Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Duiven

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Duiven houdende regels omtrent het vervoeren van leerlingen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDuiven
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Duiven houdende regels omtrent het vervoeren van leerlingen
CiteertitelBeleidsregels leerlingenvervoer Duiven 2014
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
  2. artikel 4 van de Wet op het primair onderwijs
  3. artikel 4 van de Wet op de expertisecentra
  4. artikel 4 van de Wet op het voortgezet onderwijs
  5. https://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR337881/2
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

17-06-2021nieuwe regeling

20-04-2021

gmb-2021-188277

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Duiven houdende regels omtrent het vervoeren van leerlingen

Het college van burgemeester en wethouders;

 

gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, gelet op artikel 4 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 4 van de Wet op de expertisecentra en artikel 4 van de Wet op het voortgezet onderwijs en gelet op het gestelde in de Verordening leerlingenvervoer gemeente Duiven 2014;

 

overwegende dat:

 

  • het wenselijk is regels te stellen voor de bekostiging van de vervoersvoorzieningen voor leerlingen;

  • deze beleidsregels zijn opgesteld om aanvragen voor leerlingenvervoer op eenduidige manier te kunnen beoordelen.

Besluit vast te stellen de

 

Beleidsregels leerlingenvervoer Duiven 2014

Artikel 1 Begripsomschrijving

 

Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Verordening Leerlingenvervoer gemeente Duiven 2014.

Artikel 2 Reistijd

  • 1.

    Het vaststellen van de reistijd met het openbaar vervoer vindt plaats op basis van de door 9292 Reisinformatiegroep beschikbaar gestelde informatie, www.9292ov.nl. Daarbij wordt uitgegaan van de adressen van de woning en de school.

  • 2.

    Het vaststellen van de reistijd met het eigen vervoer vindt plaats op basis van de kortste route berekend op basis van de ANWB-routeplanner, www.anwb.nl. Daarbij wordt uitgegaan van de adressen van de woning en de school.

  • 3.

    Het vaststellen van de afstand tussen de woning en de school vindt plaats op basis van de kortste route berekend op basis van de ANWB-routeplanner, www.anwb.nl. Daarbij wordt uitgegaan van de adressen van de woning en de school.

Artikel 3 Goedkoopst adequate bekostiging van het vervoer

  • 1.

    Het college gaat bij de bekostiging uit van de goedkoopst adequate mogelijkheid van vervoer.

  • 2.

    Indien de goedkoopst adequate mogelijkheid van vervoer bestaat uit een combinatie van verschillende vormen van vervoer (bus en trein, fiets en trein, etc.) gaat het college bij de bekostiging daarvan uit.

  • 3.

    De ouders dienen door middel van (medische) verklaringen aan te tonen dat een voor de gemeente goedkopere wijze van vervoer niet adequaat is.

Artikel 4 Berekening bekostiging openbaar vervoer

De bekostiging op basis van openbaar vervoer (met begeleiding) wordt berekend op basis van de kosten van een maandabonnement voor het vervoer met de bus, ook indien de leerling van een ander openbaar vervoermiddel gebruik maakt.

Artikel 5 Uitbetaling van de bekostiging

  • 1.

    De uitbetaling van bekostiging voor de fiets, het openbaar vervoer van de leerling (en eventueel van een begeleider) of het gebruik eigen auto vindt achteraf plaats aan het eind van iedere maand waarop aanspraak bestaat op de bekostiging, met dien verstande dat de eerste betaling niet voor september plaatsvindt en de laatste betaling in juni van het schooljaar plaatsvindt.

  • 2.

    In bijzondere gevallen kan op verzoek van de ouders bekostiging op een eerder tijdstip plaatsvinden.

  • 3.

    Indien het vermoeden bestaat dat de bekostiging voor andere doeleinden dan het vervoer van de leerling wordt gebruikt, kan het college de bekostiging doen toekomen aan een ander dan de ouders (bijvoorbeeld de school of hulpverleningsinstantie).

  • 4.

