Organisatie | Ridderkerk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ridderkerk houdende regels omtrent de garantstellingen en leningen (Nota Garantstellingen en Leningen Gemeente Ridderkerk 2021) |
Citeertitel | Nota Garantstellingen en Leningen Gemeente Ridderkerk 2021 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-06-2021 | nieuwe regeling | 08-06-2021 |
Garantstelling is een bruikbaar (financieel) beleidsinstrument waarmee publieke initiatieven in de gemeente Ridderkerk kunnen worden geïmplementeerd en/of gerealiseerd. De gemeente ondersteunt een instelling of organisatie bij het aantrekken van een lening door op te treden als garantsteller voor de geldverstrekker. Daarmee ondersteunen wij als gemeente indirect het realiseren van maatschappelijke doelen.
We toetsen aanvragen veelal aan de hand van de eerdere opgedane ervaringen en werkwijzen. Een garantstelling kent echter financiële risico’s voor de gemeente en heeft invloed op het risicoprofiel en de benodigde weerstandscapaciteit en weerstandsratio. Bij het besluit over een garantstellingsverzoek dient daarom een (integrale) afweging te worden gemaakt tussen de publieke taak en de financiële risico’s.
In deze nota leggen we deze spelregels en beleidskaders rondom garantstellingen vast. Hiermee geven we de handvatten voor de besluitvorming door het formuleren van criteria en voorwaarden, beperken we de risico’s en maken deze risico’s meer inzichtelijk.
In hoofdstuk 2 gaan we in de op de financieringsinstrumenten garantstelling en het verstrekken van geldleningen. Hoofdstuk 3 beschrijft de kaders, zowel uit wettelijk als uit beleidsmatig perspectief. Hoofdstuk 4 geeft inzicht in de criteria en voorwaarden waaraan we een verzoek toetsen en beschrijven we de relatie met risicobeheersende maatregelen.
Hoofdstuk 2. Financieringsinstrumenten
Een gemeente kent verschillende mogelijkheden om publieke maatschappelijke initiatieven te ondersteunen. In deze nota gaan wij alleen in op de financieringsinstrumenten garantstelling en geldlening. Voor de kaders omtrent het toekennen van subsidies en giften verwijzen wij u graag naar de vigerende subsidieverordening.
Bij een garantstelling staat een derde partij garant voor een lening. Deze lening wordt aangegaan door een externe partij voor de financiering van duurzame investeringen, zoals gebouwen. De bank kan bij het verstrekken van een lening als eis stellen dat een concreet genoemde derde partij zich onherroepelijk garant stelt voor tijdige betaling van rente, aflossing en eventueel ook boetes, ingeval van wanbetaling door de partij die de lening is aangegaan. In dat geval moet de garantsteller betalen.
De geldverstrekker loopt minder risico, waardoor de verschuldigde rentevergoeding over het algemeen lager is dan in een situatie zonder garantstelling.
Bij leningen aan maatschappelijke partijen vraagt de geldverstrekker vaak de gemeente of een waarborgfonds om garant te staan. De garantsteller accepteer daarmee het risico. Deze risico’s spelen een rol in de bepaling van de weerstandscapaciteit en worden expliciet benoemd in de gemeentelijke jaarrekening en begroting.
In het Burgerlijk Wetboek wordt een garantstelling officieel ‘borgtocht’ genoemd. In deze nota hanteren we de term garantstelling ook voor borgtocht.
Het uitgangspunt is dat we in beginsel geen leningen verstrekken aan derden. De gemeente moet doorgaans zelf geld aantrekken om de lening te kunnen financieren, wat een negatief effect heeft op de financiële positie en de verplichte kengetallen, zoals solvabiliteitsratio en netto-schuldquote. De gemeente is bovendien geen financiële instelling en het als zodanig optreden behoort niet tot de publieke taken.
Met een garantstelling bereiken we feitelijk hetzelfde doel zonder dit negatieve effect op genoemde kengetallen, uitgezonderd de weerstandscapaciteit. De derde partij gaat de lening rechtstreeks aan bij de geldverstrekker met de gemeente als zekerheid.
Het besluit om, bij uitzondering, toch een lening te verstrekken, dient bij elk afzonderlijk verzoek zorgvuldig te worden afgewogen. De in deze nota opgenomen beleidskaders kunnen daartoe als richtsnoer dienen.
