Organisatie | Weert |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Financiële Verordening gemeente Weert 2021 |
Citeertitel | Financiële Verordening gemeente Weert 2021 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
artikel 212 van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
27-06-2023 | hoofdstuk 6, artikel 21, 22, 23, 24 | 07-06-2023 | DJ-1984400 | ||
18-06-2021 | 01-01-2021 | 27-06-2023 | nieuwe regeling | 02-06-2021 |
HOOFDSTUK 2 BEGROTING EN VERANTWOORDING
Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken
De begroting en jaarstukken zijn ingericht conform het gestelde in het Besluit Begroting en Verantwoording gemeenten (BBV).
Lid 1 is niet van toepassing indien, in een verkiezingsjaar of in het jaar dat er tussentijds een nieuw college gevormd moet worden, vanwege coalitievorming het opstellen van een kadernota voor het zomerreces praktisch niet haalbaar is. In dat geval zal de begroting als uitwerking dienen van het nieuwe coalitie- of bestuursakkoord.
Van de nieuwe investeringen (prioriteiten) en de vervangingsinvesteringen worden per investering het benodigde investeringskrediet en de bijbehorende kapitaallasten en/of exploitatielasten weergegeven. Hierbij wordt tevens een toelichting op de voorgestelde prioriteiten en vervangingsinvesteringen voor het begrotingsjaar gegeven.
Voor subsidies groter dan € 50.000 (bedrag beschikking) gelden de volgende voorwaarden zoals onderstaand per situatie beschreven:
Subsidie waarbij de gemeente een bedrag ontvangt voor een bepaald doel, waar geen eigen middelen voor beschikbaar zijn – goedkeuring door het College voor zover het past binnen bestaand beleid. Raad informeren via TILS lijst en verwerken in de tussenrapportage of slotwijziging. Als het nieuw beleid betreft altijd goedkeuring van de raad via een afzonderlijk voorstel.
Het college van B&W kan de raad voorstellen om budgetten, die in een jaar nog niet volledig gebruikt zijn, over te hevelen naar het volgende jaar, indien voldaan wordt aan de criteria zoals opgenomen in bijlage A. De budgetoverhevelingen worden in principe in de slotwijziging door de raad geaccordeerd.
De wijze waarop en waarover het college verplicht is informatie te verstrekken aan de raad, zodat deze zijn taken goed kan uitvoeren, is vastgelegd in de “Notitie informatieplicht en richtlijn actieve en passieve informatieplicht gemeente Weert”, zoals deze laatstelijk is vastgesteld.
Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.
Artikel 12. Reserves en voorzieningen
Het college biedt 1 keer per 4 jaar de notitie reserves en voorzieningen aan ter behandeling en vaststelling door de raad. De notitie behandelt: het doel waarvoor de reserves en voorzieningen zijn ingesteld, de vorming en vrijval van reserves, de vorming en vrijval voorzieningen en de toerekening en verwerking van rente over de algemene reserves en bestemmingsreserves. Tussentijdse ontwikkelingen worden ter besluitvorming voorgelegd in de reguliere P&C documenten of via een afzonderlijk raadsvoorstel.
Artikel 13. Kostprijsberekening
Voor de toerekening van de overheadkosten wordt uitgegaan van een percentage dat berekend wordt door de salariskosten op taakveld overhead te delen door de salariskosten die kunnen worden toegerekend aan taakvelden. Deze berekening wordt uitgevoerd voor T-1, T, T+1 en T+2 en hier wordt een gemiddelde van genomen. Dit percentage wordt om de vier jaar herzien, voor het eerst in 2022.
Artikel 14. Prijzen economische activiteiten
Het college past bij economische activiteiten de gedragsregels van de Wet Markt en Overheid en de Europese regelingen aangaande staatssteun toe. Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. De raad neemt, indien nodig, een besluit als er uit het oogpunt van publiek belang wordt afgeweken van de gedragsregels.
Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of de garantie wordt gemotiveerd.
Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.
HOOFDSTUK 4 FINANCIËLE ORGANISATIE EN ADMINISTRATIE
Artikel 17. Financiële organisatie
Het college draagt de zorg voor en legt (in een besluit) vast:
Artikel 18. Financiële administratie
Met de inwerkingtreding van deze verordening komen te vervallen:
de Financiële beheersverordening gemeente Weert, vastgesteld op 23 november 2017, Gemeenteblad 2017, nr. 232155 en Gemeenteblad 2018, nr. 54372, onder de voorwaarde dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijhorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin de verordening in werking treedt.
Hoofdstuk 6 RECHTMATIGHEIDSVERANTWOORDING
Artikel 22. Voorwaardencriterium
Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen/voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.
Burgemeester en wethouders bieden de raad jaarlijks in november ter vaststelling een normenkader rechtmatigheid aan. Dit kader bestaat uit alle relevante (interne) wet- en regelgeving waaruit financiële beheershandelingen kunnen voortvloeien. Burgemeester en wethouders operationaliseren dit normenkader in een toetsingskader ten behoeve van de interne beheersing.
Artikel 23. Begrotingscriterium
Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door de raad geautoriseerde begroting van exploitatie en investeringskredieten en de hiermee samenhangende programma’s, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten zijn gekomen;
Bijlage A Criteria budgetoverhevelingen
In artikel 7 van de verordening wordt gerefereerd naar de criteria om budgetten over te hevelen naar het nieuwe begrotingsjaar.
Deze criteria luiden als volgt:
Is de voorgenomen aanwending van middelen in jaar t+1 gelijk aan de oorspronkelijk geplande besteding in jaar t (zijn doel en aard identiek)?