    Indien de leerling verwijtbaar verzuimt van school, wordt over de dagen dat sprake is van verzuim, geen bekostiging verstrekt dan wel wordt de bekostiging over die dagen teruggevorderd of verrekend.

Artikel 6 Drempelbedrag

  • 1.

    Op aanvraag van de ouders wordt bij de toepassing van het drempelbedrag uitgegaan van het inkomen van een ander, recenter jaar, dan het inkomen over het tweede jaar voorafgaande aan het schooljaar waarvoor de bekostiging wordt gevraagd, indien sprake is van:

    • a.

      een terugval in inkomen over het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de bekostiging wordt gevraagd, in welk geval wordt uitgegaan van het jaar voorafgaande aan het schooljaar waarvoor de bekostiging wordt vastgesteld; of

    • b.

      een terugval in inkomen over het jaar waarvoor de bekostiging wordt vastgesteld, in welk geval wordt uitgegaan van het jaar waarvoor de bekostiging wordt vastgesteld.

  • 2.

    Voor voogdij-instellingen die als ‘ouder’ kunnen worden aangemerkt en een aanvraag voor een leerling hebben ingediend, geldt geen drempelbedrag omdat zij geen natuurlijke persoon zijn en derhalve geen inkomen in de zin van de Wet op de inkomstenbelasting hebben.

Artikel 7 Eén dag per week zelf brengen en halen

  • 1.

    Op grond van de eigen verantwoordelijkheid van ouders voor het schoolbezoek van hun kinderen wordt van alle ouders die een aanvraag doen voor aangepast vervoer voor de leerling verwacht dat zij de leerling tenminste één vaste dag per week zelf naar school brengen en halen, of verzorgen dat iemand uit hun netwerk dit doet. Het brengen en halen mag ook over twee vaste dagen worden verdeeld (één dag alleen brengen, de andere dag alleen halen). Ouders ontvangen voor deze vaste dag een vergoeding overeenkomstig de wijze waarop zij de leerling brengen en halen (fietsvergoeding, openbaar vervoer of eigen vervoer).

  • 2.

    Ouders die in het geheel niet in staat zijn om de leerling te brengen of te halen, moeten dit voor het college genoeglijk aantonen. Daarbij gelden de volgende uitgangspunten:

    • a)

      Als een ouder alle weekdagen werk heeft (of reistijd daarheen) op het moment dat de leerling moet reizen, gaan we ervan uit dat de ouder aan de werkgever vraagt om aanpassing van de werktijden op één dag van de week.

    • b)

      Alleen als de ouder een schriftelijke weigering van de werkgever overlegt, achten we de ouder wegens werk niet in staat om de leerling te brengen en halen.

      • a.

        Deze regel geldt voor alleenstaande ouders, co-ouders en ouderparen.

    • c)

      Als beide ouders alle weekdagen werk hebben (of reistijd daarheen) op het moment dat de leerling moet reizen, worden ouders geacht zelf een oplossing te regelen.

      • a.

        Ook als dat aanpassing of inkorting van werktijden van één of beide ouders inhoudt. Het maakt daarbij niet uit of de werkgever wel of niet meewerkt.

      • b.

        Deze regel geldt alleen voor ouderparen.

Artikel 8 Meerjarige beschikking

  • 1.

    Een meerjarige beschikking kan worden afgegeven op initiatief van het college.

  • 2.

    Het college geeft een meerjarige beschikking af op basis van een inschatting van de waarschijnlijkheid dat de leerling in de opvolgende jaren een gelijkluidende beschikking zal ontvangen. Deze inschatting wordt gemaakt op basis van een veelheid van factoren, waaronder de school, de leeftijd, de afstand, de aard van de beperking, de beschikbaarheid van passend openbaar vervoer, de kosten van eventueel aangepast vervoer en meer.

  • 3.

    Ouders blijven daarnaast op grond van artikel 6 van de Verordening verplicht om dergelijke wijzigingen, wanneer deze zich voordoen, schriftelijk en onverwijld mee te delen aan het college. De gemeente stuurt hier jaarlijks een herinnering voor.

