Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Dongen

VERORDENING JEUGDHULP GEMEENTE DONGEN 2021

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDongen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVERORDENING JEUGDHULP GEMEENTE DONGEN 2021
Citeertitel
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 2.9 van de Jeugdwet
  2. artikel 2.10 van de Jeugdwet
  3. artikel 2.12 van de Jeugdwet
  4. artikel 8.1.1 van de Jeugdwet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

19-06-2021nieuwe regeling

25-03-2021

gmb-2021-193619

Tekst van de regeling

Intitulé

VERORDENING JEUGDHULP GEMEENTE DONGEN 2021

De raad van de gemeente Dongen;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1 vierde lid van de Jeugdwet;

Overwegende dat:

  • 1.

    de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente heeft belegd;

  • 2.

    het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt;

  • 3.

    het noodzakelijk is om regels vast te stellen over:

    • a.

      de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen;

    • b.

      de voorwaarden voor toekenning, de wijze van beoordeling van en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening;

    • c.

      de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen;

    • d.

      de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld;

    • e.

      de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget, alsmede misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet;

    • f.

      de waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan;

overwegende dat het voorts wenselijk is te bepalen onder welke voorwaarden degene aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot diens sociale netwerk;

besluit vast te stellen de Verordening jeugdhulp gemeente Dongen 2021.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • 1.

    andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;

  • 2.

    formele hulp: jeugdhulp die wordt geboden door een professional, niet zijnde een persoon uit het sociaal netwerk van de jeugdige en/of ouder(s).

  • 3.

    gebruikelijke zorg: gebruikelijke zorg is de normale, dagelijkse hulp die ouders, inwonende kinderen en/of andere huisgenoten vanuit eigen kracht geacht worden elkaar onderling te bieden. Voor jeugdigen geldt dat ouders de tot hun gezin behorende minderjarige kinderen behoren te verzorgen, op te voeden en toezicht aan hen te bieden, ook al is er sprake van een jeugdige met een ziekte, aandoening of beperking.

  • 4.

    hulpvraag: behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan hulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet;

  • 5.

    individuele voorziening: op de jeugdige of zijn ouders toegesneden voorziening als bedoeld in artikel 3;

  • 6.

    Informele hulp: jeugdhulp die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep, maar door volwassenen behorend tot het sociale netwerk van het kind of de jongere.

  • 7.

    overige voorziening: overige voorziening als bedoeld in artikel 2 ;

  • 8.

    pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;

  • 9.

    wet: Jeugdwet.

Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Besluit Jeugdwet, de Algemene wet bestuursrecht en de Algemene verordening gegevensbescherming.

Hoofdstuk 2 Vormen van jeugdhulp

Artikel 2. Overige voorzieningen

De volgende overige voorzieningen zijn algemeen toegankelijk:

  • a.

    advies en informatie, mede ten behoeve van de mogelijke toegang tot individuele voorzieningen;

  • b.

    enkelvoudige, ambulante opgroei- en opvoedondersteuning anders dan specialistische ondersteuning;

  • c.

    overige voorzieningen geboden door Veilig Thuis (advies, hulp en ondersteuning rond huiselijk geweld, kindermishandeling, ouderenmishandeling en seksueel geweld).

Artikel 3. Individuele voorzieningen

  • 1.

    De volgende individuele voorzieningen zijn beschikbaar:

  • a.

    zonder verblijf:

    • 1.

      persoonlijke verzorging;

    • 2.

      begeleiding;

    • 3.

      specialistische ambulante jeugdhulp (inclusief eerste en tweedelijns psychologische hulp/specialistische jeugd-geestelijke gezondheidszorg);

    • 4.

      onderzoek en diagnostiek;

    • 5.

      vervoer van en naar de locatie waar de jeugdhulp wordt geboden.

  • b.

    met verblijf:

    • a.

      pleegzorg;

    • b.

      gezinsgericht;

    • c.

      residentieel (specialistische jeugd-geestelijke gezondheidszorg, zorg voor licht verstandelijk beperkten en jeugd- en opvoedhulp);

    • d.

      gesloten jeugdzorg;

    • e.

      bovenregionale gespecialiseerde voorzieningen;

    • f.

      landelijke gespecialiseerde voorzieningen;

    • g.

      vervoer van en naar de locatie waar de jeugdhulp wordt geboden.

    • 6.

      De jeugdige kan gebruik maken van voorzieningen in natura en indien de jeugdige dit wenst en hiervoor in aanmerking komt, van jeugdhulp middels een pgb zoals genoemd in artikel 10.

