Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Goes

Reglement van orde gemeenteraad Goes 2021

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieGoes
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingReglement van orde gemeenteraad Goes 2021
CiteertitelReglement van orde gemeenteraad Goes 2021
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 16 van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-07-202101-07-2021Nieuwe regeling

24-06-2021

gmb-2021-221216

Z21.085622 / D21.765939

Tekst van de regeling

Intitulé

Reglement van orde gemeenteraad Goes 2021

De raad van de gemeente Goes;

 

gelet op artikel 16 van de Gemeentewet;

besluit:

 

vast te stellen het:

 

Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad 2021

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a)

    Voorzitter: de voorzitter van de raad, zijnde de burgemeester of diens plaatsvervanger;

  • b)

    Griffier: de griffier van de raad of een van diens plaatsvervangers;

  • c)

    Secretaris: de gemeentesecretaris of zijn plaatsvervanger;

  • d)

    Wethouder: een wethouder van het college van de gemeente Goes;

  • e)

    Steunfractielid: een raadscommissielid, niet zijnde een lid van de raad;

  • f)

    Amendement: voorstel van een raadslid tot wijziging van een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing, zodanig geformuleerd dat het geschikt is om daarin direct te worden opgenomen;

  • g)

    Subamendement: voorstel van een raadslid tot wijziging van een aanhangig amendement, zodanig geformuleerd dat het geschikt is om direct verwerkt te worden in het amendement waarop het betrekking heeft;

  • h)

    Motie: korte en gemotiveerde verklaring waarmee een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

  • i)

    Initiatiefvoorstel: voorstel van een raadslid voor een verordening of een ander voorstel;

  • j)

    Raadscommissie: de door de raad ingestelde commissie voor advies;

  • k)

    Voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de vergadering;

  • l)

    Quorum: aantal leden dat aanwezig moet zijn in een vergadering om te kunnen beraadslagen en geldige besluiten te kunnen nemen, oftewel de helft plus één.

Artikel 2. De voorzitter

De voorzitter is belast met:

  • 1.
    • a.

      het leiden van de vergadering;

    • b.

      het handhaven van de orde;

    • c.

      het doen naleven van het reglement van orde;

    • d.

      hetgeen de Gemeentewet of dit reglement hem verder opdraagt.

  • 2.

    De raad benoemt uit zijn midden een eerste en een tweede waarnemend voorzitter, als bedoeld in artikel 77, eerste lid van de Gemeentewet.

  • 3.

    De raad kan de door hem benoemde plaatsvervangend voorzitter uit zijn functie ontheffen als hij niet langer het vertrouwen van de raad geniet.

Artikel 3. De griffier

  • 1.

    De griffier is aanwezig tijdens raadsvergaderingen en vergaderingen van het presidium en de agendacommissie.

  • 2.

    Bij verhindering of afwezigheid wordt de griffier vervangen door een door de raad aangewezen plaatsvervanger.

  • 3.

    De griffier kan op uitnodiging van de voorzitter aan beraadslagingen in raadsvergaderingen deelnemen.

Artikel 4. De wethouder

  • 1.

    Wethouders hebben toegang tot de vergadering en kunnen, al dan niet op hun eigen verzoek, deelnemen aan de beraadslagingen.

  • 2.

    Indien de raad zonder wethouders wil vergaderen, stelt hij de burgemeester, de wethouders en de gemeentesecretaris daarvan in kennis.

Artikel 5. De secretaris

De raad kan het college verzoeken de secretaris in de vergadering aanwezig te laten zijn en deel te laten nemen aan de beraadslagingen.

Artikel 6. Het presidium

  • 1.

    De raad heeft een presidium.

  • 2.

    Het presidium bestaat uit de voorzitters van de in de raad vertegenwoordigde politieke groeperingen (de fractievoorzitters). De voorzitter van de raad is voorzitter van het presidium.

  • 3.

    Elke fractie wijst een lid van de raad als (vaste) plaatsvervanger aan.

  • 4.

    Het raadspresidium heeft als taak te adviseren over de organisatie van de werkzaamheden van de commissie en de raad.

  • 5.

    De vergaderingen van het presidium zijn openbaar, maar kennen een besloten gedeelte.

  • 6.

    Elk lid heeft één stem in het raadspresidium.

Artikel 7. De agendacommissie

  • 1.

    De raad heeft een agendacommissie die de agenda van de vergaderingen van de raadscommissie en de raad voorbereidt.

  • 2.

    De agendacommissie bestaat uit de voorzitters van de in de raad vertegenwoordigde politieke groeperingen (de fractievoorzitters). De voorzitter van de raad is voorzitter van de agendacommissie.

  • 3.

    Elke fractie wijst een lid van de raad als (vaste) plaatsvervanger aan. In geval van een eenmansfractie kan de fractievoorzitter vervangen worden door een benoemd steunfractielid.

  • 4.

    4 Bij verhindering of afwezigheid van de voorzitter, kan de agendacommissie een ander lid van het college uitnodigen om de vergadering bij te wonen.

  • 5.

    Elk lid heeft één stem in de agendacommissie. De agendacommissie besluit bij meerderheid van stemmen. Indien de stemmen staken, wordt het college om advies gevraagd en wordt het onderwerp hernomen in de eerstvolgende agendacommissie.

Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe leden, benoeming wethouders, fracties

Artikel 8. Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging

  • 1.

    Bij de benoeming van nieuwe raadsleden stelt de raad een commissie in bestaande uit drie leden van de raad.

  • 2.

    Deze commissie onderzoekt de geloofsbrieven en de daarop betrekking hebbende stukken van de nieuw benoemde raadsleden en brengt vervolgens advies uit aan de raad over de toelating van de nieuw benoemde raadsleden tot de raad. Indien van toepassing, wordt van een minderheidsstandpunt melding gemaakt in dit advies.

  • 3.

    Het onderzoek van het proces-verbaal van het centraal stembureau gebeurt in de laatste raadsvergadering in oude samenstelling na de raadsverkiezingen.

  • 4.

    Na een raadsverkiezing roept de voorzitter de toegelaten leden van de raad op om in de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling, bedoeld in artikel 18 van de Gemeentewet, de voorgeschreven eed of de verklaring en belofte af te leggen.

  • 5.

    In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd lid van de raad op voor de vergadering van de raad, waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of de verklaring en belofte af te leggen.

  • 6.

    Bij de benoeming van een wethouder wordt, overeenkomstig het eerste lid, een commissie ingesteld. De commissie onderzoekt of de kandidaat voldoet aan de vereisten van de artikelen 36a, 36b, 41b en 41c van de Gemeentewet en brengt vervolgens advies uit aan de raad over de benoeming tot wethouder.

Artikel 9. Fractie

  • 1.

    De leden van de raad, die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

  • 2.

    Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.

  • 3.

    De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.

  • 4.

    Indien nadien veranderingen optreden in de samenstelling van de fractie, doet de fractie daarvan mededeling aan de voorzitter en aan de raad.

  • 5.

    Als één of meer raadsleden van één of meer fracties als zelfstandige fractie gaan optreden of als één of meer raadsleden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie, wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter.

  • 6.

    Met de onder lid 5 beschreven veranderde situatie wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering na de mededeling hiervan.

Hoofdstuk 3 Vergaderingen

 

Paragraaf 1. Voorbereiding

Artikel 10. Vergaderingen debat- en hamerraad

  • 1.

    De vergaderingen van de raad vinden in de regel plaats op een donderdag en worden in de regel gehouden in het stadskantoor. Deze vergaderingen hebben twee vormen: een vergadering waarin over voorstellen gedebatteerd wordt en een vergadering waarin uitsluitend besluiten worden genomen.

  • 2.

    Eén keer per maand vindt de debatraad plaats. Deze vangt aan om 19.30 uur.

  • 3.

    Afhankelijk van het beschikbare aantal agendapunten wordt een hamerraad belegd.

  • 4.

    In de hamerraad worden alleen die voorstellen behandeld waarvan op advies van de raadscommissie of de agendacommissie is vastgesteld dat geen lid van de raad inhoudelijk het woord wil voeren en die zonder hoofdelijke stemming kunnen worden aangenomen.

  • 5.

    De vergaderingen duren in beginsel niet langer dan tot 23.00 uur.

  • 6.

    Wanneer de agenda om 23.00 uur nog niet is afgewerkt, nemen de aanwezige raadsleden na afhandeling van het aan de orde zijnde agendapunt, op voorstel van de voorzitter een beslissing over wijze en het tijdstip van behandeling van de nog resterende agendapunten. Hierbij geldt dat de meerderheid beslist.

  • 7.

    Voorts vergadert de raad in uitzonderlijke gevallen op andere dagen, tijdstippen en locaties, indien de voorzitter dit nodig acht of indien ten minste een vijfde van het aantal raadsleden schriftelijk, en met opgave van redenen, daarom verzoekt.

  • 8.

