Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nederweert

Rectificatie: Beleidsregel van de gemeenteraad van de gemeente Nederweert houdende regels omtrent de omgekeerde werking van het woon- en leefklimaat, vierde herziening

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNederweert
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingRectificatie: Beleidsregel van de gemeenteraad van de gemeente Nederweert houdende regels omtrent de omgekeerde werking van het woon- en leefklimaat, vierde herziening
CiteertitelBeleidsregel omgekeerde werking woon- en leefklimaat, vierde herziening
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

13-07-2021nieuwe regeling

08-06-2021

gmb-2021-224126

2021

Tekst van de regeling

Intitulé

Rectificatie: Beleidsregel van de gemeenteraad van de gemeente Nederweert houdende regels omtrent de omgekeerde werking van het woon- en leefklimaat, vierde herziening

[Deze publicatie betreft een rectificatie omdat in de oorspronkelijke publicatie de bijlage ontbrak. De oorspronkelijke publicatie is op 24 juni 2021 bekendgemaakt, beschikbaar via Gemeenteblad 2021, 198390.]

 

Aanleiding.

De aanleiding is tweevoudig. Enerzijds blijkt deze beleidsregel in samenhang met de aanpassing van de geurnorm van de combiluchtwassers een blokkade te zijn voor woningbouwplannen in de dorpskernen. Hier worden in het kader van het omgevingsprogramma luchtkwaliteit bestuurlijke keuzes in gemaakt. Tot die tijd wordt om willekeur te voorkomen een wijziging van deze beleidsregel doorgevoerd.

Anderzijds heeft de Covid-19 pandemie de onderzoeken vertraagd naar de gezondheidsrisico’s van geitenhouderijen. Deze onderzoeken zijn niet voor eind 2024 gereed in plaats van in 2021. Gelet op de behoefte aan woningbouw wordt een nieuwe belangenafweging gemaakt en een wijziging van deze beleidsregel doorgevoerd.

 

Wijzigingen

Een wijziging heeft betrekking op het onderdeel geur voor zover het de gevoelige objecten in en direct aansluitend aan de kernen betreft.

Een wijziging heeft betrekking op het onderdeel gezondheid voor zover het de geitenhouderijen betreft.

 

Te toetsen aspecten

 

Bij het toetsen van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, dienen de volgende aspecten te worden

meegenomen:

  • 1.

    geluid,

  • 2.

    geur,

  • 3.

    fijnstof,

  • 4.

    bodem,

  • 5.

    externe veiligheid,

  • 6.

    gezondheid.

Voormelde volgorde is enkel en alleen bedoeld ter uitwerking, er wordt hiermee geen mate van belangrijkheid mee aangegeven. Regels voor plattelandswoningen staan in een aparte nota.

Ad. 1 Geluid

In het Activiteitenbesluit zijn voorschriften opgenomen met betrekking tot geluid. Alleen in specifieke gevallen is het mogelijk een maatwerkvoorschrift op te nemen. Daarnaast geldt voor type-C-inrichtingen dat er afzonderlijke geluidsnormen worden verbonden aan de Wabo-vergunning onderdeel milieu.

 

Huisvesting arbeidsmigranten

Daar waar er sprake is van een (te realiseren) woongelegenheid voor arbeidsmigranten dient er ter plaatse van deze woning voldaan te worden aan de normen zoals opgenomen in het Activiteitenbesluit zoals dat van toepassing is voor de omliggende bedrijven. Daar waar er bedrijven zijn gelegen met geluidsnormen in de Wabo-vergunning, en deze normen strenger zijn dat de normen zoals opgenomen in het Activiteitenbesluit, dient er aan de normen uit de Wabo-vergunning voldaan te worden. De geluidsbelasting van de veehouderij waartoe de huisvesting behoort wordt in de akoestische beoordeling niet meegenomen.

 

Overige functies

Daar waar er sprake is van een geluidgevoelig object dient er ter plaatse van het object voldaan te worden aan de normen zoals opgenomen in het activiteitenbesluit. Daar waar er bedrijven zijn gelegen met geluidsnormen in de Wabo-vergunning, en deze normen strenger zijn dat de normen zoals opgenomen in het Activiteitenbesluit, dient er aan de normen uit de Wabo-vergunning voldaan te worden.

Ad. 2 Geur

De regelgeving met betrekking tot geurhinder is opgenomen in de Wet geurhinder en veehouderij. In deze wet is ook opgenomen dat er gebiedsgericht geurbeleid gevoerd mag worden door gemeenten. De bandbreedten, met betrekking tot de voorgrondbelasting, zijn opgenomen in deze wet. Daarnaast geeft deze wet specifieke voorschriften met betrekking tot bedrijfswoningen welke sinds 19 maart 2000 zijn afgesplitst van het bedrijf.

 

Bij de beoordeling of er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat dient een onderscheid gemaakt te worden tussen omliggende bedrijven waarbinnen dieren worden gehouden waarvoor een geurnorm is vastgesteld en omliggende bedrijven waarbinnen dieren worden gehouden waarvoor een vaste afstandsnorm geldt.

 

De gemeenteraad van Nederweert heeft op 14 november 2017 de Evaluatie gebiedsvisie en bijbehorende verordening Wet geurhinder en veehouderij 2017 vastgesteld. De verordening is op 24 november 2017 in werking getreden.