    • 7.

      Het college kan nadere regels stellen over de afweging voor welke voorziening zoals genoemd in dit artikel de jeugdhulp wordt toegewezen.

Artikel 4. Vaststellen beschikbare overige en individuele voorzieningen

Het college stelt bij nadere regels vast welke overige en individuele voorzieningen, op basis van artikel 2 en 3, beschikbaar zijn.

Artikel 5. Voorwaarden individuele voorziening jeugdhulp

  • 1.

    Het college verstrekt jeugdhulp die toereikend is voor het bereiken van het afgesproken resultaat.

  • 2.

    Het college kent een individuele voorziening toe voor zover is vastgesteld dat de jeugdige/ouders:

    • a.

      op eigen kracht of met zijn ouders of andere personen uit de naaste omgeving geen oplossing voor zijn hulpvraag kan vinden;

    • b.

      geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een overige voorziening;

    • c.

      geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een andere voorziening.

  • 3.

    Het college kan besluiten vervoer aan een jeugdige toe te kennen van en naar de locatie waar de jeugdhulp wordt geboden:

    • a.

      als dit medisch gezien noodzakelijk is of;

    • b.

      als er beperkingen in de zelfredzaamheid zijn.

    • c.

      Indien er sprake is van een situatie onder a. of b. moet ook aangetoond worden dat ouder(s) of het sociale netwerk niet in staat zijn de jeugdige te vervoeren.

    • d.

      Een jeugdige kan alleen aanspraak maken op een vervoersvoorziening als hier niet reeds in het jeugdhulpvoorziening is voorzien.

  • 4.

    Het college kan nadere regels opstellen ten aanzien van het vervoer zoals genoemd bij lid 3.

  • 5.

    De jeugdhulpvoorziening dient te worden uitgevoerd door een in Nederland gevestigde jeugdhulpaanbieder.

Hoofdstuk 3 Toegang

Artikel 6. Toegang jeugdhulp via de gemeente

  • 1.

    Jeugdigen en/of ouders kunnen een hulpvraag melden bij het college.

  • 2.

    Jeugdigen en/of ouders kunnen zich rechtstreeks wenden tot een overige voorziening (algemeen toegankelijk) zonder toestemming van het college.

  • 3.

    In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk doch binnen 2 weken een passende tijdelijke voorziening of vraagt het college een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp aan.

Artikel 7. Toegang jeugdhulp via het medisch domein

  • 1.

    Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts naar een gecontracteerde jeugdhulpaanbieder, als en voor zover genoemde jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is.

  • 2.

    Ter waarborging van een deskundige toeleiding naar, advisering over, bepaling van en het inzetten van de aangewezen voorziening door een aanbieder, kan het college bij een aanvraag door een aanbieder als bedoeld in dit artikel op basis van signalen of steekproefsgewijs een toets uitvoeren.

  • 3.

    De aanbieder is bij de bepaling van de voorziening, vorm, voorwaarden en looptijd van de jeugdhulp gebonden aan het oordeel van het college op grond van de toets genoemd in het vorige lid.

  • 4.

    Als de jeugdige of zijn ouders hierom verzoeken, legt het college de te verlenen individuele voorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking als bedoeld in artikel 9

Hoofdstuk 4 Procedure toegang jeugdhulp via de gemeente

Artikel 8. Algemeen

  • 1.

    Het college kent een individuele voorziening toe door middel van een besluit met een bepaalde geldigheidsduur, dat toegang geeft tot specialistische jeugdhulp.

  • 2.

    In situaties waar onmiddellijke uitvoering geboden is, kan afgeweken worden van het gestelde in het eerste lid. Het besluit dient echter ook in die gevallen zo snel mogelijk, maar uiterlijk binnen vier weken na de start van de hulp, verkregen te worden.

  • 3.

    Het college stelt bij nadere regeling de procedure vast voor de gemeentelijke toegang tot jeugdhulp, de wijze van beoordeling en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening. Het college geeft daarbij aan op welke wijze hij jeugdigen en ouders informeert over de mogelijkheid en het belang om in bepaalde gevallen een beroep op jeugdhulp te doen.

Artikel 9. Inhoud beschikking

  • 1.

    Het college legt de te verlenen individuele voorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking.

  • 2.

    In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

  • 3.

    Bij het verstrekken van een individuele voorziening worden in de beschikking ook de met de jeugdige of zijn ouders gemaakte afspraken vastgelegd. Hiervoor wordt verwezen naar het plan van aanpak of het ondersteuningsplan van de zorgaanbieder.