    De artikelen 15, 18, 20 lid 3 onder d, e en f, 22 t/m 24, 27, 28 lid 3 t/m 9, 30, 34, 35, 37 t/m 40 en 42 zijn niet van toepassing op de hamerraad.

Artikel 11. Oproep

  • 1.

    De voorzitter roept, spoedeisende vergaderingen uitgezonderd, de leden ten minste 10 dagen van tevoren schriftelijk tot de vergadering op.

  • 2.

    Tegelijkertijd met de oproep brengt de voorzitter dag, tijdstip en plaats van de vergadering alsmede de agenda en bijbehorende stukken ter openbare kennis. In voorkomende gevallen kan een vergadering digitaal plaatsvinden.

  • 3.

    Als over de inhoud van stukken op grond van artikel 25, eerste of tweede lid van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het tweede lid onder berusting van de griffier en verleent deze de raadsleden op verzoek inzage.

  • 4.

    De voorzitter kan na het verzenden van de oproep zo nodig een aanvullende agenda doen uitgaan. De daarop vermelde voorstellen worden uiterlijk 48 uur voor aanvang van de vergadering aan de leden toegezonden.

Artikel 12. Openbare kennisgeving

Raadsvergaderingen worden ten openbare kennis gebracht door aankondiging op de gemeentelijke website.

Artikel 13. Agenda

  • 1.

    Bij aanvang van de vergadering stelt de raad de agenda vast. Op voorstel van een lid van de raad of de voorzitter kan de raad bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.

  • 2.

    Wanneer de raad een onderwerp onvoldoende voor openbare beraadslaging voorbereid acht, kan hij het onderwerp verwijzen naar de commissie of aan het college nadere inlichtingen of advies vragen.

  • 3.

    Op voorstel van een lid van de raad of van de voorzitter kan de raad de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

Artikel 14. Ter inzage leggen van stukken

  • 1.

    Stukken die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op een voorlopige agenda dienen worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep ter inzage gelegd op het stadskantoor. Als na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raad en zo mogelijk door middel van openbare kennisgeving.

  • 2.

    Een origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten het stadskantoor gebracht.

  • 3.

    Stukken die digitaal beschikbaar zijn worden op de website van de gemeente geplaatst, met uitzondering van stukken waarop op grond van artikel 25, eerste of tweede lid van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd.

 

Paragraaf 2. Orde der vergadering

Artikel 15. Presentielijst

  • 1.

    De leden tekenen de presentielijst in de volgorde waarin zij ter vergadering komen. De presentielijst wordt na afloop van de vergadering gesloten en door de griffier en voorzitter ondertekend. In geval van een digitale vergadering noteert de griffier de namen van de aan de vergadering deelnemende raadsleden op de presentielijst.

  • 2.

    Een lid dat vóór het sluiten van de vergadering de vergadering verlaat, geeft daarvan bij het verlaten kennis aan de griffier die van de mutatie in de presentielijst melding maakt.

  • 3.

    Zolang een lid zich niet op de in het tweede lid bedoelde wijze heeft afgemeld en daarvan in de presentielijst geen aantekening is gemaakt, wordt het lid geacht aanwezig te zijn.

Artikel 16. Zitplaatsen

  • 1.

    De voorzitter, de leden van de raad en de griffier hebben bij een fysieke vergadering een vaste zitplaats, door de voorzitter na overleg in het presidium bij aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode van de raad aangewezen.

  • 2.

    Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de voorzitter de indeling herzien na overleg in het presidium.

Artikel 17. Opening vergadering; quorum

  • 1.

    De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien blijkens de presentielijst meer dan helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is.

  • 2.

    Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter, na voorlezing van de namen der afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, met inachtneming van artikel 20 van de Gemeentewet.

  • 3.

    Op de vergadering bedoeld in het tweede lid is het eerste lid niet van toepassing. De raad kan over andere onderwerpen dan die waarvoor de niet-geopende vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten indien blijkens de presentielijst het quorum is gehaald.

Artikel 18. Spreekrecht burgers

  • 1.

    Na de opening van de vergadering kunnen aanwezige burgers gezamenlijk gedurende maximaal dertig minuten het woord voeren over geagendeerde onderwerpen. Indien een geagendeerd onderwerp bij de vaststelling van de agenda wordt afgevoerd, blijft de mogelijkheid bestaan om over dat onderwerp in te spreken.

  • 2.

    Het woord kan niet gevoerd worden over benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen.

  • 3.

    Het spreekrecht geldt niet voor personen die het woord willen voeren namens een politieke partij die in de raad vertegenwoordigd is.

  • 4.

    Degene, die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit voor de aanvang van de vergadering aan de griffier. Hij vermeldt daarbij zijn naam, adres en telefoonnummer en het onderwerp waarover hij het woord wil voeren.

  • 5.

    De voorzitter geeft het woord op volgorde van aanmelding. De voorzitter kan van de volgorde afwijken, indien dit in het belang is van de orde van de vergadering.

  • 6.

    Elke spreker krijgt maximaal vijf minuten het woord. Indien zich meer dan zes sprekers hebben aangemeld wordt de totaal beschikbare spreektijd evenredig over hen verdeeld.

  • 7.

    De spreker voert het woord, nadat de voorzitter hem dit heeft verleend. De voorzitter, of een lid van de raad doet een voorstel voor de behandeling van de inbreng van de burger.

Artikel 19. Ingekomen stukken

  • 1.

    Bij de raad ingekomen stukken worden op een lijst geplaatst. Deze lijst wordt aan de leden van de raad toegezonden en ter vaststelling in een debat-of hamerraad geagendeerd. De griffier doet daarbij een voorstel tot afhandeling.

Artikel 20. Audioverslag en besluitenlijst

  • 1.

    Van elke vergadering wordt een geluidsregistratie via de gemeentelijke website beschikbaar gesteld. Dit geldt als de letterlijke notulen van de vergadering en wordt aangevuld met een besluitenlijst. De besluitenlijst wordt voor de volgende vergadering ter vaststelling geagendeerd.

  • 2.

    De leden, de voorzitter, de wethouders, de griffier en de secretaris hebben het recht, een voorstel tot verandering aan de raad te doen, indien de besluitenlijst onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft hetgeen gezegd of besloten is.

  • 3.

    De besluitenlijst moet inhouden:

    • a.

      de namen van de voorzitter, de griffier, de wethouders en de ter vergadering aanwezige leden, alsmede van de leden die afwezig waren en de overige personen die het woord gevoerd hebben;

    • b.

      een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

    • c.

      hetgeen besloten is;

    • d.

      een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de leden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de leden die zich overeenkomstig de Gemeentewet van stemming hebben onthouden;

    • e.

      de tekst van de ter vergadering ingediende initiatiefvoorstellen, voorstellen van orde, moties, amendementen en subamendementen;

    • f.

      bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het door de raad is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.

  • 4.

    De besluitenlijst wordt opgesteld onder de zorg van de griffier.

  • 5.

    De vastgestelde besluitenlijst wordt door de voorzitter en de griffier ondertekend.

Artikel 21. Spreekregels

  • 1.

    Raadsleden en overige aanwezigen spreken vanaf hun plaats of van de spreekplaats en richten zich tot de voorzitter.

  • 2.

    Bij bijzondere gelegenheden kan de voorzitter bepalen dat raadsleden en de overige aanwezigen vanaf een andere plaats spreken.

  • 3.

    Een lid voert slechts het woord na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben.

  • 4.

    De voorzitter bepaalt de sprekersvolgorde in de vergadering.

Artikel 22. Aantal spreektermijnen

  • 1.

    De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in twee termijnen, tenzij de raad anders beslist.

  • 2.

    Spreektermijnen worden door de voorzitter afgesloten.

  • 3.

    Raadsleden mogen in een termijn niet meer dan één maal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 4.

    Het derde lid is niet van toepassing op:

    • a.

      de rapporteur van een commissie;

    • b.

      het lid dat een (sub)amendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, voor wat betreft dat amendement, die motie of dat voorstel.

  • 5.

    Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde of een interruptie.

Artikel 23. Spreektijden

  • 1.

    Bij debatraden wordt een spreektijdenregeling toegepast.

  • 2.

    Het presidium stelt de spreektijden voor fracties en het college vast aan het begin van de raadsperiode.

  • 3.

    Zodra de maximumduur van de spreektijd is verstreken, verzoekt de voorzitter de spreker zijn betoog af te ronden. De spreker geeft terstond aan dit verzoek gevolg.

Artikel 24. Beraadslaging

  • 1.

    De raad kan op voorstel van de voorzitter of een lid van de raad beslissen om over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

  • 2.

    Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen om het college of de leden van de raad de gelegenheid te geven tot onderling nader overleg.

  • 3.

    De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is. Degene die de schorsing heeft aangevraagd krijgt als eerste het woord.

Artikel 25. Handhaving orde; schorsing

  • 1.

    Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij

    • a.

      de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;

    • b.

      een lid van de raad hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 2.

