Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Blaricum

Nadere regels tegemoetkoming kosten kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie gemeente Blaricum

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBlaricum
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNadere regels tegemoetkoming kosten kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie gemeente Blaricum
CiteertitelNadere regels tegemoetkoming SMI-kinderopvang 2021
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene wet bestuursrecht

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

21-07-2021nieuwe regeling

06-07-2021

gmb-2021-225544

Tekst van de regeling

Intitulé

Nadere regels tegemoetkoming kosten kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie gemeente Blaricum

Het college van Burgemeester en Wethouders van Blaricum besluit om gelet op artikel 2.14 van de Verordening sociaal domein de volgende nadere regels vast te stellen.

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

 

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    College: het college van burgemeester en wethouders van Blaricum

  • b.

    Ouder: ouders, gescheiden ouders, gescheiden co-ouderschap, pleegouders, verzorgers waarvoor de definitie wordt gehanteerd conform de Wet kinderopvang artikel 1.1 Wet kinderopvang: de bloed- of aanverwant in opgaande lijn of de pleegouder van een kind op wie de kinderopvang betrekking heeft;

  • c.

    Plan van aanpak: plan waarin het doel van de tegemoetkoming kosten kinderopvang SMI en de gemaakte afspraken zijn weergegeven.

  • d.

    Sociaal medische indicatie (SMI): een schriftelijk advies van een deskundige onafhankelijke adviseur of consulent maatschappelijke zaken HBEL, waaruit blijkt dat kinderopvang vanwege de sociaal medische omstandigheden van de ouder noodzakelijk is in het belang van het kind, zoals nader omschreven in artikel 2.

  • e.

    Kinderopvang: het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint;

  • f.

    Reguliere kinderopvangtoeslag: een tegemoetkoming van het Rijk als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder h, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen in de kosten van kinderopvang;

  • g.

    Plaatsingsovereenkomst kinderopvang: contract met kinderopvang, die geregistreerd is in het landelijk register kinderopvang;

  • h.

    Tegemoetkoming: een tijdelijke bijdrage in de kosten van kinderopvang op basis van een SMI.

  • i.

    Gezinsinkomen: het gemiddelde maandinkomen van het gezin van het kalenderjaar voorafgaande aan de datum van aanvraag;

  • j.

    Kostwinnerpeuters: peuters uit huishoudens zonder recht op kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst met een plek bij een peuteropvang-organisatie, die aan de basisvoorwaarden voorschoolse educatie van de gemeente Blaricum voldoet.

 

Artikel 2 Doel en doelgroep regeling

2.1 Voor kinderopvang op basis van een sociaal medische indicatie komen in aanmerking: Gezinnen of alleenstaande ouders, wonend in de gemeente Blaricum, die geen recht hebben op reguliere kinderopvangtoeslag en die op basis van sociaal medische gronden niet in staat zijn om voor de kinderen tot 13 jaar (dan wel de laatste groep basisschool) te zorgen. Voor een tegemoetkoming op basis van sociaal medische gronden komen in aanmerking:

  • a.

    Werkende ouder (in dienstverband of zelfstandig) met een chronisch zieke of gehandicapte partner;

  • b.

    Ouder waarbij sprake is van een somatische aandoening, een psychiatrische ziekte of problemen in het psychosociaal functioneren, waardoor deze niet in staat is de praktische verzorging van een kind/de kinderen op zich te nemen;

  • c.

    Kind/kinderen die als gevolg van de thuissituatie een ontwikkelingsachterstand oplopen of dreigen op te lopen en voor wie kinderopvang een tijdelijke oplossing kan zijn.

2.2 Kinderopvang via de SMI regeling is bedoeld als tijdelijke oplossing om de ouder te ontlasten en de ontwikkeling van het kind/de kinderen niet te schaden.

 

Hoofdstuk 2 Aanvraag, beoordeling, weigeringsgronden, c.a.

 

 

Artikel 3: Aanvraag

  • 1.

    Om in aanmerking te komen voor kinderopvang met een SMI, dient de ouder een gesprek bij de gemeente aan te vragen en daarbij aan te geven dat het om een SMI gaat.