 

In een toets naar het woon- en leefklimaat dient aandacht besteedt te worden aan vaste afstanden, voorgrondbelasting en achtergrondbelasting. In afwijking daarvan wordt in de omgekeerde werking in de dorpskernen en direct aansluitend aan de dorpskernen niet getoetst aan de gemeentelijke geurverordening en gebiedsvisie. Gevoelige functies mogen binnen de geurcontour van agrarische bedrijven mogelijk worden gemaakt zolang er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en bedrijven niet door de nieuwe gevoelige functies belemmerd worden en er sprake is van een goede belangenafweging, een en ander zoals in de jurisprudentie bepaald. Dit wordt per geval bekeken, waarbij gelijke plannen gelijk behandeld worden. Dit heeft de volgende reden:

 

Op 20 juli 2018 heeft Rijksoverheid namelijk de wettelijke geuruitstoot van combiluchtwassers aangepast. Stallen met combiluchtwassers stootten meer geur uit dan eerder bekend. De geurwolken die op de gemeentelijke geurkaarten eerst de randen van de kernen Nederweert, Ospel en Nederweert-Eind bedekten, kwamen er nu ruim overheen, zo bleek uit de evaluatie van de geurverordening en gebiedsvisie van 14 april 2020. Er ontstaat dan de vreemde situatie dat, omringd door tientallen bestaande woningen, een nieuw woningbouwplan niet mogelijk is. Nu de gemeente Nederweert een woningbouwopgave heeft, botst de uitvoering hiervan met onderhavige beleidsregel. Om te kunnen bouwen in de kernen en ongelijkheid in de toepassing van onderhavige beleidsregel te voorkomen wordt de toets omgekeerde werking in de kernen uitgevoerd zoals hierboven beschreven. Dit geldt ook voor de hieronder beschreven aparte toetsingsobjecten, voor zover die zijn gelegen in en direct aansluitend aan de kernen.

 

Huisvesting arbeidsmigranten

Daar waar er sprake is van een (te realiseren) woongelegenheid voor arbeidsmigranten dient er ter plaatse van deze woning voldaan te worden aan het gestelde in de Wet geurhinder en veehouderij en de daarop gebaseerde geurverordening. Hierbij wordt de geuremissie van het bedrijf dat in hetzelfde bouwblok als de plattelandswoning is gelegen achterwege gelaten.

 

De woongelegenheid van arbeidsmigranten wordt hierbij gelijkgesteld aan een bedrijfswoning, omdat de arbeidsmigranten werkzaam zijn binnen het bedrijf. Hiermee hebben ze dezelfde bescherming als een eventuele knecht die in de bedrijfswoning woont.

 

Bedrijfswoningen welke sinds 19 maart 2000 zijn afgesplitst of ontstaan

Voor een aantal categorieën woningen, genoemd in artikel 14 Wet geurhinder en veehouderij, gelden voor het aspect geur vaste afstandseisen. De grootste groep woningen die hier in valt zijn de Ruimte voor Ruimte woningen. Deze woningen worden verder niet beschermd tegen geuremissie van naburige bedrijven. Het gaat uitsluitend om burgerwoningen.

 

Gezondheid is een steeds belangrijker aspect van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Er is nog geen wetenschappelijk algemeen aanvaard toetsingskader over de gezondheidseffecten van veehouderijen op woningen. Er zijn wel steeds meer onderzoeken die wijzen op een verband. Voorzichtigheid is daarom geboden bij het toestaan van burgerwoningen. Emissienormen van geur bieden ook enige bescherming tegen gezondheidseffecten, zo blijkt uit diverse onderzoeken. Het is daarom nodig om bij planologische beslissingen bij dergelijke woningen wel de geurregelgeving voor reguliere burgerwoningen aan te houden. Dit zijn de geurnormen voor dieren met een emissiefactor, en de vaste en gestaffelde afstand voor dieren zonder emissiefactor.

 

Bij een dergelijke planologische beslissing gaat het bijvoorbeeld om het verplaatsen van een bestaand ruimte voor ruimtekavel naar een nieuwe locatie. Dan dient er ter plaatse sprake te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, zoals dat ook voor een reguliere burgerwoning geldt. De mensen die in dergelijke woningen wonen dienen qua gezondheid immers zoveel mogelijk dezelfde bescherming te genieten. Er wordt enkel gesproken over planologische procedures omdat bij milieuprocedures er geen beleidsvrijheid is om af te wijken van de Wet geurhinder en veehouderij bij de bepaling van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Bij planologische procedures is die vrijheid er wel.

 

Er is een uitzondering hierop, namelijk een overgangsregeling voor die gevallen waarin het bestemmingsplan dat het gewenste woningtype mogelijk maakt nog niet vastgesteld is. Er hoeft dan niet voldaan te worden aan de geurnorm, enkel aan de afstandseis uit de Wgv. De overgangsregeling geldt voor de volgende gevallen:

  • Er is door de gemeente schriftelijke medewerking aan een concreet plan toegezegd voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit beleid en er zijn voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit beleid ook al (sloop)kosten gemaakt door de initiatiefnemer om aan de voorwaarde van de gemeentelijke medewerking te voldoen, of

  • Er is minder dan een jaar voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit beleid door de gemeente schriftelijke medewerking aan een concreet plan toegezegd

Overige functies

Daar waar er sprake is van een geurgevoelig object dient er ter plaatse van het object voldaan te worden aan de normen zoals opgenomen in de Wet geurhinder en veehouderij en de daarop gebaseerde geurverordening.

Ad. 3 Fijnstof

Het toetsingskader met betrekking tot fijnstof wordt gevormd door de Wabo, de Wet milieubeheer en de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007. Binnen dit toetsingskader zijn de normen en berekeningsmethoden vastgelegd.

 

Woning arbeidsmigranten

Daar waar er sprake is van een (te realiseren) woongelegenheid voor arbeidsmigranten dient er ter plaatse van deze woning voldaan te worden aan het gestelde in de Wabo, de Wet milieubeheer en de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007. Hierbij wordt de fijnstof emissie van het bedrijf dat in hetzelfde bouwblok als de huisvesting is gelegen achterwege gelaten, voor zover het gaat om arbeidsmigranten met een arbeidsrelatie met dit bedrijf.

 

Overige functies

Daar waar er sprake is van een overig object waarvoor getoetst dient te worden met betrekking tot fijnstof dient er ter plaatse van het object voldaan te worden aan het gestelde in de Wabo, de Wet milieubeheer en de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007.

