Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Aalten

Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad van de gemeente Aalten 2021

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAalten
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingReglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad van de gemeente Aalten 2021
CiteertitelReglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad van de gemeente Aalten 2021
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpBestuur en recht

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening op de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad van Aalten 2013

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-08-2021nieuwe regeling

01-06-2021

gmb-2021-177555

Tekst van de regeling

Intitulé

Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad van de gemeente Aalten 2021

 

De raad van de gemeente Aalten;

 

gezien het voorstel van de werkgroep Werkwijze d.d. 12 april 2021;

 

gelet op het bepaalde in de Gemeentewet;

 

Besluit:

 

vast te stellen Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad van de gemeente Aalten 2021.

 

Paragraaf 1. Algemene Bepalingen

 

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    raadsvoorzitter: voorzitter van de raad of diens plaatsvervanger;

  • b.

    griffier: griffier van de raad of diens plaatsvervanger;

  • c.

    fractie: deel van de raad, bestaand uit één of meer raadsleden, die tot dezelfde politieke groepering behoren;

  • d.

    voorzitter:voorzitter van een beeldvormende bijeenkomst of oordeelsvormende vergadering

  • e.

    woordvoerder:een raadslid of een raadsvolgers die namens een fractie in de beeldvormende bijeenkomst of oordeelsvormende vergadering het woord voert.

  • f.

    fractievolger: een niet-raadslid dat namens een van de verkozen fractie deelneemt aan commissies, werkgroepen en beeldvormende bijeenkomsten en oordeelsvormende vergaderingen;

  • g.

    college: college van burgemeester en wethouders

  • h.

    initiatiefvoorstel: voorstel van een raadslid voor een verordening of ander voorstel;

  • i.

    amendement: voorstel van een raadslid tot wijziging van een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing;

  • j.

    subamendement: voorstel van een raadslid tot wijziging van een aanhangig amendement;

  • k.

    motie: verklaring waarmee een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

  • l.

    stemstuk zonder stemverklaring: een voorstel op de agenda van de raadsvergadering waarover geen debat hoeft te worden gevoerd;

  • m.

    stemstuk met stemverklaring: een voorstel op de agenda van de raadsvergadering waarover geen debat hoeft te worden gevoerd met dien verstande dat tenminste één raadslid wel een stemverklaring wenst af te geven;

  • n.

    stemverklaring: korte verklaring van maximaal één minuut van een raadslid of fractie voorafgaande aan de stemming;

  • o.

    voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de vergadering;

  • p.

    wet:Gemeentewet.

 

Artikel 2 De griffier

  • 1.

    De griffier is aanwezig in raadsvergaderingen en vergaderingen van het presidium en de agendacommissie.

  • 2.

    De griffier ondersteunt en adviseert de gemeenteraad, presidium en de agendacommissie en de door de raad ingestelde werkgroepen en commissies.

  • 3.

    Bij verhindering of afwezigheid wordt de griffier vervangen door een plaatsvervanger die door de raad is aangewezen.

  • 4.

    De griffier of diens plaatsvervanger kan op uitnodiging van de raadsvoorzitter aan beraadslagingen in raadsvergaderingen deelnemen.

 

Artikel 3 Waarnemend voorzitter en voorzitters

  • 1.

    De raad benoemt bij aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode van de raad een waarnemend-voorzitter van de gemeenteraad.

  • 2.

    De raad benoemt uit zijn midden voorzitters voor de beeldvormende bijeenkomsten en de oordeelsvormende vergaderingen.

  • 3.

    De raadsvoorzitter en voorzitters van de beeldvormende bijeenkomsten en oordeelsvormende vergaderingen zijn belast met:

    • het leiden van de bijeenkomsten en vergaderingen;

    • het handhaven van de orde;

    • het doen naleven van dit reglement;

    • hetgeen de Gemeentewet hen verder opdraagt;

    • het toelichten van de procedurele aspecten van de vergadering en de inhoudelijke aspecten van de geagendeerde onderwerpen aan het begin van de beeldvormende bijeenkomst en de oordeelsvormende vergadering.

  • 4.

    De voorzitters hebben geen stemrecht in de oordeelsvormende vergadering.

 

Artikel 4. Fracties

  • 1.

    Raadsleden die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard worden bij de aanvang van de zittingsperiode als één fractie beschouwd.

  • 2.

    Als boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Als daar geen aanduiding was geplaatst, deelt de fractie in de eerste raadsvergadering aan de raadsvoorzitter mee welke naam deze fractie in de raad zal voeren.

  • 3.

    De namen van de fractievoorzitter en diens plaatsvervanger worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de raadsvoorzitter.

  • 4.

    Als één of meer raadsleden van één of meer fracties als zelfstandige fractie gaan optreden of zich aansluiten bij een andere fractie, wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de raadsvoorzitter.

  • 5.

    Een nieuwe naam van een fractie voldoet aan de eisen uit artikel G 3, vierde lid, van de Kieswet en wordt gebruikt met ingang van de eerstvolgende raadsvergadering na naamswijziging.

 

Artikel 5 Fractievolgers

  • 1.

    De raad kan, op voordracht van een fractie, zoals bedoeld in artikel 4 van dit reglement, per fractie maximaal drie personen aanwijzen tot fractievolger van die betreffende fractie.

  • 2.

    Alvorens hun functie uit te kunnen oefenen leggen de fractievolgers in de vergadering van de raad, de volgende eed (verklaring en belofte) af:

    • “Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot fractievolger benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd.

    • Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen.

    • Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als fractievolger naar eer en geweten zal vervullen.

    • Zo waarlijk helpe mij God Almachtig!.

    • (Dat verklaar en beloof ik)

  • 3.

    De artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 van de wet zijn van overeenkomstige toepassing op fractievolgers.

  • 4.

    De benoeming tot fractievolgers eindigt:

    • van rechtswege aan het einde van de zittingstermijn;

    • op eigen verzoek;

    • op verzoek van de betreffende fractievoorzitter of diens vervanger.

  • 5.

    De fractievolger ontvangt een iPad en sleutel voor toegang tot het bestuurscentrum van het gemeentehuis.

  • 6.

    De fractievolger krijgt toegang tot alle beschikbare informatie, tenzij daarover geheimhouding is opgelegd.

  • 7.

    De gedragscode voor de leden van de raad is van overeenkomstige toepassing op de fractievolger.

  • 8.

    De fractievolger is verplicht tot geheimhouding omtrent hetgeen hen ter kennis komt en waarvan hij het geheime of vertrouwelijke karakter daarvan moeten aannemen.

 

Paragraaf 2 Commissie, werkgroepen en andere gremia

 

 

Artikel 6 Commissies en werkgroepen

  • 1.

    Er is een presidium dat fungeert als dagelijks bestuur van de raad.

  • 2.

    De raad kan commissies en werkgroepen in het leven roepen ter uitvoering van bepaalde werkzaamheden.

  • 3.

    Een commissie is permanent en een werkgroep wordt tijdelijk ingesteld.

  • 4.

    De commissies en werkgroepen bestaan uit vier leden, tenzij de raad anders besluit.

  • 5.

    Een fractie is vertegenwoordigd door maximaal één lid.

  • 6.

    De leden zijn raadsleden en als de raad daartoe besluit fractievolgers.

  • 7.

    De raad kan plaatsvervangende leden benoemen.

  • 8.

    Commissies en werkgroepen kiezen uit hun midden een voorzitter.

  • 9.

    Commissies en werkgroepen doen verslag van hun werkzaamheden aan de raad.

  • 10.

    De raad kan adviseurs van de commissies en werkgroepen benoemen.

 

Artikel 7. Het presidium

  • 1.

    Het presidium bestaat uit de raadsvoorzitter en de fractievoorzitters.

  • 2.

    Fractievoorzitters wijzen elk één raadslid aan of – indien het een eenpersoonsfractie betreft – één fractievolger aan, dat hen bij afwezigheid in het presidium vervangt.

  • 3.

    Het presidium kan anderen uitnodigen deel te nemen aan zijn vergaderingen.

  • 4.

    De raadsvoorzitter van de raad is voorzitter van het presidium.

  • 5.

    Elke fractievoorzitter heeft één stem in het presidium. Wanneer de stemmen staken beslist de voorzitter.

  • 6.

    Het presidium is het dagelijks bestuur van de gemeenteraad en heeft tot taak:

  • a.

    het bespreken van onderwerpen die gezien eventuele schade voor de gemeente Aalten niet in een openbare vergadering kunnen worden besproken en onderwerpen die personele en integriteitsaangelegenheden betreffen;

  • b.

    het initiëren van en aanpassing van dit reglement;

  • c.

    het doen van aanbevelingen aan de raad inzake de organisatie en het functioneren van de raad;

  • d.

    het vaststellen van vergaderingen als bedoeld in artikel 17 tweede lid, van de wet;

  • e.

    het vaststellen van de vergadercyclus van de raad;

  • f.

    de taken opgenomen in de artikelen 10, 27 en 32 van dit Reglement van Orde.

  • 7.

    Het presidium komt na aloop van elke agendacommissie of op initiatief van de raadsvoorzitter of één van de fractievoorzitters of diens vervanger, bijeen.

  • 8.

    Van de vergaderingen van het presidium wordt een besluitenlijst gemaakt.

  • 9.

    De vergaderingen van het presidium zijn niet openbaar.

 

Artikel 8. De agendacommissie

  • 1.

    Er is een agendacommissie die bestaat uit de raadsvoorzitter, de waarnemend-voorzitter van de raad en de fractievoorzitters of diens vervanger. De waarnemend-voorzitter van de raad heeft een adviserende rol in de agendacommissie.

  • 2.

    De fractievoorzitters of diens vervanger hebben elk één stem. De griffier en de waarnemend-voorzitter van de raad hebben geen stem. Waneer de stemmen staken beslist de voorzitter.

  • 3.

    De raadsvoorzitter is voorzitter van de agendacommissie.

  • 4.

    De agendacommissie heeft tot taak de wijze van behandeling van de onderwerpen vast te stellen.

  • 5.

    De agendacommissie heeft eveneens tot taak het voorbereiden en vaststellen van de agenda’s voor beeldvormende bijeenkomsten en de oordeelsvormende vergaderingen en het voorbereiden en vaststellen van de voorlopige agenda’s van de raadsvergaderingen.

  • 6.

    De agendacommissie kan na een beeldvormende bijeenkomst besluiten om een onderwerp c.q.voorstel niet in de oordeelsvormende vergadering en de raad te behandelen. Het voorstel wordt in dat geval teruggestuurd naar het college.

  • 7.

    Het college, de fracties en raadsleden kunnen punten aandragen voor beeldvorming, oordeelsvorming en besluitvorming.

  • 8.

    Het college, de fracties en raadsleden dienen uiterlijk vijf dagen voordat de agendacommissie vergadert, gemotiveerd en schriftelijk bij de griffie aan te geven, dat zij een onderwerp beeldvormend willen bespreken en op welke wijze.

  • 9.

    De agendacommissie doet tevens een voorstel aan de gemeenteraad tot afhandeling van de ingekomen stukken.

  • 10.

    De vergaderingen van de agendacommissie zijn openbaar.

 

Artikel 9. Financiële commissie

  • 1.

    Er is een financiële commissie.

  • 2.

    De commissie heeft als aandachtsgebied alle activiteiten die van belang zijn voor een goede beheersing van de gemeente op het gebied van rechtmatigheid, doelmatigheid en doeltreffendheid in het kader van de kaderstellende en controlerende rol van de raad.

  • 3.

    Onder de in het tweede lid bedoelde activiteiten wordt in ieder geval begrepen:

    • a.

      de voorbereiding van het door de raad vast te stellen controleprotocol;

    • b.

      het zijn van aanspreekpunt voor de accountant richting de raad betreffende de opzet en uitvoering van de accountantscontrole;

    • c.

      een overlegplatform te zijn voor de voorgenomen controleaanpak door de accountant met de mogelijkheid om specifieke aandacht te doen besteden aan bepaalde posten of organisatieonderdelen;

    • d.

      een overlegplatform te zijn over de uitkomsten van de door de accountant uitgevoerde controles;

    • e.

      het (tussentijds) evalueren van de werkzaamheden van de accountant;

    • f.

      het voorbereiden van de selectie van de accountant na afloop van het contract met de accountant en advisering over contractverlening dan wel keuze van een (andere) accountant;

    • g.

      een afstemmingsoverleg te zijn over voorgenomen onderzoeken door accountant en college;

    • h.

      bespreken van aanbevelingen die in de accountantscontrole en in de managementletter worden gedaan;

    • i.

      bespreken van de opzet van de verschillende financiële rapportages;

    • j.

      bespreekt de verantwoording van de fractievergoedingen;

    • k.

      het adviseren aan de raad over genoemde zaken.

  • 4.

    De vergaderingen van de commissie zijn niet openbaar.

  • 5.

    De griffier is secretaris en zorgt voor de uitnodigingen en een besluitlijst van de vergaderingen.

 

Artikel 10. Commissie Geloofsbrieven en integriteit

  • a.

    Voor het onderzoeken van de geloofsbrieven van raadsleden, fractievolgers en wethouders stelt de raad een vaste commissie in.

  • b.

    De commissie fungeert ook als klankbordgroep voor de burgemeester rond het thema bevordering van de bestuurlijke integriteit. Zij speelt geen rol bij het onderzoek van meldingen van mogelijke integriteitsovertredingen.

 

Artikel 11. Werkgroepen

  • 1.

    De raad kan op voorstel van de agendacommissie, het presidium of het college, op adhoc basis, een of meer werkgroepen instellen.

  • 2.

    De werkgroep krijgt voor het uitvoeren van haar taak vooraf een opdracht van de raad ten aanzien van onderwerpen welke in de lopende raadsperiode (nog) niet in de raadsvergadering ter besluitvorming aan de orde zijn geweest.

  • 3.

    De raad bepaalt tevens de wijze waarop en de termijn waarbinnen de werkgroep dient te rapporteren aan de raad.

  • 4.

    De voorzitter van de werkgroep doet, door tussenkomst van de griffier een voorstel aan het college voor ambtelijke ondersteuning bij de uitvoering van de gestelde opdracht.

  • 5.

    Na behandeling van de rapportage in de raad, houdt de werkgroep op te bestaan tenzij de raad anders beslist.

  • 6.

    De vergaderingen van de werkgroepen zijn niet openbaar.

 

Paragraaf 3 Toelating van leden, benoemen van fractievolgers en wethouders

 

 

Artikel 12. Onderzoek geloofsbrieven en beëdiging raadsleden

  • 1.

    De commissie als bedoeld in artikel 10 van dit reglement onderzoekt de geloofsbrieven en de daarop betrekking hebbende stukken van de nieuw benoemde raadsleden.

  • 2.

    De commissie brengt advies uit aan de raad over de toelating van de nieuw benoemde raadsleden tot de raad. Indien van toepassing, wordt van een minderheidsstandpunt melding gemaakt in dit advies.