  • 2.

    Nadat het gesprek als bedoeld in lid 1 van dit artikel heeft plaatsgevonden kan de ouder met het gemeentelijke aanvraagformulier voor een individuele voorziening een aanvraag voor kinderopvang met een SMI indienen. Deze aanvraag moet naast de op het formulier in te vullen gegevens in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden bevatten:

  • a.

    Woonplaats, naam en leeftijd van het kind/de kinderen waarvoor kinderopvang wordt gevraagd;

  • b.

    Een kopie van de plaatsingsovereenkomst met een in het LRK ingeschreven opvanginstelling (indien beschikbaar);

  • c.

    Gegevens over het gezinsinkomen;

  • d.

    Eventuele aanvullende gegevens, die het college nodig heeft voor de beoordeling van de aanvraag.

 

Artikel 4 Vaststelling sociaal medische indicatie

4.1 Het college legt de aanvraag voor aan een deskundige onafhankelijke adviseur ter beoordeling van de vraag of een SMI kan worden verleend, tenzij ook direct door een consulent maatschappelijke zaken HBEL kan worden vastgesteld dat sprake is van omstandigheden, die een SMI rechtvaardigen.

4.2 De SMI-vaststelling als bedoeld in het eerste lid bevat in ieder geval de reden voor de noodzaak van de opvang, de persoon ten aanzien van wie de indicatie geldt, de soort en omvang van de gewenste kinderopvang alsmede de geldigheidsduur van de indicatie.

 

Artikel 5 Beoordeling aanvraag en inhoud besluit

5.1 Nadat overeenkomstig artikel 4 is vastgesteld dat een SMI aanwezig is, beoordeelt het college of er voorliggende voorzieningen of andere weigeringsgronden als bedoeld in artikel 8 aanwezig zijn.

5.2 Indien geen weigeringsgronden aanwezig zijn, stelt het college vast:

  • a.

    dat recht bestaat op een tegemoetkoming;

  • b.

    de ingangsdatum, omvang en duur van de tegemoetkoming;

  • c.

    eventuele rechten en plichten verbonden aan de tegemoetkoming.

5.3 Het toekenningsbesluit bevat op basis van de SMI de motivering voor de tegemoetkoming en de aard en omvang van de benodigde kinderopvang. Tevens stelt het college het plan van aanpak voor de uitvoering vast. Hierin wordt de verantwoordelijkheid van de ouder vastgelegd om de opvang tijdig op te zeggen en zo nodig tijdig verlenging aan te vragen. Ook de eventuele rechten en verplichtingen, die verbonden zijn aan de tegemoetkoming, worden in het plan van aanpak vastgelegd.

5.4 Het college beslist binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag; deze termijn kan eenmaal met 8 weken worden verlengd.

 

Artikel 6 berekeningsgrondslag tegemoetkoming

6.1 De hoogte van de tegemoetkoming wordt berekend aan de hand van de toetsingstabel van de “Regeling indexering kinderopvangvan de belastingdienst op basis van het gezinsinkomen.

6.2 De tegemoetkoming voor een kind wordt toegekend voor maximaal 230 uur per maand.

6.3 De maximale uurprijs vergoeding is gelijk aan de maximale uurprijs vergoeding, zoals jaarlijks vastgesteld door de Belastingdienst.

 

Artikel 7 Duur tegemoetkoming

7.1 De tegemoetkoming wordt voor maximaal 12 maanden toegekend.

7.2 De tegemoetkoming wordt toegekend met ingang van de datum, zoals vermeld in het plan van aanpak. Wanneer de werkelijke startdatum van de kinderopvang later is dan vermeld in het plan van aanpak, wordt de tegemoetkoming pas toegekend vanaf de werkelijke startdatum.

7.3 Indien daartoe zwaarwegende redenen zijn, is er de mogelijkheid tot eenmalige verlenging met maximaal 6 maanden.

  •  

Artikel 8 Weigeringsgronden

8.1 Het college wijst de aanvraag geheel of gedeeltelijk af indien:

  • a.