Artikel 10. Regels voor pgb (persoonsgebonden budget)

  • 1.

    De volgende voorwaarden zijn van toepassing op de berekening en de hoogte van het pgb:

    • a.

      Om in aanmerking te komen voor een pgb is een budgetplan dat door jeugdige en/of zijn ouders is opgesteld, verplicht.

    • b.

      De hoogte van het pgb is toereikend om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede jeugdhulp in te kopen.

    • c.

      De hoogte van het pgb bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopste adequate individuele voorziening in natura.

    • d.

      Het college houdt bij de vaststelling van de hoogte van het pgb rekening met het feit of er sprake is van formele hulp of informele hulp.

    • e.

      Bij de differentiatie van tarieven zoals genoemd in het vierde lid, sub d wordt onderscheid gemaakt tussen geregistreerde jeugdhulpaanbieders en zzp'ers die aan de kwaliteitseisen voldoen enerzijds en informele zorgverleners anderzijds

    • f.

      Voor de inzet van formele zorgverleners wordt maximaal 90% van de hoogte van de goedkoopste individuele voorziening in natura toegekend;

    • g.

      Van sub f kan worden afgeweken als in het individuele geval blijkt dat de hoogte van het pgb-tarief niet voldoet aan het gestelde in sub b;

    • h.

      In nadere regels worden de uurtarieven afgeleid van de geldende arrangementstarieven.

  • 2.

    Jaarlijks per 1 januari vindt indexering plaats van de tarieven. De indexering bedraagt hetzelfde percentage als de indexering van de tarieven zorg in natura, die wordt gebruikt voor de inkoop van jeugdhulp.

  • 3.

    De persoon aan wie een pgb wordt verstrekt, kan de jeugdhulp onder de volgende voorwaarden betrekken van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk (informele zorg):

    • a.

      dat deze persoon maximaal het op grond van de Wet langdurige zorg geldende pgb-uurtarief voor hulp van niet-professionale zorgverleners krijgt betaald voor zijn diensten;

    • b.

      dat deze persoon heeft aangegeven dat de belanghebbende voor hem niet tot overbelasting leidt.

  • 4.

    Indien de jeugdhulp geboden wordt door een bloed- of aanverwant in de eerste of tweede graad van de budgethouder, is altijd sprake van informele hulp.

  • 5.

    Het college kan een pgb weigeren indien aan de jeugdige en/of zijn ouders in de afgelopen jaren, voorafgaand aan de datum van het gesprek, een pgb is verleend en waarbij door de jeugdige of zijn ouders niet is voldaan aan de voorwaarden van het pgb.

  • 6.

    De volgende kosten zijn uitgesloten voor vergoeding vanuit een pgb:

    • a.

      kosten voor bemiddeling;

    • b.

      kosten voor tussenpersonen of belangenbehartigers;

    • c.

      kosten voor het voeren van een pgb-administratie;

    • d.

      kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheren van een pgb.

  • 7.

    Om de afspraken tussen jeugdhulpaanbieder en de jeugdige en/of ouders vast te leggen wordt verplicht gebruik gemaakt van de formats van de Sociale Verzekeringsbank (SVB).

  • 8.

    Het college kan al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van pgb's onderzoeken vanuit het oogpunt van kwaliteit, rechtmatigheid en doelmatigheid.

  • 9.

    Het college kan nadere regels omtrent pgb vaststellen.

Artikel 11. Advisering

  • 1.

    Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor het onderzoek, advies te vragen aan een adviesinstantie indien het college noodzakelijk acht.

  • 2.

    Indien het college voornemens is om advies in te winnen als bedoeld in lid 1 wordt de cliënt hier van op de hoogte gebracht.

Hoofdstuk 5 Toezicht en handhaving

Artikel 12. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

  • 1.

    Op dit artikel zijn de terugvorderingsbepalingen zoals geldend in de gemeente Dongen op grond van de Participatiewet van toepassing.

  • 2.

    Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen 6 maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 3.

    Het college kan uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van pgb’s onderzoeken.

Artikel 13. Bestrijding oneigenlijk gebruik, misbruik en niet-gebruik

  • 1.

    Het college informeert jeugdigen en ouders in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten, die aan het ontvangen van een jeugdhulpvoorziening zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

  • 2.

    Het college kan een toezichthouder aanwijzen, die belast is met het houden van toezicht op de naleving van rechtmatige uitvoering van de wet, waaronder de bestrijding van misbruik, oneigenlijk gebruik en niet-gebruik van deze wet.