  • 3.

    Bij het onderzoek wordt de door de raad vastgestelde gedragscode voor de raadsleden betrokken.

  • 4.

    De commissie onderzoekt de door de raadsleden gemelde nieuwe nevenfuncties en fungeert als klankbordgroep voor de raadsleden.

  • 5.

    Het onderzoek van het proces-verbaal van het centraal stembureau gebeurt in de laatste raadsvergadering in oude samenstelling na de raadsverkiezingen.

  • 6.

    Na een raadsverkiezing roept de raadsvoorzitter de toegelaten raadsleden op om in de eerste raadsvergadering in nieuwe samenstelling de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen

  • 7.

    In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de raadsvoorzitter een nieuw benoemd raadslid op voor de raadsvergadering waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

 

Artikel 13 Onderzoek geloofsbrieven fractievolgers

  • 1.

    De commissie als bedoeld in artikel 10 van dit reglement onderzoekt de geloofsbrieven en de daarop betrekking hebbende stukken van de te benoemen fractievolgers

  • 2.

    De commissie brengt advies uit aan de raad over de benoeming van nieuwe fractievolgers. Indien van toepassing, wordt van een minderheidsstandpunt melding gemaakt in dit advies.

  • 3.

    Bij het onderzoek wordt de door de raad vastgestelde gedragscode voor de raadsleden betrokken.

  • 4.

    De commissie onderzoekt de door de fractievolgers gemelde nieuwe nevenfuncties en fungeert als klankbordgroep voor de fractievolgers.

 

Artikel 14. Onderzoek geloofsbrieven wethouders en benoeming wethouders

  • 1.

    De commissie als bedoeld in artikel 10 van dit reglement onderzoekt de geloofsbrieven en de daarop betrekking hebbende stukken van de te benoemen wethouders.

  • 2.

    Deze onderzoekt of de benoeming van de kandidaat-wethouder voldoet aan de vereisten van de artikelen 36a, 36b, 41b, eerste, derde en vierde lid, en 41c eerste lid, van de wet.

  • 3.

    De commissie brengt advies uit aan de raad over de benoeming van nieuwe wethouders. Indien van toepassing, wordt van een minderheidsstandpunt melding gemaakt in dit advies.

  • 4.

    Bij het onderzoek wordt de vastgestelde gedragscode voor collegeleden betrokken.

  • 5.

    De commissie vraagt van de kandidaat-wethouder een verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens.

  • 6.

    De burgemeester geeft voor de aanvang van iedere ambtstermijn opdracht om de kandidaat- wethouders aan een risicoanalyse integriteit te onderwerpen.

  • 7.

    De burgemeester laat door een daartoe bevoegd onderzoeksbureau een deskundig onderzoek verrichten naar de benoembaarheid van alle kandidaat-wethouders. Onderzocht worden onder andere de integriteitsrisico’s, zoals de financiële risico’s en zakelijke belangen van de kandidaat- wethouder.

  • 8.

    De kandidaat-wethouder overlegt alle documenten en informatie die nodig zijn voor het onderzoek aan het onderzoeksbureau. De kandidaat-wethouder maakt alle door hem/haar in dat verband relevante geachte overige informatie aan het onderzoeksbureau kenbaar.

  • 9.

    Het onderzoeksbureau onderzoekt de benoeming van de kandidaat en bespreekt de onderzoeksresultaten met de kandidaat-wethouder.

  • 10.

    De kandidaat-wethouder besluit of het rapport en de conclusie van de onderzoeksresultaten mogen worden doorgezonden naar de raadsvoorzitter of besluit zich terug te trekken als kandidaat- wethouder.

  • 11.

    De burgemeester bespreekt vertrouwelijk het rapport en de conclusie van de onderzoeksresultaten met de kandidaat-wethouder en brengt over het eindresultaat daarvan verslag uit aan de ingevolgde artikel 10, van dit reglement ingestelde commissie en de raad. De risicoanalyse en de eindconclusie zijn niet openbaar. Ook de door de burgemeester verrichte werkzaamheden zijn niet openbaar en de verslagen worden bewaard volgens de privacywetgeving.

 

Paragraaf 4. Van de vergaderingen van de raad

 

 

Artikel 15. Vergadermodel

  • 1.

    De gemeenteraad maakt onderscheid in een beeldvormende, een oordeelsvormende en een besluitvormende behandeling van onderwerpen.

  • 2.

    De agendacommissie stelt het karakter van de behandeling van het onderwerp vast.

  • 3.

    De beeldvormende behandeling van onderwerpen is vormvrij, maar behelst in bepaalde gevallen een schriftelijke vragenronde.

  • 4.

    Oordeelvormende behandeling vindt plaats in de oordeelsvormende vergadering.

  • 5.

    Besluitvormende behandeling van onderwerpen vindt plaats in de raadsvergadering.

  • 6.

    Te agenderen voorstellen of onderwerpen worden in de regel eerst beeldvormend, dan oordeelsvormend en voor zover noodzakelijk, besluitnemend behandeld, tenzij de agendacommissie of de raad anders beslist.

 

Artikel 16. Algemene bepalingen beeldvorming en oordeelsvorming

  • 1.

    De agenda’s van de beeldvormende bijeenkomsten en oordeelsvormende vergaderingen worden ten minste zeven dagen voor deze bijeenkomst/vergadering schriftelijk toegezonden.

  • 2.

    Er kunnen parallelle sessie van de beeldvormende bijeenkomsten en oordeelsvormende vergaderingen worden gehouden.

  • 3.

    De beeldvormende bijeenkomsten en de oordeelsvormende vergaderingen beginnen om 19.30 uur en worden in het gemeentehuis gehouden, tenzij de agendacommissie anders beslist.

  • 4.

    De beeldvormende bijeenkomsten en de oordeelsvormende vergaderingen zijn openbaar tenzij de agendacommissie anders beslist.

  • 5.

    De beeldvormende bijeenkomst wordt drie weken voorafgaande aan de raadsvergadering en de oordeelsvormende vergadering wordt twee weken voorafgaande aan de raadsvergadering gehouden, tenzij de agendacommissie anders beslist

  • 6.

    Degenen die van een openbare beeldvormende bijeenkomst of oordeelsvormende vergadering geluid- of beeldregistraties willen maken, doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar diens aanwijzingen.

 

Artikel 17. Samenstelling beeldvorming en oordeelsvorming en besluitenlijst

  • 1.

    Bij alle beeldvormende bijeenkomsten en oordeelsvormende vergaderingen worden de fracties door één raadslid of fractievolger vertegenwoordigd, tenzij de raad anders besluit.

  • 2.

    Eén van de door de raad benoemde voorzitters is belast met het leiden van de beeldvormende bijeenkomsten en oordeelsvormende vergadering.

  • 3.

    Per agendapunt kunnen andere woordvoerders namens de fracties zitting nemen in de beeldvormende bijeenkomst en oordeelsvormende vergadering.

  • 4.

    In een beeldvormende bijeenkomst is geen vertegenwoordiging van of namens het college van burgemeester en wethouders aanwezig, tenzij de agendacommissie anders beslist.

  • 5.

    Het college heeft een permanente uitnodiging voor de oordeelsvormende vergadering. Wanneer het onderwerp daarom vraagt kan het college zich laten bijstaan door de ambtelijke organisatie.

  • 6.

    De griffier of zijn vervanger is aanwezig bij de oordeelsvormende vergadering en heeft tot taak de voorzitter bij te staan in diens taak en zorgt voor een besluitenlijst en een audio opname en/of video-opname.

  • 7.

    De besluitenlijst van de oordeelsvormende vergadering wordt in beginsel in de eerst volgende raadsvergadering vastgesteld.

  • 8.

    De woordvoerders en de collegeleden hebben het recht een voorstel tot verandering van de besluitenlijst aan de raad te doen, indien de besluitenlijst onjuistheden zou bevatten of niet duidelijk weergeeft wat besloten is. Een voorstel tot verandering dient vóór de desbetreffende raadsvergadering schriftelijk bij de griffier te worden ingediend.

 

Artikel 18. Beeldvorming

  • 1.

    Beeldvormende behandeling van een onderwerp heeft tot doel het verzamelen van informatie over het geagendeerde onderwerp zodat de raad daarover een gewogen uitspraak kan doen of besluit kan nemen.

  • 2.

    Van de beeldvormende bijeenkomst wordt geen verslag of besluitenlijst gemaakt met uitzondering van een formele inspraakronde.

 

Artikel 19. Beeldvormende behandeling

  • 1.

    De beeldvormende behandeling vindt zoveel mogelijk schriftelijk plaats door middel van het stellen van vragen, tenzij de agendacommissie anders beslist.

  • 2.

    Voor bijzondere onderwerpen en voor de meer subjectieve kanten kunnen onder andere de volgende werkvormen worden ingezet:

    • 1.

      Tafelgesprek.

    • 2.

      Formele inspraakronde.

    • 3.

      Technische briefing.

    • 4.

      Informatieve beeldvormende bijeenkomst.

    • 5.

      Werkbezoek.

 

Artikel 20. Schriftelijke vragenronde beeldvorming

  • 1.

    Schriftelijke vragen moeten voor een door de agendacommissie te bepalen tijdstip worden ingediend.

  • 2.

    De schriftelijke beantwoording vindt plaats uiterlijk 12.00 uur van de dag van de betreffende bijeenkomst.

  • 3.

    Schriftelijke antwoorden van de wethouders, de burgemeester of het college worden door de griffie aan de raadsleden en fractievolgers toegezonden.

 

Artikel 21. Tafelgesprek

  • 1.

    Het tafelgesprek is een beeldvormende bijeenkomst met als doel in gesprek te gaan met inwoners, (belangen) verenigingen, organisaties, bedrijven e.d.

  • 2.

    Tijdens een tafelgesprek kan een ieder hun mening kenbaar maken of informatie delen over de geagendeerde onderwerpen.

  • 3.

    De meesprekers mogen in hun betoog niet worden gestoord.

  • 4.

    Het gesprek vindt plaats in drie ronden en duurt in totaal dertig minuten.

  • 5.

    De deelnemende raadsleden en fractievolgers rouleren na ieder blok van tien minuten door naar de volgende tafel.

  • 6.

    De griffie draagt zorg voor de uitnodigingen aan genodigden aan de beeldvormende bijeenkomst.

  • 7.

    Meesprekers moeten zich voorafgaande aan de vergadering voor een door de agendacommissie te bepalen datum en tijdstip, melden bij de griffie.

 

Artikel 22. Formele inspraakronde

  • 1.

    De inspraakronde is een beeldvormende bijeenkomst met als doel het horen van de indiener(s) van zienswijzen.

  • 2.

    Elke inspreker krijgt maximaal vijf minuten het woord.

  • 3.

    De woordvoerder van de fractie heeft de gelegenheid beknopt en zakelijk aan de inspreker een (nadere) toelichting te vragen op de ingebrachte documenten en zienswijze.

  • 4.

    De woordvoerder van elke fractie krijgt in eerste instantie de gelegenheid om twee vragen te stellen aan de inspreker. Een korte vraag ter verduidelijking van een eerdere vraag is in de eerste ronde mogelijk en geldt niet als een tweede vraag, tenzij de voorzitter anders beslist. Nadat elke fractie in eerste instantie in de gelegenheid is gesteld twee vragen aan de inspreker te stellen, krijgen de woordvoerders de mogelijkheid om de resterende vragen aan de inspreker te stellen.

  • 5.

    De voorzitter geeft de inspreker aan het eind van het gesprek de gelegenheid om een laatste reactie te geven.

  • 6.

    De voorzitter formuleert aan het eind van het gesprek eventueel openstaande feitelijke vragen, technische punten en onduidelijkheden.

  • 7.

    De griffier noteert deze onderdelen en stuurt deze op de gebruikelijke wijze naar het college.

  • 8.

    Het college wordt verzocht vóór de behandeling in de oordeelsvormende vergadering op de gebruikelijke wijze hier op te reageren.

 

Artikel 23. Technische briefing

  • 1.

    Er kan een technische briefing worden gehouden met ambtelijke vertegenwoordiger(s) namens het college van burgemeester en wethouders en met portefeuillehouder(s) ten aanzien van politieke keuzes.

  • 2.

    De woordvoerder namens de fractie heeft de gelegenheid beknopt en zakelijk aan de vertegenwoordiger(s) namens het college of de portefeuillehouder(s) een (nadere) toelichting op de ingebrachte documenten te vragen.

  • 3.

    De te stellen vragen dienen uiterlijk maandagmorgen om 9.00 uur voorafgaande aan het technisch beraad schriftelijk bij de griffie te worden ingediend.

  • 4.

    Tijdens het technische briefing heeft de woordvoerder namens de fractie de mogelijkheid om aan de vertegenwoordiger(s) namens het college en de portefeuillehouder(s) aanvullende c.q. verduidelijkende vragen te stellen.

 

Artikel 24. Informatieve beeldvormende bijeenkomst

  • 1.

    De agendacommissie kan besluiten een informatieve beeldvormende bijeenkomst te organiseren.

  • 2.

    Het college of een derde kan zich tijdens deze informatie beeldvormende bijeenkomst laten bijstaan.

 

Artikel 25. Oordeelsvormende vergaderingen.

  • 1.

    Een oordeelsvormende vergadering heeft tot doel in een open gesprek een oordeel te vormen over een geagendeerd onderwerp. Tijdens dat gesprek worden de voorlopige standpunten uitgewisseld, wordt doorgevraagd op argumenten om tot een goede weging te komen van de voor- en nadelen van het betreffende onderwerp en wordt - zo nodig - gezamenlijk gezocht naar gewenste aanpassingen.

  • 2.

    Elke vergadering duurt maximaal vijfenveertig minuten per blok met een uitloopmogelijkheid van een kwartier tenzij de agendacommissie anders beslist. Zo mogelijk worden meerdere agendapunten in één tijdsblok gepland.

  • 3.

    In de oordeelsvormende vergadering kan niet worden ingesproken.

 

Artikel 26. Procedure oordeelsvormende vergadering

  • 1.

    De meerderheid van de woordvoerders kan aan het begin van de vergadering besluiten een geagendeerd onderwerp door te schuiven naar een volgende oordeelsvormende vergadering of terug te sturen naar de agendacommissie.

  • 2.

    De oordeelsvormende behandeling vindt plaats in twee termijnen.

  • 3.

    In de eerste termijn benoemen de woordvoerders namens hun fracties kort hun voorlopig standpunt, eventuele discussiepunten over het geagendeerde ontwerp en kondigen zij eventuele amendementen en moties aan.

  • 4.

    Er worden geen technische c.q. feitelijke vragen gesteld.

  • 5.

    Iedere woordvoerder spreekt in de eerste termijn slechts eenmaal. Door de andere woordvoerders mogen – via de voorzitter - verhelderende interrupties worden gesteld.

  • 6.