We participeren als gemeente in het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten (SVn). SVn biedt financieringsoplossingen die maatschappelijke waarde creëren in samenwerking met gemeenten en andere overheden en beheert een aantal fondsen. Uit deze revolverende fondsen worden financieringen verstrekt die onze deelnemers en partners gebruiken om hun beleidsdoelen te realiseren.
In dit hoofdstuk behandelen we de wettelijke en beleidsmatige kaders die betrekking hebben op deze nota.
De wettelijke kaders zijn in de basis vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek en de Gemeentewet. In het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV), de Wet Financiering decentrale overheden (Fido) en de artikelen met betrekking tot het staatsteunbegrip in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) zijn aanvullende kaders en regelgeving opgenomen. Daarnaast is er een relatie met de Financiële verordening en het Treasurystatuut van de gemeente Ridderkerk.
Op grond van artikel 160 lid 1 van de Gemeentewet is het college bevoegd te besluiten over privaatrechtelijke rechtshandelingen. Tot die categorie behoren ook de besluiten met betrekking tot garantstellingen en leningen.
In aanvulling daarop staat in artikel 169 (lid 1 t/m 3) dat het college verantwoording aflegt aan de raad over het gevoerde bestuur, alle inlichtingen verstrekt die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft en mondeling of schriftelijk de (door een of meer raadsleden) gevraagde inlichtingen geeft, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang.
De Gemeentewet heeft daarmee de beslissingsbevoegdheid over garantstellingen en leningen primair bij het college gelegd. Conform artikel 5 lid 5 van het treasurystatuut neemt het college geen besluit indien dit mogelijk ingrijpende gevolgen voor de gemeente heeft. In dat geval wordt de raad in de gelegenheid gesteld zijn wensen en bedenkingen kenbaar te maken. In alle andere gevallen beslist het college zelfstandig en informeert de raad over de afgegeven garantstellingen via de documenten in de Planning & Control-cyclus.
Het college beslist daarnaast zelfstandig bij garantstellingen (en leningen) welke verstrekt worden uit hoofde van de uitvoering van (wettelijke) taken als de participatiewet, de wet gemeentelijke schuldhulpverlening, garantstellingen verstrekt door de kredietbank en leningen via het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten. De genoemde beleidskaders in paragraaf 3.4 en de criteria in hoofdstuk 4 zijn voor deze vormen van garantstellingen en leningen niet van toepassing.
3.3 Aanvullende wettelijke kaders en regelgeving
Naast de Gemeentewet kennen we de volgende aanvullende wettelijke kaders en regelgeving:
Op grond van het BBV dient de gemeente in de jaarrekening een overzicht en een specificatie van de verstrekte garantstellingen op te nemen. In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing zijn de risico’s op de garantstellingen meegewogen bij de vaststelling van de benodigde weerstandscapaciteit, zowel in de begroting als in de jaarrekening;
In het Treasurystatuut zijn generieke uitgangspunten ten aanzien van het verstrekken van garanties (en leningen) geformuleerd, waaronder verstrekking van zekerheden, jaarlijkse toetsing en het informeren van de raad. Daarin is ook een link gelegd naar de Financiële verordening. Deze uitgangspunten zijn in beide documenten niet verder uitgewerkt. In deze nota gaan wij dieper op deze uitgangspunten en toetsingskaders in.
Met behulp van de hierboven geschetste wet- en regelgeving stellen we de volgende beleidskaders voor het verstrekken van garantstellingen vast.
1.Bij een garantstelling staat het publiek belang voor de gemeente Ridderkerk centraal
Het ontbreken van een winstoogmerk (bij rechtsvormen als stichtingen en verenigingen) kan een indicatie zijn dat de aanvrager een publiek belang dient. Daarmee wordt echter onvoldoende aangetoond dat er sprake is van een publieke taak of lokaal belang voor de gemeente Ridderkerk.
Er is geen algemeen geldende definitie of eenduidige omschrijving van “het publiek belang” te geven. De Wetenschappelijke Raad van het Regeringsbeleid hanteert de volgende definitie: “Er is eerst sprake van een publiek belang indien de overheid zich de behartiging van een maatschappelijke belang aantrekt op grond van de overtuiging dat dit belang anders niet goed tot zijn recht komt”.