  • 3.

    Het college kan nadere regels vaststellen over de bevoegdheden van de toezichthouder.

Artikel 14. Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering

In het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven, die het college hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, houdt het college rekening met:

  • a.

    de aard en omvang van de te verrichten taken;

  • b.

    de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

  • c.

    een redelijke toeslag voor overheadkosten;

  • d.

    een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

  • e.

    kosten voor bijscholing van het personeel.

Hoofdstuk 6 Klachtregeling en vertrouwenspersoon

Artikel 15. Vertrouwenspersoon

Het college wijst jeugdigen en (pleeg)ouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

Artikel 16. Klachtregeling

De Klachtenregeling gemeente Dongen is van toepassing voor de afhandeling van klachten (qua bejegening) van jeugdigen en ouders, die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen (niet zorg-inhoudelijk) als bedoeld in deze verordening.

Hoofdstuk 7 Inspraak

Artikel 17. Inspraak en medezeggenschap

  • 1.

    Het college betrekt de ingezetenen van de gemeente bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2.

    Het college stelt cliënten en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3.

    Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 4.

    Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het tweede en derde lid.

Hoofdstuk 8 Privacy

Artikel 18. Gegevensverwerking, privacy en toestemming

Het college maakt gebruik van het vastgestelde Privacyreglement Sociaal team.

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

Artikel 19. Evaluatie

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt eenmaal per 4 jaar geëvalueerd.

Artikel 20. Nadere regels

Het college stelt nadere regels vast. Hierin neemt het college regels op over de uitvoering van deze verordening.

Artikel 21. Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende besluit geldende bedragen indexeren.

Artikel 22. Intrekking oude verordening

  • 1.

    De verordening jeugdhulp gemeente Dongen 2020 wordt ingetrokken op het moment van inwerkingtreding van deze verordening.

  • 2.

    Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de verordening jeugdhulp gemeente Dongen 2002:

    • a.

      totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken;

    • b.

      tot afloop van de geldigheidsduur van de beschikking.

  • 3.

    Aanvragen die zijn ingediend voor de publicatiedatum van de nieuwe verordening onder de verordening jeugdhulp gemeente Dongen 2020 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening.

  • 4.

    Van het in lid 3 gestelde kan worden afgeweken ten gunste van de cliënt.

  • 5.

    Beslissing op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de verordening jeugdhulp gemeente Dongen 2020, geschiedt op grond van de verordening jeugdhulp gemeente Dongen 2020 die ten aanzien van de betreffende zaak zijn rechtskracht behoudt.

  • 6.

    Van het in lid 5 gestelde kan ten gunste van de cliënt worden afgeweken.

Artikel 23. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking één dag na de publicatie ervan.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening jeugdhulp gemeente Dongen 2021.

Artikel 24. Hardheidsclausule

  • 1.

    In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffend, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 2.

    Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige of zijn ouders afwijken van de bepalingen in de deze verordening, als toepassing van deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Toelichting op de verordening Jeugdhulp

Wijze van totstandkoming verordening

De voorzieningen die onder deze wet vallen, worden vanaf 2017 ingekocht door de regio Hart van Brabant. Dit heeft ertoe geleid dat daar waar mogelijk, de inhoud van de verordening is afgestemd met de regio. Waar Dongen van mening is lokaal een andere afweging te moeten maken, is dat gebeurd.

Jeugdigen en ouders krijgen waar nodig tijdig bij hun situatie passende hulp, met als beoogd doel ervoor te zorgen de eigen kracht van de jongere en het zorgend en probleemoplossend vermogen van het gezin te versterken. De Jeugdwet schrijft in de artikelen 2.9, 2.10 en 2.12 voor dat de gemeenteraad per verordening in ieder geval regels opstelt:

  • 1.

    over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen;

  • 2.

    met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning, de wijze van beoordeling van en de

  • 1.

    afwegingsfactoren bij een individuele voorziening;

  • 2.

    over de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen;

  • 3.

    over de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld;

  • 4.

    voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of

  • 5.

    persoonsgebonden budget, alsmede van misbruik of oneigenlijke gebruik van de Jeugdwet;

  • 6.

    over de wijze waarop ingezetenen worden betrokken bij de uitvoering van de Jeugdwet; en

  • 7.

    ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan.