  • 4.

    Een meerjarige beschikking stopt altijd bij de overgang naar voortgezet (speciaal) onderwijs, of een andere wisseling van school, of een verhuizing van de leerling of de school, zodat op dat moment naar aanleiding van de wijziging een nieuwe beoordeling kan worden gedaan.

  • 5.

    Indien er sprake is van bekostiging van het vervoer per fiets, OV of eigen auto wordt per schooljaar uitbetaald volgens de richtlijnen als genoemd in artikel 4.

Artikel 9 Tijdelijk verblijf

  • 1.

    Een aanvraag voor leerlingenvervoer moet worden gedaan bij het college van de gemeente waar de leerling verblijft.

  • 2.

    Als vooraf vaststaat dat een leerling, die een bekostiging ontvangt, gedurende een korte periode (niet meer dan zes weken) in een andere gemeente verblijft en de oude school blijft bezoeken, dan wordt dit verblijf aangemerkt als verblijf in de oorspronkelijke gemeente.

Artikel 10 Handicap

  • 1.

    Indien in de verordening wordt gesproken over handicap of beperking, wordt een structurele handicap bedoeld. Het college verzorgt geen vervoer om tijdelijke medische redenen, zoals een gebroken been of arm.

  • 2.

    Bij een tijdelijke handicap die langer duurt dan drie maanden kan het college de leerling een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer verstrekken voor de duur van het herstel en/of de revalidatie. De kosten van de eerste drie maanden van die vervoersvoorziening zijn voor rekening van de ouders of de leerling indien die meerderjarig en handelingsbekwaam is.

Artikel 11 Opstapplaatsen

  • 1.

    Het college wijst een leerling toe aan een opstapplaats voor aangepast vervoer wanneer dit de doelmatigheid van het vervoer vergroot.

  • 2.

    Het is de verantwoordelijkheid van ouders:

    • a.

      dat de leerling tijdig op de opstapplaats is en dat de leerling daar veilig kan wachten en geen overlast veroorzaakt

    • b.

      om de leerling indien nodig op te halen op de opstapplaats (bij de terugrit) en naar huis of elders te begeleiden.

  • 3.

    De afstand van de woning van de leerling naar de opstapplaats bedraagt maximaal 2 kilometer1.

  • 4.

    De reistijd naar de opstapplaats telt niet mee in de bepaling van de reistijd in het voertuig voor aangepast vervoer.

  • 5.

    In de wet op het primair onderwijs (artikel 4 WPO, WEC en WVO, bij allen vierde lid) is gesteld dat gemeenten bij de uitvoering en opstelling van hun gemeentelijke verordening rekening moeten houden met de “draaglast van ouders”. Dat wil zeggen de redelijkerwijs te vergen inzet van ouders. Met betrekking tot het brengen naar en halen van de opstapplaats wordt de inzet van ouders hier gelijk getrokken met ouders van wie de kinderen in de wijk naar school toe gaan. Op het moment dat ouders dit niet zelf kunnen zal ouder hiervoor zelf een oplossing moeten zoeken.

  • 6.

    Om onbillijke situaties te voorkomen of verhelpen kan de ouder van een kind dat met het aangepast vervoer naar school gaat, een verzoek doen om vervoer vanaf de woning toe te kennen. Ouder(s) wordt gevraagd om aantoonbare en (medische) onderbouwende argumenten, zie artikel 15 van deze beleidsregels.

Artikel 12 Vervoer naar een opvangadres, anders dan het woonadres

  • 1.

    In bijzondere gevallen kan het college toestemming geven voor het vervoer naar een opvangadres, anders dan het woonadres. Er moet dan voldaan zijn aan het volgende:

    • a.

      de ouders moeten hierom schriftelijk verzoeken; en

    • b.

      de ouders ontvangen bekostiging op basis van aangepast vervoer; en

    • c.

      het opvangadres ligt binnen de gemeentegrens; en

    • d.

      er zijn geen meerkosten verbonden aan het vervoer naar het opvangadres.

  • 2.

