Organisatie | Emmen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene plaatselijke verordening gemeente Emmen 2021 |
Citeertitel | Algemene plaatselijke verordening gemeente Emmen 2021 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
artikel 147 van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
09-06-2021 | Wijziging regeling | 27-05-2021 |
De raad van de gemeente Emmen;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 20 april 2021, B&W nummer: ;
De Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Emmen 2021’, met daarin onder meer opgenomen regels over carbidschieten, ondermijning en messen, vast te stellen.
Het is verboden zonder vergunning van het college een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden, dan wel in het openbaar leden of donateurs te werven als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Onder een inzameling als bedoeld in het eerste lid wordt mede verstaan: het aanvaarden van geld of goederen bij het aanbieden van diensten of goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1:4 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonlijk, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.
De vergunning of ontheffing kan door het bevoegd gezag of het bevoegde bestuursorgaan worden geweigerd in het belang van:
HOOFDSTUK 2 OPENBARE ORDE EN VEILIGHEID
AFDELING 1 BESTRIJDING VAN ONGEREGELDHEDEN
Artikel 2:2 Gebiedsontzeggingen
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan de persoon (personen) die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen begaat (begaan) een bevel geven (verblijfsontzegging) zich gedurende een bepaald tijdvak niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Wet openbare manifestaties, geeft daarvan vóór de openbare aankondiging en tenminste 48 uur voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.
AFDELING 3 VERSPREIDEN VAN GEDRUKTE STUKKEN EN UITDELEN VAN GOEDEREN OM NIET
AFDELING 5 BRUIKBAARHEID EN AANZIEN VAN DE WEG
Artikel 2:6 Voorwerpen op of aan de weg
Artikel 2:7 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegde bestuursorgaan een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.
AFDELING 6 VEILIGHEID OP DE WEG
In deze afdeling wordt verstaan onder bouwwerk hetgeen in artikel 1 van de Bouwverordening gemeente Emmen daaronder wordt verstaan.
Bij de indiening van de vergunningaanvraag worden de gegevens, bedoeld in artikel 2.3 van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen, aangeleverd voor zover voor het evenement een gebruiksmelding zou moeten worden gedaan op grond van artikel 2:1, eerste lid van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 kan een vergunning voor een evenement als bedoeld in artikel 2:12, derde lid onder b en c worden geweigerd als de aanvraag daarvoor minder dan 12 weken voor de beoogde datum van de beoogde activiteit is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is.
Het verbod van het eerste lid geldt voorts niet voor evenementen op plaatsen die kennelijk blijvend voor een zodanige gebeurtenis zijn ingericht, echter onder het voorbehoud dat de burgemeester na kennisneming van het voornemen tot het houden van een evenement alsnog onverwijld kan besluiten het evenement te verbieden of voorschriften te stellen in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of de bescherming van het milieu.
AFDELING 8 BETAALD VOETBALWEDSTRIJDEN
Artikel 2:17 Organiseren betaald voetbalwedstrijden
Als een kennisgeving, gelet op het tijdstip waarop de speeldatum wordt vastgesteld, niet vier weken van tevoren kan worden gedaan, moet de organisator na de vaststelling van de speeldatum hiervan onmiddellijk de burgemeester schriftelijk in kennis stellen, in ieder geval één week vóór de speeldatum.
Het is verboden bij een voetbalwedstrijd de orde te verstoren, onnodig op te dringen, door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot wanordelijkheden of wanordelijkheden te (doen) veroorzaken.
Artikel 2:19 Meevoeren van voorwerpen
Het is verboden bij een voetbalwedstrijd, vanaf vier uur voor het vastgestelde aanvangstijdstip tot vier uur na afloop ervan, voorwerpen mee te voeren, zoals messen, knuppels, slagwapens en dergelijke, waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat deze als slag- of steekwapen kunnen worden gebruikt waardoor de openbare orde of veiligheid in gevaar komt of kan komen.