Ad. 4 Bodem

Het kader voor bodem wordt gevormd door de Wet ruimtelijke ordening. Er moet beoordeeld worden of de bodem geschikt is voor de gevraagde bestemming.

 

Huisvesting arbeidsmigranten

Daar waar er sprake is van een (te realiseren) woongelegenheid voor arbeidsmigranten dient beoordeeld te worden of er sprake is van een gewijzigde functie. Indien er al sprake is van een woonfunctie is het niet noodzakelijk om de bodemkwaliteit te beoordelen. Indien er een wijziging plaatsvindt in de gebruiksfunctie dient de bodemkwaliteit te worden beoordeeld. De mate waarin dit onderzoek moet plaatsvinden, kan van situatie tot situatie verschillend zijn. Dit is afhankelijk van welke functiewijziging er plaatsvindt.

 

Overige functies

Daar waar er sprake is van een (te realiseren) overig object dient beoordeeld te worden of er sprake is van een gewijzigde functie. Indien de functie niet wijzigt is het waarschijnlijk niet noodzakelijk om de bodemkwaliteit te beoordelen. Indien er een wijziging plaatsvindt in de gebruiksfunctie of een nieuwe gebruiksfunctie ontstaat dient de bodemkwaliteit te worden beoordeeld. De mate waarin dit onderzoek moet plaatsvinden, kan van situatie tot situatie verschillend zijn. Dit is afhankelijk van welke functiewijziging er plaatsvindt.

Ad. 5 Externe veiligheid

Voor bedrijven is de regelgeving vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en voor het vervoer in de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (CRVG). Daarnaast is ter invulling van de beleidsruimte die er is met betrekking tot het groepsrisico een Beleidsvisie externe veiligheid Nederweert opgesteld.

 

Huisvesting arbeidsmigranten

Daar waar er sprake is van een (te realiseren) woongelegenheid voor arbeidsmigranten dient er ter plaatse van deze woning onderzocht te zijn of er geen strijd ontstaat met de regelgeving betreffende externe veiligheid. Bij deze toetsing wordt wel rekening gehouden met het aanwezige bedrijf en de daarvoor aanwezige installaties (o.a. propaantank) binnen hetzelfde bouwblok.

 

Overige functies

Daar waar er sprake is van een te realiseren overige functie dient er ter plaatse onderzocht te zijn of er geen strijd ontstaat met de regelgeving betreffende externe veiligheid.

Ad. 6 Gezondheid

Het aspect gezondheid is volop in ontwikkeling. Landelijk vinden er diverse onderzoeken plaats. Op dit moment is er echter nog geen wettelijk kader met betrekking tot het toetsen van plannen op het aspect gezondheid. Vanuit de gemeenteraad ligt er de onderzoeksopdracht om ten aanzien van het aspect volksgezondheid samen met de GGD een verkenning te doen naar een toetsingskader dat kan worden gebruikt bij vergunningverlening aan agrarische bedrijven. Zodra er een toetsingskader komt met betrekking tot gezondheid zal deze beleidsregel hierop worden aangepast. Dit is inmiddels gebeurd voor plattelandswoningen, in een bijlage bij dit beleid, en bedrijfswoningen welke sinds 19 maart 2000 zijn afgesplitst of ontstaan. Specifiek voor geitenhouderijen wordt een afstand gehanteerd.

 

Geitenhouderijen en vertraging onderzoeken

In 2020 is de derde herziening van het beleid omgekeerde werking doorgevoerd, specifiek vanwege gezondheidsrisico’s rond geitenhouderijen. In 2019 is namelijk een bestemmingsplan vastgesteld dat de drie geitenhouderijen in de gemeente bevriest op hun bestaande bedrijfsvoering, dit beleid vormt de tegenhanger daarvan. Het beleid zorgt ervoor dat terwijl de geitenhouderijen niet uitbreiden in de richting van woningen, woningbouw ook niet uitbreidt in de richting van de geitenhouderijen. Meer specifiek zijn binnen een afstand van 1500 meter tot een geitenhouderij geen nieuwbouw of omvorming van woningen, zorginstellingen logies en andere gevoelige objecten plaatsvindt. Zowel bestemmingsplan als beleidsregel zijn tijdelijk, in afwachting van onderzoek naar de oorzaken van de gezondheidsrisico’s. In 2020 werden de resultaten van de onderzoeken in 2021 verwacht. Op 9 maart 2021 is de Tweede Kamer geïnformeerd dat de onderzoeken nu pas eind 2024 verwacht worden. Reden voor de vertraging is de Covid-19 pandemie.

 

Deze beleidswijziging is een belangenafweging. In de fysieke leefomgeving is gezondheid vrijwel altijd een belangenafweging, een bepaalde mate van geluid, gevaar, verontreinigende stoffen en andere potentiele ziekteveroorzakers moet aanwezig zijn om industrie, verkeer en landbouw mogelijk te maken. Het risico wordt zoveel mogelijk weggenomen, maar een restrisico blijft altijd over. Per geval verschilt de afweging van wat haalbaar is. Gelet hierop wordt de belangenafweging wat redelijk en reëel is qua omgekeerde werking opnieuw gemaakt. Er vindt geen herijking van het bestemmingsplan plaats. De provinciale verordening verbiedt ons om een bestemmingsplan te maken dat de mogelijkheden voor geitenhouderijen versoepelt.