    Indien een spreker beledigende of onbetamelijke uitlatingen doet, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de betreffende spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem het woord ontzeggen.

  • 3.

    De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

 

Paragraaf 3. Procedures bij stemmingen

Artikel 26. Stemverklaring

Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, kunnen raadsleden hun voorgenomen stemgedrag kort toelichten.

Artikel 27. Besluitvorming

  • 1.

    De voorzitter sluit de beraadslaging als hij vaststelt dat een onderwerp of voorstel voldoende is behandeld, tenzij de raad anders beslist.

  • 2.

    Voordat de stemming plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel voor het te nemen besluit.

Artikel 28. Stemming; procedure hoofdelijke stemming

  • 1.

    De voorzitter vraagt de raadsleden of zij stemming verlangen. Is dit niet het geval dan stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder stemming is aangenomen.

  • 2.

    Als een voorstel zonder stemming wordt aangenomen kunnen de in de raadsvergadering aanwezige raadsleden aantekening in de besluitenlijst vragen, dat zij worden geacht tegen te hebben gestemd of overeenkomstig artikel 28 van de Gemeentewet niet aan de stemming te hebben deelgenomen.

  • 3.

    Als een raadslid om stemming of hoofdelijke stemming vraagt, doet de voorzitter daarvan mededeling aan de raad.

  • 4.

    Bij hoofdelijke stemming roept de griffier de raadsleden bij naam op hun stem uit te brengen. De stemming begint bij het daarvoor bij loting aangewezen raadslid. Vervolgens geschiedt de oproeping op volgorde van de getekende presentielijst.

  • 5.

    Bij hoofdelijke stemming brengen de ter vergadering aanwezige raadsleden, tenzij zij overeenkomstig artikel 28 van de Gemeentewet niet aan de stemming deel behoren te nemen, hun stem uit door 'voor' of 'tegen' uit te spreken, zonder enige toevoeging.

  • 6.

    Een raadslid dat zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, kan deze vergissing herstellen totdat het volgende raadslid heeft gestemd. Bemerkt het raadslid zijn vergissing pas later, dan kan deze nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt aantekening vragen van zijn vergissing. Dit brengt geen verandering in de uitslag van de stemming.

  • 7.

    De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mee. Deze doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

  • 8.

    Tenzij de vergadering voltallig is, wordt bij staking van stemmen het nemen van een beslissing uitgesteld tot een volgende vergadering, waarin de beraadslagingen eventueel kunnen worden heropend als er zich nieuwe feiten voordoen.

  • 9.

    Indien de stemmen staken in een voltallige vergadering of in een ingevolge het achtste lid opnieuw belegde vergadering, is het voorstel niet aangenomen.

Artikel 29. Niet deelname aan stemming

  • 1.

    Een lid van de raad neemt niet deel aan de stemming over :

    • a.

      een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken;

    • b.

      de vaststelling of goedkeuring van zaken die betrekking hebben op een organisatie, bedrijf of instantie waaraan hij rekenplichtig is of tot welker bestuur hij behoort.

  • 2.

    Het eerste lid is niet toepassing bij het besluit betreffende de toelating van de na periodieke verkiezingen benoemde leden.

Artikel 30. Stemming over amendementen en moties

  • 1.

    Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.

  • 2.

    Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.

  • 3.

    Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht.

  • 4.

    Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, bepaalt de raad de volgorde van stemming.

Artikel 31. Stemming over personen

  • 1.

    Bij stemming over personen voor voordrachten of het opstellen van voordrachten of aanbevelingen, benoemt de voorzitter drie raadsleden tot stembureau.

  • 2.

    Aanwezige raadsleden zijn verplicht een door het stembureau verstrekt stembriefje in te leveren, tenzij zij overeenkomstig artikel 28 van de Gemeentewet niet aan de stemming deel behoren te nemen.

  • 3.

    Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De raad kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

  • 4.

    Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn, worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

  • 5.

    Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de Gemeentewet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden die geen correct stembriefje hebben ingeleverd. Onder een niet correct ingevuld stembriefje wordt verstaan:

    • a.

      een blanco ingevuld stembriefje;

    • b.

      een ondertekend stembriefje;

    • c.

      een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatures betreft;

    • d.

      een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.

  • 6.

    In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad, op voorstel van het stembureau.

  • 7.

    Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes na vaststelling van de uitslag vernietigd.

Artikel 32. Herstemming over personen

  • 1.

    Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.

  • 2.

    Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

  • 3.

    Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

Artikel 33. Beslissing door het lot

  • 1.

    Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke briefjes geschreven.

  • 2.

    Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gestopt en omgeschud.

  • 3.

    Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje staat, is gekozen.

Hoofdstuk 4 Rechten van leden

Artikel 34. Amendementen en subamendementen

  • 1.

    Ieder lid van de raad kan tot het sluiten van de beraadslagingen amendementen indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden. Er kan alleen beraadslaagd worden over amendementen die ingediend zijn door leden van de raad, die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.

  • 2.

    Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een lid is ingediend, een wijziging voor te stellen (subamendement).

  • 3.

    Elk (sub)amendement en elk voorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden, schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

  • 4.

    Intrekking, door de indiener(s), van het (sub)amendement is mogelijk totdat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden.

Artikel 35. Moties

  • 1.

    Ieder lid kan ter vergadering een motie indienen.

  • 2.

    Een motie moet, om in behandeling genomen te kunnen worden, schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

  • 3.

    De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp of voorstel plaats.

  • 4.

    De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

Artikel 36. Voorstellen van orde

  • 1.

    De voorzitter en ieder lid kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2.

    Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3.

    Over een voorstel van orde beslist de raad terstond.

Artikel 37. Initiatiefvoorstel

  • 1.

    Een initiatiefvoorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

  • 2.

    Deze voorstellen worden op de agenda van de eerstvolgende vergadering van de agendacommissie geplaatst, tenzij de schriftelijke oproep hiervoor reeds verzonden is. In dit laatste geval wordt het voorstel op de agenda van de daaropvolgende vergadering geplaatst.

  • 3.

    De agendacommissie doet een voorstel voor de wijze van behandeling.

  • 4.

    Het college kan in de gelegenheid worden gesteld om wensen en bedenkingen in te dienen ten aanzien van het initiatiefvoorstel.

Artikel 38. Collegevoorstel

  • 1.

    Een voorstel van het college aan de raad, dat vermeld staat op de agenda van de raadsvergadering, kan niet worden ingetrokken zonder toestemming van de raad.

  • 2.

    Indien de raad van oordeel is dat een voorstel als bedoeld in het eerste lid voor advies terug aan het college moet worden gezonden, bepaalt de agendacommissie in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

Artikel 39. Interpellatie

  • 1.

    Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, tenminste 48 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.

  • 2.

    De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en de wethouders. Bij de behandeling van de ingekomen stukken van de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek wordt het verzoek in stemming gebracht. De raad bepaalt op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.

  • 3.

    De interpellant voert niet meer dan tweemaal het woord, de overige leden van de raad, de burgemeester en de wethouders niet meer dan eenmaal, tenzij de raad hen hiertoe toestemming geeft.

Artikel 40. Schriftelijke vragen

  • 1.

    Schriftelijke vragen worden gericht aan het college of de burgemeester, afhankelijk van welk bestuursorgaan bevoegd is ten aanzien van het onderwerp. De vragen zijn kort en duidelijk geformuleerd en dienen het opschrift “vragen ex artikel 40 RvO” te dragen. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien.

  • 2.

    De vragen worden bij de griffier ingediend. Deze draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de voorzitter, de leden van de raad en het college worden gebracht.

  • 3.

    Uitgangspunt is dat schriftelijke vragen schriftelijk worden beantwoord, tenzij de steller aangeeft voorkeur te hebben voor een mondelinge beantwoording. Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen, nadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats door het verantwoordelijk lid van het college in de eerstvolgende raadsvergadering. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt het college de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.

  • 4.

    De vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende raadsvergadering en bij mondelinge beantwoording in dezelfde raadsvergadering, na de behandeling van de op de agenda voorkomende onderwerpen nadere inlichtingen vragen omtrent het door de burgemeester of door of namens het college gegeven antwoord, tenzij de raad anders beslist.

Artikel 41. Vragen

  • 1.

    Er is gelegenheid tot het stellen van vragen.

  • 2.

    Het lid van de raad dat vragen wil stellen, meldt dit onder aanduiding van het onderwerp tenminste 24 uur voor aanvang bij de griffier. De voorzitter kan na overleg met het raadspresidium weigeren een onderwerp aan de orde te stellen, indien hij het onderwerp niet voldoende nauwkeurig acht aangegeven of indien het onderwerp in de raadsvergadering op diezelfde dag aan de orde komt.

  • 3.

    De voorzitter bepaalt de volgorde, waarin aangemelde onderwerpen aan de orde worden gesteld.

  • 4.

    De voorzitter bepaalt per onderwerp de spreektijd.