Artikel 2:20 Verwijderingsplicht voetbalsupporters
Personen, die zich door kleding, uitrusting of gedraging manifesteren als voetbalsupporters en niet in het bezit zijn van een geldig toegangsbewijs voor de voetbalwedstrijd of tegen wie het vermoeden bestaat dat zij voornemens zijn de orde te verstoren, zijn verplicht zich op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie, met inachtneming van diens aanwijzingen, naar een in het bevel aangegeven plaats of buiten de gemeentegrenzen te begeven.
Artikel 2:21 Supportersstromen
Personen, die behoren tot de supportersaanhang van een bezoekende betaald voetbalorganisatie en dat door bijvoorbeeld kleding, uitrusting, gedragingen of anderszins kenbaar maken en in het bezit zijn van een geldig toegangsbewijs voor de te bezoeken voetbalwedstrijd, zijn verplicht in omstandigheden als bedoeld in artikel 175 van de Gemeentewet voorafgaande aan de wedstrijd hun weg naar het stadion te vervolgen zodra ze de gemeente bereiken, met in achtneming van aanwijzingen van de politie, alsmede direct na afloop ervan weer uit de gemeente te vertrekken.
Personen, die behoren tot de supportersaanhang van een bezoekende betaald voetbalorganisatie en dat door bijvoorbeeld kleding, uitrusting of gedragingen of op andere wijze kenbaar maken, maar niet in het bezit zijn van een geldig toegangsbewijs voor de te spelen voetbalwedstrijd en op een of andere wijze de openbare orde (dreigen te) verstoren, racistisch gedrag vertonen of racistische uitlatingen doen, zijn verplicht in omstandigheden als bedoeld in artikel 175 van de Gemeentewet zich op eerste aanzegging van de politie buiten de gemeentegrenzen te begeven in de door de politie aan te geven route en richting, behalve als zij woonachtig zijn in de gemeente Emmen.
Artikel 2:22 Stadionomgevingsverbod
De burgemeester kan aan een persoon schriftelijk het verbod opleggen zich op te houden in de omgeving van het stadion vanaf 3 uur voor het vastgestelde aanvangstijdstip tot 3 uur na afloop van voetbalwedstrijden van de organisator. Het verbod geldt voor een bepaalde periode welke niet langer is dan 2 jaar.
De burgemeester kan overgaan tot het opleggen van het in het vorige lid bedoelde verbod nadat vast is komen te staan dat de persoon de openbare orde in het stadion of in de omgeving van het stadion heeft verstoord op een dag dat een wedstrijd van de organisator wordt gespeeld. Tevens kan dit verbod worden opgelegd aan personen aan wie een stadionverbod is opgelegd.
Artikel 2:23 Alcoholverstrekking in en om het stadion
Het is verboden om niet of tegen betaling alcoholhoudende dranken te verstrekken aan derden in het FC-Emmenstadion gedurende het tijdvak, dat begint drie uren voor en eindigt één uur na de periode, gedurende welke het stadion voor het publiek voor het bijwonen van een voetbalwedstrijd als bedoeld in artikel 2:17 toegankelijk is.
AFDELING 9 MAATREGELEN TEGEN OVERLAST EN BALDADIGHEID
Artikel 2:24 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijke ruimte, dan wel deze te verontreinigen of te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor deze ruimte is bestemd. Onder deze ruimten worden in elk geval begrepen: portalen, telefooncellen, wachtlokalen voor het openbaar vervoer, parkeergarages en rijwielstallingen.
2:24a Verbod op zichtbare uitingen van verboden organisaties
Het is verboden op openbare plaatsen of in voor het publiek toegankelijke openstaande gebouwen en daarbij behorende erven zichtbaar goederen te dragen, bij zich te hebben of te vervoeren die uiterlijke kenmerken zijn van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of is ontbonden vanwege een werkzaamheid of doel in strijd met de openbare orde.
Artikel 2:26 Verboden drankgebruik
Het is voor personen die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt verboden op een openbare plaats, die deel uitmaakt van de bebouwde kom of een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te gebruiken of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.