    De ouder aanspraak kan maken op een adequate voorliggende vergoeding, tegemoetkoming, uitkering of voorziening voor kinderopvang. Hiertoe wordt in ieder geval gerekend:

  • 1.

    Een tegemoetkoming vanuit de Wet Kinderopvang;

  • 2.

    Een vergoeding of voorziening als bedoeld in de Wmo;

  • 3.

    Een vergoeding of voorziening als bedoeld in de Wlz;

  • 4.

    Een bijdrage van de werkgever;

  • 5.

    Opvang in een medisch kinderdagverblijf of VVE-plaats;

  • 6.

    Een tegemoetkoming of uitkering van UWV;

  • 7.

    Een tegemoetkoming of uitkering vanuit de Participatiewet;

  • 8.

    De mogelijkheid voor informele opvang (binnen het sociale netwerk);

  • 9.

    Een vergoeding in het kader van het buitenhuisproject

  • 10.

    Een tegemoetkoming voor kostwinnerpeuters

  • b.

    De aanvrager niet tot de doelgroep behoort als omschreven in artikel 2 van deze regeling

  • c.

    Opvang plaats zou vinden in een instelling voor kinderopvang, die niet geregistreerd staat in het LRK.

8.2 Het college wijst de aanvraag af indien het een herhaalde aanvraag betreft binnen 30 maanden na het vorige besluit en er geen sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden.

8.3 Het college wijst de aanvraag af indien er binnen 30 maanden voorafgaande aan de aanvraag een tegemoetkoming is verstrekt in het kader van het buitenhuisproject.

 

Artikel 9 Uitkering van de tegemoetkoming

9.1 Het college betaalt de tegemoetkoming van de kosten na (maandelijkse) facturering aan de ouder of de opvangorganisatie, zoals vastgelegd in het plan van aanpak.

9.2 De tegemoetkoming wordt uitgekeerd na ontvangst van een kopie van de plaatsingsovereenkomst kinderopvang.

 

Artikel 10 Herziening, intrekking en terugvordering

10.1 Het college kan het recht op tegemoetkoming herzien indien:

  • a.

    de hoogte van de bijdrage is vastgesteld op grond van onjuiste of onvolledig verstrekte inlichtingen door de ouder en de ouder had redelijkerwijs kunnen begrijpen dat de bijdrage geheel of gedeeltelijk ten onrechte is uitbetaald;

  • b.

    de ouder zonder geldige reden en toestemming van het college niet of niet volledig gebruik heeft gemaakt van de kinderopvang.

10.2 Het college kan het recht op tegemoetkoming geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

  • a.

    de ouder niet voldoet aan de afspraken zoals vastgelegd in het Plan van aanpak en de beschikking;

  • b.

    de kinderopvang niet of niet meer plaatsvindt of minder dan volgens het plan van aanpak;

  • c.

    de ouder en/of het kind niet meer woont in de gemeente Blaricum;

  • d.

    de sociaal-medische indicatie komt te vervallen;

  • e.

    er recht ontstaat op kinderopvang op grond van artikel 8.1.a van deze regeling.

10.3 Het college kan na een besluit tot herziening of intrekking het ten onrechte of teveel betaalde bedrag van de tegemoetkoming terugvorderen.

 

Artikel 11 Inlichtingenplicht

De belanghebbende is verplicht (uit eigen beweging en op verzoek) het college in kennis te stellen van alle omstandigheden, die redelijkerwijs van invloed kunnen zijn op de vaststelling of de hoogte van het recht op een tegemoetkoming.

 

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

 

 

Artikel 12 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op de 8e dag na haar bekendmaking in het gemeenteblad van Blaricum.

 

Artikel 13. Overgangsrecht

13.1 Deze regeling is direct van toepassing op alle lopende aanvragen, ook op aanvragen, die zijn ingediend voor haar inwerkingtreding en waarop nog niet is besloten.