  • 5.

    Per onderwerp wordt het woord verleend.

  • 6.

    Na de beantwoording krijgt de vragensteller desgewenst het woord om aanvullende vragen te stellen.

  • 7.

    Vervolgens kan de voorzitter aan andere leden van de raad het woord verlenen om hetzij aan de vragensteller, hetzij aan het college vragen te stellen over hetzelfde onderwerp.

  • 8.

    Tijdens het stellen en beantwoorden van vragen kunnen geen moties worden ingediend en zijn interrupties niet toegestaan.

Artikel 42. Inlichtingen

  • 1.

    Raadsleden dienen verzoeken tot inlichtingen als bedoeld in de artikelen 169, derde lid, en 180, derde lid, van de Gemeentewet schriftelijk in bij de griffier.

  • 2.

    De griffier brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige raadsleden en het college of de burgemeester.

  • 3.

    De verlangde inlichtingen worden zo spoedig mogelijk mondeling of schriftelijk aan de raad verschaft, doch uiterlijk binnen 30 dagen.

  • 4.

    In het geval de inlichtingen schriftelijk worden gegeven, worden de vragen met de daarop gegeven antwoorden aan alle leden toegezonden, ter openbare kennis gebracht en voor de eerstvolgende raadsvergadering ter inzage gelegd.

Hoofdstuk 5 Lidmaatschap van andere organisaties

Artikel 43. Verslag en verantwoording

  • 1.

    Een lid van de raad of het college, dat is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een gemeenschappelijke regeling, heeft het recht om verslag te doen over zaken die aan de orde zijn.

  • 2.

    Ieder lid van de raad kan aan een persoon als bedoeld in het eerste lid schriftelijke vragen stellen. De regels voor het stellen van schriftelijke vragen, vastgesteld in artikel 40, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Wanneer een lid van de raad een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de raad over het toestaan daarvan. De regels voor het vragen van inlichtingen, vastgesteld in artikel 41, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op andere organisaties of instituties.

Hoofdstuk 6 Besloten vergaderingen

Artikel 44. Besloten vergadering

  • 1.

    De voorzitter schorst de openbare vergadering nadat ten minste een vijfde deel van de leden die de presentielijst hebben getekend, hebben verzocht om in beslotenheid te vergaderen of indien de voorzitter dit nodig oordeelt.

  • 2.

    De voorzitter verzoekt ambtenaren, pers en publiek de zaal te verlaten met uitzondering van de griffier en eventueel andere door hem aan te wijzen ambtenaren.

  • 3.

    De vergadering beslist of met gesloten deuren zal worden beraadslaagd.

  • 4.

    Op de beraadslagingen zijn de bepalingen die voor de openbare vergaderingen gelden zoveel mogelijk van toepassing.

Artikel 45. Geheimhouding

  • 1.

    Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raad of over de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal worden opgelegd. Hiertoe moet de raad expliciet besluiten; anders geldt de geheimhouding niet. De raad kan ook besluiten de geheimhouding niet door middel van een besluit te bekrachtigen.

  • 2.

    De geheimhouding wordt zowel door de leden die bij de behandeling aanwezig waren als door leden die op andere wijze van het behandelde en de stukken kennis nemen, in acht genomen totdat de raad de geheimhouding opheft. De verplichting tot geheimhouding geldt ook voor de andere personen die bij de behandeling aanwezig waren of die anderszins van het behandelde of van de stukken kennisnemen.

Artikel 46. Opheffing geheimhouding

Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

Artikel 47. Behandeling besluitenlijst

  • 1.

    Van een besloten vergadering wordt afzonderlijk een besluitenlijst gemaakt.

  • 2.

    De besluitenlijst van een besloten vergadering wordt niet publiek beschikbaar gesteld, maar ligt uitsluitend voor de leden ter inzage bij de griffier.

  • 3.

    Deze besluitenlijst wordt zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raad een besluit over het al dan niet openbaar maken van deze besluitenlijst.

Hoofdstuk 7 Toehoorders en pers

Artikel 48. Toehoorders en pers

  • 1.

    De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2.

    Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is niet toegestaan.

Artikel 49. Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de raadsvergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken, doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Artikel 50. Verbod gebruik mobiele telefoons

In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik, alsmede het standby houden van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen, die inbreuk kunnen maken op de orde van de vergadering, zonder toestemming van de voorzitter, niet toegestaan.

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

Artikel 51. Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist de raad op voorstel van de voorzitter.

Artikel 52. In werking treden

  • 1.

    Dit reglement treedt in werking op 1 juli 2021.

  • 2.

    Op dat tijdstip vervalt het Reglement van Orde voor de vergaderingen van de raad van de gemeente Goes vastgesteld bij raadsbesluit van 29 maart 2018.

 

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Goes in zijn openbare vergadering van 24 juni 2021

de griffier,

drs. B.C. vanDoornum.

de voorzitter,

drs. M.Mulder MSc.

Toelichting reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Onder ‘aanhangig’ wordt verstaan: ‘aan de orde/in behandeling zijnde’.

Artikel 2 De voorzitter

  • -

    De burgemeester is voorzitter van de raad. Artikel 125, derde lid, van de Grondwet en artikel 9 van de Gemeentewet schrijven dit dwingend voor. In het artikel 77, eerste lid, is bepaald dat het langstzittende raadslid het raadsvoorzitterschap waarneemt bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester. Als twee raadsleden even lang zitting hebben, is de oudste in jaren degene die het raadsvoorzitterschap waarneemt. Daarnaast heeft de raad altijd de mogelijkheid zelf te kiezen voor een andere waarnemer. Overigens geldt ditzelfde regime in het geval dat alle wethouders afwezig zijn voor de waarneming van het ambt van de burgemeester.

  • -

    De burgemeester heeft het recht op grond van artikel 21 van de Gemeentewet in de vergadering aan de beraadslaging deel te nemen, echter niet aan de besluitvorming.

Artikel 3 De griffier

De raad is verplicht een griffier te benoemen (artikel 100 van de Gemeentewet). De griffier is in eerste instantie verantwoordelijk voor de bijstand aan de raad. Hij is in principe in elke vergadering van de raad aanwezig. De Gemeentewet eist dat de raad de vervanging van de griffier regelt (artikel 107d, eerste lid). In het tweede lid is daarover een bepaling opgenomen. In verband met artikel 22 van de Gemeentewet (verschoningsrecht) is in het derde lid een bepaling opgenomen met betrekking tot het deelnemen van de griffier aan de beraadslaging.

Artikel 4 De wethouder

Sinds de invoering van de dualisering van het gemeentebestuur maken wethouders geen deel meer uit van de gemeenteraad. De raad en het college van burgemeester en wethouders zijn ontvlecht. Het is echter niet de bedoeling geweest de raad en het college in posities te brengen, dat ze elkaar kunnen uitsluiten. Ook in gedualiseerde verhoudingen is het van belang dat een wethouder wordt betrokken bij de beraadslagingen van de raad. Echter, ten aanzien van bepaalde aangelegenheden is een terughoudende opstelling gewenst. Wethouders worden geacht zich niet te mengen in de beraadslagingen over zaken die in het bijzonder de raad aangaan en die de raad zonder inmenging van anderen wil behandelen. Bijvoorbeeld als het gaat om eigen functioneren of bij de voorbereiding van een besluit tot het houden van een onderzoek naar het door wethouders gevoerde bestuur.

Artikel 5 De secretaris

De secretaris houdt zich voornamelijk bezig met de ondersteuning van het college en het leiden van de ambtelijke organisatie. In het kader van die twee taken kan het wenselijk zijn dat de secretaris deelneemt aan de beraadslagingen van de raad. De secretaris wordt benoemd en ontslagen door het college. Dit houdt in dat de raad de secretaris niet kan dwingen om in de raad aanwezig te zijn. De raad zal het college moeten verzoeken of het college de secretaris opdraagt in de vergadering aanwezig te zijn om aan de beraadslagingen deel te nemen. Op deze wijze kan de raad onder meer een beroep doen op kennis en informatie, die de secretaris bezit of kan de secretaris bijvoorbeeld deelnemen aan een discussie over het functioneren van de gemeentelijke organisatie.

Artikel 6 Het presidium

  • -

    Het presidium kan worden beschouwd als een bestuurscommissie, zoals bedoeld in artikel 83 van de Gemeentewet. Op grond van dit artikel zijn de voorzitter van de raad en de plaatsvervangend voorzitter van de raad geen lid van het presidium. Zij hebben een adviserende stem.

  • -

    Het presidium heeft voornamelijk een algemeen adviserende rol (aanbevelingen aan de raad inzake de organisatie en het functioneren van de raad). Het presidium heeft geen inhoudelijke taken en neemt dan ook geen besluiten zoals bedoeld in het Regelement van Orde. Het presidium vervult een ondergeschikte rol wat betreft de inhoudelijke aspecten van het raadswerk, omdat anders het gevaar bestaat dat er binnen de raad een nieuw bestuursorgaan wordt gecreëerd. Dat strookt niet met de Grondwet, die het primaat immers uitdrukkelijk bij de raad legt (artikel 125, eerste lid, van de Grondwet). Gelet op de procedurele taken zijn de vergaderingen van het presidium niet openbaar.

