Organisatie | Krimpenerwaard |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel bestuurlijke handhaving drugshandel op straat Krimpenerwaard 2021 |
Citeertitel | Beleidsregel bestuurlijke handhaving drugshandel op straat Krimpenerwaard 2021 |
Vastgesteld door | burgemeester |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-06-2021 | Nieuwe regeling | 02-06-2021 |
Vanuit het oogpunt van de openbare orde en veiligheid, het beschermen van het woon- en leefklimaat en de volksgezondheid, treedt de burgemeester op tegen illegale handel in drugs. Het voorkomen en bestrijden van de ondermijnende en ontwrichtende effecten van drugshandel blijft ook de komende jaren van zeer groot belang. In de Algemene plaatselijke verordening (APV) van de gemeente Krimpenerwaard is het artikel 2:74 drugshandel op straat opgenomen. Hiermee wordt een barrière opgeworpen en wordt het criminele ondernemingsproces verstoord. Bovendien wordt met een bestuursrechtelijke last onder dwangsom een sterk signaal afgegeven naar de overtreder en zijn omgeving.
In deze beleidsregel staat beschreven onder welke omstandigheden en op welke wijze gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid om een bestuurlijke maatregel op te leggen indien artikel 2:74 APV is overtreden.
Op grond van artikel 2 en 3 Opiumwet is het verboden een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst I (harddrugs) en lijst II (softdrugs), dan wel aangewezen krachtens artikel 3a lid 5 Opiumwet, binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen, te telen, te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren, aanwezig te hebben en te vervaardigen. Voor de bestuursrechtelijke handhaving van de verboden genoemd in artikel 2 en artikel 3 Opiumwet, is artikel 2:74 APV vastgesteld. Op basis van artikel 2:74 APV heeft de burgemeester de bevoegdheid een last onder dwangsom op te leggen indien een persoon zich op een openbare plaats ophoudt met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling, af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen. Bij de aanwezigheid van een hoeveelheid drugs die groter is dan een hoeveelheid voor eigen gebruik, is in beginsel aannemelijk dat die drugs bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking, indien het tegendeel niet aannemelijk wordt gemaakt. De enkele ontkenning dat de drugs bestemd waren om te worden verhandeld, is daartoe onvoldoende.
Het is vaste rechtspraak van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State om de zinsnede ‘daartoe aanwezig is’ in artikel 13b lid 1 Opiumwet zo uit te leggen dat de burgemeester al bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen, indien in een pand een handelshoeveelheid drugs aanwezig is. Bij overschrijding van de hoeveelheid die bestemd is voor eigen gebruik wordt aangenomen dat de drugs bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking. De definitie handelshoeveelheid wordt eveneens toegepast in deze beleidslijn van artikel 2:74 APV. Het tegendeel dient aannemelijk te worden gemaakt. Bij de beoordeling of sprake is van een handelsvoorraad drugs gaat de burgemeester uit van de ‘Aanwijzing Opiumwet’ van het Openbaar Ministerie.
In de ‘Aanwijzing Opiumwet’ wordt met betrekking tot harddrugs onder een gebruikershoeveelheid verstaan: een hoeveelheid/dosis die doorgaans wordt aangehouden als gebruikershoeveelheid. Hierbij kan worden gedacht aan bijvoorbeeld één bolletje, één ampul, één wikkel, één pil/tablet. Het gaat in elk geval om een aangetroffen hoeveelheid van maximaal 0,5 gram. Voor wat betreft GHB wordt een consumptie-eenheid aangehouden van 5 ml. Grotere hoeveelheden dan de genoemde hoeveelheden, worden aangemerkt als een handelsvoorraad.
Met betrekking tot hennep wordt in de ‘Aanwijzing Opiumwet’ onder een handelsvoorraad verstaan een hoeveelheid van meer dan 5 gram. Echter, bij hoeveelheden tussen de 5 en 30 gram wordt aangenomen dat die niet gebruikt worden om te verkopen of anderszins te verstrekken. Omdat bij een hoeveelheid onder de 30 gram de zogenoemde overdraagbaarheid gering is, wordt in dat geval niet overgegaan tot sluiting van het pand, maar zal een waarschuwingsbrief door de burgemeester worden verzonden.