Het is verboden op een openbare plaats dan wel bij een voor het publiek toegankelijk ruimte, zoals een portaal of een overdekte winkelpassage te bedelen om geld of andere zaken.
Artikel 2:29 Plakken en kalken
Artikel 2:32 Overlast van fiets of bromfiets
Artikel 2:33 Overlast van fiets of bromfiets op markt e.d.
Het is verboden op uren en plaatsen die door het college of de burgemeester zijn aangewezen, zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid wordt gehouden die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.
Artikel 2:34 Loslopende honden
Artikel 2:36 Gevaarlijke honden
In aanvulling op het in lid 1 bepaalde geldt dat de burgemeester de eigenaar of houder van die hond kan opdragen bij de hond een gedragstest (risico-assessment) te laten afnemen bij een door de burgemeester aangewezen deskundige om zicht te krijgen op het karakter en het gedrag van de hond. De kosten van deze gedragstest zijn voor rekening van de eigenaar.
De rechthebbende op herkauwende of eenhoevige dieren of varkens die zich bevinden in een aan een weg grenzend weiland of terrein, dat niet van die weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen worden getroffen dat dit vee de weg niet kan bereiken.
Artikel 2:38 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren
Artikel 2:41 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden zich op een openbare plaats op te houden met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Artikel 2:42 Openlijk gebruik van drugs
Het is verboden op of aan de weg, op een andere openbare plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.
Het is verboden op of aan de weg, op een andere openbare plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw, die door de burgemeester is aangewezen omdat de openbare orde dat naar zijn oordeel noodzakelijk maakt in verband met het openlijk gebruik van of het gedrag van gebruikers van deze middelen anderszins, deel te nemen aan een samenscholing van drie of meer personen, met het kennelijke doel tot het gebruik van bedoelde middelen.
Artikel 2:43 Tijdelijk sluiten verkoopinrichting
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde of ter voorkoming of beperking van overlast of aantasting van het woon- en leefklimaat, tijdelijk voor ten hoogste vier weken, de sluiting bevelen van een verkoopinrichting, gelegen in een op grond van artikel 2:42 lid 2 aangewezen gebied, van waaruit voorwerpen worden verkocht die als hulpmiddel voor het gebruik van en/of de handel in drugs worden aangewend.
AFDELING 12 BESTUURLIJKE OPHOUDING, VEILIGHEIDSRISICOGEBIEDEN EN CAMERATOEZICHT OP OPENBARE PLAATSEN EN AANPAK WOONOVERLAST
Artikel 2:44 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats als deze personen het bepaalde in artikel 2:1, 2:2, 2:3, 2:17, 2:18, 2:19, 2:20, 2:21, 2:22; 2:37; 2:38, 2:39, 2:40 en 2:41 van de Algemene Plaatselijke Verordening groepsgewijs niet naleven.
Artikel 2:45 Aanwijzing veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Artikel 2:47 Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet
Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.
Als de burgemeester een last onder dwangsom of onder bestuursdwang oplegt naar aanleiding van een schending van deze zorgplicht kan hij daarbij aanwijzingen geven over wat de overtreder dient te doen of na te laten om verdere schending te voorkomen. De burgemeester stelt beleidsregels vast over het gebruik van deze bevoegdheid.
AFDELING 13 TEGENGAAN ONVEILIG, NIET LEEFBAAR EN/OF MALAFIDE ONDERNEMERSKLIMAAT
Artikel 2:48 Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat
De burgemeester kan gebouwen, gebieden of bedrijfsmatige activiteiten aanwijzen waar(op) het verbod uit het derde lid van toepassing is. Een gebouw of gebied wordt uitsluitend aangewezen als in of rondom dat gebouw dan wel in dat gebied naar het oordeel van de burgemeester de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid onder druk staat. Een aanwijzing van een gebouw of gebied kan zich tot één of meer bedrijfsmatige activiteiten beperken. Een bedrijfsmatige activiteit wordt uitsluitend voor de gehele gemeente aangewezen als naar het oordeel van de burgemeester de leefbaarheid of openbare orde en veiligheid door de bedrijfsmatige activiteit onder druk staat.
De vergunning wordt aangevraagd door de exploitant. Een aanvraag om een vergunning wordt ingediend door gebruikmaking van een door de burgemeester vastgesteld formulier. Bij de aanvraag om een vergunning wordt vermeld voor welke bedrijfsmatige activiteiten de vergunning wordt gevraagd, en worden in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden overgelegd:
De exploitant is verplicht elke verandering in de uitoefening van zijn bedrijf waardoor deze niet langer in overeenstemming is met de in de vergunning opgenomen gegevens zo spoedig mogelijk aan de burgemeester te melden. De burgemeester verleent een gewijzigde vergunning, als het bedrijf aan de vereisten voldoet.
In afwijking van het derde lid geldt dit verbod voor de exploitant die op het moment van inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit reeds onder het aanwijzingsbesluit vallende bedrijfsmatige activiteiten verricht, voor die bestaande activiteiten op bestaande locaties eerst drie maanden na inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit of met ingang van inwerkingtreding van het besluit tot weigering of intrekking van een door hem aangevraagde vergunning, voor zover dat eerder is.
AFDELING 14 TIJDELIJKE SLUITING VAN VOOR PUBLIEK TOEGANKELIJKE GEBOUWEN.
Artikel 2:49 Sluiting van voor publiek toegankelijk gebouw
Het derde, vierde, vijfde en zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing als de burgemeester krachtens artikel 174a van de Gemeentewet of artikel 13b van de Opiumwet heeft besloten tot sluiting van een woning, een lokaal of een bij de woning of dat lokaal behorend erf.
HOOFDSTUK 3 TOEZICHT OP INRICHTINGEN
AFDELING 1 ALGEMENE BEPALINGEN
In deze afdeling wordt verstaan onder:
Exploitant: de natuurlijke persoon of de bestuurder van een rechtspersoon of, indien van toepassing, de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde natuurlijk persoon, voor wiens rekening en risico een openbare inrichting, een automatenhal, een seksbedrijf of een escortbedrijf wordt uitgeoefend.
In afwijking van het eerste lid wordt het besluit van het bevoegd bestuursorgaan aangehouden tot het moment dat een besluit wordt genomen over een op de inrichting betrekking hebbende aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 40 van de Woningwet, artikel 3, eerste lid onder a, van de Drank- en Horecawet of artikel 8.9 van de Wet milieubeheer, alsmede tot het moment dat een nader onderzoek als bedoeld in artikel 7 van de Wet Bibob is afgerond en de uitkomsten daarvan bij de besluitvorming kunnen worden betrokken
Artikel 3:3 Indieningsvereisten
Bij een aanvraag om vergunning worden tenminste de volgende bescheiden overgelegd:
Artikel 3:4 Algemene weigeringsgronden
Artikel 3:5 Bevoegd bestuursorgaan
Indien een openbare inrichting geen inrichting is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt het college op als bevoegd bestuursorgaan voor de toepassing van het bepaalde in deze afdeling.
Met het oog op de in artikel 3:4, artikel 3:10, 3:16, 3.18 en artikel 3:30 genoemde belangen –elk voor deze van toepassing zijn op de bedoelde inrichting-, kan het bevoegd bestuursorgaan over de uitoefening van de bevoegdheden zoals genoemd in dit hoofdstuk nadere regels vaststellen.
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:4, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
AFDELING 2 OPENBARE INRICHTING
Artikel 3.9 Algemene begripsbepaling
Onder openbare inrichting wordt mede verstaan een buiten de besloten ruimte van de openbare inrichting liggend deel daarvan waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie ter plaatse kunnen worden bereid of verstrekt.
Artikel 3.12 Weigeringsgronden
Artikel 3:13A. Handel binnen openbare inrichtingen
De exploitant van een openbare inrichting staat niet toe dat een handelaar, aangewezen bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, of een voor hem handelend persoon in die inrichting enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enige andere wijze overdraagt.
AFDELING 3 (SPEEL)AUTOMATENHAL
Artikel 3.15 Algemene begripsbepaling
Speelautomaat: een toestel, als bedoeld in artikel 30 onder a van de Wet op de Kansspelen, ingericht voor de beoefening van een spel, dat bestaat uit een door de speler in werking gesteld mechanisch, elektrisch of elektronisch proces, waarbij het resultaat kan leiden tot de middellijke of onmiddellijke uitkering van prijzen of premies, daaronder begrepen het recht om gratis verder te spelen.
Artikel 3.16 Aanwezigheidsvergunning voor speelautomaten
De personen die de inrichting als bedoeld in het eerste lid onder a en b in eigendom hebben, mogen alleen speelautomaten in de inrichting aanwezig hebben, welke in eigendom toebehoren aan een exploitant welke in het bezit is van een geldige exploitatievergunning, zoals bedoeld in artikel 30h lid 1 van de Wet op de Kansspelen.
Artikel 3:17 Combinatie met exploitatievergunning
Ten aanzien van een hoogdrempelige inrichting wordt slechts een vergunning verleend voor het aanwezig hebben van speelautomaten, indien tevens een vergunning is verleend voor de exploitatie van de openbare inrichting.
Artikel 3:18 Speelautomatenhallen & Leisure
Ten aanzien van een inrichting, zoals genoemd in artikel 3:16, eerste lid onder b gelden tevens de volgende voorwaarden:
Artikel 3.19 Indieningsvereisten speelautomaten
In aanvulling op de vereisten uit artikel 3:3 worden bij een aanvraag om vergunning tenminste de volgende bescheiden overgelegd:
een verklaring waaruit blijkt dat de ondernemer zijn onderneming inpast in een hoogwaardig, meeromvattend Leisure concept en in het kader van de productdifferentiatie overeenkomstig het bepaalde in artikel 30n van de Wet op de Kansspelen juncto artikel 13 van het Speelautomatenbesluit een ideale mix van speelautomaten opstelt.
Artikel 3:20 Weigeringsgronden
AFDELING 4 BIJZONDERE BEPALINGEN OVER HORECABEDRIJVEN ALS BEDOELD IN DE DRANK- EN HORECAWET
Artikel 3:22 Algemene begripsbepaling
In deze afdeling wordt verstaan onder:
Artikel 3:23 Verbod happy hours
Ter bescherming van de volksgezondheid en in het belang van de openbare orde is het verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende dranken te verstrekken voor gebruik ter plaatse tegen een prijs die voor een periode van 24 uur of korter lager is dan 60% van de prijs die in de desbetreffende horecalokaliteit of op het desbetreffende terras gewoonlijk wordt gevraagd.
Artikel 3:24 Schenktijden bij paracommerciële rechtspersonen
Voor zover er bij paracommerciële rechtspersonen als bedoeld in het eerste lid verenigings- en wedstrijdactiviteiten plaatsvinden die eindigen tijdens het laatste uur vóór het verlopen of na afloop van de in dat lid genoemde schenktijden, is het deze paracommerciële rechtspersonen toegestaan, in aanvulling op de schenktijden genoemd in dat lid, alcoholhoudende drank te verstrekken tot 1,5 uur na beëindiging van deze activiteiten.
Paracommerciële rechtspersonen van sociaal-culturele, educatieve, recreatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard, die zich met name richten op activiteiten waarbij de sociale interactie een voorname rol speelt, verstrekken uitsluitend alcoholhoudende drank in het kader van activiteiten die passen binnen de statutaire doelomschrijving van de desbetreffende paracommerciële rechtspersoon, met dien verstande dat de verstrekking niet plaatsvindt vóór 11.00 uur en niet ná 24.00 uur.
Voor zover er bij paracommerciële rechtspersonen als bedoeld in het derde lid verenigingsactiviteiten plaatsvinden die eindigen tijdens het laatste uur vóór het verlopen of na afloop van de in dat lid genoemde schenktijden, is het deze paracommerciële rechtspersonen toegestaan, in aanvulling op de schenktijden genoemd in dat lid, alcoholhoudende drank te verstrekken tot 1,5 uur na beëindiging van deze activiteiten.
Artikel 3:26 Schenken sterke drank bij paracommerciële rechtspersonen
Het is verboden in een paracommerciële inrichting sterke drank te verstrekken.
AFDELING 5 REGULERING PROSTITUTIE, SEKSBRANCHE EN AANVERWANTE ONDERWERPEN
Artikel 3:28 Algemene begripsbepaling
In deze afdeling wordt verstaan onder:
Seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, onderdeel van een seksbedrijf. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar, alsmede een bedrijfsmatig thuisprostitutiebedrijf in een (deel van) een woning.
AFDELING 5.1 VERGUNNING SEKSBEDRIJF
Artikel 3:31 Maximaal aantal vergunningen voor seksinrichtingen
Artikel 3:33 Weigeringsgronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 wordt een vergunning wordt geweigerd als:
er aanwijzingen zijn dat voor of bij het seksbedrijf personen tewerkgesteld zijn of zullen zijn die, als het prostituees betreft, nog niet de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt, als het overige personen betreft, nog niet de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt, slachtoffer zijn van mensenhandel of verblijven of werken in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000;
de exploitant of beheerder minder dan vijf jaar voorafgaand aan de dag dat de vergunning wordt aangevraagd, bij meer dan één rechterlijke uitspraak of strafbeschikking onherroepelijk veroordeeld is tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500,- euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
Een vergunning kan in ieder geval worden geweigerd:
voor een seksbedrijf waarvoor de vergunning op grond van artikel 3:35, eerste lid, aanhef en onder a tot en met f, of tweede lid, aanhef onder a tot en met g, of in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur is ingetrokken, gedurende een periode van vijf jaar na de intrekking;
Artikel 3:35 Intrekkingsgronden
Artikel 3:36 Melding gewijzigde omstandigheden
De vergunninghouder meldt elke verandering waardoor zijn seksbedrijf niet langer in overeenstemming is met de op grond van artikel 3:34, eerste lid, in de vergunning opgenomen gegevens, zo spoedig mogelijk aan het bevoegde bestuursorgaan. Deze verleent een gewijzigde vergunning, als het seksbedrijf aan de vereisten voldoet.
Artikel 3:37 Verlenging vergunning
Op een aanvraag om verlenging van een vergunning zijn de artikelen 3:30, 3:31, 3:32, 3:33, 3:34 en 3:42, derde lid, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat actuele gegevens en bescheiden waarover het bevoegde bestuursorgaan al beschikking heeft niet nogmaals overlegd dienen te worden.
AFDELING 5.3 REGELS VOOR ALLE PROSTITUTIEBEDRIJVEN EN PROSTITUEES
Artikel 3:41 Verplichtingen van exploitant en beheerder prostitutiebedrijf of escortbedrijf
De exploitant van een prostitutiebedrijf of een escortbedrijf draagt er zorg voor dat:
medewerkers van de namens de gemeente toezichthoudende gezondheidsdienst GGD Drenthe en van andere door de burgemeester of het college aangewezen instellingen worden toegelaten tot seksinrichtingen als ze voornemens zijn een toetsing van de hygiëne-eisen of voorlichtings- en preventie-activiteiten uit te voeren of voorlichtingsmateriaal te verspreiden;
De exploitant meldt een voorgenomen wijziging van het bedrijfsplan onverwijld aan het bevoegde bestuursorgaan. De wijziging wordt na goedkeuring van het bevoegde bestuursorgaan als onderdeel van het bedrijfsplan aangemerkt, als deze voldoet aan de eisen die overeenkomstig het eerste en tweede lid aan een bedrijfsplan worden gesteld.