  • -

    Het is van belang dat in het presidium elke partij een stem heeft die even zwaar weegt. Op deze wijze wordt de positie van minderheidsfracties in het duale stelsel versterkt.

  • -

    Voor zover de nestor van de raad geen fractievoorzitter is, mag ook deze in voorkomende gevallen in plaats van de fractievoorzitter aan de vergadering deelnemen.

Artikel 7 De agendacommissie

  • -

    De agendacommissie kan worden beschouwd als een bestuurscommissie, zoals bedoeld in artikel 83 van de Gemeentewet. Op grond van dit artikel zijn de voorzitter van de raad en de plaatsvervangend voorzitter van de raad geen lid van de agendacommissie. Zij hebben een adviserende stem.

  • -

    De agendacommissie vervult een procedurele rol bij de voorbereiding van de vergaderingen van de raad. Het gaat dan om het vaststellen van de conceptagenda’s en het vergaderrooster.

  • -

    De griffier is bij elke vergadering van de agendacommissie aanwezig, omdat hij voor de ondersteuning van de raad zorgt. De agendacommissie heeft tevens een adviserende en rapporterende taak ten aanzien van de werkzaamheden van het presidium. Ook in de agendacommissie worden geen besluiten genomen als bedoeld in het Reglement van Orde.

Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe leden; fracties

Artikel 8 Onderzoek geloofsbrieven

  • -

    Met de geloofsbrief geeft de voorzitter van het centraal stembureau aan de benoemde kennis van zijn benoeming (artikel V 1 van de Kieswet). Voor dit benoemingsbesluit is bij ministeriële regeling een model vastgesteld. De benoemde geeft schriftelijk aan of hij de benoeming aanneemt (artikel V 2 van de Kieswet). Tegelijk met de mededeling dat hij zijn benoeming aanneemt worden aan de raad stukken overgelegd, waaruit blijkt dat de benoemde voldoet aan de eisen om als lid van de raad toegelaten te worden. Dit omvat de volgende stukken: een ondertekende verklaring met openbare betrekkingen, een uittreksel uit de basisregistratie personen met zijn woonplaats, geboorteplaats en -datum, en(indien niet-Nederlander) stukken waaruit blijkt dat hij voldoet aan de vereisten van artikel 10, tweede lid, van de Gemeentewet (artikel V 3 van de Kieswet).

  • -

    Het onderzoek van de geloofsbrieven moet in een openbare vergadering gebeuren. Bij het onderzoek zal ook de gedragscode (artikel 15, derde lid, van de Gemeentewet) betrokken worden. In deze code zijn onder meer bepalingen opgenomen over al dan niet toegestane nevenfuncties. De commissie die de geloofsbrieven onderzoekt brengt mondeling of schriftelijk verslag uit aan de raad.

Eerste lid

In het eerste lid wordt benadrukt dat de raad (en niet de voorzitter) een commissie onderzoek geloofsbrieven instelt, nadat de voorzitter van het centraal stembureau nieuwe leden heeft benoemd.

Derde lid

  • -

    Het onderzoek van het proces verbaal (onderzoek naar het verloop van de verkiezing of de vaststelling van de uitslag) gebeurt door de oude raad vlak voor de eerste samenkomst van de nieuwe raad na de gemeenteraadsverkiezingen. Het onderzoek van het proces-verbaal strekt zich niet uit tot de geldigheid van de kandidatenlijsten en van de lijstverbindingen.

  • -

    Dit lid ziet op de specifieke taak die de raad heeft na de raadsverkiezingen. Na de gemeenteraadsverkiezingen heeft de commissie onderzoek geloofsbrieven een extra taak. Zij adviseert de raad ook over het verloop van de verkiezingen (of dit op wettige wijze is gebeurd) en over het vaststellen van de uitslag (is deze juist vastgesteld). Zij doet dit op basis van het proces-verbaal van het centraal stembureau.

  • -

    De raad dient op basis van dit advies een besluit te nemen over het verloop van de verkiezingen en de vaststelling van de uitslag. Dit besluit is van belang om dat de raad de bevoegdheid heeft om te besluiten tot het hertellen van de stemmen en zelfs de bevoegdheid om te besluiten tot een herstemming, beide eventueel in een deel van de gemeente bij een aantal specifieke stembureaus. Het proces-verbaal vormt de aanleiding tot een besluit tot hertelling of herstemming. Dit dient concrete aanwijzingen te bevatten waarop de raad tot een dergelijk besluit over gaat. Het feit dat een fractie een klein aantal (bijv. 3) stemmen te weinig heeft om een extra zetel te behalen is geen valide motivering om tot hertelling over te gaan. Een proces-verbaal waaruit blijkt dat kiezers bezwaar hebben gemaakt over de onzorgvuldige wijze waarop het stembureau na sluiting de stemmen heeft geteld, kan dit wel zijn.

Vierde en vijfde lid

  • -

    Op grond van artikel V 4 van de Kieswet beslist de raad over de toelating van zijn leden. Daarbij is er een verschil in de procedure bij de samenstelling van een nieuwe raad of bij de vervulling van een tussentijdse vacature.

  • -

    Na een raadsverkiezing kunnen de raadsleden op de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling de eed of verklaring en belofte afleggen. De voorzitter zal hen hiervoor oproepen.

  • -

    Bij tussentijdse vacaturevervulling kan de eed of verklaring en belofte aansluitend aan de beslissing van de raad over de toelating van het betrokken raadslid plaatsvinden.

  • -

    De tekst van de eed of verklaring en belofte die een raadslid bij het aanvaarden van het raadslidmaatschap moet afleggen, is in artikel 14 van de Gemeentewet vastgelegd.

Zesde lid

  • -

    Dit lid geeft invulling aan een leemte in de Gemeentewet. Uit de Kieswet vloeit het onderzoek van de geloofsbrieven van raadsleden voort. Omdat de wethouder geen gekozen volksvertegenwoordiger is, is hierover niets in de Kieswet geregeld. De Gemeentewet geeft wel aan welke formele eisen gesteld worden aan een wethouder maar niet op welk moment deze getoetst worden. De formele eisen voor het wethouderschap zijn grotendeels vergelijkbaar met de vereisten voor het raadlidmaatschap (Gemeentewet artikelen 36a,36b, 41b en 41c).

  • -

    Het ligt voor de hand om voor het benoemen van wethouders ook een commissie voor het onderzoek naar de geloofsbrieven in te stellen. Dit artikel is ook van toepassing als er geen wethouder van buiten, maar uit de raad wordt benoemd. De incompatibiliteiten en nevenfuncties worden immers opnieuw beoordeeld. Bij de benoeming van een wethouder vindt een integriteitstoets plaats. De gedragscodepolitieke ambtsdragers speelt hierbij een rol.

  • -

    Een raadslid dat benoemd wordt tot wethouder mag raadslid blijven totdat de geloofsbrieven van zijn opvolger zijn goedgekeurd (artikel 36b, tweede lid, van de Gemeentewet).

Artikel 9 Fractie

  • -

    In een aantal gevallen blijkt behoefte te bestaan aan een regeling van wat onder een fractie moet worden verstaan. De Gemeentewet kent een dergelijk begrip niet, maar gaat onder andere in artikel 33, tweede lid, wel uit van het bestaan van in de raad vertegenwoordigde groeperingen (recht op fractieondersteuning). Na het vaststellen van de uitslag van de verkiezingen vindt de eerste zitting van de raad plaats. Bij de aanvang van deze zitting worden de leden die op dezelfde lijst hebben gestaan, als één fractie beschouwd. De fractie gebruikt in de vergadering van de raad de aanduiding die zij boven de kandidatenlijst hadden staan. Op deze wijze is de relatie tussen de fractie in de raad en de fractie op de kandidatenlijst voor de burger duidelijk. Het kan echter voorkomen dat een fractie geen aanduiding boven de kandidatenlijst heeft staan. In een dergelijk geval deelt de fractie in de eerste vergadering de aanduiding mee.

  • -

    In de loop van een zittingsperiode kan het voorkomen dat leden de raad verlaten. In een dergelijk geval vindt er een verandering in de samenstelling van de fractie plaats. Als dit het geval is, deelt de fractie dit aan de voorzitter mede. Het is ook mogelijk dat een raadslid zijn lidmaatschap niet opzegt maar uit een fractie stapt. Hij kan als zelfstandige fractie verdergaan of zich aansluiten bij een bestaande fractie. Ook andere wijzigingen zijn mogelijk, bijvoorbeeld een fusie van twee fracties. Een andere (tijdelijke) wisseling in een fractie kan het gevolg zijn van ziekte of zwangerschap van een raadslid. Voor deze gevallen is in de Kieswet een vervangingsregeling opgenomen.

