Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Doesburg

Beleidsregels kostendelersnorm gemeente Doesburg

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDoesburg
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels kostendelersnorm gemeente Doesburg
CiteertitelBeleidsregels kostendelersnorm - Participatiewet
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 22a van de Participatiewet
  2. artikel 27 van de Participatiewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

06-10-2015Nieuwe regeling

06-10-2015

lokale krant

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels kostendelersnorm gemeente Doesburg

Het college van de gemeente Doesburg,

 

gelet op artikel 22a, artikel 27 van de Participatiewet

 

overwegende:

beleidsregels te stellen over criteria die gelden ten aanzien van de hoogte van commerciële prijs voor kamerhuurder, onderverhuur, kostgangerschap; de eventuele vaststelling van verlaging bij onderverhuur, verhuur of kostgeverschap, verlaging op grond van woonsituatie en bij schoolverlaters, alsmede de voorwaarden die daarbij gelden,

Besluit:

 

De beleidsregels kostendelersnorm gemeente Doesburg vast te stellen

Artikel 1 Begripsbepaling

  • 1.

    Alle bepalingen genoemd in deze beleidsregels hebben dezelfde betekenis als genoemd in de Participatiewet of in de Algemene wet bestuursrecht tenzij anders aangegeven.

  • 2.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken;

    • b.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Doesburg;

    • c.

      commerciële (ver)huur, onder(ver)huur en kamer(ver)huur: het in gebruik geven van een onroerende zaak voor een bepaalde periode aan een (ver)huurder, tegen periodieke betaling én marktconforme prijs;

    • d.

      gehuwdennorm: norm als bedoeld in artikel 21 onderdeel c van de wet;

    • e.

      kostganger: degene die tegen een financiële vergoeding een gedeelte van een woning huurt van iemand die de woning in zijn geheel huurt van een ander dan wel in eigendom heeft, waarbij de huurder/ eigenaar en de kostganger geen partners van elkaar zijn of bloedverwanten in de eerste graad. Het verschil tussen de huurder en de kostganger is dat de kostganger naast het woongenot ook de maaltijden op kosten van de verhuurder nuttigt:

    • f.

      woning: een woning als bedoeld in artikel 1, onderdeel j van de Wet op de huurtoeslag, alsmede een woonwagen of woonschip, als bedoeld in artikel 3, zesde lid van de wet;

    • g.

      woonkosten:

      • 1°.

        als een huurwoning wordt bewoond, de per maand geldende huurprijs, als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Wet op de huurtoeslag;

      • 2°.

        als een eigen woning wordt bewoond, de tot een bedrag per maand omgerekende som van de verschuldigde hypotheekrente en de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten, bestaande uit de rioolrechten, het eigenaarsgedeelte van de onroerendezaakbelasting, de opstalverzekering en het eigenaarsdeel van de waterschapslasten en een naar omstandigheden vast te stellen bedrag voor groot onderhoud;

    • h.

      woonlasten: alle kosten die verbonden zijn aan het bewonen van een woning, zoals woonkosten, energiekosten etc. conform constante jurisprudentie op grond van de wet;

    • i.

      wet: Participatiewet.

Artikel 2 Commerciële prijs kamerhuur en kamerverhuur

  • 1.

    Het college verstaat onder commerciële prijs van kamerhuur of onderhuur een prijs vanaf € 300,- per maand (inclusief gas, water en licht). Dit bedrag wordt jaarlijks aangepast aan het consumentenprijsindexcijfer zoals dit door het CBS wordt gepubliceerd.

  • 2.

    Wanneer de commerciële prijs van kamerhuur of onderhuur onder het bedrag van € 300,- per maand (inclusief gas, water en licht) komt, wordt er een huisbezoek afgelegd om te beoordelen of de prijs in verhouding staat tot wat in het commerciële verkeer gebruikelijk is voor een dergelijke kamerhuur of onderhuur.

Artikel 3 Commerciële prijs kostgangerschap

  • 1.

    Het college verstaat onder commerciële prijs van kostgangerschap een prijs vanaf € 500,- per maand (inclusief gas, water en licht).

  • 2.

