastgesteld op basis van effectafstanden van ongevalscenario’s die na optreden binnen zeer korte tijd het object bereiken (bijv. een BLEVE ).

  • 2.

    In het geval van LPG tankstations wordt VGGM behalve bij ontwikkelingen binnen het invloedsgebied (150 m) ook om advies gevraagd bij ontwikkelingen in de zone buiten het invloedsgebied. Deze zone loopt van 150 meter tot aan de 1% letaliteitscontour (307 m) .

5.5 Regionale afstemming bij vervoer van gevaarlijke stoffen

Het betreft hier zowel het vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, vaarwegen of spoorwegen of door buisleidingen. In hoofdstuk 4 heeft de gemeente haar ambities ten aanzien van deze risicobron uiteengezet. Samengevat komt de regionale afstemming op het volgende neer:

  • Regionaal wordt uitgegaan van dezelfde brongegevens (transportintensiteiten gevaarlijke stoffen), aangeleverd door de ODRA.

  • Gemeentegrensoverschrijdende risico’s worden meegenomen in de afweging.

  • Bij aanleg of uitbreiding van transportassen of buisleidingen spannen betrokken gemeenten zich in om de veiligheidsrisico’s (PR en GR) zo laag mogelijk te houden bij een tegelijkertijd zo optimaal mogelijke bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. De gezamenlijke aanpak wordt ook nagestreefd in geval van intensivering van transportintensiteiten.

  • De gemeente treedt hiertoe (samen met andere betrokken gemeenten) in overleg met het bevoegd gezag van het initiatief en de exploitant van de risicobron om het gemeentelijk standpunt uit te dragen.

6 Uitvoering

 

6.1 Inleiding

Op het gebied van externe veiligheid heeft de gemeente de afgelopen jaren al een aantal acties uitgevoerd. Ondermeer is invulling gegeven aan een risico-inventarisatie (RRGS) en heeft de gemeente een signaleringskaart opgesteld. Alle milieuvergunningen van risicobedrijven zijn geactualiseerd en er wordt gewerkt aan de actualisatie van bestemmingsplannen. Tot slot zijn uitgangspunten en ambities opgesteld en samengebracht in deze beleidsvisie externe veiligheid.

 

De in deze beleidsvisie geformuleerde uitgangspunten en ambities kunnen alleen gerealiseerd worden als daarvoor de juiste maatregelen genomen worden en het juiste instrumentarium aanwezig is. Dit hoofdstuk zet in hoofdzaak uiteen op welke wijze de uitgangspunten en ambities van de gemeente worden omgezet in acties.

 

Binnen de diverse taakgebieden van de landelijke, provinciale, regionale en gemeentelijke overheden dienen continu afwegingen te worden gemaakt tussen veiligheid, haalbaarheid en kosten. Hierbij gaat het onder meer om taken op het gebied van ruimtelijke ordening, verkeer, milieu en rampenbestrijding. De gemeente zal het gewenste externe veiligheidsniveau realiseren door het (laten) uitvoeren van:

 

Incidentele taken

Onder incidentele taken worden die taken verstaan die erop zijn gericht om nieuw beleid te implementeren en/of om achterstanden bij de implementatie van bestaand beleid in te halen.

 

Structurele taken

Structurele taken zijn taken die permanent deel uitmaken van het gemeentelijke takenpakket en waarvan de uitvoering frequent aan de orde is. Deze taken worden hetzij specifi ek verricht of zijn onderdeel van andere gemeentelijke activiteiten.

 

Deze incidentele en structurele taken spelen zich af rond de volgende drie thema’s:

 

Signaleren en inventariseren van risico’s

De gemeente heeft en houdt inzicht in de huidige en toekomstige externe veiligheidsrisico’s.

 

Oplossen van knelpunten / scheppen van randvoorwaarden

Het beeld van externe veiligheidsrisico’s kan aanleiding geven tot het wegnemen van knelpunten en het scheppen van randvoorwaarden om knelpunten te voorkomen.

 

Inbedden van het externe veiligheidsbeleid in gemeentelijke producten

Gerealiseerde randvoorwaarden (o.a. organisatorisch, technisch, financieel, juridisch) staan garant voor structureel werken met uitgangspunten en ambities van het externe veiligheidsbeleid.

 

Het overzicht van taken die incidenteel dan wel structureel door de gemeente moeten worden uitgevoerd wordt weergegeven in het uitvoeringsprogramma . In de tabel van bijlage 5 is opgenomen wat jaarlijks de te verwachten benodigde capaciteit is (2013 t/m 2016). De inhoud van deze taken is beschreven in de volgende paragrafen.

 

6.2 Incidentele taken

De volgende incidentele gemeentelijke taken kunnen worden onderscheiden:

 

Presentatie externe veiligheidsbeleid

Beleid kan alleen worden gedragen en uitgevoerd als alle interne en externe betrokkenen zijn geïnformeerd over aanleiding en inhoud (uitgangspunten, ambities, uitvoering).

 

Opstellen en implementeren van werkprocessen ten behoeve van gemeentelijke EV-taken

  • 1.

    Het actueel houden Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen (RRGS)

  • Het RRGS registreert situaties van objecten, transportroutes en buisleidingen die vanwege de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen risicovol zijn. Het betreft een wettelijke taak. De landelijke database van het register wordt beheerd door het RIVM te Bilthoven. Het register vormt onder andere de basis voor de via internet toegankelijke openbare risicokaart van de provincie Gelderland. De gegevens over de bedrijven die in het register als risicovol worden aangemerkt, worden door de gemeente als zijnde bevoegd gezag in het register ingevoerd. In het Risicoregister gevaarlijke stoffen bestaat tevens een database met kwetsbare objecten, opgesteld met defi nities van kwetsbaarheid op basis van het ISOR (Informatie Systeem Overige Ramptypen). Het actueel houden van het RRGS en de lijst van ISOR-objecten moet worden geborgd onder meer door het opstellen en implementeren van een werkproces.

  • 2.

    Het actueel houden van de signaleringskaart

  • De signaleringskaart is een dynamisch document. Het is daarom van belang dat de kaart continu actueel wordt gehouden, mede om de kaart in een vroegtijdig stadium bij ruimtelijke ontwikkelingen te kunnen betrekken. Het actueel houden van de signaleringskaart moet worden geborgd o.m. door het opstellen en implementeren van een werkproces.

  • 3.

    Het toepassen van het externe veiligheidsbeleid in RO-procedures.

  • Het toetsen aan uitgangspunten en beleidsuitspraken van het externe veiligheidsbeleid in geval van o.a. ontheffingen, bestemmingsplannen, bouwvergunningen is een onderdeel van de reguliere taken. Dit toetsen moet worden geborgd onder meer door het opstellen en implementeren van werkprocessen.

  • 3.

    Het toepassen van het externe veiligheidsbeleid in omgevingsvergunningen

  • Het toetsen aan uitgangspunten en beleidsuitspraken van het externe veiligheidsbeleid in geval van een omgevingsvergunning is onderdeel van het reguliere takenpakket. Dit toetsen moet worden geborgd onder meer door het opstellen en implementeren van werkprocessen.

Actualiseren bestemmingsplannen

Het actualiseren van bestemmingsplannen is een wettelijk taak voortkomend uit de Wro artikel 3.1 lid 2. Hierdoor moeten bestemmingsplannen om de 10 jaar geactualiseerd worden. Tijdens deze actualisatie moet het aspect externe veiligheid ook meegenomen worden. Dit om eventuele overschrijdingen van de grenswaarde veroorzaakt door geprojecteerde objecten ongedaan te maken en zodoende nieuwe saneringssituaties te voorkomen.

 

Bedrijven, maar ook transportassen voor gevaarlijke stoffen en buisleidingen met gevaarlijke stoffen veroorzaken ruimtelijke beperkingen. Rondom deze risicobronnen moet zonodig een zonering worden aangebracht. In voorkomende gevallen dient aan de verantwoordingsplicht groepsrisico te worden voldaan. Daarbij worden aan de hand van het verplicht te vragen advies aan VGGM de bestemmingsplannen getoetst aan de aspecten zelfredzaamheid, bereikbaarheid voor hulpdiensten en de bestrijdbaarheid van mogelijke zware ongevallen in het plangebied. Hierbij gaat het om het zodanig aanpassen van het bestemmingsplan in de directe omgeving van bestaande risicobronnen dat geen geprojecteerde kwetsbare bestemmingen in de PR10-6 contour aanwezig zijn. Het bestemmingsplan moet zowel voor een risicobron als voor een (beperkt) kwetsbaar object juridische bescherming bieden. Ook zijn nieuwe Bevi-inrichtingen niet overal toegestaan en zijn er voorwaarden gesteld aan uitbreiding van bestaande Bevi-inrichtingen.