    Na de eerste termijn reageert de portefeuillehouder(s) op de discussiepunten. De woordvoerders mogen interrupties stellen. Aan het eind van het betoog van de portefeuillehouder(s) hebben de woordvoerders nog de mogelijkheid om verduidelijkende vragen aan de portefeuillehouder(s) te stellen.

  • 7.

    In de tweede termijn wordt alleen – tussen de woordvoerders van de fracties – gedebatteerd over de aangedragen discussiepunten.

  • 8.

    Aan het eind van de behandeling van het onderwerp bepalen de woordvoerders of het onderwerp rijp is voor besluitvorming in de raadsvergadering.

  • 9.

    Elke woordvoerder van de fractie heeft één stem.

  • 10.

    Indien de meerderheid van de woordvoerders besluit dat het onderwerp niet rijp is voor behandeling in de raad, gaat het onderwerp terug naar het college of naar de agendacommissie voor een nieuwe beeldvormende fase en/of oordeelsvormende fase.

  • 11.

    Wanneer één woordvoerder aangeeft dat zijn/haar fractie voornemens is om tijdens de raadsvergadering een motie of amendement in te dienen, wordt het onderwerp als bespreekstuk voor de raadsvergadering geagendeerd.

  • 12.

    Indien de meerderheid van de woordvoerders van mening is dat over het onderwerp in de raad niets meer hoeft te worden besproken, wordt door de meerderheid besloten of het onderwerp als een stemstuk met stemverklaring of als een stemstuk zonder stemverklaring wordt geagendeerd.

 

Paragraaf 5 Raadsvergaderingen en besluitvorming

 

 

Artikel 27. Vergaderfrequentie

  • 1.

    De vergaderingen van de raad vinden in de regel plaats op de derde dinsdag van de maand volgens een jaarlijks door het presidium vast te stellen vergaderschema.

  • 2.

    De vergaderingen vangen om 19.30 uur aan en worden gehouden in de raadzaal van het gemeentehuis.

  • 3.

    Eindtijd van de vergadering is 23.00 uur. In voorkomend geval wordt een vergadering voortgezet op de aansluitende woensdag vanaf 19.30 uur. De raad kan – op voorstel van de raadsvoorzitter - besluiten af te wijken van de eindtijd of van de aansluitende dag.

  • 4.

    De raadsvoorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag en aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen. Hij voert hierover, tenzij er sprake is van een spoedeisende situatie, overleg in het presidium.

 

Artikel 28. Oproep en agenda

  • 1.

    De raadsvoorzitter zendt ten minste zeven dagen voor een raadsvergadering de raadsleden een schriftelijke oproep en de voorlopige agenda met de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid, van de wet bedoelde stukken.

  • 2.

    In spoedeisende gevallen kan de raadsvoorzitter na het verzenden van een schriftelijke oproep een aanvullende voorlopige agenda opstellen. Zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk zesendertig uur voor aanvang van de raadsvergadering wordt deze met de daarbij behorende stukken aan de leden gezonden.

  • 3.

    Op de stukken, bedoeld in het eerste en tweede lid, is artikel 29, tweede lid, van toepassing.

  • 4.

    Er is voor burgers c.q. organisaties e.d. geen mogelijkheid om tijdens de raadsvergadering in te spreken.

  • 5.

    De agenda wordt bij aanvang van een raadsvergadering door de raad vastgesteld.

  • 6.

    In de agenda wordt onderscheid gemaakt tussen stemstukken met stemverklaring, stemstukken zonder stemverklaring, bespreekstukken en overige onderwerpen.

  • 7.

    De bespreekstukken worden na de stemstukken geagendeerd.

  • 8.

    Een lid van de raad kan bij de vaststelling van de agenda kenbaar maken, dat hij een stemstuk zonder stemverklaring alsnog als stemstuk met stemverklaring wil behandelen. De raad beslist over dit verzoek bij de vaststelling van de agenda.

  • 9.

    Een lid van de raad kan bij de vaststelling van de agenda kenbaar maken, dat hij een stemstuk (met of zonder stemverklaring) alsnog als een bespreekstuk wil behandelen mits een amendement en/of motie wordt aangekondigd. De raad beslist over dit verzoek bij de vaststelling van de agenda.

 

Artikel 29. Ter inzage leggen van stukken

  • 1.

    Stukken die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op een voorlopige agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep op de website van de gemeente Aalten geplaatst. Als na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raad en het college.

  • 2.

    Stukken waaromtrent op grond van artikel 25, eerste of tweede lid, van de wet geheimhouding is opgelegd, blijven in afwijking van het eerste en tweede lid onder berusting van de griffier en verleent deze de raadsleden op verzoek inzage.

 

Artikel 30. Openbare kennisgeving

  • 1.

    Raadsvergaderingen worden ter openbare kennis gebracht door aankondiging in het huis aan huis blad en door plaatsing op de internetsite van de gemeente.

  • 2.

    In spoedeisende gevallen kan de openbare kennisgeving uitsluitend langs elektronische weg plaatsvinden.

 

Artikel 31. Presentielijst

  • 1.

    De griffier draagt zorg voor het bijhouden van presentielijsten van raadsvergaderingen.

  • 2.

    Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekenen raadsleden de presentielijst, die aan het einde van elke raadsvergadering door de raadsvoorzitter en de griffier door ondertekening wordt vastgesteld.

 

Artikel 32. Zitplaatsen

  • 1.

    De raadsvoorzitter, de leden van de raad en de griffier hebben een vaste zitplaats, door de voorzitter, na overleg in het presidium bij aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode van de raad aangewezen.

  • 2.

    Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de raadsvoorzitter de indeling herzien na overleg in het presidium.

 

Artikel 33. Beraadslaging

  • 1.

    Er vindt in de raadsvergadering geen integrale discussie plaats over het onderwerp. Beraadslaging vindt uitsluitend plaats over de ingediende amendementen en moties, tenzij de raad anders beslist.

  • 2.

    De (eerste) indiener van het amendement of motie krijgt drie minuten de gelegenheid om bij het katheder het amendement of motie kort toe te lichten. Spreker mag in zijn betoog niet worden geïnterrumpeerd.

  • 3.

    Daarna krijgt het college de gelegenheid om zaken uiteen te zetten ten aanzien van een amendement of motie.

  • 4.

    Vervolgens vindt beraadslaging plaats over het ingediende amendement en motie. Interrumperen is toegestaan.

  • 5.

    Indien meerdere amendementen of moties zijn ingediend wordt de procedure zoals gesteld in tweede t/m vierde lid herhaald.

  • 6.

    Per agendapunt spreekt in beginsel één woordvoerder namens een fractie.

  • 7.

    Een ieder voert het woord, na het aan de raadsvoorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben.

  • 8.

    Spreektermijnen worden door de raadsvoorzitter afgesloten.

  • 9.

    Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de raadsvoorzitter tot de orde geroepen. Indien de betreffende spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de raadsvoorzitter hem gedurende de vergadering over het onderwerp het woord ontzeggen.

 

Artikel 34. Deelname aan de beraadslaging door anderen

Onverminderd artikel 21, eerste en tweede lid, van de wet, kan de raad besluiten dat anderen mogen deelnemen aan de beraadslaging.

 

Artikel 35. Voorstellen van orde

Raadsleden kunnen tijdens een raadsvergadering mondeling een voorstel van orde betreffende de vergadering doen. De raad beslist hier terstond over.

 

Artikel 36. Primus bij hoofdelijke stemming

  • 1.

    Bij aanvang van de vergadering deelt de raadsvoorzitter mede, bij welk lid van de raad, de hoofdelijke stemming zal beginnen.

  • 2.

    Daartoe wordt tijdens de eerste vergadering van de raad na de verkiezingen, het raadslid aangewezen die naar alfabetische volgorde bovenaan aan de lijst staat.

  • 3.

    Voor iedere daaropvolgende vergadering wordt de alfabetische volgorde aangehouden.

  • 4.

    Bij tussentijdse wijziging van de samenstelling van de raad wordt de naam van het nieuwe raadslid alfabetisch aan de lijst toegevoegd.

 

Artikel 37. Stemverklaring

  • 1.

    Voordat de raad tot stemming over een stemstuk met stemverklaring overgaat, kunnen raadsleden hun voorgenomen stemgedrag toelichten.

  • 2.

    Na het sluiten van de beraadslaging over een amendement en/of motie bij een bespreekstuk en voordat de raad tot stemming overgaat, kunnen raadsleden hun voorgenomen stemgedrag toelichten.

  • 3.

    Een raadslid krijgt maximaal één minuut voor het afleggen van een stemverklaring, tenzij de raad anders beslist.

  • 4.

    Met betrekking tot majeure onderwerpen, waar forse belangen van vele betrokkenen mee gemoeid zijn, kan de raad besluiten om een uitgebreide stemverklaring van maximaal drie minuten te hanteren.

 

Artikel 38. Beslissing

  • 1.

    De raadsvoorzitter sluit de beraadslaging als hij vaststelt dat een amendement of motie voldoende is toegelicht en besproken, tenzij de raad anders beslist.

  • 2.

    Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de raadsvoorzitter het voorstel voor de te nemen beslissing.

 

Artikel 39. Stemming; procedure hoofdelijke stemming

  • 1.

    De raadsvoorzitter vraagt de raadsleden of zij stemming verlangen. Is dit niet het geval dan stelt de raadsvoorzitter vast dat het voorstel zonder stemming is aangenomen.

  • 2.

    Als een voorstel zonder stemming wordt aangenomen, kunnen de in de raadsvergadering aanwezige raadsleden aantekening in de besluitenlijst vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich overeenkomstig artikel 28 van de wet van deelneming aan de stemming te hebben onthouden.

  • 3.

    Als een raadslid om stemming of hoofdelijke stemming vraagt, doet de raadsvoorzitter daarvan mededeling aan de raad.

  • 4.

    Bij hoofdelijke stemming roept de raadsvoorzitter de raadsleden bij naam op hun stem uit te brengen. De stemming begint bij het lid dat daarvoor overeenkomstig artikel 36 van dit reglement is aangewezen. Vervolgens geschiedt de oproeping op alfabetische volgorde.

  • 5.

    Bij hoofdelijke stemming brengen ter vergadering aanwezige raadsleden die zich niet ingevolge artikel 28 van de Gemeentewet van deelneming aan de stemming moeten onthouden, hun stem uit door zich 'voor' of 'tegen' te verklaren, zonder enige toevoeging.

  • 6.

    Een raadslid dat zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, kan deze vergissing herstellen tot het volgende raadslid heeft gestemd. Bemerkt het raadslid zijn vergissing pas later, dan kan deze, nadat de raadsvoorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt, aantekening vragen van zijn vergissing. Dit brengt geen verandering in de uitslag van de stemming.

  • 7.

    De raadsvoorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

 

Artikel 40. Volgorde stemming over amendementen en moties

  • 1.

    Als op een aanhangig voorstel amendementen zijn ingediend, wordt eerst over die amendementen gestemd en vervolgens over het voorstel zoals het dan luidt in zijn geheel.

  • 2.

    Als een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement waarop dat betrekking heeft.

  • 3.

    Als meerdere amendementen of subamendementen op eenzelfde gedeelte van een aanhangig voorstel zijn ingediend, wordt, onverminderd het eerste en tweede lid, eerst over het meest verstrekkende amendement of subamendement gestemd.

  • 4.

    Als aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie. De raad kan besluiten van deze volgorde af te wijken.

 

Artikel 41. Stemming over personen

  • 1.

    Bij stemming over personen voor benoemingen of het opstellen van voordrachten of aanbevelingen, benoemt de raadsvoorzitter drie raadsleden tot stembureau.

  • 2.

    Aanwezige raadsleden die zich niet ingevolge artikel 28 van de wet van deelneming aan de stemming moeten onthouden, zijn verplicht een door het stembureau verstrekt stembriefje in te leveren.

  • 3.

    Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De raad kan op voorstel van het stembureau beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

  • 4.

    Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolgde het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren.

  • 5.

    In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad op voorstel van het stembureau.

  • 6.

    Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes na vaststelling van de uitslag vernietigd.

 

Artikel 42. Video-verslag en besluitenlijst

  • 1.

    Van de raadsvergaderingen wordt een video-verslag gemaakt en een besluitenlijst.

  • 2.

    De besluitenlijst moet inhouden:

    • a.

      de namen van de raadsvoorzitter, de griffier, ter vergadering aanwezige raadsleden en wethouders;

    • b.

      een aantekening van welke raadsleden en wethouders afwezig waren;

    • c.

      een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest met inbegrip van moties en amendementen;

    • d.

      een overzicht van het verloop van elke stemming met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de raadsleden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de raadsleden die zich overeenkomstig de wet van stemming hebben onthouden of zich bij het uitbrengen van hun stem hebben vergist;

    • e.

      bij het desbetreffende agendapunt, de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op grond van artikel 34 van dit reglement door de raad is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.

  • 3.

    Een concept-besluitenlijst wordt gelijktijdig met de verzending van de agenda met bijbehorende voorstellen aan de raadsleden en de collegeleden toegezonden.

  • 4.

    De raadsleden en de wethouders hebben het recht een voorstel tot verandering aan de raad te doen, indien de besluitenlijst onjuistheden zou bevatten of niet duidelijk weergeeft wat besloten is. Een voorstel tot verandering dient vóór de desbetreffende vergadering schriftelijk bij de griffier te worden ingediend.

  • 5.

    De besluitenlijst wordt opgesteld onder de verantwoordelijkheid van de griffier.

  • 6.

    De vastgestelde besluitenlijst wordt door de raadsvoorzitter en griffier ondertekend.

 

Artikel 43. Ingekomen stukken

  • 5.

    Bij de raad ingekomen stukken worden op een lijst geplaatst die aan de raadsleden wordt toegezonden en op de in de gemeente gebruikelijk wijze ter inzage wordt gelegd.

  • 6.

    Op voorstel van de agendacommissie, of in geval van onverwijlde spoed de griffier, stelt de raad de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.

 

Artikel 44. Toepassing reglement op besloten vergaderingen

Op besloten raadsvergaderingen is ditreglement van overeenkomstige toepassing voor zover dat niet strijdig is met het besloten karakter van de vergadering.

 

Artikel 45. Besluitenlijst besloten vergadering

  • 1.

    Van een besloten raadsvergadering wordt een besluitenlijst en een audioverslag gemaakt.

  • 2.

    Concept-besluitenlijsten van besloten raadsvergaderingen worden niet verspreid, maar uitsluitend voor de raadsleden ter inzage gelegd bij de griffier.

  • 3.

    Het audioverslag is niet openbaar en voor raadsleden te beluisteren bij de griffier. Collegeleden die bij een besloten vergadering aanwezig waren kunnen het audioverslag eveneens bij de griffier beluisteren.

  • 4.

    De besluitenlijsten worden zo spoedig mogelijk in een besloten raadsvergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raad een besluit over het al dan niet openbaar maken van het audioverslag en de besluitenlijst.

