Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Amsterdam

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent de stimulering van de opwek en opslag van duurzame energie (Subsidieregeling duurzame Amsterdamse energie)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAmsterdam
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent de stimulering van de opwek en opslag van duurzame energie (Subsidieregeling duurzame Amsterdamse energie)
CiteertitelSubsidieregeling duurzame Amsterdamse energie
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 149 van de Gemeentewet
  2. https://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR419314
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

16-06-2021nieuwe regeling

08-06-2021

gmb-2021-187562

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent de stimulering van de opwek en opslag van duurzame energie (Subsidieregeling duurzame Amsterdamse energie)

Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,

 

gelet op artikel 3, tweede lid van de Amsterdamse subsidieverordening 2013 en artikel 149 van de Gemeentewet en gezien de doelstellingen die op het gebied van de opwek en opslag van duurzame energie zijn gesteld in de Routekaart Amsterdam Klimaatneutraal 2050, zoals deze op 23 mei 2020 door de gemeenteraad van Amsterdam is vastgesteld,

 

besluit de volgende regeling vast te stellen:

 

Subsidieregeling duurzame Amsterdamse energie

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Toepasselijkheid Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013

De Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 is van toepassing, tenzij daarvan in deze regeling uitdrukkelijk wordt afgeweken.

Artikel 1.2 Doel van deze subsidieregeling

Het doel van deze subsidieregeling is uitstoot van gassen die bijdragen aan de opwarming van de aarde te verminderen door het stimuleren van de opwek en opslag van duurzame energie in Amsterdam.

Artikel 1.3 Europees kader bij subsidie aan woningcorporaties

Voor zover een woningcorporatie activiteiten uitvoert die op grond van deze subsidieregeling voor subsidie in aanmerking komen, betreffen het Diensten van Algemene Economisch belang als bedoeld in artikel 47 van de Woningenwet. Het betreft een additionele, specifieke vergoeding in aanvulling op de compensatie die is genoemd in het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015.

Artikel 1.4 Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

 

  • a.

    ASA 2013: de ‘Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013’

  • b.

    DAEB-vrijstellingsbesluit: het Besluit van de Europese Commissie van 20 december 2011, betreffende de toepassing van artikel 106, tweede lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatsteun in de vorm van compensatie voor openbare dienst, verleend aan bepaalde, met beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen (PbEU C9380), dan wel later daarvoor in de plaats treden Europese regelgeving;

  • c.

    kilowatt: duizend maal de SI-eenheid van vermogen (Watt), waarmee uitdrukking wordt gegeven aan de hoeveelheid energie (Joules) die per tijdseenheid (seconde) wordt overgedragen;

  • d.

    netbeheerder: een vennootschap die op grond van artikel 10, 13, 14 of 15a van de Elektriciteitswet 1998 is aangewezen voor het beheer van een of meer netten; en

  • e.

    woningcorporatie: Toegelaten instellingen zoals bedoeld in artikel 19 van de Woningwet en het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015.

Hoofdstuk 2 Zonnepanelen op Amsterdamse corporatiedaken

Artikel 2.1 Definities

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    bestaand gebouw: een gebouw dat niet als nieuwbouw wordt aangemerkt;

  • b.

    nieuwbouw: een bouwwerk waarvoor nog geen melding of kennisgeving van de gereedkoming van bouw, zoals genoemd in artikel 7, lid g van het Besluit basisregistratie adressen en gebouwen en vereist volgens artikel 1.25, lid 2 van het Bouwbesluit 2012 is gedaan;

  • c.

    piekvermogen: het maximale vermogen dat de zonnepanelen en de verdere installatie onder standaard testomstandigheden bestendig kunnen leveren; en

  • d.

    zonnepaneleninstallatie: een opstelling van fotovoltaïsche cellen die invallend (zon)licht omzetten in bruikbare elektrisch energie inclusief de montagematerialen, transformatoren, bekabeling en andere benodigdheden die nodig zijn om deze elektrische energie direct te kunnen gebruiken of terug te leveren aan het door de netbeheerder beheerde stroomnet.

Artikel 2.2 Doel van dit hoofdstuk

Het doel van dit hoofdstuk is om woningcorporaties te stimuleren om versneld zonnepaneleninstallaties aan te leggen op de daken van hun bestaande in Amsterdam gelegen gebouwen.

Artikel 2.3 Subsidiabele activiteiten

Het college kan aan een woningcorporatie een eenmalige subsidie verlenen voor de aanleg van zonnepaneleninstallaties op of aan in Amsterdam gelegen bestaande gebouwen die geheel of ten dele in eigendom zijn van de betreffende woningcorporatie.

Artikel 2.4 Hoogte subsidie

Voor de aanleg van zonnepaneleninstallaties op of aan in Amsterdam gelegen gebouwen, zoals omschreven in artikel 2.3, bedraagt de subsidie maximaal € 375,- per kilowatt piekvermogen van de met deze subsidie te plaatsen zonnepaneleninstallaties.

Artikel 2.5 Subsidieplafond

Het college stelt voor de activiteiten die volgens dit hoofdstuk voor subsidie in aanmerking komen voor de periode tussen 1 mei 2021 en 31 augustus 2023 een subsidieplafond vast van €4.000.000.

