Organisatie | Raalte |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Afwegingskader woningbouw |
Citeertitel | Afwegingskader woningbouw |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
09-06-2021 | nieuwe beleidsregel | 20-05-2021 | 24444-2021 |
Voor nieuwe woningbouwlocaties wordt het uitgangspunt “inbreiding voor uitbreiding” gehanteerd conform de Ladder voor duurzame verstedelijking. Indien er voldoende vraag is, sluiten we uitbreidingsplannen niet uit. Er zijn randvoorwaarden opgesteld voor (her)ontwikkelingen om de identiteit en bestaande kwaliteiten van de gemeente Raalte te waarborgen. Op basis van prioritering kunnen bepaalde ontwikkelingen voorrang krijgen.
Volgorde van (her)ontwikkeling:
Concreet willen we bij (her)ontwikkelingen de volgende prioritering hanteren[1]:
Ontwikkelingen die binnen, of in de directe omgeving, van de centra van onze kernen liggen hebben de tweede prioriteit. Hetzelfde geldt voor ontwikkelingen die aan een (historische) hoofdstructuur liggen. Dergelijke ontwikkelingen hebben immers een grote impact op de manier waarop de kernen ‘beleefd’ worden.
Inbreidingslocaties die op dit moment onvoldoende ruimtelijke kwaliteit hebben zijn de volgende in de rij om voorrang te krijgen om ontwikkeld te worden indien hier vraag naar is. Als er daarnaast ook nog sprake is van een combinatie met de aanpak van milieuproblematiek op een locatie (vervuiling) is er sprake van hoge prioriteit.
Aan welke voorwaarden moet een (her)ontwikkeling voldoen?
Programmatische uitgangspunten
Het plan voegt woningen toe welke nog niet (of onvoldoende) in het huidige woningbouwprogramma zijn opgenomen. En voegt woningen toe voor doelgroepen die nog onvoldoende bediend worden. Hierbij kijken we zowel naar de vraag van nu maar ook naar de vraag van de toekomst.[2]
Toekomstbestendig en flexibel bouwen, dat wil zeggen: bouwen voor de behoefte van nu waardoor we inwoners behouden, maar voorkomen dat we bouwen voor leegstand in de toekomst. Een plan is bij voorkeur geschikt voor meerdere doelgroepen in verschillende levensfasen. Ook tijdelijke woningbouw is een mogelijkheid.
Ter bevordering van de leefbaarheid en ruimtelijke kwaliteit in het buitengebied of om initiatieven in het buitengebied te kunnen faciliteren, zetten we de instrumenten Rood-voor-Rood en splitsing van karakteristieke boerderijen in. Dit gebeurt conform de uitgangspunten van de beleidsnota ‘Erven in beweging’. Dit beleid biedt ook ruimte voor andere woonconcepten dan de veelvoorkomende vrijstaande woningen. Bijvoorbeeld kleinere eenheden met een bijzondere uitstraling. In het woningbouwprogramma wordt hier (in aantallen) rekening mee gehouden. Bij het toevoegen van wonen in het buitengebied is zorgvuldige (landschappelijke) inpassing van belang.
Wat passend is verschilt per kern en per locatie. De doelstelling van meer diversiteit in woningtypologie en vernieuwende concepten, projecten met uitstraling kunnen in de praktijk wel betekenen dat er een andere aansluiting op de omliggende bebouwing gaat plaatsvinden dan we tot nu toe gewend waren.
In veel kernen vormen groene erven en kleine weilanden een belangrijke karakteristiek en zijn van belang om de bestaande ruimtelijke en groene structuren te versterken en, waar mogelijk, onderling te verbinden. Nieuwbouw op deze locaties wordt niet uitgesloten maar de belangen worden zorgvuldig afgewogen.
Nieuwbouw/gebiedsontwikkeling moet worden afgestemd op de korrelgrootte van zowel de omliggende bebouwing als van het gehele dorp. Zowel de omvang van bouwvolumes in relatie tot kavelomvang als de omvang van bouwvolumes in relatie tot het straatbeeld zijn daarbij van belang. Naast de omvang van bouwvolumes is de stedenbouwkundige structuur waarin nieuwbouw gebouwd gaat worden van belang. Dit heeft invloed op welke bouwvolumes passend zijn.
Specifieke uitgangspunten voor (woon)zorg initiatieven
Het initiatief legt geen onevenredige druk op gemeentelijk geldt in het algemeen en geld voor de uitvoering van de Wmo en de Jeugdwet in het bijzonder. Het gaat om extra uitgaven die er zonder dit initiatief niet zouden zijn geweest. Het kan bijvoorbeeld gaan om een aanzuigende werking van doelgroepen uit andere gemeenten of een toenemend beroep op aangepast vervoer doordat zorgbehoevenden op afstand van voorzieningen - die (mede) voor hen zijn bedoeld - gaan wonen. Stapeling van zorg door komst van een nieuwe voorziening is niet gewenst.
[1] Voor sommige kernen is een participatief locatie onderzoek gedaan. Daarbij kan een afwijkende volgorde zijn vastgesteld.
[2] Op dit moment zien we een vraag naar kleinere woningen. Deze moeten worden toegevoegd in de woningbouwprogrammering. Om echter nog enige kwaliteit te kunnen borgen (en ook verkoop/verhuurbaarheid in de toekomst) stellen we voor zelfstandige appartementen een ondergrens van 50 m2.