    Het in lid 1 genoemde bedrag wordt jaarlijks aangepast aan het consumentenprijsindexcijfer zoals dit door het CBS wordt gepubliceerd.

  • 3.

    Wanneer de commerciële prijs van kostgangerschap onder het bedrag van € 500,- per maand (inclusief gas, water en licht) komt, wordt er een huisbezoek afgelegd om te beoordelen of de prijs in verhouding staat tot wat in het commerciële verkeer gebruikelijk is voor een dergelijke gedeelte van een woning.

Artikel 4 Verlaging wegens onderhuur, verhuur of kostgeverschap

  • 1.

    Indien sprake is van het hebben van één kostganger en/of het verhuren van één kamer en/of het onderverhuren aan één persoon wordt per kostganger, verhuurder of onderverhuur een verlaging toegepast van 10% van de norm voor gehuwden.

  • 2.

    Indien sprake is van het hebben van twee kostgangers en/of van het verhuren van twee kamers en/of het onderverhuren aan twee personen, wordt een verlaging toegepast van 20% van de norm voor gehuwden.

  • 3.

    Indien sprake is van meer dan twee kostgangers of meer dan twee kamers worden verhuurd of aan meer dan 2 personen onderverhuur plaatsvindt, dan wordt geen inkomstenkorting toegepast op de uitkering op grond van de Participatiewet maar wordt belanghebbende aangemerkt als zelfstandige op grond van het Besluit Bijstandsverlening Zelfstandigen 2004.

Artikel 5 Verlaging wegens woonsituatie

Indien sprake is van lagere algemene bestaanskosten dan waarin de norm voorziet als gevolg van zijn woonsituatie, waaronder begrepen het niet aanhouden van een woning, als bedoeld in artikel 27 van de Participatiewet, wordt een verlaging toegepast van 20% van de norm voor gehuwden.

Artikel 7 Eisen aan te overleggen schriftelijke overeenkomst

  • 1.

    Een schriftelijke overeenkomst (commercieel contract) als bedoeld in artikel 22a, lid 4 en 5 van de Participatiewet wordt als zodanig slechts aangemerkt indien de overeenkomst de volgende onderdelen bevatten:

    • -

      Naam-, adres- en woonplaatsgegevens van beide partijen;

    • -

      aanduiding van de ruimte;

    • -

      de ingangsdatum;

    • -

      het overeengekomen bedrag;

    • -

      de wijze van betaling;

    • -

      de samenstelling van het overeengekomen bedrag;

    • -

      de looptijd van de overeenkomst;

    • -

      jaarlijkse indexering, huurverhoging.

  • 2.

    Onverminderd de onderdelen van de overeenkomst genoemd in lid 1 geldt in het geval van kostgangers aanvullend:

    • -

      dat in de overeenkomst dient te zijn opgenomen welke diensten in de overeenkomst zijn begrepen;

    • -

      dat in de overeenkomst dient te zijn opgenomen welke ruimten de kostganger mag gebruiken.

Artikel 8 Eisen aan overleggen van bewijzen van betaling commerciële prijs

Alleen indien is voldaan aan de volgende vereiste acht het college voldaan aan het vereiste van een deugdelijk bewijs van betaling, als bedoeld in artikel 22a, lid 4 en 5 van de Participatiewet, van de overeengekomen commerciële prijs: een kopie van het dagafschrift van betaling via bankrekening.

Artikel 9 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Artikel 10 Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als: Beleidsregels kostendelersnorm - Participatiewet.

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van Doesburg d.d. 6 oktober 2015

gemeentesecretaris

drs. P.C.M. vanElteren

burgemeester

G.H.W.Noordewier

Toelichting

 

Door de invoering van het begrip ‘kostendeler’ in de Participatiewet vervalt de verplichting om een Verordening toeslagen en verlaging aan te houden. De hoogte van de uitkering indien meer volwassenen in een woning wonen is vrijwel geheel vastgelegd in artikel 22a van de Participatiewet. De gemeente Doesburg kan volstaan met het in beleidsregels vastleggen van het te voeren beleid over onderwerpen die niet in de Participatiewet zijn geregeld.