  • 5.

    De vastgestelde besluitenlijsten worden door de raadsvoorzitter en de griffier ondertekend.

 

Artikel 46. Opheffing geheimhouding

Als de raad op grond van de artikelen 25, derde en vierde lid, 55, tweede en derde lid, of 86, tweede en derde lid, van de wet voornemens is de geheimhouding op te heffen dan wel niet te bekrachtigen, wordt, als het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd daarom verzoekt, daarover in een besloten raadsvergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

 

Artikel 47. Toehoorders en pers

  • 1.

    Toehoorders en vertegenwoordigers van de pers wonen openbare raadsvergaderingen uitsluitend bij op de voor hen bestemde plaatsen.

  • 2.

    Het blijkgeven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is hen verboden.

 

Artikel 48. Geluid- en beeldregistraties

Degenen die van een openbare raadsvergadering geluid- of beeldregistraties willen maken, doen hiervan mededeling aan de raadsvoorzitter en gedragen zich naar diens aanwijzingen.

 

Artikel 49. Amendementen en subamendementen

  • 1.

    Raadsleden dienen amendementen en subamendementen voor het sluiten van de beraadslaging van het voorstel waarop deze betrekking hebben schriftelijk in bij de raadsvoorzitter, tenzij de raadsvoorzitter oordeelt dat mondelinge indiening volstaat.

  • 2.

    Er wordt alleen beraadslaagd over amendementen en subamendementen die ingediend zijn door raadsleden die de presentielijst getekend hebben.

  • 3.

    Intrekking door de indiener van een amendement of subamendement is mogelijk totdat de besluitvorming daarover door de raad is afgerond.

  • 4.

    Het voornemen om een amendement of subamendement in te dienen wordt door de fractie zo mogelijk vrijdags voorafgaande aan de raadsvergadering aan de overige fracties en de griffie schriftelijk kenbaar gemaakt.

 

Artikel 50. Moties

  • 1.

    Raadsleden dienen moties schriftelijk in bij de raadsvoorzitter.

  • 2.

    De behandeling van een motie vindt plaats bij het onderwerp of voorstel waarop het betrekking heeft.

  • 3.

    De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda opgenomen onderwerpen zijn behandeld.

  • 4.

    Intrekking door de indiener van een motie is mogelijk totdat de besluitvorming daarover door de raad is afgerond.

  • 5.

    Het voornemen om een motie in te dienen wordt door de fractie zo mogelijk vrijdags voorafgaande aan de raadsvergadering aan de overige fracties en de griffie schriftelijk kenbaar gemaakt.

 

Artikel 51. Initiatiefvoorstel

  • 1.

    Raadsleden dienen initiatiefvoorstellen schriftelijk in bij de raadsvoorzitter. Deze brengt een ingediend voorstel zo spoedig mogelijk ter kennis van het college en de gemeenteraad.

  • 2.

    Het college kan binnen vier weken nadat het ter kennis is gesteld van een voorstel schriftelijk wensen en bedenkingen met betrekking tot het voorstel ter kennis van de raad brengen.

  • 3.

    Nadat het college schriftelijk wensen of bedenkingen ter kennis van de raad heeft gebracht of kenbaar heeft gemaakt hiertoe niet te zullen overgaan, dan wel nadat de in het tweede lid gestelde termijn is verlopen, wordt het voorstel – door de agendacommissie - op de voorlopige agenda van de eerstvolgende raadsvergadering geplaatst. Ter voorbereiding daarvan wordt het voorstel geagendeerd voor de beeldvormende bijeenkomst en de oordeelsvormende vergadering, tenzij de agendacommissie anders beslist.

 

Artikel 52. Collegevoorstel

  • 1.

    Een collegevoorstel aan de raad dat vermeld staat op de voorlopige agenda van de raadsvergadering, wordt niet ingetrokken zonder toestemming van de raad.

  • 2.

    Als de raad van oordeel is dat het nodig is een voorstel als bedoeld in het eerste lid voor advies terug te zenden aan het college, bepaalt de raad binnen welke termijn het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

 

Artikel 53. Interpellatie

  • 1.

    Raadsleden dienen verzoeken tot het houden van een interpellatie schriftelijk in bij de raadsvoorzitter. Het verzoek bevat in ieder geval de te stellen vragen.

  • 2.

    De raadsvoorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige raadsleden en de wethouders.

  • 3.

    Over verzoeken die ten minste zesendertig uur voor aanvang van een raadsvergadering zijn ingediend of in naar het oordeel van de raadsvoorzitter spoedeisende gevallen, wordt tijdens de eerstvolgende raadsvergadering gestemd. In andere gevallen tijdens de daaropvolgende raadsvergadering.

  • 4.

    De interpellatie vindt plaats als tenminste éénderde van de aanwezige leden daarmee instemt.

  • 5.

    De interpellant voert niet vaker dan tweemaal het woord. De overige raadsleden, de burgemeester en de wethouders niet vaker dan eenmaal, tenzij de raad hen hiertoe verlof geeft.

 

Artikel 54. Schriftelijke vragen

  • 1.

    Raadsleden dienen schriftelijke vragen aan het college, de burgemeester of wethouders in bij de griffier. De vragen worden kort en duidelijk geformuleerd en kunnen zo nodig van een toelichting worden voorzien. Op deze vragen wordt door middel van een raadsmededeling beantwoord.

  • 2.

    De griffier brengt de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de secretaris, het college en de overige raadsleden.

  • 3.

    Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen nadat de vragen schriftelijk zijn ingediend.

  • 4.

    Indien de in het vorige lid bedoelde beantwoording niet binnen deze termijn kan plaatsvinden, stelt het verantwoordelijk lid van het college of de burgemeester de vragensteller en de raad hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn wordt aangegeven waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden.

  • 5.

    Schriftelijke antwoorden van de wethouders, de burgemeester of het college worden door de griffier aan de raadsleden en fractievolgers toegezonden.

 

Artikel 55. Inlichtingen

  • 1.

    Raadsleden dienen verzoeken tot inlichtingen als bedoeld in de artikelen 169, derde lid, en 180, derde lid, van de wet schriftelijk in bij de griffier.

  • 2.

    De griffier brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige raadsleden en het college of de burgemeester.

  • 3.

    De verlangde inlichtingen worden zo spoedig mogelijk aan de raad verschaft, in ieder geval binnen dertig dagen nadat het verzoek is ingediend.

 

Artikel 56. Vragenuur

  • 1.

    Tijdens de vergadering van de raad is er een vragenuur, tenzij bij de raadsvoorzitter geen vragen zijn ingediend.

  • 2.

    Raadsleden die tijdens het vragenuur vragen willen stellen, dienen bij voorkeur de te stellen vragen in vóór 9.00 uur op de dag van de vergadering, maar uiterlijk om 18.00 uur op de dag van de raadsvergadering, met aanduiding van het onderwerp en de vragen, bij de raadsvoorzitter.

  • 3.

    De raadsvoorzitter kan weigeren een onderwerp tijdens het vragenuur aan de orde te stellen, indien hij het onderwerp niet voldoende nauwkeurig acht aangegeven of indien het onderwerp in de raadsvergadering op diezelfde dag aan de orde komt.

  • 4.

    De raadsvoorzitter bepaalt de volgorde waarin aangemelde onderwerpen tijdens het vragenuur aan de orde worden gesteld.

  • 5.

    Per onderwerp wordt aan de vragensteller het woord verleend om één of meer vragen aan het college of de burgemeester te stellen en een toelichting daarop te geven. Na de beantwoording daarvan krijgt de vragensteller desgewenst het woord om aanvullende vragen te stellen.

  • 6.

    Vervolgens kan de raadsvoorzitter aan andere raadsleden het woord verlenen om hetzij aan de vragensteller, hetzij aan het college of de burgemeester vragen te stellen over hetzelfde onderwerp.

  • 7.

    Tijdens het vragenuur worden geen moties ingediend en geen interrupties toegelaten.

 

Artikel 57. Uitleg reglement

In gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist de raad op voorstel van de raadsvoorzitter.

 

Artikel 58. Intrekking oude reglement

De Verordening op de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad van Aalten 2013, vastgesteld bij besluit van 19 februari 2013 wordt ingetrokken.

 

Artikel 59. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Dit reglement treedt in werking op 1 augustus 2021.

  • 2.

    Dit reglement wordt aangehaald als: Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad van de gemeente Aalten 2021.

  • 3.

    Dit reglement is vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 1 juni 2021

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Aalten d.d. 1 juni 2021.

De griffier, M.J.A.B. Fiering

De voorzitter, mr. A.B. Stapelkamp

Toelichting  

Toelichting

Sinds januari 2021 werkt de gemeenteraad van Aalten met een nieuw vergadermodel. In plaats van het organiseren van Ronde Tafel Gesprekken is overgestapt op een werkwijze waarin de voorbereiding plaatsvindt door middel van beeldvorming en oordeelsvorming. De besluitvorming vindt plaats in de raadsvergadering. De bestaande verordening op de vergaderingen en organisatie van de werkzaamheden van de gemeenteraad Aalten 2013 is vervangen door een compleet nieuw Reglement van Orde. Daarvoor is gebruik gemaakt van het meest recente modelreglement van de VNG.

Artikelsgewijs

Paragraaf 1. Algemene Bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In artikel 1 worden een aantal begrippen uit dit reglement van orde gedefinieerd. Deze spreken grotendeels voor zich. Voor wat betreft het begrip ‘raadsvoorzitter’ zij nog vermeld dat de burgemeester voorzitter is van de raad. Artikel 9 van de Gemeentewet (hierna: wet) schrijft dit dwingend voor. De burgemeester heeft het recht op grond van artikel 21 van de wet in de vergadering aan de beraadslaging deel te nemen. Als raadsvoorzitter zorgt hij onder andere voor de handhaving van de orde in de vergadering.

Artikel 2. De griffier

De raad is verplicht een griffier te benoemen (artikelen 100 en 107 van de wet). De griffier is in eerste instantie verantwoordelijk voor de bijstand aan de raad. Hij is in principe in elke vergadering van de raad aanwezig (eerste lid). De wet eist dat de raad de vervanging van de griffier regelt (artikel 107d, eerste lid, van de wet). In het derde lid is daarover een bepaling opgenomen. In verband met artikel 22 van de wet (verschoningsrecht) is in het vierde lid een bepaling opgenomen met betrekking tot het deelnemen van de griffier aan de beraadslaging.

Artikel 3. Waarnemend voorzitter en overige voorzitters

In artikel 77, eerste lid, van de wet is bepaald dat het langstzittende raadslid het raadsvoorzitterschap waarneemt bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester. Als twee raadsleden even lang zitting hebben, is de oudste in jaren degene die het raadsvoorzitterschap waarneemt. Daarnaast heeft de raad altijd de mogelijkheid zelf te kiezen voor een andere waarnemer.

In dit artikel wordt geregeld dat de raad bij aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode van de raad een waarnemend-voorzitter van de gemeenteraad benoemd. Daarnaast benoemt de raad uit zijn midden de voorzitters voor de beeldvormende bijeenkomsten en de oordeelsvormende vergaderingen.

Artikel 4. Fracties

Eerste en tweede lid

De Kieswet en de wet kennen het begrip fractie niet. In artikel 33, tweede lid, van de wet wordt wel uitgegaan van het bestaan van in de raad vertegenwoordigde groeperingen (recht op fractieondersteuning). Vanaf de aanvang van de eerste zitting van de nieuwe raad na de verkiezingen, worden de leden die op dezelfde lijst hebben gestaan als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd (eerste lid). De fractie gebruikt in de vergadering van de raad de aanduiding die zij boven de kandidatenlijst had staan. Op deze wijze is de relatie tussen de fractie in de raad en de fractie op de kandidatenlijst voor de burger duidelijk. Het kan echter voorkomen dat een fractie geen aanduiding boven de kandidatenlijst heeft staan. In een dergelijk geval deelt de fractie in de eerste vergadering de aanduiding mee (tweede lid).

Vierde lid

In de loop van een zittingsperiode kan het voorkomen dat leden de raad verlaten. In een dergelijk geval vindt er een verandering in de samenstelling van de fractie plaats. Als dit het geval is, deelt de fractie dit aan de raadsvoorzitter mede (vierde lid). Het is ook mogelijk dat een raadslid zijn lidmaatschap niet opzegt maar uit een fractie stapt. Hij kan als zelfstandige fractie verdergaan of zich aansluiten bij een bestaande fractie. Ook andere wijzigingen zijn mogelijk, bijvoorbeeld een fusie van twee fracties. Een andere (tijdelijke) wisseling in een fractie kan het gevolg zijn van ziekte of zwangerschap van een raadslid. Voor deze gevallen is in de Kieswet een vervangingsregeling opgenomen.

Uitgangspunt van ons kiesstelsel is dat volksvertegenwoordigers op persoonlijke titel worden verkozen en benoemd. Dit uitgangspunt is gebaseerd op artikel 27 van de wet en artikel 129 van de Grondwet, waarin is bepaald dat elk bindend mandaat van een lid van de raad nietig is. De volksvertegenwoordiger handelt naar eigen overtuiging en is bij stemmingen niet gebonden aan een lastgeving. Geen andere persoon of instantie kan hem rechtens bindende instructies opleggen met betrekking tot zijn stemgedrag. Het is de individuele volksvertegenwoordiger die een mandaat van de kiezer heeft gekregen. De volksvertegenwoordiger heeft daardoor ook de mogelijkheid om tussentijds van fractie te veranderen of zelfstandig verder te gaan.

Ook de Kieswet gaat niet uit van politieke partijen. Een zetel 'hoort' dan ook niet bij een partij, maar is verbonden aan de volksvertegenwoordiger die daardoor ook de mogelijkheid heeft om tussentijds van fractie te veranderen of zelfstandig verder te gaan. Ook kan een fractie besluiten om haar naam te veranderen. Dit staat de fractie vrij om te doen. Op grond van deze bepalingen heeft de raad geen zeggenschap over wijzigingen in de samenstelling, fusies en splitsingen van fracties en de naamvoering. De raad kan hier dus geen besluit over nemen. Een mededeling aan de voorzitter van de raad is voldoende. De raad is gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering nadat hiervan mededeling is gedaan rekening te houden met de nieuwe situatie.

Dit betekent ook dat:

- kandidaten die van een kandidatenlijst deel uitmaken en binnen die lijst/partij een onderlinge schriftelijke (en soms notariële) afspraak maken, bijvoorbeeld dat men onder bepaalde voorwaarden zal afzien van aanvaarding van het raadslidmaatschap, zich dienen te realiseren dat dergelijke afspraken nietig zijn vanwege strijd met de wet en de Kieswet;

- personen die tussentijds van partij veranderen hun raadslidmaatschap niet verliezen;

- als men uit een partij stapt en als eigen partij verder gaat, de verlatende partij geen middelen heeft om het raadslid uit de raad te weren.