Artikel 2.9 van de Jeugdwet biedt verder ruimte om met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Jeugdwet andere regels te stellen. Deze verordening maakt hier spaarzaam gebruik van om een meer compleet beeld te geven van de rechten en plichten van burgers en de gemeente. Dit geldt bijvoorbeeld voor de bepalingen omtrent de vertrouwenspersoon en het klachtrecht. Daarnaast kan op grond van artikel 8.1.1 lid 3 van de Jeugdwet, bij verordening bepaald worden onder welke voorwaarden de persoon aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot zijn sociale netwerk.

Deze verordening kan niet los worden gezien van het beleidsplan, dat de raad op grond van artikel 2.2 van de Jeugdwet eveneens dient vast te stellen. In dit beleidsplan wordt het door het gemeentebestuur te voeren beleid vastgelegd met betrekking tot preventie en jeugdhulp, de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering.

Niet onder de werking van de Jeugdwet vallen:

  • 1.

    Het basistakenpakket jeugdgezondheidszorg, zoals onder verantwoordelijkheid van gemeenten aan ouders en kinderen aangeboden op grond van de Wet publieke gezondheid.

  • 2.

    Onderwijsgebonden leerlingenzorg in school.

  • 3.

    Bovendien is artikel 1.2 van de wet van belang, waarin ingegaan wordt op samenloop met andere wetten die een recht op een voorziening regelen.

Artikelsgewijs

Bv cb

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

e. De definitie van ‘pgb’ is opgenomen omdat de afkorting pgb in het spraakgebruik inmiddels meer is ingeburgerd dan voluit ‘persoonsgebonden budget’.

Hoofdstuk 2 Vormen van jeugdhulp

Artikel 2. Overige voorzieningen

Dit artikel geeft een nadere uitwerking van de verplichte delegatiebepaling van artikel 2.9, onderdeel a, van de wet, waarin is bepaald dat de gemeente bij verordening regels stelt over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen.

Voor een deel van de hulpvragen kan volstaan worden met een vrij toegankelijke voorziening. Hier kunnen de jeugdige en zijn ouders gebruik van maken zonder dat zij daarvoor een verwijzing of een beschikking van de gemeente nodig hebben. De jeugdige en zijn ouders kunnen zich voor deze ondersteuning dus rechtstreeks tot de aanbieder wenden.

Artikel 3. Individuele voorzieningen

Dit artikel geeft een nadere uitwerking van de verplichte delegatiebepaling van artikel 2.9, onder a, van de wet, waarin is bepaald dat de gemeente bij verordening regels stelt over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige (jeugdhulp)voorzieningen.

Artikel 4. Vaststellen beschikbare overige en individuele voorzieningen

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 5. Voorwaarden individuele voorziening jeugdhulp

Voordat wordt overgegaan tot het verstrekken van een voorziening wordt eerst bekeken in hoeverre de oplossing van de hulpvraag voorliggend kan worden opgelost. De mate van zelfredzaamheid en ook de beoordeling of de ondersteuning tot de gebruikelijke zorg gerekend kan worden wordt hierin afgewogen. Het college kan in beleidsregels nadere kaders stellen met betrekking tot beoordeling van gebruikelijke en bovengebruikelijke zorg.

Hoofdstuk 3 Toegang

Artikel 6. Toegang jeugdhulp via de gemeente

Het college is verantwoordelijk voor de inzet van de noodzakelijke voorzieningen op het gebied van jeugdhulp. Een individuele voorziening wordt altijd toegekend (of afgewezen) op basis van een beschikking.

Voor het verkrijgen van een individuele, niet overige voorziening, geldt de procedure zoals beschreven in de nadere regels van gemeente Dongen. Bij het onderzoek ter beoordeling van een aangemelde hulpvraag zal in een gesprek met de jeugdige en zijn ouders de gehele situatie worden bekeken en kan bijvoorbeeld alsnog worden verwezen naar een overige jeugdhulpvoorziening in plaats van, of naast, mogelijke toekenning van een individuele voorziening.