 

Woningbouwbehoefte

Het beleid omgekeerde werking heeft de grootste impact op de kern Leveroy, die vrijwel volledig binnen de 1500 meter afstand tot de dichtstbijzijnde geitenhouderij ligt. In 2020 waren er nog zo’n veertig woningen/bouwkavels beschikbaar in Leveroy. Door de overspannen huizenmarkt van het afgelopen jaar zijn deze woningen echter allemaal verkocht, en ten dele ook gekocht door mensen van buiten Leveroy. Het bouwen voor de behoefte van het eigen dorp is daardoor onvolledig gelukt en er blijft behoefte aan de mogelijkheid tot het bouwen in de kern. De woningbouwbehoefte van het dorp ligt met name in seniorenwoningen. De bestaande woningvoorraad van de kern Leveroy wordt namelijk gekenmerkt door (grotere) gezinswoningen die geen ruimte bieden aan de groeiende groep senioren. Uit de Structuurvisie Midden-Limburg 2018-2021 blijkt dat de trend van vergrijzing en huishoudenverkleining ook in Leveroy zichtbaar is en de huidige woningvoorraad sluit daar onvoldoende op aan. Senioren zijn een van de risicogroepen voor longontstekingen, de ziekte die in gebieden met meer geitenhouderijen vaker voorkomt. Versoepeling van de woningbouwmogelijkheden dient dan ook zorgvuldig bekeken te worden.

Naast de impact op Leveroy is in de afgelopen tijd een aantal plannen on hold gezet waarbij geen sprake is van een verandering in aantallen mensen of verblijfstijd. Het gaat dan bijvoorbeeld om het omschakelen van een bestaande bedrijfswoning in een burgerwoning.

 

Advies GGD

De lijn van de GGD is om geen versoepelingen te overwegen vanwege de vertraging in de onderzoeken. Deze beleidswijziging is aan hen voorgelegd, ten tijde van het schrijven van dit beleidsvoornemen was het advies nog niet bekend.

 

Positieve gezondheid en extra risico geitenhouderijen

Naast deze advisering over de impact van de geitenhouderijen ondersteunt de GGD ook het idee positieve gezondheid. De definitie hiervan is: ‘Gezondheid als het vermogen om je aan te passen en je eigen regie te voeren, in het licht van de sociale, fysieke en emotionele uitdagingen van het leven’. Er zijn zes te onderscheiden aspecten in dit idee, waarvan de lichaamsfuncties er een van zijn. De anderen zijn:

  • -

    mentale functies en beleving,

  • -

    spiritueel/existentiële dimensie,

  • -

    kwaliteit van leven

  • -

    sociaal maatschappelijke participatie

  • -

    dagelijks functioneren.

Gezond zijn omvat daardoor ook levensvreugde en mee kunnen doen aan het sociale leven, door bijvoorbeeld een lokaal sociaal netwerk. Zo’n lokaal sociaal netwerk is een belangrijke reden waarom mensen op een bepaalde plek willen blijven wonen, bij het bouwen voor de behoefte van het eigen dorp dus. De definitie van positieve gezondheid benadrukt daarnaast de eigen regie van een mens, het in staat zijn om zelf keuzes te kunnen maken. Goede informatie om die keuzes op te kunnen baseren is hiervoor belangrijk.

 

Hieronder staan de ziektefrequentie van longontsteking en de sterfte van mensen aan ontstekingen van de onderste luchtwegen, waar longontsteking onder valt. De bron van de tabellen en de overige informatie over longontsteking (los van de onderzoeken rond geitenhouderijen) is de overheidswebsite www.volksgezondheidenzorg.info, het RIVM analyseert en controleert de gegevens op deze site.

 

Grafiek 1

Grafiek 2

 

De grafieken geven de gemiddelde situatie in Nederland weer, dus niet de specifieke situatie in Leveroy of de gemeente Nederweert. Wat opvalt in de tabellen is dat longontsteking bij jonge kinderen meer voorkomt, en dan vanaf een jaar of vijftig vaker begint voor te komen. Dat terwijl de sterfte aan longontsteking pas op veel latere leeftijd begint, die begint significant toe te nemen vanaf 85 jaar en bereikt grote aantallen vanaf 90 jaar.

 

Het onderzoek naar de gezondheidsrisico’s rond geitenhouderijen is uitgevoerd in gebieden in Nederland waar veel veehouderijen voorkomen. In Brabant en Limburg blijkt zo’n 50 tot 60% vaker longontsteking voor te komen dan in controlegebieden uit de studie. In de controlegebieden hebben in 2016 bijvoorbeeld per jaar en per duizend mensen gemiddeld over alle leeftijden 14.3 mensen een longontsteking en in het onderzochte gebied zijn dat er 20.1 per duizend per jaar. De grootste concentratie woningen op relatief korte afstand van een geitenhouderij (net wat minder dan 500 meter) is de kern Leveroy met op 1 januari 2021 1.078 inwoners. Dat kan betekenen dat in Leveroy gemiddeld zo’n 20 gevallen van longontsteking per jaar voorkomen, in plaats van de 14 van een kern met dezelfde omvang die in het controlegebied ligt. Dat houdt niet in dat er elk jaar 20 mensen ziek worden. Het is immers een gemiddelde. Ook kan longontsteking in Leveroy meer of minder voorkomen dan gemiddeld. Er zijn een aantal medische oorzaken en risicofactoren die voor longontsteking bekend zijn, los van de nabijheid van geitenhouderijen. De oorzaken zijn de diverse ziekteverwekkers zelf, dus virussen en bacteriën en de risicofactoren zijn onder meer eerdere infecties zoals een verkoudheid, onderliggende ziektes zoals diabetes of hartfalen, roken en het gebruik van alcohol, chronisch zuurstofgebrek en het gebruik van medicijnen die de weerstand onderdrukken. Waarom iemand longontsteking krijgt is dus van veel factoren afhankelijk en er is nog te weinig bekend over de rol van geitenhouderijen om uitspraken te kunnen doen over wat de nabijheid van de geitenhouderij bij Leveroy precies voor Leveroy betekent. Er is alleen duidelijk dat er sprake is van een verhoogd risico dat groter wordt naarmate de afstand tot de geitenhouderij kleiner wordt.