Is er in jaar t+1 een regulier budget beschikbaar?
Ja: niet overhevelen (tenzij criterium 5 van toepassing is). Ontstaan er onoverkomelijke problemen indien de voorgenomen besteding ten laste komt van regulier budget jaar t+1? Dan aangeven waaruit die problemen bestaan. In dat geval kan overheveling alsnog noodzakelijk zijn. Ga naar criterium 3 voor verdere toetsing.
Zijn er problemen te verwachten indien de uitgave in het geheel niet meer plaatsvindt?
Is het betreffend budget in jaar t-1 al overgeheveld naar jaar t?
Is er sprake van een projectopzet waarover besluitvorming heeft plaatsgevonden waardoor het budget beschikbaar moet blijven tot het einde van het project?
Bijlage B Uitgangspunten rapportage afwijkingen investeringsbudgetten
De gemeente Weert heeft ervoor gekozen om informatie te geven over de investeringsbudgetten bij de tussentijdse rapportage(s).
De hierboven toegelichte werkwijze betekent dat periodiek gerapporteerd wordt over de stand van zaken met betrekking tot investeringsbudgetten. Om geen afbreuk te doen aan het budgetrecht van de raad dienen daarom tussentijds afwijkingen en/of ontwikkelingen tot afwijkingen gesignaleerd en gerapporteerd te worden aan de raad.
Dit heeft geleid tot het formuleren van onderstaande financiële uitgangspunten over hoe om te gaan met afwijkingen ten aanzien van deze budgetten.
Voor de tussentijdse rapportage(s) worden ten aanzien van de investeringsbudgetten de volgende uitgangspunten voor de verantwoording gehanteerd:
Beschikbaar gestelde investeringsbudgetten ouder dan het lopende en de voorgaande twee jaren, die nog niet in uitvoering zijn genomen of waarop minder dan 20% van het beschikbaar gestelde investeringsbudget is uitgegeven of verplichtingen zijn aangegaan, zullen worden afgesloten en afgevoerd tenzij gemotiveerd aangegeven kan worden waarom ze gehandhaafd moeten blijven. Via de tussentijdse rapportages worden het college en de raad hierover geïnformeerd.
Ten aanzien van alle investeringsbudgetten geldt een maximum doorlooptijd van het lopende en voorgaande vier jaren. Na deze periode zullen ze afgesloten en afgevoerd worden, tenzij gemotiveerd aangegeven kan worden waarom ze gehandhaafd moeten blijven. Via de tussentijdse rapportages worden het college en de raad hierover geïnformeerd.
Bijlage C Regels t.a.v. raamkrediet
In de praktijk kan het voorkomen dat ambtelijke of bestuurlijke initiatieven met betrekking tot nieuwe beleidsplannen formeel niet nader kunnen worden uitgewerkt, omdat de benodigde financiële middelen ontbreken om eigen uren te kunnen verantwoorden en/of eventuele noodzakelijke kosten van in te huren derden te kunnen verantwoorden.
Door de raad wordt een raamkrediet beschikbaar gesteld van € 100.000 om voorbereidingskosten ten behoeve van in de loop van het jaar opgekomen initiatieven (plannen, projecten en investeringen) te kunnen verantwoorden. Op het raamkrediet wordt niet afgeschreven.
Ten aanzien van het raamkrediet worden de volgende regels in acht genomen:
Alleen het college van burgemeester en wethouders kan besluiten om ten laste van het raamkrediet een specifiek voorbereidingsbudget tot een maximum van € 25.000 per project beschikbaar te stellen. De toewijzing (aframen raamkrediet, ramen voorbereidingskosten) wordt verwerkt met een begrotingswijziging op basis van het collegebesluit.
Als door de raad een besluit wordt genomen tot verdere uitvoering / uitwerking van het project incl. goedkeuring investeringsbudget, dan worden de voorbereidingskosten in de aanvraag van het investeringsbudget meegenomen. De betreffende raming van het voorbereidingsbudget vloeit weer terug naar het raamkrediet en de daadwerkelijke uitgaven worden overgeboekt naar het beschikbaar gestelde investeringsbudget. Indien de goedkeuring van het investeringsbudget achterwege blijft, komen de werkelijke uitgaven ten laste van de exploitatie.
Bijlage D Notitie “waardering en afschrijving vaste activa”
Vaste activa worden in het dagelijks leven veelal geduid als investeringen. Investeringen betreffen posten die een langere tijd (langer dan 1 jaar) mee gaan en een bepaalde waarde hebben. In het BBV zijn regels ten aanzien van de vaste activa opgenomen. Daarnaast is bepaald dat de verordening ex artikel 212 gemeentewet in elk geval de regels voor waardering en afschrijving activa moet bevatten.
Overzicht “Waardering en afschrijving vaste activa”
De materiële vaste activa met economisch nut en de bij raadsbesluit geactiveerde activa met een meerjarig maatschappelijk nut, zoals bedoeld in artikel 35 van het BBV, worden lineair afgeschreven conform onderstaande tabel, tenzij bij raadsbesluit anders besloten is.
Gestart wordt met afschrijven vanaf het boekjaar volgend op het jaar waarin het kapitaalgoed gereed komt / verworven wordt.
In de tweede kolom van het overzicht is aangegeven of het actief van economisch of maatschappelijk nut is.
In het Gemeentelijk Rioleringsplan zijn de landelijk gehanteerde technische levensduur van rioleringsonderdelen genoemd.
Onderstaand volgt een opsomming van deze activa met de bijbehorende afschrijvingstermijnen.