Artikel 2.6 De aanvrager

De subsidie in dit hoofdstuk kan uitsluitend worden aangevraagd door woningcorporaties.

Artikel 2.7 Aanvraagtermijn

Deze subsidie in dit hoofdstuk kan uitsluitend worden aangevraagd gedurende de volgende perioden:

  • 1.

    1 juni 2021 tot en met 31 augustus 2021; en

  • 2.

    17 januari 2022 tot en met 30 april 2022.

Artikel 2.8 bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

  • 1.

    In aanvulling op artikel 5, tweede lid van de ASA 2013 worden bij de subsidieaanvraag op basis van dit hoofdstuk de volgende gegevens en stukken overlegd:

    • a.

      een bewijs dat de bankrekening waarop de subsidie of het subsidievoorschot overgemaakt dient te worden op naam van de aanvrager staat;

    • b.

      overzicht van eventuele andere, aan te vragen, aangevraagde of verleende subsidies voor dezelfde subsidiabele activiteiten.

  • 2.

    De beschrijving van activiteiten, zoals bedoeld in artikel 5, tweede lid onder a van de ASA 2013, bevat voor subsidieaanvragen op basis van dit hoofdstuk in ieder geval een overzichtstabel met de volgende kenmerken:

    • a.

      de eerste rij, de zogenaamde titelrij, bevat een ingekorte omschrijving van de in onderdeel c van dit lid opgesomde kenmerken;

    • b.

      iedere rij, behalve de eerste, beschrijft van maximaal één gebouw de in onderdeel c van dit lid opgesomde de kenmerken van dat gebouw;

    • c.

      iedere kolom beschrijft bij de corresponderende rij de volgende kenmerken van het gebouw of van de op dat gebouw te plaatsen zonnepaneleninstallatie:

      • i.

        een zelf te kiezen volgnummer;

      • ii.

        gebouwnaam, indien bestaand;

      • iii.

        straatnaam of straatnamen;

      • iv.

        huisnummers en huisnummertoevoegingen;

      • v.

        postcodes;

      • vi..

        het totale piekvermogen van de te plaatsen zonnepaneleninstallatie; en

      • vii.

        beoogd aantal van de woningcorporatie hurende huishoudens dat voordeel zal genieten van de zonnepanelen

      • viii.

        een omschrijving van de voordelen uit het voorgaande subonderdeel.

  • 3.

    De beschrijving van activiteiten, zoals bedoeld in artikel 5, tweede lid onder a van de ASA 2013, bevat voor subsidieaanvragen op basis van dit hoofdstuk ook een onderbouwing van de noodzaak van de aangevraagde subsidie;

  • 4.

    De begroting, zoals bedoeld in artikel 5, tweede lid onder c van de ASA 2013, bevat voor subsidieaanvragen op basis van dit hoofdstuk in ieder geval een indicatie van het percentage van de aangevraagde subsidie dat de aanvrager als voorschot wenst te ontvangen. Dit percentage kan niet hoger zijn dan 95% van de aangevraagde subsidie.

Artikel 2.9 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 9, tweede lid van de ASA 2013 kan het college geheel of gedeeltelijk weigeren een subsidie op basis van dit hoofdstuk te verlenen als:

  • a.

    de verlening van subsidie er samen met eventuele andere aangevraagde of verleende subsidies toe zou leiden dat de aanvrager voor de aanleg van de zonnepaneleninstallatie meer subsidie ontvangt dan 50% van de kosten voor de aanleg van die installatie.

  • b.

    gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de voordelen van de te plaatsen zonnepaneleninstallatie niet of niet in overwegende mate gericht zullen zijn op huishoudens die huren van de corporatie of niet of nauwelijks aanwijsbaar ten goede zullen komen aan huishoudens die huren van de corporatie;

  • c.

    de som van de op basis van dit hoofdstuk aangevraagde subsidies is met het verlenen van de aangevraagde subsidie hoger is dan € 1.000.000,-; en

  • d.

    de aanvrager gedurende de lopende aanvraagperiode al een andere subsidieaanvraag heeft gedaan op basis van dit hoofdstuk.

  • e.

    bij een gebouw waar op de aanvraag betrekking heeft al met de aanleg van de zonnepaneleninstallatie gestart is voordat de subsidie is aangevraagd;

  • f.

    voor een gebouw waar op de aanvraag betrekking heeft op basis van deze regeling of andere gemeentelijke subsidieregelingen al eerder subsidie is verleend voor de aanleg van een zonnepaneleninstallatie.