 

Het onderzoek VGO III geeft risicofactoren voor de afstand in stappen van 500 meter. Deze risicofactoren zijn via drie analysemethoden berekend. De gemeente heeft de drie groepen risicofactoren gemiddeld, zie tabel 1. Er is gekozen voor middeling omdat het onderzoek benadrukt dat er geen rangorde tussen de drie analysemethoden zit. De methodes vullen elkaar aan. Zichtbaar is dat er buiten de afstand van 500 meter een sterke daling van het risico optreedt die afvlakt op grotere afstand van een geitenhouderij.

 

Afstand tot geitenhouderij

Gemiddelde regressie odds ratio

500 m

1.50

1000 m

1.23

1500 m

1.13

2000 m

1.10

Tabel 1. De gemiddelde regressie van de odds ratio geeft een risico aan bij een bepaalde afstand. 1.50 betekent 50% meer risico. 1 betekent geen extra risico op longontsteking

 

Het is niet zo dat er na 2000 meter geen risico meer bestaat, 2000 meter is de grootste onderzochte afstand. Windrichting is geen factor in het risico. Er is geen onderzoek verricht naar de aard van het ziekteverloop in deze regio, dus onbekend is of een longontsteking hier krijgen anders verloopt dan elders. Voor de sterfte aan longontsteking is de gemeente alleen een landelijk gemiddelde bekend, zonder referentie aan regionale verschillen van het optreden van longontsteking. In 2019 zijn er in Nederland als geheel 3.356 overleden aan longontsteking, minder dan één persoon per jaar per duizend inwoners. Dat aantal staat dus los van de eventuele aanwezigheid van geitenhouderijen.

 

Tijdelijkheid beleid

De belangenafweging die gemaakt wordt is erop gebaseerd dat het beleid een bepaalde tijdsduur kent. Als de onderzoeken duidelijkheid geven over de oorzaak van de extra gezondheidsrisico’s bij geitenhouderijen kunnen specifieke maatregelen worden ingezet om het risico te doen verminderen. Door extra woningen en andere gevoelige objecten toe te staan binnen twee kilometer van een geitenhouderij ontstaat er een situatie waarin dit risico vergroot wordt omdat er meer mensen het verhoogde risico op longontsteking lopen. Gelet echter op de ligging van de kern Leveroy, op iets minder dan 500 meter van een geitenhouderij, en op de ligging van de andere geitenhouderijen in het buitengebied waar sowieso slechts terughoudend woningen worden toegestaan is er geen sprake van een grote toename verhoudingsgewijs van dit risico. Zeker niet in het tijdsbestek tot de onderzoeken naar het risico verwacht worden.

 

Overige gemeenten en provincies

De omringende gemeenten van Nederweert hebben geen beleid omgekeerde werking rond geitenhouderijen. Een aantal Brabantse gemeenten heeft dat wel, het gaat dan om Tilburg, Bergeijk, Etten-Leur en Meijerijstad. Etten-Leur overweegt het beleid aan te passen voor de middellange termijn. Het beleid van deze gemeenten is veel soepeler dan het in 2020 vastgestelde beleid van de gemeente Nederweert. Dit met uitzondering van Etten-Leur dat grootschalige woningbouwplannen geblokkeerd heeft. In feite komt de voorgestelde versoepeling in Nederweert redelijk overeen met het beleid dat de gemeentes Tilburg, Bergeijk en Meijerijstad nu al voeren.

 

De provincie Noord-Brabant was de eerste provincie met een geitenmoratorium, zij hebben daar al in 2017 toe besloten. Brabant geeft aan geen wijziging in haar geitenmoratorium door te willen voeren vanwege de vertraging in de onderzoeken. Ook de provincie Limburg geeft aan dat nu niet te doen. In Nederweert wijzigt de situatie voor de geitenhouderijen zelf niet.

 

Vertaling naar beleidswijziging

Uit de uitspraak ECLI:NL:RVS:2020:2391 blijkt dat het mogelijk is om een uitbreiding van woningen te realiseren binnen twee kilometer van een geitenhouderij, mits er sprake is van een goede belangenafweging. De gemeente Nederweert versoepelt haar beleid omgekeerde werking omdat:

  • -

    de verhoging van het risico op longontsteking sterk terugvalt na 500 meter, zodat na 500 meter van een geitenhouderij er aanzienlijk minder extra risico bestaat dan daarbinnen;

  • -

    de verhoging van het risico op longontsteking door de toename van het aantal mensen dat blootgesteld wordt relatief klein is, zeker verhoudingsgewijs naar de omvang van de kern Leveroy die al op een kleine afstand ligt;

  • -

    het kunnen blijven wonen in de eigen omgeving als een belangrijk onderdeel van positieve gezondheid wordt gezien en de vertraging in de onderzoeken nu dusdanig is dat het op slot houden van de bouwmogelijkheden voor de woningbouwbehoefte door dit beleid onevenredig hieraan in de weg staat;

  • -

    er bij logies sprake is van een kortere verblijfsduur waardoor de tijd dat iemand aan het verhoogde risico is blootgesteld korter is;

  • -

    de leeftijd dat mensen daadwerkelijk overlijden aan longontsteking dusdanig hoog ligt dat dit het meest zal voorkomen bij mensen die in een zorginstelling verblijven, voor zorgfuncties wordt daarom niet versoepeld, de grens voor wat een ‘zorgfunctie’ is ligt bij de grens van de bestemming maatschappelijk zoals die in jurisprudentie gedefinieerd is;

  • -

    er wordt niet versoepeld voor scholen en kinderdagverblijven omdat deze ook een aantrekkende werking kunnen hebben op kinderen van buiten de geitencirkel en kinderen een risicogroep voor longontsteking vormen.