13.2 Vóór de inwerkingtreding van deze regeling verleende toekenningsbesluiten op grond van artikel 2.14 verordening sociaal domein blijven van kracht gedurende de termijn waarvoor ze zijn afgegeven.

13.3 Aanvragen tot verlenging van een eerder verleende tegemoetkoming worden beoordeeld op basis van deze regeling.

 

Artikel 14. Hardheidsclausule

Het college kan de bepalingen in deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken wanneer toepassing, gelet op het belang van de ouder of het kind, zal leiden tot onbillijkheden van overwegende aard.

 

Artikel 15. Citeertitel

Deze regeling kan worden aangehaald als “Nadere regels tegemoetkoming SMI-kinderopvang 2021”.

 

 

Aldus vastgesteld op 6 juli 2021

door het college van Burgemeester en Wethouders van Blaricum.

De burgemeester,

Mw. J.N. de Zwart-Bloch

de secretaris,

dhr. P.H. van Dijk

Toelichting

 

Algemene achtergrond en doel SMI-regeling

Met het ingaan van de Wet kinderopvang kunnen ouders via het Rijk een inkomensafhankelijke vergoeding voor de kosten van kinderopvang krijgen: de kinderopvangtoeslag. Voorwaarde is onder andere dat beide ouders werken of een traject naar werk volgen, zoals een opleiding of een reïntegratietraject.

 

De SMI-regeling is bedoeld voor ouders, die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag, maar die vanwege een sociale of medische indicatie (deels) niet in staat zijn om voor hun kinderen te zorgen. De redenen waarom ouders niet voor hun kinderen kunnen zorgen, kunnen sterk verschillen. Evenals de periode waarin zij daartoe niet in staat zijn en de mate waar in zij (geheel of gedeeltelijk) niet voor hun kinderen kunnen zorgen. Voor deze diverse groep ouders is maatwerk wenselijk en is dit beleid daarom belegd bij gemeenten.

 

De SMI kan worden ingezet om ouders tijdelijk te ontlasten, om de ontwikkeling van kinderen te stimuleren en zo mogelijk de situatie structureel te verbeteren. Uitgangspunt is dat alleen tijdelijk gebruik kan worden gemaakt van de tegemoetkoming in de kosten voor kinderopvang op basis van een SMI-indicatie.

 

Volgens de richtlijnen van de VNG is het toepassen van een inkomenscriterium om in aanmerking te komen voor een SMI-indicatie niet wenselijk.

 

Artikel 1:

Ad. 1.e: onder kinderopvang volgens deze regeling vallen zowel kinderdagverblijven als gekwalificeerde/geregistreerde gastouders, die zijn ingeschreven in het LRK.

Ad 1.h: wanneer er sprake is van een wisselend inkomen, bijvoorbeeld bij ZZP-ers kan het inkomen bepaald worden aan de hand van het IB60 formulier van de belastingdienst.

 

Artikel 3

Ad. 3.2.d: Alleen gegevens, die nodig zijn om een goed besluit te nemen kunnen worden opgevraagd, zoals informatie van betrokken of doorverwijzende instanties of instellingen. Dit kan alleen nadat de aanvrager hiervoor toestemming heeft gegeven. De aanvrager wordt vooraf geïnformeerd wanneer aanvullende gegevens worden opgevraagd. Voorbeelden van aanvullende gegevens zijn een bewijsstuk van een therapeut waarin staat hoe veel uren per week therapie wordt gevolgd en in welke periode. Of informatie vanuit Jeugd en Gezin, het CJG, het JGT Eemnes, omdat zij betrokken zijn bij het gezin. In het gesprek met de betrokken consulent van de gemeente wordt besproken welke informatie bij wie wordt opgevraagd om een goed besluit te kunnen nemen. Wanneer de aanvrager niet bekend is bij deze organisaties kan zo nodig ook om toestemming gevraagd worden om de informatie m.b.t. de SMI aanvraag met één of meerdere van deze organisaties te delen, zodat nagegaan kan worden of de aanvrager misschien nog een andere vorm van hulp/ondersteuning nodig heeft.