  • -

    Uitgangspunt van ons kiesstelsel is dat volksvertegenwoordigers op persoonlijke titel worden verkozen en benoemd (dit laatste door de voorzitter van het stembureau). Dit uitgangspunt is gebaseerd op artikel 27 van de Gemeentewet, waarin is bepaald dat elk bindend mandaat vaneen lid van de raad nietig is. De volksvertegenwoordiger handelt naar eigen overtuiging en is bij stemmingen niet gebonden aan een lastgeving. Geen andere persoon of instantie kan hem rechtens bindende instructies opleggen met betrekking tot zijn stemgedrag. Het is de individuele volksvertegenwoordiger die een mandaat van de kiezer heeft gekregen. De volksvertegenwoordiger heeft daardoor ook de mogelijkheid om tussentijds van fractie te veranderen of zelfstandig verder te gaan.

  • -

    Ook de Kieswet gaat niet uit van politieke partijen, een zetel 'hoort' dan ook niet bij een partij maar is verbonden aan de volksvertegenwoordiger die daardoor ook de mogelijkheid heeft om tussentijds van fractie te veranderen of zelfstandig verder te gaan. Ook kan een fractie besluiten om haar naam te veranderen. Op grond van deze bepalingen heeft de raad geen zeggenschap over wijzigingen in de samenstelling, fusies en splitsingen van fracties en over de naamvoering. De raad kan hier dus geen besluit over nemen. Een mededeling aan de voorzitter van de raad is voldoende. De raad is gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering, nadat dit is gemeld, rekening te houden met de nieuwe situatie.

  • -

    Fractieafsplitsing en het ontstaan van een nieuwe fractie kan diverse praktische gevolgen hebben. Te denken valt aan fractievergoedingen en –faciliteiten, fractievoorzitterschap dan wel vertegenwoordiging in het presidium, zo nodig andere zitplaatsen in de raadszaal, bezetting in adviescommissies enz.

  • -

    Als moet worden voorzien in de vacature van een raadslid dat zich heeft afgesplitst, wordt teruggegrepen op de lijst waarop de betrokkene oorspronkelijk was gekozen (artikel P 19 van de Kieswet).

  • -

    De naam van een nieuwe fractie dient getoetst te worden aan de afwijzingsgronden uit artikel G 3 van de Kieswet. Dit is een logische voorwaarde. Als de nieuwe fractie wil meedoen aan de eerstvolgende raadsverkiezingen zal dit ook gebeuren. Bij registratie als politieke groepering wordt getoetst aan hoofdstuk G van de Kieswet, waarin staat aangegeven in welke gevallen deze registratie geweigerd wordt.

Hoofdstuk 3 Vergaderingen

Paragraaf 1 Tijd van vergaderen; voorbereidingen

Artikel 10 Tijd en plaats van vergaderen

  • -

    Ingevolge artikel 17 van de Gemeentewet vergadert de raad zo vaak hij daartoe heeft besloten en voorts indien de burgemeester het nodig oordeelt of indien tenminste een vijfde van het aantal leden van de raad schriftelijk met opgave van redenen daarom vraagt. Lid 5 is opgenomen om te voorkomen dat vergaderingen uitlopen tot ver na middernacht.

  • -

    Tijdens een hamerraad wordt enkel besloten over voorstellen waarover geen van de fracties nog wenst te beraadslagen. Wel is het mogelijk om mondelinge vragen aan het college te stellen over actualiteiten of om mededelingen te doen.

Artikel 11 Oproep

  • -

    In artikel 19, eerste lid, van de Gemeentewet is bepaald dat de burgemeester de leden van de raad schriftelijk uitnodigt voor de vergadering. In Goes is dat een digitale oproep.

  • -

    Het eerste lid van dit artikel bepaalt dat de voorzitter een vastgesteld aantal dagen vóór een vergadering de leden een digitale oproep stuurt, waarin de vergadering wordt aangekondigd. De oproep vermeldt de dag, tijdstip en plaats van de vergadering.

  • -

    Het tweede lid stelt verplicht dat de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met de oproep aan de leden worden verzonden.

  • -

    De in artikel 25, eerste en tweede lid, bedoelde stukken zijn stukken ten aanzien waarvan geheimhouding is opgelegd. Hier wordt melding van gemaakt op de stukken. Deze worden onder geheimhouding aan de leden van de raad beschikbaar gesteld.

Artikel 12 Openbare kennisgeving

Met dit artikel wordt invulling gegeven aan het voorschrift van artikel 19, tweede lid, van de Gemeentewet. Voor wat betreft de wijze van publicatie is aangesloten bij artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Dit is de juridische grondslag voor het uitsluitend elektronisch plaatsen van de kennisgeving, zie artikel 3:12 juncto 2:14 van de Awb.

Artikel 13 Agenda

  • -

    De agendacommissie bepaalt in zijn overleg hoe de agenda eruit komt te zien. Dit is echter een voorlopige vaststelling van de agenda. In de dagelijkse praktijk van de gemeente zal het niet altijd mogelijk zijn om twee weken voor de vergadering een agenda op te stellen, die ook zicht heeft op de actualiteiten. In een dergelijke situatie kan de voorzitter na het verzenden of beschikbaar stellen van de schriftelijke oproep zo nodig een aanvullende agenda en stukken rondsturen.

  • -

    Het vierde lid heeft tot doel om de raad een actievere rol te geven in de opstelling van de raadsagenda. Individuele raadsleden kunnen via hun vertegenwoordiger in de agendacommissie onderwerpen voor de agenda voordragen. Zij kunnen echter ook bij aanvang van de raadsvergadering een voorstel doen om onderwerpen aan de agenda toe te voegen of van de agenda af te voeren. Daarmee kan het individuele raadslid in ieder geval op twee momenten invloed uitoefenen op de vaststelling van de agenda.

Artikel 14 Ter inzage leggen van stukken

  • -

    Geïnteresseerden moeten de mogelijkheid hebben om stukken in te zien. Daarom worden alle stukken gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep ter inzage aangeboden.

  • -

    Naast de fysieke terinzagelegging op het stadskantoor, worden de stukken op de gemeentelijke website gepubliceerd.

  • -

    Indien het gaat om geheime of vertrouwelijke stukken, waarop voorlopige geheimhouding is opgelegd door het bestuursorgaan dat het document aanbiedt aan de raad, dient dit duidelijk op het stuk te zijn aangegeven. Ook kan worden overwogen hiervan geen kopieën te laten maken, omdat het gevaar bestaat dat vaak gekopieerde stukken toch in de openbaarheid komen.

Paragraaf 2 Orde der vergadering

Artikel 15 Presentielijst

  • -

    De verplichting tot het hebben van een presentielijst vloeit voort uit artikel 20 van de Gemeentewet. De handtekeningen op de presentielijst zijn bedoeld om formeel vast te stellen dat het vergaderquorum aanwezig is.

  • -

    Het vergaderquorum betreft de helft plus één van het aantal zitting hebbende leden. Het is daarom van belang dat de raadsleden direct na binnenkomst deze lijst tekenen. De lijst kan niet dienen om het stemquorum vast te stellen; daarvoor geldt artikel 29 van de Gemeentewet.

  • -

    Met het stemquorum wordt bedoeld dat een stemming pas geldig is , indien meer dan de helft van het aantal leden dat zitting heeft en zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden, daaraan heeft deelgenomen.

  • -

    Met name indien de besluitvorming zonder hoofdelijke stemming plaats heeft, is het van belang dat ondubbelzinnig vaststaat welke leden aan de besluitvorming hebben deelgenomen. Door een strikte toepassing van het tweede lid kunnen dergelijke problemen worden voorkomen.

Artikel 16 Zitplaatsen

De voorzitter draagt zorg voor zitplaatsen voor de leden van de raad, de griffier, de wethouders, gemeentesecretaris en overige personen, die voor de vergadering zijn uitgenodigd . Belangstellenden kunnen plaats nemen op de publieke tribune in de raadszaal. Indien er geen vrije plaatsen meer beschikbaar zijn op de publieke tribune, kunnen belangstellenden de vergadering d.m.v. een live-uitzending volgen in een andere – daarvoor aangewezen – ruimte.

Artikel 17 Opening vergadering; quorum

De vergadering kan beginnen, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende raadsleden aanwezig is en de presentielijst heeft getekend. Artikel 20 van de Gemeentewet voorziet in een procedure voor een tweede vergadering indien het vereiste aantal leden niet op komt dagen.

Artikel 18 Spreekrecht burgers

Om voldoende ruimte te geven aan het recht op inspreken is het voor burgers mogelijk om hun mening te geven tijdens besluitvormende raadsververgaderingen (hamerraad en debatraad).