  • -

    daar waar een ruimtelijke wijziging geen toename van aantallen mensen of verblijfsduur plaatsvindt wordt in lijn met wat hierboven staat verder versoepeld;

  • -

    om een goede keuze door (toekomstige) bewoners mogelijk te maken zal de gemeente actief en passief informatie verstrekken over het verhoogde risico op longontsteking;

  • -

    de vrije keuze wordt benadrukt in het idee van positieve gezondheid. Daar waar er geen of slechts zeer beperkt vrije keuze is om ergens te verblijven wordt dit beleid niet versoepeld;

  • -

    weliswaar het advies van de GGD vanuit het aspect gezondheid negatief is, het belang van woningbouw voor de behoefte en de andere initiatieven die nu voor lange tijd geblokkeerd zijn zwaarder weegt, met name omdat het kunnen (blijven) wonen op een locatie naar wens ook een positief effect op de gezondheid kan hebben.

  • -

    door het beleid te versoepelen de mogelijkheden om in Nederweert te wonen meer gelijk worden aan de mogelijkheden in de omringende gemeenten;

  • -

    in ieder geval zal getoetst worden dat de versoepeling van het beleid omgekeerde werking er niet voor zorgt dat de bestaande geitenhouderijen belemmerd worden in hun bedrijfsvoering.

De regel voor de omgekeerde werking voor geitenhouderijen is dan concreet als volgt:

 

Op een grotere afstand van een geitenhouderij dan 1.500 meter: geen beperkingen, zoals ook eerder in het beleid omgekeerde werking niet aan de orde was.

 

Binnen 1.500 meter van een geitenhouderij is nieuwbouw (of omvorming van een bestaand object) van een gevoelig object, niet zijnde een zorgfunctie, school of kinderdagverblijf mogelijk mits er voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • -

    er ontstaat geen belemmering voor de geitenhouderijen;

  • -

    men heeft de vrije keus om er te gaan wonen of van de voorzienig gebruik te maken (bijvoorbeeld bij een kavel in eigen ontwikkeling of een koopwoning, bij een sociale huurwoning wordt men sterk gestuurd door wachtlijsten om een woning te accepteren en is er geen of in mindere mate sprake van vrije keus. Ook bij een huisvesting voor arbeidsmigranten is er vaak geen sprake van vrije keus)

Binnen 1.500 meter van een geitenhouderij blijft er geen mogelijkheid tot:

  • -

    Nieuwbouw van zorgfuncties zoals verpleeghuizen, en scholen en kinderdagverblijven;

  • -

    omvorming van een bestaand object naar een zorgfunctie zoals een verpleeghuis, en een school en een kinderdagverblijf;

Binnen 500 meter van een geitenhouderij blijft er geen mogelijkheid tot:

  • -

    nieuwbouw van woningen

  • -

    nieuwbouw van zorgfuncties, scholen of kinderdagverblijven, tijdelijke huisvesting of logies

  • -

    omvorming van een bestaand object naar een woning, zorgfunctie, school of kinderdagverblijf, tijdelijke huisvesting, logies of zorgwoning, waarbij omvorming van een type bestaande woning naar een ander type woning wel mogelijk is (muv omvorming naar zorgwoning met een maatschappelijke bestemming) zolang er geen woning bijkomt en er geen belemmering voor de geitenhouderij ontstaat

NB een recreatiewoning is geen woning maar een recreatieve verblijfsvoorziening

Bijlage 1 Beleid aanvaardbaar woon- en leefklimaat bij plattelandswoningen

 

Artikel 1

Een verzoek tot of aanvraag voor het realiseren van een plattelandswoning bij een agrarisch bedrijf wordt voor de toetsing van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat getoetst aan het toetsingskader.

 

Toetsingskader

 

 

Artikel 2

Het verzoek dient ook bij een maximale planologische invulling te voldoen aan het toetsingskader. Er is sprake van een maximale planologische invulling als ook in de toekomst de emissies en afstanden op de plattelandswoning redelijkerwijs kunnen blijven voldoen aan het toetsingskader.

 

Toelichting

 

Aanleiding

De gemeente Nederweert kent een overschot aan agrarische bedrijfswoningen. Vanuit een moderne bedrijfsvoering is het vaak niet meer nodig om een bedrijfswoning te hebben. Vanuit die optiek is omvorming naar plattelandswoning, zodat ze door eenieder bewoond kunnen worden, wenselijk.

Echter het wonen naast veehouderijen levert extra risico op het gebied van volksgezondheid op.

Hoewel er nog geen causaal verband is ontdekt, wijzen alle tot nu toe uitgevoerde onderzoeken steeds sterker op een mogelijk verband. Niemand woont dichter bij een veehouderij dan degene die de bedrijfswoning bewoont. Vanuit volksgezondheid is nu medewerking verlenen aan plattelandswoningen zonder strenge voorwaarden met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid het creëren van een toekomstig gezondheidsprobleem. Hierbij speelt ook mee dat Nederweert een gemeente is met een zeer grote hoeveelheid aan (intensieve) veehouderijen zodat de problematiek hier groter is dan in de meeste andere gemeentes. De omvang van het aangehaalde gezondheidsprobleem is nog evenzeer onduidelijk, mogelijkerwijs valt het mee, mogelijkerwijs niet.

 

Om recht te doen aan beide belangen is er daarom gekozen bij bedrijfswoningen bij veehouderijen om voorlopig mee te werken onder strenge voorwaarden. Deze voorwaarden sluiten aan bij die voor burgerwoningen. Gelet op de nabijheid tot de bedrijven wordt voor plattelandswoningen ook een endotoxinekader toegevoegd. Als voldaan wordt aan het toetsingskader zal er vrijwel geen risico op gezondheidsproblematieken ontstaan. Dat houdt ook in dat lang niet alle bedrijfswoningen plattelandswoning kunnen worden. In die gevallen dat bedrijf en woning nog in gezamenlijke handen zijn, betekent het dat door aanpassing van de milieu-emissies van de veehouderij meerwaarde kan worden gecreëerd; als het daarna voldoet aan het toetsingskader. In het kader van ruimtelijke ordening en milieu ontstaat die meerwaarde door verlaging van de milieubelasting, ook in de omgeving. In het kader van het economisch perspectief van de agrariër, ontstaat die door verkoop van de woning (of het bedrijf).