Fractieafsplitsing en het ontstaan van een nieuwe fractie kan diverse praktische gevolgen hebben. Te denken valt aan: fractievergoedingen en -faciliteiten, fractievoorzitterschap dan wel vertegenwoordiging in het presidium, zo nodig andere zitplaatsen in de raadszaal, bezetting in raadscommissies en eventueel de bezetting in raadscommissies door burgerraadsleden.

Als moet worden voorzien in de vacature van een raadslid dat zich heeft afgesplitst, wordt teruggegrepen op de lijst waarop betrokkene oorspronkelijk was gekozen (artikel P 19 van de Kieswet).

Vijfde lid

De naam van de fractie dient getoetst te worden aan de afwijzingsgronden uit artikel G 3, vierde lid, van de Kieswet. Dit is een logische voorwaarde; als een politieke groepering zich voor het eerst wil laten registreren gebeurt dit ook. Op grond van artikel G 3, vierde lid, van de Kieswet wordt de naam van de nieuwe fractie onder meer geweigerd als deze in strijd is met de openbare orde of als deze overeenkomt met of erg lijkt op de naam van een politieke groepering die al geregistreerd is voor de Tweede Kamer- of Statenverkiezingen, én daardoor verwarring te duchten is. Voor het overige is de nieuwe fractie vrij in het kiezen van een naam.

Artikel 5. Fractievolgers

In dit reglement wordt gesproken over fractievolgers en niet meer over fractievertegenwoordigers. In dit artikel zijn opgenomen alle rechten en plichten van de fractievolgers. De punten spreken voor zich.

Paragraaf 2 Commissie, werkgroepen en andere gremia

Artikel 6. Commissies en werkgroepen

De raad kan ter uitvoering van bepaalde werkzaamheden commissies en werkgroepen instellen. Commissies worden permanent (gedurende de zittingsperiode van de raad) en werkgroepen worden tijdelijk ingesteld. Om het raadswerk te verdelen maar ook om de commissies en werkgroepen slagvaardig te maken bestaan de commissies en werkgroepen uit vier leden, tenzij de raad anders beslist. De leden werken dus voor de hele raad en niet voor hun fractie. Belangrijk is dat de commissieleden en werkgroepleden affiniteit met hun thema hebben en ook bereid zijn om hier voldoende tijd beschikbaar voor te stellen. Als de raad de aan zich zelf gegeven opdrachten serieus neemt, kan dit immers geen vrijblijvende zaak zijn.

Commissies of werkgroepen met een wat meer politiek inhoudelijk karakter (zoals de Commissie Sociaal Domein en de Klankbordgroep Omgevingswet) waarbij informatievoorziening en klankbordfunctie een belangrijke rol spelen, kan een vertegenwoordiging van alle fracties wenselijk worden geacht. De raad kan hiertoe besluiten.

Artikel 7. Het presidium

Het presidium heeft voornamelijk een adviserende rol (aanbevelingen aan de raad inzake de organisatie en het functioneren van de raad).

In dit artikel zijn aanvullende taken opgenomen (die in het verleden bij de agendacommissie waren ondergebracht) zoals het doen van aanbevelingen aan de raad inzake de organisatie en het functioneren van de raad, het initiëren van een aanpassing van dit reglement van orde, integriteitsaangelegenheden, vergadercyclus vaststellen e.d. Daarmee krijgt het presidium een andere rol dan voorheen.

Het is van belang dat in het presidium elke partij een stem heeft die even zwaar weegt. Op deze wijze wordt de positie van minderheidsfracties in een dualistisch stelsel versterkt. Tevens kan dit de betrokkenheid van alle fracties bij de raadsvergaderingen vergroten.

De griffier is bij elke vergadering van het presidium aanwezig (artikel 2, eerste lid), omdat de griffier voor de ondersteuning van de raad zorgt.

Ingevolge artikel 17 van de wet vergadert de raad zo vaak hij daartoe heeft besloten en voorts indien de burgemeester het nodig oordeelt of indien ten minste een vijfde van het aantal leden van de raad schriftelijk met opgave van redenen daarom vraagt. De raadsvoorzitter pleegt in het bepalen van een andere dag en ander aanvangsuur zoveel mogelijk overleg met het presidium. Op deze wijze houdt het presidium bij vergaderingen die niet op het gebruikelijke tijdstip plaatsvinden, invloed op de datum, het tijdstip en de plaats van de vergadering. Het wijzigen van het aanvangsuur is van gemeenschappelijk belang, omdat het merendeel van de raadsleden het raadslidmaatschap combineert met een andere (on)betaalde functie.

Artikel 8. De agendacommissie

De agendacommissie vervult een coördinerende rol bij de agendering van zaken in beeldvormende bijeenkomsten, oordeelsvormende vergaderingen en de raad.

De commissie stelt de agenda's van de beeldvormende bijeenkomsten en de oordeelsvormende vergaderingen vast. De agendacommissie bekijkt namens de hele raad hoe een onderwerp het beste c.q. op de meest efficiënte en effectieve wijze, behandeld kan worden. Partij politieke afwegingen mogen daarbij geen rol spelen.

Daarnaast stelt de agendacommissie de raadsagenda voorlopig vast. De definitieve vaststelling van de agenda van de raad geschiedt bij de aanvang van de raadsvergadering.

De griffier is bij elke vergadering van de agendacommissie aanwezig (artikel 2, eerste lid). Hij moet weten hoe de agenda eruit komt te zien en welke punten besproken gaan worden

Artikel 9 Financiële Commissie

Eén van de kerntaken van de gemeenteraad is het controleren of er rechtmatig, doelmatig en doeltreffend bestuur wordt gevoerd. Ook moet nagegaan worden of het financiële beleid en beheer en de inrichting van de financiële organisatie voldoet aan de eisen van de tijd. Het is niet gemakkelijk om de controlerende taak waar te kunnen maken en het budgetrecht van de raad in al zijn facetten goed uit te kunnen oefenen. Daarom wordt een financiële commissie (auditcommissie) ingesteld. De financiële commissie is ook een afstemmingsoverleg tussen de accountant, vertegenwoordigers uit de raad, het college en de ambtelijke organisatie met als doel het bevorderen van een efficiënte en doeltreffende accountantscontrole. De financiële commissie heeft een adviserende rol en geen beslissingsbevoegdheid.

Artikel 10. Commissie Geloofsbrieven en integriteit

De formulering van het eerste lid benadrukt dat de raad een commissie instelt, die het zogenaamde geloofsbrievenonderzoek verricht. De commissie fungeert ook als klankbordgroep voor de burgemeester in het kader van integriteit.

Artikel 11. Werkgroepen

In de verordening op de vergaderingen en organisatie van de werkzaamheden van de gemeenteraad 2013 is niets geregeld over het instellen van werkgroepen. De huidige praktijk wordt middels dit artikel geformaliseerd.

Paragraaf 3 Toelating van leden, benoemen van fractievolgers en wethouders

Artikel 12. Onderzoek geloofsbrieven en beëdiging raadsleden

Met de geloofsbrief geeft de voorzitter van het centraal stembureau aan de benoemde kennis van zijn benoeming (artikel V 1 van de Kieswet). De benoemde meldt schriftelijk aan de raad of hij de benoeming aanneemt (artikel V 2 van de Kieswet). Tegelijk met de mededeling dat hij zijn benoeming aanneemt legt hij aan de raad stukken over waaruit blijkt dat de benoemde voldoet aan de eisen om als lid van de raad toegelaten te worden. Dit omvat de volgende stukken: een ondertekende verklaring met de openbare betrekkingen die hij bekleedt, een uittreksel uit de basisregistratie personen met zijn woonplaats, geboorteplaats en -datum en (indien niet-Nederlander) stukken waaruit blijkt dat hij voldoet aan de vereisten van artikel 10, tweede lid, van de wet (artikel V 3 van de Kieswet). Bij het onderzoek zal ook de gedragscode (artikel 15, derde lid, van de wet) betrokken worden.

De commissie die de geloofsbrieven onderzoekt brengt verslag uit. Dit kan zowel mondeling als schriftelijk.

Ingevolge artikel V 4 van de Kieswet beslist de raad over de toelating van zijn leden. Daarbij is er een verschil in de procedure bij de samenstelling van een nieuwe raad of bij de vervulling van een tussentijdse vacature. Na de raadsverkiezingen beslist de raad in oude samenstelling in zijn laatste vergadering over de toelating van de nieuw gekozen leden. Met ingang van 00:00 uur de volgende dag treedt de nieuwe raad aan (artikel 18 van de wet en artikel C 4, tweede lid, van de Kieswet).

Vijfde lid

Het onderzoek van het proces-verbaal (onderzoek naar het verloop van de verkiezing of de vaststelling van de uitslag) gebeurt door de oude raad vlak voor de eerste samenkomst van de nieuwe raad na de gemeenteraadsverkiezingen. Het onderzoek van het proces-verbaal strekt zich niet uit tot de geldigheid van de kandidatenlijsten.

Het vijfde lid ziet op de specifieke taak die de raad heeft na de raadsverkiezingen. Na de gemeenteraadsverkiezingen heeft de commissie voor het geloofsbrievenonderzoek een extra taak, zij adviseert de raad ook over het verloop van de verkiezingen (of dit op wettige wijze is gebeurd) en het vaststellen van de uitslag (of deze juist is vastgesteld). Zij doet dit op basis van het proces-verbaal van het centraal stembureau. De raad dient op basis van dit advies een besluit te nemen over het verloop van de verkiezingen en de vaststelling van de uitslag. Dit besluit is van belang omdat de raad de bevoegdheid heeft om te besluiten tot het hertellen van de stemmen en zelfs de bevoegdheid om te besluiten tot een herstemming, beide eventueel in een deel van de gemeente bij een aantal specifieke stembureaus. Het proces-verbaal vormt de aanleiding tot een besluit tot hertelling of herstemming. Dit dient concrete aanwijzingen te bevatten waarop de raad een dergelijk besluit kan baseren. Op 28 februari 2014 heeft de minister van BZK een circulaire uitgebracht waarin toegelicht wordt wanneer de raad gebruik kan maken van deze bevoegdheid (Gemeenteraadverkiezingen: hertellingen, kenmerk 2014-0000116196, 28 februari 2014, Ministerie van BZK.

In deze circulaire wordt onder meer uiteengezet wanneer de raad tot hertelling kan besluiten. Het ligt niet voor de hand dat besloten wordt tot een hertelling waarvan tevoren duidelijk is dat deze niet tot een andere samenstelling in de raad kan leiden. Ook een verschil in zetels tussen de voorlopige uitslag en de definitieve uitslag is geen reden om over te gaan tot hertelling.

Zesde en zevende lid

Na een raadsverkiezing kunnen de toegelaten raadsleden op de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling als bedoeld in artikel 18 van de wet de eed of verklaring en belofte afleggen. De raadsvoorzitter zal hen hiervoor oproepen (zesde lid).

Bij tussentijdse vacaturevervulling kan de eed of verklaring en belofte aansluitend aan de beslissing van de raad over de toelating van het betrokken raadslid plaatsvinden (zevende lid). De tekst van de eed of verklaring en belofte die een raadslid bij het aanvaarden van het raadslidmaatschap moet afleggen, is in artikel 14 van de wet vastgelegd.

Artikel 14. Onderzoek geloofsbrieven en benoeming wethouders

Dit artikel geeft invulling aan een leemte in de wet. Uit de Kieswet vloeit het geloofsbrievenonderzoek van raadsleden voort. Aangezien de wethouder geen gekozen volksvertegenwoordiger is, is hierover niets in de Kieswet geregeld. De wet geeft wel aan welke formele eisen gesteld worden aan een wethouder maar niet op welk moment deze getoetst worden.

De formele eisen voor het wethouderschap zijn grotendeels vergelijkbaar met de vereisten voor het raadlidmaatschap (artikelen 36a, 36b, 41b en 41c van de wet). Bij de benoeming van een wethouder zal er een integriteitstoets plaatsvinden. De gedragscode integriteit speelt hierbij een rol. Aan de kandidaat-wethouder wordt gevraagd om een verklaring omtrent het gedrag te overhandigen. Na het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, brengt de commissie advies uit aan de raad over de benoeming tot wethouder (tweede lid). De kandidaat-wethouders worden in opdracht van de burgemeester voor aanvang van iedere ambtstermijn aan een integriteitstoets onderworpen. De burgemeester brengt over de uitkomsten daarvan verslag uit aan de raad. De uitkomsten van het onderzoek en het verslag zijn niet openbaar. Opgemerkt wordt dat een ontwerpwet in voorbereiding is met betrekking tot de benoeming van wethouders en een integriteitstoets. Wellicht moet dit artikel worden aangepast zodra de ontwerpwet inwerking is getreden.

Dit artikel is ook van toepassing als er geen wethouder van buiten maar uit de raad wordt benoemd. De incompatibiliteiten en nevenfuncties dienen dan immers opnieuw beoordeeld te worden.

Een raadslid dat benoemd wordt tot wethouder mag raadslid blijven totdat de geloofsbrieven van zijn opvolger zijn goedgekeurd (artikel 36b, tweede lid, van de wet).

Paragraaf 4. Van de vergaderingen van de raad

Artikel 15 Vergadermodel

Raadsprogramma 2018-2022.

In het Raadsprogramma 2018-2022 heeft de raad zich zelf de opdracht gegeven om na te denken over een verbetering van de werkwijze van de raad. In december 2018 is de nota Raad Aalten Klaar voor de toekomst unaniem vastgesteld en is de Werkgroep Werkwijze Raad ingesteld.

Werkgroep Werkwijze Raad

Van de werkgroep werd verwacht:

  • 1.

    de huidige situatie in kaart te brengen en te beoordelen en hier de gewenste richting te formuleren en concrete voorstellen hiertoe uit te werken;

  • 2.

    de in het raadsprogramma aangestipte onderwerpen hierin mee te nemen;

  • 3.

    gezien de uitkomst van de raadsdag, de prioriteit bij het BOB-model te leggen en vanwege de complexiteit ook externe begeleiding in te roepen;

De werkgroep heeft de opdracht en mogelijkheden besproken en gezocht naar oplossingen voor de door de raad vastgestelde knelpunten.

De werkgroep heeft eind 2019 de raad voorgesteld om voor een proefperiode van 6 maanden het zgn. BOB-model in te voeren.

Hoofdlijnen vernieuwde BOB-model.

Op hoofdlijnen houdt dit vernieuwde BOB-model in:

1. Beeldvorming.In beginsel schriftelijk en bij bijzondere onderwerpen en voor de meer subjectieve

kanten andere werkvormen inzetten.

Werkvormen zijn:

  • 1.

    de schriftelijke vragenronde per agendapunt;

  • 2.

    afzonderlijke inspraakronde, horen indieners zienswijzen m.n. bij RO aangelegenheden;

  • 3.

    het tafelgesprek; meningen, subjectieve informatie ophalen is de bedoeling;

  • 4.

    informatieve beeldvormende bijeenkomst; presentatie door externen en/of door of namens het college;

  • 5.

    technisch beraad; slechts bij bijzondere en complexe voorstellen;

  • 6.

    werkbezoek.