Daarbij hanteren wij in ieder geval als richtlijn dat er slechts sprake is van een publiek belang als het verzoek past binnen de gemeentelijke beleidsdoelen in de programmabegroting en de investering, waarvoor een verzoek wordt ingediend, fysiek in, of ten gunste van, de gemeente Ridderkerk wordt gerealiseerd.
2.Alleen investeringen in duurzame kapitaalgoederen, bij voorkeur maatschappelijk vastgoed, komen in aanmerking
In principe komen alleen investeringen in maatschappelijk vastgoed in aanmerking. Voorbeelden van maatschappelijk vastgoed zijn: scholen, culturele centra, theaters, sportaccommodaties, gezondheidscentra, buurthuizen e.d. De gemeente wil als zekerheid recht van eerste hypotheek kunnen vestigen op het onroerend goed.
Om initiatieven en investeringen in bijvoorbeeld verduurzaming, klimaatadaptatie of warmtetransitie niet per definitie uit te sluiten, maken wij een uitzondering voor investeringen in duurzame kapitaalgoederen waarin deze thema’s centraal staan, zoals zonneparken, warmtepompen of zonnepanelen, mits deze het publieke belang dienen zoals genoemd in het eerste kader. Ook voor deze investeringen geldt dat een vorm van zekerheid dient te worden verstrekt door de garantnemer.
Garantstelling wordt niet verleend als er sprake is van financiering van inventarissen of (achterstallig) onderhoud.
3.Een rentevoordeel is onvoldoende reden voor verstrekking van een garantie
De geldverstrekker loopt minder risico bij een garantstelling door een gemeente waardoor de verschuldigde rentevergoeding doorgaans lager is. Dit mogelijke rentevoordeel voor de leningnemer is echter geen doorslaggevend argument om een garantstelling te verlenen.
4.We vermijden ongeoorloofde staatssteun
Aan ondernemingen met een winstoogmerk verlenen we geen garanties.
5.De publieke taken zijn zonder garantstelling niet te realiseren
Hiervan is sprake als er voor de aanvrager geen andere financieringsmogelijkheden bestaan en er buiten de garantstelling geen andere mogelijkheden zijn om het betreffende initiatief te ondersteunen. Eerst dient zelfwerkzaamheid, eigen middelen, subsidiegelden en middelen van sponsoren, etc., door de aanvrager te worden benut.
6.Als de lening volledig kan worden ondergebracht bij een waarborgfonds wordt geen (directe) gemeentelijke garantstelling afgegeven.
De garantsteller is in dit geval het waarborgfonds, niet de gemeente. De gemeente fungeert als achtervang en loopt een beperkt risico. Voorbeelden van waarborgfondsen zijn Stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) en Stichting Waarborgfonds Sport (SWS)
7.De (financiële) situatie en prognose van de aanvrager zijn gedegen en duurzaam
De financiële situatie en vermogenspositie van de organisatie zijn zodanig dat deze, meerjarig, verantwoord kan functioneren en kan voldoen aan haar verplichtingen. Daarbij kijken we niet alleen naar de korte termijn; de verplichtingen zijn immers langdurig van aard.
Aan de hand van de balans, de exploitatie en de meerjarenraming maken we een inschatting of de organisatie blijvend kan voldoen aan de rente- en aflossingsverplichting. Daarbij spelen kengetallen als solvabiliteit en liquiditeit een belangrijke rol.
We kijken ook naar de duurzaamheid en capaciteit van de aanvrager. Hoe lang is de organisatie al actief; hoe groot is de organisatie (medewerkers of leden); is de organisatie in staat de maatschappelijke doelen uit te voeren.
8.Bij de afweging betrekken wij het risico
Een garantstelling is van invloed op het risicoprofiel van de gemeente. Bij de afweging van elk verzoek betrekken we derhalve het risico van het verzoek om garantstelling.
Als ondergrens hanteren we een bedrag van € 25.000.
Indien het besluit ingrijpende gevolgen voor de gemeente heeft, stellen wij de raad in de gelegenheid wensen of bedenkingen kenbaar te maken.
Hoofdstuk 4. Beoordeling van de aanvraag en beheer
In de beoordeling van de aanvraag staan zorgvuldigheid en een uniforme werkwijze centraal. Ook bij vooroverleg over een mogelijke garantstelling dienen de beleidskaders het uitgangspunt te zijn. Hiermee voorkomen we willekeur en doen we op voorhand geen toezeggingen welke we misschien niet na kunnen komen.