 

Duidelijk is dat dit een beleid is dat uiteindelijk door de tijd kan worden ingehaald. Indien er een algemeen aanvaard wetenschappelijk inzicht komt over de gezondheidseffecten van het wonen bij veehouderijen kan dit leiden tot een ander beleid. Ook de nog op te stellen Omgevingsvisie voor het buitengebied en de uitwerkingen daarvan kunnen leiden tot een ander beleid.

 

Reikwijdte

Dit beleid ziet op aanvragen omgevingsvergunningen en verzoeken tot het herzien van bestemmingsplannen voor de realisatie van plattelandswoningen bij agrarische bedrijven in het buitengebied van de gemeente Nederweert. Hieronder vallen intensieve veehouderijbedrijven, grondgebonden bedrijven zoals akkerbouwbedrijven, glastuinbouw, intensieve kwekerijen en melkveehouderijen. Het maakt hierbij geen verschil of er reeds sprake is van een bestaande splitsing in gebruik tussen bedrijfswoning en bedrijf of dat dit door de aanvraag of verzoek bereikt dient te worden. Hier vallen geen loonbedrijven of andere agrarisch technische hulpbedrijven onder, deze vallen in het bestemmingsplan Buitengebied Nederweert namelijk niet onder agrarische bedrijven.

Daarnaast zijn er veel minder agrarisch technische hulpbedrijven en zijn er ook geen aanwijzingen dat er een overschot aan bedrijfswoningen bij hen bestaat, vergelijkbaar met het overschot bij agrarische bedrijven.

 

Of een bedrijf belemmerd wordt door een plattelandswoning is een kwestie van landelijke wetgeving.

Dit is slechts het geval voor het aspect fijn stof. Onderhavig toetsingskader ziet enkel op de bepaling van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de plattelandswoning. Er is voor gekozen om zoveel mogelijk het toetsingskader voor burgerwoningen aan te houden. Doordat er slechts één toetsmoment is, namelijk het moment van vergunningverlening van de plattelandswoning verschilt het beleid toch tussen plattelandswoningen en burgerwoningen. Dit is inherent aan de bedoeling van de wetgever om plattelandswoningen eerder mogelijk te maken dan burgerwoningen. Door dit ene toetsmoment wordt voldaan aan deze bedoeling in dit beleid. Dit blijkt ook uit de uitspraak ECLI:NL:RVS:2018:3053.

 

Veehouderij en gezondheid in relatie met dit beleid

Als er indicaties zijn dat een activiteit een risico voor de volksgezondheid zou kunnen hebben, moet het bevoegd gezag, mede gelet op het voorzorgsbeginsel, onderzoeken of de mogelijke negatieve effecten op de volksgezondheid van een zodanige ernst kunnen zijn dat hierin aanleiding is gelegen om de vergunning te weigeren, of nadere voorschriften ter voorkoming van gezondheidsrisico's aan de vergunning te verbinden. Zie ook de uitspraak ECLI:NL:RVS:2011:8P3690.

 

In 2016 kwam het eerste onderzoek Veehouderijen en gezondheid omwonenden uit. Dit onderzoek was voor de gemeente Nederweert aanleiding om tijdelijk geen medewerking te verlenen aan aanvragen voor plattelandswoningen. Dit vanaf 28 oktober 2016. Het toen bestaande beleid stelde namelijk erg weinig eisen aan het woon- en leefklimaat. Dit was onwenselijk. Problematisch in de vorming van nieuw beleid bleek echter dat weliswaar inmiddels allerlei onderzoeken naar de gezondheidseffecten van veehouderijen zijn opgesteld maar dat dit niet heeft geleid tot een algemeen aanvaard wetenschappelijk inzicht. Het advies van de Gezondheidsraad van 14 februari 2018 over dit onderwerp biedt evenmin een dergelijk inzicht en stelt dat verder onderzoek nodig is. Onduidelijk is echter hoe lang het duurt voor een algemeen aanvaard wetenschappelijk inzicht aanwezig is. Gelet op de vooralsnog beperkte aantallen onderzoeken is hier wellicht nog een tijdsspanne van enige jaren of langer voor nodig. In reactie daarop wordt nu toch nieuw beleid ontwikkeld. De redenen voor de specifieke vorm voor dit beleid wordt hieronder toegelicht n.a.v. de onderzoeken naar gezondheid.

 

Geur en fijn stof zijn berekende fracties. Beide milieuaspecten bestaan uit een veelheid aan stoffen waarvan de samenstelling niet volledig bekend is. Fijn stof bestaat uit deeltjes die kleiner zijn dan 10 micrometer of 2,5 micrometer in doorsnee. Geur wordt gekenmerkt door een bepaalde olfactorische sterkte van stoffen die een grotere doorsnee hebben. De beide aspecten bestaan uit fracties waar ook bijvoorbeeld micro-organismen als schimmels en virussen in aanwezig kunnen zijn. Daardoor is het beperken van de hoeveelheid geur en fijn stof van veehouderijen wenselijk, nog los van het schadelijke effect van de kleine afmeting van fijn stof (dat daardoor diep in de longen kan doordringen). In het rapport Emissies van endotoxines uit de veehouderij: emissiemetingen en verspreidingsmodellering van 2016 blijkt ook dat fijn stof en geurbelasting beiden correlatie vertonen met endotoxine concentraties. Om negatieve gezondheidseffecten daarom zoveel mogelijk uit te sluiten is het zaak om de geurnormen voor burgerwoningen over te nemen zodat elke burger in het buitengebied eenzelfde bescherming kan genieten. Bij dieren zonder geurfactor is er geen sprake van een berekend emissiepunt maar van een uitstraling vanuit het gehele dierverblijf zonder veel mogelijkheden om deze emissie te verlagen. Voor burgerwoningen worden daarom vaste of gestaffelde afstanden aangehouden. Dit wordt overgenomen voor plattelandswoningen.