    Er kan slechts toestemming worden verleend voor vervoer van en naar één opvangadres anders dan het woonadres.

  • 3.

    Het vervoer vindt plaats in aansluiting op de reguliere eindtijd van de school volgens de schoolgids. Er dient sprake te zijn van een vast patroon. Dat wil zeggen één vast adres alsook op vaste dagen per week.

  • 4.

    Vervoer vanaf het opvangadres naar het thuisadres behoort in geen enkel geval tot de mogelijkheden.

  • 5.

    Indien het vervoer naar het opvangadres meerkosten met zich meebrengt, wordt het vervoer in beginsel niet toegestaan. Indien het college dit wel toestaat, dienen de ouders de meerkosten te vergoeden.

  • 6.

    Indien sprake is van co-ouderschap moeten beide ouders een aanvraag indienen bij het college van de gemeente waar de leerling feitelijk verblijft. Dit is de gemeente waar de woning staat van waaruit de leerling de school bezoekt.

Artikel 13 Doorgeven wijzigingen

  • 1.

    De wijzigingen die van invloed kunnen zijn op de toegekende vervoersvoorziening en die ouders in ieder geval verplicht zijn onverwijld door te geven aan het college zijn tenminste de volgende:

    • a.

      wijziging van het verblijfadres van de leerling, door bijvoorbeeld verhuizing;

    • b.

      wijziging van (het adres van) de school;

    • c.

      wijziging van de schooltijden van de school;

    • d.

      ziekte of andere omstandigheden waardoor de leerling tijdelijk (langer dan twee weken) of blijvend de school niet langer bezoekt;

    • e.

      wijzigingen in de gezinssituatie of omstandigheden op grond waarvan bekostiging op basis van aangepast vervoer is verstrekt.

Artikel 14 Incidentele wijzigingen

  • 1.

    Het door het college verzorgde vervoer vindt alleen plaats in aansluiting op het begin en einde van de schooldag zoals aangegeven in de schoolgids.

  • 2.

    Het college is niet verantwoordelijk voor wijzigingen in het vervoer indien vanwege ziekte, vervallen lesuren of om andere redenen afgeweken wordt van de in de schoolgids aangegeven lestijden. In voorkomende situaties dienen de ouders zelf zorg te dragen voor het vervoer.

  • 3.

    Uitsluitend indien de structurele handicap van de leerling noodzaakt tot het volgen van slechts een deel van het onderwijsprogramma, kan vervoer buiten de schooltijden plaatsvinden. De ouders moeten de noodzaak hiervan met een medische verklaring aantonen.

Artikel 15 Ernstige benadeling

  • 1.

    Als de leerling met begeleiding kan reizen, maar het begeleiden van de leerling is voor de ouders onmogelijk of leidt tot ernstige benadeling van de leerling of het gezin dan kan het college onder voorwaarden een voorziening voor aangepast vervoer verstrekken. De voorwaarden worden opgenomen in de beschikking.

  • 2.

    De genoemde voorwaarden zijn altijd gericht op het vergroten van de zelfredzaamheid van de leerling en/of het anderszins verminderen van de belasting voor de leerling en/of het gezin, zodat de leerling op termijn zelfstandig of met begeleiding gebruik kan maken van het openbaar vervoer.

  • 3.

    Indien blijkt dat de ouders niet voldoen aan de gestelde voorwaarden en dit naar het oordeel van het college aan de ouders kan worden toegerekend, wordt in een volgende periode de aanvraag voor aangepast vervoer afgewezen.

  • 4.