Het verzoek om een gemeentelijke garantstelling en lening wordt alleen in behandeling genomen na het indienen van een schriftelijke aanvraag, gericht aan het college van Ridderkerk, met de daarbij behorende documenten. Hieronder geven wij aan welke informatie door de aanvrager verstrekt moet worden en welke voorwaarden we vastleggen bij een beslissing.
4.2 Benodigde informatie bij aanvraag
Bij het indienen van een aanvraag zijn minstens de volgende documenten bijgevoegd door de aanvrager:
Deze lijst is niet limitatief. Al naar gelang de aard en grootte van de aanvraag kunnen stukken niet van toepassing zijn of juist extra stukken worden opgevraagd, zoals een taxatierapport bij aankoop van een bestaande accommodatie.
De beoordeling vindt plaats op drie terreinen: inhoudelijk, financieel en risicobeheersing.
De beleidsmedewerker van het team of organisatieonderdeel dat verantwoordelijk is voor het beleidsterrein waarop de aanvraag betrekking heeft, beoordeelt de aanvraag inhoudelijk op (in ieder geval) de volgende punten:
De financieel adviseur van het organisatieonderdeel waarop de aanvraag betrekking heeft, beoordeelt de aanvraag financieel op (in ieder geval) de volgende punten:
De gemeentecontroller beoordeelt de mogelijke risico’s van de aanvraag en bepaalt daarbij in ieder geval:
4.4 Advies aan het college en besluitvorming
Na de beoordelingen stelt de beleidsmedewerker van de betreffende afdeling een collegevoorstel op. Dit advies kent in principe slechts twee mogelijke uitkomsten: Positief of negatief.
In het advies zijn de bevindingen van de financieel adviseur en de gemeentecontroller opgenomen. Zodoende dient, alvorens het collegevoorstel wordt geagendeerd, onderlinge afstemming over de inhoud van het advies tussen de drie betrokken medewerkers te hebben plaatsgevonden.
Bij het besluit over te gaan tot het verstrekken van een garantstelling worden de bij de beoordeling betrokken medewerkers en de treasurer op de hoogte gebracht. Hierna vindt de formele afwikkeling in de vorm van afspraken en overeenkomsten plaats.
4.5 Aanvullende voorwaarden na positieve beslissing
Een positieve beslissing op het verzoek gaat gepaard met aanvullende voorwaarden welke worden opgenomen in een overeenkomst met de aanvrager. Enkele van deze aanvullende voorwaarden zijn:
Deze lijst is niet limitatief. Al naar gelang de aard en grootte van de aanvraag kunnen extra voorwaarden worden gesteld of juist niet van toepassing zijn.
4.6 Maatregelen en informatie ten behoeve van monitoring, en beheersing van de risico’s
De hieronder genoemde maatregelen gelden in eerste aanleg alleen voor garantstellingen waarover is besloten na vaststelling van deze nota. Voor de reeds lopende garantstellingen streven we er wel naar zoveel mogelijk dezelfde werkwijze in te stellen.
Om de risico’s voor de gemeente inzichtelijk te houden gedurende de looptijd van de garantstelling, nemen we extra maatregelen. Hoewel garantstellingen meestal onherroepelijk van aard zijn en de risico’s nooit volledig zijn uit te sluiten, helpen deze maatregelen in de monitoring hiervan en houden we een actueel beeld. Het verzamelen en beoordelen van de gevraagde informatie komt tot stand in hetzelfde team als waar de beoordeling van de aanvraag heeft plaatsgevonden; de betrokken beleidsmedewerker en financieel adviseur en de gemeentecontroller.
De maatregelen en gevraagde informatie omvatten in ieder geval:
Het college is bevoegd gedurende de looptijd van de gemeentelijke garantstelling, (financiële) informatie op te vragen bij de organisatie, en aanwijzingen te geven omtrent inhoudelijke en financiële zaken om de gemeentelijke risico’s van de garantstelling te beperken. De geldnemer is verplicht deze aanwijzingen op te volgen en passende maatregelen te nemen;
Als een waarborgfonds, zoals het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) of de Stichting Waarborgfonds Sport (SWS), (mede) optreedt als garantsteller naast de gemeente maken we zoveel mogelijk gebruik van de rapportages die deze fondsen opstellen en betrekken deze informatie bij onze monitoring en beheersing van de risico’s.