Organisatie | Heerenveen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Financiële verordening 2020 |
Citeertitel | Financiële verordening gemeente Heerenveen 2020 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
artikel 212 van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
19-06-2021 | Nieuwe regeling | 14-12-2020 |
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
netto schuld: bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteuren en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak wordt verstaan het totaal van langlopende uitzettingen, vorderingen, liquide middelen en overlopende activa;
overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt;
Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording
Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken
Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het krediet in het lopende boekjaar weergegeven.
Bij de uiteenzetting van de financiële positie in begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie.
Artikel 6. Autorisatie begroting en investeringskredieten
Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.
Het college informeert de raad vooraf als ze verwacht dat per taakveld de lasten de geautoriseerde lasten of de investeringsuitgaven de geautoriseerde investeringskredieten dreigen te overschrijden of de baten de geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden. De raad geeft vervolgens aan of hij hiervoor een voorstel wil voor wijziging van het budget of een voorstel voor bijstelling van het beleid.
Artikel 7. Perspectiefnota, Begroting, Jaarrekening en Verzamelbesluiten Financiële mutaties
In de verzamelbesluiten worden de afwijkingen opgenomen die betrekking hebben op bestaande budgetten en bestaand beleid. De onderwerpen in de verzamelbesluiten worden getoetst aan de criteria ’onvermijdbaar’ en ‘onuitstelbaar’ (de twee O’s). Een onderwerp dat wordt opgenomen als ‘onvermijdbaar’ of 'onuitstelbaar’ kan ook aanleiding zijn het op te nemen in het verzamelbesluit, wanneer deze geen betrekking hebben op bestaand beleid op bestaande budgetten. De raad wordt hiervan van te voren via een raadsbrief op de hoogte gesteld en het wordt toegelicht in het verzamelbesluit.
Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de themabegroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de themabegroting.
Hoofdstuk 3. Financieel beleid
Artikel 10. Voorziening voor oninbare vorderingen
Voor openstaande publiekrechtelijke vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van ervaringscijfers.
Artikel 12. Kostprijsberekening
Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten van de gemeente, die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extra comptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.
Bij de kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolheffing en afvalstoffenheffing de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de kosten van het kwijtscheldingsbeleid.
Voor de inzet van materiële activa worden naast directe kosten, indirecte kosten en afschrijvingskosten, de rente voor de financiering van het actief toegerekend. Deze rente is een vergoeding voor de inzet van vreemd vermogen. De rentepercentages voor deze vergoeding worden bij de behandeling van de begroting vastgesteld.
Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijn de activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. Het percentage van deze omslagrente wordt bepaald uit het gewogen gemiddelde van het bij de begroting geraamde rentepercentage van de rentekosten op de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten en het rentepercentage van de rentevergoeding over de reserves en de voorzieningen zoals bepaald overeenkomstig het vijfde lid. De uitkomst van dit percentage van de omslagrente wordt op een half procent naar boven afgerond.
Het rentepercentage voor de rentevergoeding over algemene reserve in de omslagrente voor de kostprijsberekening als bedoeld in het zevende lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. De hoogte van het rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves en voorzieningen wordt bepaald aan de hand van de bij de begroting geraamde rentekosten als percentage van de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten. De uitkomst van dit rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves en voorzieningen wordt op een half procent naar boven afgerond.
In afwijking van het vierde lid wordt bij een verstrekte lening voor de bepaling van de rentekosten van de inzet van vreemd vermogen in de kostprijs uitgegaan van de rente van de lening die voor de financiering van de verstrekte lening is aangetrokken. Deze rente wordt verhoogd met een opslag voor het debiteurenrisico.
Artikel 13. Prijzen economische activiteiten
Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden en met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.
Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.
Artikel 15. Financieringsfunctie
Het college neemt bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de volgende kaders in acht:
voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar worden tenminste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd, deze prijsopgaven kunnen zowel telefonisch als per email worden opgevraagd. De telefonisch ontvangen offertes worden schriftelijk vastgelegd;
Artikel 17. Onderhoud kapitaalgoederen
Het college biedt de raad tenminste eens in de vier jaar een beleidsnota onderhoud kapitaalgoederen aan. In de nota wordt ingegaan op de uitgangspunten voor het onderhoud e.a. voor wegen, het watertakenplan, het baggeren, de civieltechnische kunstwerken, kades- en oeverbescherming, gebouwen, groen/historische elementen, speelvoorzieningen, sportvelden en ICT. De raad stelt de nota vast.
Het college biedt de raad tenminste eens in de vier jaar de navolgende plannen aan: onderhoud wegen, watertakenplan, baggeren en civieltechnische kunstwerken, kades- en oeverbescherming. De plannen bevatten de kaders voor de beoogde onderhoudsniveau’s, de planningen van het onderhoud en de kosten van het onderhoud en de eventuele uitbreidingen. De raad stelt de plannen vast.
Artikel 18. Verbonden partijen
Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar een nota verbonden partijen aan. De raad stelt de nota vast. In de nota wordt o.m. aandacht besteed aan de definities, de kaders, de reikwijdte van verbonden partijen, de alsdan geldende actualiteiten en de wijze waarop de raad bij de totstandkoming en monitoring van de doelen betrokken wordt.
Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer
Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.
Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen tenminste eenmaal in de 5 jaar. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.
Artikel 23. Intrekken oude verordening en overgangsrecht
De Financiële verordening gemeente Heerenveen 2018 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt en op de begroting, jaarrekening bijbehorende stukken van het begrotingsjaar dat samenvalt met het jaar waarin deze verordening in werking treedt.
Bijlage afschrijvingsbeleid bij artikel 9
Activa met een verkrijgingsprijs van minder dan € 10.000 of een technische levensduur koster dan drie jaar worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen. Gronden en terreinen met een (voorzien) economisch nut, worden altijd geactiveerd. Wanneer er sprake is van een maatschappelijk nut, worden de gronden en terreinen niet geactiveerd, tenzij er een raadsbesluit aan ten grondslag ligt waarin hiervan wordt afgeweken.
De volgende materiële vaste activa worden lineair afgeschreven in: