Organisatie | Kaag en Braassem |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels voor het toekennen van ambtshalve verminderingen van gemeentelijke belastingen |
Citeertitel | Beleidsregels voor het toekennen van ambtshalve verminderingen van gemeentelijke belastingen |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | Beleidsregels voor het toekennen van ambtshalve verminderingen van gemeentelijke belastingen |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
18-06-2021 | 01-01-2021 | nieuwe regeling | 15-06-2021 | 46720 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Kaag en Braassem;
- artikel 65 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;
- artikelen 231, 242 en 244 van de Gemeentewet;
- artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;
besluit vast te stellen de volgende:
Beleidsregels voor het toekennen van ambtshalve verminderingen van gemeentelijke belastingen
Van deze beleidsregels zijn uitgezonderd belastingaanslagen, waaraan ingevolge een wettelijk voorschrift een op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken gegeven beschikking tot vaststelling van de waarde ten grondslag heeft gelegen, voor zover op deze aanslagen artikel 18a, eerste lid, onder b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen van (overeenkomstige) toepassing is.
Voor de toepassing van deze beleidsregels wordt verstaan onder:
3.1 de ambtshalve vermindering: de vermindering, ontheffing, teruggaaf of vrijstelling van belastingen bedoeld in artikel 65 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en artikel 244 van de Gemeentewet;
3.2 de belanghebbende: de belastingschuldige of degene die de belasting als hoofdelijk medeaansprakelijke heeft betaald;
3.3 de driejaarstermijn: de termijn welke aanvangt op de dag van het ontstaan van de belastingschuld; de dagtekening van de aanslag en eindigt op de dag drie jaar na dit tijdstip;
3.4 het bedrag van de vermindering: de vermindering van het belastingbedrag vermeerderd met (het daaraan toe te rekenen gedeelte van) de bestuurlijke boete of de kostenopslag, indien een bestuurlijke boete of een kostenopslag is toegepast. Het bedrag van de vermindering wordt berekend per belastingaanslag;
3.5 de belastingaanslag: de aanslag bedoeld in artikel 2, derde lid, onder e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, met dien verstande dat voor de toepassing van deze beleidsregels wordt verstaan onder:
1. de aanslag, de voorlopige aanslag, de navorderingsaanslag: het gevorderde bedrag, onderscheidenlijk het voorlopig gevorderde, het nagevorderde bedrag;
2. het aanslagbiljet: de kennisgeving van het in onderdeel 3.4 bedoelde bedrag.
3.6 de belastingwet: algemeen verbindende voorschriften en beleidsregels op het gebied van gemeentelijke belastingen.
Gevallen waarin ambtshalve vermindering wordt verleend
Ingeval het bedrag van de belasting had behoren te zijn vastgesteld op een bedrag dat ten minste € 10 per aanslag lager is dan het te hoog vastgestelde bedrag van die belasting, verleent de heffingsambtenaar ambtshalve de vermindering waarvoor de belanghebbende redelijkerwijs in aanmerking komt, indien:
a. een bezwaarschrift of een verzoekschrift niet ontvankelijk wordt verklaard wegens het te laat indienen van het bezwaar- of verzoekschrift, dan wel om andere redenen van formele aard;
b. en/of uit enig feit blijkt dat een belastingaanslag tot een te hoog bedrag is vastgesteld en deze aanslag bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid niet gehandhaafd kan worden;
c. en belanghebbende schriftelijk, onder overlegging van bewijsstukken, kan aantonen op deze vermindering recht te hebben (omkering bewijslast).
Het bepaalde in artikel II onderdeel 1 vindt geen toepassing:
a. indien ten tijde van het ontvangen van het bezwaarschrift of het verzoekschrift, dan wel op het tijdstip waarop het in artikel II, onder 1.2, bedoelde feit ter kennis van de heffingsambtenaar komt, de driejaarstermijn is verstreken;
b. indien aannemelijk is dat de belanghebbende door opzet of grove schuld de wettelijke termijn voor het indienen van een bezwaarschrift of een verzoekschrift ongebruikt heeft laten verstrijken.
c. indien het betreft de onroerendezaakbelastingen wordt in geval van ambtshalve vermindering van de vastgestelde WOZ-waarde de belasting verminderd met een maximale termijn van 5 jaren, overeenkomstig artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit Wet waardering onroerende zaken.
Een uitspraak van de Hoge Raad, van een gerechtshof of van een rechtbank, waarin een toepassing van de belastingwet besloten ligt die voor de belanghebbende gunstiger is dan de bij de heffing van de belasting gevolgde toepassing, leidt niet tot het ambtshalve verlenen van vermindering van belasting indien de belastingaanslag of de voldoening op aangifte onherroepelijk is komen vast te staan voor de dag, waarop de uitspraak door de Hoge Raad, het gerechtshof of de rechtbank is gewezen.
Hetgeen in het eerste lid is bepaald met betrekking tot een uitspraak van de Hoge Raad of van een gerechtshof of rechtbank, is in daartoe leidende gevallen van overeenkomstige toepassing op prejudiciële beslissingen van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen alsmede op rechterlijke uitspraken van het Hof en andere supranationale colleges.
Het college van burgemeester en wethouders van Kaag en Braassem,