Artikel 19 Ingekomen stukken

Omtrent de (aan de raad gerichte) ingekomen stukken worden alleen voorstellen gedaan en besluiten genomen van procedurele aard. Inhoudelijke discussies over de stukken kan de voorzitter buiten de orde verklaren. Wanneer een ingekomen stuk leidt tot inhoudelijke discussie en besluitvorming, dient dit op de gebruikelijke wijze te worden voorbereid.

Artikel 20 Audioverslag en besluitenlijst

  • -

    Het maken van een verslag is niet verplicht. In de Gemeentewet wordt alleen gesproken over de verplichting een besluitenlijst openbaar te maken (artikel 23, vijfde lid, van de Gemeentewet). In Goes wordt een geluidsopname van de raadsvergadering gemaakt en beschikbaar gesteld via de website van de gemeenteraad.

  • -

    De griffier draagt zorg voor het maken, vaststellen en publiceren van de besluitenlijst. Dit laatste geldt niet voor verslagen of delen daarvan die onder de geheimhouding vallen.

  • -

    Het recht om een aanpassing voor te stellen (tweede lid) komt ook toe aan het raadslid en de wethouder, dat bij de desbetreffende vergadering niet aanwezig was. Het is aan de raad om te beslissen of een voorgestelde wijziging of aanvulling geaccepteerd wordt. Een afwijzing van een dergelijk voorstel is niet vatbaar voor beroep (aldus de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State).

Artikel 21 Spreekregels

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 22 Aantal spreektermijnen

Als de raad van mening is dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan hij daartoe uitdrukkelijk besluiten. Het tweede lid benadrukt dat de voorzitter elke spreektermijn afsluit. De beraadslaging over een motie vindt niet plaats in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het betreffende, aan de orde zijnde onderwerp.

Artikel 23 Spreektijden

In dit artikel zijn de besluiten ten aanzien van de spreektijdenregeling vastgelegd. Het presidium stelt

de spreektijden voor fracties en het college vast. Hierbij kan rekening worden gehouden met de omvang van de fracties, maar dat hoeft niet. Het toewijzen van het aantal termijnen voor het college wordt eveneens opgenomen in de regeling.

Artikel 24 Beraadslaging

  • -

    Teneinde de vergaderduur niet te zeer te verlengen wordt over een voorstel dat in onderdelen of artikelen is verdeeld, in principe in zijn geheel beraadslaagd. In het eerste lid is een uitzonderingsmogelijkheid opgenomen.

  • -

    Indien de schorsing als bedoeld in het tweede lid aan het einde van de tweede termijn plaatsvindt, zijn er vervolgens twee mogelijkheden: er wordt direct tot stemming overgegaan of aan de beraadslagingen wordt een derde termijn toegevoegd (zie artikel 21).

Artikel 25 Handhaving orde; schorsing

De bevoegdheid die in het tweede lid aan de voorzitter wordt gegeven om een spreker het woord te ontnemen gaat minder ver dan de mogelijkheid die artikel 26, derde lid, van de Gemeentewet biedt om aan dat lid, dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, de toegang tot de vergadering te ontzeggen. De laatstgenoemde bevoegdheid van de voorzitter blijft echter onverlet. Voor wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar artikel 48 van dit reglement.

Artikel 26 Stemverklaring

Stemverklaringen zijn kort en mogen niet het karakter krijgen van een derde termijn, als laatste reactie op de vorige spreker. De stemverklaringen worden gegeven vóór de hoofdelijke oproep van de leden dat de stemming begint.

Artikel 27 Besluitvorming

De voorzitter kan de beraadslaging sluiten als hij vaststelt dat een onderwerp voldoende is toegelicht, tenzij de raad anders beslist. De voorzitter formuleert daarna de te nemen eindbeslissing. Indien geen stemming wordt gevraagd, is het voorstel aangenomen op grond van artikel 32, derde lid, van de Gemeentewet.

Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen

Artikel 28 Stemming; procedure hoofdelijke stemming

  • -

    Indien een lid te kennen geeft een hoofdelijke stemming te wensen, moet de stemming plaatsvinden. De raad heeft niet de bevoegdheid om van deze bepaling van artikel 32 van de Gemeentewet af te wijken. Vraagt niemand stemming, dan wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen. Wellicht ten overvloede wordt hierbij nog verwezen naar artikel 209, tweede lid, van de Gemeentewet, welke een hoofdelijke stemming verplicht.

  • -

    De regeling in het eerste deel van het tweede lid kan toepassing krijgen, indien de uitkomst van de stemming tevoren duidelijk is en slechts enkele leden zouden tegenstemmen.

  • -

    Een raadslid kan zich alleen onthouden van stemming op grond van artikel 28 van de Gemeentewet. In alle andere gevallen is een raadslid verplicht stelling in te nemen en te stemmen.

  • -

    Stemmingen zijn in principe ook openbaar. Een volksvertegenwoordiger dient duidelijk te zijn in zijn of haar rol. Door de openbaarheid is het voor de achterban (kiezers) duidelijk hoe ze vertegenwoordigd worden.

Artikel 29 Niet deelname aan stemming

Artikel 28 van de Gemeentewet geeft aan wanneer een lid van de raad niet aan stemming deel mag nemen. Het doel is om de zuiverheid in de besluitvorming te bevorderen. De deelname aan de stemming wordt daarom beperkt in de gevallen waarin sprake zou kunnen zijn van belangenverstrengeling. Dat kan zich voordoen bij zaken die een raadslid persoonlijk aangaan dan wel waarbij hij als vertegenwoordiger betrokken is. Een zaak kan een raadslid zowel rechtstreeks al indirect persoonlijk aangaan. Onder middellijk vallen daarom alle ter zake doende intensieve persoonlijke relaties.

Artikel 30 Stemming over amendementen en moties

Voor alle duidelijkheid wordt hier een verschil in procedure aangegeven tussen een motie en een amendement. Een amendement komt in stemming voorafgaande aan de stemming over het voorstel van het college. Een motie strekt niet tot wijziging van een voorgesteld besluit; over een motie wordt een apart besluit genomen, nadat de besluitvorming over het aanhangige voorstel is afgerond. Bij een motie over een afzonderlijk onderwerp geldt dit uiteraard niet en is het vierde lid niet van toepassing.

Artikel 31 Stemming over personen

  • -

    De Gemeentewet geeft aan, dat over benoemingen (niet ontslag) van personen of het opstellen van een voordracht of aanbeveling schriftelijk moet worden gestemd (artikel 31 van de Gemeentewet).

  • -

    Een voordracht is voor de raad bindend; de raad heeft slechts keus tussen degenen die op de voordracht zijn vermeld.

  • -

    Wanneer er veel benoemingen te doen zijn (bij voorbeeld aan het begin van een nieuwe zittingsperiode) zou een gecombineerd stembiljet kunnen worden ontworpen.

  • -

    Wat onder een (niet) behoorlijk ingevuld stembriefje moet worden verstaan, is in de wet niet geregeld en daarom wel in dit reglement.

Artikel 32 Herstemming over personen

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 33 Beslissing door het lot

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Hoofdstuk 4 Rechten van leden

Artikel 34 Amendementen en subamendementen

  • -

    Het recht van amendement is neergelegd in artikel 147b van de Gemeentewet. Dit artikel verplicht de raad nadere regels te stellen. Deze nadere regels staan dit artikel. Op basis van artikel 147bvan de Gemeentewet is de raad verplicht een amendement te behandelen.

  • -

    Leden van de raad kunnen aan de raad wijzigingen op het voorstel van het college voorstellen, de zogenaamde amendementen. Wanneer een amendement is ingediend, kan dit voor een ander raadslid aanleiding zijn, op dit amendement nog weer een wijziging voor te stellen, het subamendement. Een (sub)amendement kan ingediend worden op een voorgesteld besluit, dat aanhangig is. De beraadslaging over het (sub)amendement vindt plaats in ten hoogste twee termijnen. Indien (in uitzonderlijke situaties) een ingediend amendement verdere beraadslaging noodzakelijk maakt, kan de raad besluiten tot een derde termijn (artikel 23).

Artikel 35 Moties

  • -

    Een motie is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politieke, procedurele aard) of het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen.

  • -

    Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Daarom zijn burgemeester en wethouders formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door het college leiden tot een vertrouwensbreuk tussen raad en college en hieruit kan het college dan zijn consequentie trekken.

  • -

    Over de besluitvormingsprocedure voor een motie wordt opgemerkt, dat over een motie een apart besluit wordt genomen. Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp geldt, dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp, waarop de motie betrekking heeft.

  • -

    Een besluit over een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt aan het einde van de vergadering plaats. Dergelijke moties benaderen de in artikel 37 geregelde initiatiefvoorstellen. Dualisering gaat uit van versterking van de vertegenwoordigende en controlerende functie van de raad. Ook individuele raadsleden en kleine fracties beschikken daarom over adequate instrumenten. Het raadslid heeft zonder belemmeringen (zoals drempelsteun) toegang tot het gebruik daarvan. De mogelijkheid om zonder drempelsteun een motie in te dienen staat dan ook ten dienste van een effectieve uitoefening van de kaderstelling en controle door de raad.