 

Aanpassen handhavingsregimes (RO, Milieu, Bouw en Brandweer)

Handhaving van het Bevi is onderdeel van de reguliere handhavingstaken op het gebied van de Wet milieubeheer. Op basis van een indeling van het inrichtingenbestand van de gemeente naar relevantie vanuit de externe veiligheidsoptiek, zijn eventueel de bezoekfrequenties aan bedrijven aan te passen en/of bedrijfsspecifieke handhavingsplannen aan te passen. Ook ten aanzien van RO (bestemmingsplannen), Bouw (bouwvergunningen) en Brandweer (omgevingsvergunning brandveilig gebruik) moet het aspect externe veiligheid worden geïmplementeerd in de reguliere handhavingstaken.

 

Actualiteit aanvalsplannen en bereikbaarheidskaart

Op basis van een aanvalsplan kan de brandweer een juiste inschatting maken van mogelijke aanwezige gevaren en snel inzicht hebben in de indeling van een gebouw of inrichting en in de plaats van een brand en/of slachtoffers. Het aanvalsplan bevat onder andere een bereikbaarheidskaart, informatie over de aanwezige installaties, brandpreventieve voorzieningen, technische voorzieningen zoals liften en trappenhuizen en geeft een overzicht van de omgeving van het gebouw of inrichting. De aanvalsplannen moeten worden geactualiseerd.

 

Ook de kaarten die de bereikbaarheid voor hulpdiensten in de gemeente aangeven moeten worden geactualiseerd.

 

Proactief Verantwoorden van Groepsrisico bij Container Uitwisselpunt (CUP)

Het container uitwisselpunt van de Betuweroute heeft een groot invloedsgebied groepsrisico (Straal van 3000 meter). Ieder plan binnen dit invloedsgebied groepsrisico moeten beoordeeld worden op het aspect externe veiligheid. Hiervoor kan ook 1 berekening uitgevoerd worden die als input dient voor alle plannen binnen het invloedsgebied groepsrisico kan worden gebruikt.

 

Uitvoering risicocommunicatie

VGGM heeft het initiatief genomen om samen met de gemeenten een regionaal meerjarenbeleid- en uitvoeringsplan op te stellen om de wettelijke verplichting ten aanzien van risicocommunicatie gezamenlijk te concretiseren. In februari 2010 is een drie jaar durende campagne van start gegaan waarin inwoners worden geïnformeerd over welke risicobronnen er in hun leefomgeving zijn en wat de mogelijke gevolgen kunnen zijn bij calamiteiten. In principe nemen alle gemeenten binnen het werkgebied van VGGM deel aan de campagne, afhankelijk van de relevantie van het betreffende risico in de gemeente. In werkgroepen wordt de campagne voorbereid en worden de middelen uitgewerkt. Voor de uitvoering van de campagne wordt een bijdrage van de gemeente verwacht. Deze bijdrage van de gemeente valt buiten de totstandkoming van dit beleid en het uitvoeringsprogramma.

 

6.3 Structurele taken

De volgende structurele gemeentelijke taken kunnen worden onderscheiden:

 

Evalueren en aanpassen uitvoeringsprogramma

Het uitvoeringsprogramma wordt zesjaarlijks herzien. Dit om de voortgang inzichtelijk te maken en de gelden te verantwoorden. Elk jaar worden de doelstellingen beoordeeld op status en voortgang. Mede op basis daarvan wordt het uitvoeringsprogramma aangepast.

 

Check actualiteit Register Risicosituaties gevaarlijke stoffen (RRGS) en signaleringskaart

Het actueel houden van het RRGS is een wettelijk verplichte taak voorkomend het Registratiebesluit externe veiligheid 15 . Het actueel houden van de signaleringskaart is niet wettelijk, maar van groot belang voor de uitvoering van een goede ruimtelijke ordening.

 

Beide taken zijn onderdeel van het reguliere gemeentelijke takenpakket. Zie ook in paragraaf 6.2 onder de taak opstellen en implementeren van werkprocessen ten behoeve van gemeentelijke EVtaken. Om er zeker van te zijn dat deze werkprocessen goed zijn geborgd, is hier de taak opgenomen om de actualiteit van het RRGS en de signaleringskaart jaarlijks te checken.

 

Communicatie over risico’s

Vanuit wettelijke voorschriften en beleidsambities wordt gecommuniceerd met inwoners en bedrijven (eventueel alleen binnen het betreffende invloedsgebied) over de aanwezige risico’s, de getroffen maatregelen en de acties die van inwoners en bedrijven worden verwacht bij een calamiteit (hoe worden ze gewaarschuwd, welke actie is nodig vluchten/ schuilen, welke vluchtweg moet worden genomen, etc). Met andere woorden: er wordt een handelingsperspectief geboden en de zelfredzaamheid wordt bevorderd. Zoals in paragraaf 6.2 is beschreven is door VGGM in samenwerking met alle gemeenten in hun werkgebied een campagne hiervoor gestart. Hieruit vloeien gemeentelijke taken voort. De verantwoording van deze personele inzet valt buiten dit uitvoeringsprogramma.

 

Kennisvergaring en kennisoverdracht ten behoeve van EV-taken

Opleiding op het gebied van externe veiligheid is gewenst voor die medewerkers binnen de gemeente die op gebied van bestemmingsplannen en milieuvergunningen werkzaam zijn.

Behalve structureel te werken aan een goed EV-kennisniveau van de betrokken afdelingen is het van belang elkaar op structurele basis op de hoogte te houden over taakgerichte EV-informatie.

 

Controle bij EV-relevante inrichtingen

Er vindt een periodieke (frequenties vaststellen) controle plaats waarbij onder andere wordt gecontroleerd op de uitgangspunten die ten grondslag liggen aan de EV-contouren en de mate van naleving hiervan door de inrichting.

 

Indien een beoordeling van het inrichtingenbestand heeft geleid tot een aangepast handhavingsregime met betrekking tot EV-relevante inrichtingen, dient dit regime te worden ingevoerd en structureel te worden opgevolgd.

 

Controle bij EV-relevante (beperkt) kwetsbare objecten

Er vindt minimaal een periodieke (frequenties vaststellen) controle plaats waarbij wordt gecontroleerd op het feitelijke gebruik van het object en de gevolgen daarvan voor de status van het object. Eventuele veranderingen moeten worden geregistreerd.

 

Bijlage 1

Gehanteerde begrippen en afkortingen

Aanvalsplan

Een aanvalsplan is bedoeld voor de brandweer. Daardoor zijn bij een brand of een ongeval direct de belangrijkste gegevens bij de hand. Een aanvalsplan geeft informatie over de plaats van gevaarlijke stoffen en installaties, over vluchtwegen en toegangen, over brandscheidingen, e.d. In aanvalsplannen wordt meestal gebruikgemaakt van plattegronden; soms kan worden volstaan met een eenvoudig kaartje (bereikbaarheidskaart). Op grond van de Arbowet moeten bepaalde bedrijven zelf ook over een bedrijfsnoodplan beschikken. In sommige gevallen zijn aanvalsplannen en bedrijfsnoodplannen niet voldoende en moet er volgens de wet veiligheidsregio’s, een rampbestrijdingsplan worden gemaakt.

 

Beheersbaarheid

De beheersbaarheid van een calamiteit of ramp wordt bepaald door de mogelijkheden van de hulpdiensten en andere betrokken instanties om hun hulpverlenende taken goed uit te voeren. Denk hierbij aan de bereikbaarheid van de locatie, opstelmogelijkheden, aanwezige bluswatervoorziening, de beschikbaarheid en inzetbaarheid van materieel en personele capaciteit.

 

Bestaande situaties

Een op het tijdstip van inwerkingtreding van het Bevi:

  • geldende Wm-vergunning;

  • vastgesteld bestemmingsplan of ontheffingsbesluit op grond waarvan de bouw of vestiging van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten is toegelaten;

  • aanwezige kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten.(Zie ook nieuwe situaties)

Bevoegd gezag

Het bevoegd gezag is de overheidsorganisatie die verantwoordelijk is voor de naleving van bepaalde wetgeving. In de regel is de gemeente of de provincie het bevoegd gezag, maar een waterschap of een ministerie kunnen ook bevoegd gezag zijn. Deze verantwoordelijkheid kan bestaan uit het afgeven van vergunningen, maar ook uit handhaving en het vaststellen van een bestemmingsplan. Dat is zorgen dat de regels worden nageleefd. Beheerders van (water) wegen, concessiehouders van buisleidingen en bedrijven zijn echter op de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor de veiligheid en het naleven van de regels.

 

BEVI

Het besluit legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Het verplicht gemeenten en provincies wettelijk vanaf 1 april 2004 bij het verlenen van milieuvergunningen en het maken van bestemmingsplannen rekening te houden met externe veiligheid. Dit betekent bijvoorbeeld dat woningen op een bepaalde afstand moeten staan van een bedrijf dat werkt met gevaarlijke stoffen.

