Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug

Verordening van het algemeen bestuur van het openbaar lichaam Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug houdende regels omtrent de Individuele Studietoeslag (Verordening individuele studietoeslag RDWI 2021)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRegionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug
OrganisatietypeRegionaal samenwerkingsorgaan
Officiële naam regelingVerordening van het algemeen bestuur van het openbaar lichaam Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug houdende regels omtrent de Individuele Studietoeslag (Verordening individuele studietoeslag RDWI 2021)
CiteertitelVerordening individuele studietoeslag RDWI 2021
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerponderwijs
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening individuele studietoeslag Participatiewet 2015.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 8, eerste lid, van de Participatiewet
  2. artikel 8, derde lid, van de Participatiewet
  3. artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet
  4. artikel 149 van de Gemeentewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

16-06-202101-01-2021nieuwe regeling

26-05-2021

bgr-2021-469

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening van het algemeen bestuur van het openbaar lichaam Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug houdende regels omtrent de Individuele Studietoeslag (Verordening individuele studietoeslag RDWI 2021)

Het Algemeen Bestuur van de Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug (RDWI), in zijn vergadering van 26 mei 2021,

 

gelet op:

artikel 8, eerste lid, onderdeel c van de Participatiewet;

artikel 8, derde lid van de Participatiewet;

artikel 36b, eerste lid van de Participatiewet;

artikel 149 van de Gemeentewet;

 

besluit:

vast te stellen, de volgende verordening:

 

VERORDENING INDIVIDUELE STUDIETOESLAG RDWI 2021

Artikel 36b, eerste lid van de Participatiewet geeft de mogelijkheid aan het Dagelijks Bestuur een individuele studietoeslag te verlenen aan een persoon zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a van de Participatiewet. Artikel 8, eerste lid, onderdeel c van de Participatiewet stelt dat er bij verordening regels gesteld moeten worden omtrent het verlenen van een individuele studietoeslag. Het derde lid van dit artikel stelt dat deze regels in ieder geval betrekking hebben op de hoogte en frequentie van betaling van deze toeslag.

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

     

    • a.

      RDWI: de Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug;

    • b.

      Dagelijks Bestuur: het Dagelijks Bestuur van de RDWI;

    • c.

      Algemeen Bestuur: het Algemeen Bestuur van de RDWI;

    • d.

      Individuele studietoeslag: De toeslag als bedoeld in artikel 36b, eerste lid van de Participatiewet;

    • e.

      de wet: de Participatiewet;

Artikel 2 Indienen verzoek

Een verzoek om een individuele studietoeslag als bedoeld in artikel 36b, eerste lid, van de wet, wordt ingediend met een daarvoor bestemd aanvraagformulier.

Artikel 3 Doelgroep

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur stelt vast of een belanghebbende door een structurele medische beperking tijdens de studie geen inkomsten kan verwerven. Hierbij toetst het Dagelijks Bestuur of belanghebbende ook aan de andere voorwaarden voldoet zoals genoemd in artikel 36b, eerste lid van de wet.

  • 2.

    Voor het vaststellen of er sprake is van een structurele medische beperking zoals bedoeld in het eerste lid kan het Dagelijks Bestuur een onderzoek laten uitvoeren door een deskundige.

  • 3.

    Een belanghebbende kan zelf stukken verstrekken waaruit blijkt dat er een structurele medische beperking, zoals bedoeld in het eerste lid, aanwezig is. Voor zover deze stukken betrekking hebben op een onderzoek dat langer dan twee jaar geleden heeft plaatsgevonden kan het Dagelijks bestuur besluiten om deze stukken niet bij het onderzoek te betrekken. Mogelijke stukken kunnen zijn:

    • a.

      Een beslissing toekenning indicatie banenafspraak;

    • b.

      Een verklaring opname doelgroepenregister (UWV);

    • c.

      Een toelaatbaarheidsverklaring (TLV) van een Voortgezet speciaal onderwijs (VSO) of Praktijkonderwijs (PRO) opleiding.

    • d.

      Een verklaring van een deskundige met betrekking tot de beperkingen.

Artikel 4 Toekenning en verstrekking individuele studietoeslag

  • 1.

    De individuele studietoeslag wordt toegekend vanaf de eerste dag van de maand waarin de aanvraag is ingediend voor de resterende duur van het school- of studiejaar.

  • 2.

    De individuele studietoeslag wordt voor aanvang van het nieuwe studiejaar verlengd indien belanghebbende nog voldoet aan alle voorwaarden zoals genoemd in deze verordening en artikel 36b van de wet.

  • 3.

    De individuele studietoeslag wordt tussentijds beëindigd zodra belanghebbende de studie staakt of niet langer voldoet aan één of meerdere voorwaarden zoals genoemd in deze verordening en artikel 36b van de wet.

  • 4.

    Indien het Dagelijks Bestuur heeft vastgesteld dat belanghebbende behoort tot de doelgroep zoals bedoeld in artikel 36b, eerste lid, van de wet, dan kan het Dagelijks Bestuur gedurende een periode van maximaal 5 jaar bij vervolgaanvragen voor de studietoeslag ervan uitgaan dat er bij belanghebbende nog steeds sprake is van een structurele medische beperking zoals bedoeld in artikel 36b van de wet.

Artikel 5 Hoogte en frequentie individuele studietoeslag

  • 1.

    De individuele studietoeslag is leeftijdsafhankelijk en bedraagt tussen de € 150,- en € 300,- per maand. Deze wordt maandelijks uitgekeerd, voor zolang de belanghebbende voldoet aan de voorwaarden zoals genoemd in artikel 3 en 4 van deze verordening. Per leeftijd gaat het om de volgende bedragen:

  •  

    • a.

      18 jaar: € 150,00

    • b.

      19 jaar: € 180,00

    • c.

      20 jaar: € 240,00

    • d.

      21+ jaar: € 300,00

  • 2.

    Het bedrag genoemd in het eerste lid wordt jaarlijks geïndexeerd conform de ontwikkelingen van de consumentenprijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek. De bedragen worden naar boven afgerond op hele euro's.

  • 3.

    Indien de maandelijkse inkomsten van belanghebbende meer bedragen dan € 180,- per maand dan kan het Dagelijks Bestuur het meerdere op zijn studietoeslag in mindering brengen.

Artikel 6 Hardheidsclausule

  • 1.

    In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het Dagelijks Bestuur.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur kan in zeer bijzondere gevallen van deze verordening afwijken, als strikte toepassing van de bepalingen in deze regeling onevenredig nadeel voor de belanghebbende(n) tot gevolg zou hebben.

Artikel 7 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking en werkt terug tot 1 januari 2021.

  • 2.

    Met de inwerkingtreding van deze verordening wordt de ‘Verordening individuele studietoeslag Participatiewet 2015’ ingetrokken.

Artikel 8 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening individuele studietoeslag RDWI 2021.

Aldus besloten door het Algemeen Bestuur van de gemeenschappelijke regeling Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug (RDWI)

De directeur,

De voorzitter,

Algemene toelichting Verordening individuele studietoeslag Participatiewet 2021

Met de inwerkingtreding van de Participatiewet in 2015 is een studieregeling geïntroduceerd: de individuele studietoeslag die in artikel 36b van de Participatiewet staat. De individuele studietoeslag is een vorm van bijzondere bijstand (artikel 5, onderdeel d Participatiewet). Het betreft een vorm van aanvullende inkomensondersteuning. De individuele studietoeslag biedt financiële steun aan de studerende die niet in staat is om naast de studie bij te verdienen vanwege een structurele medische beperking.

 

Discretionaire bevoegdheid

 

Het verlenen van een individuele studietoeslag is een discretionaire bevoegdheid van het Dagelijks Bestuur zoals aangegeven in artikel 36b, eerste lid van de Participatiewet. Dit betekent dat het Dagelijks Bestuur aan personen die voldoen aan de voorwaarden van artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet, een individuele studietoeslag kan toekennen, maar hiertoe niet is verplicht.

 

Verordeningsplicht

 

Het Dagelijks Bestuur van de RDWI, moet in een verordening regels vaststellen over het verlenen van een individuele studietoeslag. Deze verordeningsopdracht is neergelegd in artikel 8, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet. De regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de hoogte en de frequentie van de betaling van de individuele studietoeslag (artikel 8, derde lid, van de Participatiewet). Het Algemeen Bestuur van de RDWI stelt deze verordening vast.

 

Wetswijzigingen

 

Op basis van een evaluatie in 2018 is door de staatssecretaris van SZW gewerkt aan een aanpassing van de individuele studietoeslag, die in het kader van het Uitvoeren Breed Offensief zal worden aangepast in de Participatiewet (TK 2019-2021, 35 394). Zodra deze wijzigingen inwerking treden wordt artikel 36b in de Participatiewet aangepast. De verwachting is dat de gemeentelijke beleidsvrijheid om de hoogte en frequentie van de studietoeslag in een verordening te bepalen verdwijnt, en dit bij wet en/of algemene maatregel van bestuur voor iedere gemeente gelijk wordt gesteld.

 

Vooruitlopend op deze wetswijziging heeft de Staatssecretaris van het Ministerie van SZW bij Verzamelwet SZW (gepubliceerd op 17 december 2019) het criterium in artikel 36b, lid 1, onderdeel d gewijzigd in ‘door een structurele medische beperking tijdens de studie geen inkomsten kan verwerven’. Dit criterium sluit beter aan bij de intentie van de wet. Vooruitlopend op dezelfde wetswijziging heeft de Staatssecretaris van het Ministerie van SZW op 15-12-2020 en vervolgens ook de minister van het Ministerie van SZW op 15-03-2021 gemeenten per nieuwsbrief verzocht om de hoogte van de Individuele Studietoeslag alvast aan te passen naar een leeftijdsafhankelijk (gekoppeld aan het wettelijk minimum loon) maximum bedrag van € 300,- totdat de nieuwe wet en/of algemene maatregel van bestuur, in werking is/zijn getreden om dit te regelen. Deze wijzigingen zijn in deze aangepaste verordening doorgevoerd.

 

Artikelsgewijze toelichting Verordening individuele studietoeslag Participatiewet 2021

 

Artikel 2. Indienen verzoek

 

Onder aanvraag wordt verstaan: een verzoek van een persoon, een besluit te nemen (artikel 1:3, derde lid, van de Awb). Een aanvraag dient in beginsel schriftelijk te worden ingediend (artikel 4:1 van de Awb). Om onduidelijkheid te voorkomen over de wijze waarop het verzoek als bedoeld in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet moet worden ingediend, bepaalt artikel 1 van deze verordening dat het verzoek moet worden gedaan middels een daarvoor bestemd formulier.

 

Een verzoek wordt dan gezien als een aanvraag zoals bedoeld in afdeling 4.1.1 van de Awb. Het gaat dan om een schriftelijke aanvraag (artikel 4:1 van de Awb) die wordt ondertekend door de aanvrager en ten minste de naam en het adres van de aanvrager bevat, de dagtekening en een uitleg van het verzoek (aanduiding van de beschikking) die wordt gevraagd (artikel 4:2, eerste lid, van de Awb). De aanvrager verschaft ook de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen (artikel 4:2, tweede lid, van de Awb). Een mondeling verzoek kan hiermee dus niet worden aangemerkt als een verzoek om individuele studietoeslag, zoals bedoeld in artikel 36b van de Participatiewet.

 

Artikel 3. Doelgroep

 

Een verzoek om een individuele studietoeslag wordt ingediend door een belanghebbende als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de wet. Dit betreft personen die het Dagelijks Bestuur ondersteunt bij arbeidsinschakeling. Om voor een individuele studietoeslag in aanmerking te komen is het vereist dat belanghebbende op de datum van de aanvraag aan de voorwaarden voldoet zoals die in artikel 36b, eerste lid van de Participatiewet: het zijn van 18 jaar of ouder; het recht hebben op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten; geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34, van de Participatiewet; door een structurele medische beperking tijdens de studie geen inkomsten kunnen verwerven.

Voor het vaststellen of er sprake is van een structurele medische beperking waardoor de belanghebbende niet kan bijverdienen heeft het Dagelijks Bestuur beoordelingsruimte. Deze ruimte biedt de mogelijkheid tot individueel maatwerk: persoonlijke omstandigheden van de belanghebbende zoals bijvoorbeeld de studiebelasting, aankleedtijd of reistijd kunnen meegewogen worden. Ook kunnen stukken die door de belanghebbende worden aangeleverd meegewogen worden bij de vaststelling. Het Dagelijks Bestuur kan ook onafhankelijk advies inwinnen, bijvoorbeeld van een arts of arbeidsdeskundige.

 

Dat de belanghebbende recht moet hebben op studiefinanciering of een WTOS-tegemoetkoming, betekent niet dat deze persoon ook daadwerkelijk studiefinanciering of een tegemoetkoming moet ontvangen. Het recht op studiefinanciering bestaat, afhankelijk van iemands gekozen opleiding, leeftijd en inkomen. Of van dit recht gebruik gemaakt wordt, is niet in de Participatiewet geregeld en is geen vereiste voor het ontvangen van een individuele studietoeslag op grond van de Participatiewet. Voor het recht op een individuele studietoeslag is het dan ook voldoende dat een persoon recht heeft op studiefinanciering of een tegemoetkoming. De persoon zal - als aanvrager van de toeslag - aannemelijk moeten maken dat hij recht op studiefinanciering of een tegemoetkoming heeft, bijvoorbeeld door een beschikking van DUO of door een bewijs van inschrijving bij een bepaalde opleiding te overleggen.

 

Als er sprake is van gehuwden die allebei afzonderlijk voldoen aan de voorwaarden voor een individuele studietoeslag, dan komen zij afzonderlijk in aanmerking voor een individuele studietoeslag.

 

Artikel 4. Toekenning en verstrekken individuele studietoeslag

 

Voor de beoordeling of een belanghebbende in aanmerking komt voor een individuele studietoeslag wordt de situatie op de datum van de aanvraag beoordeeld (artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet).

 

Het recht op de individuele studietoeslag eindigt zodra betrokkene niet langer voldoet aan het bepaalde in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet of als betrokkene naar een andere gemeente verhuist. Wijzigingen in de woon- of gezinssituatie, het inkomen, vermogen of studie moeten per ommegaande door de belanghebbende worden doorgegeven om het recht op uitkering opnieuw te kunnen vaststellen.

 

De artikelen 12, 43, 49 en 52 van de Participatiewet zijn niet van toepassing bij verlening van de individuele studietoeslag (artikel 36b, tweede lid, van de Participatiewet). De aanvraag moet worden ingediend bij het Dagelijks Bestuur. Een individuele studietoeslag kan niet als lening worden verstrekt als een persoon met de studietoeslag schulden wil aflossen. Artikel 49 van de Participatiewet is namelijk niet van toepassing op de individuele studietoeslag (artikel 36b, tweede lid, van de Participatiewet). Ook artikel 52 van de Participatiewet is niet van toepassing op de individuele studietoeslag (artikel 36b, tweede lid, van de Participatiewet). Dit maakt dat de individuele studietoeslag niet kan worden verstrekt in de vorm van een voorschot.

 

Artikel 5. Hoogte en frequentie individuele studietoeslag

De hoogte van het bedrag wordt landelijk overal gelijk als gevolg van het wetsvoorstel Uitvoeren Breed Offensief. In deze verordening wordt, vooruitlopend op deze wetswijziging, aangesloten bij dit uitgangspunt.

 

In artikel 5, tweede lid, van deze verordening is een indexeringsbepaling opgenomen. Deze bepaling voorkomt dat de verordening telkens opnieuw moet worden vastgesteld, enkel voor de indexatie van de bedragen.

 

In artikel 5, derde lid, van deze verordening is de bepaling opgenomen dat de studietoeslag in mindering wordt gebracht als een persoon meer dan € 180,- per maand maandelijkse inkomsten heeft. Hiervoor is gekozen omdat de studietoeslag in beginsel is bedoeld voor de doelgroep die vanwege een structurele medische beperking niet in staat is bij te verdienen naast de studie. Indien een belanghebbende die mogelijkheid wel heeft, valt deze in beginsel niet meer onder de doelgroep.

 

Wel hoeft een bedrag van maximaal € 180,- niet in acht genomen te worden. De bedoeling hiervan is om belanghebbende ondanks hun arbeidsbeperkingen niet te ontmoedigen om naast de studie te gaan werken. De studietoeslag is er immers voor bedoeld om de arbeidsmarktpositie van de doelgroep op termijn te verbeteren. Pas wanneer die werkzaamheden per maand meer inkomsten gaan opleveren dan € 180,- wordt het meerdere gekort op de toeslag. Er is geen partnertoets opgenomen. Inkomsten dienen altijd op basis van de inlichtingenplicht (artikel 17, eerste lid van de wet) opgegeven te worden.