2. Oordeelsvorming vindt plaats buiten de formele raadsvergadering in een oordeelsvormende vergadering. Het voorlopig oordeel en de discussiepunten worden naar voren gebracht en vervolgens draagvlak gezocht voor eventuele aanpassingen. Er kan niet meer worden ingesproken door derden. De vergadering trekt o.l.v. de voorzitter een conclusie m.b.t. keus wel/geen stemstuk met of zonder stemverklaring tijdens de besluitvormende vergadering. Een stuk is een stemstuk tenzij er een motie of amendement ingediend wordt. Men is tenslotte nog slechts voor of tegen maar wil blijkbaar niets meer veranderen. In dat geval hoeft het onderwerp niet meer als bespreekstuk te worden geagendeerd.

3. Besluitvorming. In een formele raad wordt alleen nog over de openstaande discussiepunten, waarvoor dus amendementen en moties zijn ingediend, gedebatteerd. Korte stemverklaringen zijn mogelijk.

Raadsbesluiten.

Op 26 november 2019 heeft de gemeenteraad ingestemd met het voorstel van de werkgroep om voor een proefperiode van 6 maanden het nieuwe BOB-model in te voeren.

Vervolgens is vanaf januari 2020 gewerkt met het nieuwe vergadermodel. In februari zijn enkele verbeteringen doorgevoerd zoals:

  • 1.

    maximaal één minuut voor het afleggen van een stemverklaring

  • 2.

    na de reactie van de portefeuillehouder is er nog gelegenheid om verduidelijkende vragen te stellen

  • 3.

    hamerstukken gewijzigd in stemstukken met of zonder stemverklaring;

Door de coronacrisis werd met name de beeldvorming ernstig beperkt, tafelgesprekken waren niet mogelijk.

Eind juni 2020 werd een uitgebreide enquête gehouden onder de raadsleden en de uitkomst was divers. Duidelijk was dat de meningen verdeeld waren, er waren veel enthousiaste voorstanders als ook echte tegenstanders. Naar het gevoel van de werkgroep bleek er ook nog steeds veel onduidelijkheid over de werkwijze en het daar bij passende gedrag. Niettemin werden met de aangeleverde aandachts- en kritiekpunten de vergaderregels verder verfijnd. Zo zijn de volgende wijzigingen doorgevoerd:

  • 1.

    de raadsvergadering voorafgaande aan de oordeelsvormende vergadering vervalt;

  • 2.

    zo mogelijk meerdere agendapunten in één tijdsblok van de beeldvormende en oordeelsvormende fase plannen;

  • 3.

    de vergaderingen van de agendacommissie worden één week eerder gepland; de extra week is verdeeld tussen raad en college zodat de raad meer tijd heeft ter voorbereiding en het college meer tijd heeft voor de beantwoording van de gestelde vragen

De proefperiode werd door de beperkingen van de coronacrisis als te kort ervaren om een afgewogen oordeel te kunnen vellen en daarom besloten de fractievoorzitters - op voorstel van de werkgroep - de proefperiode te verlengen tot eind 2020.

Een ander punt waar nog wel wat ongemak gevoeld werd speelde bij voorstellen van groot politiek belang maar waar geen enkele fractie een amendement of motie wil indienen. Fracties willen dan nog wel een uitgebreide verantwoording afleggen over hun standpunt en willen reflecteren op het proces. De stemverklaring van slechts één minuut wordt dan als te beperkt beschouwd. Afgesproken is dat – op voorstel van de agendacommmissie - de raad bij uitzondering kan besluiten een “uitgebreide stemverklaring” van drie minuten af te leggen. Dit moet dan wel een uitzondering zijn, voor echt majeure onderwerpen waar forse belangen van vele betrokkenen mee gemoeid zijn. Zie artikel 37 van dit Reglement.

In zijn vergadering van 22 december 2020 heeft de raad unaniem besloten om met ingang van

1 januari 2021 het nieuwe vergadersysteem, gebaseerd op het BOB-model, onder bepaalde voorwaarden in te voeren overeenkomstig de eindrapportage van de werkgroep Werkwijze.

Artikel 16. Algemene bepalingen beeldvorming en oordeelsvorming

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 17. Samenstelling beeldvorming en oordeelsvorming

Hierin is geregeld dat iedere fractie is vertegenwoordigd door één raadslid of fractievolger, tenzij de raad anders beslist. Het college is in principe in beeldvormende bijeenkomst niet vertegenwoordigd tenzij de agendacommissie anders beslist. Wel is het college in de oordeelsvormende vergadering aanwezig.

Artikel 18 Beeldvorming en 19 Beeldvormende behandeling

Beeldvorming vindt zin beginsel schriftelijk plaats en bij bijzondere onderwerpen en voor de meer subjectieve kanten kunnen andere werkvormen voor beeldvorming worden ingezet.

Artikel 21. Tafelgesprek

Om laagdrempel spreken met de gemeenteraad mogelijk te maken, kunnen tafelgesprekken worden georganiseerd. In een tafelgesprek kan een inwoner of organisatie spreken met een aantal raadsleden/fractievolgers. Dit stelt de raad in staat om beelden uit de samenleving op te halen. Raadsleden en inwoners/organisaties spreken elkaar in drie rondes. De raadsleden/-volgers mogen minimaal één ronde aan één tafel plaatsnemen. Zij rouleren na ieder blok van tien minuten door naar een volgende tafel.

De woordvoerders van de fracties worden door de voorzitter verdeeld over drie ronden om de gesprekken klein te houden. Dus maximaal één woordvoerder per fractie aan tafel; maximaal drie woordvoerders aan één tafel. Voor een rustig verloop van de gesprekken wordt er wel vanuit gegaan dat andere leden van de fracties c.q. publiek gepaste afstand nemen van de gesprekstafels.

Artikel 22. Inspraakronde

Indieners van zienswijze worden in de gelegenheid gesteld om hun zienswijze over een specifiek onderwerp, toe te lichten. Het gaat dan over onderwerpen waarover de gemeenteraad een besluit moet nemen. (vooral R.O aangelegenheden) Insprekers krijgen maximaal vijf minuten spreektijd. Vervolgens is er gelegenheid aan insprekers vragen te stellen. Het college is hierbij niet aanwezig. Het gaat immers uitsluitend om een toelichting op de zienswijze en niet over de inhoud van het voorstel.

Artikel 23. Technische briefing

Voor een bijzondere en complexe onderwerp kan bij hoge uitzondering een technische briefing worden georganiseerd. Het doel van een technische briefing is het ophalen van technische informatie of politieke aspecten bij bijzondere en complexe onderwerpen. Er kunnen dan mondelinge vragen worden gesteld aan ambtenaren of aan de portefeuillehouder. Fracties kunnen de agendacommissie verzoeken om een technische briefing te organiseren. Ambtenaren en portefeuillehouders kunnen eveneens aan de agendacommissie voorstellen dat zij een technische briefing willen geven over een specifiek onderwerp. Dit n.a.v. de aangenomen motie 11c in de raadsvergadering van 22 december 2020.

Wanneer de agendacommissie besluit tot een technische briefing, dan dienen de gestelde vragen vooraf schriftelijk aan de griffie kenbaar te worden gemaakt zodat de desbetreffende ambtena(a)r(en) en portefeuillehouder(s) zich kan/ kunnen voorbereiden. Dit om de efficiëntie te bevorderen.

Artikel 24. Informatieve beeldvormende bijeenkomst

Het kan waardevol zijn dat de gemeenteraad vroegtijdig wordt geïnformeerd over en betrokken wordt bij een bepaald onderwerp. Dan kan door de agendacommissie – ook op verzoek van het college - een informatieve beeldvormende bijeenkomst worden georganiseerd. Door of namens het college of een externe kan een presentatie worden verzorgd. Raadsleden en fractievolgers halen tijdens deze informatieve bijeenkomst aanvullende informatie op door een toelichting en door het stellen van vragen.

Artikel 25. Oordeelsvormende vergaderingen

Zoals als gememoreerd vindt de oordeelsvorming plaats buiten de formele raadsvergadering in een oordeelsvormende vergadering. Het voorlopig oordeel en de discussiepunten worden naar voren gebracht en eventuele amendementen en moties worden aangekondigd.

Er kan door derden niet meer worden ingesproken.

Tijdens de cursus in maart 2021 van het Perikles Instituut is aangegeven dat een goed besluit een goed debat nodig heeft en dat goede debat drie belangrijke kenmerken heeft nl.:

  • 1.

    er wordt goed gearticuleerd waar het werkelijke meningsverschil zit;

  • 2.

    de argumenten en reacties die de raadsleden inbrengen, zijn opiniërend;

  • 3.

    aan het eind van het debat is gevraagde beslissing gelegitimeerd met afgewogen argumenten.

Tot slot trekken de woordvoerders o.l.v. de voorzitter een conclusie:

- wel of niet rijp voor besluitvorming in de raadsvergadering;

- het onderwerp is een stemstuk met of zonder stemverklaring tijdens de besluitvormende

vergadering;

- het onderwerp is een bespreekstuk omdat een motie of amendement wordt aangekondigd.

Paragraaf 5 Raadsvergaderingen en besluitvorming

Artikel 28. Oproep en agenda

In artikel 19, eerste lid, van de wet is bepaald dat de burgemeester de leden van de raad schriftelijk uitnodigt voor de vergadering.

De agendacommissie bepaalt hoe de voorlopige agenda er uit ziet. Het eerste lid stelt verplicht dat de raadsvoorzitter een vastgesteld aantal dagen vóór een vergadering de leden een schriftelijke oproep, waarin de vergadering wordt aangekondigd, en de voorlopige agenda met de daarbij behorende stukken stuurt. Uiteraard is het mogelijk de oproep en stukken per elektronische weg te versturen. De oproep vermeldt de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering.

In het eerste lid gaat het om een voorlopige agenda. In de dagelijkse praktijk van de gemeente zal het niet altijd mogelijk zijn om ruim voor de vergadering een agenda op te stellen, die ook zicht heeft op de actualiteiten. In een dergelijke situatie kan de raadsvoorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep zo nodig een aanvullende agenda en stukken rondsturen (tweede lid).

Als omtrent stukken op grond van artikel 25, eerste of tweede lid, van de wet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste en tweede lid onder berusting van de griffier en verleent deze de raadsleden op verzoek inzage (derde lid juncto artikel 29, tweede lid). Van geheimhouding wordt melding gemaakt op de stukken.

Het vijfde lid heeft tot doel om de raad een actievere rol te geven in de opstelling van de raadsagenda. Enerzijds kunnen individuele raadsleden via hun fractievoorzitter in het presidium onderwerpen voor de agenda voordragen. Anderzijds kunnen zij echter ook bij aanvang van de raadsvergadering een voorstel doen om onderwerpen aan de agenda toe te voegen of van de agenda af te voeren. Daarmee kan het individuele raadslid in ieder geval op twee momenten invloed uitoefenen op de vaststelling van de agenda.

Indien er een voorstel wordt gedaan om de agenda aan te passen, bijvoorbeeld het doorschuiven van een agendapunt naar de volgende raadsvergadering, en de stemmen staken, is artikel 32, vierde lid, van de wet logischerwijs niet van toepassing en geldt artikel 32, vijfde lid, van de wet.

Artikel 29. Ter inzage leggen van stukken

Geïnteresseerden moeten de mogelijkheid hebben om stukken in te zien. Daarom worden alle stukken gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep ter inzage aangeboden (eerste lid).

Naast de fysieke terinzagelegging op het stadhuis, zullen de stukken doorgaans op elektronische wijze worden aangeboden. Dit gaat door plaatsing op de gemeentesite.

Een stuk is een ‘document’ in de zin van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob). Een ‘document’ houdt in: een bij een bestuursorgaan berustend stuk of ander materiaal dat gegevens bevat. Onder documenten vallen niet alleen de door de overheidsorganen gecreëerde stukken of ander materiaal. Ook alle van buiten komende stukken en ander voor overheidsorganen bestemd materiaal zoals agenda’s, verslagen, (concept)adviezen, al dan niet in elektronische vorm, verkrijgen de status van ‘document’ in de zin van de Wob.

Onder de ‘stukken’ als bedoeld in het derde lid worden verstaan: geheime stukken, waaronder de zogenaamde ‘achterliggende’ stukken waarvan in raadsvoorstellen melding wordt gemaakt (ambtelijke adviezen, toelichtende nota’s, etc.) en ten aanzien waarvan geheimhouding is opgelegd. Indien het gaat om geheime of vertrouwelijke stukken, waarop voorlopige geheimhouding is opgelegd door het bestuursorgaan dat het document aanbiedt aan de raad, dient dit duidelijk op het stuk te zijn aangegeven. Ook kan worden overwogen hiervan geen kopieën te laten maken, omdat het gevaar bestaat dat vaak gekopieerde stukken toch in de openbaarheid komen.

De griffier vervult de secretariaatsfunctie ten dienste van de raad. Daarom worden stukken die betrekking hebben op de agenda en de voorstellen van de raadsvergadering en die geheim moeten blijven bij hem ter inzage gelegd. Op verzoek van de raadsleden kan de griffier inzage aan hen verlenen (tweed lid).

Artikel 30. Openbare kennisgeving

Met dit artikel wordt invulling gegeven aan het voorschrift van artikel 19, tweede lid, van de wet. Voor wat betreft de wijze van publicatie is aangesloten bij artikel 3:42, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). In dit artikel wordt vastgelegd op welke wijze raadsvergaderingen worden aangekondigd. 

Artikel 31. Presentielijst

De verplichting tot het hebben van een presentielijst vloeit voort uit artikel 20 van de wet. In dit artikel wordt de procedure vastgelegd. De handtekeningen op de presentielijst zijn bedoeld om formeel vast te stellen dat het vergaderquorum bereikt is. De lijst kan niet dienen om het stemquorum vast te stellen; daarvoor geldt artikel 29 van de wet.

De griffier geeft de ambtelijke ondersteuning die de raad nodig heeft. Daarom zorgt hij voor het bijhouden van de presentielijst en stelt hij samen met de raadsvoorzitter deze vast en ondertekent deze (tweede lid). Deze ondertekening dient te waarborgen dat de lijst volledig is en het quorum aanwezig was.

Artikel 33. Beraadslaging

In het nieuwe vergadersysteem vindt het integrale discussie over een onderwerp plaats in de oordeelsvormende vergadering en niet meer in de besluitnemende (raads) vergadering. Daarom vindt in de raadsvergadering alleen beraadslaging plaats over de (nog) openstaande discussiepunten, waarvoor dus amendementen en moties zijn ingediend.

De volgorde van spreken is dan als volgt:

  • 1.