Artikel 2.10 Aanvullende verplichtingen

Naast de verplichtingen op grond van artikel 10 en 11 van ASA 2013, zijn aan subsidie op basis van dit hoofdstuk de volgende verplichtingen verbonden:

  • a.

    de aanvrager administreert de netto kosten, bedoeld in artikel 5 van het DAEB-vrijstellingsbesluit, die zijn verbonden met de subsidiabele activiteiten bedoeld in artikel 5, op een zodanige wijze dat inzicht kan worden verkregen in de hoogte van deze kosten, zulks afscheiden van de reguliere bedrijfsvoering, in relatie tot de voor deze activiteiten verstrekte subsidie;

  • b.

    de gesubsidieerde zonnepaneleninstallaties dienen binnen 1 jaar na de subsidieverlening te zijn gerealiseerd; tenzij in de verleningsbeschikking een andere termijn gesteld wordt. Deze termijn kan door het college op verzoek worden verlengd indien het college dit uitstelverzoek, voorzien van een passende verklaring, binnen de gestelde termijn ontvangt;

  • c.

    voor zover vereist, dient de aanvrager vergunning te verkrijgen voor de subsidiabele activiteiten; en

  • d.

    De ontvanger dient aan de door het college met controle belaste personen op verzoek:

    • i.

      inzage te verlenen in de op de subsidieaanvraag betrekking hebbende bescheiden en tekeningen;

    • ii.

      de gelegenheid te geven tot het controleren en kopiëren van alle documenten die betrekking hebben op de uit te voeren en uitgevoerde werkzaamheden;

    • iii.

      alle inlichtingen te verstrekken, die naar het oordeel van het college noodzakelijk zijn voor het beoordelen of de regeling juist is toegepast en de voorschriften bij subsidieverlening zijn nageleefd; en

    • iv.

      toegang te verlenen tot de onroerende zaak waarop de subsidieverlening betrekking heeft.

  • e.

    De aanvrager bevordert met de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten de totstandkoming van werkgelegenheid en opleidingsplekken op het gebied van installatie en onderhoud van zonnepaneleninstallaties.

Artikel 2.11 Verantwoording

  • 1.

    In aanvulling op artikel 14, tweede lid van de ASA 2013, bevat de aanvraag tot subsidievaststelling voor subsidie op basis van dit hoofdstuk:

    • a.

      kopieën van de facturen van het gebouw voor de realisatie van de gesubsidieerde zonnepaneleninstallaties waarvoor geldt dat per gebouw blijkt wat het totale piekvermogen is van de op dat gebouw gerealiseerde zonnepaneleninstallatie. Op deze kopieën van facturen is het volgnummer, zoals bedoeld in het tweede lid, onder a, sub iii, sub sub 1, van het gebouw waarbij de factuur hoort vermeld.

    • b.

      kopieën van de betaalbewijzen die betrekking hebben op de bij onderdeel a genoemde facturen of een getekende verklaring van de facturerende partij dat alle facturen voor de realisatie van de gesubsidieerde zonnepaneleninstallaties zijn voldaan;

    • c.

      een overzicht van eventuele andere aan te vragen, aangevraagde of verleende subsidies voor dezelfde subsidiabele activiteiten.

  • 2.

    Het verslag, zoals vereist in artikel 14, tweede lid, onder a, van de ASA 2013 bevat voor subsidies op basis van dit hoofdstuk in ieder geval ook:

    • a.

      een overzichtstabel met de volgende kenmerken:

      • i.

        de eerste rij, de zogenaamde titelrij, bevat een ingekorte omschrijving van de in onderdeel iii van dit lid opgesomde kenmerken;

      • ii.

        iedere rij, behalve de eerste, beschrijft maximaal één gebouw en de gevraagde kenmerken;

      • iii.

        iedere kolom beschrijft bij de corresponderende rij de volgende kenmerken van het gebouw of de op dat gebouw te plaatsen zonnepaneleninstallatie:

        • 1.

          een volgnummer, dat voor zover dezelfde gebouwen van zonnepaneleninstallatie zijn voorzien als aangevraagd, correspondeert met het bij de aanvraag geleverde volgnummers, zoals genoemd in artikel 10, tweede lid, onder c, sub i;

        • 2.

          gebouwnaam, indien bestaand;

        • 3.

          straatnaam of straatnamen;

        • 4.

          huisnummers en huisnummertoevoegingen;

        • 5.

          postcodes;

        • 6.

          het totale piekvermogen van de geplaatste zonnepaneleninstallatie; en

        • 7.

          het aantal van de woningcorporatie hurende huishoudens dat voordeel genieten van de zonnepanelen

        • 8.

          een omschrijving van de voordelen uit het voorgaande onderdeel.

    • b.

      van ieder gebouw waar met subsidie een zonnepaneleninstallatie gerealiseerd is, tenminste één, rechtenvrij door de gemeente te gebruiken, kleurenfoto van de in gebruik genomen zonnepaneleninstallatie, waaruit de hoeveelheid gesubsidieerde op het gebouw aangelegde panelen voldoende duidelijk blijkt.

    • c.

      een omschrijving van de wijze waarop de totstandkoming van de werkgelegenheid en opleidingsplekken bij de uitvoering van de subsidiabele activiteiten zijn bevorderd.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 3.1 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking.

Artikel 3.2 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als Subsidieregeling duurzame Amsterdamse energie.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 8 juni 2021.