 

Endotoxines zijn celwandresten van dode bacteriën. Endotoxines kunnen een verhoogde gevoeligheid voor longontsteking veroorzaken. In gebieden met veel veehouderijen worden verhoogde concentraties van endotoxinen aangetroffen. Er is echter nog weinig bekend over de precieze wijze van uitstoot van endotoxinen uit stallen. In het tweede VGO onderzoek kwam naar voren dat dieren met een lage of onbekende fijn stof factor wel een relevante bijdrage aan endotoxine concentraties kunnen leveren (p. 31). Endotoxines zijn een onderdeel van een breder verband van bio-aerosolen die van veehouderijen afkomstig kunnen zijn. Er is nu een toetsingskader endotoxines, er is nog geen toetsingskader voor bio-aerosolen. Dit is wel in ontwikkeling. Als dit toetsingskader bestaat kan dit opgenomen worden in dit beleid.

 

Gelet op het voorgaande zal eerder aan het toetsingskader voldaan worden bij akkerbouwbedrijven, glastuinbouw en intensieve kwekerijen zoals champignonkwekerijen. Dit wil echter niet zeggen dat bij veehouderijen nooit aan het toetsingskader voldaan zal kunnen worden.

 

Naast de bovengenoemde aspecten is er voor gekozen om ook voor aspecten als geluid en externe veiligheid aan te sluiten bij de normen voor een burgerwoning. Doel is om enkel plattelandswoningen toe te staan waar een normaal woon- en leefklimaat bestaat. Ook zijn deze aspecten over het algemeen aanpasbaar, door toepassing van geluidsreducerende technieken of ligging, zodat een bestaande overschrijding eventueel kan worden weggewerkt. Hier kan, gelet op de grote verweving van functies in het buitengebied van de gemeente Nederweert, ook door omliggende gevoelige objecten van geprofiteerd worden.

 

Relatie met beoordeling andere gevoelige objecten

Bij nieuwe burgerwoningen geldt reeds een vrij streng toetsingskader. Bij uitbreidingen van bedrijven richting bestaande woningen is het toetsingskader iets minder streng, zij het aanzienlijk strenger dan voor plattelandswoningen. Nieuwe Ruimte voor Ruimte woningen kennen van oudsher een vrij soepel toetsingskader, bedoeld om hun bouw op de slooplocatie mogelijk te maken. Dit is echter niet meer zoals deze woningen nu getoetst worden. Toetsing van woon- en leefklimaat vindt bij hen, bij plaatsing, op dezelfde manier plaats als bij een reguliere burgerwoning. Dit is, gelet op het aspect gezondheid ook wenselijk. De beleidsregel omgekeerde werking zal in ditzelfde raadsbesluit als deze aanpassing voor plattelandswoningen hieraan aangepast worden.

In artikel 1.3c van het Activiteitenbesluit milieubeheer en artikel 1.1a lid 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is bepaald dat een plattelandswoning wordt beschouwd als onderdeel van het agrarisch bedrijf. Dat houdt in dat milieueffecten van bedrijven nooit voor een belemmering kunnen zorgen voor dat agrarisch bedrijf. En ook dat er sprake is van een eenmalig toetsmoment bij de beoordeling van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Dit is slechts anders vanuit het aspect fijn stof omdat het hier gaat om Europese regelgeving. Omdat plattelandswoningen gemiddeld het dichtstbij agrarische bedrijven liggen maar met name ook vanwege hun eenmalig toetsmoment is er aanleiding om voor het aspect gezondheid een iets strenger beleid te voeren.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1

Bij de beoordeling van de afstanden in dit artikel dient de afstand bepaald te worden zoals in de desbetreffende wet- en regelgeving is bepaald t.o.v. burgerwoningen, of indien opgegeven in artikel 1, op de wijze zoals vermeld in artikel 1. Uitgangspunt bij het Nederweerter systeem van plattelandswoningen is dat er sprake is van een verbreding van functies. De woning mag ook nog steeds als agrarische bedrijfswoning gebruikt worden. Dit ook omdat in het geldende bestemmingsplan Buitengebied Nederweert een agrarische bedrijfswoning per agrarisch bedrijf rechtstreeks is toegestaan. Bij omschakeling in plaats van verbreding zou dan rechtstreeks een nieuwe bedrijfswoning gebouwd kunnen worden. Dit is niet wenselijk. Het aspect van verbreding is relevant vanuit geur. De afstand van 50 meter tot het bedrijf van een derde die vanuit de Wgv geldt, geldt reeds voor een bedrijfswoning, er komt door de vergunning voor een plattelandswoning geen verandering in deze situatie.

Zoals ook terugkomt in de uitspraak ECLI:NL:RVS:2018:820 is het berekenen van de voorgrondbelasting van het eigen bedrijf een aanvaardbare keuze in beleid. De gemeente kiest hier in dit geval voor omdat de geur een berekende stroom emissie is waarin allerlei stoffen aanwezig kunnen zijn, zoals reeds eerder aangehaald. Emissies van het eigen bedrijf zijn daarom een relevante factor.

 

Artikel 2

Het bouwvlak ligt in zijn algemeenheid over bedrijf en woning zodat de ligging van het bouwvlak normaal gesproken geen goede graadmeter is. De grens van het perceel, en dus van het (toekomstig) eigendomsrecht kan hier eerder gebruikt worden. Bij bestaande overbelasting op woningen van derden is een maximale planologische invulling ook al eerder te motiveren. In die gevallen waarin hier geen sprake van is, zullen altijd fictieve situaties berekend moeten worden. Afstanden en emissies zullen waar nodig met bestuursrechtelijke waarborgen moeten worden vastgelegd.