    (eerste) Indiener van het amendement of motie;

  • 2.

    reactie van het college;

  • 3.

    reactie/debat andere partijen;

  • 4.

    stemming over eerst het amendement, dan het (geamendeerde) voorstel en vervolgens over de motie.

Alleen de (eerste) indiener krijgt drie minuten de gelegenheid om bij het katheder het amendement of motie toe te lichten. De overige fracties reageren – nadat het college heeft gereageerd – vanaf hun zetel.

Artikel 34. Deelname aan de beraadslaging door anderen

Deze bepaling is noodzakelijk in verband met de in artikel 22 van de wet geregelde immuniteit. Het is uiteraard ook mogelijk dat de raad bepaalt dat een bepaalde functionaris in bepaalde gevallen altijd aan de beraadslaging mag deelnemen.

De raad kan op grond van artikel 2, vierde lid, bepalen dat de griffier deelneemt aan de beraadslagingen. De burgemeester en de wethouder(s) hebben het recht (het woord te voeren en) deel te nemen aan de beraadslagingen op grond van artikel 21, eerste en tweede lid, van de wet.

Artikel 35. Voorstellen van orde

De raadsvoorzitter legt aan de raad ter beslissing voor of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door de raad. Bij staken van stemmen is het voorstel niet aangenomen (omdat het ordevoorstel betrekking heeft op de lopende vergadering is artikel 32, vierde lid, van de wet hierop logischerwijs niet van toepassing). Een voorstel van orde betreft bijvoorbeeld het schorsen van de vergadering voor een pauze. Indien het gaat om een niet geagendeerd voorstel, dient de procedure van een initiatiefvoorstel gevolgd te worden (artikel 30 van de wet).

Artikel 37. Stemverklaring

Stemverklaringen zullen kort moeten zijn (één minuut tenzij de raad beslist) en mogen niet het karakter krijgen van een extra termijn, als laatste reactie op de vorige spreker. De stemverklaringen worden gegeven vóór dat de stemming begint.

Artikel 38. Beslissing

De raadsvoorzitter kan de beraadslaging sluiten als hij vaststelt dat een amendement, motie of onderwerp voldoende is toegelicht, tenzij de raad anders beslist (eerste lid). De raadsvoorzitter formuleert daarna de te nemen eindbeslissing (tweede lid). Indien geen stemming wordt gevraagd, is het voorstel aangenomen op grond van artikel 32, derde lid, van de wet.

Artikel 39. Stemming; procedure hoofdelijke stemming

Indien een raadslid te kennen geeft een hoofdelijke stemming te wensen, moet de stemming plaatsvinden (eerste lid). De raad heeft niet de bevoegdheid om van deze bepaling van artikel 32 van de wet af te wijken. Vraagt niemand stemming, dan wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen (tweede lid). Wellicht ten overvloede wordt hierbij nog gewezen op artikel 209, tweede lid, van de wet, dat tot hoofdelijke stemming verplicht bij het aangaan van een verplichting voordat de begroting is goedgekeurd.

De regeling in het eerste deel van het tweede lid kan toepassing krijgen, indien de uitkomst van de stemming tevoren duidelijk is en slechts enkele raadsleden zouden tegenstemmen. Een raadslid kan zich alleen onthouden van deelname aan stemming op grond van artikel 28 van de wet. In alle andere gevallen is een raadslid verplicht stelling in te nemen en te stemmen. Stemmingen zijn in principe ook openbaar. Een volksvertegenwoordiger dient duidelijk te zijn in zijn of haar rol. Door de openbaarheid is het voor de achterban (kiezers) duidelijk hoe ze vertegenwoordigd worden.

In de Winsumuitspraak (ABRvS, 7 augustus 2002, uitspraak 200200897/1) is het hoger beroep op artikel 28 van de wet afgewezen, maar heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) wel geconcludeerd dat het genomen besluit in strijd is met artikel 2:4 van de Awb omdat de schijn van belangenverstrengeling onvoldoende was vermeden. Naar aanleiding van deze uitspraak zijn er vragen gerezen over de mogelijke gevolgen voor stemprocedures en de verantwoordelijkheden in gemeenteraden.

In deze uitspraak geeft de Afdeling het rechtsbeginsel neergelegd in artikel 2:4 van de Awb voorrang boven hetgeen in artikel 28 van de wet is bepaald. Over de mogelijke gevolgen van de uitspraak adviseerde de toenmalige minister van BZK het volgende:

"de beslissing over stemonthouding dient voorbehouden te blijven aan het individuele raadslid; bij stemming heeft de raad geen optie dan te waarschuwen dat het te nemen besluit wel eens aanvechtbaar zou kunnen zijn in een bezwaarschriftprocedure of bij de bestuursrechter of in het kader van een spontane vernietiging door de Kroon (artikel 268 van de Gemeentewet); de raad kan in dergelijke gevallen een belangrijke rol spelen door in algemene zin te bespreken, individuele raadsleden door hun handelen de schijn van belangenverstrengeling kunnen wekken en hoe dat voorkomen kan worden (en dit bijvoorbeeld opnemen in de gedragscode); uiteraard is de gedragscode in juridische zin niet bindend, dit is tevens niet wenselijk."

Er is echter inmiddels vervolg jurisprudentie beschikbaar:

- In ABRvS 30 juni 2010, LJN BM9710LJN BM9710, AB 2010/310AB 2010/310 oordeelde de Afdeling dat in het midden kon blijven of twee raadsleden een persoonlijk belang hadden bij de vaststelling van een bestemmingsplan, omdat het bestemmingsplan met de grootst mogelijke meerderheid door de raad was vastgesteld. Zelfs indien zou worden vastgesteld dat de twee raadsleden een persoonlijk belang hadden bij de planvaststelling, hebben zij geen beslissende stem in de uitkomst gehad;

- In ABRvS 22 juni 2011, LJN BQ8863LJN BQ8863, AB 2011/261AB 2011/261 overwoog de Afdeling dat een raadslid dat woonde en werkte op een bedrijventerrein een persoonlijk belang had bij de vaststelling van een bestemmingsplan voor dat bedrijventerrein. De Afdeling oordeelde dat in strijd was gehandeld met art. 2:4artikel 2:4 van de Awb omdat naar derden de schijn is gewekt dat het persoonlijke belang van invloed is geweest op de besluitvorming. Daarbij speelde een rol dat het raadslid tijdens de vergadering van de raad veelvuldig het woord heeft gevoerd en namens zijn fractie een aantal amendementen heeft ingediend en voorgelezen die in feite tot gevolg hebben dat een gunstiger woon- en leefklimaat ontstaat ter hoogte van gronden van het betreffende raadslid. De Afdeling achtte niet van belang of het raadslid daadwerkelijk het oogmerk had te bewerkstelligen een plan ten gunste van zijn leefklimaat vast te stellen. Ook indien van de goede trouw van het raadslid kan worden uitgegaan, kan de schijn van belangenverstrengeling zijn gewekt. Ook het gegeven dat het raadslid niet bij alle amendementen een doorslaggevende stem heeft gehad leidt niet een ander oordeel, omdat gelet op het feit dat het raadslid veelvuldig het woord heeft gevoerd niet kan worden gesteld dat niet de schijn is gewekt dat hij invloed heeft gehad op de besluitvorming;

- In ABRvS 6 februari 2013, LJN BZ0796LJN BZ0796 preciseert de Afdeling haar hiervoor vermelde uitspraak van 22 juni 2011. In de zaak die tot de uitspraak van 6 februari 2013 heeft geleid ging het om een besluit van een gemeenteraad om een bestemmingsplan niet vast te stellen. Dat besluit was genomen met de kleinst mogelijke meerderheid, waarbij een raadslid die mogelijk belanghebbende in de zin van art. 1:2artikel 1:2 van de Awb was, tegen de vaststelling van het plan had gestemd. De Afdeling overwoog dat, in aanmerking genomen dat het hier gaat om besluitvorming door de gemeenteraad die een belangenafweging vergt waarbij politieke inzichten een belangrijke rol spelen, het in de rede ligt voor de invulling van het begrip ‘persoonlijk belang’ in art. 2:4 lid 2artikel 2:4, tweede lid, van de Awb aansluiting te zoeken bij art. 28 lid 1artikel 28, eerste lid, onder a, van de wet. Deze bepaling dient strikt te worden uitgelegd, nu daarbij het fundamentele recht van een raadslid om deel te nemen aan een stemming wordt ingeperkt. Uit artikel 2:4 van de Awb volgt dus — en de Afdeling preciseert hiermee haar (hiervoor vermelde) uitspraak van 22 juni 2011 — in het algemeen niet dat een persoon die deel uitmaakt van een democratisch gekozen bestuursorgaan zoals de gemeenteraad en die bij een besluit belanghebbende is als bedoeld in art. 1:2 lid 1artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, zich zou moeten onthouden van deelname aan de besluitvorming. Dit zou afbreuk doen aan de taak en de fundamentele rechten van een gekozen volksvertegenwoordiger en daarmee aan het democratisch proces.

De Afdeling heeft in haar uitspraak van 6 februari 2013 in aanvulling op het voorgaande overwogen dat er zich evenwel bijkomende omstandigheden kunnen voordoen die maken dat de behartiging van het persoonlijk belang van een raadslid zodanig aan de orde is bij het onderwerp van de besluitvorming dat hij daaraan niet behoort deel te nemen. Weliswaar kan de gemeenteraad niet verhinderen dat een lid deelneemt aan de besluitvorming en aan stemmingen, maar deelname van een lid kan er bij aanwezigheid van zo’n persoonlijk belang wel toe leiden dat de bestuursrechter tot het oordeel moet komen dat het desbetreffende besluit is genomen in strijd met art. 2:4artikel 2:4 van de Awb. De conclusie dat het betrokken bestuursorgaan in strijd met deze bepaling een besluit heeft genomen, kan echter pas worden getrokken wanneer aannemelijk is dat het betrokken raadslid de besluitvorming daadwerkelijk heeft beïnvloed.

Bij staking van stemmen is het bepaalde in artikel 32 van de wet van toepassing. Indien de vergadering voltallig is, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Is de vergadering niet voltallig, dan wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Als ook dan de stemmen staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

In het vierde lid wordt ingegaan op de procedure van hoofdelijke stemming.

Artikel 40. Volgorde stemming over amendementen en moties

Voor alle duidelijkheid wordt hier een verschil in procedure aangegeven tussen een motie en een amendement. Een amendement strekt tot wijziging van een voorstel en komt daarom in stemming voorafgaand aan de stemming over dat voorstel. Een motie strekt niet tot wijziging van een voorgesteld besluit; over een motie wordt een apart besluit genomen, nadat de besluitvorming over het aanhangige voorstel is afgerond. Bij een motie over een afzonderlijk onderwerp geldt dit uiteraard niet en is het vierde lid niet van toepassing. Bovendien kan de raad besluiten af te wijken van deze stemvolgorde.

Artikel 41. Stemming over personen

Artikel 31, eerste lid, van de wet geeft aan dat de stemming over personen geheim dient te zijn. Sinds 1 februari 2016 is artikel 31 ook van toepassing op de stemming over de benoeming van een wethouder (artikel 35, eerste lid, van de Gemeentewet). Datzelfde geldt voor de stemming over het ontslag van een wethouder in het geval een motie van wantrouwen niet tot onmiddellijk aftreden leidt (artikel 49 van de Gemeentewet). Ook dat gebeurt schriftelijk en is daarmee geheim. Een blanco stembriefje wordt niet aangemerkt als een behoorlijk ingevuld stembriefje (Kamerstukken II 1985/86, 19 403, nr. 3, blz. 86). In geval van een schriftelijke stemming wordt dan ook geen rekening gehouden met blanco stembriefjes. Een blanco of verkeerd ingevuld stembriefje telt wel mee bij de bepaling van het quorum. De raad oordeelt of een stembriefje behoorlijk is ingevuld. Wat onder een (niet) behoorlijk ingevuld stembriefje moet worden verstaan, is in de wet niet geregeld.

Bij de benoeming van wethouders is er sprake van een vrije stemming. Dat is dus anders dan bij een voordracht, waarbij de keus beperkt is tot twee of meer kandidaten.

Bij een vrije stemming is artikel 28, eerste lid, onder a, en derde lid, van de wet niet van toepassing. Daarin is bepaald dat een raadslid zich van stemming onthoudt wanneer hij “behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt". Zoals vermeld is dat bij de benoeming van wethouders niet aan de orde. Een raadslid kan op het stembriefje de naam van elke kandidaat die zijn voorkeur heeft invullen: die van de voorgestelde perso(o)n(en), of die van een ander. Dat geldt dus ook voor raadsleden die zelf genomineerd zijn; die kunnen op zichzelf stemmen als ze dat willen.

De wetgever heeft nooit de bedoeling gehad de politieke verhoudingen in de raad te beïnvloeden door middel van een verbod op het meestemmen van de kandidaat-wethouder. Los van de formeel-juridische context pleiten de volgende argumenten nog voor bovenstaande zienswijze:

- Een democratisch gekozen vertegenwoordiger mag niet te snel het recht op stemming worden ontnomen. Stel: partij X beveelt meneer Janse en mevrouw Pieterse aan als wethouders. Als deze personen in de raad zitting hebben en niet mee mogen stemmen houdt dit in, dat de partij ineens twee stemmen in de raad minder heeft. Dat is onaanvaardbaar in het licht van de politieke verhoudingen;

- Een aanbeveling is geen voordracht. Het spraakgebruik heeft het vaak over voordracht, maar een persoon nomineren als wethouder staat niet gelijk aan een voordracht;

- Het is denkbaar dat een kandidaat-wethouder die voor benoeming wordt aanbevolen, uit moreel-politieke overwegingen en om iedere schijn van belangenverstrengeling te vermijden op eigen initiatief afziet van het meestemmen over de benoeming. Alhoewel het uitgangspunt is dat zeer terughoudend moet worden omgegaan met het inperken van het stemrecht van gekozen volksvertegenwoordigers, laat de wet de betrokkenen de ruimte daarin een eigen afweging te maken.

Artikel 42. Video-verslag en besluitenlijst

Dit artikel regelt de taak van de griffier ten aanzien van de besluitenlijst en de wijze waarop de besluitenlijst wordt vastgesteld. Het maken van een verslag is niet verplicht. In de wet wordt alleen gesproken over de verplichting een besluitenlijst openbaar te maken (artikel 23, vijfde lid, van de wet en het vijfde lid). Vandaar dat van de raadsvergaderingen een video-verslag en een besluitenlijst wordt gemaakt.

De concept-besluitenlijst wordt tegelijkertijd met de schriftelijke oproep verstuurd aan de leden en overige personen die het woord gevoerd hebben (derde lid).

De griffier verleent de ambtelijke bijstand aan de raad. Daarom is de griffier aangewezen om de besluitenlijst op te stellen en deze, tezamen met de raadsvoorzitter, te ondertekenen (zesde lid).