De burgemeester

Femke Halsema

De gemeentesecretaris

Peter Teesink

Toelichting

Algemeen deel

Na de ondertekening van het Parijse klimaatverdrag door wereldleiders, het ondertekenen van de Klimaatwet door de Koning, de ondertekening van het Klimaatakkoord door Nederlandse overheden en het bedrijfsleven en het vaststellen van de Routekaart naar een klimaatneutrale stad door de gemeenteraad van Amsterdam in 23 mei 2020 kan er geen twijfel meer over bestaan dat Klimaatverandering door de uitstoot van broeikasgassen een halt toegeroepen moet worden.

 

De afhankelijk van onze samenleving en van de stad Amsterdam van de energie die met de uitstoot broeikasgassen gepaard gaat is voorlopig echter aanzienlijk. Deze afhankelijkheid onder ogen ziende heeft het college van de gemeente Amsterdam besloten om een subsidieregeling in te richten waarmee de opwek en opslag van duurzame energie gestimuleerd kan worden.

 

Met duurzaam energie wordt bedoeld dat het beschikbaar en bruikbaar maken van die energie geen of nauwelijks uitstoot van broeikasgassen te weeg brengt. Sommige vormen van energie, zoals elektrische energie, kunnen maar in zeer beperkte mate in hun elektrische vorm opgeslagen worden. Dit levert uitdagingen op als het moment van opwek niet afgestemd kan worden met het moment dat de energie nodig is. Vooral voor vormen van elektriciteitsopwekking, zoals zonnepanelen en wind is dat een behoorlijk uitdaging. Een uitdaging die alleen maar groter zal worden op het moment dat een groter deel van de elektriciteitsopwekking met die bronnen gebeurt. Om deze vormen van energie toch beschikbaar en bruikbaar te houden is speciale opslagapparatuur, zoals een accu, nodig. Het is met het oog op dergelijke maatregelen dat opslag ook onderdeel van deze subsidieregeling is gemaakt.

 

Met het oog op de grote diversiteit aan methoden die bestaan om energie op te wekken en op te slaan, de sterk verschillende kosten en snel veranderende markt die er is voor verschillende vormen van duurzame opwek en opslag, is besloten om een subsidieregeling op te stellen die een algemeen kader vormt voor subsidiering van activiteiten die daarmee te maken hebben. Binnen dit kader kunnen in verschillende hoofdstukken specifieke maatregelen en doelgroepen gesteund worden om meer bruikbare duurzame energie op te wekken.

 

Bij de vaststelling van deze subsidieregeling is als eerste een subsidie ingericht voor zonnepanelen op de daken van woningcorporaties. Deze subsidie is een onderdeel van het Duurzaam Herstelpakket, dat volgt uit het op 20 september 2020 door de coalitiepartijen opgestelde begrotingsakkoord ‘Samen Sterker uit de crisis’. Het college van de gemeente Amsterdam streeft er naar om woningcorporaties te overtuigen om huurders te laten profiteren van zonne-energie. Deze subsidieregeling is er op gericht om corporaties uit te nodigen om zoveel mogelijk zonnepanelen te realiseren en zo met bestedingen op het gebied van duurzaamheid de werkgelegenheid te vergroten en zo de economische impact van de coronamaatregelen te beperken. Om dat te bewerkstelligen is gekozen voor een opzet waar de corporaties in de verleningsfase van de subsidie met relatief weinig aan te leveren informatie toch snel duidelijkheid en zekerheid kunnen krijgen over de hoeveelheid subsidie die ze kunnen krijgen als ze zonnepanelen aanleggen. De subsidieregeling is bedoeld om een versnelling aan te brengen in de aanleg van zonnepanelen. De hoogte van de subsidie is niet afhankelijk van de gemaakte kosten, maar betreft een vast bedrag per kilowatt piekvermogen van de gehele installatie. De gemeente biedt daarbij ook gunstige mogelijkheden tot een voorschot aan, zodat de financiering van de panelen geen probleem hoeft te zijn.

 

Om corporaties te stimuleren om een gestructureerde aanpak te ontwikkelen voor de plaatsing van zonnepanelen en om te administratieve lasten van de regeling te beperken is gekozen om een relatief korte aanvraagperiode te bepalen en om iedere corporatie maar één aanvraag per aanvraagperiode toe te staan.

 

Het eerste en het laatste hoofdstuk van de regeling bevat algemene bepaling die voor alle tussenliggende hoofdstukken gelden. Het is de bedoeling dat de tussenliggende hoofdstukken alleen maar bepalingen bevatten die effect hebben op de subsidies die binnen dat hoofdstuk beschikbaar worden gesteld. Alle artikelen in de tussenliggende hoofdstukken worden daarom gekenmerkt door zinsneden als ‘in dit hoofdstuk’ of verwijzingen naar expliciete artikelen binnen het hoofdstuk.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

 

Artikel 1.1 Toepasselijkheid Algemene subsidieverordening Amsterdam 2013

De regelgevende bevoegdheid die aan de basis ligt van iedere subsidieregeling ligt op grond van artikel 147 van ge Gemeentewet bij de gemeenteraad. De gemeenteraad van Amsterdam heeft met de vaststelling van de Algemene subsidieverordening Amsterdam 2013 (ASA 2013) besloten om deze regelgevende bevoegdheid wat subsidies betreft te mandateren aan het college. De ASA 2013 bepaalt het kader waarbinnen het college de regels over subsidie kan stellen. Dit artikel strekt ertoe expliciet te maken dat naast de regels in de subsidieregeling zelf, dus ook de regels van de ASA 2013 van toepassing zijn. Als vanzelfsprekend zijn ook de relevante regels uit de Algemene Wet Bestuursrecht van toepassing.