AFDELING 5.4 RAAM- EN STRAATPROSTITUTIE
Artikel 3:44 Straatprostitutie
Het is verboden zich op of aan de weg of op, aan of in een andere vanaf de weg zichtbare plaats, niet zijnde een seksinrichting waarvoor een vergunning is verleend, zich op te houden met het kennelijke doel prostitutie of op of aan de weg het verrichten van seksuele handelingen in het kader van prostitutie.
AFDELING 6. TOEZICHT OP SMARTHOPS C.A.
Artikel 3:47 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
Smartshop: een voor het publiek toegankelijke ruimte waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet, handelingen en werkzaamheden worden verricht die verband houden met dan wel inherent zijn aan het exploiteren van hetgeen in het maatschappelijk verkeer vaak wordt aangeduid als een smartshop, headshop of growshop.
Artikel 3:52 Weigeringsgronden
Artikel 3:53 Aanwezigheid leidinggevende
Het is verboden een smartshop voor het publiek geopend te houden indien in de inrichting geen leidinggevende of beheerder(s) aanwezig is die vermeld staat op een vergunning met betrekking tot die inrichting.
Artikel 3:54 Intrekkingsgronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning intrekken, indien:
aannemelijk is, dat een leidinggevende van de inrichting betrokken is, of hem ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten in of vanuit de inrichting, die een gevaar opleveren voor de openbare orde en/of een bedreiging vormen voor het woon- of leefklimaat in de omgeving van de inrichting;
Artikel 3:55 Vervallen vergunning
De vergunning vervalt indien een vergunning, strekkende ter vervanging van een eerdere vergunning voor dezelfde inrichting, is verleend.
Artikel 3:56 Sluiting van inrichtingen
Een sluiting kan op aanvraag van belanghebbende(n) door de burgemeester worden opgeheven, wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en naar zijn oordeel voldoende garanties aanwezig zijn, dat geen herhaling van de gronden die tot de sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.
Artikel 3:57 Toegang opsporingsambtenaren
De leidinggevende en beheerder(s) van de smartshop is verplicht ervoor te zorgen dat opsporingsambtenaren, als bedoeld in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering alsmede de ambtenaren die door burgemeester en wethouders of de burgemeester met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, vanaf de weg onmiddellijk en onbelemmerd toegang hebben tot zijn bedrijf:
HOOFDSTUK 4 BESCHERMING MILIEU, NATUURSCHOON EN UITERLIJK AANZIEN GEMEENTE
AFDELING 1 GELUIDHINDER EN VERLICHTING
Artikel 4:3 Melding incidentele festiviteiten
Het is in een inrichting toegestaan op maximaal 12 dagen of dagdelen per kalenderjaar incidentele festiviteiten te houden waarbij de geluidsnormen, bedoeld in de artikelen 2.17, 217a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Besluit Activiteitenbesluit milieubeheer en artikel 4:5, niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting tenminste drie weken voor aanvang van de festiviteit daarvan melding heeft gedaan aan het college.
Artikel 4:4 Overige geluidshinder
Het in het tweede lid genoemde verbod is niet van toepassing op de situatie als bedoeld in artikel 2:40, eerste lid, alsmede op situaties waarin wordt voorzien door de Wet geluidhinder, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit, het Activiteitenbesluit milieubeheer, het Bouwbesluit of de Provinciale milieuverordening.
