Organisatie | Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen |
---|---|
Organisatietype | Regionaal samenwerkingsorgaan |
Officiële naam regeling | Uitvoeringsregeling heffing en invordering BsGW 2021 |
Citeertitel | Uitvoeringsregeling heffing en invordering BsGW 2021 |
Vastgesteld door | dagelijks bestuur |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
De 'Beleidsregel inzake de toepassing van digitale aangifte BsGW', vastgesteld bij besluit van 31 december 2012 wordt ingetrokken op het moment dat deze regeling in werking treedt.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
08-06-2021 | nieuwe regeling | 27-05-2021 |
Het Dagelijks bestuur van BsGW
Onderwerp: Vaststellen Uitvoeringsregeling heffing en invordering BsGW 2021.
Het Dagelijks Bestuur van BsGW;
Overwegende dat het wenselijk is om een uitvoeringsregeling vast te stellen voor de heffing en invordering van gemeentelijke en waterschapsbelastingen;
de artikelen 6 , 7, 8, 13 en 14 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de artikelen 29 en 31 van de Invorderingswet 1990 in verbinding met de artikelen 231, tweede lid, onderdeel a, en derde lid , en 237 van de Gemeentewet , artikel 160, eerste lid, onderdeel b, van de Gemeentewet,
de leden 1, 2, en 5 van artikel 127 van de Waterschapswet;
artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;
hoofdstuk 1 en hoofdstuk 3 van de Gemeenschappelijke regeling belastingsamenwerking gemeenten en waterschappen Limburg (Gemeenschappelijke regeling), waarin de waterschapsbelastingen en de gemeentelijke belastingen staan omschreven waarvan de heffing en invordering (deels) is overgedragen aan de BsGW;
artikel 5, lid 1, onder f van de Gemeenschappelijke regeling waarin de bevoegdheid tot vaststellen van uitvoeringsregels is overgedragen aan het Dagelijks Bestuur;
De op andere wijze geheven gemeentelijke belastingen bedoeld in artikel 233 van de Gemeentewet , worden voor de toepassing van deze regeling aangemerkt als bij wege van aanslag geheven be-lastingen, met dien verstande dat wordt verstaan onder de aanslag of de voorlopige aanslag: het gevorderde, onderscheidenlijk het voorlopig gevorderde bedrag. Artikel 2 blijft bij de op andere wijze geheven gemeentelijke belastingen buiten toepassing.
De aangifte is een hulpmiddel om de belastingschuld zo nauwkeurig mogelijk te berekenen. Is men eenmaal uitgenodigd tot het doen van aangifte dan bestaat de wettelijke verplichting daaraan gehoor te geven. De gevraagde gegevens dienen duidelijk stellig en zonder voorbehoud ingevuld en ondertekend te worden en deze dienen tijdig ingeleverd of toegezonden te worden. Voldoet men niet aan deze verplichting tot het niet of niet tijdig doen van aangifte, dan kan een verzuimboete, of – ingeval van opzet – een vergrijpboete worden opgelegd.
Deze beleidsregels zijn van toepassing als bij aangifte, op grond van de in de aanhef van de regeling genoemde artikelen van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen, van de vorm van een (papieren) biljet wordt afgeweken door het op digitale wijze doen van aangifte.
Met betrekking tot de zuiveringsheffing en de verontreinigingsheffing, geheven van gebruikers van bedrijfsruimten, wordt de uitnodiging tot het doen van aangifte gedaan door:
Op verzoek van degene die is uitgenodigd tot het doen van een aangifte op elektronische wijze, zendt de ambtenaar belast met de heffing een (elektronische) uitnodigingsbrief als bedoeld in artikel 1 onder a.
De op elektronische wijze toe te zenden gegevens zijn inhoudelijk gelijk aan die welke toegezonden dan wel ingeleverd hadden moeten worden conform de aangifte als bedoeld in artikel 1 onder b.
Artikel 13 AWR is het volgende opgenomen: ingeval de grootte van de belastingschuld eerst kan worden vastgesteld na afloop van het tijdvak waarover de belasting wordt geheven, kunnen een of meerdere voorlopige aanslagen worden opgelegd tot ten hoogste het bedrag waarop de aanslag vermoedelijk zal worden vastgesteld.
voorlopige aanslagen als bedoeld onder lid 1 worden in beginsel gebaseerd op de laatst bekende definitieve aanslag van een voorgaand belastingjaar.
- als er geen laatst bekende definitieve aanslag van een voorgaand belastingjaar bekend is wordt de voorlopige aanslag gebaseerd op de voorlopige aanslag van een voorgaand belastingjaar;
- als er geen voorlopige aanslag van een voorgaand belasting jaar bekend is, wordt de hoogte van de voorlopige aanslag ingeschat;
- bij de vaststelling van de voorlopige aanslag houdt de heffingsambtenaar rekening met bij hem bekende gewijzigde omstandigheden die van invloed zijn op de hoogte van de heffing. Voorbeelden van gewijzigde omstandigheden zijn: wijzigingen die zijn opgetreden in bedrijfsprocessen, hoeveelheden ingenomen water, toe- of afname bedrijfsactiviteiten of wijziging van bedrijfsactiviteiten. Deze omstandigheden kunnen invloed hebben op de hoogte van een voorlopige aanslag.
Bij de invordering van de gemeentelijke belastingen en de waterschapsbelastingen vinden de algemene maatregel van bestuur bedoeld in artikel 29 van de Invorderingswet 1990 en de ministeriële regeling bedoeld in artikel 31 van de Invorderingswet 1990 overeenkomstige toepassing.
Een rente wijziging op basis van artikel 5, eerste lid is uitsluitend van toepassing bij de renteberekening over het deel van de renteperiode vanaf het tijdstip waarop de betreffende wijziging in werking treedt.
Het besluit van 1 april 2011 van het Dagelijks bestuur van BsGW waarbij de Regeling gemeentelijke belastingen Venlo, onderdeel Uitvoeringsregeling aangifte, voorlopige aanslag en invorderingsrente van toepassing werd verklaard op de heffing en invordering van gemeentelijke belastingen door de BsGW wordt ingetrokken met ingang van de dag dat dit besluit in werking treedt, met dien verstande dat dit besluit van kracht blijft op de feiten die zich voor de in lid 3 genoemde datum hebben voorgedaan.