Artikel 7. Toegang jeugdhulp via het medisch domein

In artikel 2.6, eerste lid, onderdeel g, van de Jeugdwet is geregeld dat, naast de gemeentelijk georganiseerde toegang tot jeugdhulp, ook de directe verwijzingsmogelijkheid door de huisarts, medisch specialist en jeugdarts naar de jeugdhulp blijft bestaan. Dit laatste geldt zowel voor de vrij-toegankelijke (overige) voorzieningen als de niet vrij-toegankelijke (individuele) voorzieningen. Met een dergelijke verwijzing kan de jeugdige rechtstreeks aankloppen bij de jeugdhulpaanbieder. In de praktijk is het de jeugdhulpaanbieder (bijvoorbeeld de jeugdpsychiater, de gezinswerker of orthopedagoog) die na de verwijzing beoordeelt welke jeugdhulp precies nodig is. Deze bepaalt in overleg met de jeugdige of ouder de concrete inhoud, vorm, omvang en duur van de benodigde jeugdhulp. Deze aanbieder stelt dus feitelijk vast wat naar zijn oordeel de inhoud van de benodigde voorziening is waarbij hij zijn oordeel mede baseert op de protocollen en richtlijnen die voor een professional de basis van zijn handelen vormen. De toets als bedoeld in het tweede en derde lid is bedoeld om een deskundige toeleiding naar de juiste jeugdhulp te ondersteunen. In de Memorie van toelichting op de Jeugdwet wordt deze bevoegdheid als volgt omschreven: 'De gemeente kan in haar verordening niet alleen aangeven welke vormen van jeugdhulp alleen na een besluit van de gemeente of een verwijzing door de huisarts, medisch specialist en jeugdarts toegankelijk zijn, maar ook de voorwaarden waaronder deze vormen van ondersteuning, hulp en zorg verkregen kunnen worden. Met andere woorden, de jeugdhulpaanbieder is bij de bepaling welke vorm van jeugdhulp, met welke frequentie en voor hoe lang gebonden aan hetgeen de gemeente hierover in de verordening heeft opgenomen.' Door deze voorwaarde in de verordening op te nemen zijn de jeugdhulpaanbieders gebonden aan het oordeel van het college na toetsing van de aanvraag.

Bij deze beoordeling dient de jeugdhulpaanbieder zich te houden aan de afspraken die hij daarover met de gemeente heeft gemaakt in het kader van contract- of subsidierelatie en de regels die de gemeente bij verordening heeft gesteld.

Als de jeugdige of zijn ouders hierom verzoeken (zij wensen dit en/of omdat dit noodzakelijk is voor het juridische proces) óf in het uitzonderlijke geval dat het college een besluit neemt dat afwijkt van het oordeel van de verwijzer (of jeugdhulpaanbieder na verwijzing), legt het college de te verlenen in-dividuele voorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking aan de jeugdige of zijn ouders. Op die manier wordt de jeugdige en zijn ouders de benodigde rechtsbescherming geboden.

Hoofdstuk 4 Procedure toegang jeugdhulp via gemeente

Artikel 8. Algemeen

In dit artikel zijn verschillende procedureafspraken opgenomen die gelden bij de toegang van jeugdhulp via de gemeente. Deze hebben te maken met het besluit en de start zorg van een zorgaanbieder bij een afgegeven besluit.

Een verdere uitwerking van lid 4 en 5 van dit artikel is beschreven in de nadere regels gemeente Dongen.

Artikel 9. Inhoud beschikking

Indien de jeugdige en/of zijn ouders een formele aanvraag bij het college indienen, stelt het college een schriftelijke beschikking op, waartegen bezwaar en beroep ingediend kan worden.

De jeugdige of zijn ouders moeten op basis van de beschikking die hij ontvangt de informatie krijgen die nodig is om zijn rechtspositie te bepalen en te begrijpen. Hiervoor is nodig dat de beschikking de jeugdige of zijn ouders goed en volledig informeert. De minimale inhoud van de beschikking is nader toegelicht in de nadere regels gemeente Dongen.

Artikel 10. Regels voor persoonsgebonden budget (pgb)

Jeugdigen of hun ouders kunnen zelf bijbetalen wanneer het tarief van de door hen gewenste aanbieder hoger is dan de in de betreffende situatie goedkoopst adequate door het college te bieden individuele voorziening in natura. Het college kan het pgb slechts weigeren voor dat gedeelte dat duurder is dan deze door het college te bieden individuele voorziening in natura.

Het tweede lid, sub e staat dat er voor gecertificeerde zorginstellingen, -organisaties en zzp’ers die jeugdhulp leveren andere tarieven gelden dan voor informele zorgverleners. De tarieven van deze jeugdhulp zijn afgeleid van de tarieven die tot en met 2018 golden voor zorg in natura. Voor zorginstellingen, organisaties en zzp’ers die jeugdhulp leveren geldt 90% van het doorgeïndexeerde tarief dat voor zorg in natura gold voor dezelfde voorziening.

Het eerste lid, sub c berust op artikel 2.9 van de wet. In deze wetsbepaling staat dat in de verordening in ieder geval wordt bepaald op welke wijze de hoogte van een pgb wordt vastgesteld.

In het vijfde lid is expliciet geen termijn genoemd. Bij de beoordeling of iemand een pgb kan worden geweigerd, wordt de mate waarin niet is voldaan aan de voorwaarden van het eerdere pgb meegewogen.

Artikel 11. Advisering

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Hoofdstuk 5 Toezicht en handhaving

Artikel 12. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

Het eerste lid berust mede op artikel 8.1.2, eerste lid, van de wet. Ook de overige onderdelen van artikel 8.1.2 en artikel 8.1.3 en 8.1.4 geven handen en voeten aan de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik. Voor de volledigheid zijn ze opgenomen in deze verordening. De wettekst van de artikelen 8.1.2 tot en met 8.1.4 is veelal beperkt tot het pgb. Waar mogelijk en zinvol, is dit ter uitwerking van de delegatiebepaling in artikel 2.9, onder d, van de wet, in de verordening uitgebreid tot de individuele voorziening in natura. Hiervoor kan ook steun gevonden worden in de tekst van de toelichting op artikel 8.1.2, waarbij is vermeld dat de in het eerste lid geregelde inlichtingenverplichting als uitgangspunt heeft dat van de jeugdige en zijn ouders aan wie een individuele voorziening of een daaraan gekoppeld pgb is verstrekt, verlangd kan worden dat ze voldoende gegevens en inlichtingen verstrekken om het college in staat te stellen te beoordelen of het beroep op die individuele voorziening of het daaraan gekoppelde pgb terecht is gedaan. Indien het de jeugdige of zijn ouders redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat er feiten en omstandigheden, of daarin opgetreden wijzigingen, zijn die van invloed kunnen zijn op de toekenning van de individuele voorziening of het daaraan gekoppelde pgb, dienen zij dit onverwijld aan het college te melden. Verstrekken zij niet onverwijld uit eigen beweging of op verzoek van het college alle gevraagde inlichtingen en bewijsstukken, dan heeft dat gevolgen voor de toekenning van de voorziening of het daaraan gekoppelde pgb. Het college kan niet alleen bij een aanvraag, maar ook in andere stadia concrete informatie en bewijsstukken van de belanghebbende vragen.

Het tweede lid is geënt op artikel 8.1.4 van de wet. Ook hier is de tot de pgb beperkte reikwijdte van artikel 8.1.4 van de wet op grond van het bepaalde in artikel 2.9, onder d, van de wet uitgebreid tot de individuele voorziening in natura.

Artikel 13. Bestrijding oneigenlijk gebruik, misbruik en niet-gebruik

Op grond van artikel 2.9 onderdeel d van de Jeugdwet moeten in de verordening regels worden gesteld over de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening in natura of een pgb alsmede van misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet. Deze bepaling is een uitwerking van deze wettelijke plicht.

In lid 1 is het belang aangegeven dat jeugdigen en ouders zich bewust zijn van de rechten, maar ook de plichten die verbonden zijn aan een jeugdhulpvoorziening. Denk bijvoorbeeld aan de plicht om het college op de hoogte te houden van alle relevante feiten en omstandigheden (informatieplicht, zie artikel 14 lid 1 van deze verordening). Of de regels rondom verantwoording van een pgb. Het college moet de jeugdige en ouders hierover informeren en ook uitleggen welke mogelijke consequenties het kan hebben als men zich niet houdt aan deze verplichtingen.

In lid 2 is de grondslag gegeven om een toezichthouder aan te wijzen die zich bezig houdt met het toezicht op een rechtmatige uitvoering van de Jeugdwet (zie artikel 5:11 Awb). Anders dan in de Wmo 2015, is in de Jeugdwet niet bepaald dat het college een toezichthouder moet aanwijzen. Desalniettemin kan uit de wetsgeschiedenis worden afgeleid dat het mogelijk is een toezichthouder aan te wijzen. Zo wordt in de Memorie van Toelichting bijvoorbeeld de medewerkingsverplichting jegens de toezichthouder benoemd (zie TK 2013-2014, 33684, nr. 11).

Het toezicht door de aangewezen toezichthouder ziet niet op de kwaliteit van de door de jeugdhulpaanbieders geleverde jeugdhulp. Dat toezicht is namelijk belegd bij

de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en de Inspectie Veiligheid en Justitie (zie Hoofdstuk 9 van de Jeugdwet). Zij voeren het kwaliteitstoezicht uit binnen het samenwerkingsverband Toezicht Sociaal Domein (TSD). Voor zover de gemeente signalen ontvangt over de kwaliteit van de te leveren of geleverde zorg, stuurt de gemeente deze door naar het TSD.