 

Artikel 1.2 Doel van deze regeling

Het doel in dit artikel is zeer algemeen verwoord en omschrijft het doel van de gehele regeling. De vervolghoofdstukken kunnen ieder een eigen doel bevatten, dat past binnen dit algemene doel.

 

Artikel 1.3 Europees kader bij subsidie aan woningcorporaties

Het subsidiëren van ondernemingen of partijen die deelnemen aan een markt brengt is het waarschijnlijk dat Europese verdragsrechtelijke staatsteun regels mee gaan spelen. Voor woningcorporaties geldt echter een uitzondering, omdat er sprake is van een Dienst van Algemeen Economisch Belang. Deze bepaling strekt ertoe expliciet te maken op welke manier een subsidie aan woningcorporatie geduid dient te worden.

 

Artikel 1.4 Definities

In dit artikel worden de algemeen geldende definities binnen de regeling bepaald. In de vervolghoofdstukken kunnen ook voor dat hoofdstuk specifieke definities gehanteerd worden. De begrippen die hier gedefinieerd zijn zijn onafhankelijk van context. Een kilowatt is een bepaalde hoeveelheid energie, die hoeveelheid zal niet wijzigen als het onderwerp veranderd. Een tegenvoorbeeld is de definitie van ‘piekvermogen’, dat kan wel veranderen afhankelijk van context. Voor zonnepanelen is het de hoeveel elektrische energie die per seconde maximaal geleverd kan worden, terwijl het voor een accu zowel de hoeveelheid stroom die geleverd zou kunnen worden als het maximale vermogen dat opgeslagen kan worden zou kunnen betekenen. De definitie van piekvermogen wordt daarom binnen het hoofdstuk in artikel 2.1 gesteld.

 

Geen van deze algemene definities vereisen aanvullende toelichting.

 

Hoofdstuk 2 Zonnepanelen op Amsterdamse corporatiedaken

 

Artikel 2.1 Definities

Dit artikel bepaalt definities die specifiek gelden voor hoofdstuk 2.

 

Het begrip piekvermogen omvat nadrukkelijk naast de zonnepanelen zelf ook de verdere installatie. Als de zonnepanelen op een dak een verschillende richting (noord, zuid, oost, west) hebben, dan heeft dat gevolgen voor de hoeveelheid energie die ieder van de panelen op verschillende momenten van de dag kunnen leveren. Sommige panelen zullen in de ochtend meer leveren, terwijl andere juist in de avond meer energie geven. Als gevolg daarvan kan het in sommige gevallen een verdedigbare kostenbesparing opleveren om een kleinere transformator te gebruiken. Ook kan bij grotere installaties waarbij niet aan individuele woningen aangesloten wordt (bijvoorbeeld een postcoderoos) de aansluitwaarde aan het elektriciteitsnet een beperking zijn. Piekvermogen wordt dus niet uitsluitend bepaald op basis van de aangelegde zonnepanelen, maar ook alle verdere schakels in de installatie worden meegenomen.

 

Artikel 2.3 Subsidiabele activiteiten

Dit artikel bepaalt waarvoor er subsidie is. Voor alle duidelijkheid wordt benadrukt dat het om een subsidie voor woningcorporaties gaat.

 

Het begrip ‘eenmalige subsidie’ is een verwijzing naar artikel 1, onder d, van de ASA2013. Het staat tegenover een ‘periodieke subsidie’, zoals gedefinieerd in artikel 1, onder g van de AsA2013. Er wordt mee aangegeven dat een subsidie betreft ten behoeve van activiteiten van de aanvrager die een van bepaalde duur zijn.

 

Nadrukkelijk niet bedoeld is om hiermee aan te geven dat er maar één maal subsidie aangevraagd zou mogen worden. De subsidieregeling gaat in op meermalig aanvragen. Het is echter op grond van artikel 2.9, onderdeel f niet mogelijk om voor dezelfde activiteit twee keer subsidie aan te vragen. Het is op grond van artikel 2.9, onderdeel d, in principe ook niet mogelijk om per organisatie per aanvraagperiode meer dan één keer subsidie aan te vragen.

 

De subsidie is gericht op bestaande gebouwen en dus niet op nieuwbouw.

 

Bij het bepalen of vastgoed binnen de gemeentegrenzen van Amsterdam gelegen is. De gegevens in de Basisregistratie Adressen en Gebouwen van de gemeente Amsterdam worden gebruikt om dat te bepalen.

 

Met het begrip ‘geheel of ten dele’ wordt erkenning gegeven voor het feit dat de woningcorporaties in Amsterdam veelal woningen bezitten die onderdeel zijn van een Vereniging van Eigenaren. Subsidie kan dus ook verleend worden voor zonnepaneleninstallaties die aangelegd worden op een gebouw waar de corporatie maar gedeeltelijk eigenaar is. Met het begrip eigendom wordt gedoeld op juridisch eigendom, niet economisch eigendom. Eigendom wordt gecontroleerd met behulp van de gegevens uit de Basisregistratie Adressen en Gebouwen van de gemeente Amsterdam.

 

Artikel 2.4 Hoogte van de subsidie

In dit artikel wordt de hoogte van de subsidie bepaald. Deze hoogte geldt uitsluitend voor de subsidiabele activiteiten, zoals deze zijn gedefinieerd in artikel 2.3. Het subsidiebedrag is afhankelijk van het opgestelde piekvermogen van de zonnepaneleninstallatie. Het begrip piekvermogen is gedefinieerd in artikel 2.1 en het is nadrukkelijk de bedoeling dat ook het vermogen van de verdere installatieonderdelen, zoals de transformator, meegewogen worden bij het bepalen van het vermogen. Het subsidiebedrag is bepaald op een manier die naar verwachting ongeveer 30% van de installatiekosten van zonnepaneleninstallatie dekt.

 

Artikel 2.5 Subsidieplafond

In dit artikel wordt het subsidieplafond voor de subsidieregeling bepaald. Als het plafond bereikt is worden alle verdere subsidieaanvragen geweigerd. Dit gebeurt op grond van artikel 4:25, tweede lid, AWB. Op grond van artikel 7, eerste lid van de ASA2013 wordt de volgorde van in behandeling name bepaald. Als tijdstip van indiening geldt het moment waarop de aanvraag compleet is. Een aanvraag wordt geacht ontvangen te zijn om het moment dat die compleet is. De volgorde van ontvangst is leidend voor de volgorde van in behandeling name en daarmee ook voor de volgorde van verlening. Met andere woorden, wie het eerst komt, wie het eerst maalt.

 

Artikel 2.6 De aanvrager

In dit artikel wordt in aanvulling op artikel 2.3 expliciet bepaald dat de subsidie in dit hoofdstuk uitsluitend door woningcorporaties kan worden aangevraagd. Als een andere partij dan een corporatie de subsidie aanvraagt, dan wordt deze geweigerd op grond van artikel 9, tweede lid, onder a, ASA2013.

 

Artikel 2.7 Aanvraagtermijn

In dit artikel wordt de aanvraagtermijnen voor de subsidie in dit hoofdstuk bepaald. Aanvragen die buiten deze termijnen worden ingediend worden geweigerd op grond van artikel 9, tweede lid, onder a van de ASA2013.

 

Artikel 2.8 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

In dit artikel wordt bepaald welke stukken ingediend moeten worden om bij een aanvraag voor subsidie op basis van dit hoofdstuk.

 

Het eerste lid vraagt om twee stukken in aanvulling op de stukken die op grond van artikel 5, tweede lid van de ASA 2013 aangeleverd moeten worden. Het bewijs van tenaamstelling van de bankrekening kan een kopie van een bankpas of een bankrekeningafschrift betreffen. Het overzicht van eventuele andere aan te vragen, aangevraagde of verleende subsidie voor de dezelfde activiteiten wordt geacht uitputtend te zijn. Het gaat om zowel historische als toekomstige aanvragen. Het is daarbij ook van belang om aan te geven hoeveel subsidie er verwacht wordt. Deze gegeven worden gebruikt bij de beoordeling of de weigeringsgronden uit artikel 2.9, onderdelen a en f van toepassing zijn.

 

Het tweede lid vormt vraagt erom dat de door de ASA2013 vereiste omschrijving van activiteiten een specifieke tabel bevat. Deze informatie vormt de kern van een subsidieaanvraag. Gevraagd wordt om een tabel van de volgende vorm:

 

 

Als er sprake is van meerdere straatnamen, postcodes, huisnummers en huisnummertoevoegingen in één gebouw, dan kunt u met behulp van romeinse cijfers de relatie tussen de straatnamen postcodes, huisnummertoevoegingen geven. Als er sprake is van een bereik, dan kan dan met een koppelteken (-) en een even of oneven toevoeging worden aangegeven. De gegevens in deze tabel worden gebruikt om in te schatten of het beoogde te installeren vermogen realistisch is en aansluit bij het aantal woningen dat het voordeel van de panelen zal genieten. Als het te installeren vermogen en het aantal voordeel genietende woningen niet voldoende correspondeert kan het college op grond van artikel 2.9, onderdeel b kiezen om te subsidie te weigeren of lager vast te stellen.

 

Het derde lid vraagt om een omschrijving van de noodzaak. De aanvrager wordt gevraagd om duidelijk te maken waarom de subsidie nodig is. Daarover kan in algemene zin een toelichting worden gegeven, maar met behulp van het volgnummer uit vorige lid kan ook een specifieke situatie in een gebouw toegelicht worden waarmee de noodzaak benadrukt wordt. De aanvraag wordt uitgenodigd in te gaan op de financiële, technische en sociale aspecten van de beoogde aanleg. Als deze motivatie onvoldoende is, dan kan op basis van artikel 9, tweede lid, onder a van de ASA 2013 kiezen om de subsidie lager vast te stellen of te weigeren. Een motivatie waarin het belang van de huurders niet voldoende naar voren komt kan ook een aanleiding zijn om op grond van artikel 2.9, onderdeel b de subsidie te weigeren.

 

Het vierde lid vraagt de aanvrager om in de door de ASA2013 vereiste begroting expliciet te maken of zij een voorschot wensen te ontvangen.

 

Artikel 2.9 Weigeringsgronden

Dit artikel bevat aanvullende weigeringsgronden. Naast deze weigeringsgronden dient het college ook te toetsen aan de weigeringsgronden die zijn voorgeschreven in de AWB en de ASA2013. Het college kan op basis van deze weigeringsgronden besluiten om subsidie te weigeren of lager vast te stellen.

 

Onderdeel a ziet er op dat er door stapeling van subsidies niet teveel subsidie naar dezelfde zonnepaneleninstallatie gaat. Overwegende dat met de subsidiehoogte gemikt is om 30% van de kosten te subsidiëren is er dus nog ruimte om nog 20% aanvullende subsidie te zoeken. Als er nog meer subsidie van andere bronnen aanvraagt wordt verleend de college een lagere subsidie, zodat niet meer dan 50% subsidie wordt gegeven. Soms is het moment van de aanvraag niet duidelijk hoeveel subsidie beschikbaar zal zijn voor het project. Bij de vaststelling vraagt het college op grond van artikel 2.11, eerste lid, onder c, opnieuw om een overzicht van de subsidies. In dat geval wordt de aanvrager geacht onvolledige gegevens te hebben verstrekt en stelt het college op grond van artikel 4:46, tweede lid onder c, de subsidie op zo een manier lager vast dat er niet meer dan 50% subsidie wordt gegeven.

 

Onderdeel b ziet er op dat de subsidie geweigerd wordt als de te plaatsen zonnepaneleninstallatie niet voldoende ten goede komen aan de huurders van de woningcorporatie. Dit wordt beoordeeld op basis van de gegevens die in artikelen 2.9, tweede lid en bij de vaststelling in artikel 2.11, tweede lid worden verschaft.

 

Onderdeel c ziet er op dat één corporaties niet alle subsidie verleend krijgt en er voor andere corporaties in de stad ook nog geld over blijft. Het bedrag in deze bepaling staat in verhouding tot het gehele subsidieplafond.

 

Onderdeel d ziet er op dat er maar één aanvraag per woningcorporatie per aanvraagperiode is. Lees hier meer over bij de algemene toelichting.

 

Onderdeel e leidt er toe dat de subsidie geweigerd kan worden als al met de aanleg begonnen is. Uitdaging daarbij is dat het college geen gegevens vraagt op basis waarvan zij kan beoordelen of al met de uitvoering begonnen is. De aanname is daarom dat de aanvragers geen aanvragen in zullen dienen voor zonnepaneleninstallaties waar men reeds begonnen is met de uitvoering. Op basis van de facturen die bij de vaststelling op grond van artikel 2.11, eerste lid, onder a, worden geleverd kan het college achteraf controleren of de uitvoering allicht eerder dan de aanvraag heeft plaatsgevonden. Als facturen verzonden zijn voor de datum waarop de subsidie is aangevraagd moet het college aannemen dat reeds met de werkzaamheden aangevangen was op het moment van de aanvraag. In dat geval kan het college bij de vaststelling op grond van artikel 4:46, tweede lid, onder c, AWB de subsidie alsnog lager vaststellen.

 

2.10 Aanvullende verplichtingen

Dit artikel bevat de aanvullende verplichtingen voor de organisaties die op basis van dit hoofdstuk subsidie verleend hebben gekregen. De subsidieontvanger dient ten aan alle tijden aan deze verplichtingen te voldoen. Als de subsidieontvanger niet aan de aanvullende voorwaarden voldoet kan het college voor dat de subsidie is vastgesteld de subsidie op grond van artikel 4:46, tweede lid, onder b, AWB. Nadat de subsidie is vastgesteld kan het college op grond van artikel 4:48, eerste lid, onder b, AWB de subsidie intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen, waardoor er een opeisbare vordering op de subsidieontvanger ontstaat.

 

Er is sprake van aanvullende verplichting, omdat de in dit artikel bovenop de verplichtingen die uit artikel 10 en 11 van de ASA2013 volgen komen.

 

Onderdeel a ziet op de verplichting van de corporaties om een duidelijke administratie bij de houden, waaruit goed opgemaakt kan worden welke kosten het gevolg zijn van de gesubsidieerde activiteiten. Deze administratie is nodig om effectief te kunnen controleren of aan de weigeringsgrond van artikel 2.9, onderdeel e voldaan is, daar moet immers gecontroleerd worden dat niet meer dan 50% van de kosten gesubsidieerd worden.