 

Het te voeren beleid omvat de volgende onderwerpen:

  • -

    wat wordt onder commerciële prijs (als bedoeld in artikel 22a lid 4 onder a en b) verstaan?;

  • -

    welke eisen worden gesteld aan de schriftelijke overeenkomst als bedoeld in artikel 22a, lid 4 onder a en b van de Participatiewet gelet op lid 5 van artikel 22a van die Wet waarin is bepaald dat op verzoek van het college door belanghebbende de schriftelijke overeenkomst wordt overgelegd en de betalingen worden getoond van de commerciële prijs door overleggen van de bewijzen van betaling?;

  • -

    maakt het college gebruik van de bevoegdheid tot verlagen van de norm als gevolg van zijn woonsituatie als bedoeld in artikel 27 van de Participatiewet en zo ja met welk bedrag?;

  • -

    maakt het college gebruik van de bevoegdheid en zo ja met welk bedrag, tot het verlagen van de norm bij schoolverlaters als bedoeld in artikel 28 van de Participatiewet?.

Voor de 21- en 22-jarigen geldt de norm die voor hen van toepassing is en deze, vanwege hun leeftijd in relatie tot het wettelijk minimumloon, niet kan worden verlaagd.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepaling

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting

Artikel 2 Commerciële prijs kamerhuur en kamerverhuur

Commerciële prijs van huur, verhuur, onderhuur, onderverhuur, kostgangerschap en kostgeverschap.

 

Indien een persoon op commerciële basis als onder(ver)huurder, kostgever of kostganger zijn hoofdverblijf heeft in de woning waar ook een ander of anderen hun hoofdverblijf heeft of hebben, wordt deze persoon niet meegeteld ter bepaling van het aantal personen waarvoor de kostendelersnorm geldt. Deze persoon heeft dan recht op de dan van toepassing zijnde norm voor een alleenstaande of voor gehuwden.

 

Dat betekent dat vastgesteld moet worden bij welke huurprijs gesproken kan worden over een commerciële prijs, als bedoeld in artikel 22a lid 4 onder b en c van de Participatiewet.

 

Een methode om een redelijke huurprijs te berekenen is aan de hand van een puntentelling. Dit is een vrij gedetailleerde wijze van berekenen. De afmetingen van de kamer, het gebruik van gemeenschappelijke ruimten e.d. hebben invloed op het aantal punten. Het hanteren van deze methode is tijdsintensief en vereist vrijwel altijd een huisbezoek.

 

Een andere methode gaat uit van het hanteren van een vast bedrag. Het voordeel daarvan is dat het duidelijk is en gemakkelijk uitvoerbaar. Dat laatste rechtvaardigt de keuze voor het uitgaan van een systeem van een vast bedrag. Uitgaande van een zogenaamde ondergrens voor een bedrag van huurtoeslag van ca. € 200,- per maand en een totaalbedrag van € 100,- voor energielasten als gas, water en licht is gekozen voor een bedrag van € 300,- per maand.

Artikel 3 Commerciële prijs kostgangerschap

Ook voor kostgangerschap moet worden vastgesteld welk bedrag als een commerciële prijs geldt. Het Nibud houdt voor kostgangers een bedrag van € 200,- per maand aan die boven op de huurprijs van de kamer komt. Die € 200,- per maand bovenop de huurprijs van een kamer rechtvaardigt de keuze om voor een kostganger een commerciële prijs van € 500,- per maand te hanteren.

Artikel 4 Verlaging wegens onderhuur, verhuur of kostgeverschap

Indien iemand een kamer verhuurt, onderverhuurt of een kostganger heeft, wordt deze persoon niet geteld als een persoon waarvoor de kostendelersnorm van toepassing is.

 

De inkomsten uit onderverhuur, kamerverhuur of kostgeverschap, voor zover de onderverhuurder, verhuurder of kostgever bijstand ontvangt, moeten als inkomsten met de uitkering worden verrekend. Tegenover de inkomsten staan ook echter extra uitgaven aan gas, elektra en water. Bij kostgeverschap is ook sprake van voeding die wordt verstrekt.