Onder softdrugs vallen ook bewerkte en onbewerkte ‘paddo’s’ (paddenstoelen die van nature de stof psilocine, psylocybine, muscimol dan wel iboteenzuur bevatten). Ten aanzien van het bezit van paddo’s dient bij het bepalen van wat een geringe hoeveelheid voor eigen gebruik is, een onderscheid gemaakt te worden in verse paddo’s en gedroogde paddo’s. Onder een gebruikershoeveelheid wordt doorgaans verstaan 0,5 gram gedroogde paddo’s en 5 gram verse dan wel niet gedroogde paddo’s.
Strafrechtelijke en bestuurlijke aanpak
Dit beleid is gebaseerd op een bestuurlijke bevoegdheid van de burgemeester en staat los van een eventuele strafrechtelijke aanpak. Nadat een overtreding van de Opiumwet is geconstateerd, kan zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk worden opgetreden. De verantwoordelijkheden van een burgemeester zijn van een andere aard dan die van een officier van justitie. Aangezien de handel in verdovende middelen strafbaar is, zal in voorkomende gevallen zoveel als mogelijk strafvervolging worden ingesteld.
Strafrechtelijke sancties hebben een punitief karakter, omdat op de overtreding een straf volgt. De bestuurlijke maatregelen die de burgemeester treft, hebben in het kader van de Opiumwet een reparatoir karakter. Een dergelijke maatregel heeft als doel de aangetaste openbare orde en veiligheid te herstellen, dan wel te voorkomen dat deze (verder) wordt verstoord. Met het Openbaar Ministerie en de politie wordt samengewerkt om naast strafrechtelijke vervolging, bestuursrechtelijke handhaving plaats te laten vinden. Het moment van inbeslagname van drugs en het effectueren van de bestuursdwang kan echter enige tijd uit elkaar liggen, nu de eisen van zorgvuldigheid bij het toepassen van een dwangsom in acht genomen moeten worden.
Vanwege het grote gevaar voor de openbare orde en de volksgezondheid dat uitgaat van de illegale handel in drugs, wordt zowel bij het dealen van softdrugs (lijst ll) of harddrugs (lijst l opiumwet) of een combinatie (lijst l & ll Opiumwet) overgegaan tot het opleggen van een last onder dwangsom, indien een persoon zich op een openbare plaats ophoudt met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling, af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Bij herhaling van de overtreding zal de last onder dwangsom worden verbeurd. In beginsel sluit de zwaarte van de sanctie aan op de ernst van de overtreding. Het gaat om de proportionaliteit van de sancties ten opzichte van de overtreding. De maatregelen genoemd in de matrix geven een richtlijn.
Onderscheid in de matrix is gemaakt op basis van de strafbaarstelling binnen de Opiumwet en de algemene bekendheid over de verharding van de criminaliteit die behoort bij harddrugs (lijst l opiumwet) of een combinatie (lijst l & ll Opiumwet).
Op basis van de inherente afwijkingsbevoegdheid, zoals neergelegd in artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht, kan van dit beleid worden afgeweken. Hiertoe kan bijvoorbeeld aanleiding bestaan indien toepassing van het beleid voor een of meerdere belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
Voorafgaand aan een besluit van de burgemeester tot het nemen van een eventuele maatregel, worden de belanghebbenden uitgenodigd voor zienswijzen. Dit kan mondeling of schriftelijk. Dit in het kader van een zorgvuldige belangenafweging in de zin van artikel 4:8 Algemene wet bestuursrecht (Awb). Tijdens de zienswijzeprocedure worden de belanghebbenden in de gelegenheid gesteld om zienswijzen te geven over het voorliggende dossier. De belanghebbenden kunnen zich laten vertegenwoordigen door een gemachtigde. Na de zienswijze procedure worden alle feiten en omstandigheden afgewogen ten opzichte van de wet- en regelgeving en deze beleidsregel. Vervolgens neemt de burgemeester een beslissing. Het besluit wordt bekend gemaakt aan de belanghebbenden en de handhavingspartners. Indien de belanghebbenden zich niet kunnen verenigen met het besluit van de burgemeester, dan kan hiertegen bezwaar worden gemaakt.