Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Maastricht

Beleidsregel van de burgemeester van de gemeente Maastricht houdende regels omtrent de drugshandel in openbare ruimtes

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieMaastricht
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel van de burgemeester van de gemeente Maastricht houdende regels omtrent de drugshandel in openbare ruimtes
CiteertitelBeleidsregel drugshandel openbare ruimte
Vastgesteld doorburgemeester
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. https://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/xhtmloutput/actueel/Maastricht/CVDR40110.html
  2. artikel 125 van de Gemeentewet
  3. artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-06-2021nieuwe regeling

01-06-2021

gmb-2021-179339

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel van de burgemeester van de gemeente Maastricht houdende regels omtrent de drugshandel in openbare ruimtes

De Burgemeester van Maastricht

 

Overwegende:

 

 

dat in de gemeente Maastricht op diverse plekken in de openbare ruimte sprake is van hardnekkige steeds terugkerende drugshandel op straat;

 

dat deze drugshandel als gevolg heeft dat inwoners en bezoekers drugsoverlast ervaren en zich onveilig voelen;

 

dat dat de enkele aanwezigheid van een drugshandelaar voldoende is om een inbreuk te maken op de veilige woon- en leefomgeving en hierdoor sprake is van een aantasting van het veiligheidsgevoel;

 

dat de openbare orde wordt verstoord door het rondhangen van drugshandelaren en het aanbieden van drugs op openbare plaatsen, hetgeen maatschappelijke onrust met zich meebrengt;

 

dat van de handel in drugs in zijn algemeenheid mag worden gesteld dat dit groot maatschappelijk leed veroorzaakt;

 

dat het verhogen van de veiligheidsgevoelens van inwoners als beleidsdoelstelling wordt genoemd in het Meerjarenprogramma Veiligheid van de gemeente Maastricht en een samenhangende aanpak van (veiligheids-gerelateerde) overlast een van de prioriteiten is;

 

dat in dat Meerjarenprogramma ook wordt aangegeven dat erin wordt geïnvesteerd om de drugscriminaliteit harder te kunnen raken en dat de (aanpak van) straathandel specifiek aandacht krijgt;

 

dat de specifieke ligging van Maastricht als grensgemeente en het gegeven dat er coffeeshops in de stad zijn die een aanzuigende werking hebben op handelaren in verdovende middelen maakt dat de bestrijding van de illegale handel één van de speerpunten is van het beleid;

 

dat straathandel met de daartoe beschikbare middelen stevig wordt aangepakt en daardoor mogelijk ontmoedigd wordt;

 

dat naast strafrechtelijke handhaving ook bestuursrechtelijke instrumenten worden ingezet, waaronder de oplegging van een last onder dwangsom als herstelmaatregel;

 

dat de noodzaak voor oplegging van deze last wordt ingegeven door het gegeven dat de handel in drugs de ruggengraat vormt van ondermijnende criminaliteit en in Maastricht steeds meer negatieve effecten van ondermijnende criminaliteit op de directe leefomgeving zichtbaar worden;

 

dat de last wordt opgelegd om te bewerkstelligen dat een verdere aantasting van het woon- en leefklimaat wordt voorkomen en een verdere verstoring van de openbare orde (waarvan sprake is in geval van drugshandel) wordt beëindigd en herhaling van de strafbare gedraging (drugshandel) wordt voorkomen;

 

dat het ingevolge artikel 2.7.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Maastricht – onverminderd het bepaalde in de Opiumwet – verboden is zich op een openbare plaats op te houden met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling, af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen;

 

dat deze bepaling beoogt drugshandel op straat te voorkomen en daarmee gepaard gaande overlast terug te dringen;

 

dat artikel 125 van de Gemeentewet en artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht de bevoegdheid verschaffen om aan overtreders van artikel 2.7.1 van de APV een last onder dwangsom op te leggen;

 

dat hiermee een signaal wordt afgegeven dat het handelen in strijd met genoemde APV-bepaling onacceptabel is en het opnieuw plegen van deze feiten ontmoedigd wordt;

 

dat de hoogte van de op te leggen dwangsom in redelijke verhouding staat tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde werking van de dwangsom;

 

dat het belang van handhavend optreden bij overtreding van artikel 2.7.1, gelet op het maatschappelijk ontwrichtende effect van drugshandel, het opleggen van een dwangsom op de beoogde wijze rechtvaardigt;

 

gelet op het bepaalde in artikel 2.7.1 van de APV, juncto artikel 125 Gemeentewet en artikel 5.32 van de Algemene wet bestuursrecht:

 

Besluit:

 

ter handhaving van de verbodsbepaling van artikel 2.7.1 van de APV

de navolgende beleidsregels vast te stellen,

aan te halen als “beleidsregel drugshandel openbare ruimte Maastricht”:

 

  • 1.

    Nadat een overtreding van artikel 2.7.1 van de APV wordt geconstateerd informeert de politie onverwijld de burgemeester hierover, waarbij niet relevant is of het gaat om een koper dan wel verkoper van de middelen als bedoeld van dit artikel.

  • 2.

    De burgemeester legt op basis van de rapportage van de politie een last onder dwangsom op aan de overtreder(s), welke dwangsom wordt verbeurd indien er daarna een nieuwe overtreding wordt geconstateerd.

  • 3.

    De in de last opgenomen herstelmaatregel houdt in dat herhaling van de overtreding moet worden voorkomen. Bij een volgende overtreding wordt een dwangsom verbeurd.

  • 4.

    De hoogte van de dwangsom wordt daarbij gesteld op:

     

    • -

      € 5.000,00 per geconstateerde overtreding waar het een verkoper betreft, met een maximum van € 20.000,00;

    • -

      € 3.000,00 per geconstateerde overtreding waar het een koper betreft, met een maximum van € 15.000,00.

  • 5.

    Van vooraf horen in de zin van artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt met toepassing van artikel 4:11 van de Awb afgezien omdat de vereiste spoed zich hiertegen verzet gelet op het belang van het voorkomen van een volgende overtreding.

  • 6.

    De last wordt voor zover mogelijk direct aan de overtreder uitgereikt gedurende/na diens aanwezigheid in het politiebureau. Indien dit niet mogelijk is wordt het besluit (aangetekend) per post verzonden naar diens (laatst bekende) adres.

  • 7.

    Indien de omstandigheden daartoe noodzaken kan worden afgeweken van deze beleidsregels.

  • 8.

    Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

Maastricht, 1 juni 2021

De Burgemeester van Maastricht,

J.M. Penn-te Strake