    De begeleiding door ouders bij vervoer per fiets of OV is, tijdelijk, niet vereist (en is dus aangepast vervoer vereist) als:

    • a.

      het een eenoudergezin betreft waarin nog een 2e kind jonger dan 9 jaar aanwezig is, dat nog niet zelfstandig naar school kan gaan en tegelijkertijd naar een andere school gebracht moet worden en de ouder werkt of een dagopleiding volgt en werk- of lestijden het onmogelijk maken het kind te begeleiden. En er geen andere oplossingen binnen het netwerk aanwezig zijn. De bewijslast ligt hiervoor bij de ouder;

    • b.

      het een eenoudergezin betreft waarin een 2e kind ouder dan 9 jaar aanwezig is, maar door een medische aandoening extra zorg van de ouder nodig heeft en daardoor niet alleen naar school kan of alleen thuis kan blijven. Dit dient door een medische deskundige te worden vastgesteld en de ouder dient hiervoor een medische verklaring te leveren. En er geen andere oplossingen binnen het netwerk aanwezig zijn;

    • c.

      door een medisch deskundige is vastgesteld dat er medische redenen zijn die ouders belemmeren het kind te begeleiden; dit dient altijd vergezeld te gaan van een medische verklaring. En er geen andere oplossingen binnen het netwerk aanwezig zijn.

Artikel 16 Gedragsregels ten behoeve van aangepast vervoer

  • 1.

    De ouders zijn verantwoordelijk voor het gedrag van hun kind tijdens het vervoer.

  • 2.

    Het college kan, in samenwerking met de vervoerder, gedragsregels opstellen voor de ouders en leerlingen die gebruik maken van het aangepast vervoer. Deze regels zijn noodzakelijk om de veiligheid van de bestuurder, begeleider(s) en de leerling(en) tijdens en rondom het vervoer zoveel mogelijk te garanderen.

  • 3.

    De ouders van een leerling die zich niet houdt aan de gedragsregels krijgen een schriftelijke waarschuwing. Bij herhaling van het gedrag kan de leerling van het vervoer worden geschorst voor een beperkte periode die door het college kenbaar wordt gemaakt. Tijdens de schorsing dienen de ouders het kind zelf naar school te vervoeren.

  • 4.

    Indien na een schorsing de leerling zich binnen 6 maanden (vakantiemaanden niet meegerekend) niet aan de gedragsregels houdt, kan de leerling van het aangepast vervoer worden uitgesloten.

  • 5.

    Indien het gedrag terug te voeren is op de ernstige verstandelijke handicap van de leerling en derhalve niet aan de leerling of de ouders kan worden toegerekend, wordt met de vervoerder, ouders, en eventueel de school een passende oplossing gezocht (bijv. begeleiding in het aangepast vervoer, eigen vervoer).

Artikel 17 Stagevervoer

  • 1.

    Leerlingen komen slechts voor vervoer ten behoeve van een stage in aanmerking indien de leerling dagelijks leerlingenvervoer naar school ontvangt én de stage onderdeel van het onderwijsprogramma is.

  • 2.

    Een verzoek om vervoer naar een stageadres moet vergezeld gaan van een stageovereenkomst.

  • 3.

    Vervoer naar stageadressen vindt niet plaats buiten de reguliere schooltijden.

Artikel 18 Hoogbegaafde kinderen

Ten behoeve van het bezoek aan scholen die zich richten op hoogbegaafde kinderen of het bezoek van verdiepingsklassen die reguliere scholen organiseren ten behoeve van hoogbegaafde leerlingen, wordt in beginsel geen vervoersvoorziening toegekend.

Artikel 19 Taalklas

  • 1.

    Voor een leerling die de Taalklas in het basisonderwijs bezoekt kan een vervoersvoorziening worden toegewezen als:

    • a)

      De leerling vanwege een status als vluchteling (statushouder) in Nederland is en het Nederlands nog niet machtig is.

    • b)

      de leerling niet zelfstandig naar school kan lopen en fietsen tenzij de Taalklas in de eigen woonplaats wordt gegeven (momenteel is de Paulusschool in Arnhem de dichtstbijzijnde Taalklas).

    • c)

      de leerling ook niet zelfstandig met openbaar vervoer naar school kan reizen.

    • d)

      de ouders vaak zelf naar inburgeringslessen gaan en daardoor niet (altijd) in staat zijn om lopend, fietsend of in het openbaar vervoer begeleiding te bieden.

    • e)

      het inkomen van het gezin onder de inkomensdrempel ligt, zodat geen eigen bijdrage van toepassing is en geen inkomensverklaring van de Belastingdienst nodig is.