  • -

    In de Gemeentewet wordt één specifieke motie uitgewerkt (artikel 49). Dit betreft de motie van wantrouwen waarbij de raad aangeeft het vertrouwen in een wethouder te hebben verloren. Het is een wethouder niet toegestaan om na een aangenomen motie van wantrouwen aan te blijven. Indien hij zelf niet opstapt, kan de raad de wethouder ontslaan.

Artikel 36 Voorstellen van orde

De voorzitter legt aan de raad ter beslissing voor of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door de raad. Bij staken van stemmen is het voorstel niet aangenomen, (artikel 32, vierde lid, van de Gemeentewet is hierop niet van toepassing). Indien het gaat om een niet geagendeerd voorstel, dient de procedure van een initiatiefvoorstel gevolgd te worden (artikel 37).

Artikel 37 Initiatiefvoorstellen

  • -

    Het is de taak van burgemeester en wethouders aan de raad de nodige voorstellen te doen. Maar raadsleden kunnen ook zelf een voorstel voor een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing doen. Hiervoor is het recht van initiatief toegekend.

  • -

    De Gemeentewet maakt onderscheid tussen initiatiefvoorstellen voor verordeningen en overige initiatiefvoorstellen. Ieder raadslid kan een initiatiefvoorstel voor een verordening indienen. Een dergelijk voorstel moet aanhangig worden gemaakt door het schriftelijk en ondertekend aan de voorzitter te zenden (art. 147a, eerste lid). De verdere wijze van behandeling moet de raad zelf regelen.

  • -

    Ook dit initiatiefrecht komt toe aan individuele raadsleden, hetgeen inhoudt dat geen drempels mogen worden opgeworpen. Wel kan de raad voorzien in een zekere inhoudelijke toets. Daarbij kan worden gedacht aan het beantwoorden van de vraag of het voorstel wel de uitoefening van een raadsbevoegdheid betreft(en niet een collegebevoegdheid).

Artikel 38 Collegevoorstel

  • -

    Dit artikel heeft betrekking op het agenderingsrecht van de raad. De raad is de enige die een voorstel voor een verordening of een ander voorstel kan agenderen, dat het college heeft voorbereid. Als het college het voorstel heeft voorbereid, betekent dit niet dat het college het door hen voorbereide voorstel kan intrekken indien het college van oordeel is dat verdere behandeling van het voorstel niet wenselijk is. De raad moet hier toestemming voor geven.

  • -

    Indien de raad van oordeel is dat een voorstel voor een verordening of een ander voorstel niet voldoende is voorbereid, kan de raad het voorstel voor een verordening of een ander voorstel op grond van het tweede lid nogmaals voor advies aan het college zenden. De raad kan het college bijvoorbeeld verzoeken het voorstel voor een verordening of ander voorstel nader te onderbouwen. De agendacommissie bepaalt echter wanneer het voorstel voor een verordening of ander voorstel, dat door het college verder voorbereid is, opnieuw behandeld wordt.

Artikel 39 Interpellatie

Dit artikel stelt nadere regels aan artikel 155 van de Gemeentewet. Het interpellatierecht ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht. Het gaat om een recht van een volksvertegenwoordiger om tijdens een vergadering over een niet-geagendeerd onderwerp inlichtingen aan het college of de burgemeester te vragen. Daarvoor is verlof van de raad voor nodig.

Artikel 40 Schriftelijke vragen

  • -

    Het vragenrecht geeft aan de leden van de raad het recht informatie te vragen over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van het college of de burgemeester behoren. Het karakter van deze vragen is primair van informatieve strekking.

  • -

    Op grond van deze bepaling kan een raadslid schriftelijke vragen stellen aan het college of de burgemeester, al naar gelang wie verantwoordelijk is. De verantwoordelijke portefeuillehouder dient de vragensteller gemotiveerd in kennis te stellen, indien de beantwoording niet binnen de gestelde termijnen kan plaatsvinden.

  • -

    In de hier aangegeven procedure wordt de vragensteller in de gelegenheid gesteld nadere inlichtingen over het antwoord te vragen aan degene die het antwoord heeft gegeven. Indien de vragensteller van mening is dat de beantwoording van de vragen tot een besluit van de raad moet leiden, kan hij het recht van initiatief of het interpellatierecht benutten om het onderwerp of het voorstel op de agenda van de raad te krijgen.

Artikel 41 Vragen

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 42 Inlichtingen

  • -

    Dit artikel is een uitwerking van de verantwoordingsplicht van het college (art. 169 Gemeentewet) en de burgemeester (art. 180). Deze artikelen bepalen dat de leden van het college tezamen, ieder afzonderlijk én de burgemeester de door een of meer leden van de raad mondeling of schriftelijk gevraagde inlichtingen geven, waarvan het verstrekken niet in strijd is met het openbaar belang.

  • -

    De Memorie van Toelichting stelt dat het recht op inlichtingen alle vormen omvat waarin inlichtingen kunnen worden gevraagd. Het kan variëren van het stellen van mondelinge of schriftelijke vragen tot het houden van een interpellatie. In het reglement van orde moet de raad nadere regels geven omtrent de wijze waarop dit recht kan worden uitgeoefend. De keuze voor het mondeling of schriftelijk verstrekken van de inlichtingen wordt gelegd bij de verstrekker. Dat mag dus in het Reglement van Orde niet worden beperkt. Het verschil met de vragen van artikel 40 is dat met die vragen informatieverstrekking wordt beoogd, terwijl de vragen van artikel 42 worden gesteld in het kader van de verantwoordingsplicht van het college, het collegelid, dan wel de burgemeester.

Hoofdstuk 5 Lidmaatschap van andere organisaties

Artikel 43 Verslag; verantwoording

  • -

    Leden van de raad of het college die lid zijn van een algemeen bestuur van een gemeenschappelijke regeling, verrichten aldaar hun taak zowel als leden van dat bestuur en als vertegenwoordiger van en in naam van de gemeente. Voor de wijze, waarop zij in het bestuur van de gemeenschappelijke regeling functioneren, zijn zij verantwoording verschuldigd aan de raad, die hen heeft aangewezen.

  • -

    Ook de gemeenschappelijke regeling dient over deze verantwoordingsplicht en over de informatieverstrekking aan de raad bepalingen te bevatten.

  • -

    In het eerste lid van dit artikel is een regeling getroffen voor mondelinge verslaglegging.

  • -

    In het tweede lid wordt de mogelijkheid tot het stellen van schriftelijke vragen aangegeven, overeenkomstig de regels, daarvoor gesteld in artikel 40.

  • -

    Het derde lid bevat de procedure voor de ter verantwoording roeping, die aansluit bij de regels voor inlichtingen.

Hoofdstuk 6 Besloten vergaderingen

Artikel 44 Besloten vergadering

  • -

    De raad dient uitdrukkelijk te besluiten om ‘met gesloten deuren te vergaderen’. Het vooraf uitschrijven van een besloten vergadering is derhalve niet mogelijk (zie artikel 23 Gemeentewet).

  • -

    Het aantal aanwezige ambtenaren dient zoveel mogelijk te worden beperkt. De raad kan op voorstel van de voorzitter toestaan dat zowel van de zijde van de raad als van de zijde van het college ten hoogste twee direct betrokken adviseurs aanwezig zijn.

  • -

    Ingevolge artikel 24 Gemeentewet kan in een besloten vergadering niet worden beraadslaagd of besloten over:

    • a.

      de toelating van nieuw benoemde leden;

    • b.

      de vaststelling en wijziging van de begroting en de vaststelling van de jaarrekening;

    • c.

      de invoering, wijziging en afschaffing van gemeentelijke belastingen, en

    • d.

      de benoeming en het ontslag van wethouders.

Artikel 45 Geheimhouding

Hetgeen besproken wordt in een besloten vergadering, valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 25 van de Gemeentewet nodig.

Artikel 46 Opheffing geheimhouding

In de aangehaalde artikelen wordt aan de raad de mogelijkheid geboden de geheimhouding van stukken op te heffen; ook stukken die niet per se aan hem behoeven te zijn overgelegd. Het kan dus (zie bij voorbeeld artikel 86, tweede lid, van de Gemeentewet) gaan om de situatie dat de burgemeester geheimhouding heeft opgelegd ten aanzien van stukken die hij aan de raadscommissie heeft overlegd. De raadscommissie kan dan aan de raad verzoeken de geheimhouding op te heffen (indien de burgemeester daar niet toe bereid is).

Artikel 47 Besluitenlijst

De artikel behoeft geen toelichting.

Hoofdstuk 7 Toehoorders en pers

Artikel 48 Toehoorders en pers

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 49 Geluid- en beeldregistraties

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 50 Verbod gebruik mobiele telefoons

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

Artikel 51 Uitleg reglement

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 52 Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen toelichting.