 

BEVB

Op 1 januari 2011 is het ‘besluit externe veiligheid buisleidingen (BEVB)’ in werking getreden. Het BEVB regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De normstelling is in lijn met het ‘Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)’.

 

Bleve

Boiling liquid expanding vapour explosion.

Bijvoorbeeld de ontploffing van een tot vloeistof verdicht gas, zoals een LPG-tank.

 

Blootgestelde

Met blootgestelde worden de personen bedoeld, die zich op een plaats bevinden waar ze in aanraking (kunnen) komen met effecten van een ramp bij een risicobron.

 

Bronmaatregelen

Maatregelen bij de bron van risico’s, gericht op het wegnemen of terugdringen van de oorzaken van de gevaren.

 

BRZO-inrichting

In het Besluit Risico’s Zware Ongevallen (BRZO 1999) staan criteria die aangeven welke bedrijven een risico van zware ongevallen hebben. Dit hangt samen met de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen. Voor deze bedrijven gelden strengere regels dan normaal. Er wordt binnen de groep BRZO-bedrijven nog onderscheid gemaakt tussen een zware en een lichtere categorie. De lichtere categorie wordt ook wel PBZO (preventiebeleid zware ongevallen)-bedrijven genoemd, omdat ze een preventiebeleid moeten hebben en een veiligheidsbeheersysteem (VBS). Voor bedrijven van de zware categorie geldt dit ook, maar deze moeten tevens een risicoanalyse uitvoeren en een veiligheidsrapport (VR) opstellen. Die bedrijven worden daarom ook wel VR(plichtige)-bedrijven genoemd.

 

BEVT

Eind 2012 is er een ambtelijke concept van het Besluit externe veiligheid transport aangeboden aan de Tweede Kamer. Aan deze uitgave kunnen geen rechten worden ontleend.

 

Circulaire RNVGS

De circulaire beschrijft het rijksbeleid voor veiligheidsbelangen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen. Naar verwachting wordt deze Circulaire wettelijk verankerd middels een nog te verschijnen Ontwerpbesluit externe veiligheid transportroutes (BEVT).

 

Contour

Lijn op de kaart getrokken door punten met een gelijke waarde, bijvoorbeeld van het plaatsgebonden risico.

 

Effect

Effecten van een incident met gevaarlijke stoffen, deze zijn:

  • overdruk effecten (gevolg van een explosie);

  • warmtestralingeffecten (gevolg van een brand en/of explosie);

  • toxische effecten (gevolg van het vrijkomen van een toxische stof).

Effectgebied

Het effectgebied van een risicobron geeft aan tot op welke afstand er directe gezondheidseffecten kunnen zijn als er een ernstig ongeval bij de risicobron plaatsvindt. De kans dat een ongeluk gebeurt, is in het effectgebied niet verrekend. Dat is het belangrijkste verschil met risicocontouren. De in het Bevi genoemde invloedsgebieden hebben dezelfde omvang als het effectgebied, tenzij in de uitvoeringsbesluiten het invloedsgebied voor een specifieke stof anders is gedefinieerd.

 

Effectmaatregelen

Een maatregel die erop gericht is de gevaren weg te nemen of terug te dringen aan de zijde van de blootgestelde.

 

Explosie

Een explosie of ontploffing geeft een korte maar krachtige drukgolf en een kortdurende, hevige warmtestraling. Dit zijn de belangrijkste veroorzakers van letsel bij mensen in de buurt van een explosie. Ook brokstukken als bijvoorbeeld glasscherven, die door de drukgolf rondvliegen, kunnen levensgevaarlijke verwondingen veroorzaken. Explosies kunnen optreden bij:

  • brandbaar gas: bijvoorbeeld aardgas, propaan, butaan of LPG;

  • sommige vluchtige vloeistoffen;

  • patronen en andere munitie;

  • professioneel en consumentenvuurwerk;

  • sommige producten, zoals geconcentreerde kunstmest;

  • stof van bijvoorbeeld voedingsmiddelen, graan of hout.

fN-curve

Het groepsrisico wordt weergegeven als een curve in een grafiek met twee logaritmisch geschaalde assen, de zogenaamde fN-curve. Op de y-as wordt de cumulatieve frequentie f (per jaar) uitgezet en op de x-as het aantal te verwachten slachtoffers N. De curve geeft het verband tussen de omvang van de getroffen groep (N) en de kans (f) dat in één keer een groep van ten minste die omvang komt te overlijden

 

Omgevingsvergunning brandveilig gebruik

De gemeente kan bedrijven en instellingen verplichten een Omgevingsvergunning brandveilig gebruik aan te vragen wanneer het voor de veiligheid van belang is extra regels te stellen aan het gebruik van hun gebouw. In de omgevingsvergunning brandveilig gebruik kunnen eisen worden gesteld aan brandblusmiddelen, aan brandmeldinstallaties en andere veiligheidsvoorzieningen. Ook kan het gebruik worden beperkt tot een bepaald aantal mensen óf in opslagen tot een bepaalde hoeveelheid brandbaar materiaal. De gemeenten bepalen zelf welke soorten gebouwen Omgevingsvergunningplichtig zijn. De hoogste prioriteit wordt daarbij gegeven aan gebouwen waarin niet-zelfredzame mensen verblijven of waarin grote groepen mensen aanwezig kunnen zijn.

 

Geprojecteerde (beperkt) kwetsbaar object / geprojecteerde risicobron

Nog niet aanwezig object dat c.q. niet aanwezige risicobron die op grond van het voor het betrokken gebied geldende bestemmingsplan toelaatbaar is.

 

Gevaarlijke stoffen

Gevaarlijke stoffen zijn stoffen waarvan het gebruik, het transport of de opslag, risico’s met zich meebrengt. Het kan gaan om explosiegevaar, brand, giftigheid of radioactiviteit. De gevaren zijn vaak de keerzijde van nuttige eigenschappen van die stoffen. Het zijn vaak brandstoffen, of grondstoffen voor nuttige producten zoals medicijnen, kunststoffen en kunstmest of hulpstoffen die voor allerlei doeleinden worden gebruikt, bijvoorbeeld voor koelen, reinigen of conserveren. Daarnaast kan het ook om afvalstoffen gaan.

 

Grenswaarde

Grenswaarde als bedoeld in artikel 5.1 van de Wet milieubeheer. Van een grenswaarde mag niet worden afgeweken. Zowel in het Bevi als in de Circulaire RNVGS als in de toekomstige AMvB Buisleidingen is voor nieuwe situaties de grenswaarde voor het Plaatsgebonden Risico voor kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Dit houdt in dat er binnen de PR 10-6 contour zich geen kwetsbare objecten mogen bevinden.

 

Groepsrisico (GR)

Cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is. Anders gezegd geeft het groepsrisico weer wat de kans is op het overlijden van een groep personen ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit (risicovol bedrijf, transportas of buisleiding) waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Voor het groepsrisico is geen grenswaarde vastgesteld, maar geldt een verantwoordingsplicht. Binnen deze verantwoordingsplicht moeten zowel kwalitatieve als kwantitatieve elementen worden beschouwd. Voor toetsing van de kwantitatieve elementen is een oriëntatiewaarde vastgelegd. Deze oriëntatiewaarde kan door het bevoegd gezag als handvat worden gebruikt, maar is geen harde norm.

 

Hulpdiensten

Brandweer, geneeskundige hulpverlening en politie.

 

Inrichting

Het woord inrichting komt onder andere uit de Wet milieubeheer. Het betreft bedrijven die vallen onder een AMvB ex. 8.40 van de Wet milieubeheer of inrichtingen waarvoor een milieubeheervergunning noodzakelijk is.

 

Invloedsgebied

Het gebied waarin volgens bij regeling van de minister vast te stellen regels personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico. Het invloedsgebied voor het groepsrisico bij bedrijven is het gebied tot aan de 1% letaliteitscontour, behalve voor LPG-tankstations, waar de grens van het invloedsgebied op de 100% letaliteitscontour is vastgesteld. Deze laatste is gelijk aan 150 meter.

 

Kans

De kans dat iemand overlijdt door een ongeval met die stoffen (als deze persoon tenminste een jaar lang permanent op die plaats zou verblijven). Zie verder bij plaatsgebonden risico en bij risicocontour

 

Kwetsbaar object en beperkt kwetsbaar object

In het Bevi zijn niet limitatieve definities opgenomen van de begrippen beperkt kwetsbaar en kwetsbaar object. Ter plaatse van kwetsbare objecten moet aan de grenswaarden van het Bevi worden voldaan. Kwetsbare objecten zijn bijvoorbeeld woningen, ziekenhuizen, grote kantoorgebouwen etc. Ter plaatse van beperkt kwetsbare objecten moet aan de richtwaarden van het Bevi worden voldaan. Beperkt kwetsbare objecten zijn bijvoorbeeld kleine kantoorgebouwen, verspreid staande woningen, etc.