 

Onderdeel b ziet op het stellen van een standaard uitvoeringstermijn van 1 jaar. Het college kan bij de subsidieverlening kiezen om een langere uitvoeringstermijn te geven. De totale termijn is in geen geval langer is dan 4 jaar. De aanvrager kan ook verzoeken om een langere uitvoeringstermijn. Een dergelijk verzoek moet met redenen omkleed zijn. Het college neemt bij het beoordelen van een dergelijk verzoek in ieder geval de volgende gegevens mee: in hoeverre is het de aanvrager aan te rekenen dat de oorspronkelijke termijn niet gehaald is? In hoeverre is het de gemeente of een andere overheid aan te rekenen dat de oorspronkelijk termijn niet gehaald is? Hoe waarschijnlijk is het dat de zonnepaneleninstallaties wel gerealiseerd worden als de een verlenging gegeven wordt? Hoe voortvarend is de aanvrager geweest bij het realiseren van andere zonnepaneleninstallaties die meegewogen zijn bij de subsidieverlening?

 

Onderdeel c ziet er op te borgen dat geen subsidie wordt betaald wordt als de noodzakelijke vergunningen niet verleend zijn. Het bestaan van een vergunningsplicht staat los van deze subsidieregeling.

 

Onderdeel d ziet er op om de gemeente in de mogelijkheid te stellen of subsidie terecht verleend is. Er ontstaat een verplichting om mee te werken met de met controle belaste persoon, ongeacht of het nu om toegang tot documenten of toegang tot onroerende zaken gaat.

 

Onderdeel e verplicht de ontvanger van de subsidie om groene banen en opleidingen voor groene banen te bevorderen. Een zekere mate van bevordering staat vast, de zonnepaneleninstallaties die het onderwerp zijn van deze subsidie moeten immers gerealiseerd worden. Die realisatie leidt op zichzelf al tot arbeidsgelegenheid. Het is de bedoeling om de aanvrager te stimuleren om verder te gaan dan het verlenen van een opdracht aan een uitvoerende partij. Het is nadrukkelijk de bedoeling dat de aanvrager zich als verantwoordelijk opdrachtgever opstelt en opdrachtnemers uitzoekt die investeren in medewerkers en het oplossen van de hardnekkige arbeidstekorten in deze duurzame sector. Denk aan opdrachtnemers die ervoor kiezen om mensen in vaste dienst te nemen, het personeel met opleidingstrajecten te helpen ontwikkelen en stageplaatsen te bieden om te zorgen dat nieuwe mensen het werkveld kunnen betreden. Opdrachtnemers die door middel van vluchtige onderhuurconstructies zelfstandige ondernemers zonder personeel aantrekken passen daar niet bij. De verantwoordingsverplichting in artikel 2.11, tweede lid, onderdeel c vraagt de opdrachtnemer om de resultaten van die aanvullende inspanning te omschrijven.

 

2.11 Verantwoording

Dit artikel ziet op het bepalen welke aanvullende gegevens er bij een verzoek tot vaststelling ingediend moeten worden. Het betreft een aanvulling, omdat deze gegevens bovenop de in artikel 14, tweede lid van de ASA 2013 genoemde gegevens komen. In de vaststellingsfase moet bewezen worden dat de zonnepaneleninstallaties gerealiseerd zijn.

 

In het eerste lid worden de facturen en bewijzen van betaling van deze facturen gevraagd. Het is van belang dat op de facturen duidelijk aangegeven is bij welk gebouw en welke zonnepaneleninstallatie ze horen. Het volgnummer van het gebouw helpt daarbij. Ook wordt de aanvrager in deze fase gevraagd inzichtelijk te maken welke verdere subsidies er omtrent deze installaties gegeven zijn. Lees hier mee over bij de toelichting van het eerste lid van artikel 2.8.

 

Het tweede lid is de evenknie van het tweede lid van artikel 2.8, maar dan in de vaststellingsfase. Wederom wordt gevraagd om een dergelijke overzichtstabel.

 

 

Uit het tweede lid, onderdeel a, sub iii, sub sub 1 volgt dat het bij vaststelling niet essentieel is dat dezelfde gebouwen als bij de verlening in de tabel staan. De subsidie wordt verleend voor het realiseren van totaal piekvermogen aan zonnepaneleninstallaties, als blijkt dat de installaties op andere corporatiegebouwen terecht zijn gekomen, dan is dat doel nog steeds bereikt.

 

De in het tweede lid, onder b gevraagde foto dient door één ieder vrij gebruik te kunnen worden. Dat betekent dat als er eventueel mensen herkenbaar in de foto staan, dat deze er mee in moeten stemmen dat die foto in het publieke domein terecht komt. Op deze foto’s zien wij graag zo veel mogelijk van de op ieder gebouw aangelegde zonnepanelen.

 

Het tweede lid, onder c vraagt de subsidieontvanger om in het activiteitenverslag ook de wijze waarop de werkgelegenheid en opleidingsplekken zijn bevorderd te omschrijven. In hetzelfde onderdeel wordt de ontvanger gevraagd om de als gevolg van die bevordering gerealiseerde resultaten te omschrijven. Als het niet mogelijk is om de resultaten te kwantificeren, dan kan hier volstaan worden met een kwalitatieve omschrijving en een toelichting waarom een kwantitatieve omschrijving niet mogelijk is gebleken.