Het toezicht door de gemeentelijke toezichthouder Jeugd ziet o.a. op de rechtmatigheid van ingediende declaraties door jeugdhulpaanbieders en pgb-budgethouders. Het college stelt nadere regels vast over de taken en bevoegdheden van de gemeentelijke toezichthouder.

De toezichthouder is bij de uitoefening van zijn taak gebonden aan de regels zoals vastgelegd in de artikelen 5:11 t/m 5:20 van de Awb.

In lid 3 is vastgelegd dat het college nadere regels vast stelt over de (reikwijdte van) taken en bevoegdheden van de gemeentelijke toezichthouder Jeugd (zie ook artikel 5:14 Awb) indien zij deze aanstelt.

Artikel 14. Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering

Het college kan de uitvoering van de Jeugdwet, met uitzondering van de vaststelling van de rechten en plichten van de jeugdige of zijn ouders, door aanbieders laten verrichten (artikel 2.11, eerste lid, van de Jeugdwet). Met het oog op gevallen waarin dit ten aanzien van jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering gebeurt, moeten bij verordening regels worden gesteld ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan (artikel 2.12 van de Jeugdwet). Daarbij dient in ieder geval rekening gehouden te worden met de deskundigheid van de beroepskrachten en de toepasselijke arbeidsvoorwaarden.

Hoofdstuk 6 Klachtregeling en vertrouwenspersoon

Artikel 15. Vertrouwenspersoon

In artikel 2.6, eerste lid, onder f, van de wet is bepaald dat het college ervoor verantwoordelijk is dat jeugdigen, hun ouders of pleegouders een beroep kunnen doen op een vertrouwenspersoon. Met de vertrouwenspersoon wordt een functionaris bedoeld zoals deze nu al werkzaam is binnen de jeugdzorg. Onafhankelijkheid, beschikbaarheid en toegankelijkheid zijn belangrijke factoren (wettelijke vereisten) voor een goede invulling van deze functie.

Artikel 16. Klachtregeling

Dit artikel regelt het klachtrecht.

Hoofdstuk 7 Inspraak

Artikel 17. Inspraak

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Hoofdstuk 8 Privacy

Artikel 18. Gegevensverwerking, privacy en toestemming

In het kader van het verlenen van de Toegang tot het sociale domein, de inzet van een jeugdhulp voorziening, vinden verschillende verwerkingen van Persoonsgegevens plaatst. Deze verwerkingen dienen onder meer te voldoen aan de Algemene Wet Bestuursrecht (AwB), de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG), maar ook aan de bijzondere regels aangaande verwerking van persoonsgegevens in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), de Jeugdwet (hoofdstuk 7 Gegevensverwerking, privacy en toestemming) en daaruit afgeleide regelgeving in de regeling Jeugdwet (vastgesteld op 1 augustus 2016) en Participatiewet.

Op 10 februari 2015 is het Privacyreglement Sociaal team door het college is vastgesteld.

Daarnaast is ook op 24 maart 2016 het protocol verwerking persoonsgegevens bovenlokale jeugdhulptaken vastgesteld door het college (gemeente Dongen - Gemeenschappelijke Regeling 'regio Hart van Brabant'). En zijn voor de gesubsidieerde aanbieders die deelnemen aan het Sociaal Team Dongen, per addendum afspraken over privacy, gegevensverwerking en toestemming opgenomen in de (BCF-)contracten.

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

Artikel 19. Evaluatie

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 20. Nadere regels

In dit artikel wordt bepaald dat het college nadere regels jeugdhulp gemeente Dongen vaststelt. Dit document geeft nadere invulling aan de uitvoering van deze verordening.

Artikel 21. Indexering

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 22. Intrekking oude verordening 2019

Dit artikel regelt dat beschikkingen afgegeven op basis van de Verordening jeugdhulp gemeente Dongen 2019 in 2020 nog rechtskracht hebben. Beschikkingen die na de publicatiedatum van de nieuwe verordenng worden afgegeven, worden beoordeeld op basis van de Verordening jeugdhulp gemeente Dongen 2020.

Artikel 23. Inwerkingtreding en citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 24. Hardheidsclausule

Deze bepaling regelt de toepassing van een hardheidsclausule als instrument voor het college om onvoorziene omstandigheden het hoofd te bieden.