 

1% letaliteitscontour

De 1%-letaliteitscontour geeft de afstand aan van de risicovolle inrichting of transportroute tot een punt waarbij een daar aanwezige persoon nog een kans van 1% heeft om te overlijden ten gevolge van een ongeval binnen die inrichting. NB: (niet-letale) effecten kunnen veel verder reiken dan de grens van het invloedsgebied.

 

Nieuwe situaties

Het betreft situaties ná inwerkingtreding van het Bevi (27 oktober 2004):

  • het oprichten van een inrichting;

  • het veranderen van een bestaande inrichting waarvoor een milieuvergunning nodig is en waarbij de verandering nadelige gevolgen heeft voor het Plaatsgebonden Risico;

  • een bestemmingsplan dat wordt vastgesteld of herzien (inclusief de goedkeuring ervan);

  • een vast te stellen wijzigings-, uitwerkings- of ontheffingsbesluit en de in verband daarmee af te geven verklaring van geen bezwaar;

  • besluiten die betrekking hebben op vervangende nieuwbouw en opvulling van gaten binnen aaneengesloten bebouwing in bestaand stedelijk gebied. (Zie ook bestaande situaties).

ODRA

Omgevingsdienst Regio Arnhem is de uitvoeringsorganisatie voor meerdere taken op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving voor gemeenten in de regio en Provincie Gelderland. Deze gemeenten zijn: Arnhem, Doesburg, Duiven, Lingewaard, Overbetuwe, Renkum, Rheden, Rijnwaarden, Rozendaal, Westervoort en Zevenaar. Ook is Omgevingsdienst Regio Arnhem voor deze overheden het aanspreekpunt voor milieuvraagstukken.

 

Ontruimingsplan

Een ontruimingsplan geeft aan hoe een ontruiming van een gebouw of een terrein moet plaatsvinden. De overheid eist in bepaalde gevallen een ontruimingsplan van bedrijven. Het gaat daarbij uiteraard om de veiligheid van groepen mensen die aanwezig kunnen zijn.

 

Oriëntatiewaarde

Betreft een toetsingswaarde die het karakter heeft van een oriënterende waarde. Het betreft één van de criteria die betrokken moet worden bij het geven van invulling aan de verantwoordingsplicht. Een oriëntatiewaarde heeft in tegenstelling tot een grens- en richtwaarde geen juridische status.

 

Personendichtheid

De dichtheid van het aantal personen in een gebied. De wijze van bepaling van deze dichtheid is vastgelegd bij ministeriële regeling.

 

Plaatsgebonden Risico (PR)

Het plaatsgebonden risico is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft.

 

Preparatie

Preparatie omvat al datgene dat moet worden voorbereid om incidenten te kunnen bestrijden. In de preparatieve fase zorgt men voor het onderhoud van brandkranen, de bereikbaarheid van wijken en objecten en het maken van aanvalsplannen, rampenbestrijdingsplannen of rampenplannen, waardoor men na het uitbreken van een calamiteit voorbereid is op de bestrijding daarvan.

 

Preventie

Het voorkómen van een incident waarbij gevaarlijke stoffen kunnen vrijkomen of uitbreiding van dat incident.

 

Pro-actie

Vroegtijdige betrokkenheid en invloed op ontwerpen op het gebied van ruimtelijke ordening, infrastructuur en milieu.

 

Ramp

Volgens de Wet veiligheidsregio’s is een ramp of zwaar ongeval een gebeurtenis:

  • 1.

    waarbij het leven en de gezondheid van veel personen, het milieu of grote materiële belangen in ernstige mate zijn geschaad of worden bedreigd

  • 2.

    en waarbij een gecoördineerde inzet van diensten of organisaties van verschillende disciplines is vereist om de dreiging weg te nemen of de schadelijke gevolgen te beperken;

Rampbestrijdingsplan

In een rampbestrijdingsplan legt een gemeente vast welke voorbereidingen zijn getroffen voor de bestrijding van een specifieke ramp of een specifieke soort ramp. De gemeente moet een beleid hebben waarin is bepaald voor welke overige gevallen een rampbestrijdingsplan wordt gemaakt. Het gaat erom dat er een rampbestrijdingsplan komt voor rampen en zware ongevallen waarvan de plaats, de aard en de gevolgen voorzienbaar zijn.

Voor sommige risicosituaties is een rampbestrijdingsplan direct wettelijk verplicht. In een rampbestrijdingsplan moet de afstemming met aangrenzende gemeenten en aangrenzende gebieden in buurlanden zijn gewaarborgd.

 

Rampenplan

Elke gemeente moet een rampenplan hebben. Het rampenplan somt op wat er in een gemeente voor de rampenbestrijding in het algemeen geregeld moet zijn. Het is het ‘masterplan’ voor de gemeentelijke rampenbestrijding.

 

Register risicosituaties gevaarlijke stoffen

Het Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen (RRGS) is een centraal landelijk register met gegevens over risicosituaties die in Nederland bestaan rond het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Deze gegevens worden beheerd door het RIVM en via internet op een risicokaart gepresenteerd. Daarnaast worden deze gegevens gebruikt in plaatselijke risicokaarten die ook andere risicosituaties tonen.

 

Richtwaarde

Richtwaarde als bedoeld in artikel 5.1 van de Wet milieubeheer ten aanzien van het niveau van het plaatsgebonden risico. Van een richtwaarde mag slechts om gemotiveerde redenen worden afgeweken. Zowel in het Bevi als in de Circulaire RNVGS als in het BEVB is de richtwaarde voor het Plaatsgebonden Risico voor kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Met andere woorden binnen de PR 10-6 contour mogen zich alleen goed gemotiveerd beperkt kwetsbare objecten bevinden.

 

Risico

Het risico van gevaarlijke activiteiten wordt onderverdeeld in twee aspecten, namelijk in kansen en effecten:

  • kans: de berekende kans dat een bepaald ongeval of een ramp zich voordoet. Deze kans wordt gecombineerd met de kans dat er mensen door het ongeval overlijden. Op de risicokaart kunnen deze kansen soms in de vorm van risicocontouren worden weergegeven.

  • effect: wanneer er een ongeval of een ramp gebeurt, heeft dat in een bepaald gebied effecten. Op de risicokaart kan dit effectgebied aangegeven worden.

Risicobron

De plaatsen waar risico’s vandaan (kunnen) komen, worden risicobronnen genoemd. In algemene zin gaat het om:

  • bedrijven waar gevaarlijke stoffen worden gemaakt, gebruikt of opgeslagen;

  • routes en pijpleidingen waarover of -door gevaarlijke stoffen worden getransporteerd.

Risicocontouren

Een risicocontour geeft aan hoe hoog in de omgeving de overlijdenskans is door een ongeval met een risicobron. Deze contourlijnen kan men vergelijken met de gewone hoogtelijnen op een kaart: binnen de contour is het risico groter, buiten de contour is het risico kleiner.

 

Risicokaart

Een risicokaart laat zien waar risicobronnen liggen. Het gaat daarbij om risicobronnen waardoor mensen direct letsel kunnen oplopen. Bijvoorbeeld gevaarlijke stoffen en andere relevante risico’s, zoals overstromingen. In totaal kunnen de risico’s van een dertiental verschillende ramptypen op kaart worden getoond. Maar er zijn ook risicokaarten waarop alleen risicosituaties met gevaarlijke stoffen staan.

 

Route gevaarlijke stoffen

Voor de routering van gevaarlijke stoffen is de Wet vervoer gevaarlijke stoffen van belang. Alle rijkswegen (enkele tunnels onder belangrijke vaarwegen daargelaten) en de meeste provinciale wegen zijn aangewezen als route voor gevaarlijke stoffen. Gemeenten mogen voor de zogenaamde routeplichtige stoffen, gemeentelijke wegen binnen hun grenzen aanwijzen waarover deze gevaarlijke stoffen mogen worden vervoerd (en daarbuiten dus niet). Redenen voor routering zijn bijvoorbeeld kwetsbare situaties, zoals dichte bebouwing, de aanwezigheid van een ziekenhuis of de ligging van een waterwingebied. De gemeente kán vervolgens ook vrijstelling verlenen aan bedrijven als deze hiertoe een verzoek indienen.

 

Scenario

Als er een ernstig ongeval plaatsvindt, hangt de afl oop vaak af van wisselende omstandigheden. Dus een ongeval kan volgens verschillende scenario’s verlopen. Bij het onderzoek naar de risico’s (PR en GR) worden daarom diverse scenario’s verwerkt. In de scenario’s wordt ook rekening gehouden met weersomstandigheden die van invloed kunnen zijn, bijvoorbeeld de wind.

 

Transportroute

Transport van gevaarlijke stoffen vindt vooral plaats over de weg, over het water, per spoor en door buisleidingen.