Artikel 43. Ingekomen stukken

Over aan de raad gerichte inkomende stukken worden alleen voorstellen gedaan en besluiten genomen van procedurele aard, bijvoorbeeld kennisnemen, in behandeling nemen, doorsturen naar de agendacommissie of het college, etc. Inhoudelijke discussie over de stukken kan de raadsvoorzitter buiten de orde verklaren. Wanneer een ingekomen stuk leidt tot inhoudelijke discussie en besluitvorming, dient dit op de gebruikelijke wijze te worden voorbereid. De schriftelijke raadsmededelingen van het college aan de raad komen in principe ook bij de raad binnen. De mededelingen zijn dan ook een ingekomen stuk. De raad stelt op voorstel van de agendacommissie, of in geval van onverwijlde spoed de griffier, de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast (tweede lid).

Artikel 44. Toepassing reglement op besloten vergaderingen 

Dit artikel bepaalt dat de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing zijn op een raadsvergadering achter gesloten deuren. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan de bepalingen omtrent het tijdig verzenden van stukken, het recht van amendement, het recht van motie en het maken van het verslag.

De bepalingen van dit reglement zijn echter niet van toepassing, voor zover het toepassen van die bepalingen strijdig is met het besloten karakter van de vergadering. Zo zullen er bijvoorbeeld geen beeld- en geluidsregistraties voor openbaar gebruik gemaakt kunnen worden. Ten aanzien van de stukken die betrekking hebben op een besloten vergadering en het behandelde zal de raad moeten besluiten of geheimhouding als bedoeld in de artikelen 25, 55 en 86 van de wet wordt opgelegd dan wel bekrachtigd of opgeheven.

In artikel 23 van de wet zijn procedurevoorschriften opgenomen voor 'het sluiten van de deuren', de wijze waarop een vergadering een besloten vergadering wordt.

Artikel 45. Besluitenlijst en audio-verslag besloten vergadering

In dit artikel wordt uitwerking gegeven aan artikel 23, derde lid, van de wet. In overeenstemming met de bepaling over de besluitenlijst van de raadsvergadering is de griffier ook verantwoordelijk voor de audio-opname en de besluitenlijst van een besloten vergadering. De besluitenlijst ligt ter inzage bij de griffier en het audio-verslag kan bij de griffier worden beluisterd.

Artikel 46. Opheffing geheimhouding

In de in dit artikel aangehaalde artikelen wordt aan de raad de mogelijkheid geboden de geheimhouding van stukken op te heffen; stukken die niet per se aan hem behoeven te zijn overgelegd. In het onderhavige artikel is nu ter zake een overlegverplichting opgenomen waardoor recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.

Op grond van artikel 25, derde en vierde lid, van de wet, kan geheimhouding worden opgelegd door het college, de burgemeester en een commissie, ieder ten aanzien van stukken die zij aan de raad of aan leden van de raad overleggen. De opgelegde geheimhouding met betrekking tot aan de raad overgelegde stukken vervalt, indien de raad de oplegging niet in zijn eerstvolgende vergadering die volgens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht, wordt bekrachtigd.

Als de raad niet van plan is de opgelegde geheimhouding te bekrachtigen, kan het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd in een besloten vergadering met de raad overleg voeren. Deze besloten vergadering kan dan gaan om de vraag waarom de raad de geheimhouding wil opheffen door deze niet te bekrachtigen.

Als de raad een opgelegde geheimhouding opheft of niet bekrachtigt, wil dat niet zeggen dat de desbetreffende stukken dan “automatisch” openbaar zijn. De Wet openbaarheid van bestuur (Wob) is nog steeds op deze stukken van toepassing. Wanneer om openbaarmaking wordt verzocht moet dat verzoek dus aan de uitzonderingsgronden in de Wob worden getoetst om tot een besluit te komen over het al dan niet openbaar maken van de betreffende documenten. Dan kan uiteraard blijken dat er inmiddels geen grond meer is om openbaarmaking te weigeren.

Artikel 47. Toehoorders en pers

De in dit artikel aangegeven bepalingen worden wat betreft het handhaven van de orde aangevuld door artikel 26 van de wet. De raadsvoorzitter heeft de bevoegdheid om toehoorders die de orde verstoren te doen vertrekken en bij volharding in hun gedrag de toegang te ontzeggen.

Artikel 48. Geluid- en beeldregistraties

Aangezien de vergaderingen van de raad in principe openbaar zijn, kunnen radio- en tv-stations geluid- en beeldregistraties maken. Dit is uiteraard niet het geval als het een besloten vergadering betreft. Wel dient rekening gehouden te worden met de privacy van insprekers of publiek. Raadsleden daarentegen hebben een publieke functie.

Artikel 49. Amendementen en subamendementen

Elk lid van de raad kan wijzigingen op het voorstel van het college of op initiatiefvoorstellen indienen ter behandeling in de raad, de zogenaamde amendementen. Wanneer een amendement is ingediend, kan dit voor een ander raadslid aanleiding zijn, op dit amendement nog weer een wijziging voor te stellen, het subamendement. Een (sub)amendement kan ingediend worden op een voorgesteld besluit, dat aanhangig is.

Het recht van amendement is neergelegd in artikel 147b van de wet. Dit artikel verplicht de raad nadere regels te stellen. Deze nadere regels staan in artikel 27. Op basis van artikel 147b, tweede lid, juncto artikel 147a, tweede lid, van de wet is de raad verplicht een amendement te behandelen, overeenkomstig de door de raad vastgestelde regels. Uit de bewoordingen van artikel 147b, tweede lid, van de wet blijkt dat het recht om amendementen in te dienen aan elk individueel raadslid toekomt; drempelsteun is derhalve niet vereist (MvT, Kamerstukken II 2000/01, 27751, 3, p. 109).

Artikel 50. Moties

In artikel 1 is de definitie van het begrip ‘motie’ gegeven. Een ‘motie’ is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politieke of procedurele aard), het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen of om het doen van een verzoek. Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Daarom is het college formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door het college leiden tot een vertrouwensbreuk tussen raad en college en hieruit kan het college dan zijn consequentie trekken.

Voor wat betreft de besluitvormingsprocedure omtrent een motie wordt opgemerkt dat over een motie een apart besluit wordt genomen. Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp geldt dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp waarop de motie betrekking heeft (tweede lid).

Een besluit over een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt aan het einde van de vergadering plaats (derde lid). Dergelijke moties benaderen de in artikel 52 geregelde initiatiefvoorstellen. Dualisering veronderstelt versterking van de vertegenwoordigende en controlerende functie van de raadsleden. Hiervoor dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties te beschikken over adequate instrumenten. Dat wil zeggen dat het voor een effectief gebruik van deze instrumenten wenselijk is dat ook het individuele raadslid zonder belemmeringen toegang tot het gebruik daarvan heeft. De mogelijkheid om zonder drempelsteun een motie in te dienen staat dan ook ten dienste van een effectieve uitoefening van de inkadering en controle door de raad.

In de wet wordt één specifieke motie uitgewerkt, namelijk in artikel 49. Dit betreft de “motie van wantrouwen” waarbij de raad uitspreekt het vertrouwen in een wethouder te hebben verloren. Het is een wethouder niet toegestaan om na een aangenomen motie van wantrouwen aan te blijven. Indien hij zelf niet opstapt, dient de raad actie te ondernemen.

Artikel 51. Initiatiefvoorstel

Het is de taak van het college aan de raad de nodige voorstellen te doen, maar de raadsleden kunnen ook zelf een voorstel voor een verordening of beslissing ter behandeling bij de raad indienen. Hiervoor is het recht van initiatief toegekend.

In artikel 147a, eerste lid, van de wet is dit uitgewerkt. Hier is bepaald dat een lid van de raad een initiatiefvoorstel kan indienen; met deze formulering wordt tot uitdrukking gebracht dat dit recht aan elk individueel raadslid toekomt, drempelsteun is dus niet vereist (MvT, Kamerstukken II 2000/01, 27751, 3, p. 109).

Het tweede en derde lid van artikel 147a van de wet bepalen dat de raad regelt op welke wijze een initiatiefvoorstel voor een verordening of beslissing wordt ingediend en behandeld.

Voor een effectief gebruik van deze instrumenten is het wenselijk dat ook het individuele raadslid zonder belemmeringen toegang tot het gebruik daarvan heeft. Het ontbreken van de eis van drempelsteun bij het recht van initiatief staat ten dienste van een effectieve uitoefening van de inkadering en controle door de raad. Ook kleine fracties en individuele raadsleden worden zo in staat gesteld actief deel te nemen aan de controlerende, vertegenwoordigende en budgettaire functie.

De wet maakt onderscheid tussen initiatiefvoorstellen voor verordeningen en overige initiatiefvoorstellen. Ieder raadslid kan een initiatiefvoorstel voor een verordening indienen. Een dergelijk voorstel moet aanhangig worden gemaakt door het schriftelijk aan de raadsvoorzitter te zenden (eerste lid). De verdere wijze van behandeling moet de raad zelf regelen. De raad moet ook regelen op welke wijze en onder welke voorwaarden overige initiatiefvoorstellen (voorstellen die betrekking hebben op iets anders dan een verordening) in behandeling worden genomen. Ook dit initiatiefrecht komt toe aan individuele raadsleden, hetgeen inhoudt dat geen drempels mogen worden opgeworpen.

In het tweede lid is een termijn gesteld van vier weken om het college in de gelegenheid te stellen zijn wensen en bedenkingen ter kennis van de raad te brengen.

In het vierde lid van artikel 147a van de wet is sinds 1 februari 2016 bepaald dat het college de gelegenheid moet krijgen om wensen en bedenkingen naar voren te brengen. Het college moet immers de besluiten van de raad uitvoeren (artikel 160, eerste lid, onder b, van de wet). Deze zgn. voorhangregeling is uitgewerkt in het tweede lid van dit artikel. Het is in eerste instantie aan de indiener om te beslissen wat hij met die inbreng doet en uiteindelijk beslist de raad over het al dan niet gewijzigde voorstel (MvT, Kamerstukken II 2012/13, 33691, 3, p. 2-3).

Het derde lid houdt in dat de agendacommissie het initiatiefvoorstel zo spoedig mogelijk op de agenda plaatst nadat het college in de gelegenheid is gesteld om zijn wensen en bedenkingen ter kennis van de raad te brengen. Als de oproep voor die vergadering echter al verzonden is, dan plaatst de agendacommissie het niet op de agenda van eerstvolgende, maar daaropvolgende raadsvergadering. Voor zover de in het tweede lid gestelde termijn dan nog niet verlopen is zal er echter niet over het voorstel besloten kunnen worden.

Indien de wensen of bedenkingen van het college daar aanleiding toe geven kan de indiener van het voorstel eventuele wijzigingen doorvoeren. Hij of zij is daartoe echter niet verplicht, omdat de wet alleen aangeeft dat het college de mogelijkheid moet hebben om een visie op het initiatiefvoorstel te hebben. Er is geen verplichting om de wensen of bedenkingen ook daadwerkelijk in het voorstel te verwerken.

Artikel 52. Collegevoorstel

Dit artikel heeft betrekking op het agenderingsrecht van de raad. De raad is de enige die een voorstel voor een verordening of een ander voorstel dat het college heeft voorbereid kan agenderen. Als het college het voorstel heeft voorbereid, betekent dit niet dat het college het door hen voorbereide voorstel kan intrekken indien het college van oordeel is dat verdere behandeling van het voorstel niet wenselijk is (bijvoorbeeld omdat zij een voorstel willen wijzigen). De raad moet hier toestemming voor geven (eerste lid).

Indien de raad van oordeel is dat een voorstel voor een verordening of een ander voorstel niet voldoende is voorbereid, kan de raad het voorstel voor een verordening of een ander voorstel op grond van het tweede lid nogmaals voor advies aan het college zenden. De raad kan het college bijvoorbeeld verzoeken het voorstel voor een verordening of ander voorstel nader te onderbouwen. De raad bepaalt echter wanneer het voorstel voor een verordening of ander voorstel, dat door het college verder voorbereid is, opnieuw wordt behandeld. De raad kan dit in dezelfde raadsvergadering regelen, maar de raad kan dit ook aan de agendacommissie overlaten.

Artikel 53. Interpellatie

Dit artikel stelt nadere regels bij artikel 155, tweede lid, van de wet. Het interpellatierecht ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht en is een zwaarder instrument. Het gaat om het recht van een volksvertegenwoordiger om tijdens een vergadering over een niet geagendeerd onderwerp inlichtingen aan het college of de burgemeester te vragen. Daarvoor is verlof van de raad nodig, omdat de vergaderorde wordt doorbroken. Interpellatie vindt plaats als tenminste éénderde van de aanwezige leden daarmee instemt. Daarmee wordt voorkomen dat een raadsmeerderheid om (partij)politieke redenen belemmeringen opwerpt tegen het interpellatierecht door een raadslid of raadsminderheid.

Artikel 54. Schriftelijke vragen

Het vragenrecht stelt de leden van de raad in staat informatie te vragen over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van het college of de burgemeester behoren. Het karakter van deze vragen is primair van informatieve strekking. Op grond van deze bepaling kan een raadslid schriftelijke vragen stellen aan het college of de burgemeester, al naar gelang wie verantwoordelijk is. Deze dient de vragensteller gemotiveerd in kennis te stellen indien de beantwoording niet binnen de gestelde termijnen kan plaatsvinden. Niet de raadsvoorzitter, maar het college of de burgemeester geeft daarom het schriftelijke antwoord. In de praktijk zal een schriftelijk antwoord van het college vaak door de desbetreffende portefeuillehouder gegeven worden (artikel 168 van de wet).

Artikel 55. Inlichtingen

In dit artikel wordt een procedurele uitwerking gegeven van de inlichtingenplicht die het college en de burgemeester hebben ten opzichte van de raad. De passieve inlichtingenplicht als bedoeld in artikel 169, derde lid, van de wet is de klassieke informatieplicht die het college opdraagt de door de raad gevraagde inlichtingen te verstrekken, tenzij het openbare belang zich daartegen verzet. Dit recht om inlichtingen te vragen komt eveneens toe aan individuele raadsleden. Daarmee wordt voorkomen dat een raadsmeerderheid om (partij)politieke redenen belemmeringen opwerpt tegen het vragen van inlichtingen door een raadslid of raadsminderheid.

De weigeringsgrond ‘strijd met het openbaar belang’ is, zo blijkt uit de bewoordingen van artikel 169 van de wet, wettelijk objectief en algemeen omschreven. Het moet dan gaan om zwaarwegende belangen.

Artikel 56. Vragenuur

Deze bepaling vormt een invulling van artikel 155, eerste lid, van de wet met betrekking tot het vragenrecht. Tot uiterlijk 18.00 uur op de dag van de raadsvergadering kunnen vragn bij de voorzitter worden gemeld, waarbij wel wordt opgemerkt dat de voorkeur is dat de vragen om 9.00 uur op de dag van de raadsvergadering worden ingediend, zodat het college zich goed kan voorbereiden op het te geven antwoord in het vragenuur.