AFDELING 3 MAATREGELEN TEGEN ONTSIERING EN STANKOVERLAST
Artikel 4:6 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
Het is verboden op een door het college aangewezen plaats buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht en buiten de weg gelegen in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
AFDELING 4 NAAKTRECREATIE EN KAMPEREN BUITEN KAMPEERTERREINEN
Artikel 4:7 Algemene begripsbepaling
In deze afdeling wordt verstaan onder:
kampeermiddel: een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen in de zin van artikel 2.1, eerste lid onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
HOOFDSTUK 5 ANDERE ONDERWERPEN BETREFFENDE DE HUISHOUDING DER GEMEENTE
Artikel 5:2 Voertuigen van autobedrijf en dergelijke
Artikel 5:4 Kampeermiddelen en andere voertuigen
Artikel 5:7 Uitzichtbelemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,40 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hen anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
AFDELING 2 GEMOTORISEERD EN RUITERVERKEER IN NATUURGEBIEDEN
Artikel 5:10 Beperking verkeer in natuurgebieden en andere groenvoorzieningen
Artikel 5:11 Voorwerpen in, op of boven openbaar water
Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, in, op of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet, de Provinciale omgevingsverordening Drenthe, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatie-verordening.
Artikel 5:13 Beschadigen van waterstaatswerken
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde openbare wateren, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.
AFDELING 9 VERSTROOIING VAN AS
Artikel 5:23 Algemene begripsbepalingen
In deze afdeling wordt onder incidentele asverstrooiing verstaan het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
HOOFDSTUK 6 STRAF-, SLOT- en OVERGANGSBEPALINGEN
Overtreding van het bij of krachtens de volgende artikelen bepaalde en de op grond van artikel 1:7 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie: artikelen 2:1, 2:2, 2:2a,2:3, 2:7, 2:8, 2:11, 2:13, 2:14, 2:17, 2:18, 2:19, 2:20, 2:21, 2:22, 2:23; 2:24a, 2:27, 2:29, 2:30, 2:31, 2:36, 2:37, 2:38, 2:39, 2:40, 2:41, 2:42, 2:43, 2:44, 2:45, 2:48, 2:49 lid 4, 5 en 6, 2:50, 3:10, 3:13, 3:14, 3:16, 3:30, 3:38, 3:39, 3:40, 3:41, 3:43, 3:44, 3:46, 3:47, 3:48, 4:3, 4:4, 4:6, 5:14, 5:16.
Overtreding van het bij of krachtens de volgende artikelen bepaalde en de op grond van artikel 1:7 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie: artikelen 2:4, 2:5, 2:6, 2:15, 2:24, 2:25, 2:26, 2:28, 2:32, 2:33, 2:34, 2:35,3:41, 4:5, 4:8, 4:9, 5:2, 5:3, 5:4, 5:5, 5:6, 5:7, 5:8, 5:10, 5:11, 5:12, 5:13, 5:16, 5:18, 5:19, 5:21, 5:22, 5:24.
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
AFDELING 2 SLOT – en OVERGANGSBEPALINGEN
Artikel 6:4 Intrekking oude verordening
De ‘Algemene Plaatselijke Verordening 2017 (raadsbesluit van 19 oktober 2017, RA17.0076), inclusief de wijzigingsbesluiten van 26 april 2018 (RA.18.0038 en 27 september 2018 (RA18.0076) worden ingetrokken.
Artikel 6:5 Overgangsbepalingen
Besluiten, genomen krachtens de verordeningen bedoeld in artikel 6:4, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.
Vastgesteld in de openbare vergadering van 27 mei 2021,
de griffier de voorzitter
H.D. Werkman H.F. van Oosterhout
Toelichting op de Algemene plaatselijke verordening gemeente Emmen 2021
Artikel 2:42Openlijk gebruik van drugs
Op sommige plaatsen in de publieke ruimte ervaren mensen hinder, overlast en gevoelens van onveiligheid doordat op die plaatsen drugs worden gebruikt. De raad acht het van belang dat het gebruik van lachgas wordt tegengegaan, ook gelet op het handhaven van de openbare orde en de veiligheid. In lid 1 van artikel 2:42 wordt gesproken over 'daarop gelijkende waar'. Onder het begrip 'daarop gelijkende waar' vallen bijvoorbeeld ook nieuwe middelen die al wel worden gebruikt, maar nog niet op de lijst voorkomen en waartegen wel moet worden opgetreden, of aan nepdrugs. Hieronder wordt uitdrukkelijk ook lachgas