 

Veiligheidsrapport

De meest gevaarlijke bedrijven die vallen onder het Besluit Risico’s Zware Ongevallen (BRZO 1999), moeten een veiligheidsrapport opstellen. In het veiligheidsrapport moet onder andere worden aangetoond dat:

  • een preventiebeleid en een veiligheidsbeheerssysteem zijn ingevoerd;

  • gevaren zijn geïdentifi ceerd en doeltreffende maatregelen zijn genomen;

  • de installatie en de bedrijfsvoering voldoende veilig en betrouwbaar zijn.

Verantwoordingsplicht voor het groepsrisico

Artikel 12 en 13 van het BEVI, artikel 12 van het BEVB en paragraaf 4.3 van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen verplicht bevoegde gezagen om elke toename respectievelijk verandering in het groepsrisico te verantwoorden. Zie bij de begripsomschrijving van bedoeld besluit en circulaire voor nadere informatie.

 

Zelfredzaamheid

Zelfredzaamheid is de mate waarin de aanwezigen (bewoners, werkenden, bezoekers) zich op eigen kracht in veiligheid kunnen brengen. Voorbeelden van aspecten die de zelfredzaamheid beïnvloeden zijn:

  • preventieve voorlichting/communicatie in de richting van bewoners;

  • de planning van functies van gebouwen met gebruikers met een hoge dan wel een vermin-derde zelfredzaamheid;

  • infrastructurele voorzieningen om de gevarenzone te ontvluchten, vluchtrichtingen e.d.;

  • maatregelen voor het alarmeren en informeren van bewoners;

  • mogelijkheden om bouwwerken via maatregelen beter te beveiligen, zoals de ventilatie van af te sluiten ruimte (te controleren/reguleren), beter glas, nooduitgangen, etc.

 

Bijlage 2

Overzicht van belangrijke wet- en regelgeving

Na de vuurwerkramp in Enschede (mei 2000) heeft de overheid haar veiligheidsbeleid bijgesteld. Het nationale milieubeleidsplan (NMP-4) dat na deze ramp is opgesteld, voorziet niet alleen in aanscherping en uitwerking van beleid voor inrichtingen, maar ook voor het transport van gevaarlijke stoffen. Doel hiervan is een betere handhaving te garanderen en zo mogelijk te voorzien in een wettelijke grondslag voor het omgaan met risico’s bij inrichtingen en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Bij het laatste gaat het om bronmaatregelen en het inrichten van Nederland.

 

Samenvattend zijn er een aantal wetten en regels van belang als uitgangspunt voor het opstellen van een externe veiligheidsvisie, deze worden in onderstaande tabel gepresenteerd.

 

Tabel B1.1 Relevante wet- en regelgeving

Afk.

Naam

Inhoud/relevantie

Wm

Wet milieubeheer

Op grond van deze wet verstrekt de bevoegde overheid een milieuvergunning aan bedrijven. Bevoegd gezag stelt eisen

t.a.v. milieukwaliteit. Een van de milieukwaliteiten is externe veiligheid. Voor de sanering van LPG-tankstations geldt een schadevergoeding, die is gebaseerd op artikel 15.20 van de Wet milieubeheer.

Wro

Wet ruimtelijke ordening

Hoe ruimtelijke plannen tot stand komen en gewijzigd worden, is geregeld in de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Deze wet bepaalt de taken van de overheid en de rechten en plichten van burgers, bedrijven en instellingen. De Wro regelt o.a. de plaatsing van risicobronnen en risico-ontvangers ten opzichte van elkaar.

Wvgs

Wet vervoer gevaarlijke stoffen

Wet in het kader van internationale vervoersvoorschriften (ADR/ADNR/RID). WVGS is een integrale kaderwet voor de routering van gevaarlijke stoffen. Alle rijkswegen (enkele tunnels onder belangrijke vaarwegen daargelaten) en de meeste provinciale wegen zijn aangewezen als route voor gevaarlijke stoffen.

RN-

VGS

Nota Risico NormeringVervoer

Gevaarlijke Stoffen

(1996)

In de nota is in algemene zin uiteengezet hoe de risicobenadering in de besluitvorming moet worden toegepast. Daarnaast bevat de nota een norm voor het plaatsgebonden risico en een oriëntatiewaarde voor het groepsrisico.

 

Afk.

Naam

Inhoud/relevantie

Seveso

I/II

EU-richtlijn

Richtlijn van de Europese Unie. De Seveso-richtlijn is genoemd naar het Italiaanse dorpje Seveso waar begin jaren '80 van de 20e eeuw een chemische fabriek op hol sloeg. Dat leidde tot een Europese richtlijn om zware ongevallen met gevaarlijke stoffen te voorkomen. De Seveso-II-richtlijn stelt eisen aan het veiligheidsbeleid van bedrijven die op grote schaal met gevaarlijke stoffen werken. Doelstelling is het voorkomen en beperken van ongevallen met gevaarlijke stoffen.

BRZO

‘99

Besluit Rampen en Zware Ongevallen

Met het inwerkingtreden van het BRZO 1999 heeft Nederland het grootste deel van de Seveso-II-richtlijn in Nationale wetgeving vastgelegd. Dit besluit heeft als doel mens en milieu te beschermen tegen ernstige ongevallen met gevaarlijke stoffen door dergelijke ongevallen zoveel mogelijk te voorkomen en bij ongevallen de gevolgen daarvan zoveel mogelijk te beperken.

Wvr

Wet veiligheidsregio’s

De Wet veiligheidsregio's (Wvr) is op 1 oktober 2010 in werking is getreden. Deze wet vervangt de Brandweerwet, de Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen (Wghor) en de Wet rampen en zware ongevallen (Wrzo). Deze wet regelt onder andere de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden bij de bestrijding van rampen.

BEVI

Besluit externe veiligheid inrichtingen

Het besluit legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Het verplicht gemeenten en provincies wettelijk vanaf 1 april 2004 bij het verlenen van milieuvergunningen en het maken van bestemmingsplannen rekening te houden met externe veiligheid. Dit betekent bijvoorbeeld dat woningen op een bepaalde afstand moeten staan van een bedrijf dat werkt met gevaarlijke stoffen.

REVI

Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen

Regeling met regels voor de afstanden en berekening van het plaatsgebonden- en groepsrisico ter uitvoering van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

RRGS

Registratiebesluit risicosituaties gevaarlijke stoffen

In het Registratiebesluit worden overheden verplicht om risicosituaties met gevaarlijke stoffen te melden in het Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen. In het besluit wordt exact omschreven wat in het RRGS wordt opgenomen.

PGS

Publicatiereeks gevaarlijke stoffen

(2005)

De publicatiereeks Gevaarlijke stoffen (PGS) vervangt de voormalige CPR-richtlijnen. Deze worden veel gebruikt bij vergunningverlening en algemene regels op grond van de Wet milieubeheer (8.40-AMvB's) en bij arbeids-, transport- en brandveiligheid

 

Bijlage 3

Signaleringskaart

 

Bijlage 4

Beleidsuitspraken plus toelichting

Generieke beleidsuitspraken

 

  • De gemeente geeft voorrang aan de woningbouw boven de komst van nieuwe Bevi-inrichtingen.

  • Bestaande Bevi-inrichtingen moeten niet worden benadeeld in ontwikkelingsperspectief door de groei van kwetsbare objecten in hun omgeving.

  • Risicobronnen en (beperkt) kwetsbare bestemmingen worden zoveel mogelijk gescheiden.

  • In woongebieden worden geen nieuwe risicobronnen geïntroduceerd. In gevallen waarin de gemeente niet het bevoegd gezag is , zal zij zich inspannen om de contouren van het plaatsgebonden risico zo dicht mogelijk bij de bron te houden. Daartoe treedt zij in overleg met de initiatiefnemer en eventueel het bevoegd gezag om dit standpunt uit te dragen.

  • Gemeentegrensoverschrijdende risicoveroorzakende activiteiten zoals vervoer van gevaarlijke stoffen over spoor, weg en water en door buisleidingen worden in regionaal verband opgepakt. Daarbij wordt gezamenlijk opgetrokken om de risicoveroorzakers te beïnvloeden.

  • Op bedrijventerreinen accepteert de gemeente een enigszins minder streng veiligheidsregime dan in woongebieden. Op deze terreinen is de komst van risicobronnen onder voorwaarden mogelijk.