 

Bovendien is er sprake van verlies aan privacy. Dat brengt het tot de vraag welke deel van de “bruto” inkomsten daadwerkelijk als ‘netto' inkomsten op de uitkering in mindering moeten worden gebracht.

 

Ten aanzien van de kamerverhuur wordt dan uitgegaan van het feit dat verhuur van een enkele kamer met bewoning door meer dan een persoon alleen aan de orde is bij kamerverhuur aan een echtpaar (of daarmee gelijkgestelde samenwoners). Dat betekent dat bij kamerverhuur niet het aantal personen dat bewoont aan de orde is ter bepaling van de inkomsten maar verhuur van het aantal kamers en dus het aantal gesloten schriftelijke overeenkomsten als zodanig.

 

Is er echter sprake van 3 of meer onderhuurders of kostgangers dan kan niet meer gesproken worden van het hebben van inkomsten uit onderhuur of kostgeverschap en wordt de verhuurder/ kostgever als zelfstandige aangemerkt waarmee hooguit recht op bijstand op grond van het Bbz 2004 bestaat.

Artikel 5 Verlaging wegens woonsituatie

Indien iemand zelfstandig woont maar lagere bestaanskosten heeft dan die waarin de norm voorziet als gevolg van zijn woonsituatie voorziet artikel 27 van de Participatiewet in de mogelijkheid voor het college de norm als bedoeld in artikel 20 en 21 lager vast te stellen. Hiermee worden situaties bedoeld van iemand die geen woonkosten heeft omdat de vertrokken partner bij echtscheiding tijdelijk de woonlasten doorbetaalt, of iemand die in een woning woont waarvoor geen huur verschuldigd is.

 

Is sprake van een dergelijke situatie dan wordt beleid dat voorziet in een verlaging van de gehuwdennorm als bedoeld in artikel 20 of 21 van de Participatiewet als redelijk aangemerkt. Als toelichting geldt hierbij dat deze verlaging niet wordt toegepast in het geval een thuiswonend kind geen bijdrage in de woonlasten aan zijn ouders voldoet. De bijstandsnorm voorziet immers al in een lagere uitkering door de toepassing van een kostendelersnorm voor onder andere personen van 21 jaar en ouder. Deze verlaging wordt dan ook alleen toegepast indien voor de woning geen woonlasten (in de vorm van huur) verschuldigd zijn (zoals een kraakpand) of waarbij de ex-partner de woonlasten (in de vorm van huur of hypotheek) doorbetaalt.

Artikel 6 Verlaging bij schoolverlaters

Schoolverlaters worden als kostendeler beschouwd als zij met andere meerderjarigen in een woning wonen (bijv. bij ouders) waardoor de uitkering om die reden al lager wordt vastgesteld. Gelet op de zeer beperkte doelgroep die niet als kostendeler wordt aangemerkt waarvoor deze verlaging van het zijn van schoolverlater zou gelden, wordt voorgesteld de tijdelijke verlaging van de uitkering van schoolverlaters niet meer toe te passen.

Artikel 7 Eisen aan te overleggen schriftelijke overeenkomst

Iemand die aangeeft dat hij op basis van een commerciële prijs onderhuurt of kostganger is, moet dit aantonen. In artikel 22a, vijfde lid van de Participatiewet staat dat de belanghebbende een schriftelijke overeenkomst moet overleggen en moet hij de betaling van de commerciële huurprijs aantonen door het overleggen van de bewijzen van betaling. Het college geeft aan welke gegevens zij in het huurcontract c.q. de kostgangerovereenkomst wil hebben.

Artikel 8 Eisen aan overleggen van bewijzen van betaling commerciële prijs

Inherent aan artikel 22a lid 5 van de Participatiewet is dat het college eisen kan stellen aan het overleggen van bewijzen van betaling van de commerciële prijs. Vanzelfsprekend dient uit die bewijsstukken te blijken dat de betaalde prijs ook de overeengekomen commerciële prijs is. Indien niet voldaan is aan deze vereisten kan het college stellen dat niet – afdoende – is voldaan aan het overleggen van de bewijzen van betaling. Voor belanghebbende heeft dat dan tot gevolg dat hij als kostendeler wordt aangemerkt.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen toelichting

Artikel 11 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen toelichting