 

Artikel 4

Deze noodzaak voor een SMI kan maximaal voor de periode van 1 jaar worden ingeschat. Met de omvang wordt het aantal uur en/of dagdelen per week bedoeld, dat kinderopvang met een SMI noodzakelijk is. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat het aantal uur en/of het aantal dagdelen kinderopvang in verhouding staat tot het aantal uur dat de ouder werkt/in therapie is etc. met een goede verdeling. Als een ouder zonder sociaal-medische problematiek bijvoorbeeld 12 uur per week werkt, kan dit in principe verdeeld worden over 2 dagen en zou je normaal gesproken maar maximaal voor twee werkdagen kinderopvang via een SMI hoeven te regelen. Ook de mogelijkheid voor informele opvang speelt een rol bij het bepalen van de omvang van een SMI.

 

Artikel 5

De consulent kan volgens 5.2 onder c bepaalde voorwaarden (verplichtingen) opleggen aan de ouder waaraan voldaan moet worden om in aanmerking de komen voor een tegemoetkoming in het kader van de SMI, bijvoorbeeld het volgen van een training, opleiding of therapie waardoor de ouder weer (beter) in staat is om de zorg voor het kind/de kinderen te dragen. Deze eventuele verplichtingen moeten volgens 5.3 ook in het plan van aanpak worden opgenomen.

 

Artikel 6

Ad 6.2: Met het maximum van 230 uur is aangesloten bij de maximale omvang tegemoetkoming kinderopvang van de belastingdienst. Wanneer de omvang van de SMI lager volgens artikel 5.2 is vastgesteld op basis van artikel 4.2 of omdat de SMI gedeeltelijk geweigerd wordt op basis van artikel 8, bijvoorbeeld wanneer er mogelijkheden zijn voor informele kinderopvang, is het maximum aantal uur uiteraard lager.

Ad 6.3: Als de ouder kiest voor een opvangvorm die boven de uurprijsvergoeding van de belastingdienst ligt, dan komt het meerdere voor rekening van de ouder.

 

Artikel 7

Een tegemoetkoming kinderopvang SMI wordt tijdelijk verstrekt en is bedoeld om rust en/of verbetering in de situatie te creëren. Soms is verlenging nodig om ouders te activeren om de situatie voor de kinderen binnen hun mogelijkheden verder te verbeteren.

 

Artikel 8

Een voorbeeld van een situatie waarin de aanvraag gedeeltelijk kan worden geweigerd is wanneer een ouder 8 dagdelen aanvraagt, maar gedurende twee dagen opvang kan regelen binnen zijn netwerk, zodat er maar 6 dagdelen van de SMI-regeling gebruik gemaakt hoeft te worden. Of wanneer er wel een vergoeding is vanuit een werkgever of andere regeling, maar gering is dan een tegemoetkoming vanuit de SMI-regeling. Via de SMI regeling kan dan aangevuld worden, maar hoeft niet de volledige tegemoetkoming te worden betaald. Onder een tegemoetkoming van de Participatiewet valt bv. een tegemoetkoming kosten kinderopvang bij een leerwerktraject of een tegemoetkoming vanuit de bijzondere bijstand.

 

Met lid 2 van artikel 8 wordt voorkomen dat na een weigering voor een tegemoetkoming opnieuw een afweging zou moeten plaatsvinden, terwijl de omstandigheden niet gewijzigd zijn. Ook voorkom je hiermee dat ouders na een korte pauze een nieuwe aanvraag indienen. Hiermee zou de geïndiceerde SMI-periode oneigenlijk verlengd worden, terwijl de SMI bedoeld is als tijdelijke maatregel.

 

Artikel 9

In het plan van aanpak wordt de frequentie van betalen en de partij aan wie betaald moet worden vastgelegd.

 

Artikel 10

Soms maakt een ouder uiteindelijk gebruik van minder dagdelen dan de indicatie. Dit kan, maar moet door de ouder direct worden doorgegeven aan de kinderopvang, zodat dit niet in rekening wordt gebracht. In een dergelijk geval houdt het college rekening met de van toepassing zijnde opzegtermijn van de kinderopvang.