  • Bij het beoordelen van risicosituaties rondom Bevi-inrichtingen, transportassen en buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen worden het plaatsgebonden risico, het groepsrisico en de mogelijke effecten en beheersbaarheid van een calamiteit betrokken (wettelijke taken). Toch blijft altijd, als aan alle regelgeving wordt voldaan en alle voorgenomen maatregelen zijn genomen, een restrisico over. Dit restrisico wordt meegenomen in de bestuurlijke afweging over de omvang en de verandering van het groepsrisico. Bij het nemen van een Wro-besluit, Wm-besluit of Vervoersbesluit waarbij de verantwoording van het groepsrisico van toepassing is, accepteert de gemeente het restrisico

  • In navolging van het vorige punt wordt bij LPG tankstations ook het restrisico buiten het invloedsgebied (150 meter) tot aan de 1% letaliteitscontour (307 meter12) meegenomen. Hiertoe wordt de Veiligheids- Gezondheidsregio Gelderland Midden vroegtijdig in het proces betrokken. De hoogte van het restrisico wordt meegenomen in de besluitvorming.

  • Waar zich externe veiligheidsknelpunten voor (kunnen) doen, hebben maatregelen die de kans op een zwaar ongeval met gevaarlijke stoffen verlagen, de voorkeur boven maatregelen die het effect daarvan beperken. De operationalisering van zowel kansreducerende- als effectbeperkende maatregelen op grond waarvan het groepsrisico acceptabel wordt geacht, moet goed zijn geborgd.

  • De gemeente hanteert het principe “de veroorzaker betaalt”. Dit betekent dat degene die de externe vei-ligheidssituatie verandert, ook betaalt en zorgt voor een veilige omgeving.

  • De besluitvorming vindt op basis van bestaande regelgeving plaats. De gemeente houdt rekening met komende wet- en regelgeving. Dit houdt in dat de gemeente inzichtelijk maakt in welke mate de nieuwe (veranderde) regelgeving consequenties zal hebben voor het te nemen besluit. Het verkregen inzicht neemt zij mee in haar afweging om tot een besluit te komen.

  • De betrouwbaarheid van de brongegevens moet duidelijk zijn. Er wordt uitgegaan van bestaande gege-vens, kennis, kunde en ervaring. Er wordt rekening gehouden met mogelijke veranderingen van gegevens en aangepaste prognoses in de toekomst. Bij transportassen wordt bij voorkeur een vergelijk gemaakt tussen realisatiecijfers (daadwerkelijke transportintensiteiten van vervoer gevaarlijke stoffen) en de meest recente prognoses van transportintensiteiten vervoer gevaarlijke stoffen. Bij de afweging worden zowel een realistisch als het meest worstcase scenario meegenomen.

Daar waar het belangrijk wordt geacht neemt de gemeente ook cumulatie van risico´s en domino-effecten in de afweging mee.

 

Toelichting

De in het grijze kader opgenomen generieke beleidsuitspraken gelden voor nieuwe situaties. Voor het onderscheid tussen bestaande en nieuwe situaties wordt uitgegaan van de defi nities uit de Handleiding Bevi en Circulaire RNVGS. Er is sprake van een nieuwe situatie indien een Wet milieubeheervergunning dient te worden aangevraagd waarbij externe veiligheid een rol speelt of wanneer een (bestemmingsplan)procedure in het kader van de Wet ruimtelijke ordening gevoerd wordt. Het betreft de bestemmingsplanprocedures conform de in artikel 5 van het Bevi benoemde artikelen.

 

De generieke beleidsuitspraken zijn toepasbaar voor het gehele grondgebied van de gemeente Overbetuwe. In onderstaande paragraven zijn de uitspraken voor de belangrijkste risicobronnen verder geconcretiseerd.

 

Beleidsuitspraken Bevi-inrichtingen

 

Woongebieden

  • Binnen een PR 10-6 contour zijn nieuwe beperkt kwetsbare objecten in principe niet toe-gestaan. Hiervan afwijken is slechts toegestaan bij gewichtige redenen, indien het bestuur hiertoe besluit.

  • Nieuwvestiging van een Bevi-inrichting is niet toegestaan.

  • De verandering van een Bevi-inrichting is toegestaan, mits de externe veiligheidssituatie niet verslechtert.

  • Met de oriëntatiewaarde wordt omgegaan zoals bedoeld in wet- en regelgeving. Toename van het groepsrisico, waarbij eventueel de oriëntatiewaarde wordt overschreden kan gemotiveerd worden toegestaan. Hierbij wordt invulling gegeven aan de verantwoordingsplicht.

 

Toelichting

  • Een nieuw beperkt kwetsbaar object binnen een PR 10-6 contour kan alleen worden toege-staan, bij gewichtige redenen indien het bestuur hiertoe besluit. Bij de afweging kunnen de volgende punten mogelijk een rol spelen: het zwaarwegende belang van het beperkt kwetsbare object, extensief gebruikte terreinen; het opvullen van kleine open gaten in stedelijk gebied; of vervangende nieuwbouw en de voorwaarde dat het object niet kan uitgroeien tot een kwetsbaar object.

  • Is de nieuwvestiging van Bevi-inrichtingen in woongebieden niet mogelijk. Verandering van een Bevi-inrichting is alleen mogelijk indien de EV-situatie niet verslechtert. Hiertoe wordt het beoordelingskader groepsrisico toegepast zoals opgenomen in de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico (o.m. Ministerie van VROM).

  • Kunnen ruimtelijke ontwikkelingen waarbij het groepsrisico stijgt doorgang vinden, mits een goede verantwoording plaatsvindt.

Bedrijventerreinen

  • Binnen een PR 10-6 contour zijn nieuwe beperkt kwetsbare objecten, mits gemotiveerd, toe-gestaan. Dit betekent dat met de richtwaarde voor het PR wordt omgegaan zoals bedoeld in wet- en regelgeving.

  • Met de oriëntatiewaarde wordt omgegaan zoals bedoeld in wet- en regelgeving. Toename van het groepsrisico, waarbij eventueel de oriëntatiewaarde wordt overschreden, kan gemotiveerd worden toegestaan. Hierbij wordt invulling gegeven aan de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico zoals opgenomen in wet- en regelgeving.

  • Nieuwvestiging van een Bevi-inrichting die zijn invloedsgebied over woongebieden heeft, is niet toegestaan.

  • De verandering van een Bevi-inrichting, die zijn invloedsgebied over woongebieden heeft, is toegestaan, mits de externe veiligheidssituatie niet verslechtert.

 

Toelichting

  • Locatiekeuze nieuwe Bevi-inrichtingen moet zorgvuldig plaatsvinden (nieuwe invloedsgebie-den mogen niet meer over woongebieden vallen).

  • Verandering van een Bevi-inrichting, die zijn invloedsgebied over woongebieden heeft, is alleen mogelijk indien de EV-situatie niet verslechtert. Hiertoe wordt het beoordelingskader groepsrisico toegepast zoals opgenomen in de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico (o.m. Ministerie van VROM).

  • Kunnen ook bedrijven met een grote personendichtheid gevestigd worden in de nabijheid van risicovolle bedrijven (verdichting) mits een goede verantwoording plaatsvindt.

Landelijk gebied

  • Binnen een PR 10-6 contour zijn nieuwe beperkt kwetsbare objecten niet toegestaan. Hiervan afwijken is slechts toegestaan bij gewichtige redenen, indien het bestuur hiertoe besluit.

  • Nieuwvestiging van Bevi-inrichtingen is niet toegestaan. Gebiedseigen, functiegerelateerde, Bevi-inrichtingen kunnen gemotiveerd worden toegestaan, mits hun invloedsgebied niet over een woongebied is gelegen.

  • Met de oriëntatiewaarde wordt omgegaan zoals bedoeld in wet- en regelgeving. Toename van het groepsrisico, waarbij eventueel de oriëntatiewaarde wordt overschreden, kan gemotiveerd worden toegestaan. Hierbij wordt invulling gegeven aan de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico zoals opgenomen in wet- en regelgeving.

 

Toelichting

  • Een nieuw beperkt kwetsbaar object binnen een PR 10-6 contour kan alleen worden toege-staan, bij gewichtige redenen indien het bestuur hiertoe besluit. Bij de afweging kunnen de volgende punten mogelijk een rol spelen: volledige toepassing van de BBT-methodiek mits het PR niet verslechtert; het zwaarwegende belang van het beperkt kwetsbare object, extensief gebruikte terreinen; het opvullen van kleine open gaten in stedelijk gebied; of vervangende nieuwbouw.

  • Kunnen zich alleen gebiedseigen functiegerelateerde Bevi-inrichtingen vestigen in het lan-delijk gebied. Bestaande bedrijven mogen uitbreiden, zolang aan wet- en regelgeving wordt voldaan.

  • Kunnen ruimtelijke ontwikkelingen, waardoor het groepsrisico de oriëntatiewaarde over-schrijdt, doorgang hebben mits een goede verantwoording plaats vindt.

Beleidsuitspraken overige inrichtingen

 

Drempelwaardenlijstbedrijven (niet zijnde Bevi-inrichtingen)

  • Op bedrijventerreinen wordt nieuwvestiging of uitbreiding van drempelwaardenlijstbedrijven toegestaan.