  • 2.

    Zolang de leerling de dichtstbijzijnde taalklas bezoekt geldt deze als dichtstbijzijnde toegankelijke school en is het afstandscriterium van artikel 10 (verordening) niet van toepassing.

  • 3.

    In beginsel zal voor de eerste 3 maanden aangepast vervoer worden toegewezen op basis van de “intake huisvesting ouder(s) en kinderen”. Na drie maanden vervalt de toekenning en moet tijdig een aanvraag worden gedaan.

  • 4.

    Bij een (vervolg)aanvraag ontstaat voor de leerling recht op bekostiging openbaar vervoer met of zonder begeleiding. Ouders zijn verplicht om waar mogelijk te kiezen voor inburgering op tijden en plaatsen die het toelaten dat zij ook hun kind naar en van school begeleiden. Als dit niet lukt, is dat voldoende reden om voor die dagen het aangepast vervoer te blijven toekennen als de leerling niet zelfstandig of door anderen begeleid naar school kan reizen. Deze situatie loopt tot einde Taalklas met een maximum van 1 jaar (voor een nieuw schooljaar moet wel een nieuwe aanvraag worden gedaan).

  • 5.

    De ouders of verzorgers of begeleiders worden geacht in de periode waarin de leerling met taxivervoer reist samen met de leerling te oefenen in het reizen naar school met openbaar vervoer of met de fiets. De kosten die het oefenen met zich meebrengt worden door de gemeente vergoed.

Artikel 20 Vervoervoorziening naar VSO-scholen

  • 1.

    In aanvulling op artikel 17 van de Verordening wordt voor een leerling die een school voor voortgezet speciaal onderwijs (VSO) bezoekt een voorziening voor openbaar vervoer toegekend indien de afstand van de woning naar de school groter is dan 6 kilometer, ongeacht of er sprake is van begeleiding.

  • 2.

    Aan een leerling die een VSO-school bezoekt wordt uitsluitend aangepast vervoer toegekend in de volgende situaties:

    • a)

      Ouders kunnen aantonen met onderbouwende (medische) verklaringen dat de leerling nog niet of tijdelijk niet in staat is zelfstandig te reizen. De voorziening aangepast vervoer wordt tijdelijk toegekend onder voorwaarde dat de leerling deelneemt aan een traject om zelfstandig te leren reizen zodra de gemeente hem daarvoor oproept.

    • b)

      De voorziening wordt toegekend voor maximaal vier maanden en eindigt altijd met het schooljaar. Wanneer het schooljaar na de vier maanden nog niet afgelopen is, wordt voor de resterende maanden in dezelfde beschikking OV toegekend.

    • c)

      De leerling is rolstoelgebonden en de leerling kan de school niet met de rolstoel (over de stoep) of de trein (gelijkvloerse verbinding) bereiken, hierbij wordt voor de duur van de toewijzing afgeweken van lid b uit artikel 20.

  • 3.

    Op deze voorziening zijn artikel 14 van de Verordening van toepassing.

Artikel 21 Training in zelfstandig reizen

  • 1.

    Een leerling in het voortgezet (speciaal) onderwijs voor wie een voorziening voor aangepast vervoer is toegekend kan op grond van artikel 17 van de beleidsregels worden opgeroepen voor een training in zelfstandig reizen.

  • 2.

    De oproep houdt in dat de leerling en de ouders een intake krijgen met de organisatie die de training verzorgt.

  • 3.

    Bij de intake wordt door een deskundige beoordeeld of de leerling klaar is om aan een training te beginnen en welke vorm van training passend is voor de leerling.

  • 4.

    Ouders dienen naar vermogen mee te werken aan de intake en de training. Bij weigering van de ouders vervalt de aanspraak op aangepast vervoer.


1

Een reistijd naar de opstapplaats van dertig minuten achtte de ABRvS alleszins redelijk (26 februari 1992, nr. R03.89.0419/83-107), deze is vertaald in een loopafstand van 2 kilometer.