  • In woongebieden en landelijk gebied kunnen eventueel gebiedseigen, functiegerelateerde, bedrijven met een beperkte extern veiligheidsrisico gemotiveerd worden toegestaan, zoals bijvoorbeeld propaantanks of koelinstallaties in landelijk gebied of een zwembad met beperkte opslag van gevaarlijke stoffen in een woongebied.

 

Toelichting

In de ‘Leidraad Risico Inventarisatie’ Bijlage 7 is een tabel opgenomen bij welke hoeveelheden gevaarlijke stoffen bedrijven risicokaart relevant zijn. Dit zijn de zogenaamde drempelwaardenlijstbedrijven. Voorbeelden van zulke bedrijven zijn: propaantanks > 3 m3 en < 13 m3, bedrijven met opslag van verpakte gevaarlijke stoffen > 2,5 ton en < 10 ton in een opslagruimte, maar ook zwembaden met opslag van natriumhypochloriet, zoutzuur en/of zwavelzuur.

 

Vuurwerkverkooppunten

  • In woongebieden worden geen verkooppunten van consumentenvuurwerk die vallen onder de drempelwaardenlijst toegestaan. Alleen vuurwerkverkooppunten tot 10 ton opslag mogen zich hier vestigen. Aan eventueel geldende regelgeving, zoals veiligheidsafstanden, dient te worden voldaan.

 

Beleidsuitspraken vervoer van gevaarlijke stoffen

 

 

  • Binnen een PR 10-6 contour zijn nieuwe beperkt kwetsbare objecten niet toegestaan. Hiervan afwijken is slechts toegestaan bij gewichtige redenen, indien het bestuur hiertoe besluit.

  • Met de oriëntatiewaarde wordt omgegaan zoals bedoeld in wet- en regelgeving. Toename van het groepsrisico, waarbij eventueel de oriëntatiewaarde wordt overschreden, kan gemotiveerd worden toegestaan. Hierbij wordt invulling gegeven aan de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico zoals opgenomen in wet- en regelgeving.

  • Aanleg of verbreding van transportassen (wegen, vaarwegen en spoorwegen) waarover ver-voer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, door of nabij woongebieden is niet gewenst. In voorkomende gevallen trekt de gemeente in regionaal verband samen op met andere betrokken gemeenten uit de regio om de veiligheidsrisico’s (PR en GR) zo laag mogelijk te houden bij een tegelijkertijd zo’n optimaal mogelijke bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.

 

Toelichting

Ingevolge het toekomstige Landelijk Basisnet gaan veiligheidszones gelden voor een aantal belangrijke transportassen. Een veiligheidszone is een zone langs de weg waarbinnen geen nieuwe kwetsbare objecten zijn toegestaan. Nieuwe beperkt-kwetsbare objecten zijn hier alleen in uitzonderingsgevallen toegestaan. De veiligheidszone wordt gemeten vanaf het midden van de weg en begrensd door de maximale 10-6 risicocontour. De maximale 10-6 risicocontour wordt bepaald aan de hand van de grens van de gebruiksruimte voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het Landelijk Basisnet wordt wettelijk verankerd middels het komende BEVT (zie ook par. 2.3). Voor de gemeente Overbetuwe gaat het hier om de A15, de A50, de A325, de Betuweroute, de spoorlijn Arnhem-Nijmegen, de Waal en de Neder-Rijn voor zover ze door de gemeente lopen.

 

De gemeente houdt al rekening met dit nieuwe beleid door in voorkomende gevallen in haar besluitvorming te overwegen geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten binnen deze veiligheidszones toe te staan.

 

Voor de overige relevante transportassen, die niet tot het Landelijk Basisnet behoren geldt dat binnen een PR 10-6 contour nieuwe beperkt kwetsbare objecten in principe niet zijn toegestaan, tenzij hier gewichtige redenen voor zijn. Afwijkingen van de richtwaarde voor het PR worden gemotiveerd. Van de grenswaarde wordt vanzelfsprekend niet afgeweken.

 

Voor alle relevante transportassen geldt dat met de oriëntatiewaarde wordt omgegaan zoals bedoeld in wet- en regelgeving. Toename van het groepsrisico, waarbij eventueel de oriëntatiewaarde wordt overschreden, kan gemotiveerd worden toegestaan. Hierbij wordt invulling gegeven aan de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico zoals opgenomen in wet- en regelgeving.

 

Aanleg of verbreding van transportassen (wegen, vaarwegen en spoorwegen) waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, door of nabij woongebieden is niet gewenst.

 

In voorkomende gevallen waarin de gemeenten niet het bevoegd gezag is, trekt de gemeente in regionaal verband samen op met andere gemeenten om het gemeentelijke externe veiligheidsbeleid in een vroeg stadium van de planvorming uit te dragen. Zij zal zich samen met eventuele andere betrokken gemeenten inspannen om de veiligheidsrisico’s (PR en GR) zo laag mogelijk te houden bij een tegelijkertijd zo optimaal mogelijke bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.

 

De gemeente treedt hiertoe (samen met andere betrokken gemeenten) in overleg met de initiatiefnemer en eventueel het bevoegd gezag. Aanvullend daarop maakt de gemeente in relevante procedures gebruik van haar mogelijkheden om haar externe veiligheidsstandpunt uit te dragen.

 

Beleidsuitspraken buisleidingen

 

  • Aanleg of uitbreiding van buisleidingen met gevaarlijke stoffen door of nabij woongebieden is niet gewenst. In voorkomende gevallen trekt de gemeente in regionaal verband samen op met andere betrokken gemeenten uit de regio om de veiligheidsrisico’s (PR en GR) zo laag mogelijk te houden bij een tegelijkertijd zo optimaal mogelijke bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.

 

Toelichting

Op 1 januari 2011 is het ‘besluit externe veiligheid inrichtingen buisleidingen (BEVB)’ in werking getreden. Het BEVB regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De gemeente neemt het BEVB in acht. Hiertoe wordt informatie ingewonnen bij de leidingbeheerder over de risico’s, en een advies opgevraagd bij de Veiligheids- Gezondheidsregio Gelderland Midden met betrekking tot veiligheidsbevorderende maatregelen. Dit houdt in dat binnen het invloedsgebied van de betreffende buisleiding de externe veiligheidsrisico’s in kaart moeten worden gebracht.

 

Aanleg of uitbreiding van buisleidingen met gevaarlijke stoffen door of nabij woongebieden is niet gewenst. In voorkomende gevallen trekt de gemeente in regionaal verband samen op met andere betrokken gemeenten uit de regio om de veiligheidsrisico’s (PR en GR) zo laag mogelijk te houden bij een tegelijkertijd zo optimaal mogelijke bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.

 

Bijlage 5

Gemeentelijke taakstelling

 

Externe veiligheidsbeleid & uitvoeringsprogramma

 

 

 

Bijlage 6

Overzicht risicovolle bedrijven externe veiligheid Overbetuwe 2013

 

 

Bijlage 2 Addendum Beleidsvisie Externe Veiligheid gemeente Overbetuwe

Kenmerk 19bes00266

 

Inleiding

 

De gemeente Overbetuwe wil haar burgers een veilige leefomgeving bieden. In die zin draagt zij een belangrijke verantwoordelijkheid als het gaat om externe veiligheid. Om die verantwoordelijkheid in te vullen heeft de gemeenteraad van Overbetuwe op 5 november 2013 de ‘Beleidsvisie externe veiligheid gemeente Overbetuwe’ vastgesteld.

 

Op dit moment is het provinciaal inpassingsplan Railterminal Gelderland (IP RTG) in procedure. De RTG wordt gerealiseerd op de spoorlijn Betuweroute ter hoogte van het bestaande emplacement Container Uitwissel Punt (CUP) nabij Valburg. Met de RTG wordt een overslagpunt gerealiseerd voor het overslaan van laadeenheden (containers, maar bijvoorbeeld ook wissellaadbakken of (hijsbare) trailers) van weg naar spoor en vice versa. Hierbij is ook sprake van de overslag van gevaarlijke stoffen.

 

Gemeente Overbetuwe en provincie Gelderland hebben in de samenwerkingsovereenkomst van januari 2018 (kenmerk 18uit03632) afgesproken dat de gemeente Overbetuwe zal optreden als bevoegd gezag voor het afgeven van de omgevingsvergunning voor de RTG.

 

De gemeente toetst een vergunningaanvraag aan verschillende wet- en regelgeving waaronder het IP RTG en gemeentelijk beleid. De ‘Beleidsvisie externe veiligheid gemeente Overbetuwe’ maakt het niet mogelijk om een omgevingsvergunning te verlenen voor de RTG. Reden hiervoor is dat het invloedsgebied van het RTG over woongebieden ligt. Het gemeentelijke beleid staat dit niet toe. Zonder aanpassing van het beleid kan de gemeente haar rol van bevoegd gezag voor het verlenen van de omgevingsvergunning niet vervullen.

 

Door het toevoegen van dit addendum aan de gemeentelijke ‘Beleidsvisie externe veiligheid gemeente Overbetuwe’ sluit de gemeente aan bij de afspraken zoals gemaakt in de samenwerkingsovereenkomst.

 

Doel

 

Met dit addendum wordt de nieuwvestiging van één BEVI-inrichting binnen gebiedstype landelijk gebied mogelijk gemaakt ten behoeve van de realisatie van de RTG zoals bedoeld in het IP RTG. Hierdoor vormt het gemeentelijke beleid geen belemmering bij vergunningverlening en kan Overbetuwe haar rol als bevoegd gezag blijven uitvoeren.

 

Uitgangspunten ‘Beleidsvisie externe veiligheid gemeente Overbetuwe’

 

Bij externe veiligheid gaat het om de risico’s op de omgeving die samenhangen met het produceren, verwerken, opslaan en vervoeren van gevaarlijke stoffen. Deze risico’s doen zich zowel voor bij risicovolle inrichtingen als rondom transportassen en buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

 

De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in landelijke wet- en regelgeving en beleidsnota’s, onder andere in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI). Invulling geven aan deze wettelijke verplichtingen vormt een belangrijk onderdeel van het gemeentelijke externe veiligheidsbeleid. Naast de wettelijke verplichtingen heeft de gemeente onderscheid gemaakt in drie gebiedstypen: woongebieden, bedrijventerreinen en het landelijk gebied.

 

De RTG betreft een nieuwe BEVI-inrichting die is gelegen binnen het gebiedstype landelijk gebied. Binnen dit gebiedstype is o.a. de volgende beleidsuitspraak gedaan over BEVI-inrichtingen:

 

  • Nieuwvestiging van BEVI-inrichtingen is niet toegestaan. Gebiedseigen, functiegerelateerde BEVI-inrichtingen kunnen gemotiveerd worden toegestaan, mits hun invloedsgebied16 niet over een woongebied is gelegen.

Bovenstaande beleidsuitspraak maakt het niet mogelijk om de RTG te vergunnen conform de mogelijkheden die worden geboden in het IP RTG. Het invloedsgebied van RTG is over woongebieden gelegen.

 

Motivatie

Situatie Railterminal Gelderland (RTG)

 

Bovenstaande beleidsuitspraak maakt het niet mogelijk om de RTG te vergunnen conform de mogelijkheden die worden geboden in het IP RTG. Uit toetsing is gebleken dat de RTG voldoet aan de landelijke normering voor externe veiligheid, alleen ligt het invloedsgebied ervan over woongebieden. Daarmee zou het nu in strijd zijn met het gemeentelijk beleid. De railterminal is wel een gebiedseigen en functie gerelateerde BEVI-inrichting. De railterminal is namelijk afhankelijk van goederen die per spoor worden aangevoerd en de situering nabij het emplacement van de Betuweroute, genaamd CUP, is dan logisch.

 

Functie invloedsgebied

 

Een invloedsgebied begrenst het gebied waarbinnen nog 1% van de aanwezigen komt te overlijden als gevolg van een incident. Het invloedsgebied geeft met name waardevolle informatie voor de Veiligheidsregio die haar risicoprofiel mede vormgeeft op basis van het invloedsgebied. Het invloedsgebied is effectgericht en daardoor niet afhankelijk van het aantal keer dat een container met gevaarlijke stoffen wordt geladen of gelost of hoelang een container binnen de RTG aanwezig is. Uitgangspunt is dat een container faalt.

 

Analogie met andere aanwezige risicobronnen

 

Voor het invloedsgebied is het aantal containers en de verblijfstijd daarvan niet van belang maar wel het type gevaarlijke stoffen. De gevaarlijke stoffen die op de Railterminal Gelderland aanwezig zijn, zijn feitelijk dezelfde als die via de Betuweroute worden getransporteerd. Ook op het CUP vinden handelingen plaats met vergelijkbare gevaarlijke stoffen. Daardoor is het invloedsgebied van de RTG, het CUP en de Betuweroute vergelijkbaar.

 

Beschouwing werking gemeentelijk beleid

 

Het gemeentelijk beleid suggereert een sturende werking met als doel de veiligheidssituatie voor haar inwoners te optimaliseren. Echter, uit de analogie hiervoor beschreven, blijkt dat het beleid van de gemeente in deze situatie geen sturende werking kan hebben, omdat het invloedsgebied feitelijk al bestaat.

 

Hoe toetsen we de toename van aantal containers en verblijfstijd van gevaarlijke stoffen?

 

Om het aantal containers en de verblijfstijd (kans) toch een plaats te geven, is het groepsrisico toepasbaar. Het geeft de gemeente de mogelijkheid om te sturen op populatiedichtheden in relatie tot de afstand van de risicobron. Het groepsrisico betreft ook één van de twee wettelijke normen waaraan getoetst moet worden voor externe veiligheid. De andere norm is het plaatsgebonden risico waarbij gekeken wordt naar de minimale afstand tussen (beperkt) kwetsbare objecten (bijv. woningen) en risicovolle inrichtingen (bijv. RTG). Het plan voor de RTG voldoet aan deze norm.

 

Conclusie

 

Het gemeentelijk beleid met betrekking tot het invloedsgebied is voor RTG niet effectief. Het beleid suggereert een sturende werking terwijl die er in dit geval helemaal niet is. Het invloedsgebied ligt er al vanwege de Betuweroute en het CUP. Mede door deze risicobronnen is in de wijde omgeving van de RTG reeds een invloedsgebied aanwezig. De RTG zorgt voor een groter invloedsgebied maar dit heeft voor de gemeente Overbetuwe zeer beperkte gevolgen. Beleid op basis van het groepsrisico biedt hier een beter afwegingskader omdat het aansluit op de wettelijke normering voor externe veiligheid.

 

Uit toetsing is gebleken dat het groepsrisico van het RTG beneden de oriëntatiewaarde ligt. Hiermee wordt voldaan aan de landelijke normering en kan het groepsrisico worden verantwoord. Verder voldoet het groepsrisico van het RTG ook aan de beleidsuitspraken uit het gemeentelijk beleid.

 


1

Een Bevi-inrichting is een bedrijf die een risico vormt voor personen buiten het bedrijfsterrein. Bij het verlenen van een vergunning of het maken van een bestemmingsplan dient rekening met externe veiligheid te worden gehouden.

2

Hierbij valt te denken aan transportassen of buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen alsmede aan inrichtingen waarvoor de gemeente niet het bevoegd gezag uitoefent.

3

Hieronder wordt in deze beleidsvisie verstaan externe veiligheidsrelevante inrichtingen, transportassen (weg, water en spoor) waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt en ondergrondse buisleidingen bestemd voor het transport van gevaarlijke stoffen. 4In bijlage 1 is een verklarende woordenlijst opgenomen.

4

Staatsblad 2004, 250, Besluit van 27 mei 2004.

5

Besluit externe veiligheid buisleidingen, Besluit van 1 januari 2011.

6

Staatscourant, 2004, 147, p. 16..

7

Concept AMvB Besluit externe veiligheid transportroutes, op 10 december 2012 aangeboden aan de Tweede Kamer.

8

Voor risicovolle transportassen (wegen, vaarwegen, spoorwegen en buisleidingen) is de oriëntatiewaarde een factor 10 hoger.

9b

BRZO bedrijven zijn bedrijven die vallen onder het Besluit risico’s zware ongevallen.

10

Handleiding Besluit externe veiligheid inrichtingen en Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, Ministeries van VROM en Verkeer en Waterstaat (november 2006).

11

Hierbij valt te denken aan transportassen of buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen alsmede aan inrichtingen waarvoor de gemeente niet het bevoegd gezag uitoefent.

12

Maatregelen Zelfredzaamheid, Een onderzoek naar de bevordering van zelfredzaamheid bij ongevallen met gevaarlijke stoffen, Nederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding, 12 juli 2005.

13

Voorbeelden van drempelwaardenlijstbedrijven (niet-Bevi bedrijven) zijn propaantanks > 3 m3 en < 13 m3, bedrijven met opslag van verpakte gevaarlijke stoffen > 2,5 ton en < 10 ton in een opslagruimte, maar ook zwembaden met opslag van natriumhypochloriet, zoutzuur en/of zwavelzuur.

14

Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion, zie ook de begrippenlijst in bijlage 1

15

Besluit van 28 november 2006, houdende regels met betrekking tot de registratie van gegevens externe veiligheid inrichtingen, transportroutes en buisleidingen (Registratiebesluit externe veiligheid)

16

Voor meer uitleg over het invloedsgebied zie ‘Beleidsvisie externe veiligheid’, paragraaf 2.2, blz. 15, onder